ÖE OPGESLOTEN KOK Nacaron ICERBIEWH 3ïet m&aal mn den dof De luchtroovers van Hoitika tV LUX ^ILE ABONNÉ'S F 750- F 750- F 250- //eLü// 'tmmd uhrtsl/e DE PLAAGGEEST De komst der stalen stoelen Voor tie practische huisvrouw Vraag het reusenpak VRIJDAG 14 JULI 1939 Geheim van de Schoorsteenen öL met Net blikje velerlei knax-recepten SSTI Het been van j AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL brG AGATHA CHRISTIE Voor onze jeugd Htleefden eens *wee broers er?6ns in 'n dorp bii een berg. De een was zoo rijk dat hij wat hij met zijn geld moest doen, de v 200 arm dat de tanden in zijn mond joelden. ^r'jke was behalve rijk ook nog gierig. Zijn led wiens vrouw ziek was, kwam op een mor- ^tajgat geld leenen om medicijnen te kunnen tJiOQw W. naar de maan", riep de rijke boos, IJij maar liever wat harder. Van mij krijg etl rooden duit!" V fl' de arme broer was wever en hij werkte ®n vroegen morgen tot den laten avond; Se» medicijnen zijn duur. En ongelukkig was een van de balken van zijn ouden Jkel gebroken. d?n ga maar weer," zei de arme, Sh6 zich om en lieP regelrecht naar het Shiw01 0ens *e hijken of er misschien een bo°m groeide, waarmee hij zijn weef- {jy hon repareeren. Stt en heek rechts, links, rechts, een dennestam, bekeek een berke- i tpV en 200 onSemerkt stond hij ineens voor ■ViJF' .^e daar vroeger nooit geweest was. m v -*« zeide de wever, lichtte de pet van Vr „.°Q*d en krabde met zijn rechterhand ach- te h 11'i hreeg niet veel tijd om over het geval d wnken, want achter zich hoorde hij stem- Stip g heek hij om en zag twaalf baardige „0 naar den berg toekomen, td zuchtte de wever, „struikroovers!" Shi r dan gieen tiJd zat hÜ boven in een Si goed verborgen door de dichte breede !au? nen waren nu vlakbij. Ze droegen zwa- Scbt en steunden en hreunden onder het V 'l, ld h,en IJ den geheimzinnigen berg riep een t^erg Semsi, open je!" 5 ;s'iever loerde voorzichtig door de bladeren den berg opengaan. De roovers verdwe- A iJ:eVer zat vol angst en beven in den hoo- l Voor geen geld van de wereld durfde St*v- beneden klimmen. „Verbeeld je," S "ij, „dat de roovers dan net weer naar Dj0 komen!" (Wachtte en wachtte en wachtte. Lt). -kig duurde dat niet zoo vreeseljjk lang. \j.r hwamen de baardige mannen weer naar -^e riePen: "Berg Semsi, ga dicht", en verdween. Geen spat was er nog van de roovers verdwenen waren, kroop de S uit den boom. Hij was wat zenuwachtig, Ja. dat zou jij óók geweest zijn, zeg nou hllGBAAR IN, BLIKJES VAN 5 EN IQ STUKS „B-b-b-berg S-s-s-semsi open je!" zei hij met een bibberstem, want hij wou wel eens we ten of de berg hem ook gehoorzaamde. En werkelijk, de berg ging open en door een flinke gang liep hij naar binnen. „Heeremineetjezei de wever hardop en z'n onderlip zakte van verbazing haast een de cimeter naar beneden, „heeremineetje!" Je zou er ook groote oogen van opzetten. Voor hem stonden kisten en zakken vol gou den munten en flonkerende steenen. De wever bedacht zich niet lang, stopte zijn zakken, zijn hoed en zijn hemd vol en wilde naar buiten rennen. Jawel, maar de berg was weer achter hem dicht gevallen. „B-b-berg S-s-semsi open je!" zei de wever, nog zenuwachtiger dan toen hij aan den an deren kant stond. Het had immers kunnen ge beuren, dat de berg dicht bleef en dat hij hier gevangen zat. Maar dat was niet zoo! De berg ging netjes open en als een haas holde hij naar huis. Hij liep zoo hard, dat hij zijn huis tien meter voorbij rende voor hij kon stoppen. Nu was er geen armoe meer in huis. De beste dokter moest .komen en zijn vrouw genas. De weefstoel werd opgeknapt, het huisje, waarin zij woonden, opgekalefaterd, oude schulden be taald en een flinke som aan de armen gegeven Zoo kwam het, dat de twee broekzakken en het hemd met goudstukken spoedig opraakten. „Ik ga er nog eens heen", zei de wever, ging naar zijn broer, leende een sterken linnen meel zak en stapte daarmee naar den berg. HU kroop in denzelfden boom, wachtte tot de roovers allemaal verdwenen waren en vulde toen op zijn gemak den zak tot aan den rand met goudstukken. Toen de wever den zak weer aan zijn rijken broer terugbracht, vroeg deze waar hij dien voor gebruikt had. De wever draaide er wat om heen, maar de rijke hield net zoo lang aan, tot hij het ten slotte vertelde. „Ha-ha", riep de rijke, liet terstond paard en wagen inspannen en reed wat hij rijden kon naar den berg. „Berg Semsi, open je", riep hij op een af stand en zonder te stoppen reed hij met paard en wagen den berg in en stapelde zijn wagen vol met zakken en kisten. „Berg Semsi, open je", riep hU toen, maar de wagen was zoo vol geladen, dat hij niet door de opening kon. De rijke smeet wat zakken naar beneden, maar nog ging de wagen er niet door. Zuchtend haalde de rijke er nog meer zakken af. „Berg Samsi, open je", riep hij, maar de berg bleef dicht. Het zweet brak hem van alle kan ten uit. „Berg Sisam, open je", riep hij, Er gebeurde niets. „Berg Sasim, berg Simsa, open je", brulde hU van angst, maar de berg was en bleef dicht. En de goede naam van den berg wilde hem maar niet te binnen schieten. Daar zat hij nu gevangen. Tranen met tuiten huilde hij, boven op de zakken met goud, die hij mee naar huis had willen nemen. 's Avonds kwamen de roovers binnen. De arme rijke was in een leegen koffer gekropen, maar aan zijn ooren heschen ze hem er uit. „Ha, gemeene boef", zeiden zij, „al tweemaal heb je ons bestolen, maar wij zullen jou die slechte gewoonte wel eens afleeren!" „Niks van waar", riep de rijke, „dat was mijn broer. Die is twee keer hier geweest." Maar de roovers hadden geen medelijden met hem. Hij werd in de keuken opgesloten en hij moest voortaan het eten van de roovers klaar maken. En omdat de keukendeur altijd op slot bleef als de roovers wegwaren, kon hü nooit wegloopen. De wever dacht dat de roovers zijn broer had den gedood. Hij durfde daarom nooit meer naar den berg toe. Als jullie er soms eens langs komen, roep dan maar: „Berg Semsi, open je." Als de berg dan opengaat, ga je vlug den opgesloten kok be vrijden, anders moet hij zijn leven lang voor het eten van de roovers zorgen. PIET BROOS PlETf &-R.OOC, Daar rennen ze vroolijk en schreeuwend naar huis. De school werd zoo juist weer gesloten, Dan hollen ze blij en ze zwaaien hun tasch, De kleinen zoo goed als de gr goten! En meestal begint één baldadig te zijn, Die moet kattekwaad uit gaan halen; Hij trekt aan de bel van een huis hier en daar En klimt tegen boomen en palen! Hupdaar gaat de muts van Marie er van door. De rakker heeft haar vlug genomen, En haar een eind verder, precies in een plas Met een vaartje terecht laten komen! Dan ziet hij een jongen, een kleine nog maar, Die zal hij eens even gaan plagen. Hij pakt hem z'n schooltasch meteen uit z'n hand, Ziezoonu er eerst lang om vragen Doch achter de ramen daar zit een mijnheer Die heeft het gezien door de ruiten. En die komt meteen al, zoo vlug als hij kan, Op 't plagend gedoe eens naar buiten. Maar nu heeft de plaaggeest geen praatjes, o neen, Bedeesd staat hij daar maar te kijken. En geeft heel gehoorzaam de tasch weer terug, Als mijnheer vraagt, of straf hem zov. lijken! En blij gaat het kleintje met de tasch er van door En de ander druipt afheel verlegen. Want straf krijgenbrrrneen, dat is niets voor hem, Daar kan zoo een plaaggeest niet tegen R. Fr. W. Op een warmen middag, toen alle meubelen van pluche in de zon hadden staan dommelen met hoezen over hun hoofden, gebeurde het. Heimelijk had men de nieuwe stoelen den salon binnengebracht en opgesteld de nieuwe stoe len van staal. Al wat den deftigen naam Pluche voerde, had gedroomd van den ouden tijd, toen er nog geen sprake van hoezen was, omdat er jalouzieën voor de vensters waren, die neergelaten werden, zoo dra de zon begon te schijnen, en niets be merkt van wat er om heen gebeurde. Alleen de beide stoelen, die aan weerszijden „Vind je ook niet, dat Pieterse zoo vreemd doet den laatsten tijd?" zei mijn vrouw op een dag tegen mij, en ik moest eerlijk bekennen dat zij gelijk had. Het was mij ook opgevallen. Pieterse was iemand, die ons op schitterende manieren van dienst was. Hij deed boodschap pen, kocht visch en scheepte op onnavolgbare wijze ongewenschte visite af. Wat mijn vrouw en mij was opgevallen, was dat hij op een rare manier met zijn been trok, zoo raar, dat ik het niet onder mij houden kon en kort na het gesprek, dat myn vrouw met me voerde, besloot Pieterse eens onder handen te nemen. O, bedoelt u dat been van me, zei Pieterse heel nuchter, toen ik hem de reden van mijn bezorgdheid jegens zün persoon had kenbaar ge maakt. Ja, dat is een raar geval. Daar ben ik al mee bij heel veel doktoren geweest, maar geen weet er raad op. 't Is gebeurd, toen ik nog heel klein was. Toen ben ik een keer van het dak gevallen en sindsdien heb ik er, den eenen dag meer dan den anderen, last van. D'r zijn er nog wel die er alles aan zouden willen doen, maar ja, nu is het te laat, want ik heb de duitjes al binnen, aldus besloot hij zijn relaas, dat de bezorgdheid, die ik tot dan toe gevoeld had, veranderde in nieuwsgierigheid. HU moet dat van mU'n gezicht gelezen heb ben, want het eigenlijk reeds afgesloten ver haal vatte hij weer op en ik kwam daarbij het volgende te hooren: Pieterse had niet enkel zijn been, maar zijn heele corpus verkocht aan professor X. „Hij hoeft 't niet eerder te hebben dan als ik er geweest ben," volgde Pieterse er nog sar donisch aan toe. Ik kreeg nog omstandig te hooren, hoe de transactie tot stand was gekomen. Hierbij bleek Pieterse niet in verstand te hebben ondergedaan bij den professor, wiens eerste bod van drie honderd gulden hij tot vijfhonderd had weten opgevoerd te krügen enboter bij de visch. Maar de vader van Pieterse was razend ge weest op zijn zoon, toen hij hoorde dat een kennis van hem, die ook zijn skelet verkocht had wegens abnormale groeiwijze van den sche del, daarvoor het dubbele had neergeteld ge kregen als zoonlief voor zijn body. „Dat been van jou is toch zeker evenveel waard als het hoofd van Dirksen," had vader Pieterse gezegd, maar ja, de koop was eenmaal gesloten. Op zün voorstel was Pieterse toch nog eens bij den professor gaan probeeren of hij niet op een jaargeldje zou kunnen rekenen, maar de hooggeleerde heer was dol woedend geworden en had gezegd dat hij met zijn vijfhonderd gulden al duur genoeg uit was, duur genoeg zeker, als hij geweten had hoe roekeloos Pieterse met zijn Put kracht uit APPELSTROOP Eist Over-Betuwe HU liet zich voorover vallen en wist zijn been bijtijds op het droge te halen. Hoe kwam hU hier heelhuids, of liever gezegd droog-paks vandaan? HU liep voetje voor voetje verder, maar in plaats van een pad te volgen, dwaalde hij maar kx>'n beetje tusschen het hooge riet en de verspreid staande knotwilgen rond. Hoorde hü daar zün naam niet roepen? Als het eens geen stroopers waren, maar menschen die naar hem zochten? Ja, duidelijk, klonk zün naam. Hij zette zijn handen als een trech ter voor zijn mond en riep hard terug: „Hallo.... Hallooooo!" Weer werd zijn naam geroepen. Hij klom in een knotwilg en en zag op den dijk donkere gedaanten met een lantaarn. Nog harder riep hij nu: „Hal-looo!" Nu kwamen ze in zijn richting. van de deur stonden en wier zittingen van riet gevlochten waren, hadden alles gezien. Daar hun gedachten echter altüd weer door hun zit vlak, als door een zeef vielen, hadden ze niets tegen de anderen gezegd. 't Was dus wel een verrassing voor hen, toen hun 's avonds de hoezen werden afgenomen en zij de stalen stoelen in het oog kregen. Van verontwaardiging bleven hun eerst de woorden in het pluche steken, maar eindelijk zei een van de fauteuils, rood van woede: „Zijn wü hier in de wachtkamer van een tandarts?" ,Ach, waarde vriend, maak je niet kwaad", zei de andere fauteuil, die in deftigheid niet voor den eersten onder deed: „Je veeren zouden kunnen springen." ,,'t Was toch beter geweest om die gasbuizen op hun plaats te laten zitten" zei de eerste fauteuil schamper." „Ach, u moet maar denken, ze zullen wel weer gauw uit elkaar geschroefd worden", bracht de chaise-longue in 't midden, en ze voegde er in 't Fransch bij, opdat de stalen stoelen het niet zouden hooren: „Als die arme menschen zich voldoende gestooten hebben aan al dat ijzer." ,,Ja mevrouw, met die gedachte zullen wij ons maar troosten," zei een van de gewone pluche stoelen beleefd, „u moet maar denken, niet elke stoel is een aanwinst vOor de conversatie." ,,'t Is anders al erg genoeg, dat wij met die rieten leeghoofden zijn opgescheept," zuchtte mevrouw Chaise-longue. Op dat oogenblik werd de deur geopend, het licht knipte aan en twee kinderen kwamen bin nen. Het waren twee meisjes en ze logeerden hier in het huis van hun grootouders. „O" zei de een, „wat blinken die nieuwe stoelen mooi in het licht, 't Lijkt wel of ze van zilver zijn." „En je kunt er zoo lekker in zwiepen" zei de ander, „ik heb het geprobeerd, toen ze van middag aankwamen. Ik wt>u dat alle stoelen zoo waren." Toen werden de kinderen geroepen, het licht ging uit, de deur werd gesloten en de meubelen van pluche stonden weer in het donker, maar nu maakten ze geen opmerkingen meer over de nieuw-aangekomenen. Ze waren te beschaamd om hun mond open te doen, omdat de kinderen hun geen blik waardig gekeurd hadden. Eindelük, tegen den morgen, zei een van de fauteuils: „Zeg, stoelen van staal, kunnen wij geen vrienden worden. Dan kunnen we 's avonds wat praten, als de menschen naar bed zün." ,,Goed, goed, wij vrienden" zeiden de stalen stoelen; dat was het eenige Hollandsch, dat zij kenden, want zij kwamen rechtstreeks uit Amerika, maar dat zou de familie Pluche eerst den volgenden avond ervaren. J. R. W. S. been, dat nu het eigendom van den professor geworden was, omsprong. Om bijvoorbeeld motor te rijden, was naar het begrip van den hoog geleerde spotten met alle gemaakte transactie. Enfin, iets wijzer was hij er toch nog van ge worden, want nadat hij den professor op hand slag beloofd had geen motorfiets te zullen be rijden, had hij nog tweehonderd gulden weten los te krijgen. Ook had hij moeten beloven geen auto te zullen koopen, een belofte die hij, naar hij zei, makkelijk doen kon, omdat hij er geen aan schaffen kon. Alles was goed gegaan, tot Pieterse in kennis kwam met een vrouw, die geen echte vrouw ge weest zou zijn, indien ze niet vroeger of later achters Pieterse's geheim zou zijn gekomen. Het duurde heusch niet eens zoo lang en vtouw Pieterse was er heelemaal niet over te spreken, dat haar ega niet voor honderd procent haar toebehoorde, maar ook in zeker opzicht eigen dom was van een professor. Dat contract zou en moest vernietigd worden en als Pieterse er dan zelf geen werk van maakte, zou vrouw Pieterse er haar krachten achter zetten. Ziezoo, het was er uit. Dat zat onzen Pieterse dus dwars. In jaren zag of hoorde ik van Pie terse, die inmiddels onzen dienst had verlaten, niets. Tot ik hem onlangs nog eens ontmoette» waar ik in den kellner, die mU mün biertje bracht, mün vriend Pieterse herkende, daarbü ontdekkende, dat zijn loop niets abnormaals meer vertoonde. De kans. die ik gen, deed zich al heel gauw voor en i JrieteTSe het was toen, dat i k de rest van zijn toch wel merkwaardige historie vernam. In het restaurant, waar hij, na uit mijn dienst te zijn getreden, werk gevonden had, kwam vaak een vreemdeling, met wien hij al spoedig op goeden voet geraakte. Deze ontpopte zich als een Amerikaansch ge neesheer, die aanbood Pieterse voor niemendal van zijn euvel af te helpen. Nou, zoo verhaalde Pieterse, van die be handeling heb ik gelust, dat was geen massee- ren meer, maar mangelen en nu en dan scheel de het een haartje of ik was hem aangevlogen, dien Amerikaanschen dokter. Maar ik zette door en na een maand voelde ik al beterschap. En nu zou niemand meer eenig verschil kunnen zien tusschen het eene been en het andere. Graag zou ik hem betalen, maar hij wilde geen geld zien, vroeg me alleen dat ik me zou laten kijken aan professor X., en dat heb ik gedaan. Was die niet blij dat je weer heelemaal beter was? vroeg ik. Nou, niet bepaald. Hij schold me uit voor al wat mooi en leelijk was, noemde me een con tractbreker en dief, een oplichter en gooide me zoowat de deur uit met het contract achter me aan. En je vrouw? Die is van verdriet gestorven, omdat ik 't contract niet verbreken wou en zü zelf toch ook niet den moed had naar den professor te gaan- Ik ben hertrouwd nu en het mooiste is dat de vrouw, die ik nu heb, geen woord wil gelooven van de geschiedenis, zooals ik ze u verteld heb. En heusch, ze is toch werkelijk waar. Het reuzenpak Lux bevat meer dan dubbel zoveel als het ge wone pak en kost toch maar 25 ct. Het reuzenpak Is dus extra voordelig! En... dan nog twee verschillende breipatro- nen en een hele bon voor geschenken. LX 123 -0252 op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen bü een ongeval met doodehjken afloop bü verlies van een hand» cf een Soed, Mr. McGrath. Onze vertegen- j?S?er komt dan, laten we zeggen, morgen- iJht V°ór neSenen biJ u- Is verstandiger, 1 om niet iemand van hier uit naar u (W Uren. Onze Mr. Holmes woont in South *Wi *->0 weg hierheen komt hij dan bij u aan V 0,U Oproken is, geeft hij u een bewys ha L misschien wilt u dan vanavond een V Cket^ in de laten opbergen. V Uw v«anden natuurlijk dadelijk ter 'bi\_ OlT ri i maniav v7/"*/-\r*lrrkm 4- n oen rvn iT or- JpL, als die van vannacht." tft'W zal u raad opvolgen." by hing-met een nadenkend gezicht den h V aa uur later was hi-i met hart en ziel %Nah 'let ten uitvoer brengen van zijn plan: Vet>b inwinnen omtrent den aalgladden <5e Maar in geen van de. restaurants, 5^ 'angvlngerige kellner gewerkt had, had es> De menschen kenden hem in zijn werk, maar van zün particuliere leven of van zijn vrienden of makkers wisten ze mets. „Toch vind ik je wel, jongetje," zei Anthony na de zooveelste teleurstelling. „Toch vind ik je wel. 't Is alleen maar een kwestie van tijd." Zijn tweede avond in Londen verliep boven alle verwachting rustig. Den volgenden morgen, om klokslag negen uur, werd het kaartje van Mr. Holmes van de firma' Balderson en Hodgkins boven gebracht en een halve minuut later maakte Mr. Holmes zelf zün entrée. Hij was een kleine blonde man met een rustige stem en rustige manieren. Anthony overhandigde hem het manuscript en nam, zooals afgesproken was, in ruil daarvoor een chèque van duizend pond in ontvangst. Mr. Holmes borg de papieren in een aktentasch weg, sloot de aktentasch af, zei Anthony goedendag, stapte wegEn daarmee leek de zaak afge- loopen. „Maar misschien wordt hü toch nog wel onderweg vermoord," bedacht Anthony. „Jam mer dat ik er niet bij kan zijn, doodjammer, dat ik er niet bij kan zijn." v Hij stopte de bewuste chèque in een enve loppe, sloot er een klein briefje bij in en maakte de enveloppe met drie lakken zorgvuldig dicht. Jimmy was bij hun ontmoeting in Boelawayo goed bij kas geweest en had hem toen een flinke som gelds voorgeschoten. Maar bü Jimmy was het goed bij kas zijn geen permanente toestand. „Maar al is dit karweitje nu afgeloopen, daarom ben ik nog niet klaar," zei Anthony tegen zichzelf, toen de brief gepost was. „Tot dusver heb ik er niet veel van terecht gebracht. Maar daarom niet getreurd. Om te beginnen gaan we ons vermommen en dan naar Pont street, nummer 487." Hü pakte zün koffer, ging naar beneden, be taalde zijn rekening en gaf order een taxi te bestellen en zijn koffer op te laden. HU had de gebruikelijke fooien al gegeven en stond juist op het punt, weg te gaan, toen een piccolo met een brief op een blaadje in looppas dwars door de zaal op hem af kwam. „Geen tien tellen geleden voor u gebracht, meneer." Met een zucht offerde Anthony zijn zooveelsten shilling. Daarna stapte hij in en de taxi zette zich met een pijnlijk knarsen in beweging. Bin nen ging Anthony op zijn gemak in een van de hoeken zitten en ritste de enveloppe open. Die enveloppe had als inhoud een merkwaar dig schrijven. Anthony moest het vier maal overlezen, vóór het tot hem doordrong, waar 't over ging. In gewoon-begrijpelijke taal de brief was niet in gewoon-begrijpelijke taal, daar correspondeeren in gewoon-begrüpelijke woorden niet op het Departement van Buitenlandsche Zaken aangemoedigd wordt werd er in ge constateerd, dat: Mr. McGrath dienzelfden dag van Afrika in Engeland aangekomen was; dan werden er, heel voorzichtig, ettelijke toespelingen gemaakt op de mémoires en werd Mr. McGrath beleefdelijk de raad gegeven, om te dien op zichte niets te doen vóór en aleer hij een ge sprek gehad had met Mr. George Lomax of met zekere andere heeren, die nogal doorluchtig schenen te zijn, ten minste, met de meeste dis cretie werd daarop gezinspeeld, En ten slotte bevatte het een uitnoodiging om het eerst komende week-end, te beginnen met den vol genden dag, Vrijdag, de gast te zijn van Lord Caterham, residentie „De Zeven Schoorsteenen." Over het geheel een zeer geheimzinnig en zeer zwaarwichtig document. Anthony genoot bij het lezen ervan. ,,'t Brave vaderland," mompelde hij tevreden. „Twee etmalen te laat, zooals gewoonlijk. Jam mer! Een uitnoodiging voor De Schoorsteenen. Maar ik kan daar niet naar toe gaan onder valsche vlag. Misschien is er een behoorlijke uitspanning in de buurt. Dan zou Anthony Cade daar kunnen logeeren, zonder dat het iemand aanstoot geeft." Hij boog zieh uit het portierraampje en gaf den chauffeur andere instructies. De man nam ze met een minachtend geknor in ontvangst. Na een minuut of tien hield de taxi vóór een van Londens zesde-rangshotels stil. De vracht en de fooi waren echter, tot groote tevredenheid van den chauffeur, in overeenstemming met het punt van vertrek. Anthony besprak een kamer, ging de morsige, muffe conversatiezaal binnen, haalde een vel papier met „Hotel Blitz" als hoofd uit zijn zak te voorschijn en zette zich tot schrijven. Hij begon met den schrijver van het epistel er op opmerkzaam te maken, dat hij al twee dagen geleden, te weten Dinsdag, in Londen was aangekomen, vertelde hem verder dat hij het manuscript al aan Balderson en Hodgkins had overhandigd en dat hij tot z'n groote spijt voor de vriendelijke uitnoodiging van Lord Cater ham moest bedanken, daar hjj Engeland bij de eerste de beste gelegenheid alweer dacht te ver laten en onderteekende „Uw dienstw. James McGrath." „Ziezoo," zei Anthony, terwijl hij den post zegel met de muis van zijn hand aandrukte. „Nu wordt het ernst. James McGrath gaat af en Anthony Cade komt op." HOOFDSTUK VIII HET EERSTE SLACHTOFFER Dienzelfden Donderdag had Virginia Revel den heelen middag in Ranelagh getennist. Op den terugweg van de banen naar huis ging ze op haar gemak in een hoekje van haar luxueus-ingerichten auto zitten en repeteerde, met een geamuseerden glimlach op haar fris- sche roode lippen, haar rol in het onderhoud dat haar thuis te wachten stond. Het kon natuurlijk zijn, dat de chantage-man, zooais ze hém noemde, niet zou komen opdagen, maar in haar hart was zij overtuigd, dat ze hem wel te zien zou krijgen. Ze was zoo'n gemakkelijke prooi geweest! Maar voor dien middag had ze een kleine surprise voor hem bedacht. De auto hield vóór de stoep van haar huis stil en ze stapte uit. Maar met haar voet al op de eerste stoeptree keerde ze zich naar den chauffeur om en vroeg: „Hoe gaat het fhet je vrouw, Walton? Ik heb 't heelemaal vergeten te vragen." „Heel wat beter, mevrouw. De dokter heeft gezegd, dat-ie vanmiddag laat nog even komt kijken. Heeft u den auto nog noodig, mevrouw?" V Virginia dacht even na. „Ik ga straks weg uit de stad voor het week end. Trein van 6.40 Paddington, maar daar hoef je niet voor terug te komen, dat gaat even goed •met een taxi. Ik vind 't beter, zie-je, dat jü er bij bent als de dokter komt. En als die denkt, dat een paar dagen uit de stad je vrouw goed zouden doen, ga dan voor het week-end ergens met haar naar toe. De kosten zijn voor mijn rekening." Ze maakte met een kort, ongeduldig knikje een eind aan de dankbetuigingen van den man, ging de stoep op, zocht in haar tasch naar den huissleutel, herinnerde zich opeens, dat ze dien niet meegenomen had en drukte, geërgerd om haar eigen vergeetachtigheid, op het schei- knopje. De deur werd niet dadelijk opengedaan en terwijl ze ongeduldig stond te wachten, kwam een 'jonge man de stoep op. Hij was heel een voudig gekleed en in z'n linkerhand had hü een pakje pamfletten. Hij stak er Virginia een toe, een roze papiertje met het opschrift: Waarom heb ik voor mijn land gestreden. In z'n rech terhand had hü een collectebus. „Ik kan niet op één dag twéé van diegruwel- gedichten koopen," zei Virginia verontschuldi gend. „Ik heb er vanmorgen al één gekocht, heusch, met mijn hand op mijn hart." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 13