Waterfestijn te Luik
EEN PRACHTIG
SCHOUWSPEL
ot
Geleerde en amusante
waterwonderen
Naar een nieuwe
didactiek
INDIE'S VERDEDIGING
WOENSDAG 31 MEI 1939
Het Lido
Plan van Le Corbusier
Belgische visschers voor
den rechter
Zij vischten in Nederlandsche
territoriale wateren
Brand in lakkerij van
haardenfabriek
Brandweer kon niet verder
wegens motordefect
Effecten van cliënt
verduisterd
Hooge eisch om een voorbeeld
te stellen
Duitsch tegenbezoek
aan ons land?
Datum nog niet vastgesteld
Enkele Tweede Kamerleden ver
zoeken een defensiefonds
UIT DE STAATSCOURANT
Onderscheidingen
Belastingen
T ar ie f commissie
Ontslag
Invoerrechten
Onderwijs
Gedelegeerde
Invoerregeling van
steenkolen
Wetsontwerp bij de Tweede
Kamer ingediend
Gevaarlijk gewond door
mosterdgas
Besmette ijzeren staaf in den
grond de oorzaak
100 H.A. HEIDE VERNIELD
Brand ontstaan door kwaad
willigheid?
Hoofdinspecteur Welling over de
noodzakelijke voorziening
van het onderwijs
GEHEIME ZENDER IN
BESLAG GENOMEN
door WILLY WATERMAN
CVan onzen specialen verslaggever)
Luik, Mei 1939.
Wie op het oogenblik op een Zondag aan
komt in de goede, maar zwarte stad Luik,
krijgt de gewaarwording, dat hij beland is in
een stad, welke zoo juist door haar bewoners
verlaten is. De feestpoort tegenover het sta
tion met de Waalsche hanen erop, bewijst hem,
dat er een feest werd gevierd, maar verder de
stad in wandelend vraagt men zich af, waar
het feest is gebleven tezamen met de Luikena
ren, voor wie het toch aangericht behoorde
te zijn.
Het antwoord zal men niet vinden, alvorens
men de heele stad is door gewandeld en nog
verder langs de Maas tot waar ter hoogte van
de samenvloeiing van deze even schilderachtige
als lastige rivier en het nieuwe Albert-kanaal
de tentoonstelling van watertechniek zich uit
strekt over de beide Maasoevers.
De Luikenaren zijn op de tentoonstelling en
amuseeren zich daar meer dan voortreffelijk
met alle wonderlijke schouwspelen, die listige
organisatoren van het vermaak bedacht heb
ben. Het beste deel van het vermaak.evenwel
is niet bedacht: het wordt geleverd door de
Maas zelf, die hier in een breedte van twee
honderd meter dwars door de tentoonstelling
stroomt en den menschen de gelegenheid heeft
gegeven op haar beide oevers een menigte van
wydsche paleizen en paviljoens te bouwen met
terrassen langs het water. Over de Maas vaart
men met snelle motorbooten, die ronken als
watervliegtuigen, en boven de Maas zweeft men
tientallen meters hoog over een kabelbaan, die
de bezoekers desverlangd opneemt en hen
zachtkens op den anderen oever weer neerzet
Als men die kabelbaan bestijgt bij een zij-
ingang op den linkeroever, dan verlaat men het
luchtvoertuig in den uitersten hoek op den
rechteroever en dan kan men zich meteen ook
verdere rondzwervingen besparen, vermits men
dan is aangeland aan de voeten van H. M. La
reine Pédauque, die met haar fameus restau
rant een gedeelte van het Lido heeft afgehuurd.
Dat Lido is trouwens toch een centrum van
vermaak en tevens een van de mooiste bouw
sels van de overigens aan architecturale
schoonheden niet overmatig rijke tentoonstel
ling. Het is een half cirkelvormig gebouw met
breede, of stijgende terrassen gelegen om het
zwembassin, waar in den loop van den zomer
vele artisten van het water hun kunsten zul
len vertoonen en waar men ook in kleine mo
torbootjes kan stappen om er onder een oor-
verdoovend geraas een vaartocht te beginnen
door een ingewikkeld kanalenstelsel, dat de
bezoekers voert langs de waterwonderen, die
een vernuftig architect hier op den rechter
oever gewrocht heeft en die wel beschouwd wel
zoo interessant zijn als de onafzienbare pa
viljoens, waarin Frankrijk, de stad Parijs en
België zelf den bezoekers hun knapheid terzake
van den waterbouw toonen. Want deze alleen
voor de vermakelijkheid van de tentoonstelling
bedreven waterbouw is net zoo knap als de
waterwerken, die men u in de paviljoens toont.
Alleen zijn deze laatste veel minder amusant
en daarom richten de meeste bezoekers hun
aandacht op de vroolijke wonderen van het
vernuft, die bestaan uit allerlei soorten van
fonteinen, van kleine klaterende waterstraal
tjes tot sonoor ruischende waterpilaren en
bourdonneerende cascades, dit alles temidden
van een lusthof, waarin de grilligst gevormde
bloemen en planten van neon- en kwiklicht
gegroeid zijn en waardoor zich wandel- en
waterwegen slingeren.
Dit alles levert een ongemeen fraai schouw
spel op, een lyrische lofzang op het liefelijke
element, dat water kan zijn.
En men heeft nog meer partij getrokken van
het water aan den hoofdingang n.l. op den
linkeroever. Op het plein voor dezen hoofd
ingang, die zelf geflankeerd wordt door luch
tige zuilengalerijen verheft zich een enorme
Witte pilaar ten hoogen hemel. En vervolgens
komt men langs terrassen, waar bloemen groeien
en fonteinen rijkelijk spatten op een door
groote beelden van Bejgië's beste beeldhouwers
omgeven esplanade.
Deze esplanade, die recht op dc Maas uit
loopt is het overblijfsel van een koen plan,
ontworpen door Le Corbusier, den beroemden
Franschen architect „van de toekomst" in eigen
persoon.
Op een goeden dag toen de organisatoren
van deze tentoonstelling zich bijzonder over
moedig voelden, hebben zij Le Corbusier uit-
genoodigd om hun te komen vertellen, hoe zij
de tentoonstelling moesten bouwen. Le Corbu
sier kwam en ontwierp een plan, volgens het
welk de hoofdingang van de tentoonstelling
den toegang zou openen tot een esplanade, die
recht op de Maas aan zou loopen en dan zou
overgaan in een brug, die zich in een flauwen
boog over het water zou welven en vervolgens
op den rechteroever voort zou gaan met een
systeem van passerelles, loopbruggen, die de
bezoekers moesten voeren over de boven be
schreven waterpartijen tusschen de paviljoens
door.
Van dit plan is het een en ander bewaard
gebleven, n.l. de passerelles en de esplanade. De
brug is er niet gekomen en daarom moet men
nu aan het einde van de esplanade ijlings
rechts of links afslaan. Maar alles bijeen ge
nomen is dit toch niet een van de ergst mis
lukte plannen van Le Corbusier, die eigenlijk
beroemd is geworden wegens zijn plannen, die
nooit werden uitgevoerd, weshalve zijn vereer
ders hem houden voor een genie, dat te groot
voor zijn tijd is.
In ieder geval dankt men nu o.m. aan de
bemoeiingen van den grooten man een riante
entree, en als een goed begin het halve werk
is- dan is de tentoonstelling daarmee ook al
voor de helft geslaagd.
Zij is voor méér dan de helft geslaagd,
want zy is ruim gebouwd, vroolijk van aan
blik en haar bouwers hebben inderdaad zeer
verdienstelijk party getrokken van het
water. Al die vroolijke gebouwen met hun
lichte kleuren, die zich over een groote
uitgestrektheid langs het water verheffen,
de vlaggen, die aan hooge masten wappe
ren, de roode cabines van de kabelbaan,
het miniatuur spoortreintje, dat over het
terrein tuft, de booten, die over de Maas
schieten en de breede terrassen langs de
oevers, dit alles maakt van de inter
nationale tentoonstelling van watertechniek
een schouwspel, waarby men de techniek
misschien minder aandacht zal schenken,
dan het water zelf, maar waarmee men
zich dus des te beter zal amuseeren. De
kenners van métier kunnen binnen in de
paviljoens hun hart te goed doen, de
groote menigte interesseert het meer hoe
groot en hoe mooi de paviljoens zijn, zy
kijkt vooral naar de kleuren en naar het
altijd fascineerende spektakel van het
spattend en stralend en stroomend water.
Drie Belgische visschers hebben 20 April van
dit jaar op minder dan drie mijl van de Neder
landsche kust af hun netten uitgeworpen, het
geen b;j de wet van 15 Juni 1883 verboden is.
De vaartuigen werden aangehouden en naar
Scheveningen opgebracht.
Na storting van een waarborgsom van 360
ieder zijn ze weer vrijgelaten.
De visschers moesten zich voor dit feit voor
den Haagschen kantonrechter verantwoorden,
doch waren niet verschenen.
Bij verstek veroordeelde de kantonrechter
ieder tot een geldboete van ƒ15.— subs. 5 da
gen hechtenis, met in beslagneming van het
tuig, waarmede de overtreding is begaan.
De uitlevering van dit tuig werd bevolen en
de waarde daarvan, bij in gebreke biyven, be
paald op ƒ60.
Dinsdag is brand ontdekt in de lakkerij van
de haardenfabriek N.V. Becht en Dyserinck aan
den 's Gravelandscheweg te Weesperkarspel. Bij
het oppompen van ruwe olie, waarmede de mof-
feloven gestookt wordt, was een hoeveelheid
olie overgeloopen en in brand geraakt. In een
ommezien sloegen de vlammen wild om zich
heen.
Een gelukkige omstandigheid was, dat de lak
kerij in een afzonderlijk gebouwtje is onderge
bracht, dat wel vlak naast de fabriek staat, maar
doordat het personeel der firma met eenige
stralen op de waterleiding het aangrenzend
magazijn nat hield, kon voorloopig uitbreiding
van den brand voorkomen worden. Echter was
de druk op deze waterleiding (de Provinciale
Noord-Hollandsche) te gering, zoodat aan be
strijding van het vuur, dat inmiddels in de lak
kerij steeds feller aanwakkerde, niet te denken
viel. De motorbrandspuit van Weesperkarspel
was dadeiyk na het ontdekken van den brand
gealarmeerd, doch het duurde geruimen tyd eer
zy op den 's Gravelandscheweg kwam en
toen kon zij wegens een motordefect niet verder
rijden. Met behulp van een personenauto is de
motorspuit naar het terrein van den brand ge
reden.
De rijks- en gemeentepolitie hielden de nieuws
gierigen op flinken afstand van den brand, Om
dat zich onder de lakkerü een tank bevond,
waarin 3000 liter ruwe olie geborgen waren. Te
meer, waar naar verzekerd werd in die tank
scheuren aanwezig waren, werd gevreesd voor
een explosie. Zoover is het echter niet gekomen;
men heeft deze tank weten af te dekken. In de
moffelarij was het intusschen een ware vuurzee
geworden. Toen op een gegeven oogenblik de
schoorsteen omlaag viel en een gedeelte van de
matglazen bedekking instortte, sloegen de vlam
men met te feller kracht naar buiten. Dikke
zwarte rookwolken dreven langzaam over de
Vecht.
Zoodra de motorspuit gearriveerd was en met
twee stralen water kon geven, was het pleit
spoedig beslist.
De 53-jarige S. M. F., commissionnair in effec
ten te Den Haag, moest zich wegens verduiste
ring van een aantal effecten ten nadeele van
een van zijn cliënten voor de Haagsche recht
bank verantwoorden.
Hy was vertegenwoordiger van een firma te
Hilversum en moest als zoodanig de effecten ge
regeld ter omwisseling inzenden.
Dit liet hij na, daar hij de stukken bij een
bank had beleend.
Verdachte gaf de feiten toe. Een lid van de
firma verklaarde als getuige a décharge, dat de
aangifte van verduistering geheel tegen zijn zin
is gedaan, dat verdachte altijd goed voor de fir
ma gewerkt heeft, doch door de zeer moeilijke
omstandigheden waarin thans vele commis-
sionnairs zich bevinden tot zyn daden is ge
komen.
De officier van justitie, mr. Cohen Tervaert,
zeide in zijn requisitoir, dat in deze zaak een
streng voorbeeld moest gesteld worden. Het gaat,
zooals we van den getuige hooren, velen com-
missionnairs slecht, maar dat mag geen reden
voor hen zijn, de stukken van hun cliënten
maar te eigen bate aan te wenden.
De eisch luidde tien maanden gevangenisstraf.
De verdediger, jhr. mr. P. J. W. de Brauw,
meende, dat, zoo men een voorbeeld wil stellen,
verdachte daarvan niet het slachtoffer mocht
worden. De omstandigheden zyn voor hem wel
buitengewoon zwaar geweest.
Hij was eerst directeur van een groote bank
te Den Haag geweest, welke bank onlangs fail
leerde.
Verdachte begon daarna een pension, doch dat
bedrijf floreerde ook niet. Ten slotte kreeg hij
de vertegenwoordiging van de firma te Hilver
sum, maar na eenigen tijd liepen zijn verdiensten
zoo sterk terug, dat hij zijn kantoor nauwelijks
kon betalen.
Deze omstandigheden in aanmerking nemen
de, drong pleiter op de meeste clementie aan.
Uitspraak 13 Juni.
De Nederlandsche regeering zou, naar het
Handelsblad verneemt, voornemens zijn de
Rijnlandsche autoriteiten, aan wie eenige da
gen geleden twee onzer ministers, benevens d?
burgemeesters van Amsterdam en Rotterdam
met een aantal deskundigen op het gebied van
de Rijnvaart, een bezoek hebben gebracht, tot
een tegenbezoek uit te noodigen.
De datum is weliswaar nog niet vastgesteld,
doch aangenomen mag worden, dat de Duitsche
gasten in het najaar hier verwacht kunnen
worden. Zij zullen dan Den Haag, Rotterdam
en Amsterdam bezoeken.
Aan het voorloopig verslag van de Tweede
Kamer op het ontwerp van wet tot wijziging
en aanvulling van onderscheidene afdeelingen
der begrooting van Nederlandsch-Indië voor
het dienstjaar 1939 is o.m. het volgende ont
leend:
Met groote belangstelling had men kennis
genomen van het vergelijkend overzicht van
de besteding der bijdrage van 25 millioen aan
Nederlandsch-Indië ten behoeve van uitgaven
van welvaartszorg.
Vele leden achtten het wenschelijk, dat ver
schillende der in bovengenoemd overzicht ver
melde uitgaven na 1939 zullen worden voort
gezet, in het bijzonder die voor de bevordering
van kolonisatie, den aanleg van irrigatiewer-
ken en den steun aan de metaalnijverheid.
Voorts stelden deze leden de vraag, hoe deze
uitgaven, indien zij worden gehandhaafd, zul
len worden gefinancierd.
Verscheidene leden waren van oordeel, dat
het algemeen rijksbelang een meer blijvende
beschikbaarstelling van Nederlandsche midde
len voor sommige welvaartsuitgaven recht
vaardigt. Zij waren van meening, dat een min
der geïmproviseerde financieele samenwerking
dan bij het verleenen van de 25 millioen-bij-
drage bestond, aanbeveling zou verdienen.
Andere leden meenden tegen het denkbeeld
van voortzetting van de financieele bijdrage
ten behoeve van de welvaartszorg van Indië
bezwaar te moeten maken met het oog op den
zorgvollen toestand, waarin de Nederlandsche
financiën zich, als gevolg van de bijzondere
eischen, welke daaraan in dezen tijd worden
gesteld, bevinden.
Vele leden hadden met instemming kennis
genomen van de voorgestelde plannen tot uit
breiding van de defensie. Verscheidenen hun
ner zouden intusschen prys stellen op een
nadere specificatie van de onderscheidene aan
schaffingen ten behoeve van het leger, zooals
die, wat de voorzieningen in Nederland aan
gaat, ook door den minister van Defensie ter
griffie waren neergelegd ter kennisneming
door de leden.
Enkele leden, die principieele bezwaren had
den tegen uitgaven voor de landsverdediging,
konden zich ook met dit ontwerp niet ver
eenigen.
Ofschoon bereid tot medewerking aan een
noodzakelijke versterking ook van de Indische
defensie, meenden verscheidene leden, dat
daarbij stelselmatiger behoort te worden ge
handeld dan tot nu toe naar buiten blijkt. Het
thans voor het leger aangevraagde aanzien
lijke bedrag van f30.325.000, waarvan f 23.242.500
ten laste van den buitengewonen dienst komt,
wordt gevraagd voor het doen van uitgaven,
welke slechts een deel vormen van een in het
openbaar nog niet bekend plan van legeruit-
breiding.
De steeds stijgende kosten voor de Indische
defensie leger zoowel als vloot en de
nog bestaande onzekerheid, waar die stijging
haar grens zal vinden, rechtvaardigen naar
het oordeel van de leden, hier aan het woord,
een speciale financiering, aangezien het bud
get anders dreigt te worden ontwricht. De ty-
delijke heffing van een defensie-uitvoerrecht
wijst er op, dat ook de minister speciale voor
zieningen noodig acht.
Er is thans alle aanleiding om de instelling
te overwegen van een defensiefonds, waarin,
behalve het onontbeerlijke leeninggeld, ook een
zeker percentage van de gewone middelen, ver
der de opbrengst van een van de meest draag-
krachtigen te heffen weerbelasting of buiten
gewone heffing op groote winsten, alsook een
Benoemd tot ridder in de orde van Qranje-
Nassau: J. Visser, oudste directeur der N. V
Verffabrieken v/h. Jan Visser, te Zaandam.
Toegekend de eere-medaille, verbonden aan
de orde van Oranje-Nassau, in zilver, aan P.
Gerritsen, voorzitter van de Chr. Jongemannen-
vereeniging „Jonathan", te Rotterdam.
Aan mr. J. R. M. van Angeren, secretaris-ge
neraal bij het departement van Justitie, te
's-Gravenhage, is verlof verleend tot het aan
nemen van de hem geschonken onderscheiding
van grootofficier der orde van de kroon van
België.
De ontvanger der directe belastingen, enz. S.
J. Visser is verplaatst van het kantoor der du-
belastingen en accijnzen te Oostburg naar de
inspectie der dir. belastingen te Leeuwarden
Met 10 Juni 1939 is benoemd tot lid, tevens
onder-voorzitter der tariefcommissie, mr. A. C.
N P. Ruys te Amsterdam.
Op verzoek is eervol ontslag verleend uit
'sRnks dienst: aan J. H. R. H. Pijls, landmeter
van het kadaster te Roermond, met 1 Juli 1939;
aan mr. J. J. J. van Kluijve, ontvanger der reg
en dom. te Meppel, met 1 Juni 1939; aan E. A
E. Schicht, accountant bij den rijksacc.-dienst
te Amsterdam, met 15 Juni 1939.
Met 1 Juni zijn benoemd tot verificateur der
invoerrechten en accijnzen de commiezen-veri
ficateurs C. J. van Uden te Amsterdam, A. Jan
sen te Rotterdam, P. van Loo te Winterswijk,
M. van Weele te Rotterdam, J. Wolf te En
schede, A. Hekstra te Leiden, J. van der Pioeg
te Amsterdam, W. den Dekker te Hilversum en
J. Brouwer te Haarlem,
Benoemd tot lector in de faculteit der wis-
en natuurkunde aan de rijksuniversiteit te Gro
ningen, om onderwijs te geven in de natuur
kundige aardrijkskunde, de geologie en de pa-
laeontologie: dr. Ph. H. Kuenen, thans conser
vator.
Benoemd tot gedelegeerde van de Nederland
sche regeering bij de 8ste internationale onder
was-conferentie, welke in Juli te Genève zal
worden gehouden, dr. J. H. Wesselings, chef der
afd. lager onderwijs van het dep. van Onder
wijs, K. en W.
afzonderlijke legerbijdrage van Nederland zou
den behooren te worden gestort.
Andere leden waren eveneens van oordeel,
dat het in de tegenwoordige omstandigheden
gewenscht is, de verdeeling der kosten voor
de defensie tusschen Nederland en Indië op
nieuw onder de oogen te zien.
Verscheidene leden konden zich met het
denkbeeld van instelling van een defensiefonds
vereenigen. Zij waren evenwel van oordeel, dat
er geen aanleiding bestaat, Nederland een deel
der kosten van het leger in Indië te doen dra
gen.
Van andere zijde achtte men de instelling
van een defensiefonds niet aanbevelenswaar
dig. De ervaring njet dergelijke afzonderlijke
fondsen, in Nederland verkregen, is weinig
gunstig.
Deze leden hadden bezwaar tegen het denk
beeld van een weerbelasting.
Ten slotte werd de vraag gesteld, welk per
centage van de zuivere gewone uitgaven op de
Indische begrooting voor 1939, met inbegrip
van de thans ter goedkeuring voorgestelde uit
gaven, zal worden besteed aan de militaire
uitgaven, de pensioenen inbegrepen, van leger
en vloot te zamen en afzonderlijk.
Ingediend is bij de Tweede Kamer een
wetsontwerp tot bekrachtiging van het Ko
ninklijk Besluit van 25 Maart 1939 tot re
geling van den invoer van steenkolen.
Aan de memorie van toelichting wordt o. m.
ontleend
De beperking van den invoer van steenkolen
werd bij Koninklijk Besluit van 25 Maart 1939
met ingang van 1 April 1939 voor het tijdvak
van een jaar verlengd.
Ingevolge artikel 3 der Crisis-invoerwet 1937
is dus thans indiening van een wetsvoorstel ten
aanzien van het in bovengenoemd besluit be
paalde noodzakelijk.
Het is in de eerste plaats om handelspolitieke
redenen, dat deze invoerbeperking wederom
voor een jaar werd verlengd. De minister van
Economische Zaken wijst in dit verband op het
zeer groote belang van den steenkolenimport in
het handelsverkeer met Duitschland en Groot-
Brittannië. Dit belang heeft hem aanleiding
gegeven te bevorderen, dat der regeering de
noodige middelen ter beschikking blijven om op
den invoer van steenkolen, briketten en cokes
invloed uit te oefenen.
Om administratieve redenen werd het per
centage verlaagd tot 30. De minister wijst er
hierby op, dat de voornaamste contingenten bij
handelsovereenkomst zijn vastgesteld, zoodat
de invoermogelijkheid uit deze landen niet af
hangt van het contingenteeringspercentage
Ten einde een aanpassing te verkrijgen aan
de inmiddels gewijzigde verhoudingen zijn meer
recente jaren aangewezen als basis voor de ver
deeling der consenten
By het uitvoeren van bouwwerken op de ter
reinen van het Staatsbedrijf der Artillerie-In
richtingen bij de Hembrug vond de 29-jarige
ongehuwde arbeider P. Tichelaar uit Zaandam
een stuk ijzer, dat hij met de handen aanraak
te. Direct voelde hij een vreemd gevoel. Zonder
er bij na te denken, veegde hij zijn handen aan
zijn werkkleeren af. In den loop van den avond
kreeg de man pijn in het geheele lichaam, wel
ke 's nachts zoo verergerde, dat een geneesheer
geroepen moest worden. Uit het onderzoek
bleek, dat T. in aanraking moest zijn geweest
met mosterdgas.
Het slachtoffer werd zoo spoedig mogelijk
naar het ziekenhuis vervoerd, terwijl de ge
meentelijke ontsmettingsdienst van Zaandam
de woning van T. met chloorkalk deed ontsmet
ten. Een onderzoek naar de herkomst van het
gevaarlijke mosterdgas heeft uitgewezen, dat
men maanden geleden proeven genomen had
met een mengsel van gas, waarvan mosterdgas
het hoofdbestanddeel vormde. De met dit gas
in aanraking geweest zijnde materialen o. a.
een ijzeren staaf heeft men na de proefne
ming in den grond gestopt.
De werkzaamheden op dit gedeelte van het
terrein zijn thans gestaakt, terwijl waarschu
wingsborden het betreden er van beletten.
Vyf andere arbeiders werden direct ontsmet
en hebben geen nadeelige gevolgen ondervon
den.
In den nacht van Maandag op Dinsdag is,
vermoedeiyk door kwaadwilligheid, brand ont
staan in een complex heide te Kraloo (ge
meente Ruinen (Dr.), toebehoorende aan de
vereeniging tot behoud van natuurmonumen
ten. De sterke wind heeft het blusschingswerk
zeer bemoeilijkt.
De middagzitting van den eersten dag van
den vacantiecursus Onderwijsvraagstukken
van dezen tijd", uitgaande van den R.K.
Cursus voor de Hoofdacte te Amsterdam,
was gewijd aan het onderwerp „Naar een
nieuwe didactiek", dat belicht werd door den
heer L. Welling, hoofdinspecteur in de derde
hoofdinspectie te Groningen.
Wat de hervorming van de lichamelijke oefe
ning betreft, sloot spr. zich geheel aan bij de des
morgens gehouden inleiding van dr. Joannes,
terwijl hij er op wees, dat het den leerkrachten
vrij staat zooveel uren aan dit vak te wijden,
als him nuttig schijnt. Spr. verklaarde veel van
wat dr. Joannes gezegd had, volkomen te on
derstrepen.
Op veel scholen viert de mechanisatie van het
onderwijs hoogtij en vooral het vak rekenen legt
er getuigenis van af. Zoolang het bij automatisch
werken blijft, zijn de rasultaten reeds slecht,
maar wanneer het op de vorming van begrippen
aankomt, wordt het allei bedroevendst.
Men dient in het oog te houden, dat parate
kennis middel en geen doel moet zijn. Het is
noodzakeiyk datgene te vreten wat wij dagelyks
noodig hebben, maar buiten dat terrein moet
ieder zich kunnen richten naar ziin eigen be
langstelling. Het is slechts noodig den weg te lee-
ren vinden naar hetgeen men noodig heeft Aan
de kinderen worden wat parate kennis betreft
eischen gesteld, die men een volwassene niet zou
durven stellen. Veel tijd, die aan het bijbrengen
van parate kennis gegeven wordt, is verspild,
omdat het geleerde, tenzij het voortdurend on
derhouden wordt, spoedig weer is vergeten.
Wil de school aansluiten aan het leven,
dan moet men de jeugd leeren haar oogen
open te houden en haar hersens te gebrui
ken. Naar sprekers meening moet de meeste
tijd besteed worden aan het taalonderwijs,
want zonder taal is geen ontwikkeling moge
lijk. Onder taai moet dan óók verstaan wor
den lezen, spreken en luisteren.
Naast de taal moet het spelonderwijs staan.
Het schrijven moet beschouwd worden als mid
del en mag niet te veel tijd vorderen. Spr. acht
het overbodig dat na de vierde klas nog speciaal
schrijfonderwijs wordt gegeven, indien er slechts
op worde gelet, dat er netjes wordt gewerkt.
Naar sprekers meening zou het mogelijk zijn
om bij een juist ingericht onderwijs den school
tijd in de laagste klassen tot drie uur per dag
te reöuceeren. Veel meer kunnen de kinderen
niet verwerken en een groot deel van den dag
stellen zij hun natuurlijk afweerapparaat in wer
king: zij laten den onderwijzer maar praten. In
de eerste klassen zou het onderwijs veel meer
in de richting van kleuteronderwijs moeten gaan.
By vernieuwing van het onderwijs zal veel
meer het activiteitskarakter op den voorgrond
moeten treden. Over het algemeen wordt het
kunnen der kinderen veel te veel onderschat.
Veel te veel acht men zich gebonden aan be
paalde methoden. Naar sprekers meening is elke
w-eg, die tot het doel leidt, aanvaardbaar. Men
zal den kinderen meer vrijheid moeten geven
volgens hun eigen aanleg.
Wat de taalkundige opvoeding betreft beval
spr. aan de kinderen zooveel mogeiyk te laten
schrijven en praten, al zal dit laatste vooral in
groote klassen veel problemen scheppen. Bij het
lezen moet voorop staan, dat de kinderen leeren
begrijpen, wat ze lezen. Het is nuttig, dat de
kinderen in de laagste klas zoo spoedig mogelijk
opstelletjes leeren maken. Spreker lichtte zijn
ideeën met vele voorbeelden uit de practijk toe.
welke een duidelijk beeld gaven van de verstar
ring, die zich van het onderwijs heeft meester
gemaakt. Het is noodzakeiyk zich bewust
te maken, wat er met de kinderen te bereiken is.
Zal er uit de beweging, die het laatste jaar aan
het groeien is, iets goeds willen voortkomen, dan
moet er samenwerking zyn. Laten we ons vooral
niet voorstellen, aldus spr., dat we er zyn.
Ten slotte besprak inleider de fouten, welke
gemaakt worden by het onderwys in plant- en
dierkunde en in de physica, doordat er naar ge
streefd wordt een aftreksel te geven van het
geen op hoogere onderwijsinstellingen wordt ge
leerd.
Men heeft gemeend een oplossing voor veel
problemen te vinden in een „Gesamt-unterricht".
be practijk leert echter, dat onderwys, verdeeld
in vakken, noodig biyft, wil men geen onder-
deelen van de leerstof missen. Men moet er zich
ook voor hoeden te hoog te grijpen, omdat het
Gesamt-unterricht van de onderwijzers enorm
veel inspanning vergt. De ideale oplossing zou
misschien zijn dit onderricht tot een deel van
den dag te beperken.
Het zal goed zijn de onderwysvernieuwing
vooraf te laten gaan van een doordringing van
de geesten van haar noodzakeiykheid, wil men,
zoodra de vernieuwing een feit zal zyn, ook ge
reed zyn om haar toe te passen.
Voor den tweeden dag van den vacantiecursus
staan op het program een inleiding van drs. D.
G. G. van Ringelestein over „Voorbeelden van
onderwijsvernieuwing" en van prof. dr. J. Vle-
rick over „De nieuwe school in België".
De radiocontróledienst der P.T.T. heeft Dins
dag in samenwerking met de gemeente-politie
te Leiden een clandestienen zender in beslag
genomen ten huize van C. M. R., aan den OudeD
Riin te Leiden
De zender werkte in de 20 m.-banden onder
den roepnaam PA.. O. C.M.L.
De eigenaar heeft bekend; tegen hem za
proces-verbaal worden opgemaakt.
47
Uit de hut kwam nu geen enkel schot meer.,
en George begreep maar al te goed, waarom. Een
zware Vickers-Armstrong geeft enkele honderden
schoten per minuut en elk schot laat een pro
jectiel van negen millimeter doorsnede met een
stalen punt, op het doel neerkomen.
Die hagel van stalen puntkogels verspreidt
Zich over een oppervlakte van ettelijke vierkante
meters, op dien afstand, en het is voor iemand,
die elke paar seconden zulk een projectiel door
een schietgat naar binnen hoort fluiten, beter,
zich niet voor een schietgat te vertoonen.
Het vuren van het machinegeweer hield aan
en George voorzag nog meer narigheden. In een
minimum van tijd zou de hagel van kogels den
eersten want van de hut aan splinters hebben
geschoten, het zand zou wegvliegen of wegstroo-
men en de binnendekking van den dubbelen
Wand zou in een oogenblik eveneens aan vezels
zijn gerukt.. elke seconde werd de positie van
den man daarbinnen benarderhij moest plat
op den grond biyven lieeen. wilde hii niet ge
troffen worden.
Het ging, zooals hij gevreesd had. De bedie
ning van het wapen op het schip was goed, de
hagel van kogels kwam krakend en ploffend te
gen den voorwand van het blokhuis aan en
George zag van zijn ligplaats af de splinters
in het rond vliegen. De splinters werden spanen,
enkele seconden later vielen er hier en daar
heele stukken hout naar beneden en een zingend
en huilend geluid verried, dat enkele kogels
reeds het zand van de vulling raakten.
George aarzelde geen seconde meer, hij trok
zijn riem een gaatje vaster aan, en wierf) snel
een blik op. zijn polshorlogepas tien minu
ten waren er voorbijhet kon nog een half
uur duren, voor de versterking kwam.... goed.,
hij zou vechten tot het laatste toe!
Hij dook te voorschijn uit de schaduw van het
ravijn en repte zich zoo diep gebukt als hij kon,
langs den rotswand. De vliegende witte gestalte
moest gezien worden, het kon niet anders....
Hij keek op, en schatte den afstand, die hem
nog van de hut scheiddeeen derde had hij
achter zich, nog steeds was geen kogel over
hem heen geflotende helft.... hij rende
voort, hygend over het mulle zand, eiken mter
dien hy won voor ze hem zagen was een ontdo
ken kogel
Een kreet uit de verte bereikte zijn ooren
hij wist wat dat beteekende, als het machinege
weer op hem werd gericht, was hij verloren
er was geen enkele kans, dien stroom van kogels
te ontwijken....
En toen zweeg de mitrailleur, een enkel on
deelbaar oogenblik was er diepe stilte, waarin hij
het gehijg van zyn ademhaling hoorde, en dan
floot een kogel over hem heen en ricochetteerde
langs den rotswand, krijschend in de lucht. Een
tweede wierp een stofwolk voor hem op, een
derde rukte een plant uit het zand.
Nog vijftig meter naar de hut.waarom
zweeg dat machinegeweer? En toen begreep hij
het plotseling, de patroonband was leeggescho
ten, en vóór een nieuwe was ingezet zou hij in
veiligheid zijn!
Voor de geweerkogels had hij nu geen angst
meer; in vergelijking met de dreiging van de
Vickers-Armstrong was dat nietseen zingend
projectiel deed hem bijna struikelen, omdat het
een stuk van de hak van zijn schoen meenam,
en een, dat van de rotsen terugkaatste, verwond
de zijn arm.
Toen was hij bij de hut en leunde tegen den
wand, beschermd tegen schoten van het strand,
zoolang hij zich tegen het hout gedrukt hield.
Vlak naast hem was een schietgat; hij was te
verstandig om zijn hoofd er voor te steken en
riep luid:
„Hallo daarbinnenhallodoe die voor
deur open, ik ben Georgeschiet wat op, als
een van die kerels op het srand een beetje mijn
kant uit kruipt, kan hy me als schietschyf ge
bruiken!"
Zijn stem was blijkbaar herkend, want van
binnen kwam een uitroep, en daarop volgde het
geluid van haastige beweging. Een zwaar kra
kend en piepend geluid kondigde aan, dat de
half in splinters geschoten, zware, dubbele deur
openzwaaide. George ging plat op den grond
liggen, omdat hij maar al te goed wist, dat vier
geweerloopen waren gericht op den hoek vai
de hut, ter hoogte van zyn borst en kroop snel,
op zijn buik, den hoek om. Het strand golfde
natuurlijk een weinig en hij werd door de even
eens plat op hun buik liggende mannen niet
opgemerkt; hij schoot de donkere hut binnen
zonder dat er een schot op hem was gelost.
Binnen in de hut was zijn eerste werk, over
eind te springen en de deur, die half uit haar
hengsel hing, te sluiten. Dan kerde hij zich om,
en poogde in het duister te ontdekken, wie de
ander was, die zich in het blokhuis bevond. Hij
zag alleen een vage witte gestalte, en zei:
„Halloveilig aangekomen, we zullen zien,
wat we met zijn tweeën kunnen doenwie is
daar?"
Een parelend lachje klonk door de duisternis
en George voelde zijn hart stilstaan, en aarze
lend weer op gang komen:
„Phyllis!" hijgde hy,wat doe jij hier?"
Zijn nu aan de duisternis gewende oogen za
gen de gestalte in het wit de schouders ophalen
en de stem van Phyllis antwoordde:
„Ik kon niet slapen, ik had een soort voorge
voel, geloof ik, de dingen gingen allemaal zoo
mooi, dat ik voelde dat er ergens een steek los
moest zijn. Eindelyk ben ik opgestaan, nam mijn
geweer mee, en liep het ravijn uit. Ik was juist
een paar honderd meter deze hut voorbij, toen
ik ons jacht zag komen aanvaren, ik verstopte
me in de schaduw van een kleine rotsspleet, om
te zien, wat er aan het handje was, en zoo
gauw ik bemerkte, dat het schip door den vijand
was genomen, en dat ze hier wilden landen, ben
ik naar de hut gerend, zoo gauw ik dat doen
kon en.... ja, hier zit ik nulH
Het volgende oogenblik zat ze niet, maar
lag ze, en George erby, want een gekraak
en gekletter, dat elk gesproken woord on
hoorbaar maakte, kondigde aan, dat het ma
chinegeweer weer was beginnen te vuren.
Zoolang ze plat op den grond lagen, waren
ze veilig, de kogels floten ver oyer hun hoofden
heen, maar zoodra de mannen op het strand
zouden bemerken, dat het wapen hen onschade
lijk maakte, zouden ze hun kans waarnemen,
en het strand over rennen, tot ze dekking kre
gen aan den voet van den rotswand, achter een
klomp steen of zooiets, en dan, van drie zijden
ingesloten werd hun positie hachelijk.
Het lawaai in de hut was oorverdoovend. Ko
gels floten door de schietgaten, groeven zich in
de houten wanden, gierden weg door het zand
ervoor, sloegen kletterend tegen den rotswand
aan weerszijden. Afgerukte houtsplinters vlogen
overal rond en eenmaal raakte een terugketsen-
de kogel het slot van een tegen den wand staand
geweer, en maakte van dat nuttige wapen oud
roest.
George, op zijn buik liggend, raasde en tierde
in alle veiligheid want hij kon zelfs zijn eigen
stem niet verstaan tegen alle vrouwen ter
wereld en speciaal tegen haar, die dachten, dat
ze een heele scheepslading boeven tegen konden
houden en daarbij anderen in moeilijkheden
brachten.
En toen hield even plotseling als het was be
gonnen, het mitrailleurvuur op. Enkele stukken
hout van den voorwand zakten nog krakend weg
en dan was het stil.
George vloog overeind, greep het eerste het
beste geweer, dat hy zag staan, rukte den gren
del open, om te eien, of het magazijn gevuld
was, en stak het wapen door een schietgat. Phyl
lis deed hetzelfde.
De eerste blik, dien George op het strand
wierp, deed hem twee mannen zien, vlak achter
elkaar, die dwars over het strand renden, om
in de beschutting van de rotsen naast de hut
te komen.
Hij mikte zorgvuldig en trok af. Een moment
later kraakte een tweede schot naast hem. De
eerste man stak zijn handen in de lucht, zijn
geweer vloog in een boog over het maanverlichte
zand, en hy viel op zijn handen en knieën neer,
zyn eene been met zyn hand vasthoudend.
De andere kerel was er iets beter afgekomen,
de kogel van Phyllis had zijn geweer geraakt,
en de enorme klap, dien het wapen hem daar
op gaf, deed hem, met pijnlijke heupen en een
verzwikten pols, over het strand rollen.
Het was geen groote kunst geweest; de lui wa
ren in hun overtuiging, door het machinegeweer
te zijn gedekt, roekeloos dicht by de hut geko
men. Op dien afstand was het even prachtig
schijfschieten als het mikken op pijpekoppen in
een kermistent.
„Dat zijn er weer twee!" zei Phyllis, en stopte
een versche patroon bij de overige in het maga
zijn.
„Ja, en daarginds komen er weer acht!" brom
de George, die het oogenblik verwenschte. waar
op de professor zyn dochter had leeren schieten.
(Wordt vervolgd)