Wolken aan den politieken hemel Katholieke Hanze-bond van Slagerspatroons r Het drama te Koedijk arlene'i EEN REGEERI VERKLARING? EERSTE CONGRESDAG TE UTRECHT WOENSDAG 14 JUNI 1939 OVERZICHT TWEEDE KAMER verlengde dienst plicht len *at STEMMEN BIJ VOLMACHT DOOR MILITAIREN Is in gebleken leemte te voorzien? Psychiater acht opzeltelijken moord onaannemelijk UIT DE STAATSCOURANT Loodswezen Polderbesturen Rechterlijke macht Hulp-aalmoezenier en reserve veldprediker Politie Burgemeesters Onderscheiding Gedelegeerde Van vele knellende banden" ver lost, teekenen zich thans gun stige perspectieven af De verhouding tot het grootbedrijf Geestelijke weerbaarheid Economische weerbaarheid Directeur van Rolduc onderscheiden Mgr. A. v. d. Venne ridder in orde van den Ned. Leeuw LANDBOUW-CRISISPOLITIEK Radiovoordrachten minister Steen- berghe kosteloos verkrijgbaar KARL GALL OVERLEDEN Prijzen van vet rund» en kalfsvleesch Geen audiëntie eerste liefde <Van onzen parlementairen redacteur) hei DEN HAAG, 13 Juni 1939 ^nkere wolken drijven aan den politieken ernel. De Kamer weet nog altijd niet nauw- Ur'g, zóó, dat geen misverstand mogelijk is, daarom de minister van Financiën heenging en ^elke gevolgen dit heengaan voor de situatie 'nnen het kabinet heeft. Allerlei angstwekken- e geruchten doen daarover de ronde. Niemand *eet welke consequenties uit de affaire-Oss zul- 11 voortvloeien. Men kan daar lustig over fan- seeren: als de eerste conclusie van het rap port der commissie ongewijzigd wordt aangeno- eh, zal minister Goseling aftreden en dan zul de drie andere katholieken méégaan en dan ü8t het heele kabinet over de vlakte maar zijn dat méér dan fantasieën, angstdroomen? aarom zal een man als Goseling gaan, wan- öeer zijn beleid op een zóó pietluttig onderdeel a's het ontslag van vijf marechaussees wordt afgekeurd? Dan had de heer van Buuren dit i^ar wel viermaal kunnen opstappen. En als hij ®aat, waarom moeten en zullen dan de drie ahdere katholieken mee? Het Ossche beleid heeft •het beginselpolitiek toch weinig of niets uit gaande? Het kan allemaal evengoed anders uit dien dan de somberen onder onze politieke ^eerProfeten voorspellen. Wat zullen de Anti- evolutionnairen doen? Drijven zij naar een val |"ah het kabinet als een soort vergelding over lot van de Wilde? Willen zij geen kabinet, goed boert zónder de Wilde? Of zullen zij 'etUgSchrikken voor het risico, aan het heen- êaan van het kabinet-Colijn verbonden? Zullen hog tijdig hun voelhorens uitsteken om te "hderzoeken of een nieuw kabinet wel zóó zeker naar hun smaak zal uitvallen, als zij wel- cht thans nog meenen? Wie zal het zeggen, donkere wolken drijven aan den politieken etnel. Inderdaad: zij drijven. Ieder oogenblik ^n het totaalbeeld anders zijn, kan de een of ander iets zeggen, dat de situatie verheldert of Versombert. En dat schept in de Kamer een 5feer van latente spanning, een sfeer, waarin leher de ooren scherpt: zal er nog iets gebeuren. ^°bit er nog geen teekening in den toestand? *h die sfeer viel het verzoek van den heer ^inkoop (Comm.) om de Regeering te mogen 'hterpeiieeren over de oorzaken en eventueel de 6av°lgen van minister de Wilde's aftreden. En et laat zich volkomen verstaan, dat de aspi- ïatlt-interpellant aandrong op een zoo spoedig j^gelijke beslissing over dit verzoek. Het liefste hij, staande de vergadering, de vereischte Stemming. Geen moment langer dan noodig "Üde hij de onzekerheid laten voortduren, heer Albarda (S.D.A.P.) prefereerde iets *tiders: een regeeringsverklaring. Hij onder- 6teUnde het voorstel van den voorzitter, mr. van chaick, om ten aanzien van deze interpellatie- ïahvraag niet af te wijken van de gewoonte, dat de Kamer zich 24 uur over een dergelijke aan- *taae beraadt, doch voegde er het verzoek aan e; de voorzitter moge zich gedurende deze 24 J*teh met de Regeering in verbinding stellen om vernemen of het in haar bedoeling ligt op eiSen initiatief een verklaring af te leggen en, *oo Ja, wanneer. Dan kan de Kamer morgen ^et volledige kennis van zaken over 'sheeren iinkoop's verzoek beslissen. ^1 sprak de heer Albarda niet met zooveel k°°rden een voorkeur voor een regeeringsver- 'aring uit, zijn suggestie ging toch kennelijk °Ver het hoofd van den voorzitter heen naar de bisters taf el: Regeering, kom uit eigen bewe es voor den dag met een uiteenzetting van de 6lthatie in het kabinet; moet de Kamer daar 11 °m vragen? ^ai dan toch een Regeeringsverklaring komen? eh verklaring, die althans enkele wolken vermag eB te drijven? Kéél gemoedereerd ving de Kamer met de be deling van den verlengden diensttijd aan. zij opperde daartegen in hoofdzaak drie ^aren: lo. de Regeering laat volkomen in het duister wat zij precies wil; zij vraagt de bevoegdheid om in tijd van internationale spanningen de dienstplichtigen tot twee jaren lang onder de wapenen te houden, zoodat zij, als puntje bij paaltje komt, over drie lichtingen geoefende manschappen beschikt; maar zij zegt niet tot hoever zij in de gegeven omstandigheden van die bevoegdheid gebruik zal maken; 2o. de Regeering trekt geen duidelijk verschil tusschen die uitbreiding van de legersterkte, die permanent zal zijn omdat zij door de mogelijk heid van sneller mobilisatie wordt gevorderd, eenerzij ds en die uitbreiding, die slechts dient om in tijd van abnormale spanning de grenzen effectiever te beveiligen en die dus een tijdelijk karakter draagt, anderzijds; 3o. doordat de Regeering den wgg van den verlengden diensttijd heeft ingeslagen zonder daarnaast eenige uitbreiding van het contingent voor te stellen, legt zij den vollen last van de verdediging des vaderlands op de schouders van een betrekkelijk klein, aantal jonge mannen. Laat de Regeering een ander systeem kiezen, opperde de heer Ruys de Beerenbrouck (R.K.) een systeem van éénsdeels contingentsuitbrei ding en anderdeels verlenging van dienstplicht, dan kan zij aan al deze drie bezwaren tegemoet komen. Immers dan wordt de militaire last bil lijker over de heele dienstplichtige generatie verdeeld; de contingentsuitbreiding kan als per manente en de bevoegdheid tot verlenging van oefentijd als facultatieve maatregel worden toe gepast en de scheidingslijn is duidelijk getrok ken, waarmee hoogstwaarschijnlijk ook alle vaag heid over de concrete plannen der Regeering verdwijnt. Nu de Kamer zich tóch met militaire aan gelegenheden bezig hield, nam de heer Albarda (S.D.A.P.) de kans waar om met de Regeering een appeltje te schillen over de wijze, waarop zij particuliere medewerking in de actieve lucht afweer gedoogt. Voor de bescherming van de electrische centrale in Friesland laat zij de pro vincie 60.000 gulden mee-betalen. Om de electri sche centrale van Den Haag, zonder welke nota bene de regeeringsgebouwen niet behoorlijk kun nen functionneeren, behoorlijk in staat van ver dediging tegen luchtgevaar te brengen, moet de gemeente 110.000 gulden opbrengen. De havens en de opslagplaatsen van Amsterdam en Rot terdam, die toch van vitaal belang zijn voor het heele land, moeten straks met de hulp van par ticulieren van voldoende afweergeschut worden oorzien. Soortgelijke gevallen doen zich in Dordt, in Delft en misschien nog op andere plaatsen voor. Verdraagt zich dat systeem met art. 194 van de Grondwet, waarvan het eerste lid luidt: „Al de kosten voor de legers van het Rijk worden uit 's Rijks kas voldaan"? Buys, die het tot 1860 ge volgde systeem, dat de gemeenten bijdroegen in de kosten der kazerneering, als in strijd met dit grondwetsartikel verwierp, zou stellig deze prac- tijken hebben veroordeeld. In ieder geval: de heer Albarda veroordeelt ze. Hij acht het onjuist, dat particulieren beslissen welke objecten verdedigd worden, dat die ob jecten onverdedigd blijven, wier eigenaren niet over voldoende middelen beschikken om eigen geschut te betalen en vooral dat dit heele systeem is ingevoerd zonder machtiging van de Staten-Generaal, dat het zóó maar op de wille keur van de Regeering rust. Beter acht hij het van de bedrijven een bepaalde defensie-heffing of retributie te vorderen, terwijl het Rijk uit zoekt wat beschermd zal worden en wat niet. Antwoordt de Regeering niet naar zijn genoe gen, dan zal hü een uitspraak van de Kamer uitlokken. Het Tweede Kamerlid Van Sleen heeft aan de ministers van Binnenlandsche Zaken en Defensie de volgende vragen gesteld: Is het den minister bekend, dat tengevolge van een leemte in de wet houdende voorschriften betreffende het stemmen bij volmacht door mi litairen bij de in 1939 te houden gemeenteraads verkiezingen aan die kiesgerechtigde militairen by zee- en landmacht, die op den dag der stem ming in de gemeente, op welker kiezerslijst zij voorkomen, in werkelijken dienst zijn, voor zoo ver door hen niet reeds vóór 1 Januari 1939 een volmacht was verleend, geen gelegenheid kan worden gegeven bij de verkiezingen bij volmacht te stemmen? Achten de ministers dit o.m. voor de militai ren, die hun woonplaats in Rotterdam hebben en in Hoek van Holland in dienst zijn, zoodat ook zelfs in dit geval niet van een andere ge meente gesproken kan worden, niet een onbil- lijken toestand in verhouding tot de aan de overige militairen te verleenen vergunning? Zijn de ministers bereid, in onderling overleg, te bevorderen, dat aan bedoelde militairen ver lof wordt verleend, teneinde zich ter uitvoering van hun stemplicht naar hun stembureau te begeven? Omtrent het voortgezet getuigenverhoor voor het Amsterdamsche Hof inzake het drama tc Koedijk kan nog worden gemeld, dat het meisje, Maria D„. langer dan anderhalf uur werd ondervraagd. Zij bleef bij haar verkla ringen. Dan stond zij haar plaats af aan haar vriend K., die mededeelt, dat hij thans water bouwkundige en geen journalist is. Hij vertelt, dat het meisje tijdelijk bij hem de huishouding verzorgde. Getuige had gerui- men tijd een verhouding met het meisje. Hij kende verdachte B. niet, op zekeren dag had B. haar opgezocht ten huize van getuige. Hij had een fluisterend gesprek gehoord en met veel moeite had hij haar later bewogen te ver tellen, wat er besproken was. Zij had verteld, dat zij een verhouding met verdachte heeft gehad. Getuige had toen gezegd: „Oh, ben jij de vrouw, die er achter zou zitten, zooals men fluistert". Maria had haar verhaal voortgezet, doch zij had getuige eerst laten beloven niets te ver tellen. „Ik dacht zegt getuige „dat het een tamelijk onschuldig verhaal was". Toen hij het geheele drama hoorde, had hij zijn be lofte van stilzwijgendheid herroepen. Getuige had met een priester gesproken en met dezen priester had verdachte óók een gesprek ge had. Later had deze tegen getuige gezegd: „Het is gebeurd, zooals het meisje het gezegd heeft". Pas in October deed K. aangifte bij de justitie. President: „Eerst hebt u verklaard, dat de priester verdachte niet schuldig vond, omdat hij er wel eens over heeft gedacht, maar het plan niet opzettelijk heeft uitgevoerd. Nu ver klaart u, dat de priester gezegd heeft, dat het gebeurd is, zooals Maria vertelde. Getuige: „Ik kreeg van den priester den in druk, dat verdachte een onweerstaanbaren drang had en dat het gebeurde toch een on geluk was". President: „Heeft u nog een verhouding met het meisje. Gaat u haar trouwen?" Getuige: „De verhouding is uit. Ik kan haar niet trouwen, omdat ik geen geld heb, mede in verband met deze zaak kreeg ik ontslag en nu moet ik een eigen bedrijf opbouwen. Bo vendien ben ik getrouwd President: „Wordt uw vrouw niet bewogen om mee te werken aan een echtscheiding"? Getuige (koeltjes)„Ik weet er niets van". Ook met dezen getuige wordt over trouw plannen met Marietje gesproken. Pres. (tot get. K.)Hebt u nooit gezegd, dat u Marietje zou trouwen wanneer u genoeg geld bezat en wanneer u vrij was? Getuige (aarzelend): In dien zin niet.... trouwens, ik kan zooiets niet beloven. Raadsheer mr. Canis: Waarom had u zoo'n haast, om van die aanklacht tegen B. werk te maken? Lag dat niet in uw bijzondere ver houding tot het meisje Maria D.? Neen, zegt getuige, die verhouding is cor diaal. Bovendien had ik niet zooveel haast. Mr. Canis: Dat had u wel, want nadat U met een jurist had gesproken, kon u niet eens wachten, tot de priester weer tèrug was, die toevallig eenige dagen uit was. U haalde nog een anderen priester in de zaak om toch maar gauw een aanklacht te kunnen indienen. Pres. (tot getuige K.)U hebt rapport op rapport gestapeld om maar te kunnen „be wijzen", dat B. een misdadiger is. Het Hof hoort vervolgens den priester, pater De Hart. In Mei 1938 is getuige K. bij hem geweest om te vertellen, wat hij, K., van het meisje had gehoord. Dat verhaal was zoo ten dentieus, dat de priester de vrees kreeg, dat juffrouw B. nog elk oogenblik gevaar liep ge dood te worden. Getuige had het meisje ge hoord en daarbij was hij direct van die vrees genezen. Ook heeft de priester verdachte gehoord, die hem bekende, wel eens met het plan te hebben rondgeloopen, zijn vrouw te dooden. Maar dien dag had hij dat plan niet gehad en het te water rijden was volgens ver dachte niet anders dan een ongeluk. Volgens Marietje D. was er echter wel opzet in het spel geweest. Weer betoogt verdachte met klem, dat de priester zich vergist en de verhalen door el kaar haalt. Over plannen had hij nooit ge sproken, wel over de verhouding met het meisje. De priester handhaaft zijn lezing. Tenslotte hoort het Hof dr. H. Hoeneveld, zenuwarts te Alkmaar, die naar de geestver mogens van verdachte een onderzoek instelde. Verdachte is volkomen toerekeningsvatbaar. Ook kan hij in de reacties niets abnormaals vinden. Verdachte behoort tot de nerveuzen. Na het gebeurde was hij volkomen geschokt. Deskundige acht het zeer onwaarschijnlijk, dat een man als verdachte, na een rustig fa miliebezoek, zijn kinderen, waar hij veel van hield, om het leven zou brengen. Dat is on aannemelijk, meent hij. Wel kon verdachte gemakkelijk een dubbel leven leiden, te meer daar zijn vriendin een krachtiger natuur heeft dan verdachte. Er is wel eens gezegd, dat hij zoo weinig bedroefd leek na het verlies van zijn kinderen. Dat lijkt misschien zoo, omdat hij oppervlakkig is en droefheid betrekkelijk kort in zijn geest blijft hangen. De dokter ziet in hem een goedigen, sterk emotioneelen man, die eigenlijk zelf niet meer precies weet, hoe het ongeluk gebeurd is. De zitting wordt geschorst tot Donderdag ochtend. IN BOSCH EN HEIDE ZUTÜU6A5T VOOR BRANDGEVAAR DUB OPGEPAST. NEDECL- HEIDEMÏ Met 1 September 1939 is aan den commis saris van het loodswezen, de betonning, beba- kening en verlichting, tevens ontvanger der loodsgelden le categorie te IJmuiden R. Dob- benga, op verzoek, wegens het bereiken van den pensioengerechtigden leeftijd, eervol ont slag verleend. Benoemd tot commissaris van het loodswezen, de betonning, bebakening en verlichting, tevens ontvanger der loodsgelden le categorie, in vas ten dienst, de commissaris van het loodswezen, de betonning, bebakening en verlichting, tevens ontvanger der loodsgelden 2e categorie J. Bakker. Benoemd tot commissaris van het loodswe zen, de betonning, bebakening en verlichting, tevens ontvanger der loodsgelden 2e categorie, in vasten dienst, de commissaris van het loods wezen, de betonning, bebakening en verlichting, tevens ontvanger der loodsgelden 3e categorie E. J. Visser. Benoemd in de provincie Utrecht: met 1 Juli 1939, tot hoogheemraad van het hoogheem raadschap De Bunschoter Veen- en Veldendijk, N. Nagel Rzn., te Bunschoten en G. Voorburg te Hoogland; in de provincie Noordholland: met ingang van den eersten Dinsdag in Juli 1939, tot dijkgraaf van den Prins, Hendrikpolder op Texel, J. M. Bakker, te Texel; tot heemraad van den Prins Hendrikpolder op Texel, A. de Visser te Texel. Benoemd tot kantonrechter-plaatsvervanger in het kanton Assen: mr. E. E. Öösterhuis, ad vocaat en procureur te Assen. Aan ds. W. H. Walvaart, predikant te Does burg, is op zijn verzoek eervol ontslag verleend als reserve-veldprediker voor den tijd van oor log bij het leger te velde. Aan den weleerw. heer M. H. Reijnen, te Meerssen, is op zijn verzoek eervol ontslag ver leend aLs hulpaalmoezenier voor den tijd van oorlog bij het leger te velde. Benoemd is tot hulpaalmoezenier voor den tijd van oorlog bij het leger te velde de weleerw. heer G. J. de Greeve, te Voorschoten. Benoemd tot commissaris van politie te 's-Gravenhage: W. A. Rieken, thans hoofdin specteur van politie te 's-Gravenhage. Met 1 Juli 1939 is benoemd tot burgemeester der gemeente Ravenstein: mr. J. H. W. A. Hoefnagel. Met 1 Juli 1939 is benoemd tot burgemeester der gemeente Purmerend: P. Kikkert, met toe kenning van gelijktijdig eervol ontslag als bur gemeester der gemeente Beemster. Benoemd tot officier in de orde van Oranje»- Nassau ir. J. M. L. Otten, inspecteur van den landbouw te Meppel. Benoemd tot gedelegeerde van de Nederland- sche regeering bij het 19e internationaal socio logisch congres, dat van 39 Augustus tot 14 Sep tember te Boekarest zal worden gehouden: prof. mr. j. van Kan, oud-hoogleeraar te 's-Graven hage. De Ned. Kath. Hanzebond van Slagers patroons heeft Dinsdag te Utrecht in het Gebouw voor K. en W. zijn eersten congres dag, onder leiding van den bondsvoorzit ter. den heer G. C. Scholtes, gehouden. D'e openingsvergadering werd bijgewoond door den heer de Hoo namens den minister van Economische Zaken, dr. Reitsma, inspecteui van de Volksgezondheid, den heer Klooster na mens het Economische instituut voor den mid denstand, den heer de Brabander, directeur van het Centraal Hanzebureau te Utrecht en afge vaardigden van den Nederl. Slagershond. Het hoofdbestuur en de afgevaardigden wer den na opening der vergadering welkom ge- heeten door den heer A. Kok, voorzitter van de Utrechtsche afdeeling. In zijn openingswoord constateerde de voor zitter, dat in 1938 een belangrijke verbetering in de vakbelangen der slagers is ingetreden. Van knellende overheidshanden verlost, zijn er weer eenige lichtpunten in het slagersvak ge komen. Na zijn afkeuring te hebben uitgespro ken over de deloyale concurrentie, gevoerd door de leden van den bond, noemde spr. de maat regelen, welke voor saneering van het slagers- bedrijf reeds genomen zijn en de besluiten, wel ke de regeering dienaangaande overweegt. De jaarverslagen van secretaris en penning meester werden goedgekeurd. Aan de orde kwam vervolgens het jaarverslag der werkzaamheden van het Bondsbureau. Den heer J. G. van Eeden, directeur van het bureau, die de belangen van den bond bij de regeering had behartigd, werd door den voorzitter dank gebracht. Na vaststelling van de begrooting 1939 en contributie 1939, ging de vergadering er toe over de heeren G. Th. Koekenbier en H. U Offermans als hoofdbestuursleden te herbenoe men. In de vacature-F. van Geloven werd voor zien door verkiezing van den heer Wilke uit Hengeloo. De geestelijke adviseur, de zeereerw. patel Alexander O. M. C., hield hierna een voordracht over de „Geestelijke weerbaarheid." De verhoudingen, waarin wij momenteel le ven, zijn critiek. In de elkaar zoekende en bestrijdende groe pen van de samenleving kan slechts één leiding geven, n.l. de Kerk van Christus. Bij de ont plooiing van onze actie staan niét alleen voor onzen geest de woorden van de Bisschoppen, maar ook de souvereine woorden van den Plaatsbekleeder van Christus op aarde. Wij moeten ons weerbaar maken op geestelijk en op sociaal-economisch gebied. Van ons wordt gevraagd een consequente beleving van het ge loof. De fout is dat wij ons leven splitsen in twee ongelijke helften: wij leven gedeeltelijk voor Christus, maar grootendeels voor ons zelf Bij de mobilisatie van de geestelijke heroewa- pening moeten wij ons bewapenen met het mid del van het gebed. Met dit wapen is onze gees telijke weerbaarheid alleen maar effectief, als wij er aan toevoegen den plicht van saamhoo- righeid. In het openbare leven moet weer eer bied en hoogachting komen voor den mensch. Alleen bij de aanvaarding van de christelijke beginselen kan de gederailleerde maatschappij weer op het goede spoor komen. De heer J. G. v. Eeden hield hierna een lezing over de „Economische weerbaarheid in het be drijf". De structuur, aldus spr., die zich in de maat schappij aan het wijzigen is, brengt voor het slagersbedrijf het vraagstuk mee of zijn struc tuur economisch verantwoord is. De vraag, wie in de toekomst de vleeschvoorziening in han den krijgt, is terug te brengen tot de vraag of het kleinbedrijf opgewassen is tegen het zoo perfect geoutilleerd grootbedrijf. Spr. stelde de vraag: hoe zien wij de struc tuur van het kleinbedrijf in de toekomst? Op deze vraag heeft uw bond een antwoord gege ven door er bij den minister op aan te drin gen de vestigingswet door te voeren. De eischen, gesteld om bekwame vaklie den te krijgen, maken de individueele onder neming concurrentfahig met het grootbe drijf. Spr. noemde den omgang met het publiek een voorrecht van het kleinbedrijf, dat het grootbedrijf niet kent. Aan de verpakking en aan de reclame dient ook de uiterste zorg be steed te worden. In dit verband noemde spr. ook het organiseeren van slagersvaktentoon- stellingen. Op het terrein der vleeschvoorziening zien we thans, dat het grootbedrijf probeert met den steun van de regeering zijn belan gen veilig te stellen. Het kleinbedrijf mag zich een regeling van bovenaf niet op laten dringen. Wij vragen overheidsbescherming en gelijk stelling van rechten. Hierna werd het voorstel van de afd. Arnhem behandeld, inhoudende het instellen van een Overlijdensfonds. Het hoofdbestuur, hoewel in principe er voor, meende het voorstel af te moeten wijzen. Het voorstel gaf aanleiding tot een langdurige discussie, waaruit bleek, dat het meerendeel der afgevaardigden voor de stichting van het fonds was. De voorzitter zegde ten slotte toe, dat op de eerste hoofdbestuursvergadering het voorstel in bespreking zal worden genomen. De vergadering werd hierna geschorst,, waar na de leden zich aan het gemeenschappelijk bondsdiner in de Statenzaal van het gebouw voor K. en W. vereenigden. Een gezellige feest avond, aangeboden door de R.K. Slagerspa- troons-vereeniging „St. Georgius" te Utrecht, vormde het besluit van den eersten congresdag. Dinsdag heeft de Commissaris der Koningin in de provincie Limburg een bezoek gebracht aan Rolduc, waar hij den directeur. Mgr. A. van de Venne, mededeeling deed van zijn benoeming tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw en hem de versierselen van deze orde uitreikte. Omtrent de thans in druk verschenen radio voordrachten van den minister van Economi sche Zaken, mr. M. P. L. Steenberghe, over de „Landbouw-Crisispolitiek" vernemen wij, dat van vele zijden belangstelling blijkt te be staan voor deze voordrachten, die betrekking hebben op maatregelen, welke niet alleen den landbouw en velerlei takken van handel en nijverheid raken, maar ook het geheele Neder- landsche publiek als consument. Het gevolg hiervan was, dat vele aanvragen werden ge daan, om in het bezit te komen van den tekst van het gesprokene. Met het oog hierop is, naar het voorwoord vermeldt, de volledige tekst gepubliceerd en op ruime schaal o.a. onder de georganiseerden bij crisisorganisaties en instellingen op land- en tuinbouwgebied verspreid. Voorts is de publi catie voor iederen belangstellende kosteloos verkrijgbaar gesteld bij het Landbouwcrisis bureau van het Departement van Economische Zaken, bij den Economischen Voorlichtings dienst van dit Departement en de Algemeene Landsdrukkerij. De bekende Duitsche motorrenner Karl Gall, die enkele dagen geleden by de training voor de T.T.-races op het eiland Man kwam te val len, is Dinsdag aan de gevolgen van dien val overleden. Gall was 37 jaar oud en een van de beste Duitsche motorrenners. Hü startte ook ver schillende malen in de T.T.-races op het cir cuit van Assen. Het vorige jaar had hü by de training op het eiland Man een ongeluk, waar door hy het jjeheele jaar niet in wedstryden uit kon komen. Dit seizoen reed hü echter weer in enkele Duitsche races mee. De Nederlandsche vereeniging van veewei- ders en mesters heeft een telegram gezonden aan den minister van economische Zaken, waarin met klem er op wordt aangedrongen, spoedig in grootere hoeveelheden slachtvee van tweede en derde kwaliteit uit de markt te ne men ter inblikking, teneinde verdere ineen storting der pryzen te voorkomen. De gewone audiëntie van den minister van Sociale Zaken zal heden niet worden gehou den. Door Dora Niemann HOOFDSTUK UI la^Ncne stond achter de witte gordijnen, zoo- ha® 2iJ Sven kon zien. Toen ging zij weer naar Warm bed terug. Vader had bevolen, dat er hct_ 11 morgen uitgeslapen moest worden, want gisterenavond na het uitstapje laat ge- te^ ®h. Maar zy kon den slaap niet meer vat hek integendeel, zü was klaar wakker en zou *lefst in den van dauw glinsterenden, fris- morgen naar buiten zijn gesneld. Zij ^ar armen achter haar hoofd en staarde hej zoldering. Haar geestesoog echter zag ti6 samenzijn met Sven, en haar hart doorleef- W'ag °8 eenmaal den tijd, die gisteren zoo zalig ^tiqg6Weest'- ZÜ herinnerde zich het overweldi gt: navoel, dat haar büna duizelig maakte, »c Sven's armen om haar schouders had '^ie zlJn lichamelijke nabijheid, de zachte, Ir, ®6 stem, de stilte der natuur in het rond, aclltelijke duisternis, alleen verlicht door r°ssigen schyn van de maan.... Dat war me, dringende gevoel in haar hart. Nu klonk het in haar na, zoet en vol verlangen dat was het geluk! Maar dan kwamen de gedachten. Wat zou er nu verder gebeuren? Gesproken had den zü immers nauwelüks met elkaar; zij had, overweldigd door haar gevoelens, heelemaal niets gezegd, terwijl hij alleen maar haar naam ge stameld had. Nu, spoedig zou hij wel van zijn liefde spreken, en dan konden ze samen toe komstplannen smeden. Hü kon immers gauw terugkomen, dat hadden zijn oogen haar gezegd, toen ze afscheid van haar namen. Een windje deed de gordijnen voor het open venster opwaaien en streek frisch langs haar heete wangen. Mariene steunde op haar elle bogen, diep ademde zij de zoele voorjaarslucht in. Toen sloeg zij de dekens weg, stapte uit bed en liep op bloote voeten naar het raam. Plotseling hoorde zij in de kamer naast de hare gerucht. Ah, vader was dus toch al op. Vlug sloeg zij een ochtendjapon om en ging naar de -badkamer. Mariene gebruikte met haar vader en diens zuster Britta, die sedert langen tijd met hen samen woonde, het ontbijt. Tante Britta stond spoedig op, daar zij uit moest. Mariene ruimde de tafel af en wilde de vrouw, die 's morgens kwam werken, gaan helpen. Maar haar vader legde zün krant neer, keek haar ernstig aan en zei: „Nu, meisjelief, gisteren waren we vroolijk en hebben ons geamuseerd, vandaag zullen we het eens over de ernstige züde van het leven hebben." „Ja vader?" Vragend en groot stonden de oogen van zijn dochter. „Maar moet dat nu ge beuren? Vanmiddag hebben we volop tyd. „Neen, vanmiddag krijgen we bezoek, en ik moet je van te voren nog ja, iets uitleggen." „Bezoek? Maar vader, we hebben niets be- hooriyks in huis, dan moet ik toch het een en ander gaan halen." „Dat kan later nog wel, kind, kom een beetje bij me zitten, we zullen eens heel verstandig met elkaar praten, als twee goede, oude kame raden, die na een duideiyke uiteenzetting hun leven gaan indeelen en alles in orde zullen ma ken." „Vreemd," dacht Mariene, zoo had vader nog nooit gesproken. Haar blauwe oogen werden heel donker, een onbestemd gevoel kwam in haar op, waartegen zij zich innerlijk verzette, maar dat zij toch niet kwüt kon raken. En plotseling wist zy', wat het was: angst was het, erbarme lijke angst voor iets onbekends, dat haar liefde zou kunnen bedreigen. Marlene's vader was nog omslachtig met zün bril bezig. Hij nam hem af, ademde op de gla zen, maakte ze met zijn zakdoek schoon, hield ze voor zijn oogen, stak den bril eindelijk weer in het doosje en dit weer in zün zak. Toen ging hij verzitten, verwijderde een pluisje dat hem scheen te hinderen, van zijn jas en begon eindelijk te spreken: „Ja, mijn kind, je weet, dat het met onze ex en importfirma heelemaal niet goed gaat. Hoe slecht de zaken den laatsten tijd gegaan zijn, mijn hemel, ik heb er heelemaal niet over wil len praten. Nu echter wel, ellendiger kan de financieele toestand van onze firma niet meer worden, en daarom moet ik je wel alles ver tellen." Mariene keek haar vader onafgebroken aan. Terwijl hij het over zijn zorgen had, maakte hij uiterlijk zoo'n vermoeiden, bijna vervallen in druk dat zü ervan schrok en dacht: wat is vader den laatsten tüd toch oud geworden! Daar zij met haar rug naar het venster zat en het volle daglicht op het gezicht van den man viel, kon zij op zy'n trekken duidelijk de diepe gemoeds bewegingen waarnemen. Plotseling sond zü op, boog zich over hem heen en greep zün hand. „Vader u moet alles niet zoo zwaar opnemen! In dezen tüd hebben alle zakenmenschen met zorgen en moeilijkheden te kampen. Niet u of iemand anders draagt de schuld, maar de alge meene economische toestand." „Ja kind, dat kan allemaal wel waar zijn, en het is ook zoo. maar in ieder geval gaat het zoo niet langer. Ik heb alle mogelijkheden overwo gen en op tallooze manieren naar een oplossing gezocht, ik kan het je nu niet allemaal uitleg gen, maar ik zal je bij gelegenheid de balansen laten zien, we hebben posten uitstaan, die we onmogeiyk kunnen binnen krijgen, daar de be treffende firma's zelf zwak staan, dat zijn dus dubieuze vorderingen, waar wel nooit iets van terecht zal komen. De credieten die ik heb op genomen, om het bedrijf gaande te houden, zijn opgezegd. Ik heb het al heel lang gevreesd, van daag heb ik het zwart op wit gekregen, hier! Ik heb ook al sinds lang, geen rente meer be taald, het is een wanhopige toestand!" „Maar er moet toch op de een of andere ma nier iets gedaan kunnen worden." „Ja." Ernstig keek de vader zijn dochter aan. En plotseling voelde ze weer dien brandenden, heeten angst. Zü trok haar stoel heel dicht bij dien van haar vader en keek naar hem op. Haar handen bewogen onrusig in haar schoot en sloten zich toen krampachtig ineen. „Ja, kind, ik weet nie, hoe je het zal opne men, ja," knikte hü bedroefd, „op jou komt het aan, kleine Leni! Ik zal het zoo kort moge lijk maken.' HÜ slikte even. „Sinds enkele jaren heb ik een grooten crediteur, Axel Hansen, je kent hem wel! Hoe, waarom, dat doet er nu niet toeIk heb steeds gehoopt dat ik door bepaalde transacties in staat zou zün, mijn schulden langzamerhand af te betalen. Het ging niet met den besten wil en voortdurend hoofdbreken en werken ging het niet. Nooit deed zich de mogelijkheid voor, ofschoon ik de hoop niet opgaf. Nu is het zoover, dat ik voor 'n bankroet sta, als de man zijn geld uit de zaak neemt. Onze firma, het huis hier, zouden we verliezen, alles, alles, als niet „Als niet? Vader, spreek toch, ga toch door! Wat kan er aan gedaan worden, om dat laatste te verhinderen?" Mariene was opgesprongen, angstig strekte zü haar handen uit. Zij was he vig geschrokken en vervuld van een diep mede- lüden. „Mijn lieve kind, als jü wilt toestemmen in een huwelük met den man, den schuldeischer, dan kan alles nog gered worden." Met bevende hand streek de oude Berend over zijn voorhoofd, over zün witte slapen, waar blauwe aderen dui delijk zichtbaar waren, en liet toen zün handen met een hulpeloos gebaar op de leuningen van zijn stoel vallen. Hij had zijn oogen neergesla gen, terwül hü deze woorden die hem zelf zoo zwaar vielen, had uitgesproken, neen, uit het hart gerukt, maar nu was de klank ervan reeds lang weggestorven, en er kwam geen antwoord van zyn kind. Aarzelend, schuw, hief de man zün oogen op en keek naar zün dochter. „Kind, lieveling, je weet, dat ik steeds op het standpunt heb gestaan, dat iemand slechts kie zen moet naar zijn hart en zich alleen moet binden, als dat hart spreekt, welnu, het is mün eenige troost bij alles, te weten, dat je hart nog vrü is en voor geen enkel man een werkelyke genegenheid koestert. Daarom zou het je mis schien niet zoo moeilijk vallen, te gaan houden van dezen hoogstaanden, braven man." Nog steeds kwam er geen woord over Mar lene's lippen. Te plotseling was deze openbaring gekomen, en te plotseling was zij uit zalige droo- men gerukt an voor de harde werkelijkheid ge plaatst. Toen kon zij zich niet langer beheerschen en vroeg met een dunne, hooge stem, die zü zelf als uit de verte vernam: „En moet het gauw gebeuren?" Bij deze woorden keek zij haar vader aan, hun blikken kruisten zich, iets vochtigs drong er naar beider oogen. „Kindje," ontsteld over de uitdrukking van diepe smart in Marlene's oogen stond hü op en kwam naar zün dochter toe. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 3