ÏKdtm&ad mn den dag De luchtroovers van Hoitika 'uto Zwerftocht door Noord-Limburg EXCURSIE MET DE V. V. V. Geneesmiddel©® TEGEN huidaandoeningen DINSDAG 13 JUNI 1939 Het wisselend uitzicht van het land biedt groote bekoorlijkheid Tal van historische herinneringen r mm J Avondstemming op de Maas in Noord-Limburg De droogte voorbij? Afwachten, hoe het weer verder verloopt H. LANDSTICHTING DE ZILVEREN fey was het daarmee onmiddellijk eens e° wy namen plaats op de bank. 't Was er heerlijk koel wat ons in een byzonder behaaglijke stem ming bracht. De Maas stroomt traag in den vallenden lomeravond; de zon speelt met het water; het water speelt met de zon in volkomen har monie en kaatst het licht terug tegen het plafond van het terras, waar we aan het einde van een langen, warmen dag zitten uit te rusten van de vermoeienissen en waar we den dorst verslaan met het smakelijke, lande lijke bier, dat ze in Limburg zoo goed weten te brouwen. We zitten in Arcen aan den oostelijken oever van de rivier, waar we wegzinken in de rust van den schoonen avond, droomend over het water, dat nu en dan een sleep moet voortdragen. Als de avond gevallen is en het donker van den hemel het water heeft bereikt, dat nu fluiste rend zijn geheimzinnig nachtgesprek begint met de natuur rondom, laten we ons overzetten met de pont en we rijden in één trek door naar Ven- rav, het dorp, dat de Peel beheerscht. Hier wor den we ontvangen met muziek. Onder de hooge boomen, die den ganschen dag de warmte van de zon in hun kruin hebben vastgehouden, is het nu heerlijk zitten. Een paar lantaarns staan als bakens langs de stille straten en verdrijven de duisternis van den nacht. Ze geven juist vol doende licht om de behaaglijkheid van het samenzijn met vrinden te accentueeren; vrinden, die met ons de vermoeienissen hebben gedragen van de lange ontdekkingsreis door het onbe kende land van Noord-Limburg. Noord-Limburg immers was tot voor kort terra incognita, een onbekend land, dat met een witte vlek op de kaart was aangegeven; en al was dit dan niet op kaarten, die we allen op school on der oogen hebben gekregen, het was toch wel op de kaart, die de toeristen zich voor oogen stelden, als zij plannen gingen maken om hun vacantie in het eigen land door te brengen. De streek was niet zoo gemakkelijk te bereiken; meer dan enkel spoor heeft er voor de streek tusschen Venlo en Nijmegen nooit op over kun nen schieten, en deze lijn lag dan nog op den westelijken oever van de Maas. In het oostelijke land liep wel een tram van de Maasbuurtspoor weg, maar ja, een tram had nu eenmaal geen al te besten naam, al was dat hier volkomen ten onrechte, want deze onderneming is altijd zeer vooruitstrevend geweest. De wegenaanleg in ons land is iets van de laatste jaren en als men vroeger niet noodzakelijk daartoe gedwongen werd ging men liever niet van de hoofdwegen af. Maar met de verbetering van wegen werden ook gansche streken ontsloten en thans kan men Noord-Limburg op zeer vele en goede manieren bereiken. De schoonheid van het land is geko men binnen het bereik van allen. Maar deze schoonheid moet eerst ontdekt worden en daar om had de Noord-Limburgsche Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer een excursie georgani seerd, die geworden is tot een ontdekkingsreis door deze streek vol afwisselingen, die haar eigen schoonheid biedt. De schoonheid van dit land kan men niet met een enkel woord aangeven; het dal van de Maas is vriendelijk en vredig, maar in het uiterste noorden van de provincie vindt men op een af stand van een paar honderd meter het woeste en ruige landschap van de Mookerhei; een land, dat diep doorsneden is; het draagt wat boomen, er groeien wat struiken op, en verder is het overal hei, zoover men zien kan. Toch is het niet eentonig of vervelend, het land is vrij sterk ge accidenteerd en het roept de herinneringen op aan de historie; niet alleen aan de geschiedenis van de menschen, die hier hebben gewoond, maar ook aan de geschiedenis van de geweldige krachten, die hier den bodem hebben opge bouwd. Geologisch is het hier een zeer merk waardige streek. In den Ijstijd moeten de glet- schers uit het Noorden hier hun uitloopers heb ben gehad en hier in deze streek hebben zij groote keien neergelegd, die zij meebrachten uit het land, waar zij ontstonden. Deze streek is ook van belang voor de ge schiedenis van ons gansche land, want hier heb ben de menschen tegen elkaar gevochten zoolang de historie bestaat. In de tijden van de prae- historie moet het hier al woelig zijn geweest en dat is blijven voortduren eeuwen en eeuwen door. Hoe vaak zouden de Spaanschen en de Staat- schen hier elkander hebben ontmoet; hoeveel veldslagen zouden hier zijn geleverd en hoe vaak zouden de voorposten van de legers schermut selingen hebben gevoerd op dit terrein? Dit is een land, waar de verhalen uit de geschiedenis moeten blijven voortleven; legenden zijn eruit ontstaan; de meest fantastische verhalen van menschelijke wreedheid leven hier voort onder de bevolking en vertelsels van geheimzinnige krachten, die zonder dat zij het weten het leven en het werken van de menschen beïnvloe den. Het moet fantastisch en angstwekkend zijn, hier des nachts alleen rond te dwalen en de legendarische verhalen op zich te laten inwer ken. Doch deze glooiingen van het Maasdal dragen op andere plaatsen mooie bosschen, niet door menschenhand aangelegd, doch door de natuur geplant in weelderige overdaad. De boomen vangen de warmte op van de zon en onder hun kruinen kan men zelfs op den heetsten dag van het jaar een .koele wandeling maken, omhoog en omlaag gaan de paadjes door struiken en houtgewas, langs waterloopjes en smalle beekjes, die bij elkaar komen in een plas, waarvan het water weer moet dienen om een watermolen te drijven. Watermolens vindt men hier overal in dit land; het vallende water langs de hellingen der heuvels is een goedkoope kracht, waarvan de menschen gaarne gebruik maken en dat een eigen bekoorlijkheid heeft. En dan de kasteelen, die overal langs de Maas staan. Sommige zijn al heel oud en zij hebben een bewogen geschiedenis achter den rug. Ze staan nu uit te rusten van alles, wat zij hebben meegemaakt; van de stormen, die gewoed hebben rondom hun torens, van de branden, die hen voor een deel hebben ver woest; branden, ontstaan door bliksem of door onvoorzichtigheid of vooral door tierende krijgs benden, die hen belegerden en die geen mede lijden of ontzag hebben gekend. Thans staan ze vredig in het land. Kloosterzusters zijn er gevestigd, die les geven aan jonge meisjes om deze te bekwamen in alle kunsten, welke noo- dig zijn voor een welbesteed leven de kunst van koken en bakken en het voeren van een goede huishouding. Andere kasteelen zijn bewoond; de kasteelheer en zijn vrouw besturen vandaar het land, dat wijd in den omtrek hun toebe hoort en waarop de pachters wonen, die vaak nog met een middeleeuwsch-feodale ver knochtheid gehecht zijn aan het oude slot. Langs de Maas liggen ook al die oude stadjes en dorpen, die in den loop van de geschiedenis misschien verschillende malen zijn verwoest, doch die met een bewonderenswaardige vol harding en taaiheid telkens weer opnieuw zijn opgebouwd. Hier wonen de hard werkende en vriendelijke menschen, die door de schoonheid van de natuur ontvankelijk zijn geworden voor de schoonheid van de dingen uit het dagelijk- sche leven. Het zijn menschen, die de moei lijke en nobele kunst der gastvrijheid ver staan en deze goed weten te beoefenen. Als gij li hun land komt, zijt gij er welkom en allen laten u dat merken. Zij houden u juist zooveel be zig, dat gij u niet vervelen kunt, en ze laten u tegelijkertijd zooveel vrijheid, dat gij niet ge bonden zijt. Ze onthalen u met een dergelijke hartelijkheid, dat gij u een eeregast voelt, maar zij weten daarbij juist die soberheid te betrach ten, dat men niet de meening krijgt, als zou men te lastig zijn en teveel inbreuk maken op de gewoonten van hun dagelijksch leven. Gastvrijheid is een kenmerk van de gansche streek in Noord-Limburg. Niet alleen in het rijke dal van de Maas zal men u vriendelyk Poortgebouw van het kasteel te Arcen - ontvangen, maar ook in het land van de Peel. die grauwe vlakte, die tot voor kort onherberg zaam en woest was, doch die thans begint te veranderen door de ontginningen, welke vooral worden bevorderd door het heerschende gebrek aan cultuurgrond. Vroeger was de Peel een aaneengesloten land van hoogveen en moe rassen; thans vindt men er akkers en weiden, en de hoogere gronden, die niet goed geschikt zijn voor bebouwing, heeft men beboscht, zoodat dit eertijds eentonige land een afwisseling heeft gekregen, die het aantrekkelijk maakt voor den toerist. Door deze ontginningen en bebos- sching heeft het land echter nog niets van zijn grootsche en uitgestrekte karakter verlo ren. Men kan er zich even eenzaam wanen als in een land, dat niet bewoond is. Uren kan men hier dwalen, alleen met zijn gedachten, die onder den invloed van het landschap hun on rust verliezen. Rust is het voornaamste, dat dit schoone land van Noord-Limburg den stedeling geven kan; en het is zich bewust van deze goede ga ven. De voorzitter van de Noord-Limburgsche V.V.V., de heer J. baron de Weichs de Venne, die de leiding van de excursie had, heeft erop ge wezen, dat het platteland niet alleen den ste deling van voedsel moet voorzien, maar dat het evenzeer tot taak heeft den bewoner van de groote stad de rust te geven, die hij nooit zal kunnen vinden bij zijn werk, dat hem af trekt van de natuur. Rust is alleen te vinden in het nauwe con tact met de natuur; een contact, dat men slechts kan krijgen, als men de natuur op zich laat inwerken. Dat krijgt men niet als men in auto of bus door het land trekt en zich nergens den tijd gunt om enkele uren en dagen door te brengen. Beter kan men dicht bij huis blij- een in eigen land en daar den tijd nuttig be steden in luiheid. Gepaste luiheid immers siert den ijverigen mensch, omdat hieruit blijkt, dat hy de kunst van het rusten verstaat. m V Onze weerkundige medewerker schrijft: Zooals gewoonlijk, als de buitengewone weers- toestand lang heeft aangehouden, kwam ook ditmaal de omslag vrij plotseling. Nadat het vier en twintig dagen achtereen niet geregend had, is het Zondagmorgen begonnen en heeft de regentoestand ruim een etmaal geduurd. Daarna is het weer snel opgeklaard. Met deze buitengewoon lange droogte is het oude record van 1904 (28 dagen zonder regen van 26 Juni23 Juli) dus nog niet gebroken, maar het is er niet minder merkwaardig om. De oorzaak van het afbreken van de droogte was, dat een krachtige depressie over Zuid-Zwe den trok, die in sterke mate ftet weer in onze omgeving beïnvloed heeft. De afkoeling, die trouwens reeds eerder begonnen was, heeft niet rechtstreeks te maken gehad met den regen, want zij was het gevolg van groote veranderin gen in den weerstoestand in het noordelijk ge deelte van Europa, waar de voorbijtrekkende depressies hoe langer hoe werkzamer werden en dichter bij ons land kwamen. Het is nog niet zeker of met die veranderin gen de droogte geheel voorbij is. Verkeeren wij in een tijdperk van te weinig regenval over een groot gebied, zooals b.v. tijdens de groote droogte-periode van October 1932 tot October 1934, dan moet de regenval beschouwd worden als een min of meer toevallige onderbreking van de droogte, die dadelijk na een of twee dagen regen terugkeert en dan weer lang duurt. Men krijgt dan eenige droogteperioden, meestal Kalief Hakam bezat een prachtig paleis met een even prachtigen tuin, waarin hij gaarne en dikwijls vertoefde. In den loop der jaren ver grootte hij dezen lusthof door aankoop van om liggende velden en stukken grond zoozeer, dat de oorspronkelijke siertuin tot een groot park was uitgegroeid- Het zou een afgerond ge heel gevormd hebben, wanneer niet aan het einde van den tuin nog één stuk in vreemde handen gebleven was. En dit was juist het liefe lijkste deel van de heele streek, een vrucht baar stuk land met in het midden een groote diepe bron, waaruit een beekje ontsprong. Aan den rand van dit beekje stond een klein, bescheiden huisje met een opgelapt dak en bouwvallige muren. Veel te armelijk leek het voor de rijke bloemen- en bloesempracht, die er omheen bloeide. In dit huisje woonde de eigenaresse van den omliggenden grond; we duwe was ze. De kalief bood de vrouw voor haar bezit een som geids. die ongeveer met de waarde overeen kwam. Maar de vrouw wees het aanbod af; zij wilde niet scheiden van haar tuinderij en het vaderlijk erfgoed. Dat zou haar nog berouwen, had de gezant van den kalief haar nog gezegd.... En zoo was het ook. Toen de vrouw enkele dagen later van de markt te Cordoba r.aar huis terugkeerde, vond zij er soldaten van den ka lief bij den toegang van haar bezit. Zij weiger den haar binnen te laten en gaven haar te ver staan, dat zij met haar ezel maar ergens anders heen moest gaan. Een vertrouweling van den kalief smeet toen met enkele booze woorden een buidel met het aangeboden geld in een van haar leege korven. Weenend en klagend ging de arme vrouw heen, zocht onderdak bij fami lieleden en gaf hun den buidel in bewaring, zonder echter den inhoud aan te roeren. Weken en maanden verliepen, zonder dat de vrouw een weg kon vinden, die haar dichter bij haar doel bracht. Want de kalief was mach tig en hij duldde niet, dat men zich in zijn zaken mengde. Geen onderdaan durfde zich zijn toorn op den hals halen en daarom waagde niemand het, de arme vrouw te helpen. In haren tuin nu was het bouwvallige huisje, dat zij van haar vader had geërfd, spoedig neer gehaald. Het armoedige huisraad, dat er nog in was, was weggebracht. Op de plaats van het huisje verrees ras een rijk paviljoen en de klare, reine bron werd veranderd in een bad. Slanke marmeren zuilen spiegelden zich in het water. Toen het gebouw klaar was en ook al het andere in orde gebracht, werd de tuin van de weduwe het geliefkoosde plekje van den kalief. van langen duur, die van elkaar gescheiden zijn door een zeer korte regenperiode, waarin doorgaans weinig neerslag valt. Middenin een groote droogte kan wel eens een onweer een onderbreking geven. Wij moeten nu maar eens afwachten, boe het verder loopt. De gevallen regen zal wel hier en daar de te velde staande gewassen, die dreigden te verdrogen, voorloopig hebben ge red. De bovenste grondlagen hebben wel wat nat gekregen maar voor het doordrenken van hooge en zeer diep uitgedroogde gronden is er nog niet genoeg regen gevallen. De algemeen? weerstoestand is echter nog niet zooveel ver anderd, dat er nu een tijdvak van veel regen voor de deur staat. (Nadruk verboden) Z. H. Exc. de Machitische katholieke aarts bisschop van Baalbek nabij Libanon, Mgr. Jos. Malouf, kwam dezer dagen onverwacht de Heilig-Landstichting bezoeken. Na kennisneming van het werk onder leiding van Mgr. Suijs teekende de aartsbisschop zijn sympathieke gevoelens op in het gedenkboek. Zoo iets grootsch had de aartsbisschop zich niet kunnen voorstellen. Ze liepen tusschen de rijen groote en kleine tenten door en keken telkens eens tusschen de zeilen. „Hier zal het zijn," zei Piet, „ik izie een heeleboel mooie kleeren hangen." En hü ver dween in een der tenten. De twee anderen hem na. Dit moest wel een kleedkamer zyn, wat een boel costuums hingen er op rijen en wat een mooie hoeden, mutsen, sabels, mantels, ja wat al niet. Ze deden een keus uit de rijke verzame ling en de bestuurder trok een gekleede jas aan, met witte broek, hoogen hoed op en greep een wandelstok. Doch niemand zag hem er wandelen en genie ten van de natuur, want een hooge, snel opg®' trokken muur onttrok den tuin aan den bli» van allen, die voorbij gingen. Op zekeren dag gebeurde het, dat de oude vrouw weer naar Cordoba ging. Vrienden brach ten haar naar den geleerden, wijd en zijd 3e" prezen en geroemden Kadi Bechir. Hij aanhoor de haar klacht, streek peinzend over zijn lan gen witten baard en beloofde tenslotte, dat W) zou trachten haar te helpen. Natuurlijk moest zij eenig geduld hebben, tot zich een gunstige gelegenheid voordeed voor zijn plan. Enkele weken later werd Kadi Bechir door den kalief op een feest genoodigd. In rijke feest- kleedij waren alle gasten reeds ten aisch geko- men, alleen de kadi ontbrak nog. Reeds braK men zich het hoofd over de vraag, waarom M niet gekomen was en men vermoedde reeds, dat den anders zoo na'uwgezetten kadi een ongeval overkomen was. Doch opeens kwam hij, maar nauwelijks te herkennen; niet in feestgewaad was hij, ja zelfs niet in zijn gewone dracht, maar gekleed als een eenvoudig tuinman. Eeh armzaligen, mageren ezel het oude lastdi®' van de beroofde weduwe dreef hij voor zi®» uit den tuin in. De kalief en zijn vele gasten, die een of an dere vroolijke scherts verhoopten, oarstten W® in luid gelach. Doch de kadi bleef ernstig. nam» alsof hij iets heel belangrijks deed, eengrove, groote spade van zijn schouder en plaatste die voor zich op den grond. Toen vroeg hij Hakam of hij hem een gunst wilde toestaan. „Gaarne antwoordde de kalief, „spreek, beste Bechir „Laat mij den zak, die daar op den ezel 116" met aarde uit uwen tuin vullen, niet wat aard® van den grond onder uwen pronkzetel en uwe voeten!" „Goed! Goed!" riep de kalief lachend en hU verwachtte altijd nog een vroolijke grap, die ui' de handeling van den kadi zou voortvloeien- Doch deze begon met grooten yver te graven en laadde de opgedolven aarde in zijn grooten zak. De kalief en zijn gasten keken verbaasd toe. Eindelijk stond de zak tot aan der rand gevuld voor hen, hoog en groot als een volwas sen man. „Zoo, en nu komt mijn mooie zak op mli'h braven ezel," mompelde kadi Bechir, terwijl hU hem probeerde op te tillen. Maar hoezeer hl) ook zijn best deed, het lukte hem niet den za" ook maar een duim hoog op te heffen; de krachten van den wel wijzen, maar weinté lichamelijk geoefenden kadi- waren blijkbaa' niet voldoende. Hijgend moest hij zijn plan laten varen. Radeloos Tj Tuifl 7YZM keek hij om zich l 1 uul van heen, maar zag j r7- f niets dan men- 1 CLeil KdUCJ schen, die zich met zijn verlegen- heid vermaakten en hem hartelijk uitlachten- Ook kalief Hakam grijnsde genoeglijk. Kad Bechir haalde brommend de schouders op. „Wie is hier de sterkste?" vroeg hij, om zi®*j heen kijkend. „Ik geloof, dat gij nog altijd d sterkste zijt, kalief, gij, die bij alle ridderspel® de schoonste pry zen lehaalt. Toon nu u krachten eens zonder een prijs daarvoor te be halen, doe me een genoegen en leg den zaK op den ezel." „Je bent de zonderlingste snaak, dien ik ken, lachte de kalief en ging goed geluimd naar de» zak. Krachtig omvatte hy hem met beide arm®» en probeerde hem op te tillen. Doch nauwelij? had hij hem met zijn befaamde kracht een ba» breed van den grond geheven, of hij ploidj zwaar weer op de aarde terug. Hoofdschuddend gaf de kalief zijn pogingen op. „Ja, nu zie je weer, wat er van terecht kom'' wanneer zoo hooggeleerde heeren als mijn wüz® Bechir zich met de eenvoudige dingen deze» aarde bezig houden en werk ter hand nemen» waarvan zij geen verstand hebben. Iedere dag' looner had dit beter en handiger gedaan. Efl zich tot den kadi wendend, zei hij, dat de zaK te vol geladen was. „Te zwaar? Is deze zak u dan te zwaar? vroeg Bechir verbaasd. „Niet alleen voor my, Bechir, maar ook voo' ieder ander." „Dan moge God u genadig zijn. Luister goed naar mijn woorden, kalief. Een beetje aard® uit dezen tuin is voor uw groote lichaam^' kracht al te zwaar. Maar hoe wilt gij dan, wan' neer gij eenmaal voor den grooten Rechter de® Hemels en der aarde staat, het gewicht va» dezen heelen tuin torsen, hoe zult gij u verant woorden over dezen grooten tuin, dien gij ee» arme onderdaan, een arme weduwe, tegen hare» wil ontnomen hebt?" Diep zwijgen heerschte nu onder alle aanwe zigen. De kalief fronste het voorhoofd, ke®^ verrast en byna verlegen voor zich uit. Reed® vreesde men een uitbarsting van woede, toe» klaarde plotseling het gezicht van den kali®' cp. Hij ging naar kadi Bechir en omarmd® hem. „Heb dank, dat gy my den rechten weg ge' wezen hebt, neem den tuin en geef hem terUe aan de vrouw. Met alles wat er nu op sta®" zal hij van nu af aan weer aan haar toebeh ren." Aldra zat de oude weduwe weer op haar erf' goed; en de wijze, moedige kadi Bechir be hoorde van dien dag af tot de meest intiem® vertrouwelingen van den kalief. D.D.D. ls een heldere vloei stof, die diep in de porie» doordringt en de ziekte- kiemen doodt. Flacons 75 ct.. L 1.50 en f. 2.» door A. Hruschka 36 Dat je me een zeer grooten dienst hebt bewezen, beste Poldi. Ik dank je hartelyk. Je hebt mij weer op 't spoor van dien kerel ge bracht. Nu zeg rpe gauw de telefoonnummers nog eens, en ook de namen. Je hebt naar ik hoop, alles goed nagezien? Natuuriyk. Nummer 36551 is dat van de herberg „Zum Schwan" in het Liebhartstal. Nummer 22600, een privé-telefoon, behoort een vrouw, met name Selma Kurzreiter, die in de Marzstrasse 31, op de eerste verdieping woont. Vergeet ook niet den naam van de andere vrouw: 'Alma Lobing, Liebhartstal nr. 18, by de weduwe Lagler. Al opgeteekend. En nog eens duizend maal dank, Poldi. Je bent werkelyk een flink meisje. Verraad me in 's hemelsnaam niet! Wees gerust, volkomen gerust, kindje! Hempel's gezicht straalde. Dus weer bruik bare sporen! Meller's schuilhoek hy had er biykbaar twee gehad, en dit tegelykertyd was ontdekt. Méér nog: hy had te Weenen een zuster, die inlichtingen aangaande zyn afkomst en verleden kon geven. Den volgenden dag vroeg de heer Juan Anda- gola tweemaal tevergeefs naar Dr. Merkler, om volgens afspraak, met hem enkele inkoopen te gaan doen. Dr. Merkler was niet te vinden. Hij had vroeg in den morgen 't hotel verlaten en was nog niet teruggekomen. Eerst laat in den avond bracht een besteller den heer Andagola een briefje van hem. Dr. Merkler verontschuldigde zich; onvoorziene familieomstandigheden dwongen hem voor een paar dagen op reis te gaan, maar hy hoopte, den heer en mevrouw Andagola zeker nog vóór hun vertrek naar Buenos Aires te zullen ont moeten.... Ook Mr. Ullmann kreeg een briefje van Silas Hempel. Dit luidde zeer laconisch: „Ben den man met de kryschende stem op het spoor; kan niet zeggen, wanneer en waar de Jacht eindigt. Bereid u in ieder geval op verrassingen voor! „HEMPEL." Van dien dag af was Silas Hempel ver dwenen. Zelfs Kata wist niet, waar hij zich ophield.... XX Geen verandering op Sperber-Eck. Mevrouw Von Turnwald gaat nog altyd voor ziek door; buiten Lilly Lansberg en Mr. Sorel ontvangt zy niemand en zelden verlaat zy het kasteel, om met haar kinderen een korte wandeling in het park te maken, of te Sichelfeld armen en zieken te gaan bezoeken. Nog steeds schudt Dr. Thomayer bedenkelyk 't hoofd; nog steeds maken Roland en Vera zich ernstig bezorgd over den toestand hunner moeder; vergeefs trachten zij, haar op te vroolijken, belangstelling voor de buitenwereld bij haar op te wekken. En toch is mevrouw Von Turnwald niet ziek naar het lichaam. Zij gebruikt gedwee de spijzen, die de dokter haar voorschrijft, ziet er weer beter uit en kan 's nachts althans een paar uren slapen. Maar zy is liefst alleen, om haar gedachten den vrijen loop te kunnen laten. En juist daar door verergert de diepe zwaarmoedigheid, waar aan zy sinds den dood van Mr. Wendland en Anna Milden voortdurend geleden heeft. Want hare gedachten bewegen zich onophoudelyk rond dat ééne punt.... Ulrich. O, kon zij hem zien.... al was 't maar één maal! Wist zy maar, wat er van hem gewor den is, of inderdaad zyn hand die verschrikke- lyke schaduw op Sperber-Eck geworpen heeft! Sinds de ontdekking van 't lijk van Anna Milden twijfelt zy nauwelijks meer daaraan. En toch gloeit er nog steeds een vonkje hoop in het gefolterd moederhart.... 't Is zomer. De Junl-zon brandt op de ge maaide kale weiden en op de rypende koren akkers. Mevrouw Von Turnwald zit ia haar koele torenkamer by het open venster en staart wezenloos op de met kiezel bestrooide ruimte vóór het kasteel. Daar ziet zij toevallig haar zoon en den op zichter Fossel aankomen; beiden zijn blykbaar sterk verhit van hun bezigheid op de velden; terwyl Fossel den weg naar de schuren inslaat, komt Vera van den kant der Sichelfeld-laan opdagen. Zij herkent van verre haar broer en wuift hem een groet toe met den hoed, welken zij heeft afgenomen omdat 't zoo warm is. Zy ontmoeten elkaar by de fontein en begin nen onmiddellijk al fluisterend, een druk ge sprek. Eigenlijk is alleen Roland aan het woord. Zyn sympathiek gezicht wordt aldoor opgeruim der, terwijl Vera ernstig schynt na te denken. Eindelijk slaat zij haar arm om den hals van haar broer en geeft hem een kus, waarna de jongelui arm in arm op het kasteel toeschry- den. Mevrouw Von Turnwald heeft van dat alles niets bemerkt, zy ziet noch Roland, noch Vera en houdt alleen den blik gevestigd op één, die niet aanwezig is en toch altijd vóór haal staat. Eerst nu de deur opengaat en Roland, ge volgd door Vera binnenkomt, ontwaakt zij uit haar droomen. Roland valt onmiddellijk na de eerste begroeting zyn moeder om den hals. Moedertje, een uur geleden heb ik my met Lilly verloofd! Zijn stralende oogen kyken haar vol ver wachting aan. Nu zal de biydschap haar toch wel wakker schudden? Mevrouw Von Turnwald glimlacht even en strijkt met de fijne hand liefkoozend over zijn donker haar. Dat verheugt mij Roland. Voor jou en voor Lilly.... Je past zoo goed bij elkaar. Ik hoop en ik bid, dat jullie gelukkig moogt zyn en blyven. Vera moet zich snel omkeeren, om de tranen te verbergen, die haar oogen vullen. Wat klinkt dat mat en zwaarmoedig! Hoe pijnlyk moet het den armen Roland treffen! Hy is bleek geworden en een smartelyke trek glijdt over zijn gezicht.... Juist op dat oogenblik hoort men de gong. Plechtig, bijna als een vreemde, biedt hy zyn moeder den arm: Permitteer, Mama. 't Is tyd voor het diner. Aan tafel wordt drukker gesproken dan in den laatsten tyd het geval is geweest. Vera doet haar best om de torenkamer te doen vergeten en haar broer over die pijnlyke teleurstelling heen te helpen. Met dat doel vorscht zy naar alle bijzonderheden der ver loving. Roland is haar dankbaar voor die lief devolle bezorgdheid en vertelt alles breedvoerig. Hy was eigenlijk van plan geweest, eerst in September, wanneer hij Sperber-Eck zou over nemen, aanzoek om Lilly's hand te doen. Maar terwijl hij dien dag met Fossel den oogst inspecteerde, ontmoette hij bij 't .Heilgenkreuz" toevallig Lilly, die haar gewonen morgenrit had verlengd en juist huiswaarts wilde keeren. In haar wit rijcostuum, op haar melkwitte merrie „Ara" zag zy er zoo verrukkelyk uit, dat hy, Roland, heelemaal van streek geraakte. Nooit tevoren had haar edele schoonheid hem in die mate betooverd. De oude Fossel had tact genoeg om zich na de eerste begroeting te verwijderen en op z'n eentje de inspectie van de velden voort te zetten- En daar het vandaag zoo verschrikkelijk wan» is, noodigde ik Lilly, af te stijgen en op een bank, een kwartier te rusten, om zich wat af f® koelen. Ik weet niet, wat we zooal gepraat hebben- In ieder geval niet veel en ik moet betwijfelen» of er wel één verstandig woord over onze lipped kwam.... En toen.... eindelijk.... nu ja plotseling gaven wy elkaar een kus en lachten en schreiden tegelijk. En met geestdrift consta teerden wij, dat we steeds van elkaar hadden gehouden, reeds toen Lilly nog 'n klein meisje was, dat ik moest verdedigen tegen Erich, die haar zakje met boterhammen en fruit wilde plunderen. En zoo hebben wy maar besloten, in 't be gin van Augustus, wanneer de oogst voor h®t grootste gedeelte achter den rug is, te trouwen—- Vindt u het goed, mama? Natuuriyk. Hoe eerder hoe liever. Dan weet ik tenminste, dat je gelukkig bent en ge borgen voor den toekomst, mijn arme jongen. Roland) keek zyn moeder verwonderd aan- .(Wordt vervolgd-?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10