De westersche mogendheden en Turkije Accoordenpolitiek van Ankara EEN DAAD VAN VERWEER Doktershonoraria <Ketuütfiaal vonden dag De luchtroovers van Hoitika ALLE ABONNÉ'S F 750.- F 750.- F 250.- 1 ii i o P-i r ZATERDAG 17 JUNI 1939 Inlandsche prelaten in Afrika AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DE ZILVEREN r Turkije kon na het uitbreken van den oorlog te Augustus 1914 niet lang neutraal blijven. Aan den eenen kant stonden Rusland, Frankrijk en Engeland, die, zonder er veel doekjes om te winden, met groote vrijmoedigheid aanspraak maakten op Turksch gebied. En deze mogend heden hadden bovendien, vooral door de capi tulaties, een tegenover Turkije zeer zwaar be last verleden. Aan den anderen kant stonden de Jong-Turken, die pé,s het bewind hadden bemachtigd. Hun onverzettelijk doel was het oprichten van een Jong-Turkschen nationalen staat „door eenheid en vooruitgang". Deze tegenstelling tusschen vuur en water moést tot oplossing komen. De politiek van toe nadering en vriendschap, die Duitschlarcd met het oog op zijn wenschen voor het totstand komen van den spoorweg Berlijn—Bagdad ja ren lang ten opzichte van Turkije had gevoerd, maakte de beslissing voor de Turksche regee ring niet al te zwaar. Duitschland had als jong ste groote mogendheid geen wezenlijk aandeel gehad aan de capitulaties, welke door de Jong- Turken met alle scherpte werden bestreden. Duitschland had ook herhaaldelijk te kennen gegeven, dat het een vaststaand doel der Duit- sche politiek was, Turkije als een eenheidsstaat te handhaven en het land economisch vooruit te helpen. Toen de beslissing gevallen was, heerschte er te Berlijn groote vreugde. Want door het deelnemen van Turkije aan den oorlog aan den kant der Centralen was de blokkade van Rusland voor een essentieel gedeelte perfect wijl zoowel de toevoer van munitie als de uit voer van het overschot van den Russischen oogst door de Dardanellen onmogelijk werd, wat Duitschland sterk ontlastte. Het bleek echter al spoedig dat Turkije voor Duitschland het grootste zorgenkind was. Het land was door de voorafgaande Balkanoorlogen volslagen uitge put. Duitschland moest heele legercorpsen en ongetelde millioenen in Turkije investeeren. De Oostenrijksche ambassadeur Markgraaf Palla- vicini teekende drastisch maar naar waarheid heel den toestand, toen hij verklaarde: „Tur kije is een door Duitschland gegalvaniseerd lijk." Daarbij kwam nog, dat de Jong-Turksche bewindslieden geen meerderheid hadden, noch in het volk, noch in het parlement. Het jong Turksche comité neigde trouwens naar Frank rijk, wat te verklaren was uit de geheele levens beschouwing en geschiedenis der Jong-Turken De geheele Duitsche invloed steunde slechts op drie sterke mannen: Ender Pasja, Talaat Pasja en Halil Pasja. Het eenige doel der Jong-Tur ken was met tijdelijke h"lp van Duitschland een volledig vrijen Turkschen staat te stichten en dus ook de opheffing der capitulaties te verkrijgen. De Turken hebben de Duitschers dan ook op alle mogelijke wijzen uitgebuit. Het bleek in 1918, dat de heeren Jong-Turken ten slotte toch op het verkeerde paard hadden ge wed. Zij verloren mede den oorlog. Het vredesverdrag, dat de Entente Turkije wilde opleggen, zag er nog veel erger uit dan het verdrag van Versailles. De Balkanoorlogen hadden Turkije reeds bijna geheel uit Europa verdrongen. De wereldoorlogoverwinnaars ver nietigden ook de Turksche heerschappij over Voor-Azië en Arabië. Italië had zich meester gemaakt van de eilandengroep Dodekanesos en van een hoek in Klein-Azië. Engeland en Frank rijk hadden Syrië en Mesopotamië onder elkaar verdeeld. Er bleef dus voor de Turken niet veel „levensruimte" over. En daar bleef het niet bij. Engeland en Frankrijk moedigden zelfs den Griekschen ministerpresident Venizelos nog aan, een overwinningstocht in Klein-Azië te onder nemen, een onbezonnen avontuur, dat uitliep op een débacle en den Basileus Konstantinos voor de tweede maal de kroon kostte. Dit alles is wel voldoende, om bij iedereen de overtuiging te vestigen, dat de Turken, op grond van hun ervaringen in en na den wereldoorlog, volstrekt geen reden hebben, om jegens Engeland en Frankrijk bijzondere sympathie te koesteren. Vooral niet jegens Engeland, dat hen dwong in 1926 nog! voorgoed de petroleumprovincie Mosoel af te staan aan het Britsche mandaats- land Irak. De eerste vriend en bondgenoot, dien Turkije na den oorlog kreeg, was Sovjet-Rusland. Het oude Rusland cn het oude Turkije waren erf vijanden geweest, omdat de Tsaren nooit opge houden hadden te streven naar het bezit van Konstantinopel en tengevolge daarvan naar de beheersching der Dardanellen. Er is wel weer verkoeling ontstaan, maar toch zijn de betrek kingen tusschen het nieuwe Rusland en het ver jongde Turkije nog altijd goed. Beide landen hebben met succes een politiek van zelfstandig heid gevoerd. Beide onder een dictatuur. Rus land onder de heerschappij van een enkele par tij. Turkije in een vorm met een zweem van Westersche democratie. Kemal liet in zijn „par lement" namelijk een oppositie toe van om en om twintig „onafhankelij ken". Hij voerde het Zwitsersche burgerlijke recht en het Italiaan- sche strafrecht in. Twee jaren vóór Rusland werd Turkije lid van den Volkenbond. Kemal zocht bondgenooten naar Oost en West, in Europa was hij de drijfkracht in de Balkan- Entente, in Azië toonde hij zich de leidende kracht bij het sluiten van pacten met Irak, Iran en Afghanistan. In November 1938 stierf Kemal. Men vreesde, dat zijn opvolger Inonoe een reactionnair Oos- terschen koers zou inslaan en zich nauwer met Rusland zou verbinden. Dit is niet geschied. Integendeel door het sluiten van een accoord met Engeland, en waarschijnlijk straks met Frankrijk is Inonoe in de sfeer der Westersche mogendheden getreden. Dit hebben de nazi-fas cistische dictatoren aan hun eigen politiek te danken. Inonoe bewandelt den nieuwen weg niet, omdat de economische betrekkingen tus schen Turkije eenerzijds en Frankrijk en Enge land anderzijds zoo bijzonder sterk zijn. De sta tistiek getuigt van het tegendeel. De waarde van Duitschlands uitvoer naar Turkije bedroeg in 1938 151 millioen mark, zijn invoer uit Tur kije 116 millioen. Voor Italië waren deze cijfers: uitvoer naar Turkije 96 millioen lire, invoer uit Turkije 187 millioen. De uitvoer van Groot-Brit- tannië bedroeg nog geen twee en een half mil lioen pond (2.48), zijn invoer uit Turkije nog geen millioen (0,97) pond. Cijfers voor Frank rijk zijn nog niet gepubliceerd, maar ook deze halen zeker niet bij de Duitsch-Italiaansche. En tóch stoot de Turksche regeering een ac coord met Engeland en zal het straks met de allergrootste waarschijnlijkheid er een sluiten met Frankrijk, wanneer de regeling over de Sandsjak Alexandrette definitief is geworden Wij kunnen gerust aannemen, dat binnenka mers die regeling reeds in kannen en kruiken is en Alexandrette Turksch bezit zal worden, maar Frankrijk moet nog een vorm vinden wat uiterst netelig is en blijft! om het op geven van Alexandrette met de belangen van zijn Syrisch protectoraat zoo goed en slecht als het gaat in tenminste schijnbare overeenstem ming te brengen. Welke reden heeft Turkije om, trots alles, zich met de Westersche mo gendheden te verbinden? Die reden is enkel en alleen gelegen in den machtshonger der dictato riale landen. Het is in zekeren zin een daad van verweer. De overweldiging van Tjecho-Slo- wakije, de politieke pressie, die Berlijn uitoefent op Hongarije en, hoewel in mindere mate, op Roemenië en Joego-Slavië hebben aan de Tur ken aanschouwelijk onderricht gegeven van den Duitschen drang naar „levensruimte". En de telkens weer herhaalde (ofschoon in den laat- sten tijd minder luidruchtig geworden) aan spraken van Mussolini op de heerschappij in de Middellandsche Zee schijnen den Turken gevaar lijk toe voor hun beste verbindingen met Euro pa. Het openhouden van de Middellandsche Zee voor alle volken is voor Turkije een levensbe lang. Van de bezetting van Albanië door Italië is Turkije buitengewoon geschrokken. Duitschland en Italië hebben natuurlijk in Ankara al het mogelijke geprobeerd, om de Turksche regeering tot andere gedachten te brengen. Vooral de Duitsche ambassadeur Von Papen was uiterst diligent. Maar hij leed een gevoelig échec. Hij had namelijk de onhandig heid, in zijn eerste onderhoud met den Turk schen minister van Buitenlandsche Zaken Sa- radjogloe als voorbeeld van Duitschlands hou ding tegenover de Balkanlanden te wijzen op Roemenië: „Wij hebben ten aanzien van Roe menië een zeer redelijke politiek gevolgd. Wij willen slechts de opbrengst van het land ver- hoogen en de inwoners hebben daaronder niet te lijden." Daarop antwoordde de Turksche be windsman: „Gij wilt in Roemenië een koloniale politiek voeren. Wel, ik zeg U, ik zou het ernstig vinden, als U op zekeren dag aan Turkije een dergelijke politiek kwam aanbieden." Inonoe zelf zeide op het Congres der Republikeinsche Volkspartij dit: „Wij zullen nooit het recht er kennen van groote coalities en mogendheden, kleine naties omver te werpen. Elke natie heeft het recht haar eigen onafhankelijk leven te leven. Daarom hebben wij de Balkan-Entente gesticht. Inziende, dat vandaag de slag kan neerkomen op onze naburen en morgen op ons zelve, nemen wij tijdig maatregelen om het hoofd te bieden aan de gevaren, die ons be dreigen." Deze maatregelen bestaan op de eerste plaats in de gesloten en voorgenomen accoorden met de Westersche mogendheden. Over het ac coord met Engeland zeide Inonoe: „De Engelsch- Turksche overeenkomst heeft ten doel een bij drage te vormen voor het behoud der humani taire idealen. Turkije was bereid verplichtingen op zich te nemen jegens ieder land, dat den vrede dient." En sprekende over de Fransclr- Turksche onderhandelingen over een pact ge lijk aan het Engelsch-Turksche, zeide Inonoe, dat een principieele overeenkomst was bereikt, en dat na de oplossing van het Alexandrette- probleem geen mogendheid in staat zou zijn, het accoord tusschen Frankrijk en Turkije te ondermijnen. Zoo staan de zaken. Het hoofdfeit is, dat de Turksche politiek in Westelijk vaarwater koerst. In militair opzicht is het vrij losse accoord met Engeland nog niet van groote beteekenis. Maar het heeft deze zeer groote waarde, dat het aan Roemenië en Rusland den doortocht door de Dardanellen van de Zwarte naar de Middel landsche Zee verzekert, wat een Turkije, aan gesloten by het anti-Kominternpact, zeker niet zou toestaan. Het wachten is nu op den afloop der onderhandelingen met Rusland. Daar zit nog altijd de kneep. Treedt ook Rusland in de Westersche sfeer, dan bestaat er ook voor Tur kije geen enkele reden meer, om zich niet ook in militair opzicht vast met het Westen te verbinden. Naast de komst van onze eerste ge loofsverkondigers, naast het herstel van onze godsdienstvrijheid en van het regelmatig Kerkelijk bestuur, achten Wij de stichting der katholieke Universi teit eene der voornaamste gebeurtenissen in onze vaderlandsche kerkgeschiedenis. Het Hoogwaardig Episcopaat tot de Katholieken van Nederland, 8 Sept. 1931. De oude geschiedschrijver Plinius de Jongere schrijft in het 29e boek van „Natuurlijke Ge schiedenis" het volgende: „De dokters, die on der de Romeinsche Keizers een jaarlijksch in komen van 250.000 sestertiën hadden, ga ik voorbij. Maar Q. Stertinus gaf den Keizer op sroevenden toon te verstaan, dat hij met 500.000 sestertiën jaarlijks tevreden zou zijn, terwijl hij hem bewees, dat zijn gewone praktijk hem 600.000 opleverde. Keizer Cloudius betaal de die som. En ofschoon Stertinus aanzienlijke sommen ter versieringder .stad Napels afstond, liet hij zijn erfgenamen toch 30.000.000 sestertiën na, een som als tot dusver geen andere dokter behalve Arruntius heeft nagelaten. Crinias uit Massilië liet 10.000.000 sestertiën na en een niet geringere som heeft hij besteed aan het doen bouwen van muren om zijn vaderstad". Als men nu bedenkt, dat een sestertie ongeveer (ie waarde had van honderd gulden, dan krijgt men onwillekeurig eerbied voor de dokters uit bet klassieke Rome, die zulke reusachtige re keningen wisten op te maken, dat hun nalaten schappen in de millioenen liepen. De gezondheid is bet grootste goed en daar om hebben ten alle tijden menschen die net doen konden, hun dokters hooge honoraria be taald en zijn, evenals thans, eenige specialis ten buitengewoon rijk geworden, terwijl het gros der dokters zich met een meer bescheiden lot moest en moet tevreden stellen. Paus Honorius IV ontbood, toen in het'jaar 1282 hem een ernstige ziekte overviel, den toenmaals beroemden dokter Thaddeus uit Flo rence. Deze besloot echter pas naar Rome te komen, toen men hem honderd goudstukken had beloofd. Deze eisch was voor dien tijd bui tensporig en ook den Paus te hoog. Niettemin kwam de aesculaap. Toen de H. Vader genezen was, onderhield de Paus den dokter ernstig ever zijn abominabel hooge rekening. De dok ter was echter even slim als bekwaam en ant woordde: „Hoe! Het hoofd der Christenheid zou minder zijn dan al die kleine potentaten, die mij allen honderd ducaten per dag beta len?" De Paus vond welgevallen aan dit ant woord en gaf den duren dokter nog 10.000 ducaten extra. Lodewijk XI van Frankrijk be taalde dokter Jacques Collier voor een behan deling van zeven maanden de voor dien tijd ontzaglijke som van 100.000 daalders. In de latere tijden vragen en krijgen de be roemde chirurgen buitensporige sommen voor zware operaties. Zulke specialisten berekenen zelfs voor betrekkelijk lichte operaties sommen, die in de duizenden loopen. En wanneer deze heeren voor hun operaties een reis moeten ondernemen, dan laten zij zich dikwijls ver mogens uitbetalen. Dit is min of meer gerecht vaardigd trouwens, omdat de heeren tengevolge van die reizen de opbrengst van hun gewone praktijk moeten derven. De Amerikaansche dokters, die de eer hebben celebriteiten te zijn, vragen en krijgen natuurlijk nog veel hoogere honoraria dan hun Europeesche collega's. Re keningen van 50.000 gulden en daarboven uit komen niet zelden voor. Het hoogste op dit ge bied leveren de geneesheeren van Argentinië. In een interessant boekje schreef de Oostenrijk sche consul Schnabl; „Er zijn geen vaste hono raria en de dokter kan feitelijk zooveel vragen als hij wil. Zoo komt 't, dat 'n gecompliceerde ribben- of beenbreuk het jaarlijksche inkomen van 'n burgerman of van een bescheiden gezin Als Bert Driessen in de lucht grijpt, grist hij schoppenvrouw of een aardig tuiltje bloemen te voorschijn. Een meisje laat hij in een Chi- neesche lakkist verdwijnen. Per saldo moet hij dat kunnen, daar is hij goochelaar, artist voor. Maair het eigenaardige is, dat het iets uit het niets te voorschijn halen hem alleen goed af gaat, als hij daartoe opdracht heeft gekregen. Van een theater-directeur bijvoorbeeld. Want als Bert Driessen zonder werk is en dat gebeurt den laatsten tijd nog al eens, dan kan hij allerlei tooverformules over zijn leege porte- monnaie uitspreken, maar daar komt geen cent uit. Bij zijn laatste optreden in 't Coliseum heeft Bert Driessen op illusionistische wijze een diner geserveerd, dat den meest verwenden lekkerbek het water om de tanden deed loopen. Maar nu hij doelloos en hongerig door de straten slen tert, is hij er even beroerd aan toe als zijn be wonderaars van toen: hij mag slechts naar al wat lekker is kijken. Eensklaps wordt Bert Driessen de bekoring te machtig. Zonder verder na te denken, stapt hij een druk bezocht hotel binnen en laat zich met 'n zucht van .verlichting, als van iemand, die blij is, zich eindelijk eens heerlijk te goed te kunnen doen, op een stoel zakken. Naast hem zit 'n welgedane heer-op-leeftijd, tegenover hem een alleraardigste brunette. Bert Driessen ondergaat even later het wel dadig gevoel heerlijk te eten, als je bijkans uit- THEE doet je goed! De twee reizigers keken elkaar even aan. Moesten ze zich dat zoo maar laten zeggen en welgevallen, dat ze geen fijne schur ken zouden zijn? „En ik zou niet idioot zijn?" hoonde Piet. En ze stonden met dreigend opgeheven vuisten voor den dikke. Het werd een formeel kloppartijtje, want de dikke meneer kreeg hulp van andere medespelers en toen ze eindelijk geha vend van den grond opkrabbelden, de een met gescheurde jas en gedeukten hoed, de ander met geen hemd meer aan zijn lijf en Piet met een kromme sabel en een steek, waar zijn hoofd doorheen stak.... toen..-.. kan verslinden. Voor een bevalling wordt 500 tot 1000 franc gevraagd. Goudfrancs natuurlijk. Mij is een geval bekend, dat een dokter de onbe schaamdheid had voor een onderhuidsche in spuiting 50.000 franc in rekening te brengen. Dit gebeurde te Montevideo. Of deze dokter krankzinnig was, hoor ik vragen. Neen, hij was het niet, en ook de patiënt was in het volle bezit van zijn verstandelijke vermogens, want hijbetaalde". Deze „want" bewijsvoering van den heer Schnabl lijkt ons erg aanvecht baar. Als de patiënten gekroonde hoofden waren, dan werden vroeger nog veel hoogere tarieven berekend. Toen de Keizer van Brazilië Pedro tijdens een verblijf te Milaan ziek werd, werd dr. Charcot uit Parijs ontboden. Hij kreeg 40.000 francs honorarium. Koning Luiz van Portugal werd in zijn laatste ziekte behandeld door een specialist, die voor 'n paar weken 300.000 francs moest hebbenDe Koning stierf. Het ho norarium, dat de Engelsche keelspecialiteit Dr. Mackenzie voor de behandeling van wijlen Keizer Friedrich van Duitschland, den monarch, die maar honderd dagen regeerde, ontving, werd op 400.000 mark geschat. Er werd in Duitschland daarover nogal gemopperd, temeer daar het een Engelschen dokter gold, die bo vendien volgens de Duitsche geneesheeren nog een verkeerde diagnose had gemaakt. Klaarblijkelijk werden toen van hoogerhand lagere sommen in de pers gelanceerd. De Reichsanzeiger schreef daarop weer: „Onlangs deed in de bladen het bericht de ronde, dat professor Mackenzie voor de behandeling van den kroonprins (later keizer Friedrich) omtrent 54.000 mark zou hebben ontvangen. Naar wi) vernemen heeft deze som alleen betrekking op de beide reizen van den professor van Enge land heen en terug. Het honorarium is daarbij niet inbegrepen; het vaststellen daarvan is aan het goedvinden des keizers overgelaten." In het begin van deze eeuw besloot een vak- vereeniging van dokters te Londen, waartoe de bekendste specialisten behoorden, als overeen komstig de etiquette bij vorstelijke personen voor elk consult 12.000 gulden te vragen. Wij gelooven niet, dat de nuchtere Engelsche Ko ninklijke familie zoo dwaas zal geweest zijn, zich aan dit besluit te onderwerpen. Uit Rome bereikt ons het officieele bericht, dat ook in Afrika de tijd voor een inheemsch Episcopaat is aangebroken. Over een der drie benoemde Prelaten kunnen we reeds eenige details verschaffen. Het is Mgr. Joseph Faye, benoemd tot Apostolisch Prefekt van Casa- manca, gelegen in een der West-Afrikaansche Vicariaten der Paters van den H. Geest, tus schen Engelsch Gambia en Portugeesch Guinea. De nieuwe Negerprelaat werd geboren te Sed- hiou (Casamanca)22 Mei 1905, uit een katho liek gezin van elf kinderen. Als klein-seminarist vertrok hij naar Frankrijk, waar hij zijn pries terstudies voltooide in de opleidingshuizen dei- Congregatie van den H. Geest. Mgr. Faye werd lid van deze missie-Congregatie 6 October 1927 cn ontving de-H. Priesterwijding uit de handen van Z. Emin. Kardinaal Verdier in de Notre Dame van Parijs op het feest van Christus Koning 25 October 1931. Deze ceremonie was de plechtige sluiting van de missie-afdeeling der Parijsche wereldtentoonstelling. Sinds 1932 is deze negerpriester werkzaam in het Vicariaat Dakar, waar sinds 1779 de Paters van den H. Geest werkzaam zijn en waar reeds in het begin der 19e eeuw meer inlanders tot het Priesterschap verheven werden. Voortaan zal een gedeelte van het Vicariaat onder leiding- staan van den thans 34-jarigen zwarten Pre laat, die als zoodanig ook jurisdictie zal hebben over verscheidene Europeesche -missionarissen. gehongerd bent. Ook het bier smaakt hem uit stekend. Eerst als de kellner de tafel afruimt, krijgt Bert Driessen weer sombere gedachten De onbarmhartige werkelijkheid ziet hij weer voor zich, tastbaarder dan kort tevoren. Toen plaag de hem het honger-gevoelnu wacht hem een rekening, die hij niet kan betalen. Als hij pro beert weg te loopen, zoo ongemerkt mogelijk? Dan zal men hem achtervolgen en arresteeren. Hoeveel zal de officier van justitie eischen tegen flesschentrekkers? Het schijnt Bert Driessen toe, dat de lieftal lige brunette tegenover hem zijn verlegenheid gist. De situatie wordt met de minuut pijnlijker. Zy zal er aanstonds getuige van zijn, dat hij zijn vertering niet kan betalendat hij als een hond, die brutaalweg een malsche lap van een hakblok heeft afgehaald, achterna gerend zal worden. Zij neemt een sigaret. „Heeft u misschien een beetje vuur voor me?" „Ongetwijfeld." En meteen haalt Bert Dries sen een brandenden lucifer uit zijn zak. „Ach," glimlacht zij. De welgedane heer-op-leeftijd is een en ai verbazing. „Doet u dat nog eens!" Weer haalt Bert Driessen een brandenden luci fer uit zijn broekzak. „Ooh" gorgelt de dikke. De kellner drentelt langs het tafeltje; secon- denlang kan Bert Driessen geen adem halen. „Brengt u mij een borrel!" Met schier boven- menschelijke inspanning heeft Bert Driessen deze woorden uitgesproken. De ober ratelt een heele lijst kostelijke dranken af. Bert Driessen kiest de eerste: oude klare. De welgedane heer-op-leeftijd roept den kell ner en werpt een rijksdaalder op het steenen tafelblad. De klank van het geldstuk heeft op Bert Driessen de uitwerking als van een elec- trischen schok. Als hij dien rijksdaalder rijk was, kon hij zijn vertering betalen. Glimlachend haalt Bert Driessen een glaasje water naar zich toe, neemt de rijksdaalder in zijn hand en houdt deze boven het glas; met een servet dekt hij alles af. „Opgelet". Met 'n duidelijk waarneembaren klank komt de rijksdaalder op den bodem van het water glas terecht. De servet wordt weggehaald en meteen is ook de rijksdaalder onzichtbaar. De welgedane heer-op-leeftijd is een en al verbazing. „Doet u dat nog eens" en meteen legt hij een anderen rijksdaalder op tafel. Bert Driessen herhaalt den truc. Een heldere klank komt onder het servet uit als het geld stuk in het glas valt, maar dan is het meteen verdwenen ook. Bert Driessen's tafelbuur begrijpt er niets van. Het is hem aan te zien, dat hij een plannetje overweegt om den jongeman naast hem beet te nemen. „Ik wed om een rijksdaalder, dat ik dezen truc begrijp, als u hem nog eens doet „Top!" En met hetzelfde gemak als de beide vorige malen laat Bert Driessen den rijksdaalder in het glas verdwijnen. De weddenschap is ge wonnen! Hij kan wel zingen van plezier; pot dorie, dat hij op het laatste moment nog zóó uit de moeilijk- heden zou ko- men, had hij niet Q llOYLSff'vi&P kunnen vermoe- n^nh<-' den. En met het <Snnrhel(Mr i air van en man (VDC- die het doen kan, j bestelt Bert Driessen nog een borrel. Ondertusschen zijn er verschillende andere gasten aan het tafeltje komen staan, die er telkens weer op' aandringen het kunststukje nog eens te doen. Tenslotte krijgt Bert Driessen er schoon genoeg van. Alle mogelijke theorieën heeft hij al gehoord, die alle pretendeeren de juiste verklaring van dezen truc te zijn, maar geen van alle is juist. „Nu zal ik het kunststukje nog eens doei1 maar nu beslist voor de laatste maal. Ik zal nu echter geen servet gebruiken, zoodat het u dan gemakkelijker wordt het geheim te ontsluieren." En dan zien de verbaasde toeschouwers, dat Bert Driessen, als hij den rijksdaalder van het tafeltje nemt, dezen vliegensvlug verwisselt n?et een dun glazen schijfje, dat hij in zijn hand palm verborgen houdt. De omstanders klappen geamuseerd in de handen. „En hier is het geld terug!" Rinkelend rollen de geldstukken, welke Bert Driessen uit zijn zak heeft gehaald, over het tafeltje. Met een verbeten gezicht haalt de weigedane heer-op-leeftijd drie rijksdaalders naar zich toe. „Dat was geen goochelen," bast hij, „dat was boerenbedrog!" Meteen laat hij de drie geld stukken in zijn zak glijden en bijt Bert Driessen toe: „Dacht u soms, dat ik uit de provincie kwam?" En verdwenen is hij. Met hem ver dwijnt ook de rust en vreugde, welke Bert Dries sen de laatste minuten vervulde. Een aange schoten heertje dat moeizaam in de richting van de draaideur gaat, neuriet een bekende melodie: „Wie zal dat betalen....?" Nog even zit Bert Driessen besluiteloos aan tafel, dan groet hij bleefd de brunette, die hem hiervoor glimlachend bedankt en stevent recht op den directeur af. „Mijnheer, zou ik UBert Driessen weet niet goed hoe hij beginnen zal. „Ah, jonge vriend- Ik was zoo even al van plan naar u toe te komen, maar 'n moeilijke klant weerhield me er nog van. Uw trucje met den rijksdaalder was ontzettend aardig. Mijn gasten hebben er zich uitermate mee geamu seerd. Komt u van tijd tot tijd eens terug. Van zelfsprekend is uw vertering dan voor onze rekening Ml uit op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen bij een ongeval met doodelyken afloop bij verlies van een hand. een voet of een 008- door A. Hruschka 40 Het eene woord lokte het andere uit, en de antwoorden op eenige vragen brachten Hempel spoedig tot de overtuiging, dat de passagier van den nu leegen auto niemand anders dan Meller had kunnen zijn. Meller had te Gloggnitz een kaartje naar Bruck genomen; de chauffeur-zelf had het goed gehoord. En de bagage twee groote kof fers was ook aangegeven voor Bruck. Een kleine reparatie en de noodzakelijkheid om te Mürzzuschlag benzine in te nemen ver traagde de reis naar Bruck. Eerst tegen den middag was Hempel daar aangekomen, en toen had hij nog eenigen tijd noodig gehad om zich ervan te vergewissen of Meller inderdaad te Bruck was uitgestapt, en waar hij voorts was gebleven. Ja, hij was uitgestapt te Bruck en had bij 'n heer naar verschillende hotels geïnfor meerd. Vervolgens was hy met zijn koffers de stad ingereden. Derhalve bleef Hempel niets anders over dan van 't eene hotel naar 't ander té loopen en overal op discrete wijze dezelfde vragen te stellen Alles goed en wel, maar XXIV Silas Hempel ontwaakt uit zyn mijmering en slaat de oogen op. De auto staat stil; de motor werkt niet. De detective verschrikt, springt uit de auto. In 's hemels naam, wat is er gebeurd, Marbler. Waarom houd je stil? Panne luidt het lakonieke antwoord. Het water in den radiator moet vernieuwd en een band vervangen worden. Ook aan den motor is een of ander niet in orde. Dit zeggende zoekt Marbler reeds in zijn ge reedschappen. Hoe lang zal het duren? Minstens een half uur. Misschien wel langer. Het moet u niet verwonderen, mynheer, de auto is goed, dat heeft ze bewezen; maar in de laatste dagen heeft men teveel van haar gevergd. Ja, dat weet ik. Toch juist nu, zoo dicht by het doelWij kunnen toch niet ver meer van Sperber-Eck zyn? Ongeveer 20 kilometer. In hoogstens 15 minuten zouden we daar kunnen zijn; maar zooals 't nu met de motor is gesteld, kan hy geen halven kilometer meer loopen. Dus een beetje geduld. Geduld! Nu. Hempel liep zenuwachtig op en neer, terwyi Marbler aan het werk toog. Juist ging de zon- onder achter de bergen aan den westelijken hemel. Hempel staarde peinzend in haar vlammend rood. 's Morgens had Meller den „Bruinen Beer" verlaten om, zooals hij beweerde, naar Graz te gaan. Dat had hij waarschijnlijk ook gedaan, al was 't maar om zich een alibi te verschaffen. Maar even waarschijnlijk was hij van daar per spoor of per auto teruggekeerd in den omtrek van Sperber-Eck; het laatste gedeelte van den weg moest hij te voet en zooveel moge lijk langs binnenpaden afgelegd hebben, ten einde niet gezien te worden. Zoo kon hij tegen den middag of iets later in de nabijheid van het kasteel aangekomen zijn. Het leek niet waar schijnlijk, dat hy overdag iets tegen mevrouw Von Turnwald kon wagen. Want haar alléén gold zijn bezoek op Sperber- Eck. Sinds hij voelde, dat men hem op de hielen zat, moest hij zich haasten om zyn werk. af te maken. Alleen mevrouw Von Turnwald stond hem nog in den weg dus moest hy haar ver moorden, wilde hij niet al het andere vruchte loos gedaan hebben. Silas Hempel stelde zich thans niet meer de vraag: Zyn mijn conclusies juist of vergis ik mij waar ik meen, dat die kerel vandaag zijn laatsten slag wil slaan en dat de vrouwe van Sperber-Eck zyn laatste slachtoffer zal zyn, als ik haar niet tijdig ter hulp kom? Hy wist dat met zekerheid, want het kon niet anders zyn, als hy rekening hield met wat hy te weten was gekomen. En had hij het niet geweten, dan zou zyn instinct, de koortsige onrust die hem kwelde, het hem gezegd hebben. Silas dacht voorts: „Tot vanavond zal hy zich verborgen houden en dan zal hij haar, als 't niet anders gaat, onder het een of ander voorwendsel buiten het kasteel lokken. Mis schien sticht hij brand, om dan gebruik te maken van de algemeene verwarring. Misschien doet hy zich als bedelaar voor. Wie weet, welk plan hij heeft ontworpen; maar het lijdt geen twijfel, dat hy er een verzonnen en alles nauw keurig overwogen heeft." En hij, Silas, die alléén den samenhang der dingen kende; hij, die alléén wist, wat er be raamd werd; hy, die alléén bij machte was om haar te«redden. moest nu, tengevolge van die ellendige panne, hier op den weg den kostbaren tijd in ledigheid doorbrengen! Zijn angst werd aldoor heviger. Hij was woe dend op zichzelf, omdat hij bij zijn berekenin gen niet aan een gedwongen oponthoud ge dacht, en de mogelyke gevolgen daarvan niet voorkomen had. 't Was zoo eenvoudig geweest, van Bruck uit mevrouw Von Turnwald door een telegram te waarschuwen! Silas hoorde achter zich auto-signalen. Werk tuiglijk springt hy ter zijde. Daar suist hem iets glinsterends voorby: de zilveren auto! Hij loopt de auto na, wenkt met de armen, roept, neenbrult: „Halt! Halt!Andagola." Te vergeefs. De auto rijdt door involle vaart Hempel schreit bijna van woede. Een uitste kende gelegenheid om nog vóór den avond Sperber-Eck te bereiken is hem ontsnapt. Want ook die man gaat naar Sperber-Eck. Hy wil het echter maar zien. Van verre. Voor de laatste maal, om stil en door niemand her kend afscheid te nemen. Ofzou hij ditmaal méér willen? Op het oogenblik van de panne zat mevrouw Von Turnwald alléén in haar kamer. Dien dag had op Drobny het verlovingsfeest plaats. Alvorens er heen te gaan, hadden Roland en Vera nog eens gepoogd, hun moeder over te halen, het feest bij te wonen, maar zij had be slist geweigerd. Ik zal in den geest bij je zijn, kinderen; maar gunt mij de rust, waaraan ik zoo dringend behoefte heb, antwoordde zij. Denkt vandaag niet meer aan mij en weest opgeruimd en ge lukkig. Treurig te moede hadden zij zich verwijderd.... Nu zat mevrouw Von Turnwald eenzaam in haar kamer en liet den vrijen loop aan haar sombere gedachten. Daar trad de kamenier binnen, met een brief in de hand. Een jongen heeft hem zooeven gebracht. Mevrouw wordt verzocht, hem onmiddellijk te lezen. Goed, antwoordde de gravin. Wees zoo vriendelijk Katrine een weinig te helpen bij het inmaken van de aardbeien. Zij heeft erge hoofdpijn en 't werk kan niet goed uitgesteld worden. Geef haar nog een poeder uit het blauwe doosje, dat op mijn nachttafeltje staat. Wees gerust mevrouw, ik zorg voor alles. De kamenier verwijderde zich. Mevrouw Von Turnwald opende vrij onver schillig den brief. Waarschynlyk weer 'n bedel brief, zooals zij er iederen dag kreeg. Natuurlijk zou er een gunstig antwoord volgen. Maar reeds bij de eerste woorderi werd Z11 akelig bleek en begon te beven van het hoof" tot de voeten. Dierbare Moeder, 't Werd donker voor haar oogen. Maat zij deed zich geweld aan, overwon ten deele d® eerste en verschrikkelijke ontroering moest lezenzij mocht thans niet meer i0 zwijm vallen. En zij las: Dierbere Moeder, Wilt u een ongelukkige, wiens hart vol be rouw is en die zwaar geboet heeft, een weder zien gunnen, voordat hij opnieuw den weg d®r ballingschap inslaat? Heimwee en smartelijk' onweerstaanbaar verlangen dreven mij naar d® Heimat. Ik kan niet vertrekken zonder u eens gezien en uwe vergiffenis verkregen hebben! Wilt u barmhartig zijn, kom dan °n' middellijk naar den uitgang achter in het PaI" waar ik u wacht. Ik weet, dat ik geen reC heb om 't huis der familie Von Turnwald t® welke ik niet meer behoor, te betreden ®ia althans op dit punt wil ik mijn woord houdeA; Alleen u wil ik nog eenmaal zien.... Draa-» den brief in de hand, wanneer u komt, opd» ik reeds van verre zie, dat u komt als moede en opdat ik den moed vind, u te naderen. Uw ongelukkige zoon, ULRICH- (Wordt vervolgd-'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10