DE KLUIF
f
DAGBR1EVEN EENER MOEDER
De luchtroovers van Hoitika
2
1
ulo
Niet alles is dier wat er
op lijkt
IJS
Wie is in staat om recht
vaardig te straffen?
f-*-
VRIJDAG 9 JUNI 1939
Hoe de hangplanten „hang"-
planten geworden zijn
Wat de prinsesjes wenschten
Een hond, die telefoneert
jm.
DE V.P.D.
Put kracht uit
APPELSTROOP
DIE STEEDS TERUGKEERENDE
HOOFDPIJN....
DE
ZILVEREN
VOOR ONZE JEUGD
De nieuwe clubleden Hein en Jetje van
Bremen wilden erg graag ook een bijdrage ge
ven. Nu wilde het toeval, dat ze bekend waren
met iemand die aan een fabriek van wollen
stoffen werkte. En die mijnheer had een mooi
cadeautje voor Hein meegebracht. „Kijk eens
Hein", riep hij op zekeren dag, „kijk nu eens,
wat een van de sorteerders in de wol gevon
den heeft. Als jij mij vertellen kunt wat dat is
(Fig. 1), dan krijg je een lekkere reep choco
lade van mij. Ik houd het voor een beest, een
tor of een kever."
Een reep chocolade verdienen, dat wilde
Heintje wel. Maar zelf wist hij geen raad met
het gekke stekelige geval. Hij nam het dus mee
naar de club. Maar ook daar schudden de ge-
Tiï-i
J K i j \J V>
Wingerd
leerde koppen het hoofd en erkenden, dat ze
niet wisten, wat ze er van moesten denken. Kees
vond, dat het meer op een vreemdsoortige
vrucht leek, dan op een dier, maar thuisbren
gen kon hij het evenmin. Maar als ze het eens
aan Henk stuurden. Die had zooveel boeken.
Misschien was het wel te vinden in een van
die folianten. Zoo gezegd, zoo gedaan. Het
vreemde ding werd naar Henk gestuurd en
prompt veertien dagen later was er antwoord.
Dat luidde „Dat vreemde ding is de gedroog
de vrucht van een Zuid-Afrikaanache plant.
Zijn naam luidt: Haragophytum, een naam, die
wel met harp in verband zal staan. Jullie
ziet wel, dat deze vrucht meer dan welke ook
geschikt is, om aan de pels van wollige diertjes
te blijven haken. Elke uitloopende tak draagt
een paar klauwtjes, drie of vier bij elkaar. Bo
vendien zitten aan het eigenlijke vruchtlichaam
ook haakjes. De planten kunnen goed tegen
droogte. Laatst kreeg ik een soortgelijke merk
waardige vrucht te zien (Fig. 2), die familie
van die van jullie is.
Maar bij die vrucht zijn een paar gemshorens
ontwikkeld. Wanneer Hein niet zoo erg veel om
de vondst geeft, zou ik hem heel graag willen
hebben. Maar eerst moet hij er zijn reep choco
lade mee verdienen. Misschien vindt die mijn
heer nog eens zoo'n vrucht. In elk geval ben ik
erg blij hem gezien te hebben en ook, dat ik
hem heb kunnen herkennen, want dat is niet
altijd even gemakkelijk. Als aardige bijzonder
heid wil ik er nog bij vertellen, dat met de Har-
pagophytum planten verwant zijn, die als lia
nen klimmen. Jullie weet wel, dat lianen
van die klimplants zijn, die soms heel
dikke stammen vormen. Een kleine voorstelling
krijgen we van lianen, als we op de stengels v&n
kamperfoelie letten, die zich bijvoorbeeld om
eiken of elzen slingeren. De lianen, die ik op het
oog heb, bezitten soms heel eigenaardige haak-
organen, of hechtschijven; inrichtingen, waarbij
de hechtschijfjes van onzen wilden wingerd
maar kinderspel zijn. Ik stuur hierbij de teeke-
ningen. Allereerst zie je een paar takken, die in
echte zuigschijven schijnen uit te loopen (Fig.
3a.) Wanneer een tak eenmaal zoo vastzit, kun
je hem niet zonder meer losscheuren. Daar
naast geef ik de teekening van een paar klauw
tjes, zooals ze bij een andere lianensoort gevon
den worden. (Fig. 3b). Het lijken net de klauwen
van een roofdier. Met die klauwen haakt hij zich
aan andere boomen vast. En om nu een vergelij
king mogelijk te maken, heb ik er de hecht
schijfjes van een wilden wingerd bij geteekend,
(Fig. 3c), nu kunnen jullie zelf zien, hoe klein
en nietig die hierbij vergeleken zijn."
Dat was het gedeelte van den larief, dat be
trekking had op de gevonden vrucht. Natuurlijk
ging Heintje zoo spoedig mogelijk naar den
vriendelijken mijnheer, die hem de gedroogde
vrucht gegeven had en o vreugde, er was nog
net zoo een voor den dag gekomen. Nu kon er
dus een naar Henk gestuurd worden en kon Hein
toch de zijne houden. Natuurlijk kreeg hij
ook zijn reep chocolade en, wat nog mooier was,
hij had opeens in de club den naam gekregen
een goeden speurneus te bezitten. A. L.
N.V.
Tamlnlau
EU*
Over-Batuwa
Misschien hebben jullie je wel eens afgevraagd
waarom hangplanten toch zoo lang en slap zijn
Ik zal het jullie eens vertellen. Vroeger was dat
anders. Toen Waren de hangplanten heel kleine
stevige plantjes. Ze heetten toen natuurlijk ook
geen hangplanten maar kruidelingetjes en
groeiden in de bosschen. Daar hadden ze het
goed en ze zouden er misschien nu nog groeien
als er niet een eigenwijs kruidelingetje was ge
weest, dat alles bedorven heeft. Dat kruidelin
getje stond in een bosch tusschen veel andere
planten. Toen het nog jong was, was het een
aardig lief kruidelingetje; altijd vriendelijk en
opgeruimd. Iedereen hield er dan ook van.
De vogeltjes, die voorbij kwamen, floten het
vriendelijk goedendag, de planten in het rond
waren altijd Jief er voor en zelfs de bloe-
menfee, die voor alle bloemen in het bosch
moest zorgen, hield erg veel van ons kruide
lingetje.
Maar epn ekster, die ook in dat bosch woon
de, Werd afgunstig en besloot een einde aan
dat geluksleventje te maken.
Op zekeren dag vloog zij naar de plaats waar
het kruidelingetje stond. Ze deed net of ze het
niet zag en vroeg aan een anemoontje:
„Waar is toch dat kruidelingetje, waar de
bloemenfee zoo van houdt?"
Het anemoontje wees het haar aan, maar
toen zei de ekster:
„Wat, dat kleine ding daar, is dat nu het
kruidelingetje! Ik moet waarachtig mijn bril
opzetten om het te kunnen zien. Neen hoor, ik
dacht dat het grooter was." En de ekster trok
een minachtend gezicht en vloog weg.
Het kruidelingetje had gehoord, wat de ekster
gezegd had en werd erg bedroefd. Vergeefs zei
het klokje, dat er naast stond, dat alle vo
geltjes en de bloempjes in 't rond het toch
lief vonden en dat de bloemenfee toch ook erg
er van hield en dat de ekster het alleen maar
gezegd had om het ongelukkig te maken, maar
het kruidelingetje bleef pruilen: „Ik wil grooter
worden."
Het groette de vogeltjes, die het goeden
dag toezongen, niet meer terug en gaf den
bloempjes, die het vriendelijk 'toespraken, geen
antwoord meer; het eenige dat het dacht en zei.
was: „Ik wil groot worden."
Toen de bloemenfee dit hoorde, kwam ze
gauw naar haar vriendinnetje toe om het te
troosten, maar ook zij kon het niet tot andere
gedachten brengen. „Toe, lieve bloemenfee,"
smeekte het eigenwijze plantje, „laat me groot
worden, zoodat de ekster me zien moet." „Ach
klein kruidelingetje, je weet niet wat je wilt,"
antwoordde de fee; „als je groot bent zul je
lang zoo lief en aardig niet meer zijn als nu,
en misschien zul Je wel trotsch worden en de
bloempjes en vogeltjes, waar je nu nog vrien
delijk voor bent, verachten." Maar het wijs
neusje wilde niet luisteren, en de bloemenfee,
die toch niet zien kon dat haar vriendinnetje
zoo treurig was, gaf eindelijk toe en zie, het
kruidelingetje was opeens een kruideling ge
worden, wel zoo groot als een zonnebloem.
O wat was het blij, het bedankte de fee har
telijk en was weer blij en vriendelijk als vroe
ger.
Toen de ekster hoorde, dat zij haar doel niet
bereikt had, besloot ze nog een poging te wa
gen om het kruidelingetje ongelukkig te ma
ken. Zij ging er dus weer naar toe.
Het kruidelingetje was in een druk gesprek
gewikkeld met een paar vergeet me nietjes aan
haar voet. „Wat", zei de ekster, „u, zoo'n groo-
te kruideling, bemoeit zich nog met zulk klein
goed, dat is toch beneden uw waardigheid. Ik
had gedacht, dat u dat wel begrijpen zou!"
De kruideling was het in het begin niet met
de ekster eens; de woorden van de bloemenfee
klonken haar waarschijnlijk nog in de ooren
en de ekster moest haar onverrichterzake
verlaten. Maar telkens kwam ze bij de kruide
ling terug en ze wist zoo listig te praten dat ze
eindelijk bereikte wat ze wilde: de kruideling
werd trotsch.
Met hoog opgetrokken neus stond ze voort
aan tusschen de bloempjes en als ze ee»s
deelnam aan hun gesprekken, deed ze dat met
zoo'n neerbuigende vriendelijkheid, dat de
bloempjes zeiden, dat ze maar beter kon zwij
gen, de vogeltjes durfden haar niet eens meer
te groeten en de bloemenfee, wat was die be
droefd, toen ze dat alles hoorde. Ze deed wat
ze kon om de kruideling tot betere gedachten
te brengen, maar niets hielp. De trotsche plant
durfde zelfs te vragen, of de fee haar over zou
willen planten in een menschentuin met mooie
bloemen, waar ze de ekster over had hooren
vertellen. Daar zou ze tenminste bij planten
van haar stand zijn. Toen werd de bloemenfee
kwaad. „Goed", zei ze, „ik zal doen wat je
vraagt, maar ik zal nog meer doen. Omdat Ik
je eenmaal groot heb gemaakt, zal ik je groot
laten, maar ik zal je zoo slap maken, dat je
je niet overeind zult kunnen houden. Dat zal
de straf zijn voor je trots." En zoo gebeurde
Op die manier is de kruideling zoo'n lange,
slappe plant geworden. En de tuinman die haai
den volgenden dag in zijn tuin vond, kwam op
het idee om haar in een potje op te hangen
en hij noemde haar toen hangplant. En zoo
is het gebleven. J. Odin
Vlek, de hond van den turfman, was kwaad!
Niet zoo'n beetje, neen, heel erg kwaad. En dat
was de schuld van Kees, den hond van den
slager. Vlek ging liggen, voor zijn deur, legde
zijn kop op zijn voorpooten, keek heel valsch
en dacht nog eens over het geval na.
Gisteravond had de turfman hem binnen
geroepen, net toen Vlek een kluif gevonden had.
Hij had de kluif mee naar binnen willen smok
kelen, maar de baas had het gezien en gezegd:
„Ben je mal, Vlek? Zoo'n vies been! Vooruit,
weg daarmee!"
Vlek had heelemaal niet begrepen, waarom
de baas de kluif vies vond. Vlek vond hem juist
zoo mooi. Met hangenden kop had hij hem weer
naar buiten gebracht. Wat nu te doen? Hij kor.
toch zoo'n prachtige kluif maar niet zoo op de
straat neerleggen, terwijl hij zelf naar binnen
moest? Daarom had hij hem gauw verstopt ach
ter een groote kei, vlak bij de deur. Hij had
eens goed rondgekeken, of geen van de honden
uit de buurt het bemerkt had en toen hij er
zich van overtuigd had, dat dit niet het geval
was, was hij getroost naar binnen gegaan.
„Morgenochtend," zoo dacht hij, „dan ga ik
gauw naar buiten."
De volgende morgen was aangebi'oken en
Lenie wandelt, Lenie zucht eens:
„Hè, wat is het warm vandaag,
ik ga gauw een ijsca koopen
ijsco's heb ik toch zoo graag."
Tingelinge, lingetinge
Ha, daar komt de ijsman aan.
Lingetinge, tingelinge
„Hela, hé. blijf even staan."
„Zus, wat wil je, twee, drie, vijf cent?"
„Geef me d'r maar een van twee'."
IJscoman duikt in zijn wagen.
„Asjeblieft zus, neem maar mee."
„Hè, een emmer zou ik lusten!"
Lenie zucht en Lenie likt.
„Kreeg je die maar voor twee centjes!"
Lenie lacht en likt en slikt.
PIET BROOS
Vlek had gejankt, dat hij naar buiten wilde. De
turfman had hem uitgelaten, Vlek was naar de
kei gehold en hadmets gevonden. Dat was
Wat!
Er was dus een hond op zijn stoep geweest,
en had vlak bij zijn deur zijn kluif weggeno
men. Wie zou dat gedaan hebben?
Grommend keek Vlek rond. En wat zag hij''
Aan den overkant zat Kees van den slager, die
vroolijk kwispelstaartend aan Vlelc z'n kluif
knabbelde.
„Hoe kom je aan dat been?" had Vlek geblaft.
„Gevonden," kefte Keesje.
„Ja, op mijn stoep, hè?"
„De stoepen zijn niet van jou," kefte Keesje
kwaadaardig, „en" vervolgde hij, „ik weet zeker
dat mijn baas dit been uit een stuk vleesch
gehaald heeft, dus dit been is van mij."
Dat was te veel voor Vlek. Woedend was hij
naar den overkant geloopen achter slagers
Keesje aan, maar die wist wel dat dit gebeuren
zou en was al weg, toen Vlek aan den overkant
kwam.
Vlek was teruggegaan en had zich voorgeno
men, te wachten tot Keesje wéér kw'am. En daar
lag hij nu.' Met zijn kop op z'n pooten en valsch
kijkend.
„Zou hij nog terug durven komen? Neen,
natuurlijk! Wat dacht zoo'n beest wel! Omdat
zijn baas slager is, zijn zeker alle beenen van
hem!" gromde Vlek in zich zelf.
In de verte hoorde hij het blaffen van andere
honden die aan het spelen waren. Hoe graag
was hij er naar toe gegaan, om mee te doen.
Maar neen, hij zou wachten, tot Keesje terug
kwam. Hij kon toch niet straffeloos zijn kluif
laten stelen?
Een kwartier lang lag Vlek daar, doodstil en
dacht wat hij Keesje allemaal doen zou. Bijten
zou hij in zijn poot en in zijn oor en in zijn
staart. Vreeselijk wraakzuchtig was Vlek.
Opeens werd het blaffen van de andere hon
den sterker. Vlek spitste zijn ooren. Wat zou
dat zijn? Er was beslist iets bijzonders, dat hoor
de hij aan de manier van blaffen.
Gespannen keek hij naar den hoek vanwaar
het lawaai scheen te komenEn plotseling,
o wonder, daar rende Keesje den hoek om. Hij
was echter niet alleen. Vóór hem uit holde een
groote grijze kat, met dikken staart en woe
dend blazende.
Toen was het uit met de waakzaamheid van
Vlek. Een kat!! Hij rende mèt Keesje er ach
teraan. Maar de poes kroop onder een fruit-
karretje en daar konden de honden niet onder
komen.
Nu waakten èn Vlek èn Keesje. Eensgezind
zaten ze voor het karretje en hun eenige ge
dachte was „een kat".
De kluif was totaal vergeten!!
Nellie B.
XXIV
Een kind straffen is een der moeilijkste on-
derdeelen der opvoeding omdat het zoo uiterst
zelden voorkomt, dat een straf werkelijk, voor
de volle honderd procent, rechtvaardig is. Wil
een straf resultaat opleveren, dus haar nut af
werpen, hetgeen toch de bedoeling is, dan moet
ze in de oogen der kleine zondaars zelf recht
vaardig zijn. Rechtvaardig ten eerste volgens
onzen maatstaf, dus met te zwaar, niet te licht
juist verdiend, niet te vroeg, niet te laat en even
zwaar als de straf welke broertje of zusje toe
bedeeld werd. Zelfs wijlen Salomon zou voor
zoo'n moeilijke strafoplegging terugdeinzen.
Maar.... en dit maakt een rechtvaardige straf-
bedeeling bijna onmogelijk, de straf moet ook
rechtvaardig zijn volgens de innerlijke bedoeling
van den kleinen boosdoener.
Laat mij eenige voorbeelden uit mijn eigen
ondervinding mogen aanhalen om mijn bedoe
ling duidelijk te maken. Ik betrapte laatst mijn
vijfjarigen zoon erop, dat hij in de keuken een
stuk slang aan de kraan gewurmd had en ijve
rig bezig Was.... mijn keuken onder water te
zetten. Toch wel een gezicht om dadelijk uit
je vel te springen en den boosdoener een flinke
portie straf op te leggen, nietwaar? Wat bleek
mij echter bij onderzoek? Dat hij èen buurman,
eveneens met behulp van een slang den achter
muur van het huis had zien schoonspuiten;
's morgens had hij gehoord, dat ik 't druk had
en moet ik me iets hebben laten ontvallen van
„de keuken ziet er zoo uit"; hetgeen voor hem
voldoende was om mij te helpennaar buur-
mans voorbeeld. Moest ik zoo'n bengel nu straf
fen? Neen, zeker niet, ondanks het feit dat wij
urenlang bezig waren om de ravage te redderen.
Hij bedoelde het goed', heel lief zelfs, hij wilde
mij helpen, zoodat ik, door hem te straffen, dit
gedaan zou hebbenomdat hij niet wijzer
was. Nog een ander voorbeeld. Wij troffen eens
onze twee oudsten, toen vier en vijf jaar oud, aan,
terwijl zij ijverig alle papieren van mijn mans
bureau verscheurden. Geloof me, Holland was
in last, naar schatting had mijn man meer dan
zes weken aan bedoelde papieren gewerkt. Maar
wat bleek ook hier weer bij nader onderzoek?
Doordat de Koning en de Koningin van En
geland naar Canada vertrokken, vroeg de Ko
ning aan de prinsesjes, wat hij voor ze mee
zou brengen.
Prinses Elizabeth vroeg haar vader een ech
ten goudklomp mee te brengen. En haar jon
ger zusje haa 't liefst een volledige Indianen-
uitrusting De eerste wensch, die wel heel vor
stelijk is, zal echter wel het moeilijkst te ver
vullen zijn.
Een zeer slimme hond, die naar den naam
Ted luistert, was onlangs van zijn meesteres
weggeloopen en werd in een naburig dorp dooi
de politie gevangen en vastgehouden tot de
eigenaar zich zou melden. Toen de eigenares
van Ted hoorde, waar haar verloren viervoeter
was, greep ze dadelijk naar de telefoon en vroeg
aan dengene, dien ze te spreken kreeg of deze
den hoorn vlak bij Ted's oor wilde leggen.
„Ted", commandeerde ze met doordringende
stem: „kom dadelijk thuis".
De hond spitste zijn ooren, kwispelde met z'n
staart en toen de deur voor hem werd open
gezet, rende hij naar huis
Hij had de stem van zijn meesteres her
kend.
(Ingezonden Mededeeling
die soms dagen achtereen Uw hersens door
priemt. Dat gevoel van hopelooze moeheid, van
uitputting, de onmogelijkheid om de handen
uit de mouwen te steken, al die verschijnselen
zijn in negen van de tien gevallen het gevolg
van onzuiver bloed. Er zijn tienduizenden
energieke mannen en vrouwen in Nederland,
die daar ook eens het slachtoffer van waren
tot zij Kruschen probeerden. Volg hun voor
beeld. Kruschen's „dagelijksche dosis" zal ook
Uw bloed reinigen door Uw lever, nieren en
ingewanden aan te sporen tot krachtiger wer
king. Frisch bloed zal weer door Uw aderen
stroomen en binnen enkele weken bent U een
ander mensch, dat gelukkig en opgewekt door
het leven gaat. Kruschen Salts is uitsluitend
verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten
a f0.40, f 0.75 en fl.60 (extra groot pak).
Fabrikanten: E. Griffiths Hughes Ltd., Man
chester (Engeland). Opgericht 1756.
n
Nadat ze de bruikbaarste en noodigste dingen in tasschen
gepakt hadden, namen ze elk een pak op hun schouder en be
gonnen den tocht naar onbekende oorden. Eerst de bestuurder,
toen Piet en de vliegenier als achterhoede. „Warm," zei de
eerste. „Honger," mopperde Piet. „Dorst," klaagde nummer drie.
Toen liepen ze langen tijd zwijgend verder, daalden in een
ravijn af en volgden een smal dal. Opeens, bij een bocht, zagen
ze een onverwacht schouwspel. Het dal bleek uit te loopen op
een langzaam hellende vlakte, heel in de diepte lag een meer
en aan den oever van dat meer zagen ze een uitgebreid ten
tendorp.
Een paar dagen te voren had mijn man een
stapel oud papier verscheurd, waarbij zij had
den mogen helpen enhet stapeltje papieren
dat hun nu ten slachtoffer gevallen was, vonden
zij op dezelfde plaats Waar de eerste paperassen
gelegen hadden. Hun doel was dus niet anders,
dan hun vader te helpen; zelfs te verrassen met
de goede hulp, die zij in zijn afwezigheid gepres
teerd hadden. Moesten zij hiervoor gestraft wor
den? Omdat zij hun vader wilden helpen? Wie
is in staat, ondanks de werkelijk aanmerkelijke
schade, die zij toebrachten, hier een rechtvaar
dige straf vast te stellen? ik niet!
Ik meen niet te veel te zeggen, wanneer ik
taxeer, dat kinderen van de honderd maal dat
zij thuis gestraft worden, geen tien maal deze
straf als rechtvaardig zien. In theorie is het
toepassen van straf heel mooi en gemakkelijk,
doch wie van geval tot geval consequent tracht
rechtvaardig te zijn, begint al gauw te wan
hopen of hij er ooit iets van terecht brengen
zal. Onze rechtvaardigheid loopt niet mank,
doch glijdt elk moment uit op 't glibberige pad
van het kinderbegrip. Het meeste succes heb
ik kunnen boeken met den oud-testamentarischen
regel: oog-om-oog, tand-om-tand; een kind zal
hier dikwijls rechtvaardigheid in zien, waar het
elke straf als onrechtvaardig zou afwijzen. Het
onthouden van een versnapering met den uit
leg, dat 't geld dat anders aan 't lekkertje be
steed werd, nu gebruikt zal worden om een
nieuw schoteltje of kopje of wat ook te koopen
is in het kinderoog rechtvaardig, zelfs in ge
vallen, Waar het alle schuld of kwaden opzet
afwijst. Frits, die in dollen overmoed zijn zusje
eens gevoelig in den arm beet zij speelden
„hondje" kwam werkelijk onder den indruk,
toen ik zijn mouwtje losmaakte en opstroopte en
aanstalten maakte hem dezelfde behandeling te
laten ondergaan. Kleine Gaby, toen nog geen
jaar oud, begreep, dat zij met haar handjes uit
de theekast moest blijven, wanneer ik, telkens
als zij weer naar de kopjes reikte, haar een tikje
op de vingers gaf. Maardit moest onmid
dellijk geschieden, als 't ware, terwiil zij, het
geen zij niet mocht doen, bedreef. Een halve
minuut, zelfs vijf seconden daarna zou te iaat
geweest zijn. Buitendien moet 't tikje minder
als straf, dan wel als waarschuwing beschouwd
worden, als herinnering, „denk eraan, daaraan
mag je niet raken".
Wie'rechtvaardig straffen wil, moet elke stral
aanpassen aan de fout. Als een kind, ondanks
't verbod, terwijl de baby slaapt, toch blijf'
schreeuwen of gillen, maakt de straf „vijf of
tien minuten absoluut zWijgend op een stoel
zitten", den meesten indruk op hem. Een kind
dat geroepen, niet dadelijk komt, zal zich met
de straf verzoenen, wanneer hij nu evenlang
binnenblijven moet, als hij zelf te laat naar
binnen kwam. Wie zijn brood of middagmaal
niet eet, legt zich erbij neer, dat hem ook het
lekkertje onthouden wordt; dit immers dient
als belooning voor wie zijn eten behoorlijk at.
Wie eten morste of intrapte in 't kleed, moet
dit zelf opvegen of uit het tapijt krabben; wie
van een broertje iets breekt of scheurt moet
eigen gelijkwaardig bezit ervoor in de plaats
geven. Wie een klap of schop uitdeelt, krijgt een
tik terug, wie plaagt tot de tegenpartij 't niet
langer verdragen kon en in tranen of woede
uitbarst, wordt zelf geplaagd, hetgeen voor een
moeder, die haar kinderen kent, geen moeilijke
taak is. Volgens dezen stelregel lukt 't dikwijl3
een in het kinderoog rechtvaardige straf op te
leggen, die.... voor ons volwassenen zelfs niet
op straf lijkt. Ja, dikwijls zal de „straf" id
flagranten strijd zijn met ons rechtsgevoel. Toen
mijn Keesje niet lang geleden een kostbaar
wandbord, waaraan ik zeer gehecht was, stuk
gooide met zijn bal, terwijl ik hem nadrukkelijk
verboden had in de kamer te ballen, was 't vol
gens onzen maatstaf niet meer dan een armza
lige genoegdoening, toen ik voor zijn oogen de°
bai stuk knipte. Voor het kind echter leek d«
straf heel, zelfs veel té zwaar; hij had 't bordje
immers niet met opzet gebroken; zijn eenige
fout was, dat hij mijn verbod vergeten was of
genegeerd had. 't Doel der straf, dat niet m
herhaling vervallen zou worden, bereikte ik,
want dagen later was hij nog onder den indruk
van het verlies van zijn bal. Of hij de straf
echter rechtvaardig vond, betwijfel ik ernstig-
Teekenend was het, dat alle ballen met één sla?
uit de huiskamer verdwenen waren, zelfs die
van kleine Elly, hoewel haar werpkraeht voor
niet meer dan een metersgooi reikte.
Voor en boven alles moet bij 't opleggen van
straf ervoor zorggedragen worden, dat geen straf
gegeven wordt zonder uitleg, zonder motivee
ring. Een draai om de ooren is zoo gemakkelijk
gegeven, maarwordt meer uitgedeeld om
de moeder op te luchten of om als uitlaat te
dienen voor haar ergernis, schrik of woede, dan
als werkelijke straf. Daarbij komt, dat zoo'n
klap maar al te snel In een gewoonte ontaardt,
daardoor ten laatste 't tegendeel bereikt word'
van hetgeen wordt beoogd; verbetering voor de
toekomst moet het doel zijn, onverschilligheid
voor de straf, dus verharding in 't kwaad wordt
het resultaat. Een tik is dan geen opvoedmiddeL
doch pure wraak, en daarvoor bevat 't meeren-
deel der kinderfouten toch werkelijk te weinig
echte slechtheid. Van alles waarvoor een
kind straf opgelegd wordt, is misschien bü
niet meer dan tien procent werkelijke opzet
aanwezig, en wanneer in één procent der geval
len Inderdaad slechtheid aangetoond zou kun
nen worden, zou mij dit ten zeerste verwonde
ren, Kinderen zijn nog niet slecht, zeker jong®
kinderen niet; hoogstens onbezonnen, snelverge-
tend, enkinderlijk van begrip. Bij eenig
nadenken zou bijna nooit straf opgelegd wor
den, nu doen wij het dikwijls, alleen omdat de
daad ons op dat oogenblik niet past. Diezelfde
daad, op een ander tijdstip, soms zelfs op onS
verzoek verricht, zal uitbundigen lof oproepen-
Werkelijk, denkt u eens aan het kind, dat na-
het zien van een optocht den volgenden dag
met een oud gordijnroetje optocht je speelt..
overvloeiend van trots en tevredenheid zal de
moeder het spelletje aanzien. Maar.... als het
zelfde kind, met hetzelfde spelletje, denzelfden
dag een geliefd pulletje van een kast of rekj®
smijt, klets, tik, klats, onmiddellijk volgt de
straf. Moe ten wij niet over rechtvaardigheid
spreken? EEN MOEDER
door
A. Hruschka
33
Daarmede moest Ik mij voorloopig tevreden
Stellen.
God zij dank! Zoo bleef althans mevrouw
Von Turnwald een hevige ontroering bespaard.
Anders nog geen maatregelen genomen?
Jawel, Ik heb een onzer bekwaamste
beambten, Hirschfelder, dien Je kent, naar
Sichelfeld gezonden met de opdracht, alles, wat
er op Sperber-Eck omgaat, zooveel mogelijk
in het oog te houden, zonder dat men het be
merkt. Want aangezien thans voor Meller-
Turnwald de baan vrü is, geloof ik, dat hij
nu wel spoedig zal trachten, zijn eigenlijk doel
op te treden als erfgenaam te bereiken.
Ik geloof verder, dat hij het eerst langs minne
lijken weg zal probeeren, door zich als terug
gekeerde zoon aan zijp moeder voor te stellen.
Hij vleit zich waarschijnlijk niet de hoop, in de
eerste ontroering van het wederzien zonder slag
of stoot de beoogde positie te zullen heroveren.
Hirschfelder, die reeds naar Sichelfeld is ver
trokken, heeft een arrestatiebevel ten name van
Ulrich Von Turnwald bij zich, en wij mogen
vertrouwen, dat de misdadiger, zal woraen aan
gehouden, zoodra hij zicfr op Sperber-Eck ver
toont.
Als hij zich laat zien! In ieder geval is
het goed, dat zich een betrouwbaar persoon
ter plaatse bevindt, verondersteld, dat de
misdadiger hem niet in den neus krijgt en dan
buiten schot blijft. Voorts ook in de veronder
stelling, dat uw conclusies juist zijn. Want dat
staat nog geenszins vast.
Waarom? Betwijfel je thans nog, dat we
op den goeden weg zijn en dat Ulrich Von
Turnwald de moordenaar van Mr. Wendland en
van Anna Milden is?
Hempel schudde het hoofd.
Van theoretisch standpunt beschouwd,
neen; te minder omdat ik alles, wat u mij nu
hebt verteld, sinds lang wist, en Ik tot dezelfde
overtuiging ben gekomen.
JU wist..,.?
Ja, van mevrouw Von Turnwald zelf. Er
is ln deze zaak nog een derde moord begaan
vóór de twee andere en wel op den voor-
maligen secretaris van Sylvester Von Turnwald,
die tevens sinds vele jaren een raadsman en een
boezemvriend der familie was en evenals Wend
land de macht en den wil had om Ulrlch's
aanspraken te vernietigen. Toen werd zelfmoord
voorgewend en ook algemeen aangenomen
Alleen mevrouw Von Turnwald geloofde daar
niet aan en zij ontbood mij heimelijk, om
den moordenaar te ontdekken. Dit nu was het
wezenlijke doel van mijn verblijf op Sperber-
Eck.
En daar heb je mij geen woord van ge
zegd!
Om twee redenen meende ik, nog geen
recht te hebben om daarover te spreken. Ten
eerste om wille van mevrouw Von Turnwald.
wie ik zoo lang mogelijk smartelijke ontroering
wilde besparen, Ten tweede omdat ik nog steeds
rekening moest houden met de vage mogelijk
heid, dat 't met de zaken heel anders gesteld
was dan ik vermoedde. Want de historie is
lang niet zoo eenvoudig als u schijnt te geloo-
ven, maar integendeel zeer duister en vol raad
sels. Op de eerste plaats pleiten gewichtige
omstandigheden tegen de conclusie, dat Meller
en Ulrich Von Turnwald één en dezelfde per
soon zijn. Voorts is het nog zeer twijfelachtig
of Ulrich zelf de moorden heeft gepleegd.
Hoezoo? Ik begrUp waarlUk niet....
U zult mU onmiddellijk begrijpen, wanneer
ik u alles heb verteld.
En Silas Hempel gaf een breedvoerig relaas
van den staat van zaken en van alles, wat hij
gedurende zijn verbluf op Sperber-Eck was te
weten gekomen. HU sprak over het verdwUnen
van de acte van afstand, waarvan zich onge
twijfeld in de bewuste map een afschrift bevon
den had; van de moordaanslagen op mevrouw
Von Turnwald; van de verdachte rol, door de
„zilveren" auto gespeeld en waardoor onvermij-
deiUk zware verdenking moest vallen op
Andagola, wiens sprekende gelijkenis met
mevrouw Von Turnwald scheen aan te duiden,
dat hij, en niet Meller, Ulrich Von Turnwald
was.
Maar, zoo besloot Hempel zijn uiteenzet
ting, daartegenover staan weer de uit Buenos
Aires ontvangen inlichtingen. Nog altUd bewe
gen wU ons in een doolhof van raadsels en
tegenstrijdigheden, 't Verheugt me intusschen.
dat u Hirschfelder hebt uitgezonden om het
kasteel te bewaken. Nu mag lk tenminste ver
trouwen, dat mevrouw Von Turnwald gedu
rende mijn afwezigheid bescherming geniet en
dat is een geruststelling voor mij. Alleen nog
deze opmerking; met 't bevel tot aanhouding is
u wat vlug geweest, mUnheer, want wij weten
nog niet, of de man, die de eigenares van Sper
ber-Eck naar het leven stond, óók Ulrich is.
Geloof je dan, dat mevrouw Von Turn
wald nog steeds in gevaar verkeert?
Helaas! daarvan ben ik overtuigd. Twee
aanslagen zUn mislukt van de eerste gele
genheid zal men gebruik maken om een derden
te plegen. Dat dit nog niet is gebeurd, heeft zy
waarschUnlUk te danken aan haar zlekelijken
toestand, die haar slechts bij uitzondering en
dan nog maar voor eenige ©ogenblikken, toelaat
haar kamer te verlaten.
Een verschrikkelUke gedachte, dat een
zoon zijn moeder naar -het leven staat! Ik
kan 't mij slechts hierdoor verklaren, dat hij
ook in haar een hindernis ziet op den weg, dien
hij wil volgen. 1
Ja anders kan ik 't mij ook niet ver
klarenin geval Ulrich werkolUk ook hier de
hand in 't spel heeft.
En dat monster, dat koelbloedig den eenen
moord na den anderen pleegt, sou Andagola
zijn, die een zoo keurige, innemende man is!
Is 't mogelijk, dat personen zooals wij, die uit
hoofde van hun beroep toch meer ondervin
ding bezitten, zich zoo schromelijk kunnen ver
gissen?
Vindt u buiten hetgeen wij besproken heb
ben, een verklaring voor de rol, welke hij met
zijn „zilveren" auto in dit drama heeft ge
speeld?
Neen; en toch is het mij bijna onmogelijk,
hem voor zóó ontaard te houden. Ik ben zeer
benieuwd, te vernemen, welken indruk hij op
u maakt als u persoonlijk met hem in aan
raking komt.
Dat zal ik je zeggen, zoodra ik gelegen
heid heb 'gevonden, om kennis met hem te
maken. Dat zal, naar ik hoop, niet lang duren.
Nog dienzelfden avond vond Silas Hempel
de gewenschte gelegenheid in de feestzaal van
't „Hotel Imperial".
Hij zat daar na het avondmaal alléén in
'n hoek, verdiept in een werk over de Zuid-
Amerikaansche flora, dat hij dien namiddag
gekocht had, om in ieder geval voorbereid te
zyn als zich een gelegenheid voordeed om met
Andagola kennis te maken.
De meeste andere tafels waren bezet door
gasten van 't hotel, die de avondbladen lazen.
In Hempel's onmiddellijke nabijheid vroeg een
bijzonder welluidende stem;
Is 't gepermitteerd? Is deze plaats nog
vrü?
Geheel tot uw beschikking, antwoordde
Hempel met zyn gewone innemende bsleefd-
heid, terwijl hij op de wandsofa een weinig
ter zijde schoof. Hij keek op, en.... herkende
Andagola!
Er werden- kranten gebracht, en de Argentijn
keek ze vluchtig door. Hempel legde zyn kruid'
kundig boek opengeslagen voor zich, als voelde
hij er behoefte aan, zijn oogen een beetje rus'
te gunnen en over het gelezene na te denken-
Onwillekeurig keek Andagola naar de prachtige
illustraties van 't werk, die hem blijkbaar inte'
resseerden.
Pardon, zei hij glimlachend, ik zie, dat 11
zich bezighoudt met de Zuid-Amerikaanscne
flora. Maar uit dat boek zult u niet veel nu®
trekken. De meeste planten, die er weergegeven
worden, zien er in werkelijkheid heel ander®
uit. Als ik niet vreesde, indiscreet te zijn, zo'1
ik u een veel beter boek aanbevelen.
Waarvpor ik u natuurlijk zeer dankbaa®
zou zyn. Ik heb dit genomen omdat de boek
handelaar 't mij als pas verschenen aanraadde-
Trouwens, ik hoop spoedig ter plaatse zelf mijn
gebrekkige kennis te kunnen verrijken.
Wilt u dus een kijkje in Zuid-Amerlk»
gaan nerpen?
Andagoia's blik getuigde van echte belang
stelling,
Hempel glimlachte.
Zooals u zegt, doch mijn plannen ga&n
niet verder. Ik ben niet voornemens, mij in d*
Nieuwe Wereld te gaan vestigen. Ik heb geen
zaken aan de hand en houd mij enkel als lief
hebber bezig met natuuronderzoek. Mag ik
voorstellen? Dr. Merkler.
(Wordt vervolgd)