STRUBBELINGEN IN DE
DRAADINDUSTRIE
Jtdwt&aal van den das
De luchtroovers van Hoitika
D
l
I
ut©
Ordening van onderaf faalt
Sterke hand van Vader
Staat onontbeerlijk
LANG
VOORUITZICHT
Brabant en de Marine
ALLE ABONNÉ'S
F 750.-
F 250.-
ZATERDAG 20 MEI 1939
Stijgende belangstelling
tor
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DE
ZILVEREN
Van verschillende zijden wordt steeds
gesuggereerd, dat alleen ordening
van onderaf het ideaal zou zijn.
Alleen aldus, wanneer men het bedrijfsleven
zichzelf laat regelen, zou een bloeiend eco
nomisch leven kunnen bestaan. De Staat
houde zijn handen af van het economisch
leven, is dan de leus.
Telkens en telkens blijkt echter uit de
moeilijkheden, die bij de thans incidenteel
en grootendeels van onderaf doorgevoerde
„ordeningen" in 't bedrijfsleven ontstaan,
dat het alléén van onderaf en zonder den
sterken arm van Vader Staat niet gaat. Wij
constateerden dit bij de moeilijkheden, die
ten aanzien van den tomatenexport en
ae daarvoor gebruikte verpakkingen waren
ontstaan. Wij zien hetzelfde ook op tal van
andere gebieden.
Een treffend voorbeeld bieden de moei
lijkheden, die zich momenteel voordoen in
de branche der metaaldraadproducten.
Sinds eenige jaren was de draadindustrie
op interessante wijze geregeld. Het
Nederlandsche productieapparaat was
in overeenstemming gebracht met de wer
kelijk gebleken behoeften. Aan eiken pro
ducent werd een bepaalde quote toebedeeld
De verkoop ging via een gemeenschappelijk
verkoopkantoor, de N.V. Nederlandsch Ver
koopkantoor voor Draadproducten te Rot
terdam, dat slechts leverde aan leden der
Vereeniging van Handelaren in Draadma
teriaal en tegen vaste prijzen, enz. Boven
dien werden de grondstoffen betrokken van
het grondstoffenkartel. Het was werkelijk
een voorbeeld van een complete ordening.
Genoeglijk vlood het leven eens gerusten
draadmans heen.De fabrieken, voor het
grootste deel in Helmond gelegen, leverden
regelmatig hun hoeveelheden blank, ge
gloeid en gegalvaniseerd draad, draadkram-
men en draadnagels, punt- en prikkeldraad,
sommigen ook het vierkant en zeskant
vlechtwerk, die htm vasten weg vonden naar
de bekende klanten, voor zoover het Neder
landsche klanten betrof via het Verkoop
kantoor van draadproducten in Rotterdam,
en ten aanzien van export via het interna
tionale verkoopsyndicaat, de IWECO (Inter
national Wire Export Company) te Brussel.
Dit alles op vaste verkoopscondities en tegen
vaste prijzen
Maar eilaas! Een paar jaar geleden kre
gen enkele nieuwe ondernemers trek in zulk
een onbekommerd bestaan. Ook zij gingen
draadproducten maken, ofschoon er in de
toenmalige situatie eigenlijk „geen plaats"
was voor nog meer fabrikanten. Maar er
was geen wet om hun vestiging te verbie
den en de prijzen lieten wel gelegenheid
tot concurreeren, vooral als men eich op
den detailverkoopprijs richtte. De inge
schreven handelaren in draadmateriaal,
aan wie tegen vaste prijzen werd geleverd,
waren zelf weer gebonden t.a.v. de te vragen
detailprijzen, waarbij een redelijke winst
voor den handel berekend was. Door nu te
leveren aan niet bij de Ver. van Handelaren
in Draadproducten aangesloten handelaars,
kon men niet alleen van de winstmarge van
de fabrikanten, doch ook van die der han
delaren iets afsnoepen.
Zoo ontstonden dus eenige outsidcrfabrie-
ken, en met de rust was het uit.
De georganiseerde producenten en distri-
buenten lieten zich zoo maar niet de kaas
van het brood eten (die er inmiddels nog
wat vaster was opgelegd door de instelling
van een contingenteering). Een zeer scherpe
prijzenoorlog ontstond, een strijd, die heden
ten dage nog voortduurt.
Natuurlijk speelt de mogelijkheid van het
verkrijgen van grondstoffen in dezen strijd
een voorname rol. De levering van grond
stoffen aan de aangeslotenen bij de Iweco
geschiedt door de IREG (Internationale Roh
Eisen Gesellschaft). Er zijn echter onder de
grondstofproducenten outsiders, die niet bij
de IREG zijn aangesloten. Was het grond
stof fenkartel geheel gesloten, dan zouden de
outsiders onder de draadproductenfabri-
kanten geen grondstof kunnen krijgen. Nu
zijn er echter gaatjes, en het is het spelle
tje tusschen outsiders en kartelleden, om
respectievelijk gaatjes te zoeken en gaatjes
te stoppen!
De situatie in de Nederlandsche productie
is momenteel, dat inderdaad door den prijs
oorlog de voornaamste outsider uit de
markt gedrukt is. Er is echter geen enkele
reden om aan te nemen, dat deze fabrikant
niet weer onmiddellijk op de markt zal
verschijnen, zoodra de prijzen weer op een
voor hem loonend niveau terugkeeren.
En intusschen is tengevolge van de lage
prijzen de ordening in den draadhandel,
waar vroeger vaste quoten en vaste prijzen
golden, volkomen in de war. Iedereen is vrij
tegen die prijzen elke hoeveelheid te leve
ren, die hij zelf verkiest. Een merkwaardig
aspect van dezen wedstrijd is bovendien, dat
het verbruik van draadproducten sterk is
toegenomen. Voor allerlei doeleinden, waar
voor totnutoe touw, stroo of andere bind
middelen werden gebruikt, wordt bij de hui
dige prijsverhoudingen draadmateriaal ge
nomen.
Hier is dus een ordening van onderaf
hopeloos misgeloopen. De sterke
hand van Vader Staat ontbrak en
daardoor was het niet mogelijk de orde te
handhaven. Veel van het werk, dat verzet
was, is daardoor vergeefsch. De heele op
bouw van de quoten van de Vereeniging van
Handelaren in Draadproducten zal herzien
dienen te worden, want sinds de ontkete
ning van den prijsstrijd is het geheel van
verhoudingen totaal gewijzigd.
De tegenwoordige bevoegdheden en be
kwaamheden van Vader Staat staan ook
hem niet toe, in dezen ingrijpend en rege
lend op te treden. Nóch door toepassing
van de Bedrijfsvergunningenwet, nóch door
toepassing van de wet tot het verbindend
en onverbindendverklaren van ondeme-
mersovereenkomsten is in dit geval iets te
bereiken.
Slechts een wijzig mg van den organisatie
vorm in corporatieve richting zou in een
situatie als deze i.itkomst brengen. Eerst
wanneer de handelingen van ordenende in
stanties, als in dit geval de Vereeniging van
Handelaren in Draadproducten en het Ver
koopkantoor, verbindende kracht hebben,
eerst wanneer een uit ondernemingen ge
vormde bedrijfsschap, onder oppertoezicht
van den Staat en gevat in het kader van
een landelijke organisatie, regelingen kan
treffen, waarop de Staat zelf zijn opperste
sanctie stelt, eerst dan zullen strubbelingen,
als thans in de draadindustrie voorkomen,
vermeden worden, of, wanneer zij toch zou
den ontstaan, op redelijke basis en op rede
lijke wijze kunnen worden opgelost.
In zijn Turijnsche rede heeft Mussolini
de meening uitgesproken, dat de „knoo-
pen", die de lijnen van de Europeesche
politiek naar zijn smaak nog ontsieren,
niet met het zwaard behoeven te worden
doorgehakt, maar met, de noodige vinger
vaardigheid nog wel te ontwarren zijn.
Ook de as, zoo kan men daaruit verstaan,
heeft geen neiging tot oorlog, maar denkt
met taai en geduldig trekken te kunnen
binnenhalen, wat zij meent noodig te heb
ben.
Tusschen de dreiging van een nabijen
oorlog en de belofte van een zorgeloozen
vrede ligt inderdaad een derde mogelijk
heid, die misschien ook de meest waar
schijnlijke is: een langdurige periode van
niet zorgelooze, maar zorgenvolle en on-
zekeren vrede.
In plaats van te blijven gelooven, dat
wij nog maar even behoeven te wachten
om de wereldsituatie in dezen of in genen
zin beslist te zien, zullen wij ons vertrouwd
moeten maken met de gedachte, dat ook
een toestand van spanning en onzekerheid
duurzaam kan zijn, of althans, zooals de
architecten het plegen te noemen, semi
permanent. En eenmaal vertrouwd met die
gedachte, hoe onaangenaam zij den
modernen, aan snelle technische oplossin
gen gewenden geest ook moge zijn, zul
len wij onze energie erop moeten richten
in die onzekere wereld zoo goed mogelijk
te leven en zoo hard mogelijk te werken.
Men kan dat pessimisme noemen, maar
even goed optimisme. Het is gezond pessi
misme, om niet te blijven wachten, tot
alles vanzelf beter wordt; het is gezond
optimisme, om in het kader van de wereld,
zooals zij nu eenmaal is, de handen uit de
mouwen te steken en tq zien, wat er van te
maken is.
Nederland moet niet alleen het vraag
stuk van zijn veiligheid en defensie, maar
ook de problemen van zijn binnenlandsch
leven en streven in het koude licht van dit
lange vooruitzicht bezien. En dat geldt met
name voor het vraagstuk der werkloosheid.
Wij, moeten rekening houden met de waar
schijnlijkheid, dat de groote mogendheder
nog een flinke reeks van jaren zullen blij
ven „touwtrekken", dreigend en bedreigd,
eischend en belovend, in een klimaat van
voortdurenden zwaren druk en harde
wilsinspanning, waarin rijke oogsten van
den vrede niet rijpen kunnen.
In die atmosfeer moet ons land leven
En dat is mogelijk. Daartoe is op de eerste
plaats een gezonde levensmoed noodig,
waardoor wij het wordt langzamerhand
tijd! al te zware zorgen van ons afzetten
en welgemoed de omstandigheden nemen,
zooals zij zijn, en zooals zij nog langen tijd
kunnen blijven. De huidige malaise komt
voor een deel voort uit feiten, maar voor
een even groot deel uit stemmingen, zij het
nu een pessimisme, dat de toekomst slechts
zwart ziet, of ook een optimisme, dat nog
even op luilekkerland wil wachten.
Maar daartoe is óók noodig, dat wij de
uiterste energie richten op de opheffing
van den inwendigen kanker, die onze bin-
nenlandsche samenleving verzwakt en on
dermijnt.
„De geestelijke depressie schreef dezer
dagen terecht de „Nederlander" waarin ons
volk verkeert en waarvan men sporen te over
waarnemen kan, is, naar wij meenen, behalve
uit de internationale omstandigheden voor een
belangrijk deel te verklaren uit de pessimistische
stemming en het gemis aan uitzicht, dat zich
bij het werklooze deel onzer bevolking en hun
omgeving voordoet."
Laat ons alle krachten -richten op de
sociaal-economische saneering van onze
samenleving en de versterking van onze
volkskracht. Zij zal waarschijnlijk nog
langen tijd op zware proeven gesteld wor
den. En zij is ook het eenige veld, waarop
wij, vrij van de buitenlandsche beslomme
ringen, kunnen oogsten, wat wij zaaien.
Rinus Stoffel had tot nog toe eigenlijk niet
gemerkt, dat ook in de stad de klokken iederen
avond het Angelus luiden. Hij was op 'n leeftijd,
dat men zich buitengewoon gewichtig gaat voe
len, zoodat men voor dingen als het Angelus-
klokje maar weinig aandacht over heeft. Hij
wist natuurlijk even goed als iedereen, dat
's avonds om 6 uur de kerkklokken luidden,
maar dat was voor hem, juist als voor zoovele
anderen, niets anders dan het teeken, dat de
dagtaak ten einde was. Dan begon de vrijheid,
want om zes uur werd de winkel gesloten.
Rinus Stoffel keerde nu van zijn vacantie naar
de groote stad terug. Hij was thuis geweest, bij
moeder en bij zijn jongere broers en zusjes. En
het was ditmaal niet voor een paar, slechts nau
welijks merkbare dagen geweest, maar voor twee
volle weken. Veertien dagen had dit jaar zijn
vacantie geduurd. Een heerlijke tijd! Elk van
deze dagen had een sterke herinnering opge
roepen aan het verleden, aan zijn kinderjarén
en aan den blijen tijd van zijn jeugd. En dan
moeder! Van den vroegen morgen tot den laten
avond voorkwam zij welhaast alle wenschen; al
tijd was zij in de weer. Welk een verschil met
z'n kamer in de stad; ach, 't was er goed van
eten en drinken, daar niet van, maar die warme
zorg, die moederzorg, die miste je zoo ongaarne.
Den tweeden avond gebeurde het, dat Rinus
Stoffel met zijn moeder den tuin inging. Moe
der had anders altijd de handen vol, maar van
daag zou Elsbeth eens voor het avondeten zor
gen. Hij vertelde haar van de dingen, die nu
zijn leven vulden: de stad en de zaak.
Ze stonden bij de bloemenstruiken en Rinus
keek in de prachtige kelken, toen d- klok van
den toren der dorpskerk het Angelus klepte. Dat
was niet zooals in de stad. Zoo groote en zwaar
dreunende klokken als in de groote stad waren
er op het platteland niet. Daarbij vergeleken,
leek het luiden van deze kleine klok slechts een
zwak gebimmel, dat je eenvoudig niet hoorde.
Rinus Stoffel hoorde het ook niet. Moeder bleef
staan, toen zij de kleine klok hoorde luiden.
Midden in een zin had zij het gesprek afgebro
ken, had vroom een kruis geslagen en de han
den biddend gevouwen. Zoo stond ze daar nu,
als het ware weggenomen uit de werkelijkheid
van de tastbare dingen en opgenomen in een
andere, hoogere, doch nu op mysterieuze wijze
evenzeer „tastbare" werkelijkheid, die des
harten.
Rinus keek op, toen hij haar stem niet meer
hoorde en dan drong ook meteen het klokgelui
tot hem door. Eerst voelde hij zich een beetje
verlegen en onbeholpen. Even tevoren was er
overal nog vaag stemmengegons, bij de buur
lui, in de huizen en in de tuinen. Nu was het
alleen nog de klok, die klonk en al het andere
zweeg, °en diep, veelbeteekend zwijgen. Heel
vroeger was het al zoo geweest, dat ze overal
in de woonkamers begonnen te bidden, zoodrft
het klokje '*lonk. En nu was het nog zoo; niets
was er veranderd. Alleen hij, Rinus Stoffel, die
nu al zoolang in de groote stad was geweest, had
dit wel een beetje vergeten; slechts zelden had
hij er nog aan gedacht.
Moeder bad. Zoo had ze altijd gebeden als het
klokje klepelde. Om hem heen gonsden de in
secten, bijen zoemden een loflied der schepping.
Muggen dansten boven het pad in de milde
lucht van den naderenden zoelen zomernacht.
Heimelijk schoof Rinus Stoffel de handen in el
kaar. Zou moeder zijn onhandig gedoe bemerkt
hebbenDrie keer, met regelmatige tus-
schenpoozen had
de klok haar hel-
der geluid over
het land uitge
galmd, nu zong A 7 7 T t
zij, nog voor het j Atlgë lUSk IOkJ#
rondom weer ru-
moerig kon wor-
den, in ongebroken ijver haar lied ten einde.
Moeder zei nietsEn hij kon nu bij zich
zelf denken, dat moeder toch blijkbaar niets
van zijn plotselinge verlegenheid en onbehol
penheid had bemerkt. En terwijl ze nu weer
voortliepen over het pad in den tuin, die zoo
rijk in zomertooi stond, toen praatte hij weer
druk over de stad en over zijn werk.
Den tweeden dag na zijn terugkeer in de stad
schoot Rinus Stoffel dit alles weer te binnen.
Hij bediende juist een klant, toen de klok van
een naburige kerk begon te luiden, Rinus hoor
de het zooals hij het nog nooit tevoren had ge
hoord. Anders was het voor hem altijd het
teeken geweest, dat er weer een werkdag op zat,
nu moest hij onweerstaanbaar denken aan zijn
moeder. Hij wist, dat ze nu weer de handen zou
vouwen ten gebed en dat zij haar hart richtte
tot Hem, die de Vader is van alle menschen en
dingen. En in haar gebed, in haar moederlijk
smeeken zou zij zeker ook hem betrekken. Een
oogenblik zag hij zich nog bij zijn moeder in
den tuin staan, een beetje onbeholpen en ver
legen, maar dan toch de handen ineenschuivend,
om te doen, wat moeder deed. Moeder
Rinus Stoffel had er nooit zoo speciaal over
nagedacht, dat hij veel van zijn moeder hield.
Dat was eigenlijk ook niet noodig. Maar eiken
avond herinnerde nu het zware bimbammen van
de torenklokken hem aan haar, die dan vast aan
hem dacht,zijn moeder.
TWti tUdc 'y,
Alsjeblieft! Hij hield een stuk baard en de snor in zijn han
den. Er kwam een veel jonger gezicht te voorschijn en in
plaats van aandoenlijke tranen te storten siste de jeugdige
grijsaard: „Leelijke salamander, geef op mijn baard!"
„Kan ik best gebruiken." De beide mannen trokken elk, aan
een kant van den baard, die van lange gedroogde planten-
vezels was gemaakt en in de zon gebleekt. Intusschen klonk
het: „Terug mijn baard.... zonder baard vermoorden ze me
hier!"
Men schrijft ons uit het Zuiden:
De dezer dagen gehouden vergadering
van de afdeeling Eindhoven der Kon. Ver
eeniging „Onze Vloot" geeft ons aanleiding
tot enkele opmerkingen.
Menigeen zal wellicht meenen, dat in een
provincie Van hei en bosch, in een gewest
zonder zeevaart-traditie, de belangstelling
voor de marine slechts gering kan zijn
Het contact immers met alle uitingen van
maritieme bedrijvigheid ontbreekt, even
zeer als de historische romantiek onzer va-
derlandsche vloothavens.
Desondanks valt te constateeren, dat de
belangstelling voor de marine in Brabant
zich in stijgende richting beweegt. De ver
gadering te Eindhoven was daarvoor wel
een sprekend bewijs; de gep. vice-admiraal
L. J. Quant sprak voor een publiek van
ongeveer duitfènd menschen uit alle krin
gen der samenleving.
Bij het zien van deze belangstelling heeft
vóór den aanvang der bijeenkomst de heer
mr. J. J. A. van der Putt zich afgevraagd,
waaraan het viel toe te schrijven, dat de
Brabantsche „heihazen" bleken te zijn om-
getooverd tot „duinhazen, die zeelucht
snuiven". En hij gaf meteen het antwoord.
Ons vaderlandsch gevoel noodzaakt ons in
te zien, dat slechts een deugdelijke weer
macht, rustend op leger èn vloot beide,
ons onafhankelijk volksbestaan zal kunnen
veilig stellen.
Deze Brabantsche belangstelling heeft
zich niet tot de Eindhovensche bijeenkomst
beperkt. Ook elders in het gewest werd een
soortgelijke ervaring opgedaan. Daarnaast
noemen wij een artikelenreeks in de N.
Tilb. Crt., waarin het dienstnemen van ka
tholieke jongens bij de Koninklijke zee
macht werd aanbevolen. Het blad wees
hierbij o.m. op den militairen aard van de
Brabantsche jongelingschap, op de goede
vooruitzichten bij de marine, en, last but
not least, op een brief van het Doorluchtig
Episcopaat, waarin het dienstnemen bij de
Marine warm gesteund werd.
Zooals het blad op gezag van goed-katho-
lieke insiders betoogde, is de angst van
ouders en geestelijke verzorgers „uit den
tijd". Dit toonen de overal aanwezige mo
derne Katholieke Militairen Tehuizen, de
H.H. Missen voor militairen en hunne al-
gemeene H. Communies; de goed bezochte
Congregatie onder de schutse van „Stella
i Maris" en de vlootaalmoezeniers in Oost
i en West. „Geen schooner gezicht", aldus een
katholiek officier, „dan een H. Mis op de
voorplecht van een kruiser in volle zee on
der de tropenzon, als alle schepen van het
Nederlandsche Eskader in Indië gestopt
liggen en er een diepe stilte wordt in acht
genomen".
Nu in het belang van het Nederlandsche
Imperium zeer groote eischen aan onze po
sitie ter zee zullen worden gesteld, verdient
het hiervóór aangehaalde volle aandacht.
De drastische zuivering na het drama van
de „Zeven Provinciën" heeft resultaten
opgeleverd. Dank zij ook het krachtige op
treden van den Brabanter oud-minister
Deckers is de vloot in hare personeelbezet-
ting thans ook voor den katholieken jon
gen onvoorwaardelijk toegankelijk, zóó ver
staan, dat zijn geloof er wordt omgeven
door de zorgen, die redelijkerwijze kunnen
verwacht worden.
Wie aldus het zeegat uitkijkt, zal ook den
dieperen ondergrond voelen van de in Bra
bant, en onder het katholieke volksdeel i°
het algemeen, gestegen belangstelling voor
de marine. Onze nationale drang geeft his
torisch een sterken impuls naar de zee. 1°
Indië hebben wij groote vaderlandsche èn
godsdienstige (missiologische) belangen.
Het is een verheugende aanwinst, dat voor
den katholieken jongen geen bezwaren
meer aanwezig zijn om deze belangen met
zijn dienst te schragen. Een aanwinst voor
de jongens, onder wie zoo velen werkloos
en zonder toekomst zijn, een aanwinst niet
minder voor de vloot, die goede, betrouw
bare krachten behoeft.
8r.
e rijke dient te handelen als de
rentmeester van God.
«aa
op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen T~» pm m* bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen A O Wo" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen
bij een ongeval met
doodelijken afloop
bij verlies van een hand.
een voet of een oofr
door
A. Hruschka
TL
XI
Den tweeden morgen na Roland's vertrek
merkte Hempel toen hij aan het ontbijt ver
scheen, onmiddellijk op, dat het gezicht van
mevrouw Von Tumwald sporen van hevige ont
steltenis droeg en dat zij alle kracht moest
inspannen, om die smartelijke ontroering
althans eenigermate te verbergen voor haar
dochter.
Mama heeft weer erge hoofdpijn, zei
Vera bezorgd. Mijnheer Hempel, geeft u haar
den raad, om naar bed te gaan; naar mij wil
zij niet luisteren.
Toch wel, mijn kind, ik zal 't straks
doen. Maar nu moet je mij met rust laten.
De frissche morgenlucht zal mij goed doen.
Misschien ook wijkt die akelige migraine voor
een kop koffie.
Bij het inschenken van de koffie beefden haar
handen. Zij nam snel een teug, zette het kopje
neer en keek Hempel aan.
„Ik moet u na het ontbijt onmiddellijk spre
ken," las hij in haar blik.
Hij verschrok. Zou er 's nachts weer iets ge
beurd zijn?
Vera praatte met haar gewone levendigheid
over muziek. Zij moest onmiddellijk gaan repe-
teeren, want 's namiddags zou Mr. Sorel
komen.
Niemand lette op hetgeen zij vertelde.
De piano zal u toch niet hinderen, moeder
tje? vroeg zij. Anders laat ik natuurlijk mijn
studeeren achterwege.
Neen, dat is niet noodig. De muziekkamer
ligt heelemaal achter in den toren. Geneer je
niet voor mij, kind. Ga maar....
Vera verliet de kamer, en mevrouw Von
Turnwald slaakte een diepen en smartelijken
zucht.
't Is verschrikkelijk, zei zij, altijd eome-
die te moeten spelen voor menschen die men
liefheeft. Vroeger was 't kind mijn zonne
straaltje, en nu is 't een verlichting voor mij
als zj] weggaat, opdat ze mijn smart niet zal
lezen op mijn gezicht.
Wat is er gebeurd mevrouw? U bent ge
heel buiten u-zelven.
Daar....
Zjj schoof hem met bevende hand een cou
rant toe, die tot-nu-toe op haar schoot had ge
legen, en ging voort:
Lees. Het „Neue Wiener Journal", waarop
ik geabonneerd ben. Ik heb het dezen morgen
ontvangen.
Hempel heeft 't blad reeds geopend en leest,
niet weinig ontsteld, een in vette letter gedruk-
ten kop van een bijzonder bericht:
„Geheimzinnige moord op den bekenden
Weenschen advocaat Dr. Wendland.
Dood gevonden op de Schmeiz.
Nog geen spoor van den dader."
Daaronder, in gewone letters:
„Gistellen, laat in den avond, vonden voor
bijgangers op de Schmeiz het lijk van een net
gekleed, bejaard heer, met ingeslagen schedel.
In de onmiddellijke nabijheid lag een zware
knuppel, waarmede vermoedelijk de moord was
gepleegd.
De wond was zoo vreeselijk, dat de onge
lukkige op slag dood geweest moet zijn.
Diefstal schijnt niet dei aanleiding tot de
vreeselijke misdaad geweest te zijn, want op
het lijk vond men een horloge, ringen en een
portefeuille met ongeveer duizend shilling.
Bovengenoemde voorbijgangers de schoen
maker Karl Kratby en zijn kameraad, een
kellner met name Frans Kalupetzky die
tegen middernacht uit een café huiswaarts
keerden, deden onmiddellijk aangifte op den
dichtstbijzijnden politiepost.
De politie en het parket waren spoedig ter
plaatse, maar konden voorloopig enkel den
dood van den bejaarden heer vaststellen. Uit
de papieren, welke de doode bij zich had,
bleek, dat de vermoorde de populaire en al
gemeen geachte advokaat Mr. Bruno Wend
land was. Naar wij ten huize van Mr. Wend
land, Schottenring 8, van mevrouw Von Er-
ber, de dame, die sinds jaren zijn huishouding
bestuurt, vernamen, was de advocaat gisteren
tegen acht uur thuis gekomen: hij had met
mevrouw Von Erber gesoupeerd, en aan tafel
gezegd, dat hij den avond verder thuis zou
doorbrengen, omdat hij nog dringende bezig
heden had. Onmiddellijk na het avondmaal be
gaf hij zich inderdaad naar zijn kantoor, dat
aan zijn particuliere vertrekken grenst.
Mevrouw Von Erber bleef in de eetkamer, die
juist naast het kabinet van Mr. Wendland is
gelegen en hield zich met een handwerkje
bezig. Om half tien hoorde zij de telefoon, en
de stem van Mr. Wendland, die zei: „Wat? van
avond nog? Kan dat niet tot morgen wachten?
En een oogenblik later: „Goed, ik zal komen."
Mr. Wendland trad na een poosje de eet
kamer binnen en zei mevrouw Von Erber dat
hij toch nog uit moest, voor een dringende
zaak. Hij verzocht haar, niet voor hem op te
blijven, hij wist niet, hoe laat hij zou terug
komen, en iemand van haar leeftijd zij is
bijna zeventig heeft haar slaap noodig.
Eenige minuten vóór tien was Mr. Wendland
toen heengegaan om niet meer terug te keeren.
Vier uren later werd mevrouw Von Erber uit
den slaap gewekt, om het verschrikkelijke
nieuws te hooren. De oude dame is geheel ge
broken. Zij was den heer Wendland zeer gene
gen, had hem dertig jaar trouw gediend.
Mr. Wendland was ongehuwd, 73 Jaar oud;
hij bezat nog slechts verre verwanten met wie
hij geen betrekkingen onderhield.
Als jurist stond hij hoog aangeschreven
en iedereen die hem persoonlijk kende, prees,
zijn edel karakter, zijn rechtschapenheid, goed
heid en fijngevoeligheid.
Omtrent de aanleiding tot den moord en den
persoon van den dader verkeert men nog in
volslagen duisternis. De politie en het parket
zijn den heelen nacht in de weer geweest, maar
hebben nog niets ontdekt. Hier moeten wij op
merken, dat de „Schmeiz" van oudsher bekend
staat als een lang niet veilige plaats, waar zich
bij dag en vooral ook 's nachts allerlei licht
schuw gespuis ophoudt. Men heeft verscheidene
personen aangehouden, die men in de late
avonduren op de „Schmeiz" zou hebben gezien.
Bevindt zich de moordenaar onder die personen?
Dat is nog de groote vraag.Ook hebben
eenige menschen verklaard, tusschen 10 en 11
uur dicht bij de plaats van de misdaad een auto
te hebben gezien, die wel geschikt was om de
aandacht van de voorbijgangers te trekken. Zij
was geheel gemaakt uit een lichtkleurig zilver
achtig metaal waarschijnlijk aluminium
en had eenigen tijd vóór op de „Schmeiz" ge
staan. Vervolgens was de auto verdwenen in de
richting van het centrum der stad. Of die „zil
veren" auto een rol in het drama heeft ge
speeld, weet men nog niet.
't Is zeer opmerkelijk, dat de verslagene niet
is beroofd. Daaruit valt op te maken, dat de
aanleiding tot de misdaad misschien pioet wor
den gezocht in wraakzucht of in een vooraf
gegane twist
Aan het einde van dit bericht in het „Neue
Wiener Journal" las men een aanmoedigend
compliment aan het adres van de Weensche
crimineele politie, die reeds zoo vaak had be
wezen, te zijn opgewassen tegen haar moeilijk0
taak.
Silas Hempel legde het blad neer.
Verschrikkeijk! mompelde hij. Inderdaad
verschrikkelijk! Juist de man, van wien wi)
inlichtingen konden verwachtenEn wederom
de „zilveren" auto!
Mevrouw Von Turnwald keek Hemnel aa»
met een brandenden blik:
U gaat er toch zeker heen? vandaag
nog? Met den eersten trein, nietwaar?
Vandaag? Onmogelijk. Vóórdat Roland
terug is....
U moet! Ik wil het. Er is geen uur te
verliezen. Voor mij behoeft u zich niet bezorg"
te maken. Ik beloof u, mijn kamer niet te
len verlaten vóórdat Roland terug is.
's nachts heb ik nu de kamenier bij mij:
zal mij ziek houden en haar ook bij dag d0
kamer zoo weinig mogelijk laten uitgaan.."
Wordt vervolgd
Zouden wij waardige zonen en doch
ters zijn van de martelaren, de
verdrukten, de lijders en strijders,
als wij te kort schoten in het laatste en
toch waarlijk niet het zwaarste werk van
onze emancipatie: instandhouding en uit
bouw onzer eigen Universiteit?
*0.
fey>,