JosefientjVs Meimaand rm—- 'M Nieuwe fiets?? 'Burgers d; DAGBRIEVEN EENER MOEDER De luchtroovers van Hoitika ,/5 „Ml ALLE ABONNÉ'S I ufo VRIJDAG 5 MEI 1939 BLOEMPOTJES VAN PAPIER De paardebloemen HOEVEEL? Stoor geen kinderspel de Zilveren f Speculeer niet! Beleg Uw geld veilig. Koop 'n Burgers! xvm. AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL C D zóó dat E C daarna op F C komt te lig gen en wel evenwijdig aan H E. de Meimaand bad Josefientje eiken öaë een rozenhoedje bij het Mariabeeld, dat op den landweg stond, die van Schijn cel naar Heeswijk liep. Het beeld stond on der een schuin afdakje, er was een klein knielbank je onder en aan weerszijden was er Plaats voor een vaasje bloemen. Jose fientje wilde erg graag een fijn glazen vaasje koopen, maar zij had er nog steeds geen centen voor bij elkaar. Daarom had zij maar twee leege jampotjes meegebracht en daar zette zij in de Meimaand telkens bloemen in. Nu eens waren het madelief jes, dan boterbloemen, dan weer anemonen 01 witte margrieten. Josefientje zou haar iozenhoedje geen enkel dagje overslaan, Want zij hield erg veel, van de heilige Maagd. Het gebeurde zelfs een keer, dat zij zoo lang zat te bidden, dat zij te laat in school kwam. »Maar Josefientje, zei de zuster, heb jij le verslapen en dat nog wel in de Mei maand?" Toen begon dat kleine meisje opeens heel bard te huilen, want zij vond het naar, dat de zuster zooiets van haar dacht, terwijl zij M om 6 uur was opgestaan, de kamer had geveegd, haar bedje opgemaakt en een ei geklutst voor haar moeder, die al drie da gen ziek lag. Toen de zuster dat hoorde, reeg zij medelijden met Josefientje. "Je moet maar vroeg naar huis gaan, kmd, zei ze, en als moeder morgen niet eter is, hoef je niet op school te komen, Want jij bent de eenige, die voor haar zor gen kan. Vader heb je al niet meer en je grootmoeder is het vorige jaar ook gestor ven, niet?" "Ja", knikte Josefientje. Zij ging dus den volgenden dag hiet naar school, maar toen haar moeder even was ingeslapen, wipte zij v ug de deur uit, want haar rozenhoedje ij de Heilige Maagd wilde zij toch niet overslaan, vooral niet, nu Moeder nog meer P'jn had en nog erger ziek scheen. Den volgenden morgen kwam de dokter en zei, ^at moeder zoo gauw mogelijk naar het ^iekenhuis gebracht moest worden. Wat uilde de arme Josefientje! Zij bleef dien ag wel drie uur op het kleine knielbankje j he Heilige Maagd zitten en keek maar haar de lange blonde haren van Maria en haar haar blauwe oogen. Zoo was moeder, als zij 's avonds heur haar kamde, voor zij haar bed ging. -O, Maria, laat mijn lieve moedertje toch gauw weer bij mij terugkomen!" bad zij telkens weer. Het liep al tegen het einde van de Mei maand, toen Josefientje op 'n morgen Wakker werd en haar Moeder in de keuken fag staan. Zij zag er blozend uit en heur aar was nog blonder en glanzender dan eerst. ..O, Moeke, u bent precies Onze Lieve rouw van het Weiland! riep zij. Zoo vlug ze kon, liep Josefientje nu naar hze Lieve Vrouw van het Weiland, zooals DEVENTER ROERMOND zij Haar altijd noemde, om het rozenhoedje te bidden uit dankbaarheid, dat Moeder weer uit het ziekenhuis was teruggekomen. Maar wat schrok dat arme kind, toen zij de nis leeg zag. Het Jezuskindje zat er heel alleen en hield het vergulden kroontje van Maria in zijn handjes. Josefientje keek naar alle kanten, of het beeld soms van het voetstuk was gevallen, maar er was ner gens iets te vinden. Het was al gauw in het dorp bekend en er werd over gesproken, om een nieuw beeld te koopen, doch daar wa ren de meeste menschen tegen, want, zei den zij, wij moeten het plaatsje open hou den, in geval Maria soms terug wil komen. En zoo gebeurde het. De menschen dach ten al spoedig niet meer aan de geheim zinnige verdwijning van het Mariabeeld, maar Josefientje bleef er in de Meimaand trouw haar rozenhoedje bidden jaar in, jaar uit. Tot er een dag kwam, waarop Jo- sefien, zoo werd zij nu genoemd, voor al tijd afscheid nam van Onze Lieve Vrouw van het Weiland, want zij zou naar het klooster gaan. Moeder was erg gelukkig met het besluit van haar kind. „Ik heb mijn taak vol bracht, zei ze telkens, 't is niet vergeefs geweest." Toen Josefien vertrokken was, vonden de buren den volgenden dag het kleine huisje, waar zij met haar moeder had gewoond, gesloten. Zij belden en klopten, doch er werd niet open gedaan. Bang, dat de oude vrouw iets overkomen was, gingen zij ten slotte naar binnen. In de keuken hing haar bonte schortje aan een spijker, de pan toffeltjes stonden er onder. De oude hang klok tikte zoo rustighet was precies of moeder even weg was gegaan om een boodschap te doen. Toen het avond werd en de vrouw nog niet terug was gekomen, gin gen de brave menschen zoeken. Met lan- taarntjes liepen zij den landweg af. Daar bij de nis van Onze Lieve Vrouw vonden zij haar grijzen omslagdoek en er vlak bij lag de huissleutel. Nu hieven 'n paar man nen hun lantaarntjes op en daar zagen zij bij het flauwe lichtschijnsel de heilige Maagd op haar voetstuk staan. „Maria is teruggekeerd!" riepen zij en niemand twijfelde er aan of Onze Lieve Vrouw van het Weiland had al die jaren de plaats ingenomen van Josefientje's Moe der, die in het ziekenhuis gestorven was. CEDA. bij de heilige Maagd zitten e optimist is een beter hervormer dan de pessimist. Nu buiten alles weer begint te groenen en ieder al heeft ie ook maar 'n paar vierkante meters tuin zich weer volop tuinman voelt, wil ik jullie nog even een eenvoudig middeltje aan de hand doen om je voorraad bloempotjes aan te vullen. Je weet natuurlijk, dat men jonge plant jes, alvorens ze in den grond over te poten, het best kan laten groeien in bloempotjes. Maar omdat je er dan 'n flink aantal noo- dig hebt, wou ik je vandaag even leeren, dat je heel gemakkelijk je bloempotten uit papier kunt fabriceeren. Het groote voordeel is hiervan bovendien, dat ze later met pot en al in den grond kunnen worden gezet en dus de plantjes of stekjes niet behoeven te worden overge plant, want daardoor hebben ze meestal nogal te lijden. De wortels hebben niet het minste last bij het doorgroeien, want tegen dien tijd is je papieren bloempot in den grond reeds lang weggerot. Hoe maak je nu zoo'n patje? Je neemt een vierkant stuk papier, liefst 'n beetje stevig. Dit vouw je langs de dia gonaal om, zoodat we dan een driehoek van dubbele dikte hebben gekregen. Nu maak je de volgende vouw langs lijn Evenzoo vouw je hoek H op C. Bij J blijft nu een dubbele punt over. Deze beide punten worden achtereenvol gens naar achter en voren gevouwen volgens de lijn F. C. Zoo ontstaat een bekertje.Je kunt hem ook als drinkbeker gebruiken. Nog 'n andere manier, die je ook bij het telen van jonge plantjes kunt gebruiken is het benutten van eierschalen. Vooral voor kleine plantjes gaat het uitstekend en je kunt ze heel fijn in deze dingen „op fokken" tot ze groot genoeg zijn, om in den vollen grond te worden overgepoot. Je neemt dan 'n stelletje eierschalen, die je voor dit doel natuurlijk opgespaard hebt. In 'n plank worden gaten gemaakt, waar de doppen in kunnen worden gezet. In elke schaal wordt nu één zaadje in de aarde ge legd, terwijl je buiten op den dop nog 'n fijne gelegenheid hebt, om den soortnaam op te schrijven. Wil je nu de plantjes in den grond zetten, dan breek je de schalen stuk waardoor de wortels niet worden beschadigd. door Coba Kramer, oud 11 jaar. Daar loopt een lieklein meisje al aan haar moeders hand. Ze stappen met z'n tioeetjes door 't groene weideland. Opeens vraagt zusje aan haar moe: Waar zijn die mooie bloemen, die hier vaak in de loeide staan, waar bijtjes omheen zoemen? 't Is een mooie, gele bloem, het lijken gouden blaadjes. Ze staan ook in mijn prentenboek op hele mooie plaatjes. Je denkt vast aan de paardebloem, zei moeder met een lach, die staan hier en 'k zou denken dat je z'ook wel plukken mag. Ineens liep zusje ioat ze kon, Ze zag de gouden blaadjes, en plukte van de bloemen uit haar boek met mooie plaatjes. Briketten, briketten! schreeuwde een koop man in de straat en iedereen kwam aangeloopen met een emmer of een mand om te koopen. Ook de oude juffrouw Slimniet. „Geef mij 100 briketten," zei ze, „maar je moet ze hier in mijn aanwezigheid tellen, zoo dat ik zien kan, dat je mij niet bedriegt." „Best," zei de koopman en begon de briketten in de mand te gooien, terwijl hij telde: „een, twee, drie, vier, vijf Toen hij zoover was, kwam er een jongetje om den hoek van de deur kijken. „Zoo, juffrouw Slimniet, is dat uw kleinkind," O) D Het vuur greep zoo snel om zich heen, dat er aan uittrappen of dooven niet meer te denken viel en zij liepen maar gauw door, om het vuur voor te blijven. En daar ze «Jen wind in den rug hadden, kwam de rook naar hen toe. „Goed tegen de bijen," meende Piet, die nog altijd zijn wangen wreef. „Hé, alweer een bord!" Zoowaar, en ditmaal stond er op: Verboden te praten. Er boven en er onder waren wonderlijke dieren ge teekend en gekruiste pijlen aan weerskanten. Ze bleven er een tijdje naar kijken, gissende wat dit wel zou beteekenen, doch geknetter achter hen, waarschuwde, dat het vuur hen dreigde in te halen. „Laat toch in hemelsnaam dat kind met rust" viel mijn man eens heel onparlementair uit, toen wij bij kennissen met kinderen op bezoek waren en de moeder „zoo heerlijk lief met haar jongen was." De uitval had bijna ernstige on- eenigheid ten gevolge gehad, maar omdat het „goede" kennissen waren, die mijn man en zijn ervaringen kenden, zakte de strijdlust en werd de zaak „bepraat", waarmee meteen het pleit gewonnen was. Kinderen moeten met rust gelaten worden, luidt een van mijn mans theorieën, welke hij nooit moe wordt te verdedigen. Al hebben wij vooral moeders lijden aan dit euvel behoefte aan een „aanspraakje", kleine broertje, die diep in zijn spel verdiept zit, heeft niet de minste behoefte aan een gesprek en heelemaal niet aan een portie gedemonstreerde liefde. Onhar telijk klinkt dit, niet waar, U weet dat ik het goed bedoel. Broertje Theo speelt; hij bouwt, legt houtjes, teekent, kortom is verdiept in een spel waardoor de rest der wereld voor hem uitgeschakeld is. „Speel je fijn?" informeert mammie enhaalt 't kind met één ruk uit z'n spel. Een andere maal bomt zij omdat hij zoo zoet te spelen zit met een koekje aandragen enis dikwijls boos dat het kind haar vrien delijkheid alles behalve welwillend ontvangt. Een derden keer vindt zij het parmant-bezige kereltje zoo'n schat, dat zij niet nalaten kan hem even te knuffelen en begrijpt al weer niet, spreekt zelfs van ondankbaarheid, wanneer 't kind bewijst op de knuffeling heelemaal niet gesteld te zijn.... op dat oogenblik. Deze onderbrekingen worden door de moeder werkelijk goed en hartelijk gemeend, voor de kinderen echter beteekenen zij een ellende. Met geweld wordt het uit zijn eigen wereldje, waarin het zich juist knus en vreedzaam thuis gevoelde, weggetrokken. Het gevolg is dikwijls dat het kind, dat slechts zelden de macht en kracht bezit om zich opnieuw te concentreeren, dren- serig en vervelend wordt, hetgeen de moeder een dubbele ergernis is, omdat zij het even te voren zoo aardig en rustig, zoo tevreden en ge noeglijk bezig zag. En, van haar standpunt ge zien, geen reden voor de verandering ontdek ken kan. Natuurlijk vergeet de moeder, dat zij zelf de oorzaak is dat 't kind opeens „staat te hangen en te zeuren." Wie wel eens serieuzen geestesarbeid verricht: studeeren, schrijven of iets dergelijks, weet uit ondervinding hoe hoogst onaangenaam het is, onderbroken of gestoord te worden. Laten wij zelf, als vrouwen, maar eens verdiept zijn in het tellen van een ingewikkeld haak- of breipatroon, een bijzonder recept of een borduurwerkje, een spannend boek, het feuilleton! Blijft ons humeur op peil, wanneer wij telkens, om niets, eruit ge haald worden? Mijn man is een schat, dit mag ik gerust zeggen, of liever wie heeft meer dan ik het recht dit te zeggen, maarhij kon op stuiven als een geopende spuitwaterflesch, wan neer hij „om niets" gestoord werd. Dikwijls ver richtte hij thuis zeer inspannenden geestesarbeid waarvan voor ons. veel afhing; hij waarschuwde vooraf, maar verlangde dan ook dat hij niet om elk wissewasje eruit gehaald werd. Kinderspel hinderde hem niet, zelfs muziek niet, maar de kinderen wisten 't alals paps zat te schrij ven, moesten zij, met vragen of iets toonen, zei de koopman. „Een flink ventje. Hoe oud is hij al?" „Zeven jaar," antwoordde de juffrouw. „Zeven jaar, zoo zoo, zeven, acht, negen, tien, elf, twaalf, dertien.En uw jongste dochter, juffrouw, is die al getrouwd!" „Welnee, man, ze is pas zeventien jaar." „O, pas zeventien, ja, dat is nog te jong, zeventien, achttien, negentien, twintig, eenen twintig, tweeëntwintig, drieëntwintig," telde de man voort. „Ja, ja, de tijd gaat anders snel, juffrouw. U bent toch zeker al vijfentwintig jaar getrouwd?" „Al dertig," antwoordde juffrouw Slimniet. „Zoo, al dertig jaar, wat een tijd, dertig, een endertig, tweeëndertig, drieëndertig, vierendertig, vijfendertig, zesendertig, zevenendertig, acht endertig, negenendertig, veertig, eenenveer tig...." „Nu, dan zal u ook wel tegen de vijftig loo- pen, juffrouw Slimniet?" „Tegen de vijftig? Welnee, ik ben al vieren vijftig." „Al vierenvijftig? Dat zou je nog niet zeggen. Vierenvijftig, vijfenvijftig, zesenvijftig, zevenen vijftig, achtenvijftig, negenenvijftig, zestig, een enzestig, tweeënzestig, drieënzestig," telde de koopman verder. „Leeft uwes moe niet meer, juffrouw?" „Nee, die is verleden jaar gestorven." „Zoo, zoo, ze was toch zeker nog niet zoo oud, wel?" „Ze was vijfenzeventig." „Zoo, vijfenzeventig, zoo zoo, vijfenzeventig, zesenzeventig, zevenenzeventig, achtenzeventig, negenenzeventig, tachtig, eenentachtig „Ja, 't is een mooie leeftijd," zei juffrouw Slim niet, „maar ze had nog best de negentig kunnen halen." „Zegt u dat wel, negentig had ze kunnen halen, zeker, negentig, eenennegentig, tweeën negentig, drieënnegentig, vierennegentig, vijf ennegentig, zesennegentig, zevenennegentig, achtennegentig, negenennegentig, honderd. As jeblief, juffrouw Slimniet. Honderd briketten, 75 centen. Goedenmorgen, juffrouw." Toen de oneerlijke koopman allang de straat uit was, ging juffrouw Slimniet de briketten nog eens tellen en weet je, hoeveel ze er had? Tel dat nu zelf eens na. C. P. D. wachten tot de schrijfmachine stil stonü. Een kind verkeert bij zijn spel dikwijls in pre cies dezelfde, meestal echter in voor het kind nog gewichtiger omstandigheden. Wat wij zien als 't eenvoudig stapelen van blokken of stee- nen, of het uitleggen van houtjes of papiertjes kan voor hem een wereld vol fantasie en droo- men zijn waardoor hij volkomen buiten zijn omgeving getreden is. Halen wij hem nu uit dit droomenland hoe goed bedoeld dikwijls ook dan voelt hij zich teleurgesteld, geeft ons mis schien niet bewust, doch zeker onbewust van deze teleurstelling de schuld enkomt dan bij ons om hulp, eigenlijk om weer terugge bracht te worden naar het land van fantasie en droomen, waar hij daar even zoo intens ge noot. Als dit onmogelijk blijkt en slechts in zeer bijzondere gevallen is het mogelijk, mees tentijds ontbreekt ons 't vermogen daartoe vol komen begint het te zeuren! 't Is met het spel als bij den kinderslaap. Is een kind uitgeslapen en ontwaakt het vanzelf, dan zal het dikwijls vroolijk, opgeruimd, gezellig opstaan. Wordt het kind echter uit zijn slaap opgeschrikt, dan ondervinden wij uren later daarvan nog de naweeën. Onderbreken wij uit liefde dikwijls, uit verlangen naar het betoonen onzer gevoelens het kinderspel te dikwijls, dan bereiken wij ten laatste dat het kind zich in niets meer ver diepen kan, omdat de volle vreugde hem daar van telkens ontroofd wordt, zoodat 't verlangen er naar ten laatste geheel in hem wordt gedood. Hetgeen bijzonder in de hand gewerkt wordt door de onmacht van een kind, zich over een teleurstelling heen te zetten en zich opnieuw in het onderbroken spel te verdiepen. Wanneer een kind aan iets zijn aandacht be steedlaat hem dan. Ik heb kleine Ruud eens voor een raampje betrapt, waar hij meer dan een kwartier in roerlooze aandacht verzon ken naar buiten staarde. Doof voor mijn voet stappen, doof voor de stemmen der anderen, terwijl ik wist dat hij niet anders kón zien dan het dak der huizen aan den overkant. Ik was zoo nieuwsgierig naar hetgeen hem bezighield, dat ik de fout beging ook te komen kijken en hem daarmee uit zijn bezigheid haalde. Met een diepen zucht keerde hij tot de werkelijkheid terug, maarik zag niets, hoe ik ook tuurde en zocht. Ik wilde reeds op vogels of iets derge lijks concludeeren, toen hij me opgetogenver telde wat hij gezien had. Door de spiegeling van een ergens openstaand venster werd een zonne straal op den overliggenden muur geworpen, juist op den bovenrand, en door het trillen van het raam danste de zonnevlek heen en weer, verdween dikwijls achter den muurZoo leek 't. Wat het kind uit dit verschijnseltje voor fantasieën gebrouwen heeft, heb ik niet kunnen ontdekken. Opgetogen vertelde hij den anderen wat hij gezien had en een paar uur later deed hij „het nieuwe zusje" nog opgewonden voor hoe de „heete plek" gedanst en gesprongen had. Met een enkel woord, in mijn geval alleen door mijn komst werd het kind uit zijn fantasie los gerukt en werd daardoor van een intense vreug de beroofdeen vreugde welke wij hem, on danks al onze goede bedoelingen, niet bezorgen kunnen. Ik heb 't geprobeerd, 't Raam, waardoor de spiegeling ontstond, ontdekte ik; ook de uren waarop de zonnevlek juist op den muur danste, keer op keer heb ik kind erop attent gemaakt zelfs naar het raampje gebracht, maar zóó ge noten als dien eersten keer, heeft hij nooit weer. Hij herkende 't spelletje, keek even toe, vertelde den anderen juichend van hetgeen hij zag. kort om de werkelijkheid was volkomen gelijk aan die van de vorige maal, alleende fantasie ontbrak. Deze kon ik hem niet terugschenken, deze kon hij zichzelf niet teruggeven. Deze zelfde ervaring kan ieder opdoen, die zijn kinderen nauwkeurig gadeslaat. Den eenen dag kan een kind uren en uren verdiept zijn in een spel, een allereenvoudigste bezigheid, om den dag daarop geen drie minuten zijn aan dacht op hetzelfde te kunnen concentreeren. Hoe dikwijls moeten wij niet de teleurstelling incasseeren, dat een nieuw stukje speelgoed, een pretje, letterlijk 't kind langs de koude kleeren schijnt af te glijden, terwijl wij toch zulke hooge verwachtingen koesterden. Enwanneer wij alle hoop zouden opgegeven hebben, springt plots het spel naar 't toppuntder belangstelling en 1S voor zoolang het duurt de favoriet boven al 't andere. De verstandige moeder zal reeds zelf tot de conclusie gekomen zijn, dat een kind. zoodra het aandachtig speelt, aan zichzelf overgele verd moet worden. Dit geldt echter ook voor de onderbrekingen, die ons liefdevolle hart ons in geeft. Breng een spelend kind geen koekje of lekkertje, stoor het niet om 'm eens lekker te pakken, toon uw medeleven niet met een vraag, een hoofdstreeltje, een bemoedigend woord. Laat hem over aan zich zelf. Willen wij ons verheu gen in de vreugde van het kind waartoe wij alle recht bezitten laat ons dit zwijgend doen. In het eigen belang onzer schatten. EEN MOEDER Put kracht uit APPELSTROOP 4.V. Taminiau Eist Over-Betvwt op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen T~« np</\ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door TP iwjj A hfl een ongeval met TJ* rt p A Bg wfcn ongevallen verzekerd voor een der volgende nitkeeringen I Dl/»" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen JT I DU»" doodehjken afloop A mDU»* een m band. I oog. door A Hruschka ®ij de eerste kennismaking-vond hij haar aogai koel en trotsch, maar zij is noch het ®etl. noch het ander. Zij is integendeel een PPgeruimde vrouw een aangenaam, impulsief *arakter, vol liefde en begrip voor de jeugd, Eendelijk voor haar ondergeschikten, ont- ^atikelijk voor al het goede en schoone. En Toch gebeurt het niet zelden, dat plotseling, ethidden van een gesprek, een onverklaarbare ternberheid haar overvalt en een waas van „°ele vastberadenheid op haar edele trekken frerpt. Zij leeft voor haar kinderen en kan ze toch •^tautenlang zoo geheel en al vergeten, als be- °nden zij niet. Zij lacht en schertst met hen en eensklaps |eest Hempel in haar oogen en op haar ge laat een zoo diepe smart, dat hem met een eP medelijden bevangt. ^Saar leven schijnt doorzichtig als kristal. TeSenover iedereen toont zij zich eenvoudig en openhartig. Het verwondert Hempel, dat zij, nu de stijfheid van de eerste dagen is geweken, zelfs hem, die nog bijna' een vreemde voor haar is, zoo vertrouwelijk haar gedachten en mee ningen blootlegt, zelfs over geldelijke aangele genheden spreekt. En toch voelt hij, dat er in haar leven een punt is, waarover zij met nie mand spreekt, ook niet met hem. Reeds dikwijls is bij hem de gedachte opge komen, dat dit verzwegen punt misschien op de een of andere wijze verband houdt met de schokkende gebeurtenis van den laatsten tijd en dat dit ook de meening van mevrouw Von Turnwald is. Want menigmaal, wanneer zjj aan zijn arm zij heeft daags na zijn aankomst bij een val zoogenaamd een spierverrekking opgeloopen, die nog al hardnekkig schijnt te zijn, zoodat zij voor de kleinste wandeling de hulp van Hempel of van haar zoon noodig heeft wanneer zij dus aan zijn arm een uitstapje in den omtrek van 't kasteel maakt, heeft hij dikwijls den in druk, dat bij gesprekken over den dood van Gottfried Kluge haar gedachten omdwalen in een sombere sfeer van het verleden. Er komen dan halve woorden, onbegrijpelijke toespelingen over haar lippen. Die onwillekeurige uitlatingen betreffen steeds de eerste helft van haar huwe lijk, die zij met haar echtgenoot te Weenen heeft doorgebracht. Hoe gelukkig was zij toen geweesttotdat Dan zwijgt zij plotseling, als had zij reeds te veel gezegd. Eens verstoutte zich Hempel onnoozelweg te vragen; Totdat Totdat wij ons op Sperber-Eck vestigden, antwoordde zij stug. Mijn man, die een hoogen rang bij de keizerlijke garde bekleedde, nam zijn ontslag. Sinds twintig jaar hebben wij het kasteel niet verlaten. In 't geheel niet meer? Zelfs niet voor een kort verblijf teruggekeerd naar Weenen, de schoone, vroolijke stad, waaraan u zoo gehecht waart? Nooit meer. En mijn gehechtheid aan Weenen is in afkeer veranderd. Maar waarom dan wel? Mevrouw Von Turnwald antwoordde niet. Zij hield zich alsof zij Hempel's vraag niet had gehoord en begon levendig over andere dingen datgene, wat mevrouw Von Turnwald wilde ver- Weenen. Maar Hempel's gedachten keerden steeds weer terug tot dat zoo bits afgebroken gesprek. Een stem in zijn binnenste ze» hem, dat juist datgene, wat mevrouw Von Turnwald wilde ver zwijgen, voor hem van groot belang zou zijn, ja, hem misschien den sleutel tot de geheim zinnige en verschrikkelijke gebeurtenissen van den laatsten tijd zou kunnen geven. Intusschen verzuimde hij niets dat hem dichter bij zijn eigenlijk doel kon brengen: den onbekende te vinden, die Gottfried Kluge ver moord en op mevrouw Von Turnwald een moordaanslag gepleegd had. Hij is toch een mensch van vleesch en bloed, die niet door de lucht gekomen en gegaan kan zijn-, dacht Hempel. Vooral in een streek als deze, waar iedere vreemdeling in het oog valt, moet toch iemand hem gezien hebben En dienovereenkomstig regelde hij nu zijn leven op Sperber-Eck. Hij werkte iederen dag eenige uren in de bibliotheek en besteedde zij» vrüen tijd aan gesprekken met de familie Von Turnwald of aan wandelingen in den verren omtrek van het kasteel. Op die wandelingen maakte hij overal kennissen en hoorde de menschen uit, zonder dat zij het zelf wisten. Na- het avondmaal op het kasteel reeds om half acht sleet hij altijd nog een paar uren in de „Blauwe Druif", de eenige herberg van beteekenis te Sichelfeld. Deze herberg was ook ingericht voor de zeldzame logeergasten, die te Sichelfeld den nacht wilden doorbrengen. Voorts zag men er de notabelen van de ge meente, de jagers uit den omtrek, de gendar men, de beambten van het station, den districts rechter, den dokter van het plaatsje en eenige rijke boeren. Hempel bezocht eveneens de andere herber gen van 't dorp, waar de kleine boeren en 't werkvolk hun glas kwamen drinken. Zoo kende hij al spoedig al de menschen, die te Sichelfeld of in den omtrek woonden. Met de voorname families der omliggende landgoederen had hij reeds kennis gemaakt door de Von Turnwalds, die met al hun buren op zeer goeden voet stonden. Hempel werd op Sperber-Eck als een lid der familie behandeld en zijn hoogst sympathieke persoonlijkheid en onberispelijke manieren verwierven hem ieders gunst. Weldra stond hij niet minder hoog aan geschreven dan wijlen Gottfried Kluge. Ongelukkigerwijze had zijn afzien-en-luis- teren nog geen resultaat van beteekenis opge leverd. In de Blauwe Druif' had sinds maanden geen vreemdeling zijn intrek genomen. Even min was er, buiten Hempel-zelf, in den laat sten tijd aan het station van Sichelfeld een vreemdeling uitgestapt! Sichelfeld was geen station voor vreemde reizigers. Uitsluitend menschen van het dorp of uit den omtrek, die er familie wilde bezoe ken of zaken te regelen hadden, maakten ge bruik van de lokaaltreinen. Men zag er ook weinig auto's buiten die van de eigenaars der omliggende landgoederen; want de groote heirbaan, die Weenen met Italië verbindt, loopt niet over Sichelfeld. Dit alles in aanmerking genomen, moest het Silas Hempel sterk opvallen, dat er in de „Blauwe Druif" nog veel werd gesproken over een „zilveren auto," welke in den avond van 29 Maart door Sichelfeld kwam en, tengevolge van een defect, zelfs een half uur in het plaatsje had moeten blijven. De auto moest heelemaal „van zilver" zijn geweest, maar de districtsrechter Dandier ver klaarde: „Gekheid, verbeelding! Waarschijnlijk aluminium of nikkel." Evenmin als de andere personen, die zich toen in de „Blauwe Druif" bevonden, had hij den fameuzen auto gezien, want hij had stilgehouden aan het eind van het dorp. De vele nieuwsgierigen, die ter plaatse waren saamgestroomd, vertelden later, dat het een groote, ongelooflijk prachtige touristenauto was, geheel gemaakt uit een metaal, dat glin sterde als gepolijst zilver. De chauffeur, die zonder vreemde hulp het defect aan den motor herstelde en zeer ge brekkig Duitsch sprak, antwoordde op de vragen van een nieuwsgierige, dat de auto en de persoon, die erin zat, uit Amerika kwamen. De auto was veruit het nieuwste en beste modeL Daarom ook had men hem meegenomen naar Europa. Ut de praatjes in de Blauwe Druif" kwam Hempel nog te weten, dat de auto van binnen met bruin-grijs leder was bekleed; dat de eenige persoon, die erin zat, een buitengewoon schoone dame was; dat die dame gedurende heel het oponthoud in een boek las. Maar toen de eerste nieuwsgierigen zich om den auto verzamelden werd het licht uitge knipt en werden de gordijntjes neergelaten, zoodat men van de dame niets meer te zien kreeg. 't Moest zoowat tien minuten voor negen zijn geweest, toen de „zilveren auto" stilhield aan het eind van 't dorp en bijna half tien, toen hij haar weg voortzette. Juist in die tijdruimte moest Gottfried Kluge zijn vermoord en verder moesten de Ameri- kaansche dame en haar chauffeur op dat oogenblik de eenige te Sichelfeld aanwezige vreemdelingen geweest zijn. Dit alles had in den beginne bij Hempel zekere vermoedens ge wekt. Maar hij verwierp ze al spoedig. Neen tusschen dat alles kon geen verband bestaan. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 13