STRUBBELINGEN IN DE DRAADINDUSTRIE Jtdwt&aal van den das De luchtroovers van Hoitika D l I ut© Ordening van onderaf faalt Sterke hand van Vader Staat onontbeerlijk LANG VOORUITZICHT Brabant en de Marine ALLE ABONNÉ'S F 750.- F 250.- ZATERDAG 20 MEI 1939 Stijgende belangstelling tor AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DE ZILVEREN Van verschillende zijden wordt steeds gesuggereerd, dat alleen ordening van onderaf het ideaal zou zijn. Alleen aldus, wanneer men het bedrijfsleven zichzelf laat regelen, zou een bloeiend eco nomisch leven kunnen bestaan. De Staat houde zijn handen af van het economisch leven, is dan de leus. Telkens en telkens blijkt echter uit de moeilijkheden, die bij de thans incidenteel en grootendeels van onderaf doorgevoerde „ordeningen" in 't bedrijfsleven ontstaan, dat het alléén van onderaf en zonder den sterken arm van Vader Staat niet gaat. Wij constateerden dit bij de moeilijkheden, die ten aanzien van den tomatenexport en ae daarvoor gebruikte verpakkingen waren ontstaan. Wij zien hetzelfde ook op tal van andere gebieden. Een treffend voorbeeld bieden de moei lijkheden, die zich momenteel voordoen in de branche der metaaldraadproducten. Sinds eenige jaren was de draadindustrie op interessante wijze geregeld. Het Nederlandsche productieapparaat was in overeenstemming gebracht met de wer kelijk gebleken behoeften. Aan eiken pro ducent werd een bepaalde quote toebedeeld De verkoop ging via een gemeenschappelijk verkoopkantoor, de N.V. Nederlandsch Ver koopkantoor voor Draadproducten te Rot terdam, dat slechts leverde aan leden der Vereeniging van Handelaren in Draadma teriaal en tegen vaste prijzen, enz. Boven dien werden de grondstoffen betrokken van het grondstoffenkartel. Het was werkelijk een voorbeeld van een complete ordening. Genoeglijk vlood het leven eens gerusten draadmans heen.De fabrieken, voor het grootste deel in Helmond gelegen, leverden regelmatig hun hoeveelheden blank, ge gloeid en gegalvaniseerd draad, draadkram- men en draadnagels, punt- en prikkeldraad, sommigen ook het vierkant en zeskant vlechtwerk, die htm vasten weg vonden naar de bekende klanten, voor zoover het Neder landsche klanten betrof via het Verkoop kantoor van draadproducten in Rotterdam, en ten aanzien van export via het interna tionale verkoopsyndicaat, de IWECO (Inter national Wire Export Company) te Brussel. Dit alles op vaste verkoopscondities en tegen vaste prijzen Maar eilaas! Een paar jaar geleden kre gen enkele nieuwe ondernemers trek in zulk een onbekommerd bestaan. Ook zij gingen draadproducten maken, ofschoon er in de toenmalige situatie eigenlijk „geen plaats" was voor nog meer fabrikanten. Maar er was geen wet om hun vestiging te verbie den en de prijzen lieten wel gelegenheid tot concurreeren, vooral als men eich op den detailverkoopprijs richtte. De inge schreven handelaren in draadmateriaal, aan wie tegen vaste prijzen werd geleverd, waren zelf weer gebonden t.a.v. de te vragen detailprijzen, waarbij een redelijke winst voor den handel berekend was. Door nu te leveren aan niet bij de Ver. van Handelaren in Draadproducten aangesloten handelaars, kon men niet alleen van de winstmarge van de fabrikanten, doch ook van die der han delaren iets afsnoepen. Zoo ontstonden dus eenige outsidcrfabrie- ken, en met de rust was het uit. De georganiseerde producenten en distri- buenten lieten zich zoo maar niet de kaas van het brood eten (die er inmiddels nog wat vaster was opgelegd door de instelling van een contingenteering). Een zeer scherpe prijzenoorlog ontstond, een strijd, die heden ten dage nog voortduurt. Natuurlijk speelt de mogelijkheid van het verkrijgen van grondstoffen in dezen strijd een voorname rol. De levering van grond stoffen aan de aangeslotenen bij de Iweco geschiedt door de IREG (Internationale Roh Eisen Gesellschaft). Er zijn echter onder de grondstofproducenten outsiders, die niet bij de IREG zijn aangesloten. Was het grond stof fenkartel geheel gesloten, dan zouden de outsiders onder de draadproductenfabri- kanten geen grondstof kunnen krijgen. Nu zijn er echter gaatjes, en het is het spelle tje tusschen outsiders en kartelleden, om respectievelijk gaatjes te zoeken en gaatjes te stoppen! De situatie in de Nederlandsche productie is momenteel, dat inderdaad door den prijs oorlog de voornaamste outsider uit de markt gedrukt is. Er is echter geen enkele reden om aan te nemen, dat deze fabrikant niet weer onmiddellijk op de markt zal verschijnen, zoodra de prijzen weer op een voor hem loonend niveau terugkeeren. En intusschen is tengevolge van de lage prijzen de ordening in den draadhandel, waar vroeger vaste quoten en vaste prijzen golden, volkomen in de war. Iedereen is vrij tegen die prijzen elke hoeveelheid te leve ren, die hij zelf verkiest. Een merkwaardig aspect van dezen wedstrijd is bovendien, dat het verbruik van draadproducten sterk is toegenomen. Voor allerlei doeleinden, waar voor totnutoe touw, stroo of andere bind middelen werden gebruikt, wordt bij de hui dige prijsverhoudingen draadmateriaal ge nomen. Hier is dus een ordening van onderaf hopeloos misgeloopen. De sterke hand van Vader Staat ontbrak en daardoor was het niet mogelijk de orde te handhaven. Veel van het werk, dat verzet was, is daardoor vergeefsch. De heele op bouw van de quoten van de Vereeniging van Handelaren in Draadproducten zal herzien dienen te worden, want sinds de ontkete ning van den prijsstrijd is het geheel van verhoudingen totaal gewijzigd. De tegenwoordige bevoegdheden en be kwaamheden van Vader Staat staan ook hem niet toe, in dezen ingrijpend en rege lend op te treden. Nóch door toepassing van de Bedrijfsvergunningenwet, nóch door toepassing van de wet tot het verbindend en onverbindendverklaren van ondeme- mersovereenkomsten is in dit geval iets te bereiken. Slechts een wijzig mg van den organisatie vorm in corporatieve richting zou in een situatie als deze i.itkomst brengen. Eerst wanneer de handelingen van ordenende in stanties, als in dit geval de Vereeniging van Handelaren in Draadproducten en het Ver koopkantoor, verbindende kracht hebben, eerst wanneer een uit ondernemingen ge vormde bedrijfsschap, onder oppertoezicht van den Staat en gevat in het kader van een landelijke organisatie, regelingen kan treffen, waarop de Staat zelf zijn opperste sanctie stelt, eerst dan zullen strubbelingen, als thans in de draadindustrie voorkomen, vermeden worden, of, wanneer zij toch zou den ontstaan, op redelijke basis en op rede lijke wijze kunnen worden opgelost. In zijn Turijnsche rede heeft Mussolini de meening uitgesproken, dat de „knoo- pen", die de lijnen van de Europeesche politiek naar zijn smaak nog ontsieren, niet met het zwaard behoeven te worden doorgehakt, maar met, de noodige vinger vaardigheid nog wel te ontwarren zijn. Ook de as, zoo kan men daaruit verstaan, heeft geen neiging tot oorlog, maar denkt met taai en geduldig trekken te kunnen binnenhalen, wat zij meent noodig te heb ben. Tusschen de dreiging van een nabijen oorlog en de belofte van een zorgeloozen vrede ligt inderdaad een derde mogelijk heid, die misschien ook de meest waar schijnlijke is: een langdurige periode van niet zorgelooze, maar zorgenvolle en on- zekeren vrede. In plaats van te blijven gelooven, dat wij nog maar even behoeven te wachten om de wereldsituatie in dezen of in genen zin beslist te zien, zullen wij ons vertrouwd moeten maken met de gedachte, dat ook een toestand van spanning en onzekerheid duurzaam kan zijn, of althans, zooals de architecten het plegen te noemen, semi permanent. En eenmaal vertrouwd met die gedachte, hoe onaangenaam zij den modernen, aan snelle technische oplossin gen gewenden geest ook moge zijn, zul len wij onze energie erop moeten richten in die onzekere wereld zoo goed mogelijk te leven en zoo hard mogelijk te werken. Men kan dat pessimisme noemen, maar even goed optimisme. Het is gezond pessi misme, om niet te blijven wachten, tot alles vanzelf beter wordt; het is gezond optimisme, om in het kader van de wereld, zooals zij nu eenmaal is, de handen uit de mouwen te steken en tq zien, wat er van te maken is. Nederland moet niet alleen het vraag stuk van zijn veiligheid en defensie, maar ook de problemen van zijn binnenlandsch leven en streven in het koude licht van dit lange vooruitzicht bezien. En dat geldt met name voor het vraagstuk der werkloosheid. Wij, moeten rekening houden met de waar schijnlijkheid, dat de groote mogendheder nog een flinke reeks van jaren zullen blij ven „touwtrekken", dreigend en bedreigd, eischend en belovend, in een klimaat van voortdurenden zwaren druk en harde wilsinspanning, waarin rijke oogsten van den vrede niet rijpen kunnen. In die atmosfeer moet ons land leven En dat is mogelijk. Daartoe is op de eerste plaats een gezonde levensmoed noodig, waardoor wij het wordt langzamerhand tijd! al te zware zorgen van ons afzetten en welgemoed de omstandigheden nemen, zooals zij zijn, en zooals zij nog langen tijd kunnen blijven. De huidige malaise komt voor een deel voort uit feiten, maar voor een even groot deel uit stemmingen, zij het nu een pessimisme, dat de toekomst slechts zwart ziet, of ook een optimisme, dat nog even op luilekkerland wil wachten. Maar daartoe is óók noodig, dat wij de uiterste energie richten op de opheffing van den inwendigen kanker, die onze bin- nenlandsche samenleving verzwakt en on dermijnt. „De geestelijke depressie schreef dezer dagen terecht de „Nederlander" waarin ons volk verkeert en waarvan men sporen te over waarnemen kan, is, naar wij meenen, behalve uit de internationale omstandigheden voor een belangrijk deel te verklaren uit de pessimistische stemming en het gemis aan uitzicht, dat zich bij het werklooze deel onzer bevolking en hun omgeving voordoet." Laat ons alle krachten -richten op de sociaal-economische saneering van onze samenleving en de versterking van onze volkskracht. Zij zal waarschijnlijk nog langen tijd op zware proeven gesteld wor den. En zij is ook het eenige veld, waarop wij, vrij van de buitenlandsche beslomme ringen, kunnen oogsten, wat wij zaaien. Rinus Stoffel had tot nog toe eigenlijk niet gemerkt, dat ook in de stad de klokken iederen avond het Angelus luiden. Hij was op 'n leeftijd, dat men zich buitengewoon gewichtig gaat voe len, zoodat men voor dingen als het Angelus- klokje maar weinig aandacht over heeft. Hij wist natuurlijk even goed als iedereen, dat 's avonds om 6 uur de kerkklokken luidden, maar dat was voor hem, juist als voor zoovele anderen, niets anders dan het teeken, dat de dagtaak ten einde was. Dan begon de vrijheid, want om zes uur werd de winkel gesloten. Rinus Stoffel keerde nu van zijn vacantie naar de groote stad terug. Hij was thuis geweest, bij moeder en bij zijn jongere broers en zusjes. En het was ditmaal niet voor een paar, slechts nau welijks merkbare dagen geweest, maar voor twee volle weken. Veertien dagen had dit jaar zijn vacantie geduurd. Een heerlijke tijd! Elk van deze dagen had een sterke herinnering opge roepen aan het verleden, aan zijn kinderjarén en aan den blijen tijd van zijn jeugd. En dan moeder! Van den vroegen morgen tot den laten avond voorkwam zij welhaast alle wenschen; al tijd was zij in de weer. Welk een verschil met z'n kamer in de stad; ach, 't was er goed van eten en drinken, daar niet van, maar die warme zorg, die moederzorg, die miste je zoo ongaarne. Den tweeden avond gebeurde het, dat Rinus Stoffel met zijn moeder den tuin inging. Moe der had anders altijd de handen vol, maar van daag zou Elsbeth eens voor het avondeten zor gen. Hij vertelde haar van de dingen, die nu zijn leven vulden: de stad en de zaak. Ze stonden bij de bloemenstruiken en Rinus keek in de prachtige kelken, toen d- klok van den toren der dorpskerk het Angelus klepte. Dat was niet zooals in de stad. Zoo groote en zwaar dreunende klokken als in de groote stad waren er op het platteland niet. Daarbij vergeleken, leek het luiden van deze kleine klok slechts een zwak gebimmel, dat je eenvoudig niet hoorde. Rinus Stoffel hoorde het ook niet. Moeder bleef staan, toen zij de kleine klok hoorde luiden. Midden in een zin had zij het gesprek afgebro ken, had vroom een kruis geslagen en de han den biddend gevouwen. Zoo stond ze daar nu, als het ware weggenomen uit de werkelijkheid van de tastbare dingen en opgenomen in een andere, hoogere, doch nu op mysterieuze wijze evenzeer „tastbare" werkelijkheid, die des harten. Rinus keek op, toen hij haar stem niet meer hoorde en dan drong ook meteen het klokgelui tot hem door. Eerst voelde hij zich een beetje verlegen en onbeholpen. Even tevoren was er overal nog vaag stemmengegons, bij de buur lui, in de huizen en in de tuinen. Nu was het alleen nog de klok, die klonk en al het andere zweeg, °en diep, veelbeteekend zwijgen. Heel vroeger was het al zoo geweest, dat ze overal in de woonkamers begonnen te bidden, zoodrft het klokje '*lonk. En nu was het nog zoo; niets was er veranderd. Alleen hij, Rinus Stoffel, die nu al zoolang in de groote stad was geweest, had dit wel een beetje vergeten; slechts zelden had hij er nog aan gedacht. Moeder bad. Zoo had ze altijd gebeden als het klokje klepelde. Om hem heen gonsden de in secten, bijen zoemden een loflied der schepping. Muggen dansten boven het pad in de milde lucht van den naderenden zoelen zomernacht. Heimelijk schoof Rinus Stoffel de handen in el kaar. Zou moeder zijn onhandig gedoe bemerkt hebbenDrie keer, met regelmatige tus- schenpoozen had de klok haar hel- der geluid over het land uitge galmd, nu zong A 7 7 T t zij, nog voor het j Atlgë lUSk IOkJ# rondom weer ru- moerig kon wor- den, in ongebroken ijver haar lied ten einde. Moeder zei nietsEn hij kon nu bij zich zelf denken, dat moeder toch blijkbaar niets van zijn plotselinge verlegenheid en onbehol penheid had bemerkt. En terwijl ze nu weer voortliepen over het pad in den tuin, die zoo rijk in zomertooi stond, toen praatte hij weer druk over de stad en over zijn werk. Den tweeden dag na zijn terugkeer in de stad schoot Rinus Stoffel dit alles weer te binnen. Hij bediende juist een klant, toen de klok van een naburige kerk begon te luiden, Rinus hoor de het zooals hij het nog nooit tevoren had ge hoord. Anders was het voor hem altijd het teeken geweest, dat er weer een werkdag op zat, nu moest hij onweerstaanbaar denken aan zijn moeder. Hij wist, dat ze nu weer de handen zou vouwen ten gebed en dat zij haar hart richtte tot Hem, die de Vader is van alle menschen en dingen. En in haar gebed, in haar moederlijk smeeken zou zij zeker ook hem betrekken. Een oogenblik zag hij zich nog bij zijn moeder in den tuin staan, een beetje onbeholpen en ver legen, maar dan toch de handen ineenschuivend, om te doen, wat moeder deed. Moeder Rinus Stoffel had er nooit zoo speciaal over nagedacht, dat hij veel van zijn moeder hield. Dat was eigenlijk ook niet noodig. Maar eiken avond herinnerde nu het zware bimbammen van de torenklokken hem aan haar, die dan vast aan hem dacht,zijn moeder. TWti tUdc 'y, Alsjeblieft! Hij hield een stuk baard en de snor in zijn han den. Er kwam een veel jonger gezicht te voorschijn en in plaats van aandoenlijke tranen te storten siste de jeugdige grijsaard: „Leelijke salamander, geef op mijn baard!" „Kan ik best gebruiken." De beide mannen trokken elk, aan een kant van den baard, die van lange gedroogde planten- vezels was gemaakt en in de zon gebleekt. Intusschen klonk het: „Terug mijn baard.... zonder baard vermoorden ze me hier!" Men schrijft ons uit het Zuiden: De dezer dagen gehouden vergadering van de afdeeling Eindhoven der Kon. Ver eeniging „Onze Vloot" geeft ons aanleiding tot enkele opmerkingen. Menigeen zal wellicht meenen, dat in een provincie Van hei en bosch, in een gewest zonder zeevaart-traditie, de belangstelling voor de marine slechts gering kan zijn Het contact immers met alle uitingen van maritieme bedrijvigheid ontbreekt, even zeer als de historische romantiek onzer va- derlandsche vloothavens. Desondanks valt te constateeren, dat de belangstelling voor de marine in Brabant zich in stijgende richting beweegt. De ver gadering te Eindhoven was daarvoor wel een sprekend bewijs; de gep. vice-admiraal L. J. Quant sprak voor een publiek van ongeveer duitfènd menschen uit alle krin gen der samenleving. Bij het zien van deze belangstelling heeft vóór den aanvang der bijeenkomst de heer mr. J. J. A. van der Putt zich afgevraagd, waaraan het viel toe te schrijven, dat de Brabantsche „heihazen" bleken te zijn om- getooverd tot „duinhazen, die zeelucht snuiven". En hij gaf meteen het antwoord. Ons vaderlandsch gevoel noodzaakt ons in te zien, dat slechts een deugdelijke weer macht, rustend op leger èn vloot beide, ons onafhankelijk volksbestaan zal kunnen veilig stellen. Deze Brabantsche belangstelling heeft zich niet tot de Eindhovensche bijeenkomst beperkt. Ook elders in het gewest werd een soortgelijke ervaring opgedaan. Daarnaast noemen wij een artikelenreeks in de N. Tilb. Crt., waarin het dienstnemen van ka tholieke jongens bij de Koninklijke zee macht werd aanbevolen. Het blad wees hierbij o.m. op den militairen aard van de Brabantsche jongelingschap, op de goede vooruitzichten bij de marine, en, last but not least, op een brief van het Doorluchtig Episcopaat, waarin het dienstnemen bij de Marine warm gesteund werd. Zooals het blad op gezag van goed-katho- lieke insiders betoogde, is de angst van ouders en geestelijke verzorgers „uit den tijd". Dit toonen de overal aanwezige mo derne Katholieke Militairen Tehuizen, de H.H. Missen voor militairen en hunne al- gemeene H. Communies; de goed bezochte Congregatie onder de schutse van „Stella i Maris" en de vlootaalmoezeniers in Oost i en West. „Geen schooner gezicht", aldus een katholiek officier, „dan een H. Mis op de voorplecht van een kruiser in volle zee on der de tropenzon, als alle schepen van het Nederlandsche Eskader in Indië gestopt liggen en er een diepe stilte wordt in acht genomen". Nu in het belang van het Nederlandsche Imperium zeer groote eischen aan onze po sitie ter zee zullen worden gesteld, verdient het hiervóór aangehaalde volle aandacht. De drastische zuivering na het drama van de „Zeven Provinciën" heeft resultaten opgeleverd. Dank zij ook het krachtige op treden van den Brabanter oud-minister Deckers is de vloot in hare personeelbezet- ting thans ook voor den katholieken jon gen onvoorwaardelijk toegankelijk, zóó ver staan, dat zijn geloof er wordt omgeven door de zorgen, die redelijkerwijze kunnen verwacht worden. Wie aldus het zeegat uitkijkt, zal ook den dieperen ondergrond voelen van de in Bra bant, en onder het katholieke volksdeel i° het algemeen, gestegen belangstelling voor de marine. Onze nationale drang geeft his torisch een sterken impuls naar de zee. 1° Indië hebben wij groote vaderlandsche èn godsdienstige (missiologische) belangen. Het is een verheugende aanwinst, dat voor den katholieken jongen geen bezwaren meer aanwezig zijn om deze belangen met zijn dienst te schragen. Een aanwinst voor de jongens, onder wie zoo velen werkloos en zonder toekomst zijn, een aanwinst niet minder voor de vloot, die goede, betrouw bare krachten behoeft. 8r. e rijke dient te handelen als de rentmeester van God. «aa op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen T~» pm m* bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen A O Wo" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen bij een ongeval met doodelijken afloop bij verlies van een hand. een voet of een oofr door A. Hruschka TL XI Den tweeden morgen na Roland's vertrek merkte Hempel toen hij aan het ontbijt ver scheen, onmiddellijk op, dat het gezicht van mevrouw Von Tumwald sporen van hevige ont steltenis droeg en dat zij alle kracht moest inspannen, om die smartelijke ontroering althans eenigermate te verbergen voor haar dochter. Mama heeft weer erge hoofdpijn, zei Vera bezorgd. Mijnheer Hempel, geeft u haar den raad, om naar bed te gaan; naar mij wil zij niet luisteren. Toch wel, mijn kind, ik zal 't straks doen. Maar nu moet je mij met rust laten. De frissche morgenlucht zal mij goed doen. Misschien ook wijkt die akelige migraine voor een kop koffie. Bij het inschenken van de koffie beefden haar handen. Zij nam snel een teug, zette het kopje neer en keek Hempel aan. „Ik moet u na het ontbijt onmiddellijk spre ken," las hij in haar blik. Hij verschrok. Zou er 's nachts weer iets ge beurd zijn? Vera praatte met haar gewone levendigheid over muziek. Zij moest onmiddellijk gaan repe- teeren, want 's namiddags zou Mr. Sorel komen. Niemand lette op hetgeen zij vertelde. De piano zal u toch niet hinderen, moeder tje? vroeg zij. Anders laat ik natuurlijk mijn studeeren achterwege. Neen, dat is niet noodig. De muziekkamer ligt heelemaal achter in den toren. Geneer je niet voor mij, kind. Ga maar.... Vera verliet de kamer, en mevrouw Von Turnwald slaakte een diepen en smartelijken zucht. 't Is verschrikkelijk, zei zij, altijd eome- die te moeten spelen voor menschen die men liefheeft. Vroeger was 't kind mijn zonne straaltje, en nu is 't een verlichting voor mij als zj] weggaat, opdat ze mijn smart niet zal lezen op mijn gezicht. Wat is er gebeurd mevrouw? U bent ge heel buiten u-zelven. Daar.... Zjj schoof hem met bevende hand een cou rant toe, die tot-nu-toe op haar schoot had ge legen, en ging voort: Lees. Het „Neue Wiener Journal", waarop ik geabonneerd ben. Ik heb het dezen morgen ontvangen. Hempel heeft 't blad reeds geopend en leest, niet weinig ontsteld, een in vette letter gedruk- ten kop van een bijzonder bericht: „Geheimzinnige moord op den bekenden Weenschen advocaat Dr. Wendland. Dood gevonden op de Schmeiz. Nog geen spoor van den dader." Daaronder, in gewone letters: „Gistellen, laat in den avond, vonden voor bijgangers op de Schmeiz het lijk van een net gekleed, bejaard heer, met ingeslagen schedel. In de onmiddellijke nabijheid lag een zware knuppel, waarmede vermoedelijk de moord was gepleegd. De wond was zoo vreeselijk, dat de onge lukkige op slag dood geweest moet zijn. Diefstal schijnt niet dei aanleiding tot de vreeselijke misdaad geweest te zijn, want op het lijk vond men een horloge, ringen en een portefeuille met ongeveer duizend shilling. Bovengenoemde voorbijgangers de schoen maker Karl Kratby en zijn kameraad, een kellner met name Frans Kalupetzky die tegen middernacht uit een café huiswaarts keerden, deden onmiddellijk aangifte op den dichtstbijzijnden politiepost. De politie en het parket waren spoedig ter plaatse, maar konden voorloopig enkel den dood van den bejaarden heer vaststellen. Uit de papieren, welke de doode bij zich had, bleek, dat de vermoorde de populaire en al gemeen geachte advokaat Mr. Bruno Wend land was. Naar wij ten huize van Mr. Wend land, Schottenring 8, van mevrouw Von Er- ber, de dame, die sinds jaren zijn huishouding bestuurt, vernamen, was de advocaat gisteren tegen acht uur thuis gekomen: hij had met mevrouw Von Erber gesoupeerd, en aan tafel gezegd, dat hij den avond verder thuis zou doorbrengen, omdat hij nog dringende bezig heden had. Onmiddellijk na het avondmaal be gaf hij zich inderdaad naar zijn kantoor, dat aan zijn particuliere vertrekken grenst. Mevrouw Von Erber bleef in de eetkamer, die juist naast het kabinet van Mr. Wendland is gelegen en hield zich met een handwerkje bezig. Om half tien hoorde zij de telefoon, en de stem van Mr. Wendland, die zei: „Wat? van avond nog? Kan dat niet tot morgen wachten? En een oogenblik later: „Goed, ik zal komen." Mr. Wendland trad na een poosje de eet kamer binnen en zei mevrouw Von Erber dat hij toch nog uit moest, voor een dringende zaak. Hij verzocht haar, niet voor hem op te blijven, hij wist niet, hoe laat hij zou terug komen, en iemand van haar leeftijd zij is bijna zeventig heeft haar slaap noodig. Eenige minuten vóór tien was Mr. Wendland toen heengegaan om niet meer terug te keeren. Vier uren later werd mevrouw Von Erber uit den slaap gewekt, om het verschrikkelijke nieuws te hooren. De oude dame is geheel ge broken. Zij was den heer Wendland zeer gene gen, had hem dertig jaar trouw gediend. Mr. Wendland was ongehuwd, 73 Jaar oud; hij bezat nog slechts verre verwanten met wie hij geen betrekkingen onderhield. Als jurist stond hij hoog aangeschreven en iedereen die hem persoonlijk kende, prees, zijn edel karakter, zijn rechtschapenheid, goed heid en fijngevoeligheid. Omtrent de aanleiding tot den moord en den persoon van den dader verkeert men nog in volslagen duisternis. De politie en het parket zijn den heelen nacht in de weer geweest, maar hebben nog niets ontdekt. Hier moeten wij op merken, dat de „Schmeiz" van oudsher bekend staat als een lang niet veilige plaats, waar zich bij dag en vooral ook 's nachts allerlei licht schuw gespuis ophoudt. Men heeft verscheidene personen aangehouden, die men in de late avonduren op de „Schmeiz" zou hebben gezien. Bevindt zich de moordenaar onder die personen? Dat is nog de groote vraag.Ook hebben eenige menschen verklaard, tusschen 10 en 11 uur dicht bij de plaats van de misdaad een auto te hebben gezien, die wel geschikt was om de aandacht van de voorbijgangers te trekken. Zij was geheel gemaakt uit een lichtkleurig zilver achtig metaal waarschijnlijk aluminium en had eenigen tijd vóór op de „Schmeiz" ge staan. Vervolgens was de auto verdwenen in de richting van het centrum der stad. Of die „zil veren" auto een rol in het drama heeft ge speeld, weet men nog niet. 't Is zeer opmerkelijk, dat de verslagene niet is beroofd. Daaruit valt op te maken, dat de aanleiding tot de misdaad misschien pioet wor den gezocht in wraakzucht of in een vooraf gegane twist Aan het einde van dit bericht in het „Neue Wiener Journal" las men een aanmoedigend compliment aan het adres van de Weensche crimineele politie, die reeds zoo vaak had be wezen, te zijn opgewassen tegen haar moeilijk0 taak. Silas Hempel legde het blad neer. Verschrikkeijk! mompelde hij. Inderdaad verschrikkelijk! Juist de man, van wien wi) inlichtingen konden verwachtenEn wederom de „zilveren" auto! Mevrouw Von Turnwald keek Hemnel aa» met een brandenden blik: U gaat er toch zeker heen? vandaag nog? Met den eersten trein, nietwaar? Vandaag? Onmogelijk. Vóórdat Roland terug is.... U moet! Ik wil het. Er is geen uur te verliezen. Voor mij behoeft u zich niet bezorg" te maken. Ik beloof u, mijn kamer niet te len verlaten vóórdat Roland terug is. 's nachts heb ik nu de kamenier bij mij: zal mij ziek houden en haar ook bij dag d0 kamer zoo weinig mogelijk laten uitgaan.." Wordt vervolgd Zouden wij waardige zonen en doch ters zijn van de martelaren, de verdrukten, de lijders en strijders, als wij te kort schoten in het laatste en toch waarlijk niet het zwaarste werk van onze emancipatie: instandhouding en uit bouw onzer eigen Universiteit? *0. fey>,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10