Het Dierenpark
op den Grebbeberg
I
a
Wat was Chartroise?
Cetvetfiaal van den da§
De luchtroovers van Hoitika
^LLE ABONNÉ'S
F 750-
F 750-
Klooster en hofstede
fiLmegen-
li
^1" Geheim van de
?5ven Schoorsteenen
ZATERDAG 15 JULI 1939
waan-
„Vroolijke Vrouwtjes van
Windsor"
Modern toerisme
Wm,
bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen
bij een ongeval met T~» n f* /v
doodelijken afloop JT uüUi"
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
^OR
AGATHA CHRISTIE
M d-
,tyJfren-"
gaan langs den rand van een steppe,
L °P zebra's en struisvogels loopen, terwijl uit
Wraff050'1 op den achtergrond juist een paar
W voorschijn komen. Van links klinkt
wengebrul, verderop vermaakt zich een uit
ja e 'eden bestaande olifantenfamilie, een Nijl-
steekt zijn geweldigen kop nieuwsgierig uit
Water, achter ons kriischen bontgekleurde
gaaien....
(i '^t dit niet op een verhaal van een reiziger,
donker Afrika heeft doorkruist?
1^1 beleefden deze sensaties vee! dichter bij
j)3 h-l. in het bekende Ouwehand's Dieren
lijf te Rhenen, dat zoo magnifiek op den Greb-
j®r6 is aangelegd.
Ij, et Was inderdaad een sensatie, want het
W|tlciere van dit Dierenpark is, dat de dieren-
'Wen met gebruikmaking van de natuurlijke
(erffheid van den Grebbeberg zoo geconstru-
'0oPen^n' Üa' sc ■'n'; als0^ alle dieren vrij rond
de 10 kolossale leeuwen, die het 2000 M2.
balie leeuwenterras bewonen, zitten niet achter
ft.is de leeuw werkelijk de koning der die-
t6r' "'j loopt niet „alsmaar" heen en weer ach-
de tralies van een te kleine kooi, maar
liji Cen geweldige ruimte tot zijn beschikking.
tjjjjfP'dngt eens op een rotsblok en staart een
denar's in de verte, hü stoeit met zijn kamera-
hij 'fdst wat uit op een zonnig plekje, kortom,
h»«. eeft een goed en prettig leven en dat is
«Hl
aan te zien.
v91 at is hier trouwens met alle dieren het ge-
i>ide Maleische Beren op hun rotsplateau,
de apen in het Apenparadijs, mei de Zee-
Si*611' met de Pinguins, met de ijsberen en de
'Het"6 beren, waarbij drie jongen, hier geboren,
(Sllj de wolven, de kameelen, de bisons, om maar
van de vele aanwezige dieren te noe
men'1 'S er ook nog een Aquarium, een Mensch
el en Vogelhuis, een Show van meer dan
.end krokodillen en een uitzichttoren.
6n tis een genot om door dit park te dwalen
U kens weer voor nieuwe verrassingen komen
'iss moe wordt kan wat uitrusten op de ter-
b to Van llet gezellige café-restaurant. Daar
Ofek, vroolijk gepraat en gelach en een
V ^renti komen en gaan van bezoekers. Na-
Oj ,'jk kan men er ook eep uitstekende lunch
einer geserveerd krijgen,
kinderen vinden in Ouwehand's Dieren-
Zaterdagavond 15 Juli a.s., te half negen,
het
het
nieuwe openlucht-theater te Nijmegen
iHe '®t stadspark „De Goffert" geopend worden
tjt een voorstelling van „De Vroolijke Vrouw
en Windsor" van Shakespeare, met de mu-
j. Van Nicolai.
Voorstelling wordt gegeven door het gezel-
"ï-)e Zomerspelers", artistieke leiding
r,,.. '-' Van Dalsum en A. Defresne en de Arn-
Orkest-vereeniging o, 1. v. Leo Pap-
Hjif 'm. In het stuk zullen optreden: de dames
tyj, y Beck, Willy Haak, Sara Heyblom, Tatia
4 a> Nina Bergsma, en Dorine van Oven en
heeren Ant. Burgdorffer, Prits van Dijk,
s0j. Van Dalsum, Jaap Engelberts, Joh. Elsen-
t{ h Eau Ezei'man, Joh. Piolet, Ben Groenier,
Ik aye, Cor Hermus, G. Lindenberg, Jan Se-
^eh J. Sternheim.
Öans ln het laatste bedrijf werd ingestu-
lc d door mevr. Ruth Helmer, de figuratie
lijd geleid door H. Kramer te Nijmegen. Het
V0 J- ontwierp Jacques Snoek en "werd uitge-
U d in de centrale werkplaats voor werkloozen
'oert van Dalsum regisseerde het stuk.
park een grooten speeltuin met de nieuwste
attracties, ln den baby-dierentuin kunnen ze met
jonge dieren, waaronder vaak snoezige leeuwtjes,
spelen. Er is gelegenheid om ritjes te maken
op ezeltjes, kamelen en olifanten. Afwisseling ge-
iweg dus.
Ouwehand's Dierenpark bestaat thans zeven
jaar en nu reeds behoort het tot de best inge
richte en meest moderne dierenparken van
Europa, Neemt het er eens een dag van en
komt naar de wilde dieren in de natuur.
Ouwehand's Dierenpark is een instelling,
waarop ons kleine landje trotsch kan zijn.
De heerlijke reistijd is weer aangebroken.
Allerlei droom- en sproke-reizen staan op de
programs der moegewerkte menschen, die de
zulke kunnen betalen. Het internationale toe
risme tiert welig. Heele landstreken en steden
varen er wel bij. Daar heb je bijvoorbeeld Dan
zig. Daar komen karavanen van toeristen aan.
Er zijn herbergen en hotels te kort, zoodat ka
zernes voor hen moeten worden opengesteld.
Ze voelen zich er zoo goed, dat ze al op be
paalde heuvels speelplaatsen voor hun kinde
ren aan het aanleggen zijn. En onder elkaar
zijn ze zoo kameraadschappelijk, dat ze alle
maal eenzelfde soort bruin pak dragen, om
hun cameraderie openlijk te betuigen. Daar is
bijvoorbeeld ook Japan, dat zijn verliefde spleet-
oogen maar niet van China kan afhouden. Het
vindt cousine China wel wat lastig en wispel
turig, maar het heeft wel vriendschappelijke
en hartelijke middelen, om het gele, schele
zusje van die kwade eigenschappen te gene
zen. Het zendt scheepsladingen vol van een
soort eenheidstoeristen, die louter vuurwerk en
waterballetten vertoonen en allerlei vertoonin
gen geven ten lande, op het water en in de
lucht. Jammer is, dat zusje China dit alles
niet altijd apprecieert met het gevolg, dat tal
van Japansche toeristen in kleine kistjes met
asch naar hun haardsteden terugkeeren. Te
genwoordig heerscht er ook een uitgebreid
luchttoerisme in Binnen- en Buiten-Mongolië.
En daar het daar dor seizoen is, laten de toe
risten er over en weer, bij gebrek aan water
regen, uit pure wederkeerige vriendschap vlieg
machines regenen. In Europa doen vooral zonen
Israels sterk aan toerisme op het voetspoor
van den oer-toerist Ahasverus. En daar heb je
in de laatste dagen weer nieuw toerisme in
het oude land van Zuid-Tirol. Heele volks
stammen gaan op toer naar Groot-Duitsch-
land en volgens de laatste berichten gaat ook
voor vreemdelingen, ook Nederlanders, de reis-
motor op versnelden toerenslag. In het Bo-
heemsch-Moravische protectoraat heerscht er
levendig toerisme bij B. en W. en gemeente
raden in vele plaatsen. Zij gaan niet heelemaai
frisch naar „Sommerfrischen" met veel con
templatie en concentratie. En de werkloozen
uit deze streken gaan als toeristen kracht en
vreugde opdoen buiten hun vaderlandsche gren
zen. Colijn en Kooien inaugureeren dit jaar
een nieuw soort toerisme voor staatslieden,
geveltoerisme, min of meer zonder ambitie,
tegen het stijle regeeringsgebouw. Vermoede
lijk staan er nog andere evoluties op dit acro
batiek toerisme-gebied te verwachten. Het Ita-
liaansche en Duitsche toerisme op het Iberi
sche schiereiland is het eenige, dat sterk ach
teruitloopt. Bij drommen komen de toeristen
terug. En de Amerikanen? Er komen er niet
veel meer. En het is maar te hopen, dat de
omstandigheden niet zóó wórden als in 1917,
toen West-Europa overstroomd werd door
honderdduizenden Yankee-toeristen in khaki.
Een groote zeldzaamheid. Bruine beer met drie aller snoezig ste jongen, die in
Ouwehand's Dierenpark, op den Grebbeberg te Rhenen, werden geboren
De olifanten van Ouwehand's Die renpark op hun morgenwandeling
De opvoering van het mysteriespel „Sint
Willibrord" te Utrecht vestigt de aandacht op
Chartreuse of Chartroise, de idyllische plek
waar het stuk zal gegeven worden. Het is een
der oudste monumenten van de stad, ver naar
het Noorden gelegen, in de buurt van de Vecht.
Het landelijk karakter is nu alleen nog behou
den vlak bij het oude gebouw, de omgeving is
vry grauw en alledaagsch geworden: een ar
beiderswijk met lage moderne huizen, en als
vertroosting daartusschen wat plantsoenaanleg
en sportterreinen. In deze buurt maakten in
de middeleeuwen de monniken hun schoone
miniaturen, later stond er de kolossale „mon
nikenboom", waar de Utrechtsche kindertjes
aan groeiden.
Naar aanleiding van de pas uitgevoerde res
tauratie van „Chartroise" heeft de Utrechtsche
gemeente-architect, ir. J. J. Planjer, in het
maandblad van de vereeniging Oud-Utrecht
een belangwekkend artikel geschreven, waar
aan we hier eenige bijzonderheden ontleenen.
De heer Planjer wijst er op, dat bij een opper
vlakkige beschouwing van het gebouw verschil
lende détails er reeds op duiden, dat deze boer
derij, al is zij kunsthistorisch niet zeer belang
rijk, een belangrijke en belangwekkende ge
schiedenis zal hebben. En niet alleen de boer
derij, doch ook de omgeving daarvan met de
oude boombeplanting, de resten van een sta
tige boomenlaan in de richting van de Vecht
en vooral het typische middeleeuwsche poort
gebouw, op een gewelf boven de ringsloot ge
bouwd, duiden aan dat men zich op historisch
terrein bevindt. Hier heeft een van de voorma
lige Utrechtsche kloosters gestaan: het klooster
Nieuwlicht of Het Nieuwe Licht aan de laan
van Chartreuse, hetwelk naar uit den naam
valt af te leiden door Karthuizer monniken
werd bewoond.
In 1392 werd het klooster door Zweder en
Willem van Abcoude gesticht en hun vriend
Tideman Grauwert reeds eerder in de orde
opgenomen werd de eerste prior. De bouw
van het klooster had eerst in 1393 plaats op
een landgoed, genaamd Bloemendaal, groot
pl.m. 20 morgen, daartoe in erfpacht afgestaan
door Arnoud van Tricht, proost van St. Jan.
Het bestaan van het klooster en zijn bewoners
schijnt zich zonder groote schokken te hebben
voltrokken tot in den reformatietijd, toen in
1578 aldaar troepen werden gelegerd, omdat
men vreesde, dat de gebouwen door de Span
jaarden zouden worden bezet. Dat in die woe
lige en onzekere tijden, waarin nieuwe geeste
lijke waarden zich onstuimig baan braken, de
samenleving van monniken en soldaten niet in
vrede kon bestaan, is duidelijk. De veel ge
plaagde monniken trokken zich op 15 Januari
1579 terug en verspreidden zich over kloosters
in Brugge, Edingen, 's-Hertogenbosch en an
dere.
Daarmee was het lot van de gebouwen be
slist. In 1580 werden zij grondig afgebroken
en de afkomende steen gebruikt voor verster
king van de stad; slechts het poortgebouwtje
bleef voor de verwoesting gespaard. Ter
plaatse werd toen een hofstede gebouwd,
waarvan het tegenwoordige woongedeelte het
in den loop der eeuwen sterk verminkte over
blijfsel is. De stal en het achterhuis, welke
geen enkele architectonische waarde hebben,
dateeren uit 1863, gelijk op een steen in den
westgevel is aangegeven. Het vrijstaande bak
huis is van veel ouderen datum en heeft wel
licht tot de oorspronkelijke gebouwen behoort.
In 1839 werd het huis verbouwd en modern
ingericht. Tot dien tijd droeg het, naar het
schijnt, nog alle kenmerken van oudheid;
dikke zware muren, met vroeg-renaissance
raamkozijnen en nissen, welke toen vervangen
werden door vensters met gewone ruiten.
Wanneer de boerderij Chartreuse wordt ge
noemd, komt wellicht nog in herinnering de
overlevering, dat aldaar een zware linde, de
z.g. Monnikenboom, stond, waar in dien tijd de
Utrechtsche kindertjes moesten worden ge
haald. In 1830 en 1836 werd deze boom door
blikseminslag en storm zwaar beschadigd, maar
hij verheugde zich nog langen tijd in de be
langstelling van de jongere Utrechtsche bur
gerij, die zich op de boerderij kwam vermaken.
Het knechtje van den toenmaligen bewoner
verborg zich in den boom en riep dan tot de
jongelui: „pluk mij, pluk mij, 'k zal alle dagen
zoet zijn." Er ontstond dan algemeene vreugde,
men ging spelletjes om den boom doen en de
pret eindigde met room eten bij vrouw Van
Dam, die de boerderij toen bewoonde. In 1851
werd de boom omgehakt en eindigde dus dit
vermaak.
De boerderij, in de 19e eeuw in het bezit
gekomen van de familie Bosch van Oud-
Amelisweerd, werd in 1905 door de gemeente
Utrecht gekocht. Daarna werd zij verhuurd,
doch als boerderij had zij het bestaansrecht
verloren, daar de landerijen in de omgeving
geleidelijk voor woningbouw werden bestemd.
Het typische poortgebouw een voorbeeld
van eenvoudige burgerlijke bouwkunst' uit de
middeleeuwen opgetrokken van reuzenmop
pen en gedekt met een eenvoudig zadeldak, af
gesloten door twee topgevels, staat zeer karak
teristiek op een over de sloot geslagen gewelf,
waarover door twee groote van een gedrukten
boog voorziene poortopeningen toegang tot het
terrein wordt verkregen. In 1930 is het met
medewerking van het rijk gerestaureerd en in
den tegenwoordigen staat gebracht.
Rijksmonumentenzorg achtte de architecto
nische waarde van de boerderij niet groot ge
noeg om rijkssteun voor de restauratie daarvan
te rechtvaardigen. Thans is een bestemming
gevonden, doordat de R. K. parochie van Sint
Salvator het gebouw van de gemeente huurt
om er een fröbelschool en clublokalen in te
vestigen, waartoe het gebouw geheel is geres
taureerd. De pleisterlaag is geheel weggeno
men, waarbij men er verder niet naar gestreefd
heeft mede wegens gebrek aan gegevens
het gebouw in den vermoedelijk oorspronkelij-
ken staat te brengen.
Wij zijn de bouwers aan een nieuwen tjjd
en stapelen steen op steen,
maar in 't bestek schreef Gods beleid:
„gebed en werk zij één!"
Giro 135198 „Bisschopsfonds" H. Sandaal,
pr. Secr.-Penn. Oegstgeest
Dat een bediende van de fa. Whistley, groot
handel in leerwaren etc., eiken Vrijdagmiddag
met een huurwagen naar Sheffield reed en daar
bij de Nationale Bank een zeer aanzienlijk be
drag opnam, wisten John Lastly en William
Bristler precies. Dank zij hun maandenlange
controle, wisten ze ook, dat de huurwagen van
de garage Dorstin was en niet telkens dezelfde
chauffeur voor dit Vrijdagsche ritje werd aan
gewezen; dat de kantoorbediende het zilvergeld
in een groen-grijs zakje borg en de bankbiljetten
in een bruin-lederen tasch en dat hij beiden
naast zich op de bank lag. De rit van de Natio
nale Bank te Sheffield naar de eenzaam gelegen
fabrieksgebouwen van de fa. Whistley duurde
precies vijf-en-veertig minuten en ging voor een
belangrijk gedeelte over een verlaten weg met
een bosch aan weerskanten.
Behalve hun Vrijdagschen contróletocht, maak
ten John Lastley en William Bristler ook valsche
bankbiljetten. Maar dit laatste wilde niet bijzon
der goed lukken. Enkele honderden hadden ze
er gemaakt; met de uitgifte dachten zij de fa.
Whistley, groothandel in lederwaren enz., te be
lasten, in ruil waarvoor zij een pakje origineele
bankbiljetten wilden meenemen.
„Het plannetje is niet kwaad," verkneukelde
John zich en borg zijn mislukte proefnemingen
in een bruinlederen tasch, fabrikaat van de fa.
Whistley, nabij Sheffield.
Op 'n Vrijdagmiddag belde de kassiersbedien-
de der fa. Whistley, zooals gebruikelijk, om
een taxi.
„De wagen is al onderweg, mijnheer," was
het voorkomende antwoord aan den anderen
kant.
Rustig-aan reed de chauffeur door de buiten
wijken van Sheffield en bereikte al spoedig het
eenzame, maar onvergelijkelijk mooie boschpad,
waarop eensklaps een druk gesticuleerende heer
stond, die niet van zins scheen voor den wagen
ook maar een stap op zij te gaan.
„Ik ben van de firma Whistley," hijgde de
heer. ,,U moet aanstonds naar Sheffield rijden."
„Pardon, mijnheer, ik ben besteld," protesteer
de de chauffeur.
„Weet ik, weet ik! Maar doe nu maar aan
stonds wat ik zeg. Voor den baas is al 'n andere
wagen besteld. Breng dezen brief naar mijn
vrouw, die in het Palace-hotel is. Maar denk er
om, dat je hem zelf overhandigt, want als zij
dezen brief niet spoedig in handen krijgt, valt
mijn buitenlandsche reis in duigen. Begrepen?
Mijn vrouw moet zorgen, dat ze om half 4 aan
het station is. Tot zoolang blijf je tot haar be
schikking."
„Maar.... eh...." begon de chauffeur.
„Niets te maren! Hier heb je vijf shilling.
En nu rechtsomkeert en maak voort!"
De geagiteerde heer drukte den bestuurder de
geldstukken in de hand, waarop de wagen ge
keerd werd en full-speed naar Sheffield terug
reed.
Terzijde van den weg wachtte John Lastly
enkele minuten, toen verscheen een andere taxi.
„Alles in orde, Will! Vooruit, boy!"
Toen de auto weer voorbij kwam, zat er be
halve William, een bediende in, rustig een si
garetje rookend. Terug van de Nationale Bank,
zat hij op dezelfde plaats, rookte weer eên siga
ret en filosopheerde over hetgeen hij wel en
ook niet zou doen, als het geld, dat naast hem
lag, nu eens zijn eigendom was. Met een schok
stond de auto eensklaps stil. De chauffeur leun
de over het portier, keerde zich dan om en
deelde op verontschuldigenden toon mede:
„Een lekke band, meneer! Maar dat malheur
is zoo verholpen, hoor!"
„Verdraaid vervelend, zeg!" was het bijtende
antwoord van den bediende. „Dat wordt van
avond weer 'n latertje." Meteen stapte hij uit,
keek naar den band net als iemand die er ver
stand van heeft, liep eens om den wagen heen,
kwam weer terug, keek naar den groen-grijzen
geldzak en de bruinlederen taschdan voel
de hij plotseling iets kils en hards in zijn nek.
„Geen woord offluisterde hem een stem
toe.
De bediende stond als vastgenageld; een kou
de rilling ging door hem heen. Desondanks
slaakte hij een angstkreet, om den chauffeur
op zijn netelige positie attent te maken. Maar
van diens aanwezigheid bespeurde de: belaag
de' jonkman niets.
„Als je dat nog eens durft te probeeren,"
hoorde hij achter zich, „dan heb je voor het
laatst van je leven je mond open gedaan! En
nu: recht vooruit, het bosch in!"
Er bleef den bediende niets anders over dan
aan dit weinig verleidelijke verzoek te voldoen,
hoewel hij zich gelukkig prees het geld in den
wagen te hebben laten liggen. Als de kerel dat
aanstonds bemerkte, zou hij meteen naar den
auto terugrennen en dan kon hij
Een touw werd j,
om zijn handen
gebonden en j ^ls twee
even later lag de
bediende met voe- i j
ten en schouders hetzelfde doen...
zoo stevig aan
hek gebonden, als
ware hij er een onmisbaar onderdeel van.
Tien minuten verstreken, het leken uren-Toen
verloste de chauffeur hem uit zijn benarde po
sitie.
„Die kerel is er vandoor. Hij schrok zeer he
vig, toen hij mij eensklaps achter den auto van
daan zag komen met de kriek in mijn hand.
„Maar het geldstamelde de bediende.
„Heeft die schurk u dan beroofd?" huichelde
William.
Als een pijl uit den boog, zoo rende de jonge
man op den auto af. Daar lag de groen-grijze
geldzak, vredig naast de bruinlederen tasch.
Meteen overtuigde hij zich dat al het geld nog
aanwezig was.
„Dank je, beste kerel!" sprak hij tot William-
„Als jij er niet geweest was, zou alles verdwe
nen zijn. Ik zal het wel goed met je maken,
daar kan je van op aan!"
„In orde hoor, ik reken op u!"
Vóór de bediende den auto verliet, fluisterde
hij den chauffeur nog toe: „Mondje dicht hou
den, hoor! Morgenavond bel ik je wel éven op!"
„Begrepen, mijnheer. Tot dan!"
Den volgenden dag waren John Lastly en
William Bristler reeds honderden kilometers
van Sheffield verwijderd en leidden een leventje,
menschen-met-veel-geld waardig.
Terwijl de. kellner zich even verwijderd had,
om het bankbiljet te wisselen, waarmede John
de rekening wilde betalen, fluisterde William:
„Er gaat toch maar niets boven samenwer
king, John! Dit zaakje was nu doodeenvoudig,
ouwe jongen!" Een veelbeteekend knipoogje be
sloot deze zelfvoldane monoloog.
Even later kwam de kellner terug, in gezel
schap van twee heeren, die zich aanstonds als
detectives aandienden.
„De heeren hebben valsche bankbiljetten aan
geboden," hoorden de verbaasde lotgenooten
zich toevoegen.
„Dat zou ik wel eens willen zien!" stoof John
op. „Wat denkt u wel?!"
De detective liet het biljet zien. John bekeek
het nauwkeurig, van voor en achter. Dan werd
hij lijkbleek.
„Hoe ter wereld is dat nu mogelijk!" barstte
hij los. „Ik kan zweren, dat ik die tasschen
verwisseld heb!"
„Wat zeg jij?" schreeuwde Will. „Heb jij die
tasschen.... verwisseld?"
„Natuurlijk!"
„Ezelskakebeen, die je bent!" Williams stem
sloeg over. „Driedubbele idioot! Uilskuiken! Dat
had ik toch al gedaan, toen jij dien vent aan
het hek vastbond!"
Het riet kraakte, stemmen werden steeds duidelijker, een
man liep voorop met een lantaarn en daarachter herkende hij
zijn vader. Vlug liet hij zich uit den boom zakken en bleef toen
staan.... Daar zat een geducht standje voor hem op.... zóó
lang weg te blijven
Maar zijn vader liep al naar hem toe en pakte hem bij zijn
schouders en schudde hem van vreugde heen en weer. „Geluk
kig! We hebben hem! Hij is het! Gauw naar huis, moeder zit
in doodangst.En hij duwde hem voor zich uit. Zoo verliet
Pietje Durf zijn geheime plekje in het riet, waar hij zoo graag
voor Robinson Crusoë speelde en zulke wonderlijke avonturen,
wel niet in werkelijkheid, maar dan toch in zijn droom beleefd
had.
EINDE
op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
bij verlies van een band.
of een oog.
if
j J0nge man gooide zijn hoofd in zijn nek
V,achte luidop, aanstekelijk. Virginia moest
chen, of ze wilde of niet. Ondertusschen
hem, nonchalant weg, eens op en deed
de ontdekking, dat hij een heel wat
edjker type was dan de „doorsnee"-
,°02:e- Hij had een intelligent gezicht en
V„„!cllaam zag er stoer en gehard uit. Eén
aj bHk kwam zelfs de gedachte bij haar op,
hanv cnpof Hof 7ö o-nnn hfafmlrlHncr vnnv
"t'iy, ft haar speet, dat ze geen betrekking voor
°P dat oogenblik ging de deur open.
'*1 flg '3 vergat alles, het werkloozenprobleem
SSi 1 chantage-man, want in plaats van Chil-
\f de butler, stond haar kamenier, Elise,
L lik.
war ts Chilvers?" vroeg ze scherp, onder
'i0hf,ar binnengaan,
t ers' chilvers is weg, madame, weg met
Ke anderen? En waar haar toe weg?"
lr Ratchet, madame, naar het landhuisje,
.,£e 'h het telegram stond."
'tgijtelegram?" Welk telegram?" vroeg
ar.
„Madame heeft toch een telegram gestuurd!
Dat kon geen vergissing zijn. Een uur geleden
is het gebracht."
„Ik heb geen telegram gestuurd! Wat stond
er in?"
„Het ligt nog daar, li-bas, op het tafeltje."
Elise ging de hall in, nam het telegram op
en hield het haar mevrouw met een triomfan
telijk geacht voor.
„Voila, madame!"
Het telegram was geadresseerd aan Chilvers en
luidde:
„Vertrek onmiddellijk met overige bedienden
naar landhuis. Breng alles in gereedheid voor
week-end daar. Neem trein 5.49."
Dat was een misleiding met kennis van
zaken, want zóó, op die betrekkelijk noncha
lante manier, liet ze het haar butler altijd
weten, als ze, door hier en daar een invitatie,
een impromptu-week-end in haar landhuisje
aan de rivier aan het organiseeren was; ze nam
dan altijd haar geheele dienstpersoneel mee;
een oude vrouw bleef als huisbewaarster achter.
Chilvers had dus niets ongewoons in die nuch
tere kennisgeving gezien, en was, als een goed
geschoolde bediende, met al zijn onderhoorigen
verdwenen.
„Ik ben gebleven," legde Elise haar uit, „ik
wist, dat madame mij zou wenschen voor het
pakken voor haar."
„Wat een flauwe grap!" riep Virginia driftig
uit. „Je weet heel goed, Elise, dat ik van plan
was, naar De Schoorsteenen te gaan. Vanmor
gen heb ik je 't nog gezegd."
„Ik dacht, dat madame haar gedachten ver
anderd had. Zoo nu en dan dat gebeurt,
n'est-ce pas, madame?"
Virginia gaf de waarheid van deze verkapte
beschuldigng met een glimlach toe. Maar
ondertusschen zochten haar gedachten al" vlijtig
naar het „motief" achter deze schijnbare flauwe
grap. Elise kwam haar met een veronderstelling
te hulp.
„Mon Dieu!" riep ze uit, terwijl ze haar
handen in een gebaar van angst vouwde. „Als
het boosdoeners, als het dieven waren! Zij sturen
telegrammen en zoo zij krijgen allé domestiques
uit het huis en dan zij komen om het te be-
rooven."
„Ja, dat zou kunnen zijn," zei Virginia naden
kend.
„Oui, oui, madame, dat is zoo, zonder twijfel!
Eiken dag leest men in de krant van zulke din
gen. Waarschuw de politie, madameschel ze
opvoor de booswichten, zij komen om ons
den hals af te snijden."
„Wind je niet zoo op, Elise. Ze komen ons
niet op klaarlichten dag, om zes uur 's middags,
den hals afsnijden."
„Madame, ik bid u, laat me gaan naar buiten
en roepen een agent van politie."
„Waarom, in 's hemelsnaam, Elise! Stel je
asjeblieft niet zoo aan. Ga naar boven en pak
m'n koffer voor De Schoorsteenen, als je dat
tenminste nog niet gedaan hebt. Mijn nieuwe
japon van Cailleaux en m'n witte crêpe maro-
cain enjaen dan m'n zwarte fluweelen
maarbij politiek hoort zwart fluweel, vind
je niet?"
„Madame ziet er verrukelijk uit ln haar eau
de Nil satijnen" kweelde Elise nu weer op end'
°P de kamenier.
„Nee, die neem ik niet mee. En nu naar
boven, Elise, en voortmaken. We hebben niet
veel tijd meer. Ik zal Chilvers een telegram
sturen en ik zal met den agent, die deze buurt
heeft, over deze kwestie spreken.... dan zal hij
wel een oogje in 't zeil houden. Begin nu asje
blief niet weer met je oogen te rollen, Elise.
Als je nu al zoo'n drukte maakt nog vóór er
iets gebeurd is, wat doe Je dan als er straks
uit een donker hoekje een man te voorschijn
springt en je met een mes steekt?"
Elise liet een nerveus piep-geluid hooren en
verdween haastig naar hoogere regionen. En
onder het naar boven loopen keek ze bange
lijk, dan over den eenen, dan over den anderen
schouder.
Virginia trok een gezicht tegen den verdwij
nenden rug, keerde zich om en liep dwars de
hall door naar de zoogenaamde bibliotheek, een
klein, knus-ingericht vertrek, waar ook de tele
foon was. Het was beter, om het politle-bureau
even op te bellen en de dienaren van de Hei
lige Hermandad zóó om medewerking te ver
zoeken, dan de kans te loopen, dat de agent,
die deze wijk had, straks niet op kwam dagen.
Ze deed de deur open en liep naar de tele
foon. Maar, met haar hand al op den haak,
bleef ze opeens doodstil staan. In den grooten
stoel naast den haard zat een man in een
eigenaardige houding, slap, halfineengezakt.
Door het zonderlinge telegram had ze haar
chantage-bezoeker geheel vergeten, Blijkbaar
was hij, moe en verveeld door het wachten, in
slaap gevallen.
Met even een liumoristischen trek om haar
mooien mond ging ze naar den stoel. Maar
opeens bleef ze staan; haar oogen werden
grooter, de glimlach trok weg....
De man in den stoel sliep niet. De man was
dood!
Ze wist het opeens, ze voelde het intuïtief,
nog voor ze het kleine, glimmende wapen op het
kleedje naast hem, het ronde schroeigat. met
den luguberen donkeren kring eromheen, de
machteloos-weggezakte onderkaak gezien had.
Met haar hand tegen haar hart gedrukt, bleef
ze onbeweeglijk staan. Daar kwamen vlugge
voetstappen de trap af! Elise!
„Madame! Madame!"
„Ja, wat is ér?"
'Virginia ging met bewegingen, die aan een
automaat deden denken, naar de deur. Eén ding
was haar maar duidelijk. Ten koste van alles,
voor het oogenblik althans dit dit gruwe
lijke te verbergen voor Elise! Elise zou natuurlijk
dadelijk een zenuwtoeval krijgen en zenuwtoe
vallen kon ze op dat oogenblik niet gebruiken.
Ze moest tijd hebben om te denken, om kalmte
overleggen wat haar te doen stond.
„Madame, zou het niet beter zijn, als ik den
ketting op de deur deed? Deze booswichten,
elk oogenblik kunnen zij binnenkomen."
„Goed! Ga je gang maar. Doe maar, wat je
wilt."
Ze hoorde 't rinkelen van den ketting en even
daarna Elise',s vlugge voetstappen, die weer snel
de trap op en de gang af gingen. Onwillekeurig
slaakte ze een zucht van verlichting
Ze keek van den man in den stoel naar de
telefoon en weer terug. Het was duidelijk, wat
haar te doen stond. Ze moest de politie opbel
len en haar van de griezelige vondst op de
hoogte brengen.
Maar ze deed niets. Ze bleef onbeweeglijk op
dezelfde plaats staan; haar lichaam verlamd van
schrik, haar brein een draaikolk van voortdu
rend elkaar verdringende gedachten. Dat tele
gram! Had dat misschien iets met..,, dit te
maken gehad? Gestel, dat Elise niet od haar
was blijven wachten! Dan zou zij de voordeur
opengesloten hebben gewoonlijk had ze haar
huissleutel bij zich en dan zou zij op een ge
geven oogenblik alleen geweest zijn met een
vermoorden man, een man, die bij een vorige
gelegenheid had getracht, haar geld af te persen-
Voor zichzelf wist ze natuurlijk wel, waarom ze
dat toegelaten had, maar hoe zouden anderen
daarover denken? George Lomax .bij voorbeeld
had de reden die ze opgegeven had, puren on
zin gevonden. En die brieven ze had ze
natuurlijk niet geschreven, maar zou dat te
bewijzen zijn?
(Wordt vervolgd)
1 onder nederigheid is het
mogelijk iets te genieten
geen hoogmoed.
on.
zelfs