DE PA US VOOR
DEN VREDE
<Kd{m&aal vonden dag
De luchtroovers van Hoitika
De inwendige organisatie
van Bohemen
F 750.-
F 750.-
F 250.-
uto
Het jongste „schandaal"
Indeeling van een
standenstaat
Samenwerking met
Duitschland
HET KWEEKSCHOOL
WETSONTWERP
GARANTIES
DONDERDAG 11 MEI 1939
Rost van Tonningen
als Midas
Laurel en Hardy weer samen
DE
ZILVEREN
De berichten van onzen Romeinschen
correspondent, van andere zijden
nog bevestigd, hebben ons doen we
ten, dat Paus Pius XII op dit oogenblik
een ernstige poging in het werk stelt om
aan den vrede, die reeds van zijn ankers
geslagen is en in den storm der politieke
hartstochten en confligeerende belangen
dreigt te vergaan, weer een vasten koers
en een veilige haven te geven.
Een veelzijdige bemiddelingspoging, zoo
vernemen wij, is door den Heiligen Stoel
ondernomen.
Zooais twee-en-twintig jaar geleden, vóór
het slotbedrijf van den grooten oorlog,
Benedictus XV met den Beierschen Nun
tius Pacelli als een zijner voornaamste
medewerkers een diepdoordachte en
kloeke poging deed om het lot der volken
te ontrukken aan de beslissing der wape
nen, die steeds de kiem van nieuw geweld
in zich draagt, zoo zou dus nu Pius XII,
die als menschelijke verschijning in vele
opzichten aan Paus Benedictus verwant is,
de stem van redelijkheid en overleg gehoor
willen verschaffen, vóór het wapenrumoer
haar geheel overstemt.
Twee dingen treffen ons in deze, in de
uiterste diplomatieke discretie gevoerde
actie van den Heiligen Stoel.
Het eerste is juist die voorzichtige en
bescheidene stilte, waarin het Vaticaan
deze taak tracht te vervullen, zoodat men
het feit zelf, dat er een bemiddelingsffoging
in het werk gesteld wordt, slechts uit en
kele teekenen kon vermoeden. Die stilte is
een kenmerk van de onzelfzuchtigheid van
den bemiddelaar, en tevens een der gun
stigste elementen voor het welslagen.
Te dikwijls immers worden verzoenende
voorstellen niet aangeboden op de gouden
schaal der discretie, maar toegestoken op
de punt van een bajonet; soms heeft de
manier, waarop een „plan" wordt geop
perd, al te veel weg van het uitspelen van
een troef, en soms wordt bemiddeling aan
geboden op een wijze, die in elk geval het
persoonlijke succes van den bemiddelaar
moet waarborgen.
De eenige weg, die de kloven van geëxal
teerde prestige-gevoelens en psychologische
tegenstellingen kan vermijden, is die van
een volstrekte en niet op succes bedachte
discretie, en het is wellicht zoo, dat alleen
het Vaticaan dien weg nog kan bewande
len.
Het tweede, wat ons treft, is de geest van
onzelfzuchtige naastenliefde, die deze po
ging kenmerkt. Zooals men weet, was het
juist het bezoek van den Berlijnschen Nun
tius aan Hitier, dat bij de buitenwereld het
eerste vermoeden aangaande een vredes-
actie van het Vaticaan deed opkomen. Men
kan dan ook zeggen, dat de Paus de ge
dachte aan de Kerkvervolging in Duitsch-
land en het eigen conflict, dat den H. Stoel
en het Derde Rijk scheidt, achtergesteld
heeft bij het brandend verlangen om aan
de volken, aan ouders en kinderen, aan
christenen en niet-christenen, het mate-
looze menschenleed van een oorlog te be
sparen.
De Kerk bidt voor den vrede, de Paus
werkt voor den vrede. Terwijl voor het
ombloesemde Mei-beeld van Maria de kin
deren hun argelooze smeekbede aanbieden
aan de Koningin des Vredes, stelt de Paus
het apparaat van menschelijke wijsheid en
ervaring, waarover het Vaticaan beschikt,
in dienst van een extreme poging tot ver
zoening der volken.
Menschelijke middelen, met beleid en
met onzelfzuchtigheid aangewend, zijn
kostbaar; maar machtiger is, zoo heeft de
Heilige Vader zelf gezegd, het gebed, dat
Gods zegen en erbarming vraagt.
De Tweede Kamer-fractie der R. K.
staatspartij is op het stuk van on
derwijspolitiek met name wat leer-
lingenschaal en kweekelingenlot betreft
totnutoe niet fortuinlijk geweest. Sterke
woorden wenden wel eens op den voet ge
volgd door zwakke daden, en ten leste
hulde de fractie zich bij de jongste begroo-
tingsdebatten in den mantel eener som
bere zwijgzaamheid, waarvan ook niemand
precies wist, of zij kracht dan wel zwakte
bedekte. Toen het op stemmen aankwam,
was zij vóór.
Eergisteren heeft de Kamer een wets
ontwerp behandeld, dat de voortreffelijke
strekking heeft, het overladen leerprogram
der kweekscholen over vier jaren in plaats
van drie te verdeelen, een wijziging, die
niet alleen de vorming der toekomstige on
derwijzers zeer ten goede zal komen, maar
die ook, incidenteel, den toevloed van kwèe-
kelingen wat zal afremmen.
Het ontwerp had allerlei weerhaakjes,
waaraan de Kamer een heele collectie van
amendementen heeft opgehangen. Eén
daarvan heeft den draad gebroken. Het was
een amendement-Suring, dat aan de on
derwijzers en vakonderwijzers, die in hun
klas kweekelingen laten oefenen in het
lesgeven, een toelage wilde verzekeren. De
Minister vreesde de kosten, die hieruit
zouden voortvloeien, en verklaarde, dat
zulk een aanhangsel voor hem het heele
wetsontwerp zou bederven. Toch werd het
amendement door een meerderheid, be
staande uit katholieken, soc.-dem., liberalen
en vrijz. dem. aangenomen. Minister Slote-
maker vroeg schorsing van behandeling en
zal nu waarschijnlijk het ontwerp in
trekken.
De houding van den Minister was o.i.
onnoodig straf, daar in het amendement
geen bedrag van den toeslag werd genoemd,
's Ministers eigen becijfering, dat het
amendement 225.000 gld. zou kosten, was
dus willekeurig.
Maar dit neemt niet weg, dat de Kamer
fractie der R. K. Staatspartij naar onze
meening beter gedaan had, als zij, toen de
Minister.zich eenmaal schrap zette, op dit
punt géén slag zou hebben geleverd. De
in het amendement gevraagde voorziening
is een bijkomstigheid, van veel minder
groot en veel minder dringend belang dan
de verlenging van de onderwijzersopleiding
zelf, maar bovendien nog van veel minder
groot en dringend belang dan de voorzie
ning, die werd voorgesteld in een ander
amendement, dat later aan de beurt zou
zijn gekomen en dat nu niet aan de beurt
gekomen is.
Dit eveneens katholieke amendement
wilde den termijn 31 December 1940 vast
leggen als het einde van het stelselma
tig gebruik der kweekelingen-met-acte voor
de onderwijzerstaak, een misbruik en een
socialen misstand, die in en buiten de
Kamer in alle toonaarden terecht is ge-
critiseerd.
Dit amendement betrof dus een zeer be
langrijk stuk onderwijspolitiek. Zou het
aanvaard zijn, dan was de ellende der
kweekelingen-met-acte over anderhalf jaar
van de baan geweest. Zou de Minister zich
ook daartegen eventueel schrap gezet heb
ben, dan was dit punt naar de algemeene
overtuiging ernstig genoeg om er slag over
te leveren, ook ten koste van 't wetsont
werp. En een uitspraak van de Kamer op
dit punt ware voor de gansche onderwijs
politiek van wezenlijk belang geweest.
Zooals 't nu gegaan is, heeft de
R.K. fractie haar vastbeslotenheid aan een
punt van oi. te ondergeschikt belang ver
spild, waardoor beslissingen van veel groo-
ter gewicht uitbleven en een nuttig ont
werp noodeloos van de baan is geraakt. De
winst weegt niet op tegen 't verlies.
Het ziet er hier en daar gek uit,
En 't kraakt en spant geducht,
Maar tevens vallen des te meer
Garanties uit de lucht.
Garanties hier, garanties daar,
Garanties overal,
Garanties links, garanties rechts,
Garanties zonder tal.
Garanties ver-af en dichtbij,
Garanties aan elk land,
Er is geen Staat meer, of hij staat
Wel ergens voor garant.
Garanties, zuiver en oprecht,
Garanties, groot en klein,
Garanties geeft men nu per stuk
En ook wel per dozijn.
Garanties in beperkten zin
En voor een korten tijd,
Garanties voor elk risico
En voor de eeuwigheidee
Wat zijn garanties toch goedkoop,
Nu 't per hoeveelheid gaat,
Als nu dan ook de kwaliteit
Maar niet te wenschen laat!
T Eén vraagstuk wordt er meestentijds T
Maar wijselijk genegeerd:
Wie of er eigenlijk nu die
Garantiesgarandeert!
HERMAN KRAMER
iiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilliiiiiiiiiiii
(Van onzen parlementairen redacteur)
Alles, wat koning Midas van Phrygië
aanraakte, veranderde in goud. Alles,
wat des héeren Rost van Tonningen's
„Nationale Dagblad" aanraakt verandert
in een „schandaal".
Is er, ook voor de nationaal-socialisten,
vanzelfsprekender sociale waarheid, dan
deze, dat werk in het vrije bedrijfsleven
verre te verkiezen valt boven steuntrekken
en afhankelijkheid van de werkverschaf
fing? Spreekt er iets meer vanzelf, dan dat
de overheid, die een aantal menschen in
den steun of in de werkverschaffing heeft,
deze menschen aanstonds, wanneer zich
geschikte werkgelegenheid voordoet, daar
op attent maakt en hen den plicht oplegt
van die gelegenheid gebruik te maken?
Nauwelijks echter raken de vingers van
den heer Rost van Tónningen aan geval
len, waarin dit vanzelfsprekende, volkomeni
logische principe werd toegepast of zij
tasten een schandaal.
Hij heeft ontdekt, dat negen maanden
geleden het gemeentebestuur van het Bra-
bantsche dorpje Nistelrode het volgende
briefje aan zijn werkloozen heeft toege
zonden:
Hierbij deelen wij u mede, dat uw zoon,
dochter is aangewezen om te gaan werken bij
de Zwanenberg's Fabrieken te Oss, waar jon
gens en meisjes van 14, 15 en 16 jaar worden
gevraagd.
Indien uw kind niet wordt aangenomen, moet
een bewijs daarvan worden overgelegd. Heeft
uw kind werk in het vrije bedrijf, dan moet
een bewijs van den werkgever worden over
gelegd.
Bij weigering het werk te aanvaarden zal
schorsing uit de werkverschaffing onvermijde
lijk volgen.
Burgemeester en Wethouders
van Nistelrode.
Dit briefje wordt gepubliceerd met op- en
bijschriften, die den lezer kond doen, dat
de Brabantsche dochters „naar de fabrie
ken van Zwanenberg worden gedreven",
naar „de hel", naar „een poel van zeden
bederf".
„Kunt gij niet het groote leed van deze Bra
bantsche ouders begrijpen, schrijft het blad,
die hun kinderen weliswaar in armoede, doch
in groote eer en deugd hebben opgevoed, die
gewaakt hebben voor hun zieleheil, voor hun
gaafheid, doch die al die opvoeding van jaren
teniet zien gedaan door één enkel schrijven,
neerkomend op: Uw dochters offerenof
hongeren."
Nu legge men naast dit krokodillenge-
schrei de feiten:
1. De werkgelegenheid, waarvan in de
geciteerde circulaire werd gesproken, be
stond niet bij de „Organon", die door
haar zedenschandaal in opspraak is ge-
woest, doch aan de vleeschwarenfabriek
van Zwanenberg. Dat deze een „poel van
zedenbederf" zou zijn heeft zelfs het Na
tionale Dagblad nog niet beweerd.
2. In totaal hebben twee meisjes uit
Nistelrode zich om werk naar Zwanenberg
begeven één uit eigen beweging reeds
vóór dat de circulaire werd verzonden, en
één, zegge en schrijve één onder de pressie
van deze circulaire. Het is dus niet zoo, dat
één enkele circulaire een groot aantal
dochters deed „offeren", doch dat een groot
aantal circulaires één meisje enkele maan
den op de fabriek bracht.
3. Hoewel, gelijk gezegd, slechts één
vader gevolg heeft gegeven aan den oproep
van het gemeentebestuur en hoewel zijn
dochter, slechts korten tijd in de fabriek
werkte, is niemand naar aanleiding van
deze circulaire uit de werkverschaffing ge
schorst.
Dat is alles.
Midas van Tonningen heeft echter dè
zaak aangeraakt en zij wordt meteen
„schandaal". Een „schandaal", waarmee
„het Zuiden des lands", de Brabantsche
geestelijkheid, de Leidsche politie, de de
mocratie, en natuurlijk de Katholieke
Staatspartij in één slag zijn „geleverd".
Het is voor den heer Rost van Tonningen
ongetwijfeld een groot gemak, deze gave
te bezitten; hij heeft zijn lezers steeds wat
te bieden. Toch schijnt dit getooverde
krachtvoer de rijen van zijn aanhangers
niet te doen groeien. En wij voor ons, die
't ongemak hebben om de schandalen van
den heer van Tonningen tot hun ware pro
porties, dat is tot niets te herleiden, den
ken dan onwillekeuring wel eens aan 't
verdere lot van Koning Midas.
De scheiding tusschen Stan Laurel en Oliver
Hardy is voorbij. Nadat Hardy met zijn nieu
wen partner, Harry Langdon, één film heeft
gemaakt, die binnenkort zal worden vertoond
onder den titel Elephants Never Forget, heeft
hij zich weer met Laurel verzoend. Onder de
productieleiding van Hal Roach zullen zij de
hoofdrollen spelen in vier films.
Er was echter niets te zien of te hooren. Ja, toch, een tak
kraakte, maar dat kon van een rondsluipend dier zijn. Wij
moeten waken, want hier moet vrel iemand wonen, en
die pijlen. „Ga jij nu maar slapen, Piet." Gerustgesteld ging
Piet liggen en sliep weldra in. In de deuropening zat de vlie
genier en naast hem snurkte de bestuurder al gauw weer.
Toen de dag aanbrak verkenden zij den omtrek, maar er was
geen mensch te bespeuren. Doch toen zij in de woning kwamen,
bleken boog en pijlen verdwenen te zijn. Er sloop dus iemand
rond, die zich onzichtbaar kon houden. Ieder in een boom en
dan eens afwachten, meende de bestuurder en even later zat
ieder in een boom.
De huishoudster nam de tafel af en Jan
Beerends, behaaglijk in z'n leunstoel gezeten,
stak een sigaar op. Maar nauwelijks had hij een
paar trekjes gedaan, of daar schoot hem eens
klaps te binnen, dat hij vergeten had de 30.000
gulden in de zware, brandvrije safe te sluiten!
Toen hij dien middag met het geld van de
bank op 't kantoor gekomen was en de pakjes
bankpapier had nageteld, had de directeur hem
in z'n privé-kantoor geroepen. Vlug had hij toen
het bankpapier in de lade van z'n bureau ge
borgen en was naar den directeur gegaan. Deze
had hem met meer dan gewone hartelijkheid
ontvangen; hij moest in den fauteuil gaan zit
ten, anders speciaal voor de goede cliënten be
stemd en een fijne havana opsteken. De vol
gende week zou hij, Jan Beerends, 25 jaar bij
de firma in betrekking zijn en nu had de direc
tie besloten, niet slechts z'n salaris te verhoogen,
maar hem ook op dien dag tot procuratie-hou
der te bevorderen. Een en ander zou met eenige
feestelijkheid gepaard gaan.
Niet weinig in z'n nopjes, was Beerends naar
z'n bureau terug gegaan. Maar nu scheen net
kantoor eensklaps te klein en te benauwd voor
hem Hij kon 't van vreugde niet langer uit
houden, greep z'n hoed, trok z'n jas aan en ging
weg. En nu, na 't avondeten, thuis, dacht hij er
eensklaps aan, dat hij de 30.000 gulden in de
lade van z'n bureau had laten liggen, in plaats
van 't geld in de safe op te bergen!
Jan Beerends was een man van nauwgezette
plichtsbetrachting. Z'n kantoor was zijn wereld
en z'n groote, zware boeken, die hij bijhield, gin
gen hem boven alles ter harte. In zaken was hij
pijnlijk nauwgezet en 't verzuim waaraan hij
zich nu door overmaat van vreugde, geheel on
willekeurig, had schuldig gemaakt vond hij een
ongepermitteerd iets!
Hij sprong op, wierp z'n sigaar, nijdig op zich
zelf, met een driftig gebaar in den aschbak en
greep naar z'n jas en hoed. Hij moes' direct
naar 't kantoor terug. Hij zoumaar nu flits
te het door z'n brein, hoe onzinnig dat was. Im
mers, hij had geen sleutel van het gebouw en
vóór den volgenden morgen half negen kon hij
er niet in. Nog elf uren moesten e voorbij gaan,
waarin 30.000 gulden aan een eenvoudige, slechts
éénmaal afgesloten lade van z'n bureau waren
toevertrouwd!! Wat een toestand!
De goede Beerends smeet z'n jas en hoed weer
op een stoel, ging weer aan tafel zitten, stak z'n
sigaar weer op en trachtte zich zelf tot verstan
dig en rustig nadenken te dwingen. Hoe meer
hij echter nadacht, hoe zenuwachtiger en on
rustiger hij werd. Eindelijk begaf hij zich ter
ruste en probeerde te slapen. Maar hij kon geen
oog dicht doen. Die 30.000 pop rammelden als
't ware in z'n hoofd. In z'n ontstelde verbeel
ding zag hij alle inbrekersbenden in de stad ge
raffineerde expedities uitrusten, om zich van
dat geld, hetwelk onbeschermd in de lade van
z'n bureau lag, meester te maken.
Niet later dan half zes in den morgen was
hij al op. Haastig kleedde hij zich aan en liep
naar z'n kantoor. Bijna twee en een half uur
l.ing moest hij. vol vreeze en bibberend van
kou, voor het ge
bouw wachten.
voor de eerste 1 tt
collega's kwamen l VerZUlfTl VCM
opdagen. Ze ston- T r>
den verbaasd den Jan tSeerenaS
boekhouder al zoo J
vroeg daar te zien.
Op hun belangstellende vragen antwoordde hii
ontwijkend en kort.
Toen eindelijk de deur geopend werd, rende
Beerends naar binnen en sprong, meer dan hij
liep, naar de plaats waar z'n bureau stond. Z'n
collega's volgden hem en bleven nieuwsgierig
bij de deur staan kijken. Bleek als een doek en
zwaar adem halend, liet Beerends zich in z'n
stoel vallen, stak z'n sleutel in de bureaulade
en rukte die open. Bovenop lagen, keurig ge
bonden, de bundeltjes bankbiljetten, tot een ge
zamenlijk bedrag van 30.000 gulden.
Beerends' spanning was geweken. Hij legde z'n
hoofd op tafel en tranen van vreugde vielen op
het geld.
Daar hoorde hij gemompel van stemmen ach
ter zich. Hij hief het hoofd op en zag, dat de
anderen zich om de zware, brandvrije safe in
den hoek verdrongen.
De jongste bediende, die in een hevig opge
wonden toestand verkeerde, kwam, met een
hoofd als vuur, naar het bureau van den boek
houder geloopen en schreeuwde uit alle macht:
„Mijnheer Beerendsmijnheer Beerends!
De ijzeren safedie is opengebroken en leeg
gestolen.... alles is wegd'r zit geen cent
meer in!" (Nadruk verboden)
(Van onzen Praagschen correspondent)
Het binnenlandsche politieke levert in Bohe
men staat in het teeken van een intensieve
propaganda, die door de Tsjechische eenheids
partij gevoerd wordt ter inschakeling van het
geheele volk in het organisatie-apparaat. De
termijn van aanmelding is vastgesteld op den
korten tijd van één week; de gemeentehuizen
nemen de functies waar van de partijbureaux.
De organisatorische opbouw van deze partij
is ingesteld op het autoritaire Führer-beginsel,
waarbij president Hacha de plaats van Führer
zal innemen. De werkelijke leiding intusschen
zal berusten bij den actieven en nog jongen
minister dr. Havelha, den invloedrijksten man in
de nieuwe „beweging". Zijn initiatief leidt het
politieke leven in Bohemen in practisch alle
opzichten. Dr. Havelha, die in den vroegeren
staat het ambt bekleedde van particulier se
cretaris van enkele ministers, heeft zich toen
tertijd reeds bezig gehouden rr t de inrichting
van een standenstaat, zoodat hij goed beslagen
op het ijs komt.
De opbouw van het protectoraat Bohemen
als standenstaat kan voorloopig niet langs
scherp omlijnde plannen geschieden, daar de
basis ervan, de grondwet, nog -volkomen in het
duister ligt en men zich, steunend op de op
vattingen van minder of meer goed geïnfor
meerde personen, er slechts een nevelig beeld
van vermag te vormen. Een der best-ingelich-
ten tracht den toekomstigen staatsrechtelijken
vorm van het protectoraat te construeeren uit
de interpretatie van eenige woorden, die
Hitler in zijn proclamatie te Praag op 16 Maart
j.l. heeft uitgesproken. Volgens hem zou die
vorm zich kristalliseeren om een parlement,
waarvan de door dr. Hacha benoemde 50 leden
van het centrale comité der nationale gemeen
schap reeds de kern zouden uitmaken. Dit
parlement zou dan de drager worden
van den staatswil, waaruit vertegenwoordigers
de regeering zouden vormen, na goedkeuring
van den Rijksprotector benoemd door den
staatspresident.
De nieuwe regeering staat onder leiding van
generaal Elias, tevens minister van Binnen
landsche Zaken. Overigens is er weinig ver
anderd; de nieuwe regeering bestaat uit dezelf
de vaklieden, die in het vorige kabinet zaten.
Ondanks de vorming van een nieuw kabinet
echter blijft een zekere spanning merkbaar. W
verband hiermede beschouwt men de jongste
gebeurtenissen te Pilsen als beangstigend. Zoo
als men weet kwam het eenige dagen geleden
tot ongeregeldheden in deze stad, die leidden
tot de arrestatie van een niet gering aantal
personen. Zulke gebeurtenissen kunnen natuur
lijk ernstige gevolgen hebben, daar Berlijn
ertoe zou kunnen komen op grond van voor
vallen als dit het zelfbestuur van het protec
toraat belangrijk in te perken.
De president van de „nationale gemeenschap''"
Anton Hruby, die het dreigende gevaar hiervan
inzag, heeft dan ook in een proclamatie op een
meer correcte houding jegens Duitschland aan
gedrongen. Uit dezelfde proclamatie blijkt, hoe
zeer Bohemen en Moravië reeds in het Derde
Rijk zijn ingeschakeld; Hruby zeide hierin o.a..
dat het „exporteeren of sterven", dat Hitier
voor Duitschland heeft uitgesproken, thans ook
voor de Tsjechen geldt.
Zeker is, dat de inwendige constructie van
het protectoraat in alle opzichten moet worden
aangepast aan het Duitsche systeem. Niette
min zijn de voorbereidende werkzaamheden
van dr. Havelha ter constructie van een stan
denstaat in menig opzicht verschillend van het
Duitsche zoowel als van het Italiaansche cor
poratieve systeem. Kennelijk zoekt hij naar de
opstelling van een compromis tusschen beid»
systemen.
Intusschen heeft de propaganda voor de aan
werving van nieuwe leden in verschillende ge
meenten groote successen behaald; hier en daar
sloten zich alle mannen bij deze eenheidspartij
aan, zoodat men kan rekenen op een organi
satie van 1.700.000 Tsjechische mannen. Tege
lijkertijd heeft de leiding van de N.S.D.AP. to
Praag haar activiteit verhoogd; alleen in Praag
al rekent men erop 10.000 leden voor de parti)
te kunnen winnen. De NS.D.A.P. legt bij haar
streven naar samenwerking met de Tsjechische
organisaties het zwaartepunt in de cultureel®
samenwerking, zoowel in de arbeidersbewegin
gen als aan de universiteiten, waar een uitwis
seling van hoogleeraren plaats vindt.
Het streven der leidende Tsjechen is er voor
het oogenblik op gericht, met de DuitscherS
samen te werken, teneinde een basis te vinden,
waarop de beide volkeren, die thans in een
„levensruimte" saamgevoegd zijn, tezamen kun
nen leven.
AT* r« A D/"\lVTlVTrr'C op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen
Al ei ele /\iJ vyi 1 IN Ui O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
verlies van beide arsaen, belde beenen of beide oogen
bf) een ongeval met
doodelffken afloop
bQ verlies van een hand,
een voet at een ooft
door
A. Hruschlca
M
Otto Malten had kort vóór het eindexamen
van zijn oom een groot zakmes ten geschenke
gekregen, dat den vorm van een dolk had en
met een lichten vingerdruk opensprong. Het
heft ervan was fraai en kunstig met zilver
ingelegd.
Malten was trotsch op dat geschenk, toonde
het zijn medestudenten en zei spottend, dat
zelfs de rijkste der klas Ulrich Tumwald
niet zoo'n prachtstuk bezat.
Nauwelijks was het studentenfeest begonnen,
of Malten geraakte in verschrikkelijke opge
wondenheid: zijn kostbaar mes was uit zijn
zak verdwenen!
Men zocht overal, maar het was nergens te
vinden. Toch beweerde Malten het in de zaal
zelf nog te hebben gebruikt om zijn potlood te
slijpen. Daarna had hij 't weer in zijn zak ge-
Stoken en nu was het weg....
Een half uur later werd er onder de jongelui
geheimzinnig gefluisterd. Sommigen lachten
ongeloovig, anderen zetten een verstoord gezicht,
velen keken steelsgewijze naar UlrichEin
delijk kwam een vriend van Ulrich naar hem
toe:
Zeg, Turnwald, Malten beweert dat jij zijn
mes hebt gestolen. Breng jij hem zelf even aan
't verstand dat je 't niet hebt.
Ulrich, hoorden wij later, stond een oogen
blik als door den bliksem getroffen. Toen ijlde
hij naar Malten, greep hem vast met beide
vuisten, schudde hem eenige malen zoo gewel
dig, dat hij heen en weer vloog, en siste:
Heb jij dat werkelijk gezegd, Malten?
Dat ik jouw mes heb gestolen? Onmiddellijk
herroepen, begrepen? Een Tumwald is geen
dief....
De ander keek hem brutaal in de oogen en
zei:
Ik zou niet weten, wie het anders heeft
weggenomen. Jij stond naast mij, toen ik mijn
potlood sleep en toen was het weg
Ellendeling, schoft! En zoo iets durf je mij
vlakaf zeggen?
Een der leeraren kwam tusschenbeiden, be
vrijdde Malten uit de vuisten van Ulrich en
poogde hen tot bedaren te brengen. Hij had
Ulrich altijd zeer goed mogen lijden en zei:
Tumwald, beschuldigingen worden niet door ge
weld weerlegd. Ik weet natuurlijk, dat jij 't
mes niet gestolen hebt, maar de zaak kan op
zeer eenvoudige wijze uit de wereld worden ge
holpen. Laat mij, om Malten tot kalmte te bren
gen en jou van alle verdenking te zuiveren, den
inhoud van je zakken onderzoeken en iedereen
zal zien, dat iü 't mes niet hebt,"
Ulrich werd donkerrood, ging een stap
"achteruit en antwoordde driftig: „Ik laat mij
niet fouilleeren als een dief.... zelfs niet door
u, professor.
Kom,Turnwald, wees verstandig!
Voor niets ter wereld duld ik een vreemde
hand in mijn zak!
De aanwezigen keken elkander met pijnlijke
verwondering aan en de leeraar hernam zeer
ernstig: „Is het zóó gelegen, Turnwald, dan
moet ik in je eigen belang er op aandringen,
dat de inhoud van je zakken hier voor ieders
oog op tafel wordt gelegd. Je houding is zoo
vreemd, dat zij lichtelijk aanleiding tot ver
keerde vermoedens zou kunnen geven. Men zou
kunnen denken, dat Malten gelijk heeft.
Laat je je niet vrijwillig onderzoeken, dan moet
het met geweld gebeuren.
Vrijwillig? nooit!
In dat geval....
De leeraar wenkte verscheidene studenten en
in weerwil van Ulrich's wanhopig verzet, werden
zijn armen gegrepen en vastgehouden.
Prof. Benke voelde in den rechterzak van
Ulrich's jasje en het eerste, wat hij daaruit
te voorschijn haalde, was Malten's mes.
Zwijgend legde hij het op de tafel. Doodsehe
stilte in de zaal.
Ulrich zelf was akelig bleek geworden. Hij
stond daar als verlamd. Het eerst van allen nam
Malten weer het woord. „Ik wist het wel, zei
hij spottend. „Ja. ik wist al lang, wat een han
dige comediant het troetelkind van onze klas
is."
Dan gebeurt er iets onverwachts en verschrik-
kelijks. Zonder eenig geluid te geven, grijpt
Ulrich het voor hem liggende mes, aoet het
openspringen en werpt zich met opgeheven arm
bliksemsnel op Malten juister gezegd: hij
wilde zich op Malten werpen. Want in werke
lijkheid treft hij Prof. Benke, die, Ulrich's opzet
radende, Malten opzij wilde trekken.
Tot aan het heft dringt het vlijmscherpe mes
den ongelukkigen leeraar in de zijde; hij zinkt
neer in een bloedplas en is eenige minuten
later een lijk. En Ulrich Ulrich is naast het
lichaam van den armen man bewusteloos tegen
den grond geslagen.
Wat toen volgde, kan ik in eenige woor
den samenvatten. Ulrich, wiens schuld bewezen
was ook de diefstal werd met algemeene
stemmen als bewezen aangenomen, hoewel hij
die fout hardnekkig loochende en beweerde,
dat Malten zelf hem met boos opzet het mes
in den zak moest hebben gestopt, werd, met
het oog op zijn jeugdigen leeftijd en zijn onbe
rispelijk verleden, tot een betrekkelijk zachte
straf, vier jaar tuchthuis veroordeeld. Die straf
heeft hij in Stein uitgezeten.
Eerst had hij op verlangen van mijn man,
daarin door Gottfried Kluge gesterkt, een
acte moeten onderteekenen, waarbij hij af
stand deed van al zijn erfrechten en, in zoo
verre dat van hem afhing, van alle betrekkin
gen met onze familie. Alleen onder voorwaarde
dat hij nimmer meer een poging zou aanwen
den om met een lid der familie Von Turnwald
in aanraking te komen, voorts, dat hij naar
Amerika zou vertrekken en daar blijven, ver
klaarde mijn man zich bereid, hem, zoodra hii
uit het tuchthuis was ontslagen, door bemidde
ling van onzen rechtskundigen raadsman de
middelen te bezorgen, om in de Nieuwe Wereld
een bestaan te vinden.
Ulrich onderteekende het stuk en is naar
Amerika vertrokken.
Verschrikkelijk! zei Hempel, die met aan
dacht had geluisterd. Verschrikkelijk niet
alleen het drama op zich zelf, maar ook de
straf. Was die in weerwil van het gebeurde
niet.... te hard? Veronderstel, dat die Malten
inderdaad het mes in Ulrich's zak had gesto
kenHad men het niet bij die vier jaar
tuchthuis kunnen laten? Moest men den onge
lukkigen jongeman ook van zijn tehuis en van
zijn familie berooven?
Dit alles zei hij eigenlijk meer tot zichzelf,
dan tot mevrouw Von Turnwald, die zacht
snikte.
Toen stond zij op, stak Hempel de hand toe
en zei:
Dank voor dat woord! 't Is ook steeds mijn
overtuiging geweest. Mijn man was door en door
officier; hij kende niets anders dan strenge
tucht, verzachtende omstandigheden bestonden
niet voor hem. Och, er waren toen zoovele
dingen, die hij niet kon of wilde begrijpen, en
dat heeft menigmaal een schaduw op ons tot
dan toe ongestoord huwelijksgeluk geworpen.
VII
T
Van dit oogenblik af liet de zaak Silas
Hempel heelemaal geen rust meer. Hij kende
nu 't geheim yan mevrouw Von Tumwald. de
oorzaak van de smart, die hij zoo vaak in haaf
blik had gelezen.
Doch hij moest nog meer weten; hij stelde
zich de eene vraag na de andere en toen de
ongelukkige moeder een weinig tot bedaren was
gekomen, leidde hij het verder onderzoek zoo
voorzichtig mogelijk in:
En later, mevrouw? Begon na verloop van
jaren uw man de zaak niet in een milder licht
te beschouwen?
Neen, hij bleef verbitterd en kon niet ver
geten, dat de schande, door Ulrich op onzen
naam geworpen, hem had gedwongen, een be
roep, waar hij hartstochtelijk aan gehecht waS»
op te geven.
Maar 't was toch zijn eigen kind! En hij
kende Ulrich's temperament en.... zijn edel
karakter.
Mijn man heeft van Ulrich ontzettend veel
gehouden, hij was trotsch op hem. Hij ver
wachtte voor hem een schitterende toekomst.
Misschien heeft hem juist daarom de slag zoo
onuitsprekelijk zwaar getroffen. Wat ervan zij
het ongeluk heeft in hem alle vaderlijk ge
voel voor zijn oudsten zoon gedood, 't Is moge
lijk, dat mannen anders voelen dan vrouwen,
vaders anders dan moeders.... Mijn man is
tot aan zijn dood onverzoenlijk gebleven.
(Wordt vervolgd)