Het Dierenpark op den Grebbeberg I a Wat was Chartroise? Cetvetfiaal van den da§ De luchtroovers van Hoitika ^LLE ABONNÉ'S F 750- F 750- Klooster en hofstede fiLmegen- li ^1" Geheim van de ?5ven Schoorsteenen ZATERDAG 15 JULI 1939 waan- „Vroolijke Vrouwtjes van Windsor" Modern toerisme Wm, bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen bij een ongeval met T~» n f* /v doodelijken afloop JT uüUi" AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL ^OR AGATHA CHRISTIE M d- ,tyJfren-" gaan langs den rand van een steppe, L °P zebra's en struisvogels loopen, terwijl uit Wraff050'1 op den achtergrond juist een paar W voorschijn komen. Van links klinkt wengebrul, verderop vermaakt zich een uit ja e 'eden bestaande olifantenfamilie, een Nijl- steekt zijn geweldigen kop nieuwsgierig uit Water, achter ons kriischen bontgekleurde gaaien.... (i '^t dit niet op een verhaal van een reiziger, donker Afrika heeft doorkruist? 1^1 beleefden deze sensaties vee! dichter bij j)3 h-l. in het bekende Ouwehand's Dieren lijf te Rhenen, dat zoo magnifiek op den Greb- j®r6 is aangelegd. Ij, et Was inderdaad een sensatie, want het W|tlciere van dit Dierenpark is, dat de dieren- 'Wen met gebruikmaking van de natuurlijke (erffheid van den Grebbeberg zoo geconstru- '0oPen^n' Üa' sc ■'n'; als0^ alle dieren vrij rond de 10 kolossale leeuwen, die het 2000 M2. balie leeuwenterras bewonen, zitten niet achter ft.is de leeuw werkelijk de koning der die- t6r' "'j loopt niet „alsmaar" heen en weer ach- de tralies van een te kleine kooi, maar liji Cen geweldige ruimte tot zijn beschikking. tjjjjfP'dngt eens op een rotsblok en staart een denar's in de verte, hü stoeit met zijn kamera- hij 'fdst wat uit op een zonnig plekje, kortom, h»«. eeft een goed en prettig leven en dat is «Hl aan te zien. v91 at is hier trouwens met alle dieren het ge- i>ide Maleische Beren op hun rotsplateau, de apen in het Apenparadijs, mei de Zee- Si*611' met de Pinguins, met de ijsberen en de 'Het"6 beren, waarbij drie jongen, hier geboren, (Sllj de wolven, de kameelen, de bisons, om maar van de vele aanwezige dieren te noe men'1 'S er ook nog een Aquarium, een Mensch el en Vogelhuis, een Show van meer dan .end krokodillen en een uitzichttoren. 6n tis een genot om door dit park te dwalen U kens weer voor nieuwe verrassingen komen 'iss moe wordt kan wat uitrusten op de ter- b to Van llet gezellige café-restaurant. Daar Ofek, vroolijk gepraat en gelach en een V ^renti komen en gaan van bezoekers. Na- Oj ,'jk kan men er ook eep uitstekende lunch einer geserveerd krijgen, kinderen vinden in Ouwehand's Dieren- Zaterdagavond 15 Juli a.s., te half negen, het het nieuwe openlucht-theater te Nijmegen iHe '®t stadspark „De Goffert" geopend worden tjt een voorstelling van „De Vroolijke Vrouw en Windsor" van Shakespeare, met de mu- j. Van Nicolai. Voorstelling wordt gegeven door het gezel- "ï-)e Zomerspelers", artistieke leiding r,,.. '-' Van Dalsum en A. Defresne en de Arn- Orkest-vereeniging o, 1. v. Leo Pap- Hjif 'm. In het stuk zullen optreden: de dames tyj, y Beck, Willy Haak, Sara Heyblom, Tatia 4 a> Nina Bergsma, en Dorine van Oven en heeren Ant. Burgdorffer, Prits van Dijk, s0j. Van Dalsum, Jaap Engelberts, Joh. Elsen- t{ h Eau Ezei'man, Joh. Piolet, Ben Groenier, Ik aye, Cor Hermus, G. Lindenberg, Jan Se- ^eh J. Sternheim. Öans ln het laatste bedrijf werd ingestu- lc d door mevr. Ruth Helmer, de figuratie lijd geleid door H. Kramer te Nijmegen. Het V0 J- ontwierp Jacques Snoek en "werd uitge- U d in de centrale werkplaats voor werkloozen 'oert van Dalsum regisseerde het stuk. park een grooten speeltuin met de nieuwste attracties, ln den baby-dierentuin kunnen ze met jonge dieren, waaronder vaak snoezige leeuwtjes, spelen. Er is gelegenheid om ritjes te maken op ezeltjes, kamelen en olifanten. Afwisseling ge- iweg dus. Ouwehand's Dierenpark bestaat thans zeven jaar en nu reeds behoort het tot de best inge richte en meest moderne dierenparken van Europa, Neemt het er eens een dag van en komt naar de wilde dieren in de natuur. Ouwehand's Dierenpark is een instelling, waarop ons kleine landje trotsch kan zijn. De heerlijke reistijd is weer aangebroken. Allerlei droom- en sproke-reizen staan op de programs der moegewerkte menschen, die de zulke kunnen betalen. Het internationale toe risme tiert welig. Heele landstreken en steden varen er wel bij. Daar heb je bijvoorbeeld Dan zig. Daar komen karavanen van toeristen aan. Er zijn herbergen en hotels te kort, zoodat ka zernes voor hen moeten worden opengesteld. Ze voelen zich er zoo goed, dat ze al op be paalde heuvels speelplaatsen voor hun kinde ren aan het aanleggen zijn. En onder elkaar zijn ze zoo kameraadschappelijk, dat ze alle maal eenzelfde soort bruin pak dragen, om hun cameraderie openlijk te betuigen. Daar is bijvoorbeeld ook Japan, dat zijn verliefde spleet- oogen maar niet van China kan afhouden. Het vindt cousine China wel wat lastig en wispel turig, maar het heeft wel vriendschappelijke en hartelijke middelen, om het gele, schele zusje van die kwade eigenschappen te gene zen. Het zendt scheepsladingen vol van een soort eenheidstoeristen, die louter vuurwerk en waterballetten vertoonen en allerlei vertoonin gen geven ten lande, op het water en in de lucht. Jammer is, dat zusje China dit alles niet altijd apprecieert met het gevolg, dat tal van Japansche toeristen in kleine kistjes met asch naar hun haardsteden terugkeeren. Te genwoordig heerscht er ook een uitgebreid luchttoerisme in Binnen- en Buiten-Mongolië. En daar het daar dor seizoen is, laten de toe risten er over en weer, bij gebrek aan water regen, uit pure wederkeerige vriendschap vlieg machines regenen. In Europa doen vooral zonen Israels sterk aan toerisme op het voetspoor van den oer-toerist Ahasverus. En daar heb je in de laatste dagen weer nieuw toerisme in het oude land van Zuid-Tirol. Heele volks stammen gaan op toer naar Groot-Duitsch- land en volgens de laatste berichten gaat ook voor vreemdelingen, ook Nederlanders, de reis- motor op versnelden toerenslag. In het Bo- heemsch-Moravische protectoraat heerscht er levendig toerisme bij B. en W. en gemeente raden in vele plaatsen. Zij gaan niet heelemaai frisch naar „Sommerfrischen" met veel con templatie en concentratie. En de werkloozen uit deze streken gaan als toeristen kracht en vreugde opdoen buiten hun vaderlandsche gren zen. Colijn en Kooien inaugureeren dit jaar een nieuw soort toerisme voor staatslieden, geveltoerisme, min of meer zonder ambitie, tegen het stijle regeeringsgebouw. Vermoede lijk staan er nog andere evoluties op dit acro batiek toerisme-gebied te verwachten. Het Ita- liaansche en Duitsche toerisme op het Iberi sche schiereiland is het eenige, dat sterk ach teruitloopt. Bij drommen komen de toeristen terug. En de Amerikanen? Er komen er niet veel meer. En het is maar te hopen, dat de omstandigheden niet zóó wórden als in 1917, toen West-Europa overstroomd werd door honderdduizenden Yankee-toeristen in khaki. Een groote zeldzaamheid. Bruine beer met drie aller snoezig ste jongen, die in Ouwehand's Dierenpark, op den Grebbeberg te Rhenen, werden geboren De olifanten van Ouwehand's Die renpark op hun morgenwandeling De opvoering van het mysteriespel „Sint Willibrord" te Utrecht vestigt de aandacht op Chartreuse of Chartroise, de idyllische plek waar het stuk zal gegeven worden. Het is een der oudste monumenten van de stad, ver naar het Noorden gelegen, in de buurt van de Vecht. Het landelijk karakter is nu alleen nog behou den vlak bij het oude gebouw, de omgeving is vry grauw en alledaagsch geworden: een ar beiderswijk met lage moderne huizen, en als vertroosting daartusschen wat plantsoenaanleg en sportterreinen. In deze buurt maakten in de middeleeuwen de monniken hun schoone miniaturen, later stond er de kolossale „mon nikenboom", waar de Utrechtsche kindertjes aan groeiden. Naar aanleiding van de pas uitgevoerde res tauratie van „Chartroise" heeft de Utrechtsche gemeente-architect, ir. J. J. Planjer, in het maandblad van de vereeniging Oud-Utrecht een belangwekkend artikel geschreven, waar aan we hier eenige bijzonderheden ontleenen. De heer Planjer wijst er op, dat bij een opper vlakkige beschouwing van het gebouw verschil lende détails er reeds op duiden, dat deze boer derij, al is zij kunsthistorisch niet zeer belang rijk, een belangrijke en belangwekkende ge schiedenis zal hebben. En niet alleen de boer derij, doch ook de omgeving daarvan met de oude boombeplanting, de resten van een sta tige boomenlaan in de richting van de Vecht en vooral het typische middeleeuwsche poort gebouw, op een gewelf boven de ringsloot ge bouwd, duiden aan dat men zich op historisch terrein bevindt. Hier heeft een van de voorma lige Utrechtsche kloosters gestaan: het klooster Nieuwlicht of Het Nieuwe Licht aan de laan van Chartreuse, hetwelk naar uit den naam valt af te leiden door Karthuizer monniken werd bewoond. In 1392 werd het klooster door Zweder en Willem van Abcoude gesticht en hun vriend Tideman Grauwert reeds eerder in de orde opgenomen werd de eerste prior. De bouw van het klooster had eerst in 1393 plaats op een landgoed, genaamd Bloemendaal, groot pl.m. 20 morgen, daartoe in erfpacht afgestaan door Arnoud van Tricht, proost van St. Jan. Het bestaan van het klooster en zijn bewoners schijnt zich zonder groote schokken te hebben voltrokken tot in den reformatietijd, toen in 1578 aldaar troepen werden gelegerd, omdat men vreesde, dat de gebouwen door de Span jaarden zouden worden bezet. Dat in die woe lige en onzekere tijden, waarin nieuwe geeste lijke waarden zich onstuimig baan braken, de samenleving van monniken en soldaten niet in vrede kon bestaan, is duidelijk. De veel ge plaagde monniken trokken zich op 15 Januari 1579 terug en verspreidden zich over kloosters in Brugge, Edingen, 's-Hertogenbosch en an dere. Daarmee was het lot van de gebouwen be slist. In 1580 werden zij grondig afgebroken en de afkomende steen gebruikt voor verster king van de stad; slechts het poortgebouwtje bleef voor de verwoesting gespaard. Ter plaatse werd toen een hofstede gebouwd, waarvan het tegenwoordige woongedeelte het in den loop der eeuwen sterk verminkte over blijfsel is. De stal en het achterhuis, welke geen enkele architectonische waarde hebben, dateeren uit 1863, gelijk op een steen in den westgevel is aangegeven. Het vrijstaande bak huis is van veel ouderen datum en heeft wel licht tot de oorspronkelijke gebouwen behoort. In 1839 werd het huis verbouwd en modern ingericht. Tot dien tijd droeg het, naar het schijnt, nog alle kenmerken van oudheid; dikke zware muren, met vroeg-renaissance raamkozijnen en nissen, welke toen vervangen werden door vensters met gewone ruiten. Wanneer de boerderij Chartreuse wordt ge noemd, komt wellicht nog in herinnering de overlevering, dat aldaar een zware linde, de z.g. Monnikenboom, stond, waar in dien tijd de Utrechtsche kindertjes moesten worden ge haald. In 1830 en 1836 werd deze boom door blikseminslag en storm zwaar beschadigd, maar hij verheugde zich nog langen tijd in de be langstelling van de jongere Utrechtsche bur gerij, die zich op de boerderij kwam vermaken. Het knechtje van den toenmaligen bewoner verborg zich in den boom en riep dan tot de jongelui: „pluk mij, pluk mij, 'k zal alle dagen zoet zijn." Er ontstond dan algemeene vreugde, men ging spelletjes om den boom doen en de pret eindigde met room eten bij vrouw Van Dam, die de boerderij toen bewoonde. In 1851 werd de boom omgehakt en eindigde dus dit vermaak. De boerderij, in de 19e eeuw in het bezit gekomen van de familie Bosch van Oud- Amelisweerd, werd in 1905 door de gemeente Utrecht gekocht. Daarna werd zij verhuurd, doch als boerderij had zij het bestaansrecht verloren, daar de landerijen in de omgeving geleidelijk voor woningbouw werden bestemd. Het typische poortgebouw een voorbeeld van eenvoudige burgerlijke bouwkunst' uit de middeleeuwen opgetrokken van reuzenmop pen en gedekt met een eenvoudig zadeldak, af gesloten door twee topgevels, staat zeer karak teristiek op een over de sloot geslagen gewelf, waarover door twee groote van een gedrukten boog voorziene poortopeningen toegang tot het terrein wordt verkregen. In 1930 is het met medewerking van het rijk gerestaureerd en in den tegenwoordigen staat gebracht. Rijksmonumentenzorg achtte de architecto nische waarde van de boerderij niet groot ge noeg om rijkssteun voor de restauratie daarvan te rechtvaardigen. Thans is een bestemming gevonden, doordat de R. K. parochie van Sint Salvator het gebouw van de gemeente huurt om er een fröbelschool en clublokalen in te vestigen, waartoe het gebouw geheel is geres taureerd. De pleisterlaag is geheel weggeno men, waarbij men er verder niet naar gestreefd heeft mede wegens gebrek aan gegevens het gebouw in den vermoedelijk oorspronkelij- ken staat te brengen. Wij zijn de bouwers aan een nieuwen tjjd en stapelen steen op steen, maar in 't bestek schreef Gods beleid: „gebed en werk zij één!" Giro 135198 „Bisschopsfonds" H. Sandaal, pr. Secr.-Penn. Oegstgeest Dat een bediende van de fa. Whistley, groot handel in leerwaren etc., eiken Vrijdagmiddag met een huurwagen naar Sheffield reed en daar bij de Nationale Bank een zeer aanzienlijk be drag opnam, wisten John Lastly en William Bristler precies. Dank zij hun maandenlange controle, wisten ze ook, dat de huurwagen van de garage Dorstin was en niet telkens dezelfde chauffeur voor dit Vrijdagsche ritje werd aan gewezen; dat de kantoorbediende het zilvergeld in een groen-grijs zakje borg en de bankbiljetten in een bruin-lederen tasch en dat hij beiden naast zich op de bank lag. De rit van de Natio nale Bank te Sheffield naar de eenzaam gelegen fabrieksgebouwen van de fa. Whistley duurde precies vijf-en-veertig minuten en ging voor een belangrijk gedeelte over een verlaten weg met een bosch aan weerskanten. Behalve hun Vrijdagschen contróletocht, maak ten John Lastley en William Bristler ook valsche bankbiljetten. Maar dit laatste wilde niet bijzon der goed lukken. Enkele honderden hadden ze er gemaakt; met de uitgifte dachten zij de fa. Whistley, groothandel in lederwaren enz., te be lasten, in ruil waarvoor zij een pakje origineele bankbiljetten wilden meenemen. „Het plannetje is niet kwaad," verkneukelde John zich en borg zijn mislukte proefnemingen in een bruinlederen tasch, fabrikaat van de fa. Whistley, nabij Sheffield. Op 'n Vrijdagmiddag belde de kassiersbedien- de der fa. Whistley, zooals gebruikelijk, om een taxi. „De wagen is al onderweg, mijnheer," was het voorkomende antwoord aan den anderen kant. Rustig-aan reed de chauffeur door de buiten wijken van Sheffield en bereikte al spoedig het eenzame, maar onvergelijkelijk mooie boschpad, waarop eensklaps een druk gesticuleerende heer stond, die niet van zins scheen voor den wagen ook maar een stap op zij te gaan. „Ik ben van de firma Whistley," hijgde de heer. ,,U moet aanstonds naar Sheffield rijden." „Pardon, mijnheer, ik ben besteld," protesteer de de chauffeur. „Weet ik, weet ik! Maar doe nu maar aan stonds wat ik zeg. Voor den baas is al 'n andere wagen besteld. Breng dezen brief naar mijn vrouw, die in het Palace-hotel is. Maar denk er om, dat je hem zelf overhandigt, want als zij dezen brief niet spoedig in handen krijgt, valt mijn buitenlandsche reis in duigen. Begrepen? Mijn vrouw moet zorgen, dat ze om half 4 aan het station is. Tot zoolang blijf je tot haar be schikking." „Maar.... eh...." begon de chauffeur. „Niets te maren! Hier heb je vijf shilling. En nu rechtsomkeert en maak voort!" De geagiteerde heer drukte den bestuurder de geldstukken in de hand, waarop de wagen ge keerd werd en full-speed naar Sheffield terug reed. Terzijde van den weg wachtte John Lastly enkele minuten, toen verscheen een andere taxi. „Alles in orde, Will! Vooruit, boy!" Toen de auto weer voorbij kwam, zat er be halve William, een bediende in, rustig een si garetje rookend. Terug van de Nationale Bank, zat hij op dezelfde plaats, rookte weer eên siga ret en filosopheerde over hetgeen hij wel en ook niet zou doen, als het geld, dat naast hem lag, nu eens zijn eigendom was. Met een schok stond de auto eensklaps stil. De chauffeur leun de over het portier, keerde zich dan om en deelde op verontschuldigenden toon mede: „Een lekke band, meneer! Maar dat malheur is zoo verholpen, hoor!" „Verdraaid vervelend, zeg!" was het bijtende antwoord van den bediende. „Dat wordt van avond weer 'n latertje." Meteen stapte hij uit, keek naar den band net als iemand die er ver stand van heeft, liep eens om den wagen heen, kwam weer terug, keek naar den groen-grijzen geldzak en de bruinlederen taschdan voel de hij plotseling iets kils en hards in zijn nek. „Geen woord offluisterde hem een stem toe. De bediende stond als vastgenageld; een kou de rilling ging door hem heen. Desondanks slaakte hij een angstkreet, om den chauffeur op zijn netelige positie attent te maken. Maar van diens aanwezigheid bespeurde de: belaag de' jonkman niets. „Als je dat nog eens durft te probeeren," hoorde hij achter zich, „dan heb je voor het laatst van je leven je mond open gedaan! En nu: recht vooruit, het bosch in!" Er bleef den bediende niets anders over dan aan dit weinig verleidelijke verzoek te voldoen, hoewel hij zich gelukkig prees het geld in den wagen te hebben laten liggen. Als de kerel dat aanstonds bemerkte, zou hij meteen naar den auto terugrennen en dan kon hij Een touw werd j, om zijn handen gebonden en j ^ls twee even later lag de bediende met voe- i j ten en schouders hetzelfde doen... zoo stevig aan hek gebonden, als ware hij er een onmisbaar onderdeel van. Tien minuten verstreken, het leken uren-Toen verloste de chauffeur hem uit zijn benarde po sitie. „Die kerel is er vandoor. Hij schrok zeer he vig, toen hij mij eensklaps achter den auto van daan zag komen met de kriek in mijn hand. „Maar het geldstamelde de bediende. „Heeft die schurk u dan beroofd?" huichelde William. Als een pijl uit den boog, zoo rende de jonge man op den auto af. Daar lag de groen-grijze geldzak, vredig naast de bruinlederen tasch. Meteen overtuigde hij zich dat al het geld nog aanwezig was. „Dank je, beste kerel!" sprak hij tot William- „Als jij er niet geweest was, zou alles verdwe nen zijn. Ik zal het wel goed met je maken, daar kan je van op aan!" „In orde hoor, ik reken op u!" Vóór de bediende den auto verliet, fluisterde hij den chauffeur nog toe: „Mondje dicht hou den, hoor! Morgenavond bel ik je wel éven op!" „Begrepen, mijnheer. Tot dan!" Den volgenden dag waren John Lastly en William Bristler reeds honderden kilometers van Sheffield verwijderd en leidden een leventje, menschen-met-veel-geld waardig. Terwijl de. kellner zich even verwijderd had, om het bankbiljet te wisselen, waarmede John de rekening wilde betalen, fluisterde William: „Er gaat toch maar niets boven samenwer king, John! Dit zaakje was nu doodeenvoudig, ouwe jongen!" Een veelbeteekend knipoogje be sloot deze zelfvoldane monoloog. Even later kwam de kellner terug, in gezel schap van twee heeren, die zich aanstonds als detectives aandienden. „De heeren hebben valsche bankbiljetten aan geboden," hoorden de verbaasde lotgenooten zich toevoegen. „Dat zou ik wel eens willen zien!" stoof John op. „Wat denkt u wel?!" De detective liet het biljet zien. John bekeek het nauwkeurig, van voor en achter. Dan werd hij lijkbleek. „Hoe ter wereld is dat nu mogelijk!" barstte hij los. „Ik kan zweren, dat ik die tasschen verwisseld heb!" „Wat zeg jij?" schreeuwde Will. „Heb jij die tasschen.... verwisseld?" „Natuurlijk!" „Ezelskakebeen, die je bent!" Williams stem sloeg over. „Driedubbele idioot! Uilskuiken! Dat had ik toch al gedaan, toen jij dien vent aan het hek vastbond!" Het riet kraakte, stemmen werden steeds duidelijker, een man liep voorop met een lantaarn en daarachter herkende hij zijn vader. Vlug liet hij zich uit den boom zakken en bleef toen staan.... Daar zat een geducht standje voor hem op.... zóó lang weg te blijven Maar zijn vader liep al naar hem toe en pakte hem bij zijn schouders en schudde hem van vreugde heen en weer. „Geluk kig! We hebben hem! Hij is het! Gauw naar huis, moeder zit in doodangst.En hij duwde hem voor zich uit. Zoo verliet Pietje Durf zijn geheime plekje in het riet, waar hij zoo graag voor Robinson Crusoë speelde en zulke wonderlijke avonturen, wel niet in werkelijkheid, maar dan toch in zijn droom beleefd had. EINDE op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen bij verlies van een band. of een oog. if j J0nge man gooide zijn hoofd in zijn nek V,achte luidop, aanstekelijk. Virginia moest chen, of ze wilde of niet. Ondertusschen hem, nonchalant weg, eens op en deed de ontdekking, dat hij een heel wat edjker type was dan de „doorsnee"- ,°02:e- Hij had een intelligent gezicht en V„„!cllaam zag er stoer en gehard uit. Eén aj bHk kwam zelfs de gedachte bij haar op, hanv cnpof Hof 7ö o-nnn hfafmlrlHncr vnnv "t'iy, ft haar speet, dat ze geen betrekking voor °P dat oogenblik ging de deur open. '*1 flg '3 vergat alles, het werkloozenprobleem SSi 1 chantage-man, want in plaats van Chil- \f de butler, stond haar kamenier, Elise, L lik. war ts Chilvers?" vroeg ze scherp, onder 'i0hf,ar binnengaan, t ers' chilvers is weg, madame, weg met Ke anderen? En waar haar toe weg?" lr Ratchet, madame, naar het landhuisje, .,£e 'h het telegram stond." 'tgijtelegram?" Welk telegram?" vroeg ar. „Madame heeft toch een telegram gestuurd! Dat kon geen vergissing zijn. Een uur geleden is het gebracht." „Ik heb geen telegram gestuurd! Wat stond er in?" „Het ligt nog daar, li-bas, op het tafeltje." Elise ging de hall in, nam het telegram op en hield het haar mevrouw met een triomfan telijk geacht voor. „Voila, madame!" Het telegram was geadresseerd aan Chilvers en luidde: „Vertrek onmiddellijk met overige bedienden naar landhuis. Breng alles in gereedheid voor week-end daar. Neem trein 5.49." Dat was een misleiding met kennis van zaken, want zóó, op die betrekkelijk noncha lante manier, liet ze het haar butler altijd weten, als ze, door hier en daar een invitatie, een impromptu-week-end in haar landhuisje aan de rivier aan het organiseeren was; ze nam dan altijd haar geheele dienstpersoneel mee; een oude vrouw bleef als huisbewaarster achter. Chilvers had dus niets ongewoons in die nuch tere kennisgeving gezien, en was, als een goed geschoolde bediende, met al zijn onderhoorigen verdwenen. „Ik ben gebleven," legde Elise haar uit, „ik wist, dat madame mij zou wenschen voor het pakken voor haar." „Wat een flauwe grap!" riep Virginia driftig uit. „Je weet heel goed, Elise, dat ik van plan was, naar De Schoorsteenen te gaan. Vanmor gen heb ik je 't nog gezegd." „Ik dacht, dat madame haar gedachten ver anderd had. Zoo nu en dan dat gebeurt, n'est-ce pas, madame?" Virginia gaf de waarheid van deze verkapte beschuldigng met een glimlach toe. Maar ondertusschen zochten haar gedachten al" vlijtig naar het „motief" achter deze schijnbare flauwe grap. Elise kwam haar met een veronderstelling te hulp. „Mon Dieu!" riep ze uit, terwijl ze haar handen in een gebaar van angst vouwde. „Als het boosdoeners, als het dieven waren! Zij sturen telegrammen en zoo zij krijgen allé domestiques uit het huis en dan zij komen om het te be- rooven." „Ja, dat zou kunnen zijn," zei Virginia naden kend. „Oui, oui, madame, dat is zoo, zonder twijfel! Eiken dag leest men in de krant van zulke din gen. Waarschuw de politie, madameschel ze opvoor de booswichten, zij komen om ons den hals af te snijden." „Wind je niet zoo op, Elise. Ze komen ons niet op klaarlichten dag, om zes uur 's middags, den hals afsnijden." „Madame, ik bid u, laat me gaan naar buiten en roepen een agent van politie." „Waarom, in 's hemelsnaam, Elise! Stel je asjeblieft niet zoo aan. Ga naar boven en pak m'n koffer voor De Schoorsteenen, als je dat tenminste nog niet gedaan hebt. Mijn nieuwe japon van Cailleaux en m'n witte crêpe maro- cain enjaen dan m'n zwarte fluweelen maarbij politiek hoort zwart fluweel, vind je niet?" „Madame ziet er verrukelijk uit ln haar eau de Nil satijnen" kweelde Elise nu weer op end' °P de kamenier. „Nee, die neem ik niet mee. En nu naar boven, Elise, en voortmaken. We hebben niet veel tijd meer. Ik zal Chilvers een telegram sturen en ik zal met den agent, die deze buurt heeft, over deze kwestie spreken.... dan zal hij wel een oogje in 't zeil houden. Begin nu asje blief niet weer met je oogen te rollen, Elise. Als je nu al zoo'n drukte maakt nog vóór er iets gebeurd is, wat doe Je dan als er straks uit een donker hoekje een man te voorschijn springt en je met een mes steekt?" Elise liet een nerveus piep-geluid hooren en verdween haastig naar hoogere regionen. En onder het naar boven loopen keek ze bange lijk, dan over den eenen, dan over den anderen schouder. Virginia trok een gezicht tegen den verdwij nenden rug, keerde zich om en liep dwars de hall door naar de zoogenaamde bibliotheek, een klein, knus-ingericht vertrek, waar ook de tele foon was. Het was beter, om het politle-bureau even op te bellen en de dienaren van de Hei lige Hermandad zóó om medewerking te ver zoeken, dan de kans te loopen, dat de agent, die deze wijk had, straks niet op kwam dagen. Ze deed de deur open en liep naar de tele foon. Maar, met haar hand al op den haak, bleef ze opeens doodstil staan. In den grooten stoel naast den haard zat een man in een eigenaardige houding, slap, halfineengezakt. Door het zonderlinge telegram had ze haar chantage-bezoeker geheel vergeten, Blijkbaar was hij, moe en verveeld door het wachten, in slaap gevallen. Met even een liumoristischen trek om haar mooien mond ging ze naar den stoel. Maar opeens bleef ze staan; haar oogen werden grooter, de glimlach trok weg.... De man in den stoel sliep niet. De man was dood! Ze wist het opeens, ze voelde het intuïtief, nog voor ze het kleine, glimmende wapen op het kleedje naast hem, het ronde schroeigat. met den luguberen donkeren kring eromheen, de machteloos-weggezakte onderkaak gezien had. Met haar hand tegen haar hart gedrukt, bleef ze onbeweeglijk staan. Daar kwamen vlugge voetstappen de trap af! Elise! „Madame! Madame!" „Ja, wat is ér?" 'Virginia ging met bewegingen, die aan een automaat deden denken, naar de deur. Eén ding was haar maar duidelijk. Ten koste van alles, voor het oogenblik althans dit dit gruwe lijke te verbergen voor Elise! Elise zou natuurlijk dadelijk een zenuwtoeval krijgen en zenuwtoe vallen kon ze op dat oogenblik niet gebruiken. Ze moest tijd hebben om te denken, om kalmte overleggen wat haar te doen stond. „Madame, zou het niet beter zijn, als ik den ketting op de deur deed? Deze booswichten, elk oogenblik kunnen zij binnenkomen." „Goed! Ga je gang maar. Doe maar, wat je wilt." Ze hoorde 't rinkelen van den ketting en even daarna Elise',s vlugge voetstappen, die weer snel de trap op en de gang af gingen. Onwillekeurig slaakte ze een zucht van verlichting Ze keek van den man in den stoel naar de telefoon en weer terug. Het was duidelijk, wat haar te doen stond. Ze moest de politie opbel len en haar van de griezelige vondst op de hoogte brengen. Maar ze deed niets. Ze bleef onbeweeglijk op dezelfde plaats staan; haar lichaam verlamd van schrik, haar brein een draaikolk van voortdu rend elkaar verdringende gedachten. Dat tele gram! Had dat misschien iets met..,, dit te maken gehad? Gestel, dat Elise niet od haar was blijven wachten! Dan zou zij de voordeur opengesloten hebben gewoonlijk had ze haar huissleutel bij zich en dan zou zij op een ge geven oogenblik alleen geweest zijn met een vermoorden man, een man, die bij een vorige gelegenheid had getracht, haar geld af te persen- Voor zichzelf wist ze natuurlijk wel, waarom ze dat toegelaten had, maar hoe zouden anderen daarover denken? George Lomax .bij voorbeeld had de reden die ze opgegeven had, puren on zin gevonden. En die brieven ze had ze natuurlijk niet geschreven, maar zou dat te bewijzen zijn? (Wordt vervolgd) 1 onder nederigheid is het mogelijk iets te genieten geen hoogmoed. on. zelfs

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 13