Het Groot-Seminarie van Haaren 100JAR Ontstaan en geschiedenis LUX K, r 3ïet veïfiaal van den da^ Kabouter Flip en zijn vriendje Wip iet Beschadig ALLE ABONNÉ'S F 250.- Waarom het reusenpdk LUX Vraag het reusenpah WERKVERSCHUIVING V' DINSDAG 18 JULI 1939 Gemeenschappen werkloozen van Het Geheim van de zeven Schoorsteenen De eerste priesteropleiding Naar Haaren De kroon op het Werk De knoop GEBRUIK OP ELKE BUS EEN BON VOOR GES AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 4* DOOR AGATHA CHRISTIE Het Gróot-Seminarie van het Bisdom "s-Hertogenbosch bestond Zondag 16 Juli honderd jaar. De viering van dit eeuwfeest zal in ver band met de vacanties eerct in het najaar plaats vinden. Langs den Rijksweg, die van 's-Hertogen bosch naar Tilburg voert, ligt aan het einde van een prachtige breede laan het Groot-Se minarie van het Bisdom Den Bosch. Met zijn breed gespreide vleugels is het een majestueus gebouw. In gouden letters staat „Deo Optimo Maximo" in zijn gevel gegrift en daarmede duidt het reeds op het doel, waartoe het nu honderd jaren geleden werd opgericht. Iedereen kent het, iedereen weet. dat hier de toekomstige priesters van het Bisdom wor den gevormd, dat hier allen, die er verblijven, zich voorbereiden op en zich wijden aan den dienst van God, teneinde Hem den hoogsten luister te schenken, welke Hem geschonken kan worden. Het is het huis, dat in den loop van een eeuw het Bisdom tot zegen heeft gestrekt, van waaruit over de katholieken middels de pries ters, welke het voortbracht, een stroom van ge naden is gevloeid, de zielen van duizenden tot heil, tot behoud en verdieping van het Geloof. Geen wonder is het dan ook, dat dit eeuw feest allen zonder uitzondering tot dankbaar heid stemt, tot groote dankbaarheid zelfs. Mooier uiting daarvan is niet denkbaar. Want is in het jubeljaar het Seminarie niet verrijkt met een machtige kapel, die qua architectuur en inrichting tot de mooiste Godshuizen be hoort, welke er in het Bisdom en ver daar buiten bestaan? Men begrijpt, dat de opleiding van priesters in het Bossche Bisdom niet dateert van het oogenblik af, waarop het nu jubileerende se minarie werd in gebruik genomen. Reeds in de 12e eeuw vormden de Norbertij nen en andere geestelijke orden in hun scho len priesters. Doch zij bepaalden de opleiding tot een beperkten kring. Toen evenwel in de veertiende eeuw Geert Groote de vorming van jeugdige levieten op zich nam, richtten ook de Bisschoppen Latijn- sche scholen op, die weliswaar niet direct tot doel hadden jongelieden tot het H. Priester schap voor te bereiden, maar toch om hen ook met de hoogere studiën voor het Priester-ambt vertrouwd te maken, ten einde hun straks el ders op universiteiten de gelegenheid te bieden zich volledig te" bekwamen. De Kerk voelde de leemte van het bestaan van seminaria en het Concilie van Trente werd de onmiddellijke aanleiding tot het stichten O Omdat het reuzenpak bijzon der voordelig is! Het bevat meer dan dubbel zoveel als het gewone pak en kost toch maar 25 ct. En..... dan nog twee verschillende breipatro- nen en een hele bon voor ge schenken. IX T22 -0252* van een seminarie voor theologanten te 's-Her- togenbosch. In 1571 werd het geopend en wel in het Fraterhuis aan de Torenstraat, dat recht tegenover de Kathedrale Basiliek van St. Jan gelegen was. Een langdurig bestaan was het echter niet beschoren, want na tien jaren moest het verdwijnen. Rond 1620 kon weer met de seminarieoplei ding worden begonnen, doch ook nu was het bestaan er van van korten duur, want de in neming van den Bosch door Frederik Hendrik in 1629 had de noodlottigste gevolgen voor het katholicisme, ook in de Hertogstad. Zoowel Seminarie als lagere colleges moesten worden gesloten en zij, die de hoogere studies wilden volgen waren gedwongen naar Leuven, naar het bisdom Roermond of Antwerpen te gaan. Tot 1797 bleef het Bossche Bisdom zonder Seminarie. De studenten waren derhalve ge noodzaakt de Latijnsche scholen van Gemert, Megen, Boxmeer en Gheel en later die van Helmond, Eindhoven, Uden en Ravenstein voor de „kleine" lessen te volgen en daarna de hoo gere studiën voor de priesterlijke bediening bui ten het eigen bisdom te voltooien. Na de vernietiging van de Leuvensche Uni versiteit tengevolge van de Napoleontische moeilijkheden besloot de toenmalige professor aan deze universiteit, dr. Antonius van Gils, die Tilburger van geboorte was, naar het Noorden uit te wijken. Hij vond er in Den Bosch den toenmaligen vicarius-apostolicus Antonius van Alphen on middellijk bereid de stichting van een semina rie te bevorderen. Drie huizen, gelegen aan de Triniteitstraat in de tegenwoordige Bisschops stad werden gehuurd en daarin werden de les sen hervat en van Gils werd de eerste president. De ingebruikneming van het Seminarie ge schiedde op den feestdag van den H. Francis- cus Salesius. Om deze redenen werd Sint Fran- ciscus tot Patroon van het Seminarie uitgeroe pen en hij is dit tot op den huidigen dag ge bleven. Maar nog zou het Instituut geen vasten bo dem onder de „voeten" hebben. Nauwelijks een jaar later werd voor 17.000 te St. Michiels Gestel het oude kasteeltje Nieuw- Herlaar gekocht. Op 29 Maart 1799 vestigden zich er 32 theologanten. Steeds kwamen er meer bij: de kapel van Herlaar moest worden uitgebreid (1806). Het seminarie voldeed geruimen tijd aan de behoeften van het bisdom, maar in den loop der jaren nam het aantal studenten zoodanig toe, dat de gebouwen en zelfs de vergroote ka pel te klein werden. Antonius van Gils, die, na een onder breking van enkele jaren, tijdens welke Matheus Burgers de leiding had tot 1834 het presidium over het Groot Seminarie voerde, bereidde, voor zoover zijn afnemende krachten zulks hem nog toelieten in aller eerst stadium den bouw van een nieuw Se minarie voor. Doch hem zou het niet zijn toegestaan de plannen te zien uitgevoerd, evenmin als aan zijn opvolger Philippus van de Ven, die reeds in 1837 stierf. President Jacobus Cuyten zag zich nu de verwezenlijking van den nieuwbouw opgedra gen. Nog in het jaar van zijn benoeming kon den te Haaren de benoodigde gronden ter oppervlakte van ruim 30 H.A. worden aan gekocht en onder leiding van een bouwcom missie, bestaande uit deken A. de Wijs te Box tel, die tevens provisor van het Seminarie was, Pastoor J. Zwijsen te Tilburg, Pastoor W. van Druenen te Haaren, eveneens provisor en de heeren Henri de Wijs en Jan van Ryckëvorsel, beiden te 's-Hertogenbosch woonachtig, werd met den bouw aangevangen. De uitvoering was aan den architect Essens uit Oisterwijk toever trouwd. Bij het bouwen in eersten aanleg bepaalde men zich tot het hoogst noodzakelijke gedeelte. De hoofdbouw werd aanbesteed. In twee jaren tijds was het werk voltooid: Op 16 Juli 1839 namen de theologanten van Herlaar in Haaren hun intrek. Eerst ruim een jaar later, 5 Augus tus 1840, kon de kapel door Mgr. C. L. baron de Wyckerslooth, bisschop van Curium i.p.i. worden geconsacreerd en St. Franciscus van Sales worden toegewijd. Ruim vijftien jaren voldeed het Seminarie aan de eischen en de behoeften. Toen was ook dit te klein en moest uitvoering worden gegeven aan het totale plan: in 1860 werd het vergroot met de reeds eerder ontworpen twee vleugels. De loop der jaren zou echter, en gelukkig, leeren, dat de ruimte nóg onvoldoende was. Telkens en telkens waren uitbreidingen noo- dig. Ze kwamen overeenkomstig de wenschen onder het presidium van Mgr. Cuyten (1837 1884), Mgr. A. J. F. Mutsaers (1884—1904), Mgr. dr. L. Berkvens (19041921), tot stand. De huidige president, mgr. A. F. M. Sweens, die reeds sedert 1921de teugels voert, mocht evenwel de kroon op het uitbreidingswerk plaatsen! Want juist in het eeuwfeestjaar kwam de bouw van het philosophicum en voor al van de nieuwe majestueuze kapel, de laatste opgetrokken naar het ontwerp van professor ir. M. Granpré-Molière, in samenwerking met rec tor van Heivoort, secretaris-penningmeester van de Kerkelijke Bouwcommissie, gereed. Groot feest is het op het Seminarie geweest, toen Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen op 22 Mei het philosophicum heeft ingezegend en daags daarna de kapel heeft geconsacreerd. De vreug de, welke er die dagen onder professoren en studenten heerschte, werd nog vergroot door de hooge onderscheiding, welke Z. H. de Paus aan President Sweens schonk, namelijk diens verheffing tot Huisprelaat van den H. Stoel. Groot feest was het nauwelijks eenige weken later wederom in het Huis, toen Mgr. Sweens zijn gouden priesterjubileum herdacht en uit het gansche bisdom, overal vandaan de gees telijkheid, wereldlijke autoriteiten en honder den particulieren den weg naar Haaren namen om hem van hun sympathie en erkentelijkheid te doen blijken en daardoor tevens het Insti tuut zelf te eeren. En thans, zij het dan ook eerst over enkele maanden, zullen opnieuw de versieringen voor den dag worden gehaald: allereerst om den Gever van alle goeds dank te zeggen voor den zegen, dien Hij zoo mild en overvloedig aan allen, die in het gebouw in den loop van de voorbije eeuw gestudeerd en gearbeid hebben, heeft geschonken. Doch daarnaast zeker om uiting te geven aan de groote blijdschap om den bloei, waarin het Seminarie zich, ondanks acties, welke zich keeren tegen God en Zijn Godsdienst, mag blijven verheugen. Als wij zeggen, dat 1939 met gulden letteren in de geschiedboeken van het Groot-Seminarie in het Bossche Bisdom zal worden opgeteekend, maken wij ons niet aan het gebruik van een gemeenplaats schuldig. 99 (Van onzen parlementairen redacteur) In verscheidene gemeenten houdt men zich bezig met de oprichting van zoo genaamde „Werkgemeenschappen voor de werkloozen", instellingen die naar het heet „de werklooze slachtoffers onzer sa menleving naar den geluk aanbrengenden arbeid van het vrije bedrijfsleven willen brengen", zulks in navolging van soortge lijke gemeenschappen, die reeds elders be staan. „Het doel van deze Werkgemeenschappen is, zoo schrijft men ons, dat werkloozen nuttigen arbeid voor elkaar verrichten, zoowel admi nistratief als het repareeren van schoenen, kleeren, bedden, meubelen, klokken, rijwielen, enz. enz. De groote achterstand, welke in deze gezinnefi heerscht kan aldus worden ingehaald. De werkloozen worden door de hun eigen werk zaamheid in staat gesteld, nuttige en noodige reparaties te laten uitvoeren, waartoe zij an ders nooit financieel in staat zouden zijn ge weest." Tot goed begrip van een en ander dient men te weten, dat deze Werkgemeenschap pen uitgingen van menschen wier hart ver knocht is aan de Bellamy-beweging, men schen, die zich vóórstelden de werkloozen tot een soort Staat in den Staat, tot een ge meenschap van heelemaal op elkander aangewezen en van de buitenwereld afge zonderde wezens te maken, van menschen die voor elkaar werken, van elkaar profi- teeren en niet voor anderen en van an deren. Aanvankelijk meenden de stichters dezer werkgemeenschappen een systeem van di- atholieken, God heeft alleen aan onze Kerk de eenige eeuwige waarheid gegeven om haar te dienen, te beschermen en te verspreiden. Waakt en bidt in het vertrou wen op Christus' woord, dat de poorten der hel, ondanks alles, haar nimmer zullen over weldigen. recten goederenruil tusschen de werkloo zen onderling te kunnen invoeren. Men meende, dat wanneer de eene werklooze de jas van een ander repareerde hij van dien ander rechtstreeks een reparatie van zijn schoenen mocht vorderen. Spoedig bleek, dat deze opzet al te simpel was, aangezien niet iedere kleermaker wiens hulp door een schoenmaker werd ingeroe pen voor de reparatie van een jas op het zelfde oogenblik een paar kapotte schoe nen ter beschikking had. Men ging toen een bonnenstelsel invoeren, een puntentel ling, een eigen geldsysteem dus naast het gewone gangbare. Heel aardig bedacht, doch niet zonder bezwaren. Al aanstonds bracht dit stelsel de betrokkenen in moei lijkheden met de steunverleening. Moest men daar, gegeven het systeem van aftrek der nevenverdiensten, de op deze wijze ver kregen profijten meetellen in de bereke ning van het steunbedrag? Dat leverde echter groote bezwaren. In iedere stad werd ieder punt anders gewaardeerd; de schaal van de bonnen varieerde van gemeente tot gemeente en hoe moest men de verhouding vinden tusschen deze schaal en die van het normale geld? Van Overheidswege werd er dus op aangedrongen dit eigenaardige puntenstelsel dat niets dan particuliere liefhebberij is, te laten schieten en een normaal geldstelsel voor de bepalingen van de waarde der verschillende diensten op te zetten. De mogelijkheid bleef dan altijd bestaan elkander ten aanzien van de prij zen te bevoordeelen. Deed men echter dit laatste, dan raakte men in onoverkomelijke moeilijkheden met den middenstand. Dit laatste voert tot het kernbezwaar te gen de werkgemeenschappen. De werklooze arbeider is niet de eenige die in zorgen ver keert. Ook de kleine zelfstandigen maken moeilijke tijden door, juist omdat de koop kracht door de werkloosheid zoo zeer is verminderd. Gaan nu de werkloozen alle diensten, die zij in hun huis noodig heb ben, elkander onderling bewijzen, dan on dermijnen zij de positie van den midden stand nog verder. Zij kunnen dat alléén doen, omdat hun normaal levensonder houd, anders dan bij den middenstand, be taald wordt door de Overheid. Lukt het hun niet door diensten aan hun lotgenoo- ten hun kost bijeen te krijgen, dan is de Overheid er nog altijd met haar steun, ter wijl de middenstander aan zijn lot is over gelaten en maar zien moet hoe hij met zijn gezin den kost, de reparatie van zijn klee ren, zijn meubelen, zijn beddegoed en al het andere betaalt. Het is alles mooi bedoeld, ongetwijfeld, maar het leidt tot onaanvaardbare conse quenties. De fout ligt in de omstandigheid, dat men den werkloozen arbeid wil geven, die reeds door anderen wordt verricht, dat men dus arbeid verschuift in plaats van verstrekt. Door de smalle vensters van de kazerne woning staart Willy Braussner naar het drukke kinderspel in de straat, zonder het echter te zien. Haar gedachten zijn met het verleden bezig en voor haar prachtige, bruine oogen verschijnen beelden, vol charme en warmte. Dan glinstert er iets in die onbeweeglijke staande pupillen, die maar steeds naar één punt zien, oneindig ver in een matelooze ruimte; even trilt de mondhoek, dan is ook het heerlijke beeld weg en stroomen melancholische en bedroevende ge dachten door haar afgetobde brein, tot er diepe groeven rond haar smallen mond komen.... Vroeger was ze een gevierde zangeres, waarnaar een select publiek luisterde in volle overgave; men eerde haar met bloemen en woorden en perscommentaren; nu is ze vergeten door al len. Met de vaak pijnlijke herinnering aan het schoone, dat eenmaal haar deel was, gaat zij nu als kellnerinnetje in een burger restaurantje door het leven. Albert heeft zij lief gehad; oneindig teeder heeft zij hem bemind. Op 'n kwaden dag is hij echter de wereld ingetrokken, carrière wilde hij maken. Was hij geen begaafd cellist? En waren de gages in de nieuwe wereld niet veel hooger dan in Europa, dat den oorlog gekend had? Als hij zich eenmaal een positie had verworven, dan Willy had zich vastgeklampt aan die toezeg ging, maar was dat wel gerechtvaardigd? Bij kans een jaar was er voorbij gegaan, vóór zij den eersten brief van Albert had ontvangen. San Francisco stond er op den postzegel gestempeld. Maar wat moest ze antwoorden?Dat ze ziek was en niet meer kon optreden? Kon ze zoo maar aan hem schrijven: „Ik heb mijn stem verloren?" Een kort, maar o zoo bekend tikje op de deur brengt Willy tot de zorgen-van-allen-dag terug. De pensionhoudsterhuur!! Haar verdiensten zijn eigenlijk te gering om deze kamer te be wonen. Maar wa%t moet ze dan? Eindelijk ingaan op het aanbod van den caféhouder en daar in tern komen? Maar ze wil haar eigen baas blijven....!! „Binnen!" zwakjes is haar antwoord op het venijnige klopje, maar de hospita heeft scher pe ooren en heeft de deur al geopend. „Een brief voor u, juffrouw enWilly hoort niet eens, dat ze, als ze morgen niet be taalt, de deur gesloten zal vinden, dien brief. dat handschrift „Uit Londen!" Dichtbij dus.... dat be teekent, dat hij komt.... Albert. Intuïtief heeft Willy den briefinhoud aangevoeld en wordt niet be drogen. „Woensdagmiddag om 5 uur hoop ik je te ontmoeten bij de Brandenburgerpoort. Heb je nog die prachtige rose, zijden japon? Toe, doe die dan aan. Zoo zou ik je zoo graag weer willen ontmoeten, nu je ongetwijfeld nog meer gevierd en bewonderd wordt....!" Eindeloozer dan de avond duurt de nacht. En de dag, die daar op volgt, schijnt niet voor uit te willen. Kennissen, die zich vroeger zoo gaarne „vrienden" noemden, heeft ze aange klampt en gevraagd haar vijftig Mark te willen leenen, vijftig Mark voor 'n rose, zijden ja- pon maar niemand heeft het willen a js In een automatiek heeft ze wat gegeten e toen weer verder gegaan door de besneeu straten. Langs groote mode-magazijnen k c ze, welker lichtbundels stralend naar bu, -n stroomden. Wassen poppen lachten verstara hun bontmantels en avondjaponnen en hie haar uitdagend het prijskaartje voor In een portaal zocht Willy beschutting- t gesloten oogen leunt zij tegen den muur en ox in onmacht te vallen. Iemand spreekt. W opent de oogen. Hij is ongeveer 35 jaar flink postuur, gebruind. „Is u ziek?" (je „Misschien wel," stamelt Wllly en kijkt rustige oogen, die haar kalmeeren^ „Heeft u honger?" j{, En als het meisje geen antwoord oreet- Haar Will? bracht hij zijn uitnoodiging wat meer conC[,unt „Gaat u met me mee. In een restaurant k u wat op verhaal komen." Kalm, maar vastberaden legt de man arm op den zijnen en gaat de straat op. gaat mee, zonder het te willen. Maar plotseling 77, „c.nrbf blijft zij staan. lK OJUOni Wat wil die man ip eigenlijk? Ze heeft OJ} toch geen honger i en.. Albert wacht.. Meteen rukt Willy zich los en is in een verdwenen. De man staat perplex. je Langs een kleinen omweg is Willy Brandenburgerpoort aangekomen. Met het {(i je diep over de oogen getrokken en het j voorover gebogen, komt ze naderDaaT een manAlbert? fc De man, die pas haastig is aan komen bemerkt de gebogen gestalte, die hem lang is nadert. Onmiddellijk herkent hij haar. C® p de vrouw, die hij nog ge-a kwartier ëe gevraagd heeft iets met hem te gaan eten- hem achterna geloopen?Maar hier ka dan haar niet ontmoetenAls Willy h®® veJ- zagMet enkele vlugge passen is M dwenen. nnlefl Willy is bij het gedenkteeken aangek" en licht het hoofd op. Stond hier zoo juist niet een kleine mannen-gestalte? Nu is ®r,,g?.r mand meer. Heeft Albert haar vergeten- 5 in den brief stond toch: „Woensdagmid" uur „Albert...." tóaflr De naam is haar mond ontsnapt. 1 niemand heeft hem gehoord. Het plein is zaam en leeg. Een claxon van een voorbij- terende taxi verscheurt de stiltedan is weer verlaten. Langzaam dwarrelt de sneeuw omlaag eNn poeiert een gebogen gestalte. Een man sP^jgt zich naar een hotel. Den volgenden dag 1£j, de express Albert, beroemd cellist en weiges naar Genua, van waar de boot hem naar Amerika terug brengt. (Nadruk verboa Pater van Heugten schrijft in Roeken- schouw": „De knoop is een dier voorbijgeziene, haast ongeweten spillen waarom het leven der mensch- heid cirkelt. Een samenleving zonder knoopen is, vooral in het Noordelijk halfrond, even on denkbaar als een staat zonder hoofd, een plane tenstelsel zonder zon. Misschien bestaan er knoopenlooze samenlevingen in de Congo, in de Zuidzee-eilanden of in Midden-Australië, doch daar heerscht ongeveer nog wat wij de prae- historie noemen. Wat daar geschiedt, is nog geen historie. Er is geen verband, geen samen hang van gebeurtenissen (wat de historie uitmaakt) en zoo zijn er, symbolisch gesproken, geen knoopen noodig, daar ze immers ter ver binding dienen. Als ik of gij iemand de hand drukt, is dit geen historisch feit, maar als mi- it nister Colijn dit doet, is zoo'n handdruk., hooge mate historisch, omdat een Pre ^0- handdruk altijd verband houdt met andere gen. Wie in een samenleving', die nog nieLuit!i den knoop toe is, niet slechts handen d maar zelfs koppen snelt, blijft nog in de P j, historische orde. Waar 'de knoop ontbreek^,, nog geen samenhang tenzij die van den Bij den stam begint en eindigt de wereld als bij een enkel Europeesch volk. Uit de praehistorie treedt de menscbi .p zonder knoop of iets dat voorloopig den K Be- vervangt Deze heeft dus ongeveer de wa<® 0p' trokken aan de wieg der cultuur. Een nu ject als de knoop heeft natuurlijk al wat - P f zweemt, reeds eeuwen afgelegd. Zijn sfee levensverfraaiing, naar schoonheid of P°J\i sfe at« uitsluitend de gebruikssfeer geworden (3errllgf' dat er geen poëzieloozer. verbeeldingsarmer. ge,i voelsontdaner voorwerp denkbaar is da1? veli knoop. Het woord reeds is shocking in vei''B of exquise situaties. De knoop in zijn sie eld of- Welk voord dium is: de haak, de gesp, de spang, imaginaire wereld roept dit laatste wo^-^ji „de spang", een wereld van ruischende geW?gji" van edelmetaal en fonkelend gesteente en achter feestmalen, liefde-tafreelen, strooi de wijn, goudbokalen en minnezangers, entourage vol romantiek". itfb'j Voor lezers, die een „ontknooping" verw ten, zij medegedeeld, dat deze beschouwing uitmaakt van een opstel over A. den als voorstander van het knooplooze leven. schrijver vertoeft n.l. graag in landen, wa» j,r broeksknoop nog uitgevonden moet worden- ter van Heugten's artikel heet dan ook »>op vlucht voor den knoop". De menschen hadden echter thans machines, die alles veel vlugger konden doen. De kinderen wisten haast niet meer, dat er ooit kabouters hadden bestaan. Doch in het oude bosch, in dikke holle boomen wonen ze nog steeds. Het zijn ijverige kleine mannetjes, die er met hun langè baarden en kleine puntmutsjes sierlijk uitzien. Het geheele jaar *werken ze maar door. Voor alle jaargetijden valt er wat te doen. Gedurende de lange wintermaanden worden er gezellige muziekavondjes gegeven, waaraan verschillende kleine gevederde zangers hun me dewerking verleenen. V.W3-03H tg) dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ri fr*f\ bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T"l >*7T**f\ bij een ongeval met ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T I OU»" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen I I UV/»" doodelijken afloop verlies van et® at „Ik vind het jammer, Mrs. Revel. Als u met uw kamenier, samen dus, dadelijk na uw thuis komst het lichaam hadt gevonden, zou de zaak heel wat eenvoudiger geweest zijn. Dan stond het vast, dat de man vóór uw thuiskomst dood geschoten was." „En nu kan 't evengoed er na gebeurd zijn. Dat is zoo." Hij bleef haar aankijken, terwijl zij die moge lijkheid overdacht. Ja, zijn eerste indruk was goed geweest. Ze was niet alleen mooi, maar ze had ook durf, grooten durf." Virginia was zóó verdiept in de puzzle, die haar zoo opeens voorgelegd werd, dat het „Mrs Revel" van den onbekenden man haar ontgaan was. „Maar hoe komt het dan, dat Elise het schot niet gehoord heeft," mompelde ze. Juist raasde er, luid knallend, een motorfiets voorbij. Anthony wees naar het open raam. „Daardoor, in een stad als Londen valt een schot niet op." Met een rilling van afschuw keek Virginia naar het lichaam in den stoel. „Hij heeft 't uiterlijk van een Italiaan," ze ze. „Hij is een Italiaan," gaf Anthony ten ant woord. „Een Italiaan, die kellner van zijn be roep was. 't Geld afpersen deed hij in zijn vrijen tijd. 't Zou me niets verwonderen als hij Giu seppe heette." „Groote genade!" riep Virginia uit. „U bent toch geen zoon of neef van Sherlock Holmes? „Neen," zei Anthony. „Jammer genoeg niet. 't Is niets dan wat goochelen. Als u de feiten wist.... maar die vertel ik u straks wel.... U heeft me zooeven gezegd, dat die man u brie ven liet zien en om geld vroeg. Heeft u hem dat gegeven?" J a. „Veertig pond." „Hoeveel?" „Dat is leelijker," zei Anthony, zonder eenige verwondering te toonen. „En nu het telegram. Laten we dat eerst eens bekijken." Virginia nam het van haar kleine, ronde tafeltje vóór zich en stak het Anthony toe. Ze zag zijn gezicht betrekken, toen hij van den in houd kennis nam. „Wat is er?" vroeg ze ongerust. Hij hield het haar voor met zijn vinger bij den naam van de plaats, waar vandaan het ge stuurd was. „Barnes," zei hij. „En u bent den heelen middag in Ranelagh geweest. Wie gelooft u, als u vertelt, dat u 't niet verzonden heeft?" Virginia zat hem geboeid aan te staren. Ze had een gewaarwording, of het net al dichter en dichter om haar heen getrokken werd. Hij bracht de dingen onder woorden, die zij, vaag gevoeld had. Anthony haalde zijn zakdoek uit zijn zak, wond hem om zijn vingers en pakte de revolver op. „Wij, misdadigers, kunnen niet te voorzichtig zijn," zei hij verontschuldigend. „Vingerafdruk ken weet u wel." Opeens zag ze zijn heele lichaam verstrakken. En toen hij weer begon te spreken, was zijn stem ook veranderd. Kort en zakelijk, alsof hij een mindere voor had, zoo sprak hij nu tegen haar. „Heeft u deze revolver nooit eerder gezien?" vroeg hij. „Nee," gaf Virginia, lichtelijk verwonderd, ten antwoord. „Bent u daar zeker van?" „Ja, positief." „Heeft u zelf een revolver?" „Nee." „Heeft u er ook nooit een gehad?" „Nee, nooit." „Bent u daar zeker van?" „Ja. Natuurlijk." Wel een halve minuut bleef hij haar strak staan aankijken. En Virginia keek, verbaasd en geërgerd door die ongemotiveerde verandering van toon even strak terug. Dan lieten zijn oogen haar los. Hij haalde verlicht adem. „Zonderling!" zei hij. „Hoe verklaart u dit dan?" Hij hield haar de revolver voor. Het was een klein, sierlijk wapen, een stuk speelgoed, meer, niet,, ook al was in dat stuk speelgoed een mechanisme verborgen, dat doodelijk werk ver richten kon. Dwars over den greep was de naam Virginia gegraveerd. „Nee, onmogelijk!" riep Virginia uit. Haar verwondering was zoo echt, dat Anthony haar wel gelooven moest. „Ga eens rustig zitten," zei hij ernstig. „Er zit hier méér achter, dan ik op het eerste ge zicht dacht. Om te beginnen: van welke stelling gaan wij uit? Volgens mij zijn er maar twee mogelijkheden. De echte Virginia, de schrijfster van de brieven, is om de een of andere reden plotseling ten tooneele verschenen. Ze heeft den man laten nagaan of ze is hem zelf gevolgd, en toen heeft ze hem neergeschoten, de revolver laten vallen, de blieven van zijn zak naar den hare laten verhuizen en is verdwenen. Dat is niet mogelijk, hm?" „Neen," zei Virginia twijfelend. „De tweede mogelijkheid is veel interessan ter. De man of vrouw, die Giuseppe zou dood schieten, wou u compromitteerendat zal trouwens wel het hoofddoel geweest zijn. Want dat doodschieten kon overal gebeuren en ze hebben zich de noodige moeite gegeven om hem hier te krijgen en, wie het ook geweest is of geweest zijn, ze wisten alles van u, van uw huis in Datchet, van uw gewoonten, en dat u van middag in Ranelagh was. 't Is een rare vraag, maar heeft u misschien vijanden, mrs. Revel?" „Nee, natuurlijk niet.... dat soort vijanden tenminste niet." „De kwestie is nu," ging Anthony voort, „wat zullen we doen? We kunen op twee manieren handelen: lo de politie opbellen, de heele histo rie vertellen en op uw vlekkeloos verleden en uw huidige positie vertrouwen; 2o ik kan een poging doen om het lichaam spoorloos te laten verdwijnen. Ik voor mij prefereer hatuurlijk nummer twee. 't Is van mijn prilste jeugd af een soort ideaal voor me geweest, om eens te zien of ik een misdaad niet met de noodige slimheid zou kunnen wegmoffelen, maar ik heb nooit over een zekere jongejufferachtige, aver sie tegen bloedvergieten kunnen heenkomen Tja, nummer één is eigenlijk wel 't veiligste. En dan heb je natuurlijk ook nog nummer één met variaties. De politie opbellen, etc., maar de revolver en de brieven verzwijgen, dat wil zeg gen, als hij ze nog bij zich heeft." Hij boog zich over den vermoorden man heen en fouilleerde zijn zakken. „Schoon uitgeschud," kondigde hij aan. „Hm, dat wordt een vervelende geschiedenis met die brieven.... Halt, wat hebben we daar! 'n Gat in de voeringiets in vastgehaakt en ruw er uit getrokken.... en daar hebben we een stukje papier." Hij haalde een stukje papier te voorschijn en ging er mee naar het licht. Virginia kwam naast hem staan. „Jammer, dat we 't niet in z'n geheel heb ben," mompelde hij. „De Schoorsteenen. 11.45 DonderdagDat lijkt wel een afspraakje." „De Schoorsteenen!" riep Virginia uit. Wat merkwaardig!" „Waarom merkwaardig? Te chic voor een man van dit kaliber?' „Nee. Ik ga vanavond ook naar De Schoor steenen. Tenminste, dat was ik van P®® Anthony keerde zich met een ruk naar toe. „Wat zegt u daar! Herhaal 't!" <=cfto0f' „Ik was van plan vanavond naar De steenen te gaan," herhaalde Virginia. Anthony staarde haar aan. Ofschoon. ik „t Begint te dagen.. D natuurlijk glad er naast zijn, maar d® lijkheid bestaat. Kan 't zijn dat iemand ps koste van alles wilde verhinderen om na Schoorsteenen te gaan?" yirü'' „Mijn achterneef George Lomax," zel jet nia met een glimlach, „maar die komt aanmerkingstel je voor, George een doen!" gtofl® Anthony lachte niet. Diep in gedachten hij vóór zich uit te kijken. „Als we de politie opbellen, is de ggc vanavondof zelfs morgen naar De steenen te gaan, verkeken, absoluut vier p En ik wil vanavond zoo graag er naar e was het alleen maar om een streep door d ning van onze onbekende vrienden te Daar gaan we dan! Mrs. Revel, wilt in deze zaak aan mij toevertrouwen?" „O, dan wordt het dus plan nummer w „Ja, 't wordt plan nummer twee. beginnen moet die kamenier van u weg» worden. Ziet u daar kans toe?" r Virginia ging de hall in en riep, orl de trap: „Elise!.... Elise!" „Madame!" (.Wordt vet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 8