Wolken aan den politieken
hemel
Katholieke Hanze-bond van
Slagerspatroons
r
Het drama te
Koedijk
arlene'i
EEN REGEERI
VERKLARING?
EERSTE CONGRESDAG
TE UTRECHT
WOENSDAG 14 JUNI 1939
OVERZICHT TWEEDE KAMER
verlengde dienst
plicht
len
*at
STEMMEN BIJ VOLMACHT
DOOR MILITAIREN
Is in gebleken leemte te voorzien?
Psychiater acht opzeltelijken
moord onaannemelijk
UIT DE STAATSCOURANT
Loodswezen
Polderbesturen
Rechterlijke macht
Hulp-aalmoezenier en reserve
veldprediker
Politie
Burgemeesters
Onderscheiding
Gedelegeerde
Van vele knellende banden" ver
lost, teekenen zich thans gun
stige perspectieven af
De verhouding tot het
grootbedrijf
Geestelijke weerbaarheid
Economische weerbaarheid
Directeur van Rolduc
onderscheiden
Mgr. A. v. d. Venne ridder in orde
van den Ned. Leeuw
LANDBOUW-CRISISPOLITIEK
Radiovoordrachten minister Steen-
berghe kosteloos verkrijgbaar
KARL GALL OVERLEDEN
Prijzen van vet rund» en
kalfsvleesch
Geen audiëntie
eerste liefde
<Van onzen parlementairen redacteur)
hei
DEN HAAG, 13 Juni 1939
^nkere wolken drijven aan den politieken
ernel. De Kamer weet nog altijd niet nauw-
Ur'g, zóó, dat geen misverstand mogelijk is,
daarom de minister van Financiën heenging en
^elke gevolgen dit heengaan voor de situatie
'nnen het kabinet heeft. Allerlei angstwekken-
e geruchten doen daarover de ronde. Niemand
*eet welke consequenties uit de affaire-Oss zul-
11 voortvloeien. Men kan daar lustig over fan-
seeren: als de eerste conclusie van het rap
port der commissie ongewijzigd wordt aangeno-
eh, zal minister Goseling aftreden en dan zul
de drie andere katholieken méégaan en dan
ü8t het
heele kabinet over de vlakte maar
zijn dat méér dan fantasieën, angstdroomen?
aarom zal een man als Goseling gaan, wan-
öeer zijn beleid op een zóó pietluttig onderdeel
a's het ontslag van vijf marechaussees wordt
afgekeurd? Dan had de heer van Buuren dit
i^ar wel viermaal kunnen opstappen. En als hij
®aat, waarom moeten en zullen dan de drie
ahdere katholieken mee? Het Ossche beleid heeft
•het beginselpolitiek toch weinig of niets uit
gaande? Het kan allemaal evengoed anders uit
dien dan de somberen onder onze politieke
^eerProfeten voorspellen. Wat zullen de Anti-
evolutionnairen doen? Drijven zij naar een val
|"ah het kabinet als een soort vergelding over
lot van de Wilde? Willen zij geen kabinet,
goed boert zónder de Wilde? Of zullen zij
'etUgSchrikken voor het risico, aan het heen-
êaan van het kabinet-Colijn verbonden? Zullen
hog tijdig hun voelhorens uitsteken om te
"hderzoeken of een nieuw kabinet wel zóó zeker
naar hun smaak zal uitvallen, als zij wel-
cht thans nog meenen? Wie zal het zeggen,
donkere wolken drijven aan den politieken
etnel. Inderdaad: zij drijven. Ieder oogenblik
^n het totaalbeeld anders zijn, kan de een of
ander iets zeggen, dat de situatie verheldert of
Versombert. En dat schept in de Kamer een
5feer van latente spanning, een sfeer, waarin
leher de ooren scherpt: zal er nog iets gebeuren.
^°bit er nog geen teekening in den toestand?
*h die sfeer viel het verzoek van den heer
^inkoop (Comm.) om de Regeering te mogen
'hterpeiieeren over de oorzaken en eventueel de
6av°lgen van minister de Wilde's aftreden. En
et laat zich volkomen verstaan, dat de aspi-
ïatlt-interpellant aandrong op een zoo spoedig
j^gelijke beslissing over dit verzoek. Het liefste
hij, staande de vergadering, de vereischte
Stemming. Geen moment langer dan noodig
"Üde hij de onzekerheid laten voortduren,
heer Albarda (S.D.A.P.) prefereerde iets
*tiders: een regeeringsverklaring. Hij onder-
6teUnde het voorstel van den voorzitter, mr. van
chaick, om ten aanzien van deze interpellatie-
ïahvraag niet af te wijken van de gewoonte, dat
de
Kamer zich 24 uur over een dergelijke aan-
*taae beraadt, doch voegde er het verzoek aan
e; de voorzitter moge zich gedurende deze 24
J*teh met de Regeering in verbinding stellen om
vernemen of het in haar bedoeling ligt op
eiSen
initiatief een verklaring af te leggen en,
*oo
Ja, wanneer. Dan kan de Kamer morgen
^et volledige kennis van zaken over 'sheeren
iinkoop's verzoek beslissen.
^1 sprak de heer Albarda niet met zooveel
k°°rden een voorkeur voor een regeeringsver-
'aring uit, zijn suggestie ging toch kennelijk
°Ver het hoofd van den voorzitter heen naar de
bisters taf el: Regeering, kom uit eigen bewe
es voor den dag met een uiteenzetting van de
6lthatie in het kabinet; moet de Kamer daar
11 °m vragen?
^ai dan toch een Regeeringsverklaring komen?
eh verklaring, die althans enkele wolken vermag
eB te drijven?
Kéél gemoedereerd ving de Kamer met de be
deling van den verlengden diensttijd aan.
zij opperde daartegen in hoofdzaak drie
^aren:
lo. de Regeering laat volkomen in het duister
wat zij precies wil; zij vraagt de bevoegdheid
om in tijd van internationale spanningen de
dienstplichtigen tot twee jaren lang onder de
wapenen te houden, zoodat zij, als puntje bij
paaltje komt, over drie lichtingen geoefende
manschappen beschikt; maar zij zegt niet tot
hoever zij in de gegeven omstandigheden van
die bevoegdheid gebruik zal maken;
2o. de Regeering trekt geen duidelijk verschil
tusschen die uitbreiding van de legersterkte, die
permanent zal zijn omdat zij door de mogelijk
heid van sneller mobilisatie wordt gevorderd,
eenerzij ds en die uitbreiding, die slechts dient
om in tijd van abnormale spanning de grenzen
effectiever te beveiligen en die dus een tijdelijk
karakter draagt, anderzijds;
3o. doordat de Regeering den wgg van den
verlengden diensttijd heeft ingeslagen zonder
daarnaast eenige uitbreiding van het contingent
voor te stellen, legt zij den vollen last van de
verdediging des vaderlands op de schouders van
een betrekkelijk klein, aantal jonge mannen.
Laat de Regeering een ander systeem kiezen,
opperde de heer Ruys de Beerenbrouck (R.K.)
een systeem van éénsdeels contingentsuitbrei
ding en anderdeels verlenging van dienstplicht,
dan kan zij aan al deze drie bezwaren tegemoet
komen. Immers dan wordt de militaire last bil
lijker over de heele dienstplichtige generatie
verdeeld; de contingentsuitbreiding kan als per
manente en de bevoegdheid tot verlenging van
oefentijd als facultatieve maatregel worden toe
gepast en de scheidingslijn is duidelijk getrok
ken, waarmee hoogstwaarschijnlijk ook alle vaag
heid over de concrete plannen der Regeering
verdwijnt.
Nu de Kamer zich tóch met militaire aan
gelegenheden bezig hield, nam de heer Albarda
(S.D.A.P.) de kans waar om met de Regeering
een appeltje te schillen over de wijze, waarop
zij particuliere medewerking in de actieve lucht
afweer gedoogt. Voor de bescherming van de
electrische centrale in Friesland laat zij de pro
vincie 60.000 gulden mee-betalen. Om de electri
sche centrale van Den Haag, zonder welke nota
bene de regeeringsgebouwen niet behoorlijk kun
nen functionneeren, behoorlijk in staat van ver
dediging tegen luchtgevaar te brengen, moet de
gemeente 110.000 gulden opbrengen. De havens
en de opslagplaatsen van Amsterdam en Rot
terdam, die toch van vitaal belang zijn voor het
heele land, moeten straks met de hulp van par
ticulieren van voldoende afweergeschut worden
oorzien. Soortgelijke gevallen doen zich in Dordt,
in Delft en misschien nog op andere plaatsen
voor.
Verdraagt zich dat systeem met art. 194 van
de Grondwet, waarvan het eerste lid luidt: „Al
de kosten voor de legers van het Rijk worden uit
's Rijks kas voldaan"? Buys, die het tot 1860 ge
volgde systeem, dat de gemeenten bijdroegen in
de kosten der kazerneering, als in strijd met dit
grondwetsartikel verwierp, zou stellig deze prac-
tijken hebben veroordeeld.
In ieder geval: de heer Albarda veroordeelt ze.
Hij acht het onjuist, dat particulieren beslissen
welke objecten verdedigd worden, dat die ob
jecten onverdedigd blijven, wier eigenaren niet
over voldoende middelen beschikken om eigen
geschut te betalen en vooral dat dit heele
systeem is ingevoerd zonder machtiging van de
Staten-Generaal, dat het zóó maar op de wille
keur van de Regeering rust. Beter acht hij het
van de bedrijven een bepaalde defensie-heffing
of retributie te vorderen, terwijl het Rijk uit
zoekt wat beschermd zal worden en wat niet.
Antwoordt de Regeering niet naar zijn genoe
gen, dan zal hü een uitspraak van de Kamer
uitlokken.
Het Tweede Kamerlid Van Sleen heeft
aan de ministers van Binnenlandsche Zaken en
Defensie de volgende vragen gesteld:
Is het den minister bekend, dat tengevolge
van een leemte in de wet houdende voorschriften
betreffende het stemmen bij volmacht door mi
litairen bij de in 1939 te houden gemeenteraads
verkiezingen aan die kiesgerechtigde militairen
by zee- en landmacht, die op den dag der stem
ming in de gemeente, op welker kiezerslijst zij
voorkomen, in werkelijken dienst zijn, voor zoo
ver door hen niet reeds vóór 1 Januari 1939 een
volmacht was verleend, geen gelegenheid kan
worden gegeven bij de verkiezingen bij volmacht
te stemmen?
Achten de ministers dit o.m. voor de militai
ren, die hun woonplaats in Rotterdam hebben
en in Hoek van Holland in dienst zijn, zoodat
ook zelfs in dit geval niet van een andere ge
meente gesproken kan worden, niet een onbil-
lijken toestand in verhouding tot de aan de
overige militairen te verleenen vergunning?
Zijn de ministers bereid, in onderling overleg,
te bevorderen, dat aan bedoelde militairen ver
lof wordt verleend, teneinde zich ter uitvoering
van hun stemplicht naar hun stembureau te
begeven?
Omtrent het voortgezet getuigenverhoor voor
het Amsterdamsche Hof inzake het drama tc
Koedijk kan nog worden gemeld, dat het
meisje, Maria D„. langer dan anderhalf uur
werd ondervraagd. Zij bleef bij haar verkla
ringen. Dan stond zij haar plaats af aan haar
vriend K., die mededeelt, dat hij thans water
bouwkundige en geen journalist is.
Hij vertelt, dat het meisje tijdelijk bij hem
de huishouding verzorgde. Getuige had gerui-
men tijd een verhouding met het meisje. Hij
kende verdachte B. niet, op zekeren dag had
B. haar opgezocht ten huize van getuige. Hij
had een fluisterend gesprek gehoord en met
veel moeite had hij haar later bewogen te ver
tellen, wat er besproken was. Zij had verteld,
dat zij een verhouding met verdachte heeft
gehad. Getuige had toen gezegd: „Oh, ben jij
de vrouw, die er achter zou zitten, zooals men
fluistert".
Maria had haar verhaal voortgezet, doch zij
had getuige eerst laten beloven niets te ver
tellen. „Ik dacht zegt getuige „dat het
een tamelijk onschuldig verhaal was". Toen hij
het geheele drama hoorde, had hij zijn be
lofte van stilzwijgendheid herroepen. Getuige
had met een priester gesproken en met dezen
priester had verdachte óók een gesprek ge
had. Later had deze tegen getuige gezegd: „Het
is gebeurd, zooals het meisje het gezegd heeft".
Pas in October deed K. aangifte bij de
justitie.
President: „Eerst hebt u verklaard, dat de
priester verdachte niet schuldig vond, omdat
hij er wel eens over heeft gedacht, maar het
plan niet opzettelijk heeft uitgevoerd. Nu ver
klaart u, dat de priester gezegd heeft, dat het
gebeurd is, zooals Maria vertelde.
Getuige: „Ik kreeg van den priester den in
druk, dat verdachte een onweerstaanbaren
drang had en dat het gebeurde toch een on
geluk was".
President: „Heeft u nog een verhouding met
het meisje. Gaat u haar trouwen?"
Getuige: „De verhouding is uit. Ik kan haar
niet trouwen, omdat ik geen geld heb, mede
in verband met deze zaak kreeg ik ontslag en
nu moet ik een eigen bedrijf opbouwen. Bo
vendien ben ik getrouwd
President: „Wordt uw vrouw niet bewogen
om mee te werken aan een echtscheiding"?
Getuige (koeltjes)„Ik weet er niets van".
Ook met dezen getuige wordt over trouw
plannen met Marietje gesproken.
Pres. (tot get. K.)Hebt u nooit gezegd, dat
u Marietje zou trouwen wanneer u genoeg geld
bezat en wanneer u vrij was?
Getuige (aarzelend): In dien zin niet....
trouwens, ik kan zooiets niet beloven.
Raadsheer mr. Canis: Waarom had u zoo'n
haast, om van die aanklacht tegen B. werk
te maken? Lag dat niet in uw bijzondere ver
houding tot het meisje Maria D.?
Neen, zegt getuige, die verhouding is cor
diaal. Bovendien had ik niet zooveel haast.
Mr. Canis: Dat had u wel, want nadat U
met een jurist had gesproken, kon u niet eens
wachten, tot de priester weer tèrug was, die
toevallig eenige dagen uit was. U haalde nog
een anderen priester in de zaak om toch maar
gauw een aanklacht te kunnen indienen.
Pres. (tot getuige K.)U hebt rapport op
rapport gestapeld om maar te kunnen „be
wijzen", dat B. een misdadiger is.
Het Hof hoort vervolgens den priester, pater
De Hart. In Mei 1938 is getuige K. bij hem
geweest om te vertellen, wat hij, K., van het
meisje had gehoord. Dat verhaal was zoo ten
dentieus, dat de priester de vrees kreeg, dat
juffrouw B. nog elk oogenblik gevaar liep ge
dood te worden. Getuige had het meisje ge
hoord en daarbij was hij direct van die
vrees genezen. Ook heeft de priester verdachte
gehoord, die hem bekende, wel eens met het
plan te hebben rondgeloopen, zijn vrouw te
dooden. Maar dien dag had hij dat plan niet
gehad en het te water rijden was volgens ver
dachte niet anders dan een ongeluk. Volgens
Marietje D. was er echter wel opzet in het spel
geweest.
Weer betoogt verdachte met klem, dat de
priester zich vergist en de verhalen door el
kaar haalt. Over plannen had hij nooit ge
sproken, wel over de verhouding met het
meisje.
De priester handhaaft zijn lezing.
Tenslotte hoort het Hof dr. H. Hoeneveld,
zenuwarts te Alkmaar, die naar de geestver
mogens van verdachte een onderzoek instelde.
Verdachte is volkomen toerekeningsvatbaar.
Ook kan hij in de reacties niets abnormaals
vinden. Verdachte behoort tot de nerveuzen.
Na het gebeurde was hij volkomen geschokt.
Deskundige acht het zeer onwaarschijnlijk,
dat een man als verdachte, na een rustig fa
miliebezoek, zijn kinderen, waar hij veel van
hield, om het leven zou brengen. Dat is on
aannemelijk, meent hij. Wel kon verdachte
gemakkelijk een dubbel leven leiden, te meer
daar zijn vriendin een krachtiger natuur heeft
dan verdachte. Er is wel eens gezegd, dat hij
zoo weinig bedroefd leek na het verlies van
zijn kinderen. Dat lijkt misschien zoo, omdat
hij oppervlakkig is en droefheid betrekkelijk
kort in zijn geest blijft hangen. De dokter ziet
in hem een goedigen, sterk emotioneelen man,
die eigenlijk zelf niet meer precies weet, hoe
het ongeluk gebeurd is.
De zitting wordt geschorst tot Donderdag
ochtend.
IN BOSCH EN HEIDE ZUTÜU6A5T
VOOR BRANDGEVAAR DUB OPGEPAST.
NEDECL-
HEIDEMÏ
Met 1 September 1939 is aan den commis
saris van het loodswezen, de betonning, beba-
kening en verlichting, tevens ontvanger der
loodsgelden le categorie te IJmuiden R. Dob-
benga, op verzoek, wegens het bereiken van
den pensioengerechtigden leeftijd, eervol ont
slag verleend.
Benoemd tot commissaris van het loodswezen,
de betonning, bebakening en verlichting, tevens
ontvanger der loodsgelden le categorie, in vas
ten dienst, de commissaris van het loodswezen,
de betonning, bebakening en verlichting, tevens
ontvanger der loodsgelden 2e categorie J.
Bakker.
Benoemd tot commissaris van het loodswe
zen, de betonning, bebakening en verlichting,
tevens ontvanger der loodsgelden 2e categorie,
in vasten dienst, de commissaris van het loods
wezen, de betonning, bebakening en verlichting,
tevens ontvanger der loodsgelden 3e categorie
E. J. Visser.
Benoemd in de provincie Utrecht: met 1
Juli 1939, tot hoogheemraad van het hoogheem
raadschap De Bunschoter Veen- en Veldendijk,
N. Nagel Rzn., te Bunschoten en G. Voorburg
te Hoogland;
in de provincie Noordholland: met ingang van
den eersten Dinsdag in Juli 1939, tot dijkgraaf
van den Prins, Hendrikpolder op Texel, J. M.
Bakker, te Texel; tot heemraad van den Prins
Hendrikpolder op Texel, A. de Visser te Texel.
Benoemd tot kantonrechter-plaatsvervanger
in het kanton Assen: mr. E. E. Öösterhuis, ad
vocaat en procureur te Assen.
Aan ds. W. H. Walvaart, predikant te Does
burg, is op zijn verzoek eervol ontslag verleend
als reserve-veldprediker voor den tijd van oor
log bij het leger te velde.
Aan den weleerw. heer M. H. Reijnen, te
Meerssen, is op zijn verzoek eervol ontslag ver
leend aLs hulpaalmoezenier voor den tijd van
oorlog bij het leger te velde.
Benoemd is tot hulpaalmoezenier voor den
tijd van oorlog bij het leger te velde de weleerw.
heer G. J. de Greeve, te Voorschoten.
Benoemd tot commissaris van politie te
's-Gravenhage: W. A. Rieken, thans hoofdin
specteur van politie te 's-Gravenhage.
Met 1 Juli 1939 is benoemd tot burgemeester
der gemeente Ravenstein: mr. J. H. W. A.
Hoefnagel.
Met 1 Juli 1939 is benoemd tot burgemeester
der gemeente Purmerend: P. Kikkert, met toe
kenning van gelijktijdig eervol ontslag als bur
gemeester der gemeente Beemster.
Benoemd tot officier in de orde van Oranje»-
Nassau ir. J. M. L. Otten, inspecteur van den
landbouw te Meppel.
Benoemd tot gedelegeerde van de Nederland-
sche regeering bij het 19e internationaal socio
logisch congres, dat van 39 Augustus tot 14 Sep
tember te Boekarest zal worden gehouden: prof.
mr. j. van Kan, oud-hoogleeraar te 's-Graven
hage.
De Ned. Kath. Hanzebond van Slagers
patroons heeft Dinsdag te Utrecht in het
Gebouw voor K. en W. zijn eersten congres
dag, onder leiding van den bondsvoorzit
ter. den heer G. C. Scholtes, gehouden.
D'e openingsvergadering werd bijgewoond
door den heer de Hoo namens den minister van
Economische Zaken, dr. Reitsma, inspecteui
van de Volksgezondheid, den heer Klooster na
mens het Economische instituut voor den mid
denstand, den heer de Brabander, directeur van
het Centraal Hanzebureau te Utrecht en afge
vaardigden van den Nederl. Slagershond.
Het hoofdbestuur en de afgevaardigden wer
den na opening der vergadering welkom ge-
heeten door den heer A. Kok, voorzitter van
de Utrechtsche afdeeling.
In zijn openingswoord constateerde de voor
zitter, dat in 1938 een belangrijke verbetering
in de vakbelangen der slagers is ingetreden.
Van knellende overheidshanden verlost, zijn er
weer eenige lichtpunten in het slagersvak ge
komen. Na zijn afkeuring te hebben uitgespro
ken over de deloyale concurrentie, gevoerd door
de leden van den bond, noemde spr. de maat
regelen, welke voor saneering van het slagers-
bedrijf reeds genomen zijn en de besluiten, wel
ke de regeering dienaangaande overweegt.
De jaarverslagen van secretaris en penning
meester werden goedgekeurd.
Aan de orde kwam vervolgens het jaarverslag
der werkzaamheden van het Bondsbureau. Den
heer J. G. van Eeden, directeur van het bureau,
die de belangen van den bond bij de regeering
had behartigd, werd door den voorzitter dank
gebracht.
Na vaststelling van de begrooting 1939 en
contributie 1939, ging de vergadering er toe
over de heeren G. Th. Koekenbier en H. U
Offermans als hoofdbestuursleden te herbenoe
men. In de vacature-F. van Geloven werd voor
zien door verkiezing van den heer Wilke uit
Hengeloo.
De geestelijke adviseur, de zeereerw. patel
Alexander O. M. C., hield hierna een voordracht
over de „Geestelijke weerbaarheid."
De verhoudingen, waarin wij momenteel le
ven, zijn critiek.
In de elkaar zoekende en bestrijdende groe
pen van de samenleving kan slechts één leiding
geven, n.l. de Kerk van Christus. Bij de ont
plooiing van onze actie staan niét alleen voor
onzen geest de woorden van de Bisschoppen,
maar ook de souvereine woorden van den
Plaatsbekleeder van Christus op aarde.
Wij moeten ons weerbaar maken op geestelijk
en op sociaal-economisch gebied. Van ons wordt
gevraagd een consequente beleving van het ge
loof. De fout is dat wij ons leven splitsen in
twee ongelijke helften: wij leven gedeeltelijk
voor Christus, maar grootendeels voor ons zelf
Bij de mobilisatie van de geestelijke heroewa-
pening moeten wij ons bewapenen met het mid
del van het gebed. Met dit wapen is onze gees
telijke weerbaarheid alleen maar effectief, als
wij er aan toevoegen den plicht van saamhoo-
righeid. In het openbare leven moet weer eer
bied en hoogachting komen voor den mensch.
Alleen bij de aanvaarding van de christelijke
beginselen kan de gederailleerde maatschappij
weer op het goede spoor komen.
De heer J. G. v. Eeden hield hierna een lezing
over de „Economische weerbaarheid in het be
drijf".
De structuur, aldus spr., die zich in de maat
schappij aan het wijzigen is, brengt voor het
slagersbedrijf het vraagstuk mee of zijn struc
tuur economisch verantwoord is. De vraag, wie
in de toekomst de vleeschvoorziening in han
den krijgt, is terug te brengen tot de vraag
of het kleinbedrijf opgewassen is tegen het zoo
perfect geoutilleerd grootbedrijf.
Spr. stelde de vraag: hoe zien wij de struc
tuur van het kleinbedrijf in de toekomst? Op
deze vraag heeft uw bond een antwoord gege
ven door er bij den minister op aan te drin
gen de vestigingswet door te voeren.
De eischen, gesteld om bekwame vaklie
den te krijgen, maken de individueele onder
neming concurrentfahig met het grootbe
drijf.
Spr. noemde den omgang met het publiek
een voorrecht van het kleinbedrijf, dat het
grootbedrijf niet kent. Aan de verpakking en
aan de reclame dient ook de uiterste zorg be
steed te worden. In dit verband noemde spr.
ook het organiseeren van slagersvaktentoon-
stellingen.
Op het terrein der vleeschvoorziening
zien we thans, dat het grootbedrijf probeert
met den steun van de regeering zijn belan
gen veilig te stellen. Het kleinbedrijf mag
zich een regeling van bovenaf niet op laten
dringen.
Wij vragen overheidsbescherming en gelijk
stelling van rechten.
Hierna werd het voorstel van de afd. Arnhem
behandeld, inhoudende het instellen van een
Overlijdensfonds. Het hoofdbestuur, hoewel in
principe er voor, meende het voorstel af te
moeten wijzen.
Het voorstel gaf aanleiding tot een langdurige
discussie, waaruit bleek, dat het meerendeel
der afgevaardigden voor de stichting van het
fonds was.
De voorzitter zegde ten slotte toe, dat op de
eerste hoofdbestuursvergadering het voorstel in
bespreking zal worden genomen.
De vergadering werd hierna geschorst,, waar
na de leden zich aan het gemeenschappelijk
bondsdiner in de Statenzaal van het gebouw
voor K. en W. vereenigden. Een gezellige feest
avond, aangeboden door de R.K. Slagerspa-
troons-vereeniging „St. Georgius" te Utrecht,
vormde het besluit van den eersten congresdag.
Dinsdag heeft de Commissaris der Koningin
in de provincie Limburg een bezoek gebracht
aan Rolduc, waar hij den directeur. Mgr. A. van
de Venne, mededeeling deed van zijn benoeming
tot ridder in de orde van den Nederlandschen
Leeuw en hem de versierselen van deze orde
uitreikte.
Omtrent de thans in druk verschenen radio
voordrachten van den minister van Economi
sche Zaken, mr. M. P. L. Steenberghe, over
de „Landbouw-Crisispolitiek" vernemen wij,
dat van vele zijden belangstelling blijkt te be
staan voor deze voordrachten, die betrekking
hebben op maatregelen, welke niet alleen den
landbouw en velerlei takken van handel en
nijverheid raken, maar ook het geheele Neder-
landsche publiek als consument. Het gevolg
hiervan was, dat vele aanvragen werden ge
daan, om in het bezit te komen van den tekst
van het gesprokene.
Met het oog hierop is, naar het voorwoord
vermeldt, de volledige tekst gepubliceerd en op
ruime schaal o.a. onder de georganiseerden bij
crisisorganisaties en instellingen op land- en
tuinbouwgebied verspreid. Voorts is de publi
catie voor iederen belangstellende kosteloos
verkrijgbaar gesteld bij het Landbouwcrisis
bureau van het Departement van Economische
Zaken, bij den Economischen Voorlichtings
dienst van dit Departement en de Algemeene
Landsdrukkerij.
De bekende Duitsche motorrenner Karl Gall,
die enkele dagen geleden by de training voor
de T.T.-races op het eiland Man kwam te val
len, is Dinsdag aan de gevolgen van dien val
overleden.
Gall was 37 jaar oud en een van de beste
Duitsche motorrenners. Hü startte ook ver
schillende malen in de T.T.-races op het cir
cuit van Assen. Het vorige jaar had hü by de
training op het eiland Man een ongeluk, waar
door hy het jjeheele jaar niet in wedstryden
uit kon komen.
Dit seizoen reed hü echter weer in enkele
Duitsche races mee.
De Nederlandsche vereeniging van veewei-
ders en mesters heeft een telegram gezonden
aan den minister van economische Zaken,
waarin met klem er op wordt aangedrongen,
spoedig in grootere hoeveelheden slachtvee van
tweede en derde kwaliteit uit de markt te ne
men ter inblikking, teneinde verdere ineen
storting der pryzen te voorkomen.
De gewone audiëntie van den minister van
Sociale Zaken zal heden niet worden gehou
den.
Door Dora Niemann
HOOFDSTUK UI
la^Ncne stond achter de witte gordijnen, zoo-
ha® 2iJ Sven kon zien. Toen ging zij weer naar
Warm bed terug. Vader had bevolen, dat er
hct_ 11 morgen uitgeslapen moest worden, want
gisterenavond na het uitstapje laat ge-
te^ ®h. Maar zy kon den slaap niet meer vat
hek integendeel, zü was klaar wakker en zou
*lefst in den van dauw glinsterenden, fris-
morgen naar buiten zijn gesneld. Zij
^ar armen achter haar hoofd en staarde
hej zoldering. Haar geestesoog echter zag
ti6 samenzijn met Sven, en haar hart doorleef-
W'ag °8 eenmaal den tijd, die gisteren zoo zalig
^tiqg6Weest'- ZÜ herinnerde zich het overweldi
gt: navoel, dat haar büna duizelig maakte,
»c Sven's armen om haar schouders had
'^ie zlJn lichamelijke nabijheid, de zachte,
Ir, ®6 stem, de stilte der natuur in het rond,
aclltelijke duisternis, alleen verlicht door
r°ssigen schyn van de maan.... Dat war
me, dringende gevoel in haar hart. Nu klonk
het in haar na, zoet en vol verlangen dat
was het geluk! Maar dan kwamen de gedachten.
Wat zou er nu verder gebeuren? Gesproken had
den zü immers nauwelüks met elkaar; zij had,
overweldigd door haar gevoelens, heelemaal niets
gezegd, terwijl hij alleen maar haar naam ge
stameld had. Nu, spoedig zou hij wel van zijn
liefde spreken, en dan konden ze samen toe
komstplannen smeden. Hü kon immers gauw
terugkomen, dat hadden zijn oogen haar gezegd,
toen ze afscheid van haar namen.
Een windje deed de gordijnen voor het open
venster opwaaien en streek frisch langs haar
heete wangen. Mariene steunde op haar elle
bogen, diep ademde zij de zoele voorjaarslucht
in. Toen sloeg zij de dekens weg, stapte uit bed
en liep op bloote voeten naar het raam.
Plotseling hoorde zij in de kamer naast de
hare gerucht. Ah, vader was dus toch al op.
Vlug sloeg zij een ochtendjapon om en ging
naar de -badkamer.
Mariene gebruikte met haar vader en diens
zuster Britta, die sedert langen tijd met hen
samen woonde, het ontbijt. Tante Britta stond
spoedig op, daar zij uit moest. Mariene ruimde
de tafel af en wilde de vrouw, die 's morgens
kwam werken, gaan helpen. Maar haar vader
legde zün krant neer, keek haar ernstig aan en
zei:
„Nu, meisjelief, gisteren waren we vroolijk
en hebben ons geamuseerd, vandaag zullen we
het eens over de ernstige züde van het leven
hebben."
„Ja vader?" Vragend en groot stonden de
oogen van zijn dochter. „Maar moet dat nu ge
beuren? Vanmiddag hebben we volop tyd.
„Neen, vanmiddag krijgen we bezoek, en ik
moet je van te voren nog ja, iets uitleggen."
„Bezoek? Maar vader, we hebben niets be-
hooriyks in huis, dan moet ik toch het een en
ander gaan halen."
„Dat kan later nog wel, kind, kom een beetje
bij me zitten, we zullen eens heel verstandig
met elkaar praten, als twee goede, oude kame
raden, die na een duideiyke uiteenzetting hun
leven gaan indeelen en alles in orde zullen ma
ken."
„Vreemd," dacht Mariene, zoo had vader nog
nooit gesproken. Haar blauwe oogen werden heel
donker, een onbestemd gevoel kwam in haar
op, waartegen zij zich innerlijk verzette, maar
dat zij toch niet kwüt kon raken. En plotseling
wist zy', wat het was: angst was het, erbarme
lijke angst voor iets onbekends, dat haar liefde
zou kunnen bedreigen.
Marlene's vader was nog omslachtig met zün
bril bezig. Hij nam hem af, ademde op de gla
zen, maakte ze met zijn zakdoek schoon, hield
ze voor zijn oogen, stak den bril eindelijk weer
in het doosje en dit weer in zün zak.
Toen ging hij verzitten, verwijderde een pluisje
dat hem scheen te hinderen, van zijn jas en
begon eindelijk te spreken:
„Ja, mijn kind, je weet, dat het met onze ex
en importfirma heelemaal niet goed gaat. Hoe
slecht de zaken den laatsten tijd gegaan zijn,
mijn hemel, ik heb er heelemaal niet over wil
len praten. Nu echter wel, ellendiger kan de
financieele toestand van onze firma niet meer
worden, en daarom moet ik je wel alles ver
tellen."
Mariene keek haar vader onafgebroken aan.
Terwijl hij het over zijn zorgen had, maakte hij
uiterlijk zoo'n vermoeiden, bijna vervallen in
druk dat zü ervan schrok en dacht: wat is vader
den laatsten tüd toch oud geworden! Daar zij
met haar rug naar het venster zat en het volle
daglicht op het gezicht van den man viel, kon
zij op zy'n trekken duidelijk de diepe gemoeds
bewegingen waarnemen. Plotseling sond zü op,
boog zich over hem heen en greep zün hand.
„Vader u moet alles niet zoo zwaar opnemen!
In dezen tüd hebben alle zakenmenschen met
zorgen en moeilijkheden te kampen. Niet u of
iemand anders draagt de schuld, maar de alge
meene economische toestand."
„Ja kind, dat kan allemaal wel waar zijn, en
het is ook zoo. maar in ieder geval gaat het zoo
niet langer. Ik heb alle mogelijkheden overwo
gen en op tallooze manieren naar een oplossing
gezocht, ik kan het je nu niet allemaal uitleg
gen, maar ik zal je bij gelegenheid de balansen
laten zien, we hebben posten uitstaan, die we
onmogeiyk kunnen binnen krijgen, daar de be
treffende firma's zelf zwak staan, dat zijn dus
dubieuze vorderingen, waar wel nooit iets van
terecht zal komen. De credieten die ik heb op
genomen, om het bedrijf gaande te houden, zijn
opgezegd. Ik heb het al heel lang gevreesd, van
daag heb ik het zwart op wit gekregen, hier!
Ik heb ook al sinds lang, geen rente meer be
taald, het is een wanhopige toestand!"
„Maar er moet toch op de een of andere ma
nier iets gedaan kunnen worden."
„Ja." Ernstig keek de vader zijn dochter aan.
En plotseling voelde ze weer dien brandenden,
heeten angst. Zü trok haar stoel heel dicht bij
dien van haar vader en keek naar hem op.
Haar handen bewogen onrusig in haar schoot
en sloten zich toen krampachtig ineen.
„Ja, kind, ik weet nie, hoe je het zal opne
men, ja," knikte hü bedroefd, „op jou komt
het aan, kleine Leni! Ik zal het zoo kort moge
lijk maken.' HÜ slikte even. „Sinds enkele jaren
heb ik een grooten crediteur, Axel Hansen, je
kent hem wel! Hoe, waarom, dat doet er nu
niet toeIk heb steeds gehoopt dat ik door
bepaalde transacties in staat zou zün, mijn
schulden langzamerhand af te betalen. Het ging
niet met den besten wil en voortdurend
hoofdbreken en werken ging het niet. Nooit
deed zich de mogelijkheid voor, ofschoon ik de
hoop niet opgaf. Nu is het zoover, dat ik voor 'n
bankroet sta, als de man zijn geld uit de zaak
neemt. Onze firma, het huis hier, zouden we
verliezen, alles, alles, als niet
„Als niet? Vader, spreek toch, ga toch door!
Wat kan er aan gedaan worden, om dat laatste
te verhinderen?" Mariene was opgesprongen,
angstig strekte zü haar handen uit. Zij was he
vig geschrokken en vervuld van een diep mede-
lüden.
„Mijn lieve kind, als jü wilt toestemmen in
een huwelük met den man, den schuldeischer,
dan kan alles nog gered worden." Met bevende
hand streek de oude Berend over zijn voorhoofd,
over zün witte slapen, waar blauwe aderen dui
delijk zichtbaar waren, en liet toen zün handen
met een hulpeloos gebaar op de leuningen van
zijn stoel vallen. Hij had zijn oogen neergesla
gen, terwül hü deze woorden die hem zelf zoo
zwaar vielen, had uitgesproken, neen, uit het
hart gerukt, maar nu was de klank ervan reeds
lang weggestorven, en er kwam geen antwoord
van zyn kind.
Aarzelend, schuw, hief de man zün oogen op
en keek naar zün dochter.
„Kind, lieveling, je weet, dat ik steeds op het
standpunt heb gestaan, dat iemand slechts kie
zen moet naar zijn hart en zich alleen moet
binden, als dat hart spreekt, welnu, het is mün
eenige troost bij alles, te weten, dat je hart nog
vrü is en voor geen enkel man een werkelyke
genegenheid koestert. Daarom zou het je mis
schien niet zoo moeilijk vallen, te gaan houden
van dezen hoogstaanden, braven man."
Nog steeds kwam er geen woord over Mar
lene's lippen. Te plotseling was deze openbaring
gekomen, en te plotseling was zij uit zalige droo-
men gerukt an voor de harde werkelijkheid ge
plaatst.
Toen kon zij zich niet langer beheerschen en
vroeg met een dunne, hooge stem, die zü zelf
als uit de verte vernam:
„En moet het gauw gebeuren?" Bij deze
woorden keek zij haar vader aan, hun blikken
kruisten zich, iets vochtigs drong er naar beider
oogen.
„Kindje," ontsteld over de uitdrukking van
diepe smart in Marlene's oogen stond hü op en
kwam naar zün dochter toe.
(Wordt vervolgd)