VINCENT D'INDY EN
DE COMPOSITIE
s
Pré III slaat aan 't vrijen
r
f fis
Opname van het
Concertgebouworkest
'Q
wi
ZONDAG 28 MEI 1939
Gramofoonkrotïiek
Arthur Bliss is Engelsch en
Darius Milhaud is amusant
Nieuwe zegels
BRABANTSCHE BRIEVEN
De mesjes hehhen 't geren genogt
Schubert naar het eenige geschilderde
portret dat van hem bestaat
Johannes Brahms
FRANSCHE BEELDHOUW
KUNST TE AMSTERDAM
Tentoonstelling „Rondom Rodin"
in het Stedelijk Museum
LUFTHANSA VLIEGT NAAR
SIAM
Wekelijksche dienst wordt in Juli
geopend
SANEERING BINNENSTAD
's GRAVENHAGE
Rapport der Ned. Mij. voor
Nijverheid en Handel
NED. VISSCHERS IN
DUITSCHLAND
Ongunstige regeling voor over
maken van loon
UITSLAG PRIJSVRAAG
Nationaal Fonds voor Bijzondere
Nooden
DOODELIJK ONGELUK^IN
GASFABRIEK
Tusschen koker en lift bekneld
WERKVERSCHAFFING EN
MILITAIRE DIENST
Vervanging van dienstplichtigen
KIND IN WATERPOEL
VERDRONKEN
NA DE TIMOR-RAMP
Vaticaansche Stad
feSȆTDftN3G
fl
sm ;f
WÈÏÊÊêÈ^êÊé
De nieuwe serie van
Danzig, uitgegeven
ter bevordering van
de volksgezondheid
Vrije Stad Danzig
Frankrijk
Zegels van Mauritius
De vorige week de kamermuziek aanroerende,
merkte ik op dat men in een niet al te langen
tijd toch nog wel het een en ander van de gra-
tnofoonmaatschappijen krijgt toegezonden, dat
de moeite van het aanhooren loont, en zelfs in
hooge mate loont. Op het gebied van de kamer
muziek moet men het nu eenmaal bij de gra-
mofoon niet in de kwantiteit, maar in de kwa
liteit zoeken, en daar kan men ook al geen be
zwaar tegen hebben, want op de meeste andere
gebieden domineert de hoeveelheid, soms zelfs
ten koste van de kwaliteit.
Voor mij liggen-nu zelfs de titels van tamelijk
Onbekende werken. Een daarvan is een Rondo
Sn A-dur van Schubert, gespeeld door Henri
Temianka en het Temianka Kamerorkest, een
Van die zangerige, melodische stukken, waarvan
Schubert er tallooze geschreven heeft. Toch is
dit stuk niet alleen vervuld van een suave me-
los, het heeft ook een pétillanten inslag, een vaak
Puntige en spiritueele thematiek, die ons eraan
herinnert dat de dagen van den jongen Beet
hoven, van Mozart en Haydn nog niet zoo heel
lang voorbij waren. Het stuk heeft een prach
tige vioolpartij, waaraan Temianka zijn kansen
dan ook ten volle uitbuit. Zijn toon is niet heel
groot, maar zuiver en fraai gevormd; hij is een
echte speler van kamermuziek en zijn klein
orkest begeleidt hem bescheiden en volgzaam.
Het Rondo neemt drie zijden van twee Odeon-
Platen in beslag. Op dé vierde zijde hoort men
Temianka nog een Humoresque spelen van Si
belius, een humoresque van een zoo zwaarmoe
dig man als dezen Pin men kan bij het hooren
een interessante karakterstudie maken. De num
mers van de platen zijn AA212194195.
Onbekend werk is ook de sonate in C-maj.,
die H.M.V. publiceerde op de nummers L 1069—
1072. Vincent d'Indy is de auteur van het werk,
dat geschreven is voor viool en piano en ver
tolkt werd door Charles Bistesi, viool, en Mile.
Andrée Vidal aan de piano. d'Indy is een van
die componisten, die een beroemden naam heb
ben, zonder dat de gemiddelde concertbezoeker
eigenlijk precies weet waarom. Men hoort een
enkelen keer wel eens iets van hem, maar het
gaat voorbij, zonder veel indruk te maken. Als
d'Indy dan ook alleen maar een componist was
geweest, dan zou hij al spoedig na zijn dood
vergeten zijn. Den roem, die zijn naam omgeeft,
dankt hij aan de leidende functie, welke hij in
het Fransche nationale muziekleven vervuld
heeft. Als stichter van de beroemde Parijsche
Schola Cantorum heeft hij baanbrekend werk
verricht; als muziekpaedagoog ging zijn be tee
kenis veel verder dan die van een leeraar: hij
was een vernieuwer in den reactionnairen zin
wel te verstaan, want d'Indy richtte zich op het
verleden, omdat hij daar de groote traditie vond,
die de toekomst moest veilig stellen, kortom
d'Indy was door aanleg een der cultureele lei
ders van het Frankrijk van zijn dagen. Die taak
heeft hij ook vervuld als publicist, als schrijver
oa. van het standaardwerk „Cours de compo
sition musicale", alsmede door een boek over
den terecht door hem hoogelijk vereerden mees-
SS::
ter Caesar Franck. Om dat alles verdient d'Indy
veel meer roem dan om zijn muziek, die feitelijk
niet meer is dan de toepassing in de practijk
van de door hem beleden theorieën en opvat
tingen. Het is om het met een oneerbiedig woord
te zeggen, schoolmeestersmuziek, die een aantal
voorbeelden omvat bij de lessen, die d'Indy had
uit te deelen. Het is schoolmeestersmuziek van
de beste soort, gedragen door een nobelen en
waardigen geest; maar het is geen muziek van
een groot artistiek temperament. Deze viool
sonate bevestigt het weer met haar academi-
schen vorm en haar koelen, overwogen toon;
het is goede muziek, interessant om haar eens
te hooren, zeker in een zoo fraaie lezing als
Bistesi en Mile. Vidal ervan geven, maar men
beseft dat het geen muziek is van een man,
die voor het componeeren geboren was.
Soortgelijke opmerkingen zou men kunnen
maken over de muziek van den Engelschman
Arthur Bliss, die overigens bij lange na niet in
de Engelsche muzikale samenleving een rol heeft
vervuld als d'Indy in Frankrijk. Van Bliss pu
bliceerde Decca op de nummers X 233235 een
lange sonate voor altviool en piano, gespeeld
door Watson Forbes en Myers Foggin. De keuze
van de altviool is in zekeren zin al typeerend
voor 't Britsche muziekbesef. De altviool, die on
der de strijkinstrumenten niet een der meest ani-
meerende timbres heeft, wordt in Engeland nog
al vaak door de componisten bedacht en het
lijkt ook geen toeval, dat Engeland verscheidene
zulke voortreffelijke artisten heeft. Hoe dit zij,
Arthur Bliss doet zich in deze sonate kennen
als een man van langzaam en bedachtzaam
temperament, een man die geen groote oor
spronkelijkheid bezit, maar die zijn vak kent en
degelijk muziek maakt. Men kan niet zeggen
dat deze muziek den cohtinentalen luisteraar erg
vreemd klinkt. Daarvoor hoort men er te veel
Brahms in, en het feit dat een Engelschman zijn
sonate besluit met een furiant, bewijst ook al,
dat hij zich van het continent niet afkeerig
toont, al is het een furiant, waaraan de Tsjech
zijn nationalen dans moeilijk zou herkennen. In
wezen is deze sonate van Bliss toch wel een
voorbeeld van die insulaire kunst, waarin de
Engelschen altijd zoo geëxcelleerd hebben, maar
zij hebben het wel eens met meer genie gedaan
dan in de hedendaagsche muziekproductie.
Na al deze onbekende werken is het plezierig
ook weer eens een bekend stuk te hooren: het
Forellen-kwintet van Schubert, waarvan de Ka-
mermuziekvereeniging der Berliner Fhilharmo-
niker met Michael Raucheisen, den onnavolg-
baren begeleider van de zoo smartelijk van het
podium verdwenen Maria Ivogün, op Odeon
7890—7893 een prachtige vertolking geeft, warm
enbewogen en volstrekt gaaf van samenspel.
Men weet dat het Forellen-kwintet zijn naam
dankt aan het thema met variaties, welke het
vierde deel van het werk uitmaken, en welk
thema identiek is met het thema van het be
faamde lied „Die Forellë". Hier hoort men Schu
bert dan in een van van zijn beste werken in
een prachtige reproductie, waarvan alleen de
accoustische techniek nog wel iets beter had
kunnen zijn. Maar dit neemt toch niet weg,
dat dit een aanbevelenswaardige opname is.
Den liefhebbers van liedkunst bevelen wij
twee liederen voor zang, altviool en piano op. 91
van Brahms aan op de Decca-platen K 901-902.
Het zijn „Gestillte Sehnsucht" en „Geistjiches
Wiegenlied", zeer rijpe bezonken gezangen, die
van Nancy Evans, gesecondeerd door den altist
Max Gilbert en den pianist Myers Foggin lof
waardige vertolkingen kregen. Voor de bewon
deraars van de heel oude Fransche klaviermu
ziek is er een klein plaatje van His Master's
Voice, waarop Eta Harich-Schneider op het
Neupért-clavecimbel stukken speelt van Daquin,
Dandrieu, Couperin en Chambonnières, vier van
die klaviermeesters, die onuitputtelijk leken aan
goede invallen, maar de Chaconne van Coupe
rin steekt toch in statige pracht boven de rest
uit. (DA 4449).
Van hier naar Darius Milhaud is het een ge
weldige stap. De componist speelde op de
H.M.V.-plaat DB 5086 samen met Marcelle Meyer
zijn suite voor twee piano's „Scaramouche".
Wat te zeggen van dit werk? Men kan er met
reden van beweren, dat Milhaud geen muziek
schrijft van zeer hooge waarde. Maar men kan
toch onmogelijk ontkomen aan de charme van
deze lichthartige muziek met haar snellen klank,
aan de bekoring van het „Modére", de amusante
Brazileira, waarin Milhaud tot besluit van de
suite herinneringen ophaalt aan zijn Zuid-Ame-
rikaanschen tijd en nog eens „Le boeuf sur le
toit" uithangt. Een plezierig amusements
muziekje, zoo rap en vaardig uit de vleugels
geslagen; een stuk, waarover men niet moet na
denken, maar waaraan men zijn vreugde beleeft
zoolang als het duurt. En het duurt niet te lang.
Tot slot noemen wfj nog eenige opnamen van
een geheel ander genre: orkestplaten, die ge
publiceerd zijn door Telefunken. De eerste is
een opname van een Stnfonia in d-moll van
Wilhelm Friedemann Bach, een van Johann
Sebastian's begaafde zonen. Het werk, dat uit
twee deelen bestaat, een Adagio en een Allegro,
is wellicht als ouverture geschreven. Het
heeft een merkwaardig beklemmenden toon, een
donkeren drang, waaruit men kan leeren, dat de
tijd van den effect-stijl begon aan te breken.
Niet naar den vorm, maar naar den geest kan
men in deze muziek al een voorafschaduwing van
Mozart zien. Een interessant werk dus, dat een
goede uitvoering kreeg van het Kamerorkest van
het Philharmonisch Staatsorkest te Hamburg,
onder Hans Schmidt-Isserstedt. (E 2599). En
dan ontvingen wij nog van Telefunken op de
platen SK 2743-2744 een opname van het Con
certgebouworkest, dat onder leiding van Willem
Mengelberg Richard Strauss' „Don Juan" speelt.
1
Wij behoeven er niet veel van te zeggen. „Don
Juan" handhaaft zich nog altijd als Strauss'
beste orkestwerk en het is een van de glanspun
ten van Mengelberg's repertoire. Men hoort het
Concertgebouw-orkest in al zijn glorie, dank zij
ook de uitmuntende recordingtechniek, welke
aan de hoogste eischen voldoet. Een glansnum
mer dus, zoowel voor Telefunken als voor het
Concertgebouw-orkest.
Wederom zal gedurende de zomermaanden in
het Stedelijk Museum te Amsterdam een groote
tentoonstelling worden ingericht, welke, naar
verwacht mag worden, de belangstelling van
landgenoot en vreemdeling zal wekken en die,
evenals dat bij vorige tentoonstellingen het geval
was, een overzicht zal geven van een belangrijke
kunstperiode, ditmaal van de Fransche beeld
houwkunst in de afgeloopen honderd jaar.
De actieve directeur der gemeentemusea, Jhr.
D. C. Röell is deze week teruggekeerd uit Frank
rijk, waar hij tal van bezoeken heeft afgelegd
om uit musea, uit collecties van particulieren
en uit de ateliers van nog levende beeldhouwers
de werken te kiezen, die in Amsterdam een over
zicht zullen geven van de Fransche beeldhouw
kunst in de achter ons liggende eeuw.
In de commissie tot voorbereiding dezer ten
toonstelling hebben o.a. twee beeldhouwers zit
ting, de heeren John Radecker en H. Wezelaar,
welke laatste den heer Röell vooral behulpzaam
is geweest bij het bijeenbrengen van werken uit
Parijsche ateliers.
Omstreeks 1 Juli a.s. zal de tentoonstelling,
die tot half September zal duren, officieel ge
opend worden en reeds thans bestaat er groote
belangstelling onder de Fransche beeldhouwers,
waarvan velen voornemens zfjn bij die gelegen
heid ons land te bezoeken, omdat een dergelijke
overzichtelijke tentoonstelling over een periode
van honderd jaar zelfs in Frankrijk nog niet
eerder is georganiseerd.
De oudste beeldhouwers, die in het Stedelijk
Museum vertegenwoordigd zullen zijn, zijn Rude
en Carpeaux. Dan volgt een groot aantal werken
van Rodin, die uiteraard de kern der tentoon
stelling zullen vormen en die grootepdeels af
komstig zijn uit het Parijsche Musée Rodin.' Jhr.
Röell heeft voornamelijk werken gekozen, die
nog nooit eerder in Nederland zijn geweest, hoe
wel eenige der belangrijkste stukken, die ook op
de groote Rodin-tentoonstelling van negen jaar
geleden in het Stedelijk Museum waren, ook
ditmaal niet zullen ontbreken.
Een groot aantal werken zal aanwezig zijn
van Maillol, aan wien een geheele zaal zal zijn
gewijd, evenals aan Despiaux en Bourdelle.
Een aparte zaal krijgen gezamenlijk de wer
ken van de schilders, die zich ook op het gebied
der sculptuur verdiensten hebben verworven,
o.a. Renoir, Degas, Matisse, Picasso en Daumier.
Dan volgen er werken van oudere nog in leven
zijnde beeldhouwers en tenslotte van de jongste
generatie, bij wie Jhr. Röell tezamen met den
heer Wezelaar in de afgeloopen weken een der
tigtal ateliers heeft bezocht, en wier werk hij in
het algemeen zeer veel belovend noemde.
Van de meeste beeldhouwers komen ook tee-
keningen, in totaal een 150, terwijl het aantal
beeldhouwwerken, dat in acht zalen geëxposeerd
zal worden, tusschen de twee en driehonderd be
draagt. Men begrijpt, dat het transport hiervan
bijzondere zorg vereischt en nog grooter moei
lijkheden oplevert dan het transport van kost
bare schilderijen. Algemeen roemde de heer
Röell de medewerking, welke hij van de zijde der
Fransche autoriteiten, museumdirecties en par
ticulieren had ondervonden. Ook uit Neder-
landsch eri Belgisch bezit zullen werken worden
afgestaan, terwijl het Stedelijk Museum zelf in
het bezit is van een Rodin, een Despiau en een
Barye.
De zeldzame verzameling, welke men in de
zomermaanden te Amsterdam bijeen zal bren
gen, wettigt de verwachting, dat deze tentoon
stelling een even groot succes zal worden als de
vorige zomertentoonstellingen in de laatste paar
jaar.
De Deutsche Lufthansa zal in Juli a.s. een
wekelijkschen dienst voor post en passagiers
openen tusschen Berlijn en Bangkok.
Eiken Dinsdagnacht om één uur zal een vlieg
tuig naar Siam starten, dat daar Zondagavond
aankomt. De afstand van 10.400 K.M. wordt
in ongeveer vier dagen en 15 uur afgelegd, ter-
wijl de eigenlijke vliegtijd 56 uur 40 minuten
bedraagt. Men overnacht onderweg te Damascus,
Basra, Karachi en Calcutta.
De dienst zal voorloopig onderhouden worden
met driemotorige vliegtuigen van het type Jun
kers Ju-52. Het plan bestaat om in 1940 groote,
viermotorige toestellen voor dezen dienst te ge
bruiken, waarmee een grooter aantal passagiers
vervoerd kan worden. De Ju-52 biedt op deze
lijn plaats aan zes reizigers.
Het ligt in de bedoeling op den duur de lijn
tot Tokio door te trekken, waarheen proefvluch
ten ondernomen zijn, het laatst in deze maand.
Wij brengen in herinnering, dat de K.L.M. in
drie dagen en zestien uur van Leipzig naar
Bangkok vliegt; zij is dus sneller dan de Luft
hansa op dit traject.
Dezer dagen is een rapport verschenen van
een commissie, ingesteld door het bestuur van
het departement 's-Gravenhage der Nederl.
Mij. voor Nijverheid en Handel, die een rapport
heeft uitgebracht over de saneering van de
binnenstad van 's-Gravenhage, in het bijzon
der van het Spui en omgeving.
Blijkens dit rapport stelt de commissie voor
een stichting in het leven te roepen, die tot
taak zal hebben, verbetering te brengen in de
bebouwing van verouderde stadsgedeelten van
den Haag.
Een stichtingskapitaal van f 500 is reeds bij
eengebracht. Het lid der commissie, waarvan
ir. J. M. Steffelaar voorzitter is, architect A.
H. Wegerif, heeft voor het Spui en omgeving
een saneeringsplan ontworpen.
Een zeer belangrijke taak van de stichting zal
zijn, de medewerking te verkrijgen van de
eigenaars van bestaande perceelen of grond
stukken, om door samenwerking te komen tot
de oprichting van een naamlooze vennootschap
(c. q. woning-vereeniging) waarin alle percee
len, die tot een te vormen bouwblok behooren,
zullen worden opgenomen. De stichting zal
daarbij als promotor van deze vennootschap op
treden.
Ter vervulling van haar taak kan de stich
ting ontwerpen maken van saneeringsplannen
en prijsvragen uitschrijven voor ontwerpen tot
stadsverbetering enz.
De Nederlandsche visschers, die op Duitsche
treilers waren, mogen op het oogenblik van hun
loon 85 pet. naar Nederland overmaken aan hun
gezin. Hoeveel dit bedraagt hangt geheel af van
de gemaakte besomming. In verreweg de meeste
gevallen komt dit echter neer op 30 R.M., dus
volgens den huidigen koers van de mark onge
veer 22 per week.
Op 1 Juli zal een nieuwe en, naar de N. R. Crt.
verneemt, voor de visschers ongunstige regeling
in werking treden. Volgens deze nieuwe regeling
zullen de visschers uit Duitschland voortaan n.l.
niet meer dan 60 pet. van hun loon mogen over
maken naar hun gezin in Nederland. De overige
40 pet. zullen zij in Duitschland moeten ver
teren. Ook bij terugkomst zullen zij van deze
40 pet. niets mogen medenemen, behalve de ge
wone toegestane 10 R.M. Ten hoogste zullen zij
een deel van het overschietende loon in natura,
in den vorm van kleeding of dergelijke mogen
medenemen.
Vrijdag is te 's-Gravenhage de trekking ge
weest van den luisterwedstrijd, welken ten be
hoeve van bovengenoemd fonds de K. R. O. ge
organiseerd had.
De eerste prijs viel ten deel aan L. M. Fens,
te Vlissingen (een week-end jacht); 2e pr. (mo
torrijwiel) aan mej. F. R. Brosi, te Haarlem;
3e pr. (radiotoestel) aan mevr. T. Rodenburg,
te Groningen; 4e pr. (kunstwerk, vervaardigd
door Joep Nicolas) aan mevr. R. Bruno-Knop-
pers, te Overlangel bij Ravenstein; 5e pr. (slaap
kamerameublement) aan zuster Wortel, te Af-
ferden; 6e pr. (Portable schrijfmachine) aan A.
M. Slegh, te Kerkwijk, bij Zaltbommel; 7e pr.
(haard) aan mej. B. Oldhoven, te Kampen; 8e
pr. (cassette Gero-zilver) aan mevr. M. van
VossBouvij, te 's-Gravenhage; 9e pr. (ticket
Amsterdam-Rotterdam naar Groningen) aan A.
C. Middelkoop, te 's-Gravenhage en 10 pr.
(heetwaterapparaat) aan Truus Broekhoff te
Amsterdam.
Zaterdag is de 34-jarige G. v. d. W.. bij zijn
werkzaamheden in de gemeentelijke gasfabriek
te Den Haag bekneld geraakt en gedood.
Omstreeks half elf was de man in een
trechter aan het cokes wegstampen, waarbij
hij tusschen den koker, waarin hij werkte en
een omhoogkomenden wagen van een hellende
lift bekneld raakte. Degene, die den wagen be
diende, heeft de voorgeschreven signalen gege
ven, doch waarschijnlijk heeft het slachtoffer
deze niet gehoord. Niemand heeft aan dit tra
gisch ongeval schuld.
Het lijk is naar het ziekenhuis aan den Zuid-
wal vervoerd.
Het aantal vervangingen van thans onder de
wapenen zijnde personen door werklooze dienst
plichtigen wordt, naar de Ned. verneemt, eenigs-
zins geremd, doordat bepaalde instanties zich op
het standpunt schijnen te stellen, dat zij, die in
de werkverschaffing zijn tewerkgesteld, niet
werkloos zijn en dus voor die vervanging niet
in aanmerking komen.
Zaterdagmiddag is een tweejarig zoontje van
den landbouwer M. Verrijt onder Lierop te So
meren in een nabij de boerderij gelegen water
poel gevallen en verdronken. Het lijkje is naar
de ouderlijke woning overgebracht.
Tot nu toe is op de postrekening van de
koninklijke vereeniging „Oost en West", die
zich heeft belast met het verzamelen van gel
den tot leniging van 'den nood der slachtoffers
van de ramp op Timor en daartoe een oproep
tot het Nederlandsche volk heeft gedaan, voor
dit doel 'n bedrag van 232.binnengekomen.
„Oost en West" zet de inzameling van gelden
voort.
Op 18 Mei Hemelvaartsdag heeft Z. H.
Paus Pius XII op plechtige wijze bezit geno
men van den bisschopszetel van Rome.
Dien dag verschenen drie frankeerzegels
in de waarden van 25 c., 75 c. en 1 L. 25 met
afbeelding van de kroning van den Paus.
Op deze afbeelding is de Heilige Vader geze
ten in de loggia van het Vaticaan; hij buigt
even het hoofd, om met den drievoudigen dia
deem gekroond te worden, welken Caccia kar
dinaal Dominion! gereed houdt. Naast den Paus
staat de prelaat, die het Paus-kruis vasthoudt.
Het zegelbeeld is naar een ontwerp van pro
fessor L. Mezzana.
De nieuwe serie frankeerzegels, in de lagere
waarden een afbeelding van het pauselijk wa
pen dragend in de hoogere waarden met de
beeltenis van den nieuwen Paus. alle eveneens
naar een ontwerp van professor Mezzana, zün
in bewerking.
*f v »-<-YV"»vvv>vrv;*''rr>'
SMTt
Dtvi
bill-
Hier kwamen drie zegels uit ter bevordering
der volksgezondheid.
De 10 Pfennig, roodbruin, toont het beeld
van den bekenden plantkundige Gregor Mendel
(1822—1884). Het zegel draagt het inschrift:
„Gesunde Kinder, Frohe Zukunft".
De 15 Pfennig, blauwgrijs, geeft de beeltenis
weer van den hoogleeraar aan de medische fa
culteit te Berlijn, Robert Koch (18431910),
den ontdekker van de cholera- en tubercelbacil
en winnaar van den Nobelprijs in 1905. Op den
zegel staat geschreven: „Luft und Sonne, Der
Schwindzucht Feind".
De 25 pfennig, in grijsgroene kleur uitgevoerd,
draagt de beeltenis van Wilhelm Konrad Rönt
gen (1845—1923), den ontdekker der Röntgen
stralen in 18S5; eveneens winnaar van den No
belprijs. De zegel draagt da inscriptie: „Kampf
dem Krebs. Krebs ist heilbar".
In verscheidene philatelistische bladen lazen
we uitingen van ontstemming over het enorme
aantal liefdadigheids- en gelegenheidszegels, dat
den laatsten tijd in Frankrijk ls verschenen.
Alleen in de maand April van dit jaar ver
schenen de volgende zegels.
Op 4 April een toeslagzegel ten einde te ko
men tot het oprichten van een monument te
Verdun, ter eere van de genie.
Op 8 April een liefdadigheidszegel voor de
weezen van het P.T.T.-personeel.
Vervolgens een propagandazegel voor de we
reldtentoonstelling te New York.
Eén zegel ter gelegenheid van de te water-
lating van het oorlogsschip „Clémenceau".
Eén ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan
van de photografie.
Dan een toeslagzegel ten bate van de kinderen
der werkloozen en een Eiffeltoren-zegel.
Thans heeft de Fransche regeenng in het
vooruitzicht gesteld de uitgifte van een serie
frankeerzegels van vijftien waarden, ter her
denking van den ISOsten verjaardag van de
revolutie.
Zoo gaan de Fransche posterijen weldoende
en herdenkende voort.
Ook de Fransche koloniën blijven niet ach
ter. Alle koloniën zullen een opdrukzegel uitge
ven bij gelegenheid van den ISOsten verjaardag
der revolutie.
In de diverse Fransche koloniën zijn reeds
verschenen twee zegels ter gelegenheid van de
tentoonstelling te New York (hetgeen wil zeg
gen voor de 24 koloniën 48 zegels).
Vervolgens verschenen voor Cöte d'Ivoire,
Dahomey, FYansch-Guinea, Mauritanië, Niger,
Sénégal, Soudan en Togo ieder drie zegels ter
herdenking van den sterfdag, 100 jaar geleden,
van den ontdekkingsreiziger Réné Caillé (1799
—1838).
Alle zegels toonen het beeld van Caillé bene
vens een land
kaart. w star op de
weg staat aan
gegeven, dien
hij op zijn tocht
dwars door
Afrika heeft ge
nomen.
Aan den voet
van iederen ze
gel staat de naam van de kolonie.
Wij maakten er reeds melding van, dat de
1 penny van Mauritius (Yvert no. 1) oranje
rood van 1847, te Londen verkocht was voor
7200 gld. en dat de heer Peckitt aldaar eigenaar
was geworden.
Thans is te Hamburg bij de firma Mohrman
weer een 1 penny Mauritius geveild.
Het zegeltje werd ingezet op 30.000 Mark.
De postzegelhandelaar Miche uit Hannover
kocht het voor een ongenoemden verzamelaar
in Duitschland voor 31.000 Mark. Hierbij komt
10 pet. toeslag, zoodat de Duitsche liefhebber
voor 34.100 Mark eigenaar werd.
De heer Peckitt te Londen deed dus op het
einde van verleden jaar een waar koopje.
Mauritius no. 1 is'zeer zeldzaam; er bestaan
n.l. slechts dertien stuks.
X
Ulvenhout, 25 Mei 1939
Amico,
D'n Buiten is op z'n weeldrigst. "t Loof, op
vollen wasdom nou, besprankeld mee de zon uit
puren Finksterhemel, flonkert aan 't wiegende
hout in stil beweeg deur de klèèrte van deus
Waterblanke tij. Deus waterblanke tij, ja, waar
in 't Pinksterlicht van de endelooze lochten
zijgt over de bloeiende eerde.
Wit bloeit den sloot achter mijnen erf; vliegs-
kes en biekes vonken in den halfschaduw van
de zwaarbetroste heesters, die over 't bloeiend
eendenkroos te buigen staan onder 't zonne-
Windeke, dat zachtkens kroezelt deur den bloei.
Uit 't hooge gras veerde 'nen gouwen kikker
ttiee sierlijken boog in den dichtgegroeiden sloot.
Mee 'nen klokkenden plons dook ie deur de
blomkes. En 't was of dieën astranten rakker
Veur m'n kokkerd 'n deur toesmeet, waarachter
'n heimelijke weareld vol tierend leven woont.
Ik zat hier Zondagmergen m'n pijp leeg te
•moren, 't Petje op m'n neus, m'n handen ge
vouwen om m'n opgetrokken knieën, m'nen rug
leunend teugen 'nen wilg. Zoo liet ik me daar,
gedachtloos haast, omspoelen deur den zomer
dag lijk 'nen lelie deur 't zonncwatcr van den
boschvijver.
'Nen papaver-rooien gloed wemelde achter
m'n gesloten ooglejen onder 't schaduwend pet-
klepke. Ik zat daar in 'nen nest van wilgenrijs,
gegroeid uit de wortels van den ouwen boom
knoest, waarteugen ik m'n steuntje gevonden
had en zijig ritselde 't puntig geblaart dicht
langs m'n ooren. Den veugelenzang schoot als
zilveren pijltjes de zonneruimte in. Stillekes
dreef ik op deuzen donzen dag, in de mengeling
van blommen- en eerdegeur, die vluchtigde uit
mijnen Pinkstersloot.
'k Geloof nie, dat iemand mij hier zoeken
zou of vinden kost in deus hoekske van Kabou-
terkesland, verdoken in 't spulsch geschaduw
van wiegend loof en grasgewas, waar 'nen gla
zenmaker zoemde lijk 'n vliegmachien zoo staag
en forsch. En wijer dreef m'n zielement lijk 'n
blommepluis op 't zonnewindeke deur den blan
ken dag. Toen knikte m'nen kop. Ik wist da'k
wegdutte.
Stemmen. Nie luid. Onbewust afgesteld op den
rust van deuzen Zondagmergen, die in de schep
ping lag lijk den rimpelloozen spiegel van 'n
zongezilverd meer.
Ze kwamen deuzen kant op, die stemmen.
Weer knikte m'nen kop en weer wist ik in den
dut te zullen gaan.
„Pas op, Eeker! Daar kunde niemeer staan,
da's den sloot al!"
Ha! De kleine mannen. Ze gongen zitten, aan
den slootkant.
„En gade gij nou vanmiddag naar d'r toe,
Dré?" gichelde den Eeker verlegen-nuuws-
gierig.
„Kan ze toch nie veur pietsnot laten staan,
Eeker?" Toen wierd er mee 'nen stok in den
sloot geroerd.
„Kweetnie, hihihi."
Sodepetat daar wou 'k toch wel iets meer
van weten! Ze zwegen nou. En eenen roerde,
roerde in de blommekes van den sloot. Dan hield
't watergeborrel ineens op. En mee heesch ge
fluister wierd gezeed: ,,'t Is 'n meske, Eeker, 'n
mokkeltje.... schonder heb 'k nooit gezien!"
Pats! 'Nen klap op den sloot, die klonk als de
zweep op 't zeildek van 'n peerd.
„Jah," antwoordde den Eeker ouwelijk: „Jah."
Roeren.
„Ikkeehkebsalgekustook!"
Den Eeker, ongeloovig en seerjeus: „Eh vond
ze dat goed, Dré?"
Den Dré, groot en gemaakt: „Waarom nie?
Daar gaat ze toch nie van dood."
„Opschepper!"
„Gelóófde me nie?"
„Neeë!"
„Ncuja, ze douwde me wel 'n bietje terug,
maarmaar ik geloof nie, dat ze 't zoo
meende, ziede."
Roeren.
Amico, Tc zat me te bedooien, hier in m'nen
nest van wilgenloof.
„Gü ook 'n siegretje, Eeker?"
"Eéker?!"
„Eh.... ja?"
„Doede mee?"
„Ja. Merci." Toen: „ik snap nie, dat gij dat
durft, Dré!"
„Watte?"
„Nou! Zoo'n wildvrimd meske.... zoomaar te
kussen."
Den Dré lachte- Sloeg mee den stok op den
sloot onderwijle, wel tien Keeren achter mal
kaar. Toen zee-t-ie: „Pfoedurven! Ze heb
ben 't gèren genogt."
„Oem. Mja. GÜ kunt 't weten. Maareals
oew Opa 'r nou 'ns achter komt
„Ge houd-oewen kop, horre!"
„Eéns zal ie 't toch motten weten, Dré."
„Wiedes. Maar dan is 't nog tijds genogt. Kek's,
Eeker, zonder flauwe kul, ik weet ommers
eigens nog nie, of 't iets wordt in...."
„En ge hebt ze al gekust.viel den Eeker
'm stomverwonderd en verbouwereerd in de lede
Toen liet den Dré z'n eigen achterover in 't
gras vallen om 'ns lekker uit te lachen. Zijnen
schater tjoepte deur de locht, lijk den slag van
den mearel.
Dan, na ennigten tijd van zwaar zwijgen:
„luister, Eeker. Als Opa 't nou al wit, dan
nouja, ge kent 'm genogt, dan vernukt ie me
eiken'dag en telkens als ie daar de kans veur
krijgt. En van hem zou 'k 't nog wel kunnen
uitstaan maarmaar Trui, ziede? Opa houdt
zoo'n lolletje tenminste onder ons, maar Trui
brieft 't dalijk naar Amsterdam! Neeë, doe me
'n lol en zwijg, Eeker. 'k Had oe niks motten
zeggen."
„Vertrouwde me nie?"
„Jawel! Maarwat nie weet, wat nie deert,
niewaar?"
„Wat is 't veur 'n kadeeke?"
„n Troeleke om öp te...."
„Bedoel ik nie! Is 't 'n meske van de boer
derij?"
Mee die vraag, ik vóelde 't aankomen, was den
Eeker den Dré baas!
Kleintjes zee den Dré: „da's nou net 't rotte,
Eeker. Fientje isginboerinneke." Ik
hóórde 'm, hier heelegaar, zuchten.
„Is 't 'n dienstmeske?"
„Zelfs datte nie" (Nen klap op den sloot) ,,'t
is't isze hebben bij 'r thuis 'n café
en-. Fientje studeert veur onderwüzeres"
„Wacht 's, wacht 's," zee den Eeker 'n bietje
zenuwachtig„dan kén ik ze! Da's da blonde
dingske van de Markt, waar wij samen onder-
lest die eerpel hebben afgeleverd!"
„Die is V'
„Ehehen hebt gij dit meske....
ge.... gekust??"
„Wat zou dat?"
„Wat zóu dat?? Brutale sloeber! Da 's t
schoonste meske van Breda!"
„Lillekers vangen is gin kunst," zee m'n baas-
ke droog.
Amico, ik moest m'nen knuist veur m'nen kop
houwen, om nie te hard te lachen. Heel den
boek lag veur me open! Ik kende die menschen
van de Markt goed! Ouwe, goeie klanten van
me. En den Dré z'n „vlam"? Of ik ze ken! Tt Heb
't jonk, om zoo te zeggen, geboren zien worden,
'k Heb 't op m'nen knie laten „peerdrijen" als 't
'n jaar of drie was, somtüen als ik in 't café 'ns
iets gebruikte, wanneer ik, eens per week, daar
afrekende. Van Trui kreeg 't jonk 'n peerlmoer-
gebonden kerkboekske mee den plechtigen com
munie ('t zyn beste klanten) en nou....! 't Is
opgegroeid tot 'n jongedame, allee! om er
veur naar 't ander end van de weareld te gaan!
En dairmee was dieën lekkeren bandiet-van-
me....! Sodemearel, da 'k sjuust hier in dat
wilgenblarennest moest verzeilen! En dat ie daar
eigens, ongeweten, mü heel z'nen boek open-
leeTeugenover dieën onschuldigen, dieën
kuischen Eeker! Hoe schoon had 't manneke de
zaak veur me behandeld!
„En motte nou vanmiddag naar die juffrouw
toe, Dré?"
,,'k Heb tenminste afgesproken, ja. Wat doede
gü, vanmiddag, Eeker?"
„Bietje leeren, denk 'k."
„Ge züt al veul, veul wüer, dan ik."
„Gü ook!"
„Eh?"
„Gü züt ook wüer, dan ik." gichelde den
Eeker!
Den Dré lachte. Den lach van den veroverèèr.
Toen: „Ik snap nie Eeker, waar gij plazier in
hebt, om altü in die boeken te neuzen."
„Ochzee den Eeker: „Och.*...! Ik ben
er mee op m'n gemak, Dré. Veur gin geld nam
ik vanmiddag dat karweike mee die juffrouw,
van jouw over."
Wéér begost den Dré te schateren! „Haha-
hakekekarweikeEeker, ge
zyt 'nen tiep!"
„Toch meen ik 't!Kom, ik stap op, de Vrouw
zal den koffie wel gereed hebben, Dré."
,,'k Gaai mee. Maar nóg 'ns: ge houd-oewen
kóp, horre!"
Toen verdwenen de stemmen in 't geschuifel
deur 't lange gras-
Nog 'n half uurke ben 'k daar blijven zitten.
Peinzen over m'n baaske. Maar ik kost tot gin
besluit komen nog, hoe 'k de zaak zal vastpak
ken. Telkens doolden m'n gedachten naar m'nen
eigen tüd, mee m'nen Truike. En 'n bietje idioot
heb ik zitten staren van uit m'n Kabouter-
hoekske over de wemelende zonneruimte boven
de bloeiende velden, waarover den Zöndag-veur-
Pinksteren hong in 'n reine rust, dat oew ziele
ment er deugd van had.
Toen ben 'k ook maar af gegaan op Trui ha
ren Zondagschen koffie-mee-koek. Den Eeker
zat te blaren in 'nen boek. Dré III was bezig op
z'n opkamer. Ik hoorde 'm 'nen potpourri van
liedekes fluiten, onderwüle poetsend en borste
lend Ujk 'nen piot die inspectie mot gaan ma
ken!
„Goeien zin," zee Trui en ze „wees" mee beur
hoofd naar 't opkamerke.
,Hü staat te poetsen of ie naar z'n meske mot,"
gekte-n-ik.
„Zeg da wel," zee Trui. En als ik toen 'ns mee
'n rap oogske naar den Eeker keek, zag ik t man
neke blozenblozenallee, Tc was wezen
lijk 'n bietje geroerd van deus gouwen keareltje.
Wat 'n leutig bezit, zoo twee sterk-verschil-
lende jonge tiepkes in oewen huis. Den eenen
smellap, die fluitende en zingende z'n eigen op
staat te doffen veur galant avontuur; den an
der, die er over te blozen zit als 'n jonk fraterke
van 't kloosterEn toch twee vrinden
zoo trouw als er gin betere zijn!
Maar 'n oplossing heb ik nog nie
Karjuu! 'k Heb daar wel 'ns leutig in 'nen
wilgeblarennest gezeten, maar.... daar lag "n
teer, schoon ei in, waarop ik werendig broeien
mot.
Kom, ik schei er af Ge hoort er misschien
nog wel van. Ondertusschen wensch ik oe 'nen
Gelukkigen Pinkster!
Veul groeten van Trui, Dré III, den Eeker en
als altü gin horke minder van oewen
t. a. v.
DRB.