De verstrooide kinderjuffrouw Tfloi&m: DAGBRIEVEN EENER MOEDER D De luchtroovers van Hoitika k?- il A tfeLa/l 'iwi/ic/' Zelf speelgoed maken Vaders komt uit uw schuilhoek Stoel en Bed k Het Geheim van de zeven Schoorsteenen VRIJDAG 7 JULI 1939 met e Mè. IwX APPELSTROOP DOOR AC AT H A CHRISTIE VOOR ONZE JEUGD Gozewijn was een klein prinsje, die een kin derjuffrouw had, die nogal verstrooid was. Dat verstrooidheid soms heel ernstige gevolgen kan hebben, kun je uit deze geschiedenis leeren. Op een mooien zomerdag sliep het prinsje in zijn vergulde wieg in den grooten tuin van 't pa leis. „Nu", dacht Myriam, zoo heette de kinder juffrouw, „ik kan wel even een praatje gaan maken bij mijn vriendin." Myriam praatte en praatte en vergat zoo hee- lemaal den kleinen Gozewijn tot de klok vijf uur sloeg en zij zich met schrik herinnerde, dat zij op dat uur den kleinen kroonprins aan zijn ouders moest toonen. Ze holde terug naar den tuin, maar vond de wieg leeg. Zij zocht den heelen tuin af, doch nergens was een spoor van Gozewijn te vin den. Ten einde raad liep zij den grooten weg op. Natuurlijk wist niemand iets van de verdwijning van het kindje af. Huilend liep ze bij Elkerlic, den kleermaker binnen en vroeg of hij soui> bij toeval, iemand had zien voorbijkomen met een babv in zijn armen. „Wel nee", zei de man. „Ik heb zelf zooveel kinderen, dat ik er niet op let, of er soms euntje op straat voorbijgaat. Hoor je wel, hoe mijn ging er mee naar den Koning en de Koningin jongste huilt van den honger. We hebben geen geld, om melk voor hem te koopen". Myriam dacht een oogenblik na toen zei ze: „Wil je mij je baby leenen. Ik zal hem de beste melk te drinken geven, die er is en morgen kom ik hem weer terug brengen". „Da's goed!" antwoordde de kleermaker dade lijk. Hij haalde het kind uit de wieg en gaf het aan Myriam. Deze holde er mee naar het paleis, deed het een van de mooie lange jurken van OP mr BLIKJE VELERLEI KNAX-RECEPTEN VERKRIJGBAAR in 8LIKJES VAN 5 EN 10 STUKS Gozewijn aan en ging er mee naar den koning en de koningin. Deze keken er als naar gewoonte maar eventjes naar en beduidden de kinderjuf frouw toen, dat ze weer heen kon gaan. Myriam bleef intusschen naar het ware prinsje zoeken, maar zij vond het niet terug. Toen besloot zij weer haar toevlucht te nemen tot den kleer maker. „Hoor eens, Elkerlic", zei ze, „ik heb voor je baby beste pleegouders gevonden. Zij willen hem als hun kind aannemen en geven je hierbij een som gelds". De kleermaker riep zijn vrouw. Samen bespra ken zij het geval en stemden tenslotte toe. Het echte prinsje intusschen was gestolen door een koopman, die door den tuin van 't paleis kwam, om zijn koopwaar aan de werksters en bedienden aan te bieden. Toen hij een kindje daar zoo ver laten en alleen in de wieg zag, dacht hij: „nu, dat schaap heeft zeker geen moeder, die voor hem zorgt. Laat ik hem maar meenemen. Het kindje van mijn dochter is juist gisteren gestor ven. Zij zal dit dus graag willen hebben". Zoo verdween het kroonprinsje in de arme woning van den koopman en "t kind van den kleermaker sliep in de wieg van den prins, kreeg de mooiste kleeren en het fijnste eten en groeide flink op. De koning en de koningin hadden nooit iets van het bedrog gemerkt totdat de jongen achttien jaar was en voor 't eerst den soldatenrok zou dragen. De koningin wilde zelf bij de plechtige aan kleeding tegenwoordig zijn en nu kwam het uit, dat de kroonprins niet de gouden medaille om den hals had, dien iedere zoon uit 't vorstenhuis tot aan zijn troonsbestijging moest dragen. De koningin zei, dat zij de medaille bij zijn ge boorte om zijn hals gehangen had, de prins zelf had nooit een medaille gezien en Myriam, die ter verantwoording geroepen werd, beweerde odfc, dat zij van een medaille niets af wist. Het was dus nutteloos er verder over te spreken. Op zekeren dag echter zou er n toumooi gehouden worden. (Een tournooi is een middeleeuwsch wapenspel). Hierbij werden alle jongelui uit den omtrek uitgenoodigd. De prins zelf reed op een wit paard met rood tuig, maar hij werd bang toen de andere ridders hem met hun zwaarden tegemoet kwamen. En toch was 't maar spel en niemand zou er aan denken, om den kroonprins eenig kwaad te doen. Een jonge ridder echter, die fier en recht in het zadel zat en in schoon heid fier boven de anderen uitblonk, reed in volle vaart met uitgetrokken sabel op den kroonprins af. Die trok van schrik zoo heftig aan de leidsels, dat het paard begon te steigeren en den jongen prins op den grond wierp. Dat gaf na tuurlijk een geweldige opschudding. De ruiter werd voor den koning gebracht en deze vroeg boos naar zijn naam en afkomst. De jongen kon niet veel anders vertellen, dan dat hij Diederik was, de zoon van Sara en dat zijn grootvader (de oude koopman) eenige jaren geleden ge storven was. „Wat", riep de koning uit, „je bent niet eens 'n edelman, maar de zoon van een gewone werk ster en durft den prins op den grond te werpen! Trek hem de kleeren van het lijf, beval hij zijn dienaars en geef hem twintig stokslagen op den blooten rug". En nu gebeurde 't dat, toen zijn hemd afgleed, de jonge man daar stond met een blinkend gou den medaille aan een kettinkje om den hals. „Wat is dat", riep de koning bleek en bevend. „Wanneer heb je die medaille gestolen?" „Die heb ik niet gestolen", antwoordde de jongen fier. „Ik heb ze altijd gedragen, zoo ver ik mij herinner." De vorst was met dit antwoord niet tevreden. Hij liet den jongen man in de gevangenis wer pen en ontbood zijn moeder aan het hof. Sara vertelde, dat ruim zeventien jaar geleden, haar vader een vondeling had meegebracht, omdat haar eigen kindje gestorven was. De vondeling had een gouden medaille om den hals. Nu werd Myriam ter verantwoording geroepen. Die was zoo bang, dat zy zich aan de voeten van den koning neerwierp en alles bekende. Dat was een vreeselijke tijding voor den koning en de koningin. Maar gelukkig was alles nog goed te maken. Diederik, die dus eigenlijk Gozewijn heette, werd dadelijk uit de gevangenis gehaald en nam zijn plaats als kroonprins in. De arme kleermakerszoon was nu kroonprins af, doch hij mocht op kosten van den koning een vak gaan leeren. Sara mocht als hofdame in 't paleis ko men, maar wie er het slechtst af kwam, was Myriam. Zij werd in een torenkamertje opgeslo ten en die straf had zij wel verdiend. CEDA. «K.29.W09' Het leukste speelgoed is dikwijls dat, wat je zelf gemaakt hebt. Daarom zullen we jullie wat ideetjes aan de hand doen. Laten wij eens be ginnen met meubeltjes voor de poppenkamer. Daarvoor heb je een stelletje leege luciferdoosjes noodig. Nu, daar is wel aan te komen, hè? Verder moet je een schaar en een lijmpot bij de hand hebben, want alles moet natuurlijk worden geplakt. Kijk nu maar eens naar 't allereenvou digste voorbeeld: een stoel. Dezen maak je door een doosje middendoor te knippen en op elkaar te plakken. Daar gaan we hem bekleeden. We smeren hem heelemaal in met stijfsel of gluton en plakken er dan gebloemde cretonne over. Bij den stoel is dat al heel gemakkelijk. We leggen een recht strookje over zitting en rug en een ander over de armleuningen. Zorg ervoor, dat de stoel ook aan den onderkant bekleed wordt. Dit staat niet alleen netter, maar is ook stevi ger. Nu maken we vandaag ook nog een bed. Het doosje is het eigenlijke ledikant; het hoofd en voeteneinde wordt gevormd uit de huls. Deze is wat te hoog. Dus we knippen er onge veer een kwart af en knippen er meteen wat model in, zooals de teekening aangeeft. Dit ledi- kantje kan ook weer beplakt worden met cre tonne of, misschien nog beter met bruin pak papier. Kan er maar zoo'n heel klein poppetje in, vind je? Nu, kijk dan eens of moeder nog zoo'n schuif doosje heeft, waar de apotheker poedertjes in brengt. Ziezoo, de volgende week nog meer meubeltjes! C. P. D. Spekkie is de muzikant van he± groote dierenland. Hij speelt banjo, bas en cello, sol mi re do klarinet en trompet, saxofoon, gitaar, piano, trom, viool en soms ook hobo, do re mi fa sol la si do harp en luit, orgel, fluit, hij trekt de harmonika, si do re mi fa sol la Nou, doe hem dat maar eens na! PIET BROOS XXVIII Een woord tot talrijke vaders van een moeder, die het zeer goed meent. Vaders, wees méér vader. In 't vaderhart woont evenveel liefde voor de kinderen als in dat van moeder. Alleen de vaders toonen het niet, althans minder, en dikwijls op een voor de kinderen onverstaanbare manier. En laat uw vaderschap niet als een pak zijn, dat u alleen op bepaalde uren en bij bepaalde gelegenheden aantrekt, of erger nog, dat u dikwijls met een mantel voor het oog van de buitenwereld ver bergt. Vele mannen worden eerst vader binnen de straatdeur, daarbuiten zijn zij meneer zus en zoo en niet anders, niets meer. Ik ken een vader, die in huis of in den tuin een lustige dolle speelkameraad zijner kinderen is, op wien de kleinen dol zijn; doch diezelfde kinderen deinen, als voor een straf, terug voor een wan deling met dienzelfden vader. Zóó strak, stijf, statig, stil en stug gedraagt hij zich dan, dat dit voor de kinderen een pijniging nabij komt. Een versnapering meebrengen voor de kin deren is iets, wat veel vaders doen. Maar weet u dat het kind veel meer waarde aan de lekker nij hecht, die 't zelf mee mocht „met vader" uitzoeken en koopen? Een stukje speelgoed, hoe gering van geldelijke waarde ook, bezit veel meer verdienste, wanneer het kind 't niet alleen Van vader gekregen heeft, maar ook mee ge weest is naar den winkel, daar zijn eigen keuze mocht doen en zelf het dubbeltje of kwartje betalen mocht, dat eraan ten koste gelegd werd. Ik weet het, in vele huisgezinnen heerscht nood, een kleinigheid voor de kinderen kan er niet op overschieten, doch gekocht wordt ook daar steeds, al zijn het slechts de allernood zakelijkste levensbehoeften. Weet elke vader wel. dat hij zijn kinderen een vreugde bereiden kan, zoo groot, dat zij er een week op kunnen teren, wanneer hij de noodzakelijke levensbe hoeften met hen in een der groote magazijnen gaat koopen? Of wanneer de aankoopen niet geschikt zijn voor groote magazijnen, laat de vader dan met de kinderen boodschappen gaan doen in de buurtwinkels. Juist in gezinnen waar hooge nood woont en dus vermoedelijk werkloosheid heerscht, moet dit geen bezwaar opleveren. Weet gij, vaders, dat het soms werkelijk een tonig leven van tallooze kinderen geheel wordt opgefleurd, wanneer zij weten dat eens per week een tocht langs de winkels door de drukke stra ten „met vader" op 't programma staat? Zij rekenen er op, leven er op, en de dag wordt hun tot feestdag, zonder dat u dit een cent kost. En nog een stapje verder. Wanneer het geld er voor beschikbaar is, koop dan eens iets voor de kinderen, dat moeder niet gekocht zou heb ben. Moeders, vooral met niet te ruime beurs, hebben het zwak dat zij steeds zooveel nuttige en noodige dingen weten, dat een onnut ding nooit aan de beurt komt. Stap heen over de schuwheid, welke vele mannen voor een winkel voelen. Waarom toch niet? Elke verkoopster weet dat een man een gemakkelijker klant is dan een vrouw en zal dezen daarom steeds extra beleefd en welwillend tegemoet treden. Mijn man kon soms grappig uit den hoek komen. Hij kwam eens bij een der groote manufacturenmagazijnen terecht, doordat een kinderstrandpyama hij meende nota bene dat het eén speel-overall was in vroolijke kleuren in de etalage zijn aan dacht trok. Hij met de drie jongens naar bin- oor het bloed van martelaren wordt de akker der Kerk vrucht baar. „Zeg, wie ben jij nou?" vroeg Piet, toen ze samen door een smal gangetje liepen, en waar gaan we naar toe?" „Waar we naar toe gaan wil ik je wel zeggen: naar Rio de los Happos, het appelenland en vandaar naar Rotterdam, maar (en hij pakte Piet bij zijn neus en draaide hem bijna een halven slag om) „Als jü, zoodra je aan wal bent, het hart in je lijf hebt om te vertellen, dat je mij hier aan boord hebt gezien, zal ik jeWat de kok in dat geval zou doen, kwam. Piet nooit te weten, want er kwam iemand aanloopen en hij maakte maar een flinken wipneus, om hem weer in fatsoen te brengen. Wat Had die kerel hem geknepen. nen. 'tWas een stil uur ende verkoopsters hebben het trio compleet omgekleed. Het werd een soort vermakelijkheid, waarmee de geheele etage zich amuseerde. Maar't meeste mijn jongens. Het is nu meer dan twee jaar geleden, maar alle drie kunnen zij nog elke bijzonder heid van dien middag verhalen en het pakje hebben zij nooit anders dan ,,'t lollige pak genoemd, omdat een der verkoopsters bij het aanpassen deze uitdrukking gebruikt had. En hoewel uiterst goedkoop, namen de pakjes bij de dragers steeds een zeer bijzondere plaats in: zij waren immers met paps gekocht, om mams te verrassen. Van eiken verjaardag maken wij een pretje, al is 't nog zoo bescheiden, doch het koopen der cadeautjes voor mij met hun vader, voor vader met mij, werd tot een gebeurtenis uitge sponnen, zelfs wanneer voor de zes cadeautjes nog geen gulden kon worden besteed, hetgeen in de allermoeilijkste periode inderdaad het geval was. De verjaardag echter werd tot een evene ment, vol geheimzinnigheden en innerlijke pret gemaaktdoordat vader in elk opzicht van de partij was. Eén jaar was 't dat wij letterlijk niets te missen hadden (mijn cadeautjes be stonden uit een pakje pudding, een pakje mai- zena en meer zulke artikelen), doch 't feest der kinderen was er niet minder gezellig om.... omdat vader om het hardst met de organisatie hielp. De kleine, toen vierjarige Kpesje met stralende oogjes .n een blos op de wangen voor me te zien staan trappelen, handjes op den rug, en mij ernstig bezwerend: „wij mogen 't niet zeggen, mams, ik heb heusch geen pudding voor u gekocht," was een vreugde en geluk op zich zelf, waarmee alles, alle verlies, alle gebrek, alle verdriet goedgemaakt werd. Het feest-eten werd tot een festijn, vooral toen vader zijn eigen cadeau mocht ronddeelen en vertellen moest hoe en waar hij dit gekocht had. En als dien dag geen driehonderd keer de roep weerklonken heeft „hè paps?" dan eet ik mijn neus op. Een paar kousen, welke ik dringend noodig had, was een ander maal een mijner verjaars- cadeaux. Juun, toen juist vijf geworden, keek eiken morgen 't eerst of ik „zijn" kousen wel droeg en bracht mij eenige malen in een humo ristisch lastig parket, toen hij melkboer en bak ker „zijn cadeau" wilde toonen en daarbij geen centimeter lengte schenken wilde. Behalve wat cadeaux betreft kunnen vaders hun kinderen op duizend en één wijze'toonen welke groote plaats de kinderen in hun hart innemen. Een vader zelfs gemakkelijker dan een moeder. Vaders kunnen de leveranciers zijn van de kinderheerlijkheden als een leeg kistje een stukje touw, een paar takken, een plankje- Vaders kunnen knutselen en al meenen zij van alle knutseltalent gespeend te zijn, in kinder- oogen is hetgeen zij maken toch steeds het mooiste, wonderbaarlijkste en begeerlijkste van alles wat de wereld bevat. En danvaders kunnen met hun kinderen gaan wandelen. Alweer eigenlijk veel beter dan moeders. Vaders kunnen met de kinderen over al op- en afklimmen, in-aanbouw-zijnde huizen bezoeken, bij bruggen en spoorweg-overgangen kijken, roltrappen bezoeken, brandweerkazernes in oogenschouw nemen, 't station exploreeren en duizenden andere begeerlijkheden met aan dacht, amusement en geduld, met een bezoek vereeren. Van hoeveel waarde en afwisseling dit voor een kind beteekenen kan, weten wij 't beste, wanneer wij nagaan hoeveel volwassenen er steeds met aandacht staan te kijken naar een tramrail, welke vervangen wordt, een boot die wordt geschut of een stuk wegdek dat wordt kapot gehakt. Moet voor kinderen, die zooiers dikwijls voor het eerst in hun leven zien, een dergelijk bezoek met vader niet tot de heer lijkste afwisselingen behooren, welke men zich denken kan? Tot slot vaders, oen oratio pro domo. Op stap met de kinderen, denkt ook eens aan moeder thuis. Alleen eten en een onderdak kunnen haar leven ook niet vullen, hoewel in tallooze gezinnen het er werkelijk op lijkt, alsof voor haar in stoffelijken zin niets meer dan dat overblijft. Koopt eens ijts „ongevraagd". Een paar kousen ongevraagd meegebracht kunnen voor een vrouw meer beteekenen dan een rijk cadeau in geld. Kan het er niet af, een reep chocolade, drie appels, een stukje zeep, speciaal voor moeder meegebracht, desnoods, als 't dan beslist niet anderr kan een stukje veterband, of een klos garen, waarover zij gisteren sprak. Juist in moeilijke omstandigheden telt betoonde har telijkheid dubbel. De wetenschap, dat je als man het land hebt aan boodschappen doen, verhoogt voor haar de waarde der geste. Moeder thuis, hoe dikwijls wordt zij vergeten. Door'den manen door de kinderen. Want deze doen niet anders dan vaders voorbeeld volgen. Een goede opvoeding der kinderen bestaat voor een zeer groot gedeelte in het geven van een goed voorbeeld. Is 't te veel verlangd dat ook de moeder daarvan eens profiteert. Verdient zij t misschien niet? Draagt zij niet alle zorgen en lasten mee? Is haar taak soms niet hoogst- eentonig? Mannen.... komt uit uw schuilhoek! EEN MOEDER Put kracht uit EUt Ovn-Betuw* 10 De bezoeker stond op. „Voor de Engelsche eer ik veel eerbied heb," kondigde hij aan. „Wij het op andere manier probeeren moeten. Ik wensch goeden morgen." Hij sloeg z'n hakken tegen elkaar, boog en marcheerde stram-recht-op de kamer uit. „Wat zou-ie met dat laatste bedoeld hebben?" overdacht Anthony. „Was dat een dreigement ofNiet, dat ik voor dien goeien ouwen Lollipop bang ben. Kijk, dat is een goede naam voor hem. Zoo zal ik hem noemen: Baron Lollipop." Hij liep een paar maal besluiteloos de kamer op en neer. De datum waarop het manuscript afgeleverd moest worden, was 13 October, dus hij had nog meer dan een week den tyd. En hij was zeker niet van plan het vóór het aller laatste oogenblik uit handen te geven. De kwes tie was. dat hij ten koste van alles eerst wilde lezen. Op de boot had hij er geen gelegenheid voor gehad; hij was ziek geweest een aan val van malaria, zijn oude kwaal en daarna had hij zich te zwak gevoeld om veertig zijdjes •lecht geschreven manuscript te gaan ontcij feren. Maar nu was hij weer de oude en daarom wou hij nu weten waarover al die drukte ge maakt werd. En dan had hy nog iets te doen. Hij lichtte de lus van het telefoonboek van het haakje en sloeg de R. op. RevelRevel aha-, daar had hij ze. Er waren er zes van dien naam: Edward Henry Revel, chirurg, Harley Street; James Revel Co., zadelmakers; Lennox Revel, Abbotbury Mansions, Hampstead; Miss Mary Revel, met een adres ergens in Ealing; Hon. Mrs. Timothy Revel, Pont Street 487, en Mrs. Willis Revel, Cadogan Square 42. Minus de zadelmakers en Miss Mary waren dat vier adressen waar hij inlichtingen moest gaan inwinnen? En dan de kans, dat de dame in kwestie niet eens in Londen woonde! Hij schudde het hoofd en sloeg het boek met een klap dicht. „Voor het oogenblik zal ik 't maar aan het toeval overlaten," zei hij. „Vandaag of morgen gebeurt er wel iets, dat de zaak aan het rollen brengt." Het geluk-hebben van de Anthony Cade's van deze wereld is in hoofdzaak te danken aan hun eigen geloof er in. Een half uur later ge beurde er inderdaad ,al iets dat de zaak, zooals hij het noemde, aan het rollen bracht. Hij zat in een geïllustreerd tijdschrift te bladeren en zag daar op een gegeven oogenblik foto's van tableaux door de hertogin van Perth samenge steld. Onder de hoofdfiguur, een slanke vrouw in Oostersche kleederdracht, las hij het volgende: „Mrs. Timothy Revel als Cleopatra. Mrs. Revel was vóór haar huwelijk Virginia Cawthron, dochter van Lord Edgbaston." Anthony bekeek de illustratie en spitste zijn lippen, alsof hij wou gaan fluiten. Daarna scheurde hij de geheele bladzijde er uit, vouwde die in vieren en stak haar in zijn zak. Hij ging naar boven, sloot zijn koffer open, haalde het pakje brieven er uit en stak de opgevouwen illustratie tusschen het koordje, dat ze bijeen hield. Opeens hoorde hij geluid achter zich. Hij draaide zich met een ruk om. Op den drempel stond een man, een man van het type, dat je, volgens Anthony, alleen in het koor van een Opéra Comique te genieten kreeg. Een breedge schouderde figuur met een grof gezicht en dikke lippen, die in een roofdierachtigen grijns van zijn tanden weggetrokken waren. „Wat moet je hier?" vroeg Anthony. „Wie heeft je vergunning gegeven naar boven te gaan?" „Ik ga, waar ik wil," zei de vreemdsoortige bezoeker. Hy had een schorre keelstem, maar zijn Engelsch was goed. „Nummer twee uit het Verre Oosten," dacht Anthony. „Vooruit, verdwijn," ging hy luidop voort. De oogen van den man waren strak op het bundeltje brieven in Anthony's hand gevestigd. „Ik zal verdwijnen als je^^me gegeven hebt, waarvoor ik hier kom." „En dat is, als ik vragen mag?" De man deed een stap naar hem toe. „De mémoires van graaf Stylptitch," zei hij. ,,'t Is me gewoon onmogelijk je au sérieux te nemen," zei Anthony. „Je bent zóó op end' op de traditioneele booswicht. Mijn compliment over de manier, waarop je je gegrimeerd hebt. Wie heeft je hierheen gestuurd? Baron Lolli- pop?" „Baron?...." De man liet een heel ritsje harde, stugge medeklinkers hooren. „O, spreken jullie 't zoo uit. Een combinatie van gorgelen en hondengeblaf. Ik zou je het met g»en mogelijkheid na kunnen doen. Keel niet op berekend. Ik zal hem dus maar Lollipop blijven noemen. Dus heeft die je gestuurd?" Die vraag werd heftig ontkennend beant woord. De bezoeker ging zelfs zóó ver, dat hij bij wijze van nadruk leggen, zeer realistisch op de vraag spuwde. Daarna haalde hij een vel papier uit" zijn zak en wierp dit, met een melo dramatisch gebaar, op tafel. „Zie!" beval hij, terwijl hij met uitgestrekten arm er op wees, „zie en bééf, vervloekte Engelschman!" Anthony volgde het eerste gedeelte van het bevel op; het tweede liet hij gemakshalve maar achterwege. Midden op het papier stond een ruwe schets in rood krijt of rooden inkt van een hand. ,,'t Ziet er uit als een hand," zei Anthony nadenkend. „Maar als u het zegt, wil ik graag aannemen, dat het een cubistische schilderij is van een zonsondergang aan de Noordpool." „Het is het teeken van de Broeders van de Roode Hand. Ik ben Broeder van de Roode Hand." „Och kom," zei Anthony, terwijl hij hem van het hoofd tot de voeten oplettend bekeek. „En zien uw medebroeders er net zoo uit? 'n Merk waardig stelletje samenzweerders.'» De man liet in„ een grijns van woede zijn tanden zien. „Hond!" zei hij. „Zoon van een ïfond! Betaalde slaaf van een verdierlijkt monar chisme! Geef de mémoires, dan kom je er heel huids af. Dat heeft de altijd rechtvaardige Broederschap gedecreteerd." „Buitengewoon vriendelijk van de Broeder schap," zei Anthony. „Maar volgens mij heeft u een verkeerde voorstelling van de zaak. Mijn instructies zijn, dat ik dit manuscript aan een uitgeversfirma moet afgeven niet aan uw sympathieke Broederschap." „Bah!" lachte de bezoeker minachtend. „Denk jij, dat 't je lukken zal dat kantoor levend te bereiken? Maar genoeg van dien kletspraat. Geef die papieren hier of ik schiet." Meteen haalde hy uit zijn binnenzak een revolver te voorschijn en zwaaide er mee door de lucht. Maar hy had zich in Anthony Cade vergist. Onze afgezant was een man, die even vlug, of eigenlijk vlugger kon handelen dan hij dacht. Hij wachtte dan ook niet tot de zwaaiende revolver met den loop op zijn borst gericht zou worden. Met een sprong stond hij voor zijn be zoeker en sloeg hem de revolver uit zijn hand. De slag kwam zóó aan, dat de man een halven slag om maakte en Anthony zijn rug toekeerde. De gelegenheid was te goed, om voorbij te laten gaan. Met een trap, die flink aankwam, mikte hij den man de deur uit. Hij kwam tegen den muur van de gang terecht en zakte daar als een zoutzak in elkaar. Anthony wandelde hem achterna, maar de moedige Broeder van de Roode Hand had blijk baar zyn bekomst. Hij krabbelde overeind ex» rende de gang af. Anthony bleef hem staan nakijken tot hij bij de trap verdwenen was; dan ging hij naar zijn kamer terug. „Exit vertegenwoordiger van de Broederschap der Roode Hand," zei hy kalmpjes. „Schilder achtig uiterlijk, maar zoo slap als een vaatdoek als het ernst wordtHoe is de kerel er bij hoog en laag in gekomen!Eén ding is zeker, zoo gemakkelijk als het karweitje er in 't begin uitzag is het niet. Ik heb nu al ruzie met alle twee, zoowel met de monarchistische als met de revolutionnaire partij. Alle kans, dat i" straks een deputatie van de Nationalisten en een van de Liberalen op bezoek krygMaar één ding is zeker. Ik begin straks meteen aan dat manuscript." Hij keek op zijn horloge en deed de ontdek king, dat het al negen uur was. „Meer dan tijd om te gaan eten," concludeerde hy, maar na even nadenken besloot hij niet naar de eetzaal te gaan. Hij voelde er niets voor, zijn koffer te laten openbreken en den inhoud te laten doorzoeken, terwyl hij beneden was. Dus schelde hij om het menu, zocht een paar gangen uit en bestelde een flesch Chambertin. De kellner noteerde de order en verdween naar lagere regionen. Na een poosje begon het wachten Anthony te vervelen. Hij haalde het manuscript uit zijn jaszak, legde het voor zich op tafel neer en stond op. (Wordt vervolgd) l

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10