Bruckner als kerkcomponist
y
y
y
Inquisitie
VAN BELASTING VRIJGESTELD
Blijkbaar ook geen luxe meer!
Ook Uw steun!
ZONDAG 14 MEI 1939
God dienen in schoonheid
Nieuwe fase in evolutie
der kerkmuziek
in d&
r
VAN WEEK TOT WEEK
te
Gas verstikking te
Tilburg
Jonge vrouw om het leven
gekomen
TSJECHISCHE OFFICIEREN
Geen dienstneming in het
Indische leger
GENERAAL VAN HEUTSZ-
FONDS
Uitvoering der e-moll Mis te
Nijmegen werd een
openbaring
Weer een pasgeboren
kind vermoord?
Een man en vrouw te Barneveld
gearresteerd
Hervatting postaal geldverkeer
met Albanië
J W
Het Luchtverdedigings
fonds stelt jongelui
financieel in staat tot
vlieger opgeleid te
worden.
Een versterking van de
vlieger-reserve is ver
sterking van onze Neu
traliteit.
Zendt Uw bijdrage
aan het
Voorwaar, voorwaar. Ik zeg
u: Wanneer gij den Vader in
Mijn naam ieis zuli vragen,
dan zal Hij hei u geven. Toi
nu ioe hebi gij nieis in Mijn
naam gevraagd. Vraagi en
gij zuli ontvangen, opdai uw
vreugde volkomen weze.
Evangelie
Met de hoofden tegen
elkaar gebotst
Jonge arbeider aan de
gevolgen overleden
Ridders gehuldigd
Dragers der Militaire Willemsorde
traden voor het voetlicht
EEN KLEURENFILM OVER
ONZE OOST
Opdracht van den Rotterdamschen
Lloyd voor Multifilm
Audiëntie
Langen tijd is er gedacht, dat de katholieke
Geloofsverdediging alles moest goedpraten, wat
het verleden gebeurd is. Men twistte toen
•bet andersdenkenden minder over de leer der
katholieke Kerk dan over de geschiedenis van
het katholieke volk, of hetgeen men voor des-
Selfs geschiedenis hield. De protestant werd
opgevoed in allerhande vooroordeelen. Hij werd
h-v. overtuigd, dat alle Jesuïeten groote bedrie
gers zijn, dat het coelibaat van de katholieke
Priesters een onnatuurlijke toestand is, die tot
Zedelijke verwildering leidt, dat de zoo genaam
de oorbiecht de schandelijkste misbruiken ver-
°°rzaakt en voor al deze opvattingen had hij
Zoogenaamde voorbeelden uit de historie bij de
hand, die dan door de katholieken weersproken
berden. Het katholieke standpunt was dan,
dat een bedrieglijke Jesuïet nooit bestaan had
nooit zou kunnen bestaan, dat het coelibaat
iets heel natuurlijks is en altijd heiligen kweekt,
dat de biecht nog nooit geleid heeft tot eenig
"dsbruik. De „fabeltjes" van de tegenstanders
^aren boosaardige verzinsels.
De twee groote paradepaarden, die toenter
tijd in het krijt kwamen, waren pausin Johanna
de Inquisitie. Wat is er over die twee on
derwerpen al een inkt vermorst!
De pausin Johanna verbleekte echter tot een
hloedlooze schim, toen van onzen kant rustig
^erd toegegeven, dat de geschiedenis van de
*toomsche Curie zeker haar vervaltijd heeft ge
kend, waarin groote misbruiken aanleiding bo
den tot diepe ergernis, terwijl aan de andere
Zijde eindelijk werd beseft, dat een pausin nooit
hestaan heeft. Men nam wederzijds genoegen
diet de waarneming, dat in de galerij der
^oomsche Pausen een indrukwekkende eerbied
waardigheid zeker de meest kenmerkende trek
's. maar dat deze trek niet standvastig door
Zlle eeuwen heen gehandhaafd bleef.
Moeilijker bleef het vraagstuk van de Inqui
sitie. Ontkennen, dat zij bestaan heeft, v/as
Obzerzijds niet mogelijk. Wij moesten dus den
Mschuw, dien andersdenkenden hebben van
het verschrikkelijke woord „Inquisitie" op een
of andere wijze overwinnen, hetzij door de In
quisitie te verontschuldigen als een historisch
Verschijnsel uit een ruwer tijdperk van de
Pttopeesche geschiedenis, hetzij door de ge
dachte aan de Inquisitie los te maken van de
Geschiedenis der katholieke Kerk. Beide me
thoden hebben echter een nadeel. Want er zijn
Groote wreedheden gebeurd, die zich moeilijk
'aten goedpraten, en deze wreedheden zijn ge-
s°hied namens de zuiverheid van de katho
lieke geloofsleer.
Het beste wat wij dan ook zeggen kunnen, is,
dat wij ons hartelijk verheugen, omdat de In
quisitie tegenwoordig niet meer bestaat.
Daarna kunnen wij over het verschijnsel be-
G'nnen te praten en het terugbrengen tot zijn
Waarachtige verhoudingen.
Dit nu is de houding van den kerkhistoricus
Nolet, oud-professor in de kerkgeschiede
nis, thans pastoor te Amsterdam, in een
k°ekje, getiteld „Inquisitie in de Nederlanden",
dat als brochure van het Geert Groote Ge-
hootschap verscheen. Hier is iemand aan het
Woord, die met een rustig oordeel de overtal-
Z'jke strijd-litteratuur over het befaamde on
derwerp in studie genomen heeft, en die niet
Geneigd is, gerechtvaardigde bezwaren uit den
Weg te gaan. Het eerst zinnetje van zijn betoog
Zegt dadelijk, dat hij niet juicht over de Inqui
sitie als historisch verschijnsel. Integendeel:
•■Welk rechtgeaard Nederlander" zoo vraagt
kij „zou niet een rilling krijgen bij het hoo
ien van het woord Inquisitie".
Hij heeft hier dus ook wel degelijk den recht-
Gaaarden katholieken Nederlander op 't oog, die
d^er dan een ander in aanmerking komt om
Z'uh tegen de gedachte aan b.v. een nieuwe in-
Wiring van de Inquisitie te verzetten, en die
Z'ch ook in het verleden tegen de handelwijze
van verschillende inquisiteurs hééft verzet,
^ant het is niet de waarheid, dat de katho-
'iken de Inquisitie., zouden bewonderd hebben,
*®tWjjl de Protestanten haar afschaften. Het
Vfirzet in de zestiende eeuw ging juist uit van
06 katholieke Zuiderprovincies en Calvijn heeft
Genève wel degelijk een vorm van Inquisitie
Gehuldigd.
De katholiek kan en mag zich dus oprecht
Wrheugen, dat de Inquisitie niet meer bestaat.
Zijn wij het hierover eens, dan kunnen wij
*ast stalen, dat een oordeel over de Inquisitie
"bzerzijds niet gunstig behoeft te luiden, ter-
Wiji wij toch moeite moeten doen, om het ver-
Sctijjnsel historisch te begrijpen. Wij praten het
k'et goed, maar wij moeten trachten te ver
baren, hoe het mogelijk was. Dit is de alge
mene opzet van prof. Nolet.
Over het beginsel der Inquisitie bestaan geen
Gioote moeilijkheden. Slechts over de toepas-
Wbg van het beginsel loopt de strijd der his-
*®rici.
Het beginsel is immers zoo nuchter mogelijk:
Inquisitie" beteekent: „onderzoek", hetzelf
de
als „Recherche". Wie zou nu in onze sa-
^anieving dien dienst willen missen, die voor
°bze veiligheid waakt? En Inquisitie of onder-
W^k bestaat in iedere vereeniging, en in ieder
O'kgenootschap. wie in zijn voetbalclub ver
acht wordt van unfair spel, heeft zich een
Verzoek te laten welgevallen, en wordt eruit
8eaet, wanneer hij schuldig wordt bevonden;
W'e zich niet meer vereenigen kan met de be
delen van zijn politieke partij, gaat vrijwillig
Weg
en wanneer hij dat niet doet, maar bin-
de partij propaganda maakt voor tegenstrij-
Q'Ge beginselen, wordt hij na onderzoek ge
beerd. De Kerkgenootschappen doen hetzelfde:
et eene genootschap trekt de grenzen wijder
het andere, maar wie die grenzen te bui-
eb gaat, ziet zijn zaak onderzoeken, en bij
^Sunstigen uitslag in den een of anderen
V°rm censuur op zich toepassen."
hierop vervolgt de schrijver: -
'■Moeilijk wordt de zaak pas, wanneer we de
b'ddeleeuwsche praktijk van de Inquisitie in
Schouwing nemen. Meen nu niet, lezer, dat
ödj geroepen acht, om al wat er in de mid-
jjeleeuwen op dit terrein gebeurd is, goed te
ebren of zelfs te verdedigen. Maar van den
4bcieren kant verzoek ik U, om niet alles zoo
aar zonder meer te veroordeelen. Voor onze
begrippen, voor onze geestesgesteltenis is er
veel barbaarschheid geschied in verband met
de middeleeuwsche Inquisitie. Brandstapels zijn
voor ons, gelukkig, niet welriekend, en rad en
pijnbank vinden wij gruwelijk."
Waar dit alles duidelijk voorop wordt gezet,
daar is het debat niet meer geladen met de
herinnering aan oude veeten, doch het wordt
rustig gevoerd in de sfeer van een historische
beschouwing, waarbij de verhouding van Kerk
en Staat, zooals die toentertijd was, vooral de
aandacht vraagt.
Want, dit staat voorop: de Kerk had nooit,
ook in de Middeleeuwen niet, het recht om
ketters te dooden of te pijnigen. De lichame
lijke straffen werden toegepast door de wereld
lijke overheid.
Dit geschiedde echter in nauwe samenwer
king met de Kerk en hier rijst vanzelf de vraag,
of de kerkelijke overheid dier dagen niet al te
kortzichtig is geweest en of ze niet meer had
moeten doen om de wreedaardige lijfstraffen,
die in haar naam werden toegepast, te bestrij
den en uit te roeien.
Eeuwen heeft het geduurd, voordat de sla
vernij als menschonwaardig werd veroordeeld.
Zoo was het ook met de lijfstraffen. Men zag
er het menschonwaardige niet van in. Men was
kind van zijn tijd. Dit is ongetwijfeld betreu
renswaardig, maar het is historisch verklaar
baar. Ons nageslacht zal ook in ons zulke con
cessies aan den tijdgeest opmerken en afkeu
ren. Onder de kerkelijke gezagdragers van de
late middeleeuwen waren er te weinig, die zich
konden losmaken van de gedachte, dat de li
chamelijke straf het eenige middel was tegen
het maatschappelijk kwaad.
In Noord-Nederland is gedurende de eigen
lijke middeleeuwen, d.w.z. van ongeveer 1230
tot 1500 de kerkelijke Inquisitie met groote ge
matigdheid toegepast. Eerst onder vreemde in
vloeden werd de toepassing strenger. Dit begon
met de Bourgondiërs en bereikte een hoogte
punt onder Karei V en Philips II. Maar die
strenge toepassing was geheel in strijd met
onzen landaard, en werd ook zoo gevoeld. Ze
was eerder een propaganda voor de overtuiging
van de veroordeelden dan van de rechters. Ze
was dus evenzeer ontactisch als onmenschelijk.
Ware de toepassing gematigd gebleven en
hadde men zich tot kerkelijke straffen bepaald,
de Kerk zou minder hebben geleden! En ze
leed door een instrument, dat in het leven was
geroepen om haar te beschermen! Dit is de
groote fout der Inquisiteurs, dat zij meenden,
beter katholiek te zijn naarmate zij minder
menschelijkheid vertoonden. En die fout heeft
zich gewroken.
Met dat al zou het toch niet eerlijk zijn, hun
alle schuld in de schoenen te schuiven voor het
geen, waarmede historie en legende hen belast
hebben. Met name wordt het aantal slachtoffers
der Inquisitie vaak sterk overdreven. Dit aan
tal was in werkelijkheid al hoog genoeg. Het
wordt geschat op zoowat tweeduizend terecht
stellingen. Van vijftig- of honderdduizend
slachtoffers der Inquisitie spreken is zeker niet
billijk, hoewel het veelal gedaan wordt.
Van het getal 2000 zegt prof. Nolet: „Dit
getal is niet fantastisch, maar wel verschrik
kelijk. Men vergete daarbij niet, dat het aan
tal inwoners van alle Nederlandsche gewesten
zeker geen drie millioen was. Dan begrijpt men,
dat de bevolking door het Spaansche optreden
tot woede gebracht werd."
En dit was niet de protestantsche bevolking,
maar evenzeer de katholieke bevolking. Want
de Nederlandsche aard verdroeg de Spaansche
wreedheid niet, en daarom had de Kerk in
Nederland niet zoo grif den steun van den
Spaanschen staat moeten aanvaarden. Het was
een psychologische fout. Dit kunnen wij vol
mondig toegeven. En de „middeleeuwsche"
wreedheid kunnen wij van ganscher harte af
keuren. De leer van de katholieke Kerk is daar
niet mee gemoeid. A. v. D.
Zaterdagmorgen is de 28-jarige mevrouw Van
der N. levenloos in haar woning in de Van
Speyckstraat te Tilburg aangetroffen. Zij bleek
door gasverstikking om het leven te zijn ge
komen.
Bij nader onderzoek werd vastgesteld, dat in
de keuken de gasslang van de muurkraan was
losgeraakt.
Haar man, een taxi-chauffeur, die 's morgens
vroeg de woning had verlaten, deed de vreese-
litke ontdekking. Het echtpaar was nog pas 'n
half jaar getrouwd.
In verband met berichten betreffende dienst
neming van Tsjechische officieren in het Kon.
Ned. Indische leger wordt van bevoegde zijde
medegedeeld, dat dienstneming van vreemde
lingen in het Indische leger door het Indische
legerbestuur niet wordt overwogen.
De vereeniging „Het Generaal van Heutsz-
fonds" heeft Zaterdag te Amsterdam haar 34e
jaarlijksche algemeene vergadering gehouden
onder leiding van den voorzitter van het hoofd
bestuur, de heer W. J. H. van Erp.
In zijn openingswoord gaf de voorzitter een
overzicht van de werkzaamheden van de ver
eeniging in het afgeloopen jaar.
Bij acclamatie werden de periodiek aftre
dende hoofdbestuursleden J. C. Werner Jr. en
j. A. Graafland herkozen. In plaats van wij
len den heer C. E. v. d. Werff werd de heer
A. A. Munneke in het hoofdbestuur herkozen,
terwijl de opengevallen plaats door aftreden
van den voorzitter, de heer W. J. H. van Erp,
ingenomen zal worden door den heer B. El-
zdnga. Het hoofdbestuur zal binnenkort een
nieuwen voorzitter uit zijn midden kiezen.
w
De pontificale Hoogmis, welke Z. H. Exc. Mgr.
A. F. Diepen Zaterdagmorgen als inzet van den
voornaamsten dag der lustrumviering van het
Nijmeegsch Studentencorps „Carolus Magnus"
in de St. Canisiuskerk te Nijmegen opdroeg,
valt uit een oogpunt van liturgie-beoefening te
vergelijken met een andere pontificale Hoogmis,
welke zij, die haar vele jaren geleden bijwoon
den, zich nog altijd herinneren: de Mis in de
Bossche St. Jan, waarbij Diepenbrock's „Missa
in Die festo" voor het eerst haar liturgische
bestemming bereikte. Toen was 't het kerkelijke
meesterstuk van den baanbreker van de Neder
landsche muziek van den nieuwen tijd, dat in
den dienst van het altaar werd opgenomen, de
zen keer was het een der belangrijkste com
posities van een der grootste kerkcomponisten,
Anton Bruckner, waarmee althans het Neder
landsche kerkmuziekrepertoire verrijkt werd.
Zooals de intrede van Diepenbrock's Mis in de
kerk een nieuwe fase heeft ingeluid, een stimu-
leerend voorbeeld heeft gegeven, dat nog altijd
de kracht van zijn werking handhaaft zoo vaak
deze Mis klinkt, zoo is men ook nu geneigd zich
af te vragen, of voor Bruckner's Mis een soort
gelijke functie is weggelegd.
Zij, die Zaterdagmorgen in Nijmegen tijdens
den luister van de Bisschopsmis Bruckner's mu
ziek hoorden, zullen er zich ongetwijfeld van be
wust zijn geworden, dat hier een voor Neder
landsche kerken nieuw geluid weerklonk. Niet
alleen om het feit, dat hier een blaasorkest
van hobo's, klarinetten, fagotten, hoorns, trom
petten en trombones meespeelde, want dat was
toch eigenlijk niet meer dan een uiterlijke afwij
king van het gebruik en als zoodanig een kwestie
van bijkomstigen aard. Om de Mis in deze
authentieke bezetting uit te kunnen voeren, was
de goedkeuring van de censuurcommissie der
St. Gregoriusvereeniging alleen niet voldoende,
maar moest men bovendien de speciale toestem
ming van den Bisschop verkrijgen. Doch hoe
belangrijk dit punt dan ook was, het vormde
toch niet de kern van de kwestie. Er is vele jaren
vooral binnenskamers druk over gediscussieerd,
of deze Mis, aan welker religieuze bezieling en
kerkelijken geest niet te twijfelen viel, voor de
liturgie bruikbaar en toelaatbaar was en daarbij
ging het. uit den aard der zaak om de vraag,
of zij voldeed aan de opvattingen en voorschrif
ten, welke in ons land te dien aanzien gelden.
De strijd om de vraag of de e-moll Mis niet
te veel „muziekmis" was, waarmee men de
kwestie gewoon is populair te omschrijven, is
dan nu door officieele instantie beslist in den
zin van hen, die steeds van oordeel geweest zijn,
dat de Mis een bij uitstek liturgisch werk is,
een der schoonste kerkmuzikale composities en
in menig opzicht slechts te vergelijken met de
toppunten uit den bloeitijd van Italiaansche
meerstemmigheid en Nederlandsche scholen.
Dat dit inzicht in ons land betrekkelijk laat
is doorgebroken, valt niet te verwonderen. De
kerkmuziek heeft in deze landen eeuwen van
verval achter zich, waarvan zij zich nog vol
strekt niet geheel hersteld heeft. Daartegenover
is het maar al te begrijpelijk, dat de renais
sance, welke in deze eeuw is ingetreden, tijdens
haar eerste decennia beheerscht werd door ri
goureuze richtlijnen. Dat men thans eerst Bruck
ner's e-moll Mis hier te lande voor de kerk ont
dekt, nadat men in een vroegere periode Die
penbrock's Mis ontdekt heeft, lijkt niets anders
dan een logisch verschijnsel, natuurlijke mar
keering van een groeiproces, dat ons thans be
gint te voeren tot die op zuiver inzicht gegrond
veste vrijheid, waarin wij alles wat de kunst aan
schoonheid en kunstvaardigheid oplevert, dur
ven te gebruiken tot verhooging van den kerke
lijken luister.
In dit groeiproces heeft Diepenbrock's „Missa
in Die festo" de eerste fase gemarkeerd. Bij al
haar exuberantie van klank en stemming, bij
de breedheid van haar adem en de groote mo
numentale lijnen van haar bouw toch stoer en
gesloten van karakter en sober in haar mate-
rieele middelen, beteekende zij voor den tyd en
de plaats van haar ontstaan een uiterste acti
veering van' alle mogelijkheden om den Schep
per met luister te dienen.
Thans, nu wij dan zoover gekomen zijn, dat
wij het aandurven bij een passende gelegenheid
deze Bruckner-Mis aan onze godsdienstige in
tenties bruikbaar te maken, durven wij nog
rijkere middelen te gebruiken, waarmee wij een
compositie binnen ons bereik brengen, die een
van de treffendste uitdrukkingen is van de ge
voelens, die een christelijke gemeenschap tijdens
de viering harer heiligste geheimen bezielen.
Het is de taak van de muziek, dit te doen
op haar eigen wijze, die volstrekt onverwoord-
baar is, en dus is iedere poging om de werking
van deze Mis in de kerk te omschrijven ijdei.
Men kan er slechts van zeggen, dat deze melo
die, deze klank van mannen- en knapenstem
men en hout en koper, deze majestueuze wel
ving van climax tot anti-climax als de open
baring is geweest van een wonder, een mysterie
van schoonheid, bezield door den hoogsten geest,
een geest van vrome aanbidding, die in het sou-
vereine bezit van alle menschelijke vermogens
vrijelijk putte uit de aardsche heerlijkheid om
er den Heer een lofzang van te componeeren,
waarbij de mensch als bij ingeving de Goddelijke
Majesteit, de schoonheid van de Eeuwige Waar
heid begint te vermoeden.
Meer valt er van de werking van deze Mis
niet te zeggen. Men moet het gehoord hebben
om het te begrijpen. En men begrijpt dan ook
hoe zij ontsproten is aan den superben geest
der barok, die in Bruckner bewaard bleef. Zij
klonk zeer goed in deze kerk, dank zij vooral de
meesterlijke uitvoering door het prachtige
Aachener Domchor onder leiding van zijn kapel
meester Th. B. Rehmann. Maar zij kan pas in
haar vollen luister klinken in een kathedraal,
liefst onder het weidsche barokgewelf.
En hetzelfde geldt uit den aard der zaak voor
de andere Bruckner-stukken, waarmede deze
Mis werd opgeluisterd, het stralende „Ecce Sa-
cerdos" met orgel en bazuinen, het extatische
„Salvum fac pupulum", door Rehmann bewerkt
naar een pas onlangs gevonden manuscript.
Verdienstelijk, maar in dit verband toch wat
teleurstellend, was de uitvoering der wisselende
Gregoriaansche gezangen door de Schola Can
torum van het Nijmeegsch Studentencorps on
der leiding van Remi Schelstraete. Den avond
tevoren in het Lof hoorden wij uit de Akenaars
een solo-stem opstijgen, die enkele Gregoriaan
sche inzetten intoneerde op een wijze, die ons
voorbeeldig leek.
Maar in de hoofdzaak is dit deel van het
lustrum-programma wel uitzonderlijk geslaagd.
Die hoofdzaak was de Mis met wat men de
Bruckner-liturgie zou kunnen noemen. Na deze
i eerste uitvoering zal men Bruckner, en speciaal
De politie te Barneveld heeft Zaterdag m
Koolwijkerbroek gearresteerd een 61-jarigen man
en diens ongeveer 40-jarige huishoudster, die
er van worden verdacht een pasgeboren kind
te hebben vermoord.
De vrouw heeft een gedeeltelijke bekentenis
afgelegd, doch zij weigert mee te deelen, waar
het lijkje is geborgen.
De burgemeester van Barneveld heeft beiden
op transport gesteld naar Utrecht om voor den
officier van Justitie aldaar geleid te worden.
In het verkeer met Albanië zijn de diensten
der postwissels, alsmede der met verrekening
belaste aangeteekende stukken, brieven en doos
jes met aangegeven waarde en postpakketten,
in beide richtingen, hervat.
Het maximaal bedrag ovor postwissels uit
Albanië is verlaagd tot 8 dollars.
Postgiro 320000, Den Haag, ten name van
de Vereeniging voor Nationale Veiligheid.
Zaterdagmorgen gebeurde er bij de stoomzui-
velfabriek van de firma Van den Ende te
Vlaardingan een oogenschijnlijk niet ernstig
ongeluk. In den middag echter is een der oe-
trokkenen aan de gevolgen overleden.
Twee jonge arbeiders waren bezig aan 't laden
van kisten flesschenmelk op 'n vrachtauto, toen
op een gegeven moment hun hoofden tegen el
kaar botsten. Aanvankelijk voelde geen vac
beiden pijn, doch later werd de 15-jarige Tü.
G J. Kloosterman onwel en kreeg hij hevige
pijnen in het hoofd. De jongeman werd op ad
vies van een dokter naar huis gebracht, waar
hij eenige uren daarna is overleden.
de e-moll Mis wel eens vaker bij feestelijke ge
legenheden hooren. Het is zeer te hopen, want
van deze Mis kan opnieuw een stimuleerende
werking uitgaan: zij kan ons leeren, hoe .wij
God met muziek kunnen verheerlijken, een mu
ziek, die niet kerkelijker wordt naarmate zij
armoediger wordt in middelen en vorm, maar
integendeel, naarmate zij rijker en beter mu
ziek is.
L. H.
Negen stoere bejaarde Nederlanders stonden
Zaterdagmiddag aangetreden in de Konings
zaal van Artis te Amsterdam, negen oud-mili
tairen van het Koninklijk Nederlandsch-In-
dische leger, negen dragers van het ridderkruis
vierde klasse der Militaire Willemsorde, de
hoogste militaire onderscheiding die wij ken
nen en die hun 40 of 25 jaar geleden werd toe
gekend voor moed, beleid en trouw tijdens de
bekende expedities tegen de opstandige hoofden
in Atjeh.
Zij waren vergezeld van hun familieleden en
droegen zware metalen ordeteekenen op de
borst. Een stuk Indische krijgsgeschiedenis werd
in vogelvlucht doorloopen en het was bij deze
jaarlijksche ridderhuldiging wederom de voor
zitter van den raad van beheer der stichting
„Fonds Ridderdagen," de heer M. C. Koning,
door wiens boeienden verteltrant de aanwezigen
voor de zooveelste maal met trots en eerbied
kennis namen van het moeilijke, mooie en suc
cesvolle werk, dat ons klein, maar dapper In
dische leger waar noodig geholpen door de
Nederlandsche Marine eerst onder het
krachtige bewind van generaal Van Heutsz en
vijftien jaar later onder leiding van een even
energieken militair, generaal Swart, heeft we
ten tot stand te brengen.
Spr .verhaalde in welgekozen woorden van
de heldendaden van het expeditieleger en in
het bijzonder van het aandeel, dat de negen
ridders, die vlak voor het spreekgestoelte zaten,
daarin hebben gehad. Hun namen? J. H. Dem-
mink, A. Stam, H. F. F. Lutje, C. W. M. Deet-
man, S. van der Meulen, H. Bruinsma, G. C. G.
Sluyk en W. Mensen, die allen veertig jaar ge
leden vochten onder commando van generaal
Van Heutsz, en J. Hanff, die thans zijn 25-jarig
jubileum viert en die deel heeft genomen aan
de expeditie onder commando van generaal
Behrens, die in die jaren luitenant was.
De jubilarissen ontvingen uit handen van
den heer Koning een passend geschenk en bo
vendien nog een kist sigaren. De naaste fa
milieleden werden met bloemen gehuldigd.
Vele hooge militaire autoriteiten en oud
officieren woonden de bijeenkomst eveneens
bij.
Ook oud-minister Deckers behoorde tot de
belangstellenden
Na de rede van den heer Koning werden de
jubilarissen nog op zeer hartelijke wijze toege
sproken door den luitenant-kolonel J. Slagter,
den gep. generaal-majoor K. E. Oudendijk en
door den oud-resident C. Poortman.
De huldiging der jubileerende ridders werd
voorafgegaan door een koffiemaaltijd, waaraan
een groot aantal ridders en genoodigden heeft
deelgenomen.
Ter verspreiding van meer kennis omtrent
land en volk, cultuur en natuur van Nederl.-
Indië, waarover bij velen in het moederland
nog allerlei onjuiste begrippen bestaan, heeft
de Rotterdamsche Lloyd het initiatief genomen
voor het vervaardigen van een cultuur-docu
mentair filmwerk over Java, Sumatra en Bali.
Voor dit land van zon en kleur is de mo
derne kleurenfilm wel het aangewezen me
dium dat echter allerlei technische moeilijk
heden met zich brengt. In verband daarmede
heeft de Rotterdamsche Lloyd de vervaardiging
van deze kleurenfilm opgedragen aan den
filmexpert en cineast J. C. Mol, directeur van
Multifilm te Haarlem, wiens werk juist op dit
cultureel-documentair terrein ver buiten onze
grenzen waardeering heeft gevonden.
De heer Mol vertrekt reeds eind Mei met de
Sibajak naar Indië voor het opnemen van deze
film, welker vervaardiging waarschijnlijk drie tot
vier maanden in beslag zal nemen.
De bedoeling is, dat de film tegen het
nieuwe seizoen gereed is. De Rotterdamsche
Lloyd zal voor een ruime verspreiding over het
geheele land zorg dragen, terwijl tevens van
deze film voor verspreiding van kennis om
trent ons Indië in het buitenland op ruime
schaal zal worden gebruik gemaakt.
Z.H. Exc. mgr. A. F. Diepen, bisschop van
's-Hertogenbosch, zal in deze week alleen Za
terdag audiëntie verleenen.