afgestraft Jlonden II VAN BOERENZOON TOT MINISTERPRESIDENT De pers wenscht Dr. Colijn geluk met zijn verjaardag EEN NATIONALE FIGUUR fcul 'üh Het prototype van een goed Nederlander r: Het moeilijke leven Van Dr. Hendrik Colijn „Vindt nooit eenig eerlijk werk te gering voor jezelf'' COLIJN COÖRDINATIE VAN HET GOEDERENVERVOER DONDERDAG 22 JUNI 1939 GOEDKOOPE RETOURS Naar ENZ. Het Lateraansche Missiemuseum Benoeming van Pater Pancratius Maarschalkerweerd bondag a.s. een nieuwe zaligverklaring Prof. H. A. Kaag Rector-magnificus der Katholieke Economische Hoogeschool *3 ,.xM :A Nader overleg tusschen Kamer commissie en minister Audiëntie De N. S. B. leeft van afbrekende critiek. Positieve politiek komt zelden of nooit uit haar zwart- l0°den koker. En als het den schijn heeft, dat zij wel degelijk opbouwenden arbeid wil verrichten, dan blijkt het al- lasi dat deze schijn te valsch is om an deren dan volkomen argeloozen of on wetenden te kunnen bedriegen. Zoo is ^et geweest bij haar voorstel om de rij- Wielbelasting af te schaffen en zoo is bet ook nu weer gegaan met haar voor- ®tel om ter wille van de Zondagsheili- ging het houden van politieke vergade- *!hgen op Zondagen en erkende Chris- bslijke feestdagen te verbieden. Blijkens bet voorloopig verslag over dit wets voorstel van graaf De Marchant et b'Ansembourg c.s. heeft de Kamer zich biet laten beetnemen. Zij heeft niet ge hapt in dit dom gecamoufleerde lokaas Jbet zichtbare politieke weerhaken, berecht was men algemeen van oor boel, dat dit ontwerp niet „au sérieux" •bocht worden genomen en dat het niet kr wille van een grootere eerbiediging etl heiliging van den Zondag was inge vend. Was het den N.S.B.ers daarom Wèl te doen geweest, dan zouden zij biet alleen, en zeker niet op de eerste Maats aan het verbieden van politieke Vergaderingen, maar aan wedstrijden en 0Penbare vermakelijkheden hebben ge dacht. Wat zij onder politieke vergade- hngen wenschten te verstaan, hadden hj zelfs niet eens nader omschreven, eh dat is erg zonderling van lieden, die V alles en nog wat politiek willen zien. Omdat zij zeiven niets anders dan politiek bedrijven. Algemeen werd dan ook dit Wetsontwerp als een innerlijk onwaar- behtige parlementaire manoeuvre ver oordeeld. Met de afschaffing van de rijwielbe- iasting wilde de N. S. B. in het gevlij bomen van alle wielrijders in fietsend Nederland, maar de sympathie en de be ginselen van den rechtgeaarden Neder lander zijn niet voor 2.50 per jaar te boop. Met het nieuwste wetsontwerp beeft de N.S.B. een mooi gebaar willen Maken naar dat deel der Nederlandsche bevolking, dat principieel voorstander is van een zoo streng mogelijke Zondags- Viering. In plaats van een schoon gebaar Is het een ietwat lachwekkende come- bie gev/orden. De Christelijke partijen, Öie het over de wijze, waarop de Zon dagsrust geëerbiedigd dient te worden, biet geheel en al eens zijn, hebben ge weigerd zich tegen elkaar te laten op- bitsen door hen, wier leer in de prac- bi.ik niet slechts tot een ergerlijke ont heiliging van den Zondag, maar tot een Verbanning van het Christendom uit bet openbare leven leidt. De Kamer is bog niet zoo dom als de N.S.B.-ers het Souden wenschen en het Christelijke Ne derlandsche volk is dat evenmin. HOCK» HO tl AND VLISSIHC.CN L U l\ U U r t KC.IVW VRAAGT INLICHTINGEN I Hei nieuwe motorschip KONINGIN EMMA" voor den dagdienst V! is singe n Harwich v.v. der Mant* schappij ZEELANDis in de vaartzusteraeMfp m.s. PRINSES BE A TR/X" JuH a.s. Naar onze Romeinsche correspondent bericht, beeft Z. H. de Paus Pater W. Schmidi benoemd tot eere-directeur van het Lateraansch missie- biuseum. Tot wetenschappelijk directeur van «it museum benoemde de H. Vader Pater bf- Schulte en tot eersten assistent Pater Pan- ®ratius Maarschalkerweerd O.F.M. Zondag a.s. vindt in den Sint Pieter de Plechtige zaligverklaring plaats van Guis- tino de Jacobis. 2. H. Paus Pius XII ontving Dinsdag in Mechtige audiëntie Zijne Excellentie Dr. Joa- £him Secco lila, buitengewoon gezant en ge volmachtigde van Uruguay bij den H. Stoel. °1'- Joachim Secco lila heeft den H. Vader zijn geloofsbrieven overhandigd. 2. H. Paus Pius XII ontving Maandag in {bochtige audiëntie de ter gelegenheid der za- 'Sverklaring van haar Stichteres naar Rome gokomen zusters van Sint Jozef der Verschij- uhg. De zusters boden den H. Vader geschen en aan, o.a, een paarlemoeren kruis en een Paarlemoer gesneden religieuze voorstelling. Het geboortehuis van Dr. Colijn in de Haarlemmermeer Het merkwaardige in het leven van dr. Colijn is wel de rust, waarmee het zich langs lijnen van geleidelijkheid heeft ontwikkeld. Het is toch werkelijk een uitzonderlijke carrière: van boerenzoon tot minister president, maar als men zijn levensloop nagaat, vindt men daar, oppervlakkig ge zien, weinig buitengewoons in. Alles ver loopt zoo kalm, ja, men zou haast zeggen: vanzelf, dat men zich eigenlijk in het geheel niet bewust wordt, met welk een bij zonderen opgang men hier te doen heeft. Die kalmte, die rust is trouwens een typisch kenmerk van de geheele figuur van Colijn. Nergens, waar en wanneer dan ook, ziet men hem zich haasten. Wanneer hij spreekt, doet hij dat altijd beheerscht en weloverwogen zon der den minsten zweem van nervositeit. Dit kan onze waardeering voor een leven als het onderhavige niet anders dan grooter maken. Colijn is geen man, die er in het leven gekomen is door bijzondere protectie'; zijn ouders waren eenvoudige boerenmenschen. Hij werd ook niet zóó door bijzondere ge lukkige omstandigheden begunstigd, dat men hem een onverdiend bevoorrecht Zon dagskind of enkel maar geluksvogel mag noemen. Colijn heeft zijr^, leven rustig, moeizaam, steen voor steen opgebouwd, waarbij zijn stelregel is geweest: „Vindt nooit eenig eer lijk werk te gering voor jezelf." Daardoor heeft hij het gebracht tot de hoogst bereik bare plaats in onze maatschappij. Den twee en twintigsten Juni 1866 werd het huwelijk van Antonie Colijn en zijn achternichtje Anna Verkuil, in 1868 gesloten, gezegend door de geboorte van hun eersteling, Hendrikus. Zijn eerste levensjaren brengt de jonge Hein door in het ouderlijk huis te Burger veen. Daar zijn vader er alles aan gelegen is zijn zoon een christelijke opvoeding te geven, en daarvoor in den omtrek der ouderlijke woning geen voldoende gelegen heid bestaat, wordt deze naar zijn groot ouders te Uitwijk gezonden, waar hij de school van meester Mooy kan bezoeken. Na de school te hebben doorloopen, wil Hendrik officier worden. „Dat nooit," zegt vader Colijn. „Je wordtvboer of schoolmees ter, maar soldaat, dat nooit." De moeilijk heden beginnen dus al vroeg. Maar Hendrik weet reeds dan van doorzetten, en inder daad krijgt hij in 1886 van zijn ouders de vergunning als volontair bij het instructie bataljon in Kampen in militairen dienst te treden. Al spoedig vertrekt hij als korporaal naar Bergen op Zoom, en wordt daar onder officier. Dan slaagt hij na twee jaren harde studie in 1888 voor het toelatingsexamen voor den regimentscursus, doet in 1890 met goed gevolg examen voor den hoofdcursus te Kampen, en wordt twee jaar later, dus op drie en twin tig jarigen leeftijd benoemd tot tweede luitenant bij het wapen der infan terie van het Ned. Ind. leger. Het volgend jaar is voor hem zeer gewich tig. Op 18 Juli 1893 trouwt hij zijn nichtje Helena Groenenberg; twee maanden later voert het stoomschip „Bromo" hem en zijn jonge vrouw naar Ned. Oost Indië. In zijn Indische loopbaan, eerst als militair, later als hooggeplaatst ambtenaar, blijkt duide lijk, hoezeer hij doordrongen is van de waarheid, dat men geen moeilijkheden moet schromen, en men voor zichzelf geen arbeid te gering moet achten. Aanvankelijk wordt hij ingedeeld te Am- barawa, maar al spoedig is het hem daar te rustig, en op zijn herhaald verzoek krijgt hij toestemming mee te gaan met de Lom bok-expeditie. Bij de bestorming van de Poeri van Tjakranegara weet hij zich reeds te onderscheiden, zoodat hij de Militaire \Villemsorde 4e klasse verwerft. Wederom op zijn verzoek wordt hij dan overgeplaatst naar Atjeh, het middelpunt der krijgsver richtingen in die dagen, waar hij negen jaar blijft en zich op velerlei wijze groote ver diensten verwerft. Geen wonder is het dan ook, dat Generaal van Heutsz hem tot zijn adjudant uitverkiest. In 1904 wordt zijn verblijf in Atjeh voor korten tijd onderbroken, daar hij Generaal van Heutsz op zijn reis naar het moeder land in verband met diens op handen zijnde benoeming tot Gouverneur-Generaal verge zelt. Teruggekeerd in Indië verlaat hij in 1907 met den rang van majoor het leger, om ais secretaris van het Gouvernement van Ned. Indië over te gaan in burgerlijken dienst. Een telegram van dr. Abraham Kuyper: „Word Kamerlid", maakt een einde aan zijn Indische loopbaan. Voor het kiesdistrict Sneek wordt H. Colijn in 1909 gekozen tot lid der Tweede Kamer. Ook dit eenvoudige lidmaatschap der Tweede Kamer is hem echter al gauw te gemakkelijk: hij zoekt het moeilijker en wordt in 1911 op een-en-veertigjarigen leef tijd minister van Oorlog in het Ministerie- Heemskerk. Van 1914 tot 1922 is H. Colijn dan werk zaam als directeur der Bataafsche later Koninklijke Petroleum Maatschappij, waarvan de laatste vier jaren in Londen, als Managing Director der Asiatic Petroleum Maatschappij. In April 1922 wordt Colijn geroepen om dr. Abraham Kuyper op te volgen als lei der der Anti-Revolutionnaire Partij en te vens als hoofdredacteur van „De Stan daard". Tezelfdertijd brengen de verkiezin gen hem weer in de Tweede Kamer, echter slechts tot Augustus 1923, want dan aan vaardt hij als opvolger van minister De Geer, die af is getreden wegens een geschil met zijn ambtgenooten over de vlootpoli- tiek, de portefeuille van Financiën in het tweede Ministerie Ruys de Beerenbrouck. Hij komt te staan voor de moeilijke taak van het herstel van het financieel evenwicht in de Nederlandsche Staatsfinanciën. Op den 15den Juli 1925 vormt hij vervolgens een ministerie, waarin hij wederom minister van Financiën is. Tengevolge van een votum der Tweede Kamer over het voorstel-Kersten tot af schaffing van het gezantschap bij het Va- ticaan, ontvalt aan het kabinet de steun van de R.K. Staatspartij en is het ministerie genoodzaakt reeds November 1925 zijn ont slag aan te bieden. Acht jaar lang vaart dan het Schip van Staat, zonder dat dr. Colijn tot de directe stuurlieden behoort, of liever zonder dat hij een ministerzetel bezet. Want actief deel aan het landsbestuur blijft hij inmiddels wel nemen. Eind 1926 ziet men hem weer in de Eerste Kamer. Ook het hoofdredac teurschap van „de Standaard" neemt hij opnieuw op zijn schouders. In deze jaren valt het begin van zijn werkzaamheid op internationaal gebied, waardoor hij zich een wereldnaam zal ver werven. Dr. Colijn vertegenwoordigt de Nederlandsche regeering op internationale conferenties. Hij geeft leiding aan het eco nomisch werk van den Volkenbond. Indië ziet hem in 1928 terug op een studiereis. Maar het binnenlandsch bestuur blijft zijn aandachtige zorg vragen. In 1929 wordt hij tot Minister van Staat benoemd; de ver kiezingen van dat jaar maken hem weer lid der Tweede Kamer; hij wordt aangewezen tot voorzitter van den Zuiderzeeraad. Intusschen volgt nog een benoeming van geheel anderen aard en wel in 1930. In dat jaar wordt H. Colijn door den Senaat der Vrije Universiteit te Amsterdam tot doctor honoris causa gepromoveerd. Het gaat intusschen niet goed met ons land. Gezagsondermijnende invloeden spe len een steeds grooter rol, en de roep om een „sterken man" wordt dringender. Die „sterke man" komt in 1933 in den persoon van dr. H. Colijn, die dan het roer van het Staatsschip in handen neemt en houdt tot op heden. Ontzaglijk veel werk is in deze periode door een man op een leeftijd, waarop de meeste anderen reeds met eere rusten, ver zet. Naast zijn veelomvattend werk als voor zitter van den ministerraad in onzen moei lijken tijd, heeft hij nog herhaaldelijk ad interim ministerportefeuilles waargenomen momenteel weer van Financiën en ons land vertegenwoordigd op economische we reldconferenties. Het curatorium der Katholieke Economische Hoogeschool te Tilburg heeft voor het studie jaar 1939-1940 benoemd tot rector-magnificus prof. H. A. Kaag en tot secretaris van den senaat prof. dr. Th. Goossens. Vanzelfsprekend bieden aan den vooravond van den zeventigsten verjaardag vrijwel alle Nederlandsche bladen behalve Nationale Dagblad en Volksdagblad, bien étonné de se trouver ensemble aan onzen minister-presi dent hun gelukwenschen aan. Zoo schrijft Prof. Mr. Aalberse in „De Maas bode" Een hooger eenheid zien wij in dit leven, als w;j Colijn beschouwen als den man van diep geloof en van vast Godsvertrouwen. Die lijn loopt door zijn geheele leven, van jongs af tot nu, al spreekt zij luider tot ons, wanneer de oud-militair en latere zakenman hebben plaats gemaakt voor den anti-revolutionnairen Staatsman. Of wij hem hier zien als leider zijner partij, of als lid der Staten-Generaal, of als Minister, steeds is dat, wat ons het meest treft: de man van diepe, in zijn geloof gegronde begin selen. Het „Algemeen Handelsblad" poogt het suc ces van het leven van Colijn te verklaren: Wat verklaart het succes van dit leven wel, en wat is het geheim van het nationale dezer figuur? Wat het eerste betreft: de aanwezigheid van willen, kunnen en durven en van vol maakt, rustig evenwicht tusschen die drie. Men moet, om een leven tot vol succes te brengen, den wil hebben om er te komen, men moet het vermogen hebben om te bereiken wat men wil, en men moet den durf hebben om het dan ook te doen en de grens van zijn kunnen weten. Men moet zelfvertrouwen hebben.... en zelf kennis, die voor overschatting hoedt. Al deze drie heeft de heer Colijn en wel in het juiste, rustige evenwicht dat leidt tot de synthese der kracht. En het is dat synthetische, dat, naast het veelzijdige van het geestelijke vermo gen, voor een groot deel verklaart dat deze man, die toch óók zijn sterke eigen over tuiging heeft, kon worden tot nationale figuur. „Het volk'- schrijft over den persoon van Dr. Colijn het volgende: Slechts weinigen, die het voorrecht han den, persoonlijk met dr. Colijn in aanraking te komen, ontsnappen aan de sterke be koring, die van zijn optreden uitgaat. Hij is geen man van lievigheidjes, maar ver staat toch bij uitnemendheid de kunst, an deren voor hem in te nemen. Zelfs iemand als wijlen H. H. van Kol, die hem zoo vaak en zoo fel bestreden heeft, getuigt, dat bij den heer Colijn meerdere malen' van een zeer sympathieke zijde heeft leeren kennen. In de Tweede Kamer hebben wij dikwijls met studie gadegeslagen, hoe de minister president het verstaat om met lieden ven allerlei slag om te springen en hen om de vinger te winden. Er gaat een bekoring, een fluïde van hem uit, waaraan het moeilijk is, weerstand te bieden. En zijn naaste medewerkers dragen hem op de handen Meer dan eens hoorden wij, in persoonlijk gesprek, lieden, die met Colijn hebben sa mengewerkt, woorden van uitbundigen lof spreken over den ruimen armslag van zijn optreden en oe gevoelige, ietwat naar het familiare neigende goedhartigheid, die hij niet zelden in het persoonlijk verkeer aan den dag weet te leggen. Pasquino in „De Telegraaf" schetst Dr. Colijn als het prototype van een goed Nederlander: Ik geloof dat de populariteit van Coiijn hierin gelegen is, dat hij, voor ons en voor het buitenland, het proto-type is van oen stoeren goeden Nederlander. Bedaard, voor zichtig, om den drommel niet bang, maar geneigd tot overleg en tot laveei'en. Slaap er liever een nachtje over. Maar staat een maal practïsch en naar overtuiging de wijze van handelen vast, dan ook recht er op af en niet letten op de winkelhaken Dr. Colijn behoort tot de eersterangs figuren van het staatkundige tooneel, aldus de „Nieuwe Rotterdamsche Courant": Morgen zal minister Colijn 70 jaar wor den. Voor- en tegenstanders en ook zij, die min of meer neutraal tegenover zijn po litiek beleid staan, zullen erkennen, dat hij. in een tijd waarin de eersterangsfiguren op het staatkundige tooneel met een lantaarntje zijn te zoeken, met gaven is toegerust, die hem onder de tegenwoordige politieke om standigheden een leidersrol verzekeren. Al is aan die rol sinds 1937 wel wat komen te ontbreken en al is zijn gezag ook door wat er nadien ls gebeurd wel wat getaand, bij een gelegenheid als deze zullen wij daarbij niet stil staan en ons liever afvragen, of de toekomst zijn ster weer wat hooger zal doen rijzen. Na alles was „De Standaard'- reeds in haar extra uitgaven schreef, lezen wij thans in haar laatste nummer voor de voor haar „grooten dag" nog: Neen, wij hebben Colijn, nu hij zeventig jaar wordt, iets anders te zeggen; iets veel eenvoudigers, iets veel meer persoonlijks: iets, waarvoor wij maar weinig woorden noodig hebben. Het is enkel dit: wij zijn in den loop der lange jaren, waarin hij met ons heeft geleefd en gewerkt, van den eerste tot den laatste, van den hoogste tot den laagste, allen evenveel van hem gaan houden. Op zijn jaardag schuift de Staats man en de krijgsman en de leidsman naar den achtergrond. Met den man, die dan overblijft, en met hem alleen vieren wij dien verjaardag van heeler harte mee. Zóó zien wij hem niet meer boven ons uitste ken, maar hoort hij heelemaal bij en aan ons. „De Avondpost" schreef reeds eerder: Zoo staat zijn robuste figuur nog midden in de natie; zoo zijn wij vast overtuigd, dat een groote meerderheid des volks hem voor loopig nog aan het hoofd wil zien van wélk bewind dan ook. Boven alle verschillen en programs uit wenscht het hèm. jUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Luitenant Colijn (zittend derde van links) in Bivak Tripa tijdens den Atjeh-oorlog Na kennisneming van de memorie van ant woord inzake het wetsontwerp betreffende de coördinatie van het goederenvervoer, heeft de commissie van rapporteurs uit de Tweede Kamer omtrent eenige punten op 26 Mei 1939 met den minister van Waterstaat mondeling overleg gevoerd. Opgemerkt werd, dat reeds het enkele feit, dat de minister voorstelt, de regeling van het goe derenvervoer in de Bezuinigingswet in te voe gen, het bedrijfsleven tegenover dit voorstel wantrouwig heeft gemaakt, 's Ministers uit drukkelijke verklaring in de memorie van ant woord, dat deze omstandigheid voor de uitwer king van de op grond der machtiging te treffen coördinatieregeling volstrekt niet van richting- gevenden aard is, heeft dit wantrouwen niet kunnen wegnemen. Men herhaalde daarom den in het voorloopig verslag weergegeven aandrang om dit wetsont werp om te zetten in een machtigingswet, welke geheel los staat van de Bezuinigingswet, ten einde aldus den bodem in te slaan aan de op vatting, dat de coördinatie dient om het spoor wegtekort weg te werken. De minister antwoordde, dat dit ontwerp los staat van het bezuinigingsstreven van 1935, los ook van het spoorwegtekort. Nu evenwel ge bleven is, dat de vorm, waarin het wetsontwerp gegoten is, bij het bedrijfsleven tegenstand op roept, verklaarde de minister geen bezwaar te hebben, aan het verzoek van een aantal leden der commissie te voldoen. Voorts zeide de minister, dat, indien dit ont werp binnenkort wordt aanvaard, hij zijnerzijds met spoed een ontwerp-algemeenen maatregel van bestuur zal gereed maken en gaarne wil toezeggen dit ontwerp (behalve aan de com missie van advies en bijstand voor het Ver- keersfonds) ook voor te leggen aan een com missie ad hoe, waarin alle vervoerbelangen ver tegenwoordigd zijn. De minister antwoordde op een desbetreffen de vraag van een lid, dat de commissie-Gros heide geen oificieel karakter heeft en zich ook niet als officieele commissie opwerpt. Zij heeft den minister gevraagd, een „toehoorder" bij haar vergaderingen aanwezig te doen zijn, waar tegen geen bezwaar bestond. Daaruit vloeit geen enkele verplichting over en weer voort. De particuliere vervoerbedrijven zullen volop in de gelegenheid zijn zich in en door de be- drijfscommissie en voor de vergunningen-com missie te doei> hooien over het verleenen, wijzi gen en intrekken van vergunningen. De minis ter was bereid om wettelijk vast te leggen, dat de bedrijfscommissie in de gelegenheid zal wor den gesteld over het. verlengen, wijzigen en in trekken van vergunningen te worden gehoord. De commissie vroeg, of de minister wilde mededeelen, welken omvang het „Rijnvaartlek" naar de geldende jurisprudentie heeft. De minister legde een overzicht van de op deze kwestie betrekking hebbende Jurispruden tie van den Hoogen Raad over, hetwelk als bijlage aan het verslag is toegevoegd. Uit dit overzicht volgt, aldus de minister, dat „vrij gebied" zijn: 1. Rijn, Waal, Lek, Boven- en Beneden Mer- wede, Noord; 2. Rotterdamsche Waterweg naar zee; 3. Oude Maas; 4. Dordtsche Kil; 5. Hol landsch Diep, Haringvliet. Wanneer de regeling' van het binnenlandsch Rijnvervoer mogelijk zal zijn geworden, zal deze van dien aard zijn, dat daarvan geen nadeelige gevolgen zijn te vreezen voor de Nederlandsche schippers, die den Rijn in het buitenland be varen. De wensch werd uitgesproken, dat buiten twij fel kome te staan, dat het vervoeren zonder ver gunning over particulier terrein vrij is. De minister antwoordde, dat het vervoer, zoo lang dit door of voor rekening van den ver voerder geschiedt, van de eerste laad- tot de laatste losplaats als een eenheid moet worden gezien en behandeld. Zou men het laden en lossen op particulier terrein door of voor reke ning van den vervoerder vrij laten, dan zou men het mogelijk maken, dat de voorwaarden, waar onder de vergunningen worden verleend, bij voorbeeld de tarieven feitelijk worden ontdoken. De minister zegde toe te zullen overwegen den datum van 1 Januari 1938 als criterium bij het verleenen der vergunning in de wet op te ne men. De minister antwoordde op een andere vraag, dat bij de coördinatie van het vervoer bepalin gen omtrent de loonen alleen dan moeten wor den vastgesteld als het vervoersbelang zoo danige regeling eischt. De minister verklaarde zich bereid nader te overwegen, of in -dife ontwerp kan worden inge voegd een met het huidige art. 61 van het ontwerp-wet autovervoer personen overeenko mend artikel, nochtans met de clausule: indien dit voor een doeltreffende coördinatie van het goederenvervoer wcnschclijk blijkt, of met een zinsnede van soortgelijke strekking. Colijn is zeventig geworden; De „sterke man" van Nederland Bereikt den leeftijd van de sterken M Wat bracht hij in den tijd tot stand! j| Van boerenzoon wist hij te worden Tot een regeerder van den Staat; 't Is vaak getuigd in deze dagen, Dat hij een man is van formaat. Het lijkt een sprookjes-carrière, Maar dat hij 't zóóver heeft gebracht Is slechts te danken aan hard werken, Aan stoeren arbeid, dag en nacht. Veel vaderlandsche eigenschappen Boetseerden een figuur, markant, s Ook buiten onze grenzen weet men: Colijn wil zeggen: Nederland! Zijn energiek, volhardend streven Heeft alom sympathie verwekt, En zelfs de tegenstander koestert Voor dezen mensch een diep respect, 5 Als rijkste les ligt in dit leven: Veracht nooit zelfs 't eenvoudigst werk, j| En slechts geloof en Godsvertrouwen Maakt ons in 't leven goed en sterk, jjjj Heel Neerland moet hem dankbaar s wezen, Zij 't reeds om 't voorbeeld dat hij gaf. h En ook wij, Katholieken, bidden Gods rijksten zegen voor hem af. HERMAN KRAMER. I Hooge boomen vangen veel wind. En Colijn heeft heel wat wind gevangen. Van critiek; van bestrijding; van laster, gemee- nen lagen laster zelfs. Maar de boom bleef staan. Hij staat nóg. Hoe lang nog dat weet niemand. God geve, in het belang van ons gemeenebest nog véle jaren. Drie oorzaken heben volgens „de Nederlan der" Dr. Colijn zoo hoog doen stijgen: Trachten wij aan te geven hoe het komt, dat de figuur-CoIijn ver boven de grenzen van één partij is uitgestegen, dan noemen wij daarvoor drie oorzaken. In de eerste plaats zijn uitblinken op elk der zeer verscheiden terreinen, waarop hu zich in zijn lange leven heeft bewogen. En daarnaast wij combineeren nu de tweede en derde oorzaak het feit, dat hij steeds weer getuigd heeft van eigen vast geloof en eigen beginselen, zonder zich echter daarbij van anderen af te sluiten, integendeel steeds weer zoekende naar wat vereent. Prof. Dr. Gerretson geeft in het „Utrechtsen Dagblad" aan waar Colijri's populariteit in wor telt' Zijn populariteit wortelt dan ook dieper, dan in instemming met zijn politiek, die, in een overgangstijdperk als het onze, uit den aard der zaak geen duurzamen algemeenen bijval kan vinden. De warmte, waarmede zijn feest wordt meegevierd, straalt dan ook. uit van een anderen haard, dan die waarin de politieke partijgangerschap haar vuurtje stookt. Zij komt voort uit de waardeering voor zün karakter, waarin het volk enkele der beste deugden liefheeft, waardoor het zelf uitblinkt: zijn rust, zijn eenvoud, zijn trouw. In de „Residentiebode" lezen wij: Maar vooral waren er een groot karakter en een vast Godsbetrouwen noodig, om in al de wisselende kwaliteiten het godsdien- stig-politieke ideaal hoog te houden en het landsbelang voorop te stellen; zij hebben Colijn gedragen tot het leiderschap zijner partij en tot wat wij gerust mogen noemen het nationale leiderschap. Een groot Nederlander is Colijn, aldus „de Volkskrant". Colijn streeft niets na en heeft geen an der object voor oogen dan het welzijn, de veiligheid en de rust van zijn land. Hij is een groot Nederlander. Zoo ziet hem het Nederlandsche volk van welke denkwijs of richting ook: een groot Nederlander, een voorbeeldig vaderlander ls zijn hoogste eeretitel. Volgens de „Leiasche Courant" is voor Colijn het gTOote voorrecht, dat hij het vertrouwen heeft: Colijn bezit het voor een staatsman, voor een leider onmisbare voorrecht, dat hij het vertrouwen heeft. Heeft de lezer zich al 'ns rekenschap ge geven van het feit, dat in spannende dagen een rustige radio-toespraak van Colijn do kalmte bewaart of doet wederkeeren? Er zijn niet veel mannen in ons land, dia door het vertrouwen, hetwelk zij genieten zulk een invloed hebben van hoog tot laag! Wie geniet zulk een autoriteit als Colün, al dus het „Huisgezin". Onder de thans levende staatslieden is er geen, die in den lande zulk een autoriteit geniet; geen ook, die zoozeer in staat is het middelpunt te zijn van de verscheidene po litieke richtingen; die ook door zijn per soonlijke gaven samenwerking daartus- schen mogelijk maakt. De zeventigste verjaardag vindt niet plaats onder onverdeeld gunstige omstandigheden, zoo schrijft de „Limburger Koerier". Dat dit kabinet juist tegen den verjaar dag van zijn president in ernstige moeilijk heden verkeert, werpt wellicht een schaduw op den feestdag van dr. Colijn. Dit neemt niet weg, dat desniettegenstaande het Ne derlandsche volk in breede kringen niet na laten zal de belangrijke diensten, welke dr. Colijn ons land bewezen heeft, met dank baarheid te gedenken en evenzeer in wijden kring hem de beste wenschen op zijn ze ventigsten verjaardag zullen worden toege dacht en toegebeden. Eenvoud is het kenmerk van bet ware, schrijft le „Nieuwe Venlosche Courant". Dr. Colijn: hij is een echte eenvoudige Hollander gebleven, hoe hoog hij ook steeg. Deze rasechte eenvoudigheid is een zijner aangenaamste eigenschappen en ook een zij ner waardevolste. Daar heeft hij voor een grcot gedeelte zijn waarde en populariteit aan te danken. „Simplex sigillum veri": een voud is het kenmerk van het ware, zooals de groote Boerhaave zei. Z. H. Exc. de Aartsbisschop van Utrecht zal de volgende week alleen Dinsdag, Woensdag en Donderdag audiëntie verleenen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 9