ÏKdtm&ad mn den dag
De luchtroovers van Hoitika
'uto
Zwerftocht door Noord-Limburg
EXCURSIE MET DE V. V. V.
Geneesmiddel©®
TEGEN huidaandoeningen
DINSDAG 13 JUNI 1939
Het wisselend uitzicht van
het land biedt groote
bekoorlijkheid
Tal van historische
herinneringen
r mm J
Avondstemming op de Maas in Noord-Limburg
De droogte voorbij?
Afwachten, hoe het weer
verder verloopt
H. LANDSTICHTING
DE
ZILVEREN
fey was het daarmee onmiddellijk eens e°
wy namen plaats op de bank. 't Was er heerlijk
koel wat ons in een byzonder behaaglijke stem
ming bracht.
De Maas stroomt traag in den vallenden
lomeravond; de zon speelt met het water;
het water speelt met de zon in volkomen har
monie en kaatst het licht terug tegen het
plafond van het terras, waar we aan het
einde van een langen, warmen dag zitten uit
te rusten van de vermoeienissen en waar we
den dorst verslaan met het smakelijke, lande
lijke bier, dat ze in Limburg zoo goed weten
te brouwen.
We zitten in Arcen aan den oostelijken oever
van de rivier, waar we wegzinken in de rust van
den schoonen avond, droomend over het water,
dat nu en dan een sleep moet voortdragen. Als
de avond gevallen is en het donker van den
hemel het water heeft bereikt, dat nu fluiste
rend zijn geheimzinnig nachtgesprek begint met
de natuur rondom, laten we ons overzetten met
de pont en we rijden in één trek door naar Ven-
rav, het dorp, dat de Peel beheerscht. Hier wor
den we ontvangen met muziek. Onder de hooge
boomen, die den ganschen dag de warmte van
de zon in hun kruin hebben vastgehouden, is
het nu heerlijk zitten. Een paar lantaarns staan
als bakens langs de stille straten en verdrijven
de duisternis van den nacht. Ze geven juist vol
doende licht om de behaaglijkheid van het
samenzijn met vrinden te accentueeren; vrinden,
die met ons de vermoeienissen hebben gedragen
van de lange ontdekkingsreis door het onbe
kende land van Noord-Limburg.
Noord-Limburg immers was tot voor kort terra
incognita, een onbekend land, dat met een witte
vlek op de kaart was aangegeven; en al was dit
dan niet op kaarten, die we allen op school on
der oogen hebben gekregen, het was toch wel
op de kaart, die de toeristen zich voor oogen
stelden, als zij plannen gingen maken om hun
vacantie in het eigen land door te brengen. De
streek was niet zoo gemakkelijk te bereiken;
meer dan enkel spoor heeft er voor de streek
tusschen Venlo en Nijmegen nooit op over kun
nen schieten, en deze lijn lag dan nog op den
westelijken oever van de Maas. In het oostelijke
land liep wel een tram van de Maasbuurtspoor
weg, maar ja, een tram had nu eenmaal geen
al te besten naam, al was dat hier volkomen ten
onrechte, want deze onderneming is altijd zeer
vooruitstrevend geweest. De wegenaanleg in ons
land is iets van de laatste jaren en als men
vroeger niet noodzakelijk daartoe gedwongen
werd ging men liever niet van de hoofdwegen
af. Maar met de verbetering van wegen werden
ook gansche streken ontsloten en thans kan men
Noord-Limburg op zeer vele en goede manieren
bereiken. De schoonheid van het land is geko
men binnen het bereik van allen. Maar deze
schoonheid moet eerst ontdekt worden en daar
om had de Noord-Limburgsche Vereeniging voor
Vreemdelingenverkeer een excursie georgani
seerd, die geworden is tot een ontdekkingsreis
door deze streek vol afwisselingen, die haar
eigen schoonheid biedt.
De schoonheid van dit land kan men niet met
een enkel woord aangeven; het dal van de Maas
is vriendelijk en vredig, maar in het uiterste
noorden van de provincie vindt men op een af
stand van een paar honderd meter het woeste
en ruige landschap van de Mookerhei; een land,
dat diep doorsneden is; het draagt wat boomen,
er groeien wat struiken op, en verder is het
overal hei, zoover men zien kan. Toch is het niet
eentonig of vervelend, het land is vrij sterk ge
accidenteerd en het roept de herinneringen op
aan de historie; niet alleen aan de geschiedenis
van de menschen, die hier hebben gewoond,
maar ook aan de geschiedenis van de geweldige
krachten, die hier den bodem hebben opge
bouwd. Geologisch is het hier een zeer merk
waardige streek. In den Ijstijd moeten de glet-
schers uit het Noorden hier hun uitloopers heb
ben gehad en hier in deze streek hebben zij
groote keien neergelegd, die zij meebrachten uit
het land, waar zij ontstonden.
Deze streek is ook van belang voor de ge
schiedenis van ons gansche land, want hier heb
ben de menschen tegen elkaar gevochten zoolang
de historie bestaat. In de tijden van de prae-
historie moet het hier al woelig zijn geweest en
dat is blijven voortduren eeuwen en eeuwen door.
Hoe vaak zouden de Spaanschen en de Staat-
schen hier elkander hebben ontmoet; hoeveel
veldslagen zouden hier zijn geleverd en hoe vaak
zouden de voorposten van de legers schermut
selingen hebben gevoerd op dit terrein? Dit is
een land, waar de verhalen uit de geschiedenis
moeten blijven voortleven; legenden zijn eruit
ontstaan; de meest fantastische verhalen van
menschelijke wreedheid leven hier voort onder
de bevolking en vertelsels van geheimzinnige
krachten, die zonder dat zij het weten het
leven en het werken van de menschen beïnvloe
den. Het moet fantastisch en angstwekkend zijn,
hier des nachts alleen rond te dwalen en de
legendarische verhalen op zich te laten inwer
ken.
Doch deze glooiingen van het Maasdal dragen
op andere plaatsen mooie bosschen, niet door
menschenhand aangelegd, doch door de natuur
geplant in weelderige overdaad. De boomen
vangen de warmte op van de zon en onder hun
kruinen kan men zelfs op den heetsten dag van
het jaar een .koele wandeling maken, omhoog
en omlaag gaan de paadjes door struiken en
houtgewas, langs waterloopjes en smalle beekjes,
die bij elkaar komen in een plas, waarvan het
water weer moet dienen om een watermolen te
drijven.
Watermolens vindt men hier overal in dit
land; het vallende water langs de hellingen der
heuvels is een goedkoope kracht, waarvan de
menschen gaarne gebruik maken en dat een
eigen bekoorlijkheid heeft.
En dan de kasteelen, die overal langs de
Maas staan. Sommige zijn al heel oud en zij
hebben een bewogen geschiedenis achter den
rug. Ze staan nu uit te rusten van alles, wat
zij hebben meegemaakt; van de stormen, die
gewoed hebben rondom hun torens, van de
branden, die hen voor een deel hebben ver
woest; branden, ontstaan door bliksem of door
onvoorzichtigheid of vooral door tierende krijgs
benden, die hen belegerden en die geen mede
lijden of ontzag hebben gekend. Thans staan
ze vredig in het land. Kloosterzusters zijn er
gevestigd, die les geven aan jonge meisjes om
deze te bekwamen in alle kunsten, welke noo-
dig zijn voor een welbesteed leven de kunst van
koken en bakken en het voeren van een goede
huishouding. Andere kasteelen zijn bewoond; de
kasteelheer en zijn vrouw besturen vandaar
het land, dat wijd in den omtrek hun toebe
hoort en waarop de pachters wonen, die vaak
nog met een middeleeuwsch-feodale ver
knochtheid gehecht zijn aan het oude slot.
Langs de Maas liggen ook al die oude stadjes
en dorpen, die in den loop van de geschiedenis
misschien verschillende malen zijn verwoest,
doch die met een bewonderenswaardige vol
harding en taaiheid telkens weer opnieuw zijn
opgebouwd. Hier wonen de hard werkende en
vriendelijke menschen, die door de schoonheid
van de natuur ontvankelijk zijn geworden voor
de schoonheid van de dingen uit het dagelijk-
sche leven. Het zijn menschen, die de moei
lijke en nobele kunst der gastvrijheid ver
staan en deze goed weten te beoefenen. Als gij
li hun land komt, zijt gij er welkom en allen laten
u dat merken. Zij houden u juist zooveel be
zig, dat gij u niet vervelen kunt, en ze laten u
tegelijkertijd zooveel vrijheid, dat gij niet ge
bonden zijt. Ze onthalen u met een dergelijke
hartelijkheid, dat gij u een eeregast voelt, maar
zij weten daarbij juist die soberheid te betrach
ten, dat men niet de meening krijgt, als zou
men te lastig zijn en teveel inbreuk maken op de
gewoonten van hun dagelijksch leven.
Gastvrijheid is een kenmerk van de gansche
streek in Noord-Limburg. Niet alleen in het
rijke dal van de Maas zal men u vriendelyk
Poortgebouw van het kasteel te Arcen
-
ontvangen, maar ook in het land van de Peel.
die grauwe vlakte, die tot voor kort onherberg
zaam en woest was, doch die thans begint te
veranderen door de ontginningen, welke vooral
worden bevorderd door het heerschende gebrek
aan cultuurgrond. Vroeger was de Peel een
aaneengesloten land van hoogveen en moe
rassen; thans vindt men er akkers en weiden,
en de hoogere gronden, die niet goed geschikt
zijn voor bebouwing, heeft men beboscht, zoodat
dit eertijds eentonige land een afwisseling heeft
gekregen, die het aantrekkelijk maakt voor
den toerist. Door deze ontginningen en bebos-
sching heeft het land echter nog niets van
zijn grootsche en uitgestrekte karakter verlo
ren. Men kan er zich even eenzaam wanen als
in een land, dat niet bewoond is. Uren kan men
hier dwalen, alleen met zijn gedachten, die
onder den invloed van het landschap hun on
rust verliezen.
Rust is het voornaamste, dat dit schoone
land van Noord-Limburg den stedeling geven
kan; en het is zich bewust van deze goede ga
ven. De voorzitter van de Noord-Limburgsche
V.V.V., de heer J. baron de Weichs de Venne, die
de leiding van de excursie had, heeft erop ge
wezen, dat het platteland niet alleen den ste
deling van voedsel moet voorzien, maar dat
het evenzeer tot taak heeft den bewoner van
de groote stad de rust te geven, die hij nooit
zal kunnen vinden bij zijn werk, dat hem af
trekt van de natuur.
Rust is alleen te vinden in het nauwe con
tact met de natuur; een contact, dat men
slechts kan krijgen, als men de natuur op zich
laat inwerken. Dat krijgt men niet als men in
auto of bus door het land trekt en zich nergens
den tijd gunt om enkele uren en dagen door
te brengen. Beter kan men dicht bij huis blij-
een in eigen land en daar den tijd nuttig be
steden in luiheid. Gepaste luiheid immers siert
den ijverigen mensch, omdat hieruit blijkt, dat
hy de kunst van het rusten verstaat.
m V
Onze weerkundige medewerker schrijft:
Zooals gewoonlijk, als de buitengewone weers-
toestand lang heeft aangehouden, kwam ook
ditmaal de omslag vrij plotseling. Nadat het
vier en twintig dagen achtereen niet geregend
had, is het Zondagmorgen begonnen en heeft
de regentoestand ruim een etmaal geduurd.
Daarna is het weer snel opgeklaard.
Met deze buitengewoon lange droogte is het
oude record van 1904 (28 dagen zonder regen
van 26 Juni23 Juli) dus nog niet gebroken,
maar het is er niet minder merkwaardig om.
De oorzaak van het afbreken van de droogte
was, dat een krachtige depressie over Zuid-Zwe
den trok, die in sterke mate ftet weer in onze
omgeving beïnvloed heeft. De afkoeling, die
trouwens reeds eerder begonnen was, heeft niet
rechtstreeks te maken gehad met den regen,
want zij was het gevolg van groote veranderin
gen in den weerstoestand in het noordelijk ge
deelte van Europa, waar de voorbijtrekkende
depressies hoe langer hoe werkzamer werden
en dichter bij ons land kwamen.
Het is nog niet zeker of met die veranderin
gen de droogte geheel voorbij is. Verkeeren
wij in een tijdperk van te weinig regenval over
een groot gebied, zooals b.v. tijdens de groote
droogte-periode van October 1932 tot October
1934, dan moet de regenval beschouwd worden
als een min of meer toevallige onderbreking
van de droogte, die dadelijk na een of twee
dagen regen terugkeert en dan weer lang duurt.
Men krijgt dan eenige droogteperioden, meestal
Kalief Hakam bezat een prachtig paleis met
een even prachtigen tuin, waarin hij gaarne
en dikwijls vertoefde. In den loop der jaren ver
grootte hij dezen lusthof door aankoop van om
liggende velden en stukken grond zoozeer, dat
de oorspronkelijke siertuin tot een groot park
was uitgegroeid- Het zou een afgerond ge
heel gevormd hebben, wanneer niet aan het
einde van den tuin nog één stuk in vreemde
handen gebleven was. En dit was juist het liefe
lijkste deel van de heele streek, een vrucht
baar stuk land met in het midden een groote
diepe bron, waaruit een beekje ontsprong.
Aan den rand van dit beekje stond een klein,
bescheiden huisje met een opgelapt dak en
bouwvallige muren. Veel te armelijk leek het
voor de rijke bloemen- en bloesempracht, die
er omheen bloeide. In dit huisje woonde de
eigenaresse van den omliggenden grond; we
duwe was ze.
De kalief bood de vrouw voor haar bezit een
som geids. die ongeveer met de waarde overeen
kwam. Maar de vrouw wees het aanbod af; zij
wilde niet scheiden van haar tuinderij en het
vaderlijk erfgoed. Dat zou haar nog berouwen,
had de gezant van den kalief haar nog gezegd....
En zoo was het ook. Toen de vrouw enkele
dagen later van de markt te Cordoba r.aar huis
terugkeerde, vond zij er soldaten van den ka
lief bij den toegang van haar bezit. Zij weiger
den haar binnen te laten en gaven haar te ver
staan, dat zij met haar ezel maar ergens anders
heen moest gaan. Een vertrouweling van den
kalief smeet toen met enkele booze woorden een
buidel met het aangeboden geld in een van
haar leege korven. Weenend en klagend ging
de arme vrouw heen, zocht onderdak bij fami
lieleden en gaf hun den buidel in bewaring,
zonder echter den inhoud aan te roeren.
Weken en maanden verliepen, zonder dat de
vrouw een weg kon vinden, die haar dichter
bij haar doel bracht. Want de kalief was mach
tig en hij duldde niet, dat men zich in zijn
zaken mengde. Geen onderdaan durfde zich
zijn toorn op den hals halen en daarom waagde
niemand het, de arme vrouw te helpen.
In haren tuin nu was het bouwvallige huisje,
dat zij van haar vader had geërfd, spoedig neer
gehaald. Het armoedige huisraad, dat er nog in
was, was weggebracht. Op de plaats van het
huisje verrees ras een rijk paviljoen en de klare,
reine bron werd veranderd in een bad. Slanke
marmeren zuilen spiegelden zich in het water.
Toen het gebouw klaar was en ook al het
andere in orde gebracht, werd de tuin van de
weduwe het geliefkoosde plekje van den kalief.
van langen duur, die van elkaar gescheiden
zijn door een zeer korte regenperiode, waarin
doorgaans weinig neerslag valt. Middenin een
groote droogte kan wel eens een onweer een
onderbreking geven.
Wij moeten nu maar eens afwachten, boe
het verder loopt. De gevallen regen zal wel
hier en daar de te velde staande gewassen, die
dreigden te verdrogen, voorloopig hebben ge
red. De bovenste grondlagen hebben wel wat
nat gekregen maar voor het doordrenken van
hooge en zeer diep uitgedroogde gronden is er
nog niet genoeg regen gevallen. De algemeen?
weerstoestand is echter nog niet zooveel ver
anderd, dat er nu een tijdvak van veel regen
voor de deur staat.
(Nadruk verboden)
Z. H. Exc. de Machitische katholieke aarts
bisschop van Baalbek nabij Libanon, Mgr. Jos.
Malouf, kwam dezer dagen onverwacht de
Heilig-Landstichting bezoeken.
Na kennisneming van het werk onder leiding
van Mgr. Suijs teekende de aartsbisschop zijn
sympathieke gevoelens op in het gedenkboek.
Zoo iets grootsch had de aartsbisschop zich
niet kunnen voorstellen.
Ze liepen tusschen de rijen groote en kleine tenten door en
keken telkens eens tusschen de zeilen. „Hier zal het zijn," zei
Piet, „ik izie een heeleboel mooie kleeren hangen." En hü ver
dween in een der tenten. De twee anderen hem na.
Dit moest wel een kleedkamer zyn, wat een boel costuums
hingen er op rijen en wat een mooie hoeden, mutsen, sabels,
mantels, ja wat al niet. Ze deden een keus uit de rijke verzame
ling en de bestuurder trok een gekleede jas aan, met witte
broek, hoogen hoed op en greep een wandelstok.
Doch niemand zag hem er wandelen en genie
ten van de natuur, want een hooge, snel opg®'
trokken muur onttrok den tuin aan den bli»
van allen, die voorbij gingen.
Op zekeren dag gebeurde het, dat de oude
vrouw weer naar Cordoba ging. Vrienden brach
ten haar naar den geleerden, wijd en zijd 3e"
prezen en geroemden Kadi Bechir. Hij aanhoor
de haar klacht, streek peinzend over zijn lan
gen witten baard en beloofde tenslotte, dat W)
zou trachten haar te helpen. Natuurlijk moest
zij eenig geduld hebben, tot zich een gunstige
gelegenheid voordeed voor zijn plan.
Enkele weken later werd Kadi Bechir door
den kalief op een feest genoodigd. In rijke feest-
kleedij waren alle gasten reeds ten aisch geko-
men, alleen de kadi ontbrak nog. Reeds braK
men zich het hoofd over de vraag, waarom M
niet gekomen was en men vermoedde reeds, dat
den anders zoo na'uwgezetten kadi een ongeval
overkomen was. Doch opeens kwam hij, maar
nauwelijks te herkennen; niet in feestgewaad
was hij, ja zelfs niet in zijn gewone dracht,
maar gekleed als een eenvoudig tuinman. Eeh
armzaligen, mageren ezel het oude lastdi®'
van de beroofde weduwe dreef hij voor zi®»
uit den tuin in.
De kalief en zijn vele gasten, die een of an
dere vroolijke scherts verhoopten, oarstten W®
in luid gelach. Doch de kadi bleef ernstig. nam»
alsof hij iets heel belangrijks deed, eengrove,
groote spade van zijn schouder en plaatste die
voor zich op den grond. Toen vroeg hij Hakam
of hij hem een gunst wilde toestaan. „Gaarne
antwoordde de kalief, „spreek, beste Bechir
„Laat mij den zak, die daar op den ezel 116"
met aarde uit uwen tuin vullen, niet wat aard®
van den grond onder uwen pronkzetel en uwe
voeten!"
„Goed! Goed!" riep de kalief lachend en hU
verwachtte altijd nog een vroolijke grap, die ui'
de handeling van den kadi zou voortvloeien-
Doch deze begon met grooten yver te graven
en laadde de opgedolven aarde in zijn grooten
zak. De kalief en zijn gasten keken verbaasd
toe. Eindelijk stond de zak tot aan der rand
gevuld voor hen, hoog en groot als een volwas
sen man.
„Zoo, en nu komt mijn mooie zak op mli'h
braven ezel," mompelde kadi Bechir, terwijl hU
hem probeerde op te tillen. Maar hoezeer hl)
ook zijn best deed, het lukte hem niet den za"
ook maar een duim hoog op te heffen; de
krachten van den wel wijzen, maar weinté
lichamelijk geoefenden kadi- waren blijkbaa'
niet voldoende.
Hijgend moest
hij zijn plan laten
varen. Radeloos Tj Tuifl 7YZM
keek hij om zich l 1 uul van
heen, maar zag j r7- f
niets dan men- 1 CLeil KdUCJ
schen, die zich
met zijn verlegen-
heid vermaakten en hem hartelijk uitlachten-
Ook kalief Hakam grijnsde genoeglijk. Kad
Bechir haalde brommend de schouders op.
„Wie is hier de sterkste?" vroeg hij, om zi®*j
heen kijkend. „Ik geloof, dat gij nog altijd d
sterkste zijt, kalief, gij, die bij alle ridderspel®
de schoonste pry zen lehaalt. Toon nu u
krachten eens zonder een prijs daarvoor te be
halen, doe me een genoegen en leg den zaK
op den ezel."
„Je bent de zonderlingste snaak, dien ik ken,
lachte de kalief en ging goed geluimd naar de»
zak. Krachtig omvatte hy hem met beide arm®»
en probeerde hem op te tillen. Doch nauwelij?
had hij hem met zijn befaamde kracht een ba»
breed van den grond geheven, of hij ploidj
zwaar weer op de aarde terug. Hoofdschuddend
gaf de kalief zijn pogingen op.
„Ja, nu zie je weer, wat er van terecht kom''
wanneer zoo hooggeleerde heeren als mijn wüz®
Bechir zich met de eenvoudige dingen deze»
aarde bezig houden en werk ter hand nemen»
waarvan zij geen verstand hebben. Iedere dag'
looner had dit beter en handiger gedaan.
Efl
zich tot den kadi wendend, zei hij, dat de zaK
te vol geladen was.
„Te zwaar? Is deze zak u dan te zwaar?
vroeg Bechir verbaasd.
„Niet alleen voor my, Bechir, maar ook voo'
ieder ander."
„Dan moge God u genadig zijn. Luister goed
naar mijn woorden, kalief. Een beetje aard®
uit dezen tuin is voor uw groote lichaam^'
kracht al te zwaar. Maar hoe wilt gij dan, wan'
neer gij eenmaal voor den grooten Rechter de®
Hemels en der aarde staat, het gewicht va»
dezen heelen tuin torsen, hoe zult gij u verant
woorden over dezen grooten tuin, dien gij ee»
arme onderdaan, een arme weduwe, tegen hare»
wil ontnomen hebt?"
Diep zwijgen heerschte nu onder alle aanwe
zigen. De kalief fronste het voorhoofd, ke®^
verrast en byna verlegen voor zich uit. Reed®
vreesde men een uitbarsting van woede, toe»
klaarde plotseling het gezicht van den kali®'
cp. Hij ging naar kadi Bechir en omarmd®
hem.
„Heb dank, dat gy my den rechten weg ge'
wezen hebt, neem den tuin en geef hem terUe
aan de vrouw. Met alles wat er nu op sta®"
zal hij van nu af aan weer aan haar toebeh
ren."
Aldra zat de oude weduwe weer op haar erf'
goed; en de wijze, moedige kadi Bechir be
hoorde van dien dag af tot de meest intiem®
vertrouwelingen van den kalief.
D.D.D. ls een heldere vloei
stof, die diep in de porie»
doordringt en de ziekte-
kiemen doodt. Flacons
75 ct.. L 1.50 en f. 2.»
door
A. Hruschka
36
Dat je me een zeer grooten dienst hebt
bewezen, beste Poldi. Ik dank je hartelyk. Je
hebt mij weer op 't spoor van dien kerel ge
bracht. Nu zeg rpe gauw de telefoonnummers
nog eens, en ook de namen. Je hebt naar ik
hoop, alles goed nagezien?
Natuuriyk. Nummer 36551 is dat van de
herberg „Zum Schwan" in het Liebhartstal.
Nummer 22600, een privé-telefoon, behoort een
vrouw, met name Selma Kurzreiter, die in de
Marzstrasse 31, op de eerste verdieping woont.
Vergeet ook niet den naam van de andere
vrouw: 'Alma Lobing, Liebhartstal nr. 18, by de
weduwe Lagler.
Al opgeteekend. En nog eens duizend
maal dank, Poldi. Je bent werkelyk een flink
meisje.
Verraad me in 's hemelsnaam niet!
Wees gerust, volkomen gerust, kindje!
Hempel's gezicht straalde. Dus weer bruik
bare sporen! Meller's schuilhoek hy had er
biykbaar twee gehad, en dit tegelykertyd
was ontdekt. Méér nog: hy had te Weenen een
zuster, die inlichtingen aangaande zyn afkomst
en verleden kon geven.
Den volgenden dag vroeg de heer Juan Anda-
gola tweemaal tevergeefs naar Dr. Merkler, om
volgens afspraak, met hem enkele inkoopen te
gaan doen.
Dr. Merkler was niet te vinden. Hij had vroeg
in den morgen 't hotel verlaten en was nog
niet teruggekomen.
Eerst laat in den avond bracht een besteller
den heer Andagola een briefje van hem. Dr.
Merkler verontschuldigde zich; onvoorziene
familieomstandigheden dwongen hem voor een
paar dagen op reis te gaan, maar hy hoopte,
den heer en mevrouw Andagola zeker nog vóór
hun vertrek naar Buenos Aires te zullen ont
moeten....
Ook Mr. Ullmann kreeg een briefje van Silas
Hempel. Dit luidde zeer laconisch:
„Ben den man met de kryschende stem op
het spoor; kan niet zeggen, wanneer en waar
de Jacht eindigt. Bereid u in ieder geval op
verrassingen voor! „HEMPEL."
Van dien dag af was Silas Hempel ver
dwenen. Zelfs Kata wist niet, waar hij zich
ophield....
XX
Geen verandering op Sperber-Eck. Mevrouw
Von Turnwald gaat nog altyd voor ziek door;
buiten Lilly Lansberg en Mr. Sorel ontvangt
zy niemand en zelden verlaat zy het kasteel,
om met haar kinderen een korte wandeling in
het park te maken, of te Sichelfeld armen en
zieken te gaan bezoeken.
Nog steeds schudt Dr. Thomayer bedenkelyk
't hoofd; nog steeds maken Roland en Vera
zich ernstig bezorgd over den toestand hunner
moeder; vergeefs trachten zij, haar op te
vroolijken, belangstelling voor de buitenwereld
bij haar op te wekken.
En toch is mevrouw Von Turnwald niet
ziek naar het lichaam. Zij gebruikt gedwee de
spijzen, die de dokter haar voorschrijft, ziet
er weer beter uit en kan 's nachts althans een
paar uren slapen.
Maar zy is liefst alleen, om haar gedachten
den vrijen loop te kunnen laten. En juist daar
door verergert de diepe zwaarmoedigheid, waar
aan zy sinds den dood van Mr. Wendland en
Anna Milden voortdurend geleden heeft. Want
hare gedachten bewegen zich onophoudelyk
rond dat ééne punt.... Ulrich.
O, kon zij hem zien.... al was 't maar één
maal! Wist zy maar, wat er van hem gewor
den is, of inderdaad zyn hand die verschrikke-
lyke schaduw op Sperber-Eck geworpen heeft!
Sinds de ontdekking van 't lijk van Anna
Milden twijfelt zy nauwelijks meer daaraan.
En toch gloeit er nog steeds een vonkje hoop
in het gefolterd moederhart....
't Is zomer. De Junl-zon brandt op de ge
maaide kale weiden en op de rypende koren
akkers. Mevrouw Von Turnwald zit ia haar
koele torenkamer by het open venster en staart
wezenloos op de met kiezel bestrooide ruimte
vóór het kasteel.
Daar ziet zij toevallig haar zoon en den op
zichter Fossel aankomen; beiden zijn blykbaar
sterk verhit van hun bezigheid op de velden;
terwyl Fossel den weg naar de schuren inslaat,
komt Vera van den kant der Sichelfeld-laan
opdagen. Zij herkent van verre haar broer en
wuift hem een groet toe met den hoed, welken
zij heeft afgenomen omdat 't zoo warm is.
Zy ontmoeten elkaar by de fontein en begin
nen onmiddellijk al fluisterend, een druk ge
sprek. Eigenlijk is alleen Roland aan het woord.
Zyn sympathiek gezicht wordt aldoor opgeruim
der, terwijl Vera ernstig schynt na te denken.
Eindelijk slaat zij haar arm om den hals van
haar broer en geeft hem een kus, waarna de
jongelui arm in arm op het kasteel toeschry-
den.
Mevrouw Von Turnwald heeft van dat alles
niets bemerkt, zy ziet noch Roland, noch Vera
en houdt alleen den blik gevestigd op één, die
niet aanwezig is en toch altijd vóór haal
staat.
Eerst nu de deur opengaat en Roland, ge
volgd door Vera binnenkomt, ontwaakt zij uit
haar droomen. Roland valt onmiddellijk na de
eerste begroeting zyn moeder om den hals.
Moedertje, een uur geleden heb ik my met
Lilly verloofd!
Zijn stralende oogen kyken haar vol ver
wachting aan.
Nu zal de biydschap haar toch wel wakker
schudden?
Mevrouw Von Turnwald glimlacht even en
strijkt met de fijne hand liefkoozend over zijn
donker haar.
Dat verheugt mij Roland. Voor jou en voor
Lilly.... Je past zoo goed bij elkaar. Ik hoop
en ik bid, dat jullie gelukkig moogt zyn en
blyven.
Vera moet zich snel omkeeren, om de tranen
te verbergen, die haar oogen vullen.
Wat klinkt dat mat en zwaarmoedig! Hoe
pijnlyk moet het den armen Roland treffen!
Hy is bleek geworden en een smartelyke
trek glijdt over zijn gezicht....
Juist op dat oogenblik hoort men de gong.
Plechtig, bijna als een vreemde, biedt hy zyn
moeder den arm:
Permitteer, Mama. 't Is tyd voor het diner.
Aan tafel wordt drukker gesproken dan in
den laatsten tyd het geval is geweest. Vera
doet haar best om de torenkamer te doen
vergeten en haar broer over die pijnlyke
teleurstelling heen te helpen. Met dat doel
vorscht zy naar alle bijzonderheden der ver
loving. Roland is haar dankbaar voor die lief
devolle bezorgdheid en vertelt alles breedvoerig.
Hy was eigenlijk van plan geweest, eerst in
September, wanneer hij Sperber-Eck zou over
nemen, aanzoek om Lilly's hand te doen. Maar
terwijl hij dien dag met Fossel den oogst
inspecteerde, ontmoette hij bij 't .Heilgenkreuz"
toevallig Lilly, die haar gewonen morgenrit had
verlengd en juist huiswaarts wilde keeren.
In haar wit rijcostuum, op haar melkwitte
merrie „Ara" zag zy er zoo verrukkelyk uit,
dat hy, Roland, heelemaal van streek geraakte.
Nooit tevoren had haar edele schoonheid hem
in die mate betooverd.
De oude Fossel had tact genoeg om zich na de
eerste begroeting te verwijderen en op z'n
eentje de inspectie van de velden voort te zetten-
En daar het vandaag zoo verschrikkelijk wan»
is, noodigde ik Lilly, af te stijgen en op een
bank, een kwartier te rusten, om zich wat af f®
koelen.
Ik weet niet, wat we zooal gepraat hebben-
In ieder geval niet veel en ik moet betwijfelen»
of er wel één verstandig woord over onze lipped
kwam.... En toen.... eindelijk.... nu ja
plotseling gaven wy elkaar een kus en lachten
en schreiden tegelijk. En met geestdrift consta
teerden wij, dat we steeds van elkaar hadden
gehouden, reeds toen Lilly nog 'n klein meisje
was, dat ik moest verdedigen tegen Erich, die
haar zakje met boterhammen en fruit wilde
plunderen.
En zoo hebben wy maar besloten, in 't be
gin van Augustus, wanneer de oogst voor h®t
grootste gedeelte achter den rug is, te trouwen—-
Vindt u het goed, mama?
Natuuriyk. Hoe eerder hoe liever. Dan
weet ik tenminste, dat je gelukkig bent en ge
borgen voor den toekomst, mijn arme jongen.
Roland) keek zyn moeder verwonderd aan-
.(Wordt vervolgd-?