afgestraft
Jlonden
II
VAN BOERENZOON TOT
MINISTERPRESIDENT
De pers wenscht Dr. Colijn geluk
met zijn verjaardag
EEN NATIONALE
FIGUUR
fcul 'üh
Het prototype van een
goed Nederlander
r:
Het moeilijke leven Van
Dr. Hendrik Colijn
„Vindt nooit eenig eerlijk
werk te gering voor jezelf''
COLIJN
COÖRDINATIE VAN HET
GOEDERENVERVOER
DONDERDAG
22 JUNI 1939
GOEDKOOPE RETOURS
Naar
ENZ.
Het Lateraansche
Missiemuseum
Benoeming van Pater Pancratius
Maarschalkerweerd
bondag a.s. een nieuwe
zaligverklaring
Prof. H. A. Kaag
Rector-magnificus der Katholieke
Economische Hoogeschool
*3
,.xM
:A
Nader overleg tusschen Kamer
commissie en minister
Audiëntie
De N. S. B. leeft van afbrekende
critiek. Positieve politiek komt
zelden of nooit uit haar zwart-
l0°den koker. En als het den schijn
heeft, dat zij wel degelijk opbouwenden
arbeid wil verrichten, dan blijkt het al-
lasi dat deze schijn te valsch is om an
deren dan volkomen argeloozen of on
wetenden te kunnen bedriegen. Zoo is
^et geweest bij haar voorstel om de rij-
Wielbelasting af te schaffen en zoo is
bet ook nu weer gegaan met haar voor-
®tel om ter wille van de Zondagsheili-
ging het houden van politieke vergade-
*!hgen op Zondagen en erkende Chris-
bslijke feestdagen te verbieden. Blijkens
bet voorloopig verslag over dit wets
voorstel van graaf De Marchant et
b'Ansembourg c.s. heeft de Kamer zich
biet laten beetnemen. Zij heeft niet ge
hapt in dit dom gecamoufleerde lokaas
Jbet zichtbare politieke weerhaken,
berecht was men algemeen van oor
boel, dat dit ontwerp niet „au sérieux"
•bocht worden genomen en dat het niet
kr wille van een grootere eerbiediging
etl heiliging van den Zondag was inge
vend. Was het den N.S.B.ers daarom
Wèl te doen geweest, dan zouden zij
biet alleen, en zeker niet op de eerste
Maats aan het verbieden van politieke
Vergaderingen, maar aan wedstrijden en
0Penbare vermakelijkheden hebben ge
dacht. Wat zij onder politieke vergade-
hngen wenschten te verstaan, hadden
hj zelfs niet eens nader omschreven,
eh dat is erg zonderling van lieden, die
V alles en nog wat politiek willen zien.
Omdat zij zeiven niets anders dan politiek
bedrijven. Algemeen werd dan ook dit
Wetsontwerp als een innerlijk onwaar-
behtige parlementaire manoeuvre ver
oordeeld.
Met de afschaffing van de rijwielbe-
iasting wilde de N. S. B. in het gevlij
bomen van alle wielrijders in fietsend
Nederland, maar de sympathie en de be
ginselen van den rechtgeaarden Neder
lander zijn niet voor 2.50 per jaar te
boop. Met het nieuwste wetsontwerp
beeft de N.S.B. een mooi gebaar willen
Maken naar dat deel der Nederlandsche
bevolking, dat principieel voorstander is
van een zoo streng mogelijke Zondags-
Viering. In plaats van een schoon gebaar
Is het een ietwat lachwekkende come-
bie gev/orden. De Christelijke partijen,
Öie het over de wijze, waarop de Zon
dagsrust geëerbiedigd dient te worden,
biet geheel en al eens zijn, hebben ge
weigerd zich tegen elkaar te laten op-
bitsen door hen, wier leer in de prac-
bi.ik niet slechts tot een ergerlijke ont
heiliging van den Zondag, maar tot een
Verbanning van het Christendom uit
bet openbare leven leidt. De Kamer is
bog niet zoo dom als de N.S.B.-ers het
Souden wenschen en het Christelijke Ne
derlandsche volk is dat evenmin.
HOCK» HO tl AND
VLISSIHC.CN
L U l\ U U r t KC.IVW
VRAAGT INLICHTINGEN I
Hei nieuwe motorschip KONINGIN EMMA" voor
den dagdienst V! is singe n Harwich v.v. der Mant*
schappij ZEELANDis in de vaartzusteraeMfp
m.s. PRINSES BE A TR/X" JuH a.s.
Naar onze Romeinsche correspondent bericht,
beeft Z. H. de Paus Pater W. Schmidi benoemd
tot eere-directeur van het Lateraansch missie-
biuseum. Tot wetenschappelijk directeur van
«it museum benoemde de H. Vader Pater
bf- Schulte en tot eersten assistent Pater Pan-
®ratius Maarschalkerweerd O.F.M.
Zondag a.s. vindt in den Sint Pieter de
Plechtige zaligverklaring plaats van Guis-
tino de Jacobis.
2. H. Paus Pius XII ontving Dinsdag in
Mechtige audiëntie Zijne Excellentie Dr. Joa-
£him Secco lila, buitengewoon gezant en ge
volmachtigde van Uruguay bij den H. Stoel.
°1'- Joachim Secco lila heeft den H. Vader zijn
geloofsbrieven overhandigd.
2. H. Paus Pius XII ontving Maandag in
{bochtige audiëntie de ter gelegenheid der za-
'Sverklaring van haar Stichteres naar Rome
gokomen zusters van Sint Jozef der Verschij-
uhg. De zusters boden den H. Vader geschen
en aan, o.a, een paarlemoeren kruis en een
Paarlemoer gesneden religieuze voorstelling.
Het geboortehuis van Dr. Colijn in de Haarlemmermeer
Het merkwaardige in het leven van dr.
Colijn is wel de rust, waarmee het
zich langs lijnen van geleidelijkheid
heeft ontwikkeld.
Het is toch werkelijk een uitzonderlijke
carrière: van boerenzoon tot minister
president, maar als men zijn levensloop
nagaat, vindt men daar, oppervlakkig ge
zien, weinig buitengewoons in. Alles ver
loopt zoo kalm, ja, men zou haast zeggen:
vanzelf, dat men zich eigenlijk in het geheel
niet bewust wordt, met welk een bij zonderen
opgang men hier te doen heeft. Die kalmte,
die rust is trouwens een typisch kenmerk
van de geheele figuur van Colijn. Nergens,
waar en wanneer dan ook, ziet men hem
zich haasten. Wanneer hij spreekt, doet hij
dat altijd beheerscht en weloverwogen zon
der den minsten zweem van nervositeit. Dit
kan onze waardeering voor een leven als het
onderhavige niet anders dan grooter maken.
Colijn is geen man, die er in het leven
gekomen is door bijzondere protectie'; zijn
ouders waren eenvoudige boerenmenschen.
Hij werd ook niet zóó door bijzondere ge
lukkige omstandigheden begunstigd, dat
men hem een onverdiend bevoorrecht Zon
dagskind of enkel maar geluksvogel mag
noemen.
Colijn heeft zijr^, leven rustig, moeizaam,
steen voor steen opgebouwd, waarbij zijn
stelregel is geweest: „Vindt nooit eenig eer
lijk werk te gering voor jezelf." Daardoor
heeft hij het gebracht tot de hoogst bereik
bare plaats in onze maatschappij.
Den twee en twintigsten Juni 1866 werd
het huwelijk van Antonie Colijn en
zijn achternichtje Anna Verkuil, in
1868 gesloten, gezegend door de geboorte
van hun eersteling, Hendrikus.
Zijn eerste levensjaren brengt de jonge
Hein door in het ouderlijk huis te Burger
veen. Daar zijn vader er alles aan gelegen
is zijn zoon een christelijke opvoeding te
geven, en daarvoor in den omtrek der
ouderlijke woning geen voldoende gelegen
heid bestaat, wordt deze naar zijn groot
ouders te Uitwijk gezonden, waar hij de
school van meester Mooy kan bezoeken.
Na de school te hebben doorloopen, wil
Hendrik officier worden. „Dat nooit," zegt
vader Colijn. „Je wordtvboer of schoolmees
ter, maar soldaat, dat nooit." De moeilijk
heden beginnen dus al vroeg. Maar Hendrik
weet reeds dan van doorzetten, en inder
daad krijgt hij in 1886 van zijn ouders de
vergunning als volontair bij het instructie
bataljon in Kampen in militairen dienst te
treden. Al spoedig vertrekt hij als korporaal
naar Bergen op Zoom, en wordt daar onder
officier. Dan slaagt hij na twee jaren harde
studie in 1888 voor het toelatingsexamen
voor den regimentscursus, doet in 1890 met
goed gevolg examen voor den hoofdcursus
te Kampen, en wordt twee jaar later, dus op
drie en twin tig jarigen leeftijd benoemd tot
tweede luitenant bij het wapen der infan
terie van het Ned. Ind. leger.
Het volgend jaar is voor hem zeer gewich
tig. Op 18 Juli 1893 trouwt hij zijn nichtje
Helena Groenenberg; twee maanden later
voert het stoomschip „Bromo" hem en zijn
jonge vrouw naar Ned. Oost Indië. In zijn
Indische loopbaan, eerst als militair, later
als hooggeplaatst ambtenaar, blijkt duide
lijk, hoezeer hij doordrongen is van de
waarheid, dat men geen moeilijkheden moet
schromen, en men voor zichzelf geen arbeid
te gering moet achten.
Aanvankelijk wordt hij ingedeeld te Am-
barawa, maar al spoedig is het hem daar
te rustig, en op zijn herhaald verzoek krijgt
hij toestemming mee te gaan met de Lom
bok-expeditie. Bij de bestorming van de
Poeri van Tjakranegara weet hij zich reeds
te onderscheiden, zoodat hij de Militaire
\Villemsorde 4e klasse verwerft. Wederom
op zijn verzoek wordt hij dan overgeplaatst
naar Atjeh, het middelpunt der krijgsver
richtingen in die dagen, waar hij negen jaar
blijft en zich op velerlei wijze groote ver
diensten verwerft. Geen wonder is het dan
ook, dat Generaal van Heutsz hem tot zijn
adjudant uitverkiest.
In 1904 wordt zijn verblijf in Atjeh voor
korten tijd onderbroken, daar hij Generaal
van Heutsz op zijn reis naar het moeder
land in verband met diens op handen zijnde
benoeming tot Gouverneur-Generaal verge
zelt. Teruggekeerd in Indië verlaat hij in
1907 met den rang van majoor het leger, om
ais secretaris van het Gouvernement van
Ned. Indië over te gaan in burgerlijken
dienst.
Een telegram van dr. Abraham Kuyper:
„Word Kamerlid", maakt een einde aan
zijn Indische loopbaan. Voor het kiesdistrict
Sneek wordt H. Colijn in 1909 gekozen tot
lid der Tweede Kamer.
Ook dit eenvoudige lidmaatschap der
Tweede Kamer is hem echter al gauw te
gemakkelijk: hij zoekt het moeilijker en
wordt in 1911 op een-en-veertigjarigen leef
tijd minister van Oorlog in het Ministerie-
Heemskerk.
Van 1914 tot 1922 is H. Colijn dan werk
zaam als directeur der Bataafsche later
Koninklijke Petroleum Maatschappij,
waarvan de laatste vier jaren in Londen,
als Managing Director der Asiatic Petroleum
Maatschappij.
In April 1922 wordt Colijn geroepen om
dr. Abraham Kuyper op te volgen als lei
der der Anti-Revolutionnaire Partij en te
vens als hoofdredacteur van „De Stan
daard". Tezelfdertijd brengen de verkiezin
gen hem weer in de Tweede Kamer, echter
slechts tot Augustus 1923, want dan aan
vaardt hij als opvolger van minister De
Geer, die af is getreden wegens een geschil
met zijn ambtgenooten over de vlootpoli-
tiek, de portefeuille van Financiën in het
tweede Ministerie Ruys de Beerenbrouck. Hij
komt te staan voor de moeilijke taak van
het herstel van het financieel evenwicht in
de Nederlandsche Staatsfinanciën. Op den
15den Juli 1925 vormt hij vervolgens een
ministerie, waarin hij wederom minister van
Financiën is.
Tengevolge van een votum der Tweede
Kamer over het voorstel-Kersten tot af
schaffing van het gezantschap bij het Va-
ticaan, ontvalt aan het kabinet de steun
van de R.K. Staatspartij en is het ministerie
genoodzaakt reeds November 1925 zijn ont
slag aan te bieden.
Acht jaar lang vaart dan het Schip van
Staat, zonder dat dr. Colijn tot de directe
stuurlieden behoort, of liever zonder dat hij
een ministerzetel bezet. Want actief deel
aan het landsbestuur blijft hij inmiddels
wel nemen. Eind 1926 ziet men hem weer
in de Eerste Kamer. Ook het hoofdredac
teurschap van „de Standaard" neemt hij
opnieuw op zijn schouders.
In deze jaren valt het begin van zijn
werkzaamheid op internationaal gebied,
waardoor hij zich een wereldnaam zal ver
werven. Dr. Colijn vertegenwoordigt de
Nederlandsche regeering op internationale
conferenties. Hij geeft leiding aan het eco
nomisch werk van den Volkenbond. Indië
ziet hem in 1928 terug op een studiereis.
Maar het binnenlandsch bestuur blijft zijn
aandachtige zorg vragen. In 1929 wordt hij
tot Minister van Staat benoemd; de ver
kiezingen van dat jaar maken hem weer lid
der Tweede Kamer; hij wordt aangewezen
tot voorzitter van den Zuiderzeeraad.
Intusschen volgt nog een benoeming van
geheel anderen aard en wel in 1930. In dat
jaar wordt H. Colijn door den Senaat der
Vrije Universiteit te Amsterdam tot doctor
honoris causa gepromoveerd.
Het gaat intusschen niet goed met ons
land. Gezagsondermijnende invloeden spe
len een steeds grooter rol, en de roep om
een „sterken man" wordt dringender.
Die „sterke man" komt in 1933 in den
persoon van dr. H. Colijn, die dan het roer
van het Staatsschip in handen neemt en
houdt tot op heden.
Ontzaglijk veel werk is in deze periode
door een man op een leeftijd, waarop de
meeste anderen reeds met eere rusten, ver
zet. Naast zijn veelomvattend werk als voor
zitter van den ministerraad in onzen moei
lijken tijd, heeft hij nog herhaaldelijk ad
interim ministerportefeuilles waargenomen
momenteel weer van Financiën en ons
land vertegenwoordigd op economische we
reldconferenties.
Het curatorium der Katholieke Economische
Hoogeschool te Tilburg heeft voor het studie
jaar 1939-1940 benoemd tot rector-magnificus
prof. H. A. Kaag en tot secretaris van den
senaat prof. dr. Th. Goossens.
Vanzelfsprekend bieden aan den vooravond
van den zeventigsten verjaardag vrijwel alle
Nederlandsche bladen behalve Nationale
Dagblad en Volksdagblad, bien étonné de se
trouver ensemble aan onzen minister-presi
dent hun gelukwenschen aan.
Zoo schrijft Prof. Mr. Aalberse in „De Maas
bode"
Een hooger eenheid zien wij in dit leven,
als w;j Colijn beschouwen als den man
van diep geloof en van vast Godsvertrouwen.
Die lijn loopt door zijn geheele leven, van
jongs af tot nu, al spreekt zij luider tot
ons, wanneer de oud-militair en latere
zakenman hebben plaats gemaakt voor den
anti-revolutionnairen Staatsman. Of wij hem
hier zien als leider zijner partij, of als lid
der Staten-Generaal, of als Minister, steeds
is dat, wat ons het meest treft: de man
van diepe, in zijn geloof gegronde begin
selen.
Het „Algemeen Handelsblad" poogt het suc
ces van het leven van Colijn te verklaren:
Wat verklaart het succes van dit leven
wel, en wat is het geheim van het nationale
dezer figuur?
Wat het eerste betreft: de aanwezigheid
van willen, kunnen en durven en van vol
maakt, rustig evenwicht tusschen die drie.
Men moet, om een leven tot vol succes te
brengen, den wil hebben om er te komen,
men moet het vermogen hebben om te
bereiken wat men wil, en men moet den
durf hebben om het dan ook te doen
en de grens van zijn kunnen weten. Men
moet zelfvertrouwen hebben.... en zelf
kennis, die voor overschatting hoedt. Al
deze drie heeft de heer Colijn en wel in
het juiste, rustige evenwicht dat leidt tot
de synthese der kracht.
En het is dat synthetische, dat, naast
het veelzijdige van het geestelijke vermo
gen, voor een groot deel verklaart dat deze
man, die toch óók zijn sterke eigen over
tuiging heeft, kon worden tot nationale
figuur.
„Het volk'- schrijft over den persoon van
Dr. Colijn het volgende:
Slechts weinigen, die het voorrecht han
den, persoonlijk met dr. Colijn in aanraking
te komen, ontsnappen aan de sterke be
koring, die van zijn optreden uitgaat. Hij
is geen man van lievigheidjes, maar ver
staat toch bij uitnemendheid de kunst, an
deren voor hem in te nemen. Zelfs iemand
als wijlen H. H. van Kol, die hem zoo vaak
en zoo fel bestreden heeft, getuigt, dat bij
den heer Colijn meerdere malen' van een
zeer sympathieke zijde heeft leeren kennen.
In de Tweede Kamer hebben wij dikwijls
met studie gadegeslagen, hoe de minister
president het verstaat om met lieden ven
allerlei slag om te springen en hen om de
vinger te winden. Er gaat een bekoring, een
fluïde van hem uit, waaraan het moeilijk
is, weerstand te bieden. En zijn naaste
medewerkers dragen hem op de handen
Meer dan eens hoorden wij, in persoonlijk
gesprek, lieden, die met Colijn hebben sa
mengewerkt, woorden van uitbundigen lof
spreken over den ruimen armslag van zijn
optreden en oe gevoelige, ietwat naar het
familiare neigende goedhartigheid, die hij
niet zelden in het persoonlijk verkeer aan
den dag weet te leggen.
Pasquino in „De Telegraaf" schetst Dr. Colijn
als het prototype van een goed Nederlander:
Ik geloof dat de populariteit van Coiijn
hierin gelegen is, dat hij, voor ons en voor
het buitenland, het proto-type is van oen
stoeren goeden Nederlander. Bedaard, voor
zichtig, om den drommel niet bang, maar
geneigd tot overleg en tot laveei'en. Slaap
er liever een nachtje over. Maar staat een
maal practïsch en naar overtuiging de wijze
van handelen vast, dan ook recht er op af
en niet letten op de winkelhaken
Dr. Colijn behoort tot de eersterangs figuren
van het staatkundige tooneel, aldus de „Nieuwe
Rotterdamsche Courant":
Morgen zal minister Colijn 70 jaar wor
den. Voor- en tegenstanders en ook zij, die
min of meer neutraal tegenover zijn po
litiek beleid staan, zullen erkennen, dat hij.
in een tijd waarin de eersterangsfiguren op
het staatkundige tooneel met een lantaarntje
zijn te zoeken, met gaven is toegerust, die
hem onder de tegenwoordige politieke om
standigheden een leidersrol verzekeren. Al
is aan die rol sinds 1937 wel wat komen te
ontbreken en al is zijn gezag ook door wat
er nadien ls gebeurd wel wat getaand, bij
een gelegenheid als deze zullen wij daarbij
niet stil staan en ons liever afvragen, of
de toekomst zijn ster weer wat hooger zal
doen rijzen.
Na alles was „De Standaard'- reeds in haar
extra uitgaven schreef, lezen wij thans in haar
laatste nummer voor de voor haar „grooten
dag" nog:
Neen, wij hebben Colijn, nu hij zeventig
jaar wordt, iets anders te zeggen; iets veel
eenvoudigers, iets veel meer persoonlijks:
iets, waarvoor wij maar weinig woorden
noodig hebben. Het is enkel dit: wij zijn
in den loop der lange jaren, waarin hij
met ons heeft geleefd en gewerkt, van den
eerste tot den laatste, van den hoogste tot
den laagste, allen evenveel van hem gaan
houden. Op zijn jaardag schuift de Staats
man en de krijgsman en de leidsman naar
den achtergrond. Met den man, die dan
overblijft, en met hem alleen vieren wij
dien verjaardag van heeler harte mee. Zóó
zien wij hem niet meer boven ons uitste
ken, maar hoort hij heelemaal bij en aan
ons.
„De Avondpost" schreef reeds eerder:
Zoo staat zijn robuste figuur nog midden
in de natie; zoo zijn wij vast overtuigd, dat
een groote meerderheid des volks hem voor
loopig nog aan het hoofd wil zien van wélk
bewind dan ook. Boven alle verschillen en
programs uit wenscht het hèm.
jUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Luitenant Colijn (zittend derde van links) in Bivak Tripa tijdens den Atjeh-oorlog
Na kennisneming van de memorie van ant
woord inzake het wetsontwerp betreffende de
coördinatie van het goederenvervoer, heeft de
commissie van rapporteurs uit de Tweede
Kamer omtrent eenige punten op 26 Mei 1939
met den minister van Waterstaat mondeling
overleg gevoerd.
Opgemerkt werd, dat reeds het enkele feit, dat
de minister voorstelt, de regeling van het goe
derenvervoer in de Bezuinigingswet in te voe
gen, het bedrijfsleven tegenover dit voorstel
wantrouwig heeft gemaakt, 's Ministers uit
drukkelijke verklaring in de memorie van ant
woord, dat deze omstandigheid voor de uitwer
king van de op grond der machtiging te treffen
coördinatieregeling volstrekt niet van richting-
gevenden aard is, heeft dit wantrouwen niet
kunnen wegnemen.
Men herhaalde daarom den in het voorloopig
verslag weergegeven aandrang om dit wetsont
werp om te zetten in een machtigingswet, welke
geheel los staat van de Bezuinigingswet, ten
einde aldus den bodem in te slaan aan de op
vatting, dat de coördinatie dient om het spoor
wegtekort weg te werken.
De minister antwoordde, dat dit ontwerp los
staat van het bezuinigingsstreven van 1935, los
ook van het spoorwegtekort. Nu evenwel ge
bleven is, dat de vorm, waarin het wetsontwerp
gegoten is, bij het bedrijfsleven tegenstand op
roept, verklaarde de minister geen bezwaar te
hebben, aan het verzoek van een aantal leden
der commissie te voldoen.
Voorts zeide de minister, dat, indien dit ont
werp binnenkort wordt aanvaard, hij zijnerzijds
met spoed een ontwerp-algemeenen maatregel
van bestuur zal gereed maken en gaarne wil
toezeggen dit ontwerp (behalve aan de com
missie van advies en bijstand voor het Ver-
keersfonds) ook voor te leggen aan een com
missie ad hoe, waarin alle vervoerbelangen ver
tegenwoordigd zijn.
De minister antwoordde op een desbetreffen
de vraag van een lid, dat de commissie-Gros
heide geen oificieel karakter heeft en zich ook
niet als officieele commissie opwerpt. Zij heeft
den minister gevraagd, een „toehoorder" bij
haar vergaderingen aanwezig te doen zijn, waar
tegen geen bezwaar bestond. Daaruit vloeit
geen enkele verplichting over en weer voort.
De particuliere vervoerbedrijven zullen volop
in de gelegenheid zijn zich in en door de be-
drijfscommissie en voor de vergunningen-com
missie te doei> hooien over het verleenen, wijzi
gen en intrekken van vergunningen. De minis
ter was bereid om wettelijk vast te leggen, dat
de bedrijfscommissie in de gelegenheid zal wor
den gesteld over het. verlengen, wijzigen en in
trekken van vergunningen te worden gehoord.
De commissie vroeg, of de minister wilde
mededeelen, welken omvang het „Rijnvaartlek"
naar de geldende jurisprudentie heeft.
De minister legde een overzicht van de op
deze kwestie betrekking hebbende Jurispruden
tie van den Hoogen Raad over, hetwelk als
bijlage aan het verslag is toegevoegd. Uit dit
overzicht volgt, aldus de minister, dat „vrij
gebied" zijn:
1. Rijn, Waal, Lek, Boven- en Beneden Mer-
wede, Noord; 2. Rotterdamsche Waterweg naar
zee; 3. Oude Maas; 4. Dordtsche Kil; 5. Hol
landsch Diep, Haringvliet.
Wanneer de regeling' van het binnenlandsch
Rijnvervoer mogelijk zal zijn geworden, zal deze
van dien aard zijn, dat daarvan geen nadeelige
gevolgen zijn te vreezen voor de Nederlandsche
schippers, die den Rijn in het buitenland be
varen.
De wensch werd uitgesproken, dat buiten twij
fel kome te staan, dat het vervoeren zonder ver
gunning over particulier terrein vrij is.
De minister antwoordde, dat het vervoer, zoo
lang dit door of voor rekening van den ver
voerder geschiedt, van de eerste laad- tot de
laatste losplaats als een eenheid moet worden
gezien en behandeld. Zou men het laden en
lossen op particulier terrein door of voor reke
ning van den vervoerder vrij laten, dan zou men
het mogelijk maken, dat de voorwaarden, waar
onder de vergunningen worden verleend, bij
voorbeeld de tarieven feitelijk worden ontdoken.
De minister zegde toe te zullen overwegen den
datum van 1 Januari 1938 als criterium bij het
verleenen der vergunning in de wet op te ne
men.
De minister antwoordde op een andere vraag,
dat bij de coördinatie van het vervoer bepalin
gen omtrent de loonen alleen dan moeten wor
den vastgesteld als het vervoersbelang zoo
danige regeling eischt.
De minister verklaarde zich bereid nader te
overwegen, of in -dife ontwerp kan worden inge
voegd een met het huidige art. 61 van het
ontwerp-wet autovervoer personen overeenko
mend artikel, nochtans met de clausule: indien
dit voor een doeltreffende coördinatie van het
goederenvervoer wcnschclijk blijkt, of met een
zinsnede van soortgelijke strekking.
Colijn is zeventig geworden;
De „sterke man" van Nederland
Bereikt den leeftijd van de sterken M
Wat bracht hij in den tijd tot stand! j|
Van boerenzoon wist hij te worden
Tot een regeerder van den Staat;
't Is vaak getuigd in deze dagen,
Dat hij een man is van formaat.
Het lijkt een sprookjes-carrière,
Maar dat hij 't zóóver heeft gebracht
Is slechts te danken aan hard werken,
Aan stoeren arbeid, dag en nacht.
Veel vaderlandsche eigenschappen
Boetseerden een figuur, markant, s
Ook buiten onze grenzen weet men:
Colijn wil zeggen: Nederland!
Zijn energiek, volhardend streven
Heeft alom sympathie verwekt,
En zelfs de tegenstander koestert
Voor dezen mensch een diep respect, 5
Als rijkste les ligt in dit leven:
Veracht nooit zelfs 't eenvoudigst
werk, j|
En slechts geloof en Godsvertrouwen
Maakt ons in 't leven goed en sterk, jjjj
Heel Neerland moet hem dankbaar s
wezen,
Zij 't reeds om 't voorbeeld dat hij gaf. h
En ook wij, Katholieken, bidden
Gods rijksten zegen voor hem af.
HERMAN KRAMER. I
Hooge boomen vangen veel wind. En
Colijn heeft heel wat wind gevangen. Van
critiek; van bestrijding; van laster, gemee-
nen lagen laster zelfs. Maar de boom bleef
staan.
Hij staat nóg.
Hoe lang nog dat weet niemand. God
geve, in het belang van ons gemeenebest
nog véle jaren.
Drie oorzaken heben volgens „de Nederlan
der" Dr. Colijn zoo hoog doen stijgen:
Trachten wij aan te geven hoe het komt,
dat de figuur-CoIijn ver boven de grenzen
van één partij is uitgestegen, dan noemen
wij daarvoor drie oorzaken.
In de eerste plaats zijn uitblinken op elk
der zeer verscheiden terreinen, waarop hu
zich in zijn lange leven heeft bewogen.
En daarnaast wij combineeren nu de
tweede en derde oorzaak het feit, dat
hij steeds weer getuigd heeft van eigen vast
geloof en eigen beginselen, zonder zich
echter daarbij van anderen af te sluiten,
integendeel steeds weer zoekende naar wat
vereent.
Prof. Dr. Gerretson geeft in het „Utrechtsen
Dagblad" aan waar Colijri's populariteit in wor
telt'
Zijn populariteit wortelt dan ook dieper,
dan in instemming met zijn politiek, die, in
een overgangstijdperk als het onze, uit den
aard der zaak geen duurzamen algemeenen
bijval kan vinden. De warmte, waarmede
zijn feest wordt meegevierd, straalt dan ook.
uit van een anderen haard, dan die waarin
de politieke partijgangerschap haar vuurtje
stookt. Zij komt voort uit de waardeering
voor zün karakter, waarin het volk enkele
der beste deugden liefheeft, waardoor het
zelf uitblinkt: zijn rust, zijn eenvoud, zijn
trouw.
In de „Residentiebode" lezen wij:
Maar vooral waren er een groot karakter
en een vast Godsbetrouwen noodig, om in
al de wisselende kwaliteiten het godsdien-
stig-politieke ideaal hoog te houden en het
landsbelang voorop te stellen; zij hebben
Colijn gedragen tot het leiderschap zijner
partij en tot wat wij gerust mogen noemen
het nationale leiderschap.
Een groot Nederlander is Colijn, aldus „de
Volkskrant".
Colijn streeft niets na en heeft geen an
der object voor oogen dan het welzijn, de
veiligheid en de rust van zijn land. Hij is
een groot Nederlander.
Zoo ziet hem het Nederlandsche volk van
welke denkwijs of richting ook: een groot
Nederlander, een voorbeeldig vaderlander
ls zijn hoogste eeretitel.
Volgens de „Leiasche Courant" is voor Colijn
het gTOote voorrecht, dat hij het vertrouwen
heeft:
Colijn bezit het voor een staatsman, voor
een leider onmisbare voorrecht, dat hij het
vertrouwen heeft.
Heeft de lezer zich al 'ns rekenschap ge
geven van het feit, dat in spannende dagen
een rustige radio-toespraak van Colijn do
kalmte bewaart of doet wederkeeren?
Er zijn niet veel mannen in ons land, dia
door het vertrouwen, hetwelk zij genieten
zulk een invloed hebben van hoog tot
laag!
Wie geniet zulk een autoriteit als Colün, al
dus het „Huisgezin".
Onder de thans levende staatslieden is er
geen, die in den lande zulk een autoriteit
geniet; geen ook, die zoozeer in staat is het
middelpunt te zijn van de verscheidene po
litieke richtingen; die ook door zijn per
soonlijke gaven samenwerking daartus-
schen mogelijk maakt.
De zeventigste verjaardag vindt niet plaats
onder onverdeeld gunstige omstandigheden, zoo
schrijft de „Limburger Koerier".
Dat dit kabinet juist tegen den verjaar
dag van zijn president in ernstige moeilijk
heden verkeert, werpt wellicht een schaduw
op den feestdag van dr. Colijn. Dit neemt
niet weg, dat desniettegenstaande het Ne
derlandsche volk in breede kringen niet na
laten zal de belangrijke diensten, welke dr.
Colijn ons land bewezen heeft, met dank
baarheid te gedenken en evenzeer in wijden
kring hem de beste wenschen op zijn ze
ventigsten verjaardag zullen worden toege
dacht en toegebeden.
Eenvoud is het kenmerk van bet ware, schrijft
le „Nieuwe Venlosche Courant".
Dr. Colijn: hij is een echte eenvoudige
Hollander gebleven, hoe hoog hij ook steeg.
Deze rasechte eenvoudigheid is een zijner
aangenaamste eigenschappen en ook een zij
ner waardevolste. Daar heeft hij voor een
grcot gedeelte zijn waarde en populariteit
aan te danken. „Simplex sigillum veri": een
voud is het kenmerk van het ware, zooals
de groote Boerhaave zei.
Z. H. Exc. de Aartsbisschop van Utrecht zal
de volgende week alleen Dinsdag, Woensdag en
Donderdag audiëntie verleenen.