VINCENT D'INDY EN DE COMPOSITIE s Pré III slaat aan 't vrijen r f fis Opname van het Concertgebouworkest 'Q wi ZONDAG 28 MEI 1939 Gramofoonkrotïiek Arthur Bliss is Engelsch en Darius Milhaud is amusant Nieuwe zegels BRABANTSCHE BRIEVEN De mesjes hehhen 't geren genogt Schubert naar het eenige geschilderde portret dat van hem bestaat Johannes Brahms FRANSCHE BEELDHOUW KUNST TE AMSTERDAM Tentoonstelling „Rondom Rodin" in het Stedelijk Museum LUFTHANSA VLIEGT NAAR SIAM Wekelijksche dienst wordt in Juli geopend SANEERING BINNENSTAD 's GRAVENHAGE Rapport der Ned. Mij. voor Nijverheid en Handel NED. VISSCHERS IN DUITSCHLAND Ongunstige regeling voor over maken van loon UITSLAG PRIJSVRAAG Nationaal Fonds voor Bijzondere Nooden DOODELIJK ONGELUK^IN GASFABRIEK Tusschen koker en lift bekneld WERKVERSCHAFFING EN MILITAIRE DIENST Vervanging van dienstplichtigen KIND IN WATERPOEL VERDRONKEN NA DE TIMOR-RAMP Vaticaansche Stad feS»ÜTDftN3G fl sm ;f WÈÏÊÊêÈ^êÊé De nieuwe serie van Danzig, uitgegeven ter bevordering van de volksgezondheid Vrije Stad Danzig Frankrijk Zegels van Mauritius De vorige week de kamermuziek aanroerende, merkte ik op dat men in een niet al te langen tijd toch nog wel het een en ander van de gra- tnofoonmaatschappijen krijgt toegezonden, dat de moeite van het aanhooren loont, en zelfs in hooge mate loont. Op het gebied van de kamer muziek moet men het nu eenmaal bij de gra- mofoon niet in de kwantiteit, maar in de kwa liteit zoeken, en daar kan men ook al geen be zwaar tegen hebben, want op de meeste andere gebieden domineert de hoeveelheid, soms zelfs ten koste van de kwaliteit. Voor mij liggen-nu zelfs de titels van tamelijk Onbekende werken. Een daarvan is een Rondo Sn A-dur van Schubert, gespeeld door Henri Temianka en het Temianka Kamerorkest, een Van die zangerige, melodische stukken, waarvan Schubert er tallooze geschreven heeft. Toch is dit stuk niet alleen vervuld van een suave me- los, het heeft ook een pétillanten inslag, een vaak Puntige en spiritueele thematiek, die ons eraan herinnert dat de dagen van den jongen Beet hoven, van Mozart en Haydn nog niet zoo heel lang voorbij waren. Het stuk heeft een prach tige vioolpartij, waaraan Temianka zijn kansen dan ook ten volle uitbuit. Zijn toon is niet heel groot, maar zuiver en fraai gevormd; hij is een echte speler van kamermuziek en zijn klein orkest begeleidt hem bescheiden en volgzaam. Het Rondo neemt drie zijden van twee Odeon- Platen in beslag. Op dé vierde zijde hoort men Temianka nog een Humoresque spelen van Si belius, een humoresque van een zoo zwaarmoe dig man als dezen Pin men kan bij het hooren een interessante karakterstudie maken. De num mers van de platen zijn AA212194195. Onbekend werk is ook de sonate in C-maj., die H.M.V. publiceerde op de nummers L 1069— 1072. Vincent d'Indy is de auteur van het werk, dat geschreven is voor viool en piano en ver tolkt werd door Charles Bistesi, viool, en Mile. Andrée Vidal aan de piano. d'Indy is een van die componisten, die een beroemden naam heb ben, zonder dat de gemiddelde concertbezoeker eigenlijk precies weet waarom. Men hoort een enkelen keer wel eens iets van hem, maar het gaat voorbij, zonder veel indruk te maken. Als d'Indy dan ook alleen maar een componist was geweest, dan zou hij al spoedig na zijn dood vergeten zijn. Den roem, die zijn naam omgeeft, dankt hij aan de leidende functie, welke hij in het Fransche nationale muziekleven vervuld heeft. Als stichter van de beroemde Parijsche Schola Cantorum heeft hij baanbrekend werk verricht; als muziekpaedagoog ging zijn be tee kenis veel verder dan die van een leeraar: hij was een vernieuwer in den reactionnairen zin wel te verstaan, want d'Indy richtte zich op het verleden, omdat hij daar de groote traditie vond, die de toekomst moest veilig stellen, kortom d'Indy was door aanleg een der cultureele lei ders van het Frankrijk van zijn dagen. Die taak heeft hij ook vervuld als publicist, als schrijver oa. van het standaardwerk „Cours de compo sition musicale", alsmede door een boek over den terecht door hem hoogelijk vereerden mees- SS:: ter Caesar Franck. Om dat alles verdient d'Indy veel meer roem dan om zijn muziek, die feitelijk niet meer is dan de toepassing in de practijk van de door hem beleden theorieën en opvat tingen. Het is om het met een oneerbiedig woord te zeggen, schoolmeestersmuziek, die een aantal voorbeelden omvat bij de lessen, die d'Indy had uit te deelen. Het is schoolmeestersmuziek van de beste soort, gedragen door een nobelen en waardigen geest; maar het is geen muziek van een groot artistiek temperament. Deze viool sonate bevestigt het weer met haar academi- schen vorm en haar koelen, overwogen toon; het is goede muziek, interessant om haar eens te hooren, zeker in een zoo fraaie lezing als Bistesi en Mile. Vidal ervan geven, maar men beseft dat het geen muziek is van een man, die voor het componeeren geboren was. Soortgelijke opmerkingen zou men kunnen maken over de muziek van den Engelschman Arthur Bliss, die overigens bij lange na niet in de Engelsche muzikale samenleving een rol heeft vervuld als d'Indy in Frankrijk. Van Bliss pu bliceerde Decca op de nummers X 233235 een lange sonate voor altviool en piano, gespeeld door Watson Forbes en Myers Foggin. De keuze van de altviool is in zekeren zin al typeerend voor 't Britsche muziekbesef. De altviool, die on der de strijkinstrumenten niet een der meest ani- meerende timbres heeft, wordt in Engeland nog al vaak door de componisten bedacht en het lijkt ook geen toeval, dat Engeland verscheidene zulke voortreffelijke artisten heeft. Hoe dit zij, Arthur Bliss doet zich in deze sonate kennen als een man van langzaam en bedachtzaam temperament, een man die geen groote oor spronkelijkheid bezit, maar die zijn vak kent en degelijk muziek maakt. Men kan niet zeggen dat deze muziek den cohtinentalen luisteraar erg vreemd klinkt. Daarvoor hoort men er te veel Brahms in, en het feit dat een Engelschman zijn sonate besluit met een furiant, bewijst ook al, dat hij zich van het continent niet afkeerig toont, al is het een furiant, waaraan de Tsjech zijn nationalen dans moeilijk zou herkennen. In wezen is deze sonate van Bliss toch wel een voorbeeld van die insulaire kunst, waarin de Engelschen altijd zoo geëxcelleerd hebben, maar zij hebben het wel eens met meer genie gedaan dan in de hedendaagsche muziekproductie. Na al deze onbekende werken is het plezierig ook weer eens een bekend stuk te hooren: het Forellen-kwintet van Schubert, waarvan de Ka- mermuziekvereeniging der Berliner Fhilharmo- niker met Michael Raucheisen, den onnavolg- baren begeleider van de zoo smartelijk van het podium verdwenen Maria Ivogün, op Odeon 7890—7893 een prachtige vertolking geeft, warm enbewogen en volstrekt gaaf van samenspel. Men weet dat het Forellen-kwintet zijn naam dankt aan het thema met variaties, welke het vierde deel van het werk uitmaken, en welk thema identiek is met het thema van het be faamde lied „Die Forellë". Hier hoort men Schu bert dan in een van van zijn beste werken in een prachtige reproductie, waarvan alleen de accoustische techniek nog wel iets beter had kunnen zijn. Maar dit neemt toch niet weg, dat dit een aanbevelenswaardige opname is. Den liefhebbers van liedkunst bevelen wij twee liederen voor zang, altviool en piano op. 91 van Brahms aan op de Decca-platen K 901-902. Het zijn „Gestillte Sehnsucht" en „Geistjiches Wiegenlied", zeer rijpe bezonken gezangen, die van Nancy Evans, gesecondeerd door den altist Max Gilbert en den pianist Myers Foggin lof waardige vertolkingen kregen. Voor de bewon deraars van de heel oude Fransche klaviermu ziek is er een klein plaatje van His Master's Voice, waarop Eta Harich-Schneider op het Neupért-clavecimbel stukken speelt van Daquin, Dandrieu, Couperin en Chambonnières, vier van die klaviermeesters, die onuitputtelijk leken aan goede invallen, maar de Chaconne van Coupe rin steekt toch in statige pracht boven de rest uit. (DA 4449). Van hier naar Darius Milhaud is het een ge weldige stap. De componist speelde op de H.M.V.-plaat DB 5086 samen met Marcelle Meyer zijn suite voor twee piano's „Scaramouche". Wat te zeggen van dit werk? Men kan er met reden van beweren, dat Milhaud geen muziek schrijft van zeer hooge waarde. Maar men kan toch onmogelijk ontkomen aan de charme van deze lichthartige muziek met haar snellen klank, aan de bekoring van het „Modére", de amusante Brazileira, waarin Milhaud tot besluit van de suite herinneringen ophaalt aan zijn Zuid-Ame- rikaanschen tijd en nog eens „Le boeuf sur le toit" uithangt. Een plezierig amusements muziekje, zoo rap en vaardig uit de vleugels geslagen; een stuk, waarover men niet moet na denken, maar waaraan men zijn vreugde beleeft zoolang als het duurt. En het duurt niet te lang. Tot slot noemen wfj nog eenige opnamen van een geheel ander genre: orkestplaten, die ge publiceerd zijn door Telefunken. De eerste is een opname van een Stnfonia in d-moll van Wilhelm Friedemann Bach, een van Johann Sebastian's begaafde zonen. Het werk, dat uit twee deelen bestaat, een Adagio en een Allegro, is wellicht als ouverture geschreven. Het heeft een merkwaardig beklemmenden toon, een donkeren drang, waaruit men kan leeren, dat de tijd van den effect-stijl begon aan te breken. Niet naar den vorm, maar naar den geest kan men in deze muziek al een voorafschaduwing van Mozart zien. Een interessant werk dus, dat een goede uitvoering kreeg van het Kamerorkest van het Philharmonisch Staatsorkest te Hamburg, onder Hans Schmidt-Isserstedt. (E 2599). En dan ontvingen wij nog van Telefunken op de platen SK 2743-2744 een opname van het Con certgebouworkest, dat onder leiding van Willem Mengelberg Richard Strauss' „Don Juan" speelt. 1 Wij behoeven er niet veel van te zeggen. „Don Juan" handhaaft zich nog altijd als Strauss' beste orkestwerk en het is een van de glanspun ten van Mengelberg's repertoire. Men hoort het Concertgebouw-orkest in al zijn glorie, dank zij ook de uitmuntende recordingtechniek, welke aan de hoogste eischen voldoet. Een glansnum mer dus, zoowel voor Telefunken als voor het Concertgebouw-orkest. Wederom zal gedurende de zomermaanden in het Stedelijk Museum te Amsterdam een groote tentoonstelling worden ingericht, welke, naar verwacht mag worden, de belangstelling van landgenoot en vreemdeling zal wekken en die, evenals dat bij vorige tentoonstellingen het geval was, een overzicht zal geven van een belangrijke kunstperiode, ditmaal van de Fransche beeld houwkunst in de afgeloopen honderd jaar. De actieve directeur der gemeentemusea, Jhr. D. C. Röell is deze week teruggekeerd uit Frank rijk, waar hij tal van bezoeken heeft afgelegd om uit musea, uit collecties van particulieren en uit de ateliers van nog levende beeldhouwers de werken te kiezen, die in Amsterdam een over zicht zullen geven van de Fransche beeldhouw kunst in de achter ons liggende eeuw. In de commissie tot voorbereiding dezer ten toonstelling hebben o.a. twee beeldhouwers zit ting, de heeren John Radecker en H. Wezelaar, welke laatste den heer Röell vooral behulpzaam is geweest bij het bijeenbrengen van werken uit Parijsche ateliers. Omstreeks 1 Juli a.s. zal de tentoonstelling, die tot half September zal duren, officieel ge opend worden en reeds thans bestaat er groote belangstelling onder de Fransche beeldhouwers, waarvan velen voornemens zfjn bij die gelegen heid ons land te bezoeken, omdat een dergelijke overzichtelijke tentoonstelling over een periode van honderd jaar zelfs in Frankrijk nog niet eerder is georganiseerd. De oudste beeldhouwers, die in het Stedelijk Museum vertegenwoordigd zullen zijn, zijn Rude en Carpeaux. Dan volgt een groot aantal werken van Rodin, die uiteraard de kern der tentoon stelling zullen vormen en die grootepdeels af komstig zijn uit het Parijsche Musée Rodin.' Jhr. Röell heeft voornamelijk werken gekozen, die nog nooit eerder in Nederland zijn geweest, hoe wel eenige der belangrijkste stukken, die ook op de groote Rodin-tentoonstelling van negen jaar geleden in het Stedelijk Museum waren, ook ditmaal niet zullen ontbreken. Een groot aantal werken zal aanwezig zijn van Maillol, aan wien een geheele zaal zal zijn gewijd, evenals aan Despiaux en Bourdelle. Een aparte zaal krijgen gezamenlijk de wer ken van de schilders, die zich ook op het gebied der sculptuur verdiensten hebben verworven, o.a. Renoir, Degas, Matisse, Picasso en Daumier. Dan volgen er werken van oudere nog in leven zijnde beeldhouwers en tenslotte van de jongste generatie, bij wie Jhr. Röell tezamen met den heer Wezelaar in de afgeloopen weken een der tigtal ateliers heeft bezocht, en wier werk hij in het algemeen zeer veel belovend noemde. Van de meeste beeldhouwers komen ook tee- keningen, in totaal een 150, terwijl het aantal beeldhouwwerken, dat in acht zalen geëxposeerd zal worden, tusschen de twee en driehonderd be draagt. Men begrijpt, dat het transport hiervan bijzondere zorg vereischt en nog grooter moei lijkheden oplevert dan het transport van kost bare schilderijen. Algemeen roemde de heer Röell de medewerking, welke hij van de zijde der Fransche autoriteiten, museumdirecties en par ticulieren had ondervonden. Ook uit Neder- landsch eri Belgisch bezit zullen werken worden afgestaan, terwijl het Stedelijk Museum zelf in het bezit is van een Rodin, een Despiau en een Barye. De zeldzame verzameling, welke men in de zomermaanden te Amsterdam bijeen zal bren gen, wettigt de verwachting, dat deze tentoon stelling een even groot succes zal worden als de vorige zomertentoonstellingen in de laatste paar jaar. De Deutsche Lufthansa zal in Juli a.s. een wekelijkschen dienst voor post en passagiers openen tusschen Berlijn en Bangkok. Eiken Dinsdagnacht om één uur zal een vlieg tuig naar Siam starten, dat daar Zondagavond aankomt. De afstand van 10.400 K.M. wordt in ongeveer vier dagen en 15 uur afgelegd, ter- wijl de eigenlijke vliegtijd 56 uur 40 minuten bedraagt. Men overnacht onderweg te Damascus, Basra, Karachi en Calcutta. De dienst zal voorloopig onderhouden worden met driemotorige vliegtuigen van het type Jun kers Ju-52. Het plan bestaat om in 1940 groote, viermotorige toestellen voor dezen dienst te ge bruiken, waarmee een grooter aantal passagiers vervoerd kan worden. De Ju-52 biedt op deze lijn plaats aan zes reizigers. Het ligt in de bedoeling op den duur de lijn tot Tokio door te trekken, waarheen proefvluch ten ondernomen zijn, het laatst in deze maand. Wij brengen in herinnering, dat de K.L.M. in drie dagen en zestien uur van Leipzig naar Bangkok vliegt; zij is dus sneller dan de Luft hansa op dit traject. Dezer dagen is een rapport verschenen van een commissie, ingesteld door het bestuur van het departement 's-Gravenhage der Nederl. Mij. voor Nijverheid en Handel, die een rapport heeft uitgebracht over de saneering van de binnenstad van 's-Gravenhage, in het bijzon der van het Spui en omgeving. Blijkens dit rapport stelt de commissie voor een stichting in het leven te roepen, die tot taak zal hebben, verbetering te brengen in de bebouwing van verouderde stadsgedeelten van den Haag. Een stichtingskapitaal van f 500 is reeds bij eengebracht. Het lid der commissie, waarvan ir. J. M. Steffelaar voorzitter is, architect A. H. Wegerif, heeft voor het Spui en omgeving een saneeringsplan ontworpen. Een zeer belangrijke taak van de stichting zal zijn, de medewerking te verkrijgen van de eigenaars van bestaande perceelen of grond stukken, om door samenwerking te komen tot de oprichting van een naamlooze vennootschap (c. q. woning-vereeniging) waarin alle percee len, die tot een te vormen bouwblok behooren, zullen worden opgenomen. De stichting zal daarbij als promotor van deze vennootschap op treden. Ter vervulling van haar taak kan de stich ting ontwerpen maken van saneeringsplannen en prijsvragen uitschrijven voor ontwerpen tot stadsverbetering enz. De Nederlandsche visschers, die op Duitsche treilers waren, mogen op het oogenblik van hun loon 85 pet. naar Nederland overmaken aan hun gezin. Hoeveel dit bedraagt hangt geheel af van de gemaakte besomming. In verreweg de meeste gevallen komt dit echter neer op 30 R.M., dus volgens den huidigen koers van de mark onge veer 22 per week. Op 1 Juli zal een nieuwe en, naar de N. R. Crt. verneemt, voor de visschers ongunstige regeling in werking treden. Volgens deze nieuwe regeling zullen de visschers uit Duitschland voortaan n.l. niet meer dan 60 pet. van hun loon mogen over maken naar hun gezin in Nederland. De overige 40 pet. zullen zij in Duitschland moeten ver teren. Ook bij terugkomst zullen zij van deze 40 pet. niets mogen medenemen, behalve de ge wone toegestane 10 R.M. Ten hoogste zullen zij een deel van het overschietende loon in natura, in den vorm van kleeding of dergelijke mogen medenemen. Vrijdag is te 's-Gravenhage de trekking ge weest van den luisterwedstrijd, welken ten be hoeve van bovengenoemd fonds de K. R. O. ge organiseerd had. De eerste prijs viel ten deel aan L. M. Fens, te Vlissingen (een week-end jacht); 2e pr. (mo torrijwiel) aan mej. F. R. Brosi, te Haarlem; 3e pr. (radiotoestel) aan mevr. T. Rodenburg, te Groningen; 4e pr. (kunstwerk, vervaardigd door Joep Nicolas) aan mevr. R. Bruno-Knop- pers, te Overlangel bij Ravenstein; 5e pr. (slaap kamerameublement) aan zuster Wortel, te Af- ferden; 6e pr. (Portable schrijfmachine) aan A. M. Slegh, te Kerkwijk, bij Zaltbommel; 7e pr. (haard) aan mej. B. Oldhoven, te Kampen; 8e pr. (cassette Gero-zilver) aan mevr. M. van VossBouvij, te 's-Gravenhage; 9e pr. (ticket Amsterdam-Rotterdam naar Groningen) aan A. C. Middelkoop, te 's-Gravenhage en 10 pr. (heetwaterapparaat) aan Truus Broekhoff te Amsterdam. Zaterdag is de 34-jarige G. v. d. W.. bij zijn werkzaamheden in de gemeentelijke gasfabriek te Den Haag bekneld geraakt en gedood. Omstreeks half elf was de man in een trechter aan het cokes wegstampen, waarbij hij tusschen den koker, waarin hij werkte en een omhoogkomenden wagen van een hellende lift bekneld raakte. Degene, die den wagen be diende, heeft de voorgeschreven signalen gege ven, doch waarschijnlijk heeft het slachtoffer deze niet gehoord. Niemand heeft aan dit tra gisch ongeval schuld. Het lijk is naar het ziekenhuis aan den Zuid- wal vervoerd. Het aantal vervangingen van thans onder de wapenen zijnde personen door werklooze dienst plichtigen wordt, naar de Ned. verneemt, eenigs- zins geremd, doordat bepaalde instanties zich op het standpunt schijnen te stellen, dat zij, die in de werkverschaffing zijn tewerkgesteld, niet werkloos zijn en dus voor die vervanging niet in aanmerking komen. Zaterdagmiddag is een tweejarig zoontje van den landbouwer M. Verrijt onder Lierop te So meren in een nabij de boerderij gelegen water poel gevallen en verdronken. Het lijkje is naar de ouderlijke woning overgebracht. Tot nu toe is op de postrekening van de koninklijke vereeniging „Oost en West", die zich heeft belast met het verzamelen van gel den tot leniging van 'den nood der slachtoffers van de ramp op Timor en daartoe een oproep tot het Nederlandsche volk heeft gedaan, voor dit doel 'n bedrag van 232.binnengekomen. „Oost en West" zet de inzameling van gelden voort. Op 18 Mei Hemelvaartsdag heeft Z. H. Paus Pius XII op plechtige wijze bezit geno men van den bisschopszetel van Rome. Dien dag verschenen drie frankeerzegels in de waarden van 25 c., 75 c. en 1 L. 25 met afbeelding van de kroning van den Paus. Op deze afbeelding is de Heilige Vader geze ten in de loggia van het Vaticaan; hij buigt even het hoofd, om met den drievoudigen dia deem gekroond te worden, welken Caccia kar dinaal Dominion! gereed houdt. Naast den Paus staat de prelaat, die het Paus-kruis vasthoudt. Het zegelbeeld is naar een ontwerp van pro fessor L. Mezzana. De nieuwe serie frankeerzegels, in de lagere waarden een afbeelding van het pauselijk wa pen dragend in de hoogere waarden met de beeltenis van den nieuwen Paus. alle eveneens naar een ontwerp van professor Mezzana, zün in bewerking. *f v »-<-YV"»vvv>vrv;*''rr>' SMTt Dtvi bill- Hier kwamen drie zegels uit ter bevordering der volksgezondheid. De 10 Pfennig, roodbruin, toont het beeld van den bekenden plantkundige Gregor Mendel (1822—1884). Het zegel draagt het inschrift: „Gesunde Kinder, Frohe Zukunft". De 15 Pfennig, blauwgrijs, geeft de beeltenis weer van den hoogleeraar aan de medische fa culteit te Berlijn, Robert Koch (18431910), den ontdekker van de cholera- en tubercelbacil en winnaar van den Nobelprijs in 1905. Op den zegel staat geschreven: „Luft und Sonne, Der Schwindzucht Feind". De 25 pfennig, in grijsgroene kleur uitgevoerd, draagt de beeltenis van Wilhelm Konrad Rönt gen (1845—1923), den ontdekker der Röntgen stralen in 18S5; eveneens winnaar van den No belprijs. De zegel draagt da inscriptie: „Kampf dem Krebs. Krebs ist heilbar". In verscheidene philatelistische bladen lazen we uitingen van ontstemming over het enorme aantal liefdadigheids- en gelegenheidszegels, dat den laatsten tijd in Frankrijk ls verschenen. Alleen in de maand April van dit jaar ver schenen de volgende zegels. Op 4 April een toeslagzegel ten einde te ko men tot het oprichten van een monument te Verdun, ter eere van de genie. Op 8 April een liefdadigheidszegel voor de weezen van het P.T.T.-personeel. Vervolgens een propagandazegel voor de we reldtentoonstelling te New York. Eén zegel ter gelegenheid van de te water- lating van het oorlogsschip „Clémenceau". Eén ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de photografie. Dan een toeslagzegel ten bate van de kinderen der werkloozen en een Eiffeltoren-zegel. Thans heeft de Fransche regeenng in het vooruitzicht gesteld de uitgifte van een serie frankeerzegels van vijftien waarden, ter her denking van den ISOsten verjaardag van de revolutie. Zoo gaan de Fransche posterijen weldoende en herdenkende voort. Ook de Fransche koloniën blijven niet ach ter. Alle koloniën zullen een opdrukzegel uitge ven bij gelegenheid van den ISOsten verjaardag der revolutie. In de diverse Fransche koloniën zijn reeds verschenen twee zegels ter gelegenheid van de tentoonstelling te New York (hetgeen wil zeg gen voor de 24 koloniën 48 zegels). Vervolgens verschenen voor Cöte d'Ivoire, Dahomey, FYansch-Guinea, Mauritanië, Niger, Sénégal, Soudan en Togo ieder drie zegels ter herdenking van den sterfdag, 100 jaar geleden, van den ontdekkingsreiziger Réné Caillé (1799 —1838). Alle zegels toonen het beeld van Caillé bene vens een land kaart. w star op de weg staat aan gegeven, dien hij op zijn tocht dwars door Afrika heeft ge nomen. Aan den voet van iederen ze gel staat de naam van de kolonie. Wij maakten er reeds melding van, dat de 1 penny van Mauritius (Yvert no. 1) oranje rood van 1847, te Londen verkocht was voor 7200 gld. en dat de heer Peckitt aldaar eigenaar was geworden. Thans is te Hamburg bij de firma Mohrman weer een 1 penny Mauritius geveild. Het zegeltje werd ingezet op 30.000 Mark. De postzegelhandelaar Miche uit Hannover kocht het voor een ongenoemden verzamelaar in Duitschland voor 31.000 Mark. Hierbij komt 10 pet. toeslag, zoodat de Duitsche liefhebber voor 34.100 Mark eigenaar werd. De heer Peckitt te Londen deed dus op het einde van verleden jaar een waar koopje. Mauritius no. 1 is'zeer zeldzaam; er bestaan n.l. slechts dertien stuks. X Ulvenhout, 25 Mei 1939 Amico, D'n Buiten is op z'n weeldrigst. "t Loof, op vollen wasdom nou, besprankeld mee de zon uit puren Finksterhemel, flonkert aan 't wiegende hout in stil beweeg deur de klèèrte van deus Waterblanke tij. Deus waterblanke tij, ja, waar in 't Pinksterlicht van de endelooze lochten zijgt over de bloeiende eerde. Wit bloeit den sloot achter mijnen erf; vliegs- kes en biekes vonken in den halfschaduw van de zwaarbetroste heesters, die over 't bloeiend eendenkroos te buigen staan onder 't zonne- Windeke, dat zachtkens kroezelt deur den bloei. Uit 't hooge gras veerde 'nen gouwen kikker ttiee sierlijken boog in den dichtgegroeiden sloot. Mee 'nen klokkenden plons dook ie deur de blomkes. En 't was of dieën astranten rakker Veur m'n kokkerd 'n deur toesmeet, waarachter 'n heimelijke weareld vol tierend leven woont. Ik zat hier Zondagmergen m'n pijp leeg te •moren, 't Petje op m'n neus, m'n handen ge vouwen om m'n opgetrokken knieën, m'nen rug leunend teugen 'nen wilg. Zoo liet ik me daar, gedachtloos haast, omspoelen deur den zomer dag lijk 'nen lelie deur 't zonncwatcr van den boschvijver. 'Nen papaver-rooien gloed wemelde achter m'n gesloten ooglejen onder 't schaduwend pet- klepke. Ik zat daar in 'nen nest van wilgenrijs, gegroeid uit de wortels van den ouwen boom knoest, waarteugen ik m'n steuntje gevonden had en zijig ritselde 't puntig geblaart dicht langs m'n ooren. Den veugelenzang schoot als zilveren pijltjes de zonneruimte in. Stillekes dreef ik op deuzen donzen dag, in de mengeling van blommen- en eerdegeur, die vluchtigde uit mijnen Pinkstersloot. 'k Geloof nie, dat iemand mij hier zoeken zou of vinden kost in deus hoekske van Kabou- terkesland, verdoken in 't spulsch geschaduw van wiegend loof en grasgewas, waar 'nen gla zenmaker zoemde lijk 'n vliegmachien zoo staag en forsch. En wijer dreef m'n zielement lijk 'n blommepluis op 't zonnewindeke deur den blan ken dag. Toen knikte m'nen kop. Ik wist da'k wegdutte. Stemmen. Nie luid. Onbewust afgesteld op den rust van deuzen Zondagmergen, die in de schep ping lag lijk den rimpelloozen spiegel van 'n zongezilverd meer. Ze kwamen deuzen kant op, die stemmen. Weer knikte m'nen kop en weer wist ik in den dut te zullen gaan. „Pas op, Eeker! Daar kunde niemeer staan, da's den sloot al!" Ha! De kleine mannen. Ze gongen zitten, aan den slootkant. „En gade gij nou vanmiddag naar d'r toe, Dré?" gichelde den Eeker verlegen-nuuws- gierig. „Kan ze toch nie veur pietsnot laten staan, Eeker?" Toen wierd er mee 'nen stok in den sloot geroerd. „Kweetnie, hihihi." Sodepetat daar wou 'k toch wel iets meer van weten! Ze zwegen nou. En eenen roerde, roerde in de blommekes van den sloot. Dan hield 't watergeborrel ineens op. En mee heesch ge fluister wierd gezeed: ,,'t Is 'n meske, Eeker, 'n mokkeltje.... schonder heb 'k nooit gezien!" Pats! 'Nen klap op den sloot, die klonk als de zweep op 't zeildek van 'n peerd. „Jah," antwoordde den Eeker ouwelijk: „Jah." Roeren. „Ikkeehkebsalgekustook!" Den Eeker, ongeloovig en seerjeus: „Eh vond ze dat goed, Dré?" Den Dré, groot en gemaakt: „Waarom nie? Daar gaat ze toch nie van dood." „Opschepper!" „Gelóófde me nie?" „Neeë!" „Ncuja, ze douwde me wel 'n bietje terug, maarmaar ik geloof nie, dat ze 't zoo meende, ziede." Roeren. Amico, Tc zat me te bedooien, hier in m'nen nest van wilgenloof. „Gü ook 'n siegretje, Eeker?" "Eéker?!" „Eh.... ja?" „Doede mee?" „Ja. Merci." Toen: „ik snap nie, dat gij dat durft, Dré!" „Watte?" „Nou! Zoo'n wildvrimd meske.... zoomaar te kussen." Den Dré lachte- Sloeg mee den stok op den sloot onderwijle, wel tien Keeren achter mal kaar. Toen zee-t-ie: „Pfoedurven! Ze heb ben 't gèren genogt." „Oem. Mja. GÜ kunt 't weten. Maareals oew Opa 'r nou 'ns achter komt „Ge houd-oewen kop, horre!" „Eéns zal ie 't toch motten weten, Dré." „Wiedes. Maar dan is 't nog tijds genogt. Kek's, Eeker, zonder flauwe kul, ik weet ommers eigens nog nie, of 't iets wordt in...." „En ge hebt ze al gekust.viel den Eeker 'm stomverwonderd en verbouwereerd in de lede Toen liet den Dré z'n eigen achterover in 't gras vallen om 'ns lekker uit te lachen. Zijnen schater tjoepte deur de locht, lijk den slag van den mearel. Dan, na ennigten tijd van zwaar zwijgen: „luister, Eeker. Als Opa 't nou al wit, dan nouja, ge kent 'm genogt, dan vernukt ie me eiken'dag en telkens als ie daar de kans veur krijgt. En van hem zou 'k 't nog wel kunnen uitstaan maarmaar Trui, ziede? Opa houdt zoo'n lolletje tenminste onder ons, maar Trui brieft 't dalijk naar Amsterdam! Neeë, doe me 'n lol en zwijg, Eeker. 'k Had oe niks motten zeggen." „Vertrouwde me nie?" „Jawel! Maarwat nie weet, wat nie deert, niewaar?" „Wat is 't veur 'n kadeeke?" „n Troeleke om öp te...." „Bedoel ik nie! Is 't 'n meske van de boer derij?" Mee die vraag, ik vóelde 't aankomen, was den Eeker den Dré baas! Kleintjes zee den Dré: „da's nou net 't rotte, Eeker. Fientje isginboerinneke." Ik hóórde 'm, hier heelegaar, zuchten. „Is 't 'n dienstmeske?" „Zelfs datte nie" (Nen klap op den sloot) ,,'t is't isze hebben bij 'r thuis 'n café en-. Fientje studeert veur onderwüzeres" „Wacht 's, wacht 's," zee den Eeker 'n bietje zenuwachtig„dan kén ik ze! Da's da blonde dingske van de Markt, waar wij samen onder- lest die eerpel hebben afgeleverd!" „Die is V' „Ehehen hebt gij dit meske.... ge.... gekust??" „Wat zou dat?" „Wat zóu dat?? Brutale sloeber! Da 's t schoonste meske van Breda!" „Lillekers vangen is gin kunst," zee m'n baas- ke droog. Amico, ik moest m'nen knuist veur m'nen kop houwen, om nie te hard te lachen. Heel den boek lag veur me open! Ik kende die menschen van de Markt goed! Ouwe, goeie klanten van me. En den Dré z'n „vlam"? Of ik ze ken! Tt Heb 't jonk, om zoo te zeggen, geboren zien worden, 'k Heb 't op m'nen knie laten „peerdrijen" als 't 'n jaar of drie was, somtüen als ik in 't café 'ns iets gebruikte, wanneer ik, eens per week, daar afrekende. Van Trui kreeg 't jonk 'n peerlmoer- gebonden kerkboekske mee den plechtigen com munie ('t zyn beste klanten) en nou....! 't Is opgegroeid tot 'n jongedame, allee! om er veur naar 't ander end van de weareld te gaan! En dairmee was dieën lekkeren bandiet-van- me....! Sodemearel, da 'k sjuust hier in dat wilgenblarennest moest verzeilen! En dat ie daar eigens, ongeweten, mü heel z'nen boek open- leeTeugenover dieën onschuldigen, dieën kuischen Eeker! Hoe schoon had 't manneke de zaak veur me behandeld! „En motte nou vanmiddag naar die juffrouw toe, Dré?" ,,'k Heb tenminste afgesproken, ja. Wat doede gü, vanmiddag, Eeker?" „Bietje leeren, denk 'k." „Ge züt al veul, veul wüer, dan ik." „Gü ook!" „Eh?" „Gü züt ook wüer, dan ik." gichelde den Eeker! Den Dré lachte. Den lach van den veroverèèr. Toen: „Ik snap nie Eeker, waar gij plazier in hebt, om altü in die boeken te neuzen." „Ochzee den Eeker: „Och.*...! Ik ben er mee op m'n gemak, Dré. Veur gin geld nam ik vanmiddag dat karweike mee die juffrouw, van jouw over." Wéér begost den Dré te schateren! „Haha- hakekekarweikeEeker, ge zyt 'nen tiep!" „Toch meen ik 't!Kom, ik stap op, de Vrouw zal den koffie wel gereed hebben, Dré." ,,'k Gaai mee. Maar nóg 'ns: ge houd-oewen kóp, horre!" Toen verdwenen de stemmen in 't geschuifel deur 't lange gras- Nog 'n half uurke ben 'k daar blijven zitten. Peinzen over m'n baaske. Maar ik kost tot gin besluit komen nog, hoe 'k de zaak zal vastpak ken. Telkens doolden m'n gedachten naar m'nen eigen tüd, mee m'nen Truike. En 'n bietje idioot heb ik zitten staren van uit m'n Kabouter- hoekske over de wemelende zonneruimte boven de bloeiende velden, waarover den Zöndag-veur- Pinksteren hong in 'n reine rust, dat oew ziele ment er deugd van had. Toen ben 'k ook maar af gegaan op Trui ha ren Zondagschen koffie-mee-koek. Den Eeker zat te blaren in 'nen boek. Dré III was bezig op z'n opkamer. Ik hoorde 'm 'nen potpourri van liedekes fluiten, onderwüle poetsend en borste lend Ujk 'nen piot die inspectie mot gaan ma ken! „Goeien zin," zee Trui en ze „wees" mee beur hoofd naar 't opkamerke. ,Hü staat te poetsen of ie naar z'n meske mot," gekte-n-ik. „Zeg da wel," zee Trui. En als ik toen 'ns mee 'n rap oogske naar den Eeker keek, zag ik t man neke blozenblozenallee, Tc was wezen lijk 'n bietje geroerd van deus gouwen keareltje. Wat 'n leutig bezit, zoo twee sterk-verschil- lende jonge tiepkes in oewen huis. Den eenen smellap, die fluitende en zingende z'n eigen op staat te doffen veur galant avontuur; den an der, die er over te blozen zit als 'n jonk fraterke van 't kloosterEn toch twee vrinden zoo trouw als er gin betere zijn! Maar 'n oplossing heb ik nog nie Karjuu! 'k Heb daar wel 'ns leutig in 'nen wilgeblarennest gezeten, maar.... daar lag "n teer, schoon ei in, waarop ik werendig broeien mot. Kom, ik schei er af Ge hoort er misschien nog wel van. Ondertusschen wensch ik oe 'nen Gelukkigen Pinkster! Veul groeten van Trui, Dré III, den Eeker en als altü gin horke minder van oewen t. a. v. DRB.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 7