DE PA US VOOR DEN VREDE <Kd{m&aal vonden dag De luchtroovers van Hoitika De inwendige organisatie van Bohemen F 750.- F 750.- F 250.- uto Het jongste „schandaal" Indeeling van een standenstaat Samenwerking met Duitschland HET KWEEKSCHOOL WETSONTWERP GARANTIES DONDERDAG 11 MEI 1939 Rost van Tonningen als Midas Laurel en Hardy weer samen DE ZILVEREN De berichten van onzen Romeinschen correspondent, van andere zijden nog bevestigd, hebben ons doen we ten, dat Paus Pius XII op dit oogenblik een ernstige poging in het werk stelt om aan den vrede, die reeds van zijn ankers geslagen is en in den storm der politieke hartstochten en confligeerende belangen dreigt te vergaan, weer een vasten koers en een veilige haven te geven. Een veelzijdige bemiddelingspoging, zoo vernemen wij, is door den Heiligen Stoel ondernomen. Zooais twee-en-twintig jaar geleden, vóór het slotbedrijf van den grooten oorlog, Benedictus XV met den Beierschen Nun tius Pacelli als een zijner voornaamste medewerkers een diepdoordachte en kloeke poging deed om het lot der volken te ontrukken aan de beslissing der wape nen, die steeds de kiem van nieuw geweld in zich draagt, zoo zou dus nu Pius XII, die als menschelijke verschijning in vele opzichten aan Paus Benedictus verwant is, de stem van redelijkheid en overleg gehoor willen verschaffen, vóór het wapenrumoer haar geheel overstemt. Twee dingen treffen ons in deze, in de uiterste diplomatieke discretie gevoerde actie van den Heiligen Stoel. Het eerste is juist die voorzichtige en bescheidene stilte, waarin het Vaticaan deze taak tracht te vervullen, zoodat men het feit zelf, dat er een bemiddelingsffoging in het werk gesteld wordt, slechts uit en kele teekenen kon vermoeden. Die stilte is een kenmerk van de onzelfzuchtigheid van den bemiddelaar, en tevens een der gun stigste elementen voor het welslagen. Te dikwijls immers worden verzoenende voorstellen niet aangeboden op de gouden schaal der discretie, maar toegestoken op de punt van een bajonet; soms heeft de manier, waarop een „plan" wordt geop perd, al te veel weg van het uitspelen van een troef, en soms wordt bemiddeling aan geboden op een wijze, die in elk geval het persoonlijke succes van den bemiddelaar moet waarborgen. De eenige weg, die de kloven van geëxal teerde prestige-gevoelens en psychologische tegenstellingen kan vermijden, is die van een volstrekte en niet op succes bedachte discretie, en het is wellicht zoo, dat alleen het Vaticaan dien weg nog kan bewande len. Het tweede, wat ons treft, is de geest van onzelfzuchtige naastenliefde, die deze po ging kenmerkt. Zooals men weet, was het juist het bezoek van den Berlijnschen Nun tius aan Hitier, dat bij de buitenwereld het eerste vermoeden aangaande een vredes- actie van het Vaticaan deed opkomen. Men kan dan ook zeggen, dat de Paus de ge dachte aan de Kerkvervolging in Duitsch- land en het eigen conflict, dat den H. Stoel en het Derde Rijk scheidt, achtergesteld heeft bij het brandend verlangen om aan de volken, aan ouders en kinderen, aan christenen en niet-christenen, het mate- looze menschenleed van een oorlog te be sparen. De Kerk bidt voor den vrede, de Paus werkt voor den vrede. Terwijl voor het ombloesemde Mei-beeld van Maria de kin deren hun argelooze smeekbede aanbieden aan de Koningin des Vredes, stelt de Paus het apparaat van menschelijke wijsheid en ervaring, waarover het Vaticaan beschikt, in dienst van een extreme poging tot ver zoening der volken. Menschelijke middelen, met beleid en met onzelfzuchtigheid aangewend, zijn kostbaar; maar machtiger is, zoo heeft de Heilige Vader zelf gezegd, het gebed, dat Gods zegen en erbarming vraagt. De Tweede Kamer-fractie der R. K. staatspartij is op het stuk van on derwijspolitiek met name wat leer- lingenschaal en kweekelingenlot betreft totnutoe niet fortuinlijk geweest. Sterke woorden wenden wel eens op den voet ge volgd door zwakke daden, en ten leste hulde de fractie zich bij de jongste begroo- tingsdebatten in den mantel eener som bere zwijgzaamheid, waarvan ook niemand precies wist, of zij kracht dan wel zwakte bedekte. Toen het op stemmen aankwam, was zij vóór. Eergisteren heeft de Kamer een wets ontwerp behandeld, dat de voortreffelijke strekking heeft, het overladen leerprogram der kweekscholen over vier jaren in plaats van drie te verdeelen, een wijziging, die niet alleen de vorming der toekomstige on derwijzers zeer ten goede zal komen, maar die ook, incidenteel, den toevloed van kwèe- kelingen wat zal afremmen. Het ontwerp had allerlei weerhaakjes, waaraan de Kamer een heele collectie van amendementen heeft opgehangen. Eén daarvan heeft den draad gebroken. Het was een amendement-Suring, dat aan de on derwijzers en vakonderwijzers, die in hun klas kweekelingen laten oefenen in het lesgeven, een toelage wilde verzekeren. De Minister vreesde de kosten, die hieruit zouden voortvloeien, en verklaarde, dat zulk een aanhangsel voor hem het heele wetsontwerp zou bederven. Toch werd het amendement door een meerderheid, be staande uit katholieken, soc.-dem., liberalen en vrijz. dem. aangenomen. Minister Slote- maker vroeg schorsing van behandeling en zal nu waarschijnlijk het ontwerp in trekken. De houding van den Minister was o.i. onnoodig straf, daar in het amendement geen bedrag van den toeslag werd genoemd, 's Ministers eigen becijfering, dat het amendement 225.000 gld. zou kosten, was dus willekeurig. Maar dit neemt niet weg, dat de Kamer fractie der R. K. Staatspartij naar onze meening beter gedaan had, als zij, toen de Minister.zich eenmaal schrap zette, op dit punt géén slag zou hebben geleverd. De in het amendement gevraagde voorziening is een bijkomstigheid, van veel minder groot en veel minder dringend belang dan de verlenging van de onderwijzersopleiding zelf, maar bovendien nog van veel minder groot en dringend belang dan de voorzie ning, die werd voorgesteld in een ander amendement, dat later aan de beurt zou zijn gekomen en dat nu niet aan de beurt gekomen is. Dit eveneens katholieke amendement wilde den termijn 31 December 1940 vast leggen als het einde van het stelselma tig gebruik der kweekelingen-met-acte voor de onderwijzerstaak, een misbruik en een socialen misstand, die in en buiten de Kamer in alle toonaarden terecht is ge- critiseerd. Dit amendement betrof dus een zeer be langrijk stuk onderwijspolitiek. Zou het aanvaard zijn, dan was de ellende der kweekelingen-met-acte over anderhalf jaar van de baan geweest. Zou de Minister zich ook daartegen eventueel schrap gezet heb ben, dan was dit punt naar de algemeene overtuiging ernstig genoeg om er slag over te leveren, ook ten koste van 't wetsont werp. En een uitspraak van de Kamer op dit punt ware voor de gansche onderwijs politiek van wezenlijk belang geweest. Zooals 't nu gegaan is, heeft de R.K. fractie haar vastbeslotenheid aan een punt van oi. te ondergeschikt belang ver spild, waardoor beslissingen van veel groo- ter gewicht uitbleven en een nuttig ont werp noodeloos van de baan is geraakt. De winst weegt niet op tegen 't verlies. Het ziet er hier en daar gek uit, En 't kraakt en spant geducht, Maar tevens vallen des te meer Garanties uit de lucht. Garanties hier, garanties daar, Garanties overal, Garanties links, garanties rechts, Garanties zonder tal. Garanties ver-af en dichtbij, Garanties aan elk land, Er is geen Staat meer, of hij staat Wel ergens voor garant. Garanties, zuiver en oprecht, Garanties, groot en klein, Garanties geeft men nu per stuk En ook wel per dozijn. Garanties in beperkten zin En voor een korten tijd, Garanties voor elk risico En voor de eeuwigheidee Wat zijn garanties toch goedkoop, Nu 't per hoeveelheid gaat, Als nu dan ook de kwaliteit Maar niet te wenschen laat! T Eén vraagstuk wordt er meestentijds T Maar wijselijk genegeerd: Wie of er eigenlijk nu die Garantiesgarandeert! HERMAN KRAMER iiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilliiiiiiiiiiii (Van onzen parlementairen redacteur) Alles, wat koning Midas van Phrygië aanraakte, veranderde in goud. Alles, wat des héeren Rost van Tonningen's „Nationale Dagblad" aanraakt verandert in een „schandaal". Is er, ook voor de nationaal-socialisten, vanzelfsprekender sociale waarheid, dan deze, dat werk in het vrije bedrijfsleven verre te verkiezen valt boven steuntrekken en afhankelijkheid van de werkverschaf fing? Spreekt er iets meer vanzelf, dan dat de overheid, die een aantal menschen in den steun of in de werkverschaffing heeft, deze menschen aanstonds, wanneer zich geschikte werkgelegenheid voordoet, daar op attent maakt en hen den plicht oplegt van die gelegenheid gebruik te maken? Nauwelijks echter raken de vingers van den heer Rost van Tónningen aan geval len, waarin dit vanzelfsprekende, volkomeni logische principe werd toegepast of zij tasten een schandaal. Hij heeft ontdekt, dat negen maanden geleden het gemeentebestuur van het Bra- bantsche dorpje Nistelrode het volgende briefje aan zijn werkloozen heeft toege zonden: Hierbij deelen wij u mede, dat uw zoon, dochter is aangewezen om te gaan werken bij de Zwanenberg's Fabrieken te Oss, waar jon gens en meisjes van 14, 15 en 16 jaar worden gevraagd. Indien uw kind niet wordt aangenomen, moet een bewijs daarvan worden overgelegd. Heeft uw kind werk in het vrije bedrijf, dan moet een bewijs van den werkgever worden over gelegd. Bij weigering het werk te aanvaarden zal schorsing uit de werkverschaffing onvermijde lijk volgen. Burgemeester en Wethouders van Nistelrode. Dit briefje wordt gepubliceerd met op- en bijschriften, die den lezer kond doen, dat de Brabantsche dochters „naar de fabrie ken van Zwanenberg worden gedreven", naar „de hel", naar „een poel van zeden bederf". „Kunt gij niet het groote leed van deze Bra bantsche ouders begrijpen, schrijft het blad, die hun kinderen weliswaar in armoede, doch in groote eer en deugd hebben opgevoed, die gewaakt hebben voor hun zieleheil, voor hun gaafheid, doch die al die opvoeding van jaren teniet zien gedaan door één enkel schrijven, neerkomend op: Uw dochters offerenof hongeren." Nu legge men naast dit krokodillenge- schrei de feiten: 1. De werkgelegenheid, waarvan in de geciteerde circulaire werd gesproken, be stond niet bij de „Organon", die door haar zedenschandaal in opspraak is ge- woest, doch aan de vleeschwarenfabriek van Zwanenberg. Dat deze een „poel van zedenbederf" zou zijn heeft zelfs het Na tionale Dagblad nog niet beweerd. 2. In totaal hebben twee meisjes uit Nistelrode zich om werk naar Zwanenberg begeven één uit eigen beweging reeds vóór dat de circulaire werd verzonden, en één, zegge en schrijve één onder de pressie van deze circulaire. Het is dus niet zoo, dat één enkele circulaire een groot aantal dochters deed „offeren", doch dat een groot aantal circulaires één meisje enkele maan den op de fabriek bracht. 3. Hoewel, gelijk gezegd, slechts één vader gevolg heeft gegeven aan den oproep van het gemeentebestuur en hoewel zijn dochter, slechts korten tijd in de fabriek werkte, is niemand naar aanleiding van deze circulaire uit de werkverschaffing ge schorst. Dat is alles. Midas van Tonningen heeft echter dè zaak aangeraakt en zij wordt meteen „schandaal". Een „schandaal", waarmee „het Zuiden des lands", de Brabantsche geestelijkheid, de Leidsche politie, de de mocratie, en natuurlijk de Katholieke Staatspartij in één slag zijn „geleverd". Het is voor den heer Rost van Tonningen ongetwijfeld een groot gemak, deze gave te bezitten; hij heeft zijn lezers steeds wat te bieden. Toch schijnt dit getooverde krachtvoer de rijen van zijn aanhangers niet te doen groeien. En wij voor ons, die 't ongemak hebben om de schandalen van den heer van Tonningen tot hun ware pro porties, dat is tot niets te herleiden, den ken dan onwillekeuring wel eens aan 't verdere lot van Koning Midas. De scheiding tusschen Stan Laurel en Oliver Hardy is voorbij. Nadat Hardy met zijn nieu wen partner, Harry Langdon, één film heeft gemaakt, die binnenkort zal worden vertoond onder den titel Elephants Never Forget, heeft hij zich weer met Laurel verzoend. Onder de productieleiding van Hal Roach zullen zij de hoofdrollen spelen in vier films. Er was echter niets te zien of te hooren. Ja, toch, een tak kraakte, maar dat kon van een rondsluipend dier zijn. Wij moeten waken, want hier moet vrel iemand wonen, en die pijlen. „Ga jij nu maar slapen, Piet." Gerustgesteld ging Piet liggen en sliep weldra in. In de deuropening zat de vlie genier en naast hem snurkte de bestuurder al gauw weer. Toen de dag aanbrak verkenden zij den omtrek, maar er was geen mensch te bespeuren. Doch toen zij in de woning kwamen, bleken boog en pijlen verdwenen te zijn. Er sloop dus iemand rond, die zich onzichtbaar kon houden. Ieder in een boom en dan eens afwachten, meende de bestuurder en even later zat ieder in een boom. De huishoudster nam de tafel af en Jan Beerends, behaaglijk in z'n leunstoel gezeten, stak een sigaar op. Maar nauwelijks had hij een paar trekjes gedaan, of daar schoot hem eens klaps te binnen, dat hij vergeten had de 30.000 gulden in de zware, brandvrije safe te sluiten! Toen hij dien middag met het geld van de bank op 't kantoor gekomen was en de pakjes bankpapier had nageteld, had de directeur hem in z'n privé-kantoor geroepen. Vlug had hij toen het bankpapier in de lade van z'n bureau ge borgen en was naar den directeur gegaan. Deze had hem met meer dan gewone hartelijkheid ontvangen; hij moest in den fauteuil gaan zit ten, anders speciaal voor de goede cliënten be stemd en een fijne havana opsteken. De vol gende week zou hij, Jan Beerends, 25 jaar bij de firma in betrekking zijn en nu had de direc tie besloten, niet slechts z'n salaris te verhoogen, maar hem ook op dien dag tot procuratie-hou der te bevorderen. Een en ander zou met eenige feestelijkheid gepaard gaan. Niet weinig in z'n nopjes, was Beerends naar z'n bureau terug gegaan. Maar nu scheen net kantoor eensklaps te klein en te benauwd voor hem Hij kon 't van vreugde niet langer uit houden, greep z'n hoed, trok z'n jas aan en ging weg. En nu, na 't avondeten, thuis, dacht hij er eensklaps aan, dat hij de 30.000 gulden in de lade van z'n bureau had laten liggen, in plaats van 't geld in de safe op te bergen! Jan Beerends was een man van nauwgezette plichtsbetrachting. Z'n kantoor was zijn wereld en z'n groote, zware boeken, die hij bijhield, gin gen hem boven alles ter harte. In zaken was hij pijnlijk nauwgezet en 't verzuim waaraan hij zich nu door overmaat van vreugde, geheel on willekeurig, had schuldig gemaakt vond hij een ongepermitteerd iets! Hij sprong op, wierp z'n sigaar, nijdig op zich zelf, met een driftig gebaar in den aschbak en greep naar z'n jas en hoed. Hij moes' direct naar 't kantoor terug. Hij zoumaar nu flits te het door z'n brein, hoe onzinnig dat was. Im mers, hij had geen sleutel van het gebouw en vóór den volgenden morgen half negen kon hij er niet in. Nog elf uren moesten e voorbij gaan, waarin 30.000 gulden aan een eenvoudige, slechts éénmaal afgesloten lade van z'n bureau waren toevertrouwd!! Wat een toestand! De goede Beerends smeet z'n jas en hoed weer op een stoel, ging weer aan tafel zitten, stak z'n sigaar weer op en trachtte zich zelf tot verstan dig en rustig nadenken te dwingen. Hoe meer hij echter nadacht, hoe zenuwachtiger en on rustiger hij werd. Eindelijk begaf hij zich ter ruste en probeerde te slapen. Maar hij kon geen oog dicht doen. Die 30.000 pop rammelden als 't ware in z'n hoofd. In z'n ontstelde verbeel ding zag hij alle inbrekersbenden in de stad ge raffineerde expedities uitrusten, om zich van dat geld, hetwelk onbeschermd in de lade van z'n bureau lag, meester te maken. Niet later dan half zes in den morgen was hij al op. Haastig kleedde hij zich aan en liep naar z'n kantoor. Bijna twee en een half uur l.ing moest hij. vol vreeze en bibberend van kou, voor het ge bouw wachten. voor de eerste 1 tt collega's kwamen l VerZUlfTl VCM opdagen. Ze ston- T r> den verbaasd den Jan tSeerenaS boekhouder al zoo J vroeg daar te zien. Op hun belangstellende vragen antwoordde hii ontwijkend en kort. Toen eindelijk de deur geopend werd, rende Beerends naar binnen en sprong, meer dan hij liep, naar de plaats waar z'n bureau stond. Z'n collega's volgden hem en bleven nieuwsgierig bij de deur staan kijken. Bleek als een doek en zwaar adem halend, liet Beerends zich in z'n stoel vallen, stak z'n sleutel in de bureaulade en rukte die open. Bovenop lagen, keurig ge bonden, de bundeltjes bankbiljetten, tot een ge zamenlijk bedrag van 30.000 gulden. Beerends' spanning was geweken. Hij legde z'n hoofd op tafel en tranen van vreugde vielen op het geld. Daar hoorde hij gemompel van stemmen ach ter zich. Hij hief het hoofd op en zag, dat de anderen zich om de zware, brandvrije safe in den hoek verdrongen. De jongste bediende, die in een hevig opge wonden toestand verkeerde, kwam, met een hoofd als vuur, naar het bureau van den boek houder geloopen en schreeuwde uit alle macht: „Mijnheer Beerendsmijnheer Beerends! De ijzeren safedie is opengebroken en leeg gestolen.... alles is wegd'r zit geen cent meer in!" (Nadruk verboden) (Van onzen Praagschen correspondent) Het binnenlandsche politieke levert in Bohe men staat in het teeken van een intensieve propaganda, die door de Tsjechische eenheids partij gevoerd wordt ter inschakeling van het geheele volk in het organisatie-apparaat. De termijn van aanmelding is vastgesteld op den korten tijd van één week; de gemeentehuizen nemen de functies waar van de partijbureaux. De organisatorische opbouw van deze partij is ingesteld op het autoritaire Führer-beginsel, waarbij president Hacha de plaats van Führer zal innemen. De werkelijke leiding intusschen zal berusten bij den actieven en nog jongen minister dr. Havelha, den invloedrijksten man in de nieuwe „beweging". Zijn initiatief leidt het politieke leven in Bohemen in practisch alle opzichten. Dr. Havelha, die in den vroegeren staat het ambt bekleedde van particulier se cretaris van enkele ministers, heeft zich toen tertijd reeds bezig gehouden rr t de inrichting van een standenstaat, zoodat hij goed beslagen op het ijs komt. De opbouw van het protectoraat Bohemen als standenstaat kan voorloopig niet langs scherp omlijnde plannen geschieden, daar de basis ervan, de grondwet, nog -volkomen in het duister ligt en men zich, steunend op de op vattingen van minder of meer goed geïnfor meerde personen, er slechts een nevelig beeld van vermag te vormen. Een der best-ingelich- ten tracht den toekomstigen staatsrechtelijken vorm van het protectoraat te construeeren uit de interpretatie van eenige woorden, die Hitler in zijn proclamatie te Praag op 16 Maart j.l. heeft uitgesproken. Volgens hem zou die vorm zich kristalliseeren om een parlement, waarvan de door dr. Hacha benoemde 50 leden van het centrale comité der nationale gemeen schap reeds de kern zouden uitmaken. Dit parlement zou dan de drager worden van den staatswil, waaruit vertegenwoordigers de regeering zouden vormen, na goedkeuring van den Rijksprotector benoemd door den staatspresident. De nieuwe regeering staat onder leiding van generaal Elias, tevens minister van Binnen landsche Zaken. Overigens is er weinig ver anderd; de nieuwe regeering bestaat uit dezelf de vaklieden, die in het vorige kabinet zaten. Ondanks de vorming van een nieuw kabinet echter blijft een zekere spanning merkbaar. W verband hiermede beschouwt men de jongste gebeurtenissen te Pilsen als beangstigend. Zoo als men weet kwam het eenige dagen geleden tot ongeregeldheden in deze stad, die leidden tot de arrestatie van een niet gering aantal personen. Zulke gebeurtenissen kunnen natuur lijk ernstige gevolgen hebben, daar Berlijn ertoe zou kunnen komen op grond van voor vallen als dit het zelfbestuur van het protec toraat belangrijk in te perken. De president van de „nationale gemeenschap''" Anton Hruby, die het dreigende gevaar hiervan inzag, heeft dan ook in een proclamatie op een meer correcte houding jegens Duitschland aan gedrongen. Uit dezelfde proclamatie blijkt, hoe zeer Bohemen en Moravië reeds in het Derde Rijk zijn ingeschakeld; Hruby zeide hierin o.a.. dat het „exporteeren of sterven", dat Hitier voor Duitschland heeft uitgesproken, thans ook voor de Tsjechen geldt. Zeker is, dat de inwendige constructie van het protectoraat in alle opzichten moet worden aangepast aan het Duitsche systeem. Niette min zijn de voorbereidende werkzaamheden van dr. Havelha ter constructie van een stan denstaat in menig opzicht verschillend van het Duitsche zoowel als van het Italiaansche cor poratieve systeem. Kennelijk zoekt hij naar de opstelling van een compromis tusschen beid» systemen. Intusschen heeft de propaganda voor de aan werving van nieuwe leden in verschillende ge meenten groote successen behaald; hier en daar sloten zich alle mannen bij deze eenheidspartij aan, zoodat men kan rekenen op een organi satie van 1.700.000 Tsjechische mannen. Tege lijkertijd heeft de leiding van de N.S.D.AP. to Praag haar activiteit verhoogd; alleen in Praag al rekent men erop 10.000 leden voor de parti) te kunnen winnen. De NS.D.A.P. legt bij haar streven naar samenwerking met de Tsjechische organisaties het zwaartepunt in de cultureel® samenwerking, zoowel in de arbeidersbewegin gen als aan de universiteiten, waar een uitwis seling van hoogleeraren plaats vindt. Het streven der leidende Tsjechen is er voor het oogenblik op gericht, met de DuitscherS samen te werken, teneinde een basis te vinden, waarop de beide volkeren, die thans in een „levensruimte" saamgevoegd zijn, tezamen kun nen leven. AT* r« A D/"\lVTlVTrr'C op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen Al ei ele /\iJ vyi 1 IN Ui O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide arsaen, belde beenen of beide oogen bf) een ongeval met doodelffken afloop bQ verlies van een hand, een voet at een ooft door A. Hruschlca M Otto Malten had kort vóór het eindexamen van zijn oom een groot zakmes ten geschenke gekregen, dat den vorm van een dolk had en met een lichten vingerdruk opensprong. Het heft ervan was fraai en kunstig met zilver ingelegd. Malten was trotsch op dat geschenk, toonde het zijn medestudenten en zei spottend, dat zelfs de rijkste der klas Ulrich Tumwald niet zoo'n prachtstuk bezat. Nauwelijks was het studentenfeest begonnen, of Malten geraakte in verschrikkelijke opge wondenheid: zijn kostbaar mes was uit zijn zak verdwenen! Men zocht overal, maar het was nergens te vinden. Toch beweerde Malten het in de zaal zelf nog te hebben gebruikt om zijn potlood te slijpen. Daarna had hij 't weer in zijn zak ge- Stoken en nu was het weg.... Een half uur later werd er onder de jongelui geheimzinnig gefluisterd. Sommigen lachten ongeloovig, anderen zetten een verstoord gezicht, velen keken steelsgewijze naar UlrichEin delijk kwam een vriend van Ulrich naar hem toe: Zeg, Turnwald, Malten beweert dat jij zijn mes hebt gestolen. Breng jij hem zelf even aan 't verstand dat je 't niet hebt. Ulrich, hoorden wij later, stond een oogen blik als door den bliksem getroffen. Toen ijlde hij naar Malten, greep hem vast met beide vuisten, schudde hem eenige malen zoo gewel dig, dat hij heen en weer vloog, en siste: Heb jij dat werkelijk gezegd, Malten? Dat ik jouw mes heb gestolen? Onmiddellijk herroepen, begrepen? Een Tumwald is geen dief.... De ander keek hem brutaal in de oogen en zei: Ik zou niet weten, wie het anders heeft weggenomen. Jij stond naast mij, toen ik mijn potlood sleep en toen was het weg Ellendeling, schoft! En zoo iets durf je mij vlakaf zeggen? Een der leeraren kwam tusschenbeiden, be vrijdde Malten uit de vuisten van Ulrich en poogde hen tot bedaren te brengen. Hij had Ulrich altijd zeer goed mogen lijden en zei: Tumwald, beschuldigingen worden niet door ge weld weerlegd. Ik weet natuurlijk, dat jij 't mes niet gestolen hebt, maar de zaak kan op zeer eenvoudige wijze uit de wereld worden ge holpen. Laat mij, om Malten tot kalmte te bren gen en jou van alle verdenking te zuiveren, den inhoud van je zakken onderzoeken en iedereen zal zien, dat iü 't mes niet hebt," Ulrich werd donkerrood, ging een stap "achteruit en antwoordde driftig: „Ik laat mij niet fouilleeren als een dief.... zelfs niet door u, professor. Kom,Turnwald, wees verstandig! Voor niets ter wereld duld ik een vreemde hand in mijn zak! De aanwezigen keken elkander met pijnlijke verwondering aan en de leeraar hernam zeer ernstig: „Is het zóó gelegen, Turnwald, dan moet ik in je eigen belang er op aandringen, dat de inhoud van je zakken hier voor ieders oog op tafel wordt gelegd. Je houding is zoo vreemd, dat zij lichtelijk aanleiding tot ver keerde vermoedens zou kunnen geven. Men zou kunnen denken, dat Malten gelijk heeft. Laat je je niet vrijwillig onderzoeken, dan moet het met geweld gebeuren. Vrijwillig? nooit! In dat geval.... De leeraar wenkte verscheidene studenten en in weerwil van Ulrich's wanhopig verzet, werden zijn armen gegrepen en vastgehouden. Prof. Benke voelde in den rechterzak van Ulrich's jasje en het eerste, wat hij daaruit te voorschijn haalde, was Malten's mes. Zwijgend legde hij het op de tafel. Doodsehe stilte in de zaal. Ulrich zelf was akelig bleek geworden. Hij stond daar als verlamd. Het eerst van allen nam Malten weer het woord. „Ik wist het wel, zei hij spottend. „Ja. ik wist al lang, wat een han dige comediant het troetelkind van onze klas is." Dan gebeurt er iets onverwachts en verschrik- kelijks. Zonder eenig geluid te geven, grijpt Ulrich het voor hem liggende mes, aoet het openspringen en werpt zich met opgeheven arm bliksemsnel op Malten juister gezegd: hij wilde zich op Malten werpen. Want in werke lijkheid treft hij Prof. Benke, die, Ulrich's opzet radende, Malten opzij wilde trekken. Tot aan het heft dringt het vlijmscherpe mes den ongelukkigen leeraar in de zijde; hij zinkt neer in een bloedplas en is eenige minuten later een lijk. En Ulrich Ulrich is naast het lichaam van den armen man bewusteloos tegen den grond geslagen. Wat toen volgde, kan ik in eenige woor den samenvatten. Ulrich, wiens schuld bewezen was ook de diefstal werd met algemeene stemmen als bewezen aangenomen, hoewel hij die fout hardnekkig loochende en beweerde, dat Malten zelf hem met boos opzet het mes in den zak moest hebben gestopt, werd, met het oog op zijn jeugdigen leeftijd en zijn onbe rispelijk verleden, tot een betrekkelijk zachte straf, vier jaar tuchthuis veroordeeld. Die straf heeft hij in Stein uitgezeten. Eerst had hij op verlangen van mijn man, daarin door Gottfried Kluge gesterkt, een acte moeten onderteekenen, waarbij hij af stand deed van al zijn erfrechten en, in zoo verre dat van hem afhing, van alle betrekkin gen met onze familie. Alleen onder voorwaarde dat hij nimmer meer een poging zou aanwen den om met een lid der familie Von Turnwald in aanraking te komen, voorts, dat hij naar Amerika zou vertrekken en daar blijven, ver klaarde mijn man zich bereid, hem, zoodra hii uit het tuchthuis was ontslagen, door bemidde ling van onzen rechtskundigen raadsman de middelen te bezorgen, om in de Nieuwe Wereld een bestaan te vinden. Ulrich onderteekende het stuk en is naar Amerika vertrokken. Verschrikkelijk! zei Hempel, die met aan dacht had geluisterd. Verschrikkelijk niet alleen het drama op zich zelf, maar ook de straf. Was die in weerwil van het gebeurde niet.... te hard? Veronderstel, dat die Malten inderdaad het mes in Ulrich's zak had gesto kenHad men het niet bij die vier jaar tuchthuis kunnen laten? Moest men den onge lukkigen jongeman ook van zijn tehuis en van zijn familie berooven? Dit alles zei hij eigenlijk meer tot zichzelf, dan tot mevrouw Von Turnwald, die zacht snikte. Toen stond zij op, stak Hempel de hand toe en zei: Dank voor dat woord! 't Is ook steeds mijn overtuiging geweest. Mijn man was door en door officier; hij kende niets anders dan strenge tucht, verzachtende omstandigheden bestonden niet voor hem. Och, er waren toen zoovele dingen, die hij niet kon of wilde begrijpen, en dat heeft menigmaal een schaduw op ons tot dan toe ongestoord huwelijksgeluk geworpen. VII T Van dit oogenblik af liet de zaak Silas Hempel heelemaal geen rust meer. Hij kende nu 't geheim yan mevrouw Von Tumwald. de oorzaak van de smart, die hij zoo vaak in haaf blik had gelezen. Doch hij moest nog meer weten; hij stelde zich de eene vraag na de andere en toen de ongelukkige moeder een weinig tot bedaren was gekomen, leidde hij het verder onderzoek zoo voorzichtig mogelijk in: En later, mevrouw? Begon na verloop van jaren uw man de zaak niet in een milder licht te beschouwen? Neen, hij bleef verbitterd en kon niet ver geten, dat de schande, door Ulrich op onzen naam geworpen, hem had gedwongen, een be roep, waar hij hartstochtelijk aan gehecht waS» op te geven. Maar 't was toch zijn eigen kind! En hij kende Ulrich's temperament en.... zijn edel karakter. Mijn man heeft van Ulrich ontzettend veel gehouden, hij was trotsch op hem. Hij ver wachtte voor hem een schitterende toekomst. Misschien heeft hem juist daarom de slag zoo onuitsprekelijk zwaar getroffen. Wat ervan zij het ongeluk heeft in hem alle vaderlijk ge voel voor zijn oudsten zoon gedood, 't Is moge lijk, dat mannen anders voelen dan vrouwen, vaders anders dan moeders.... Mijn man is tot aan zijn dood onverzoenlijk gebleven. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10