Het Groot-Seminarie van Haaren
100JAR
Ontstaan en
geschiedenis
LUX
K,
r
3ïet veïfiaal van den da^
Kabouter Flip en zijn vriendje Wip
iet
Beschadig
ALLE ABONNÉ'S
F 250.-
Waarom het
reusenpdk
LUX
Vraag het
reusenpah
WERKVERSCHUIVING
V'
DINSDAG 18 JULI 1939
Gemeenschappen
werkloozen
van
Het Geheim van de
zeven Schoorsteenen
De eerste priesteropleiding
Naar Haaren
De kroon op het Werk
De knoop
GEBRUIK
OP ELKE BUS EEN BON VOOR GES
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
4*
DOOR AGATHA CHRISTIE
Het Gróot-Seminarie van het Bisdom
"s-Hertogenbosch bestond Zondag 16 Juli
honderd jaar.
De viering van dit eeuwfeest zal in ver
band met de vacanties eerct in het najaar
plaats vinden.
Langs den Rijksweg, die van 's-Hertogen
bosch naar Tilburg voert, ligt aan het einde
van een prachtige breede laan het Groot-Se
minarie van het Bisdom Den Bosch.
Met zijn breed gespreide vleugels is het een
majestueus gebouw. In gouden letters staat
„Deo Optimo Maximo" in zijn gevel gegrift en
daarmede duidt het reeds op het doel, waartoe
het nu honderd jaren geleden werd opgericht.
Iedereen kent het, iedereen weet. dat hier
de toekomstige priesters van het Bisdom wor
den gevormd, dat hier allen, die er verblijven,
zich voorbereiden op en zich wijden aan den
dienst van God, teneinde Hem den hoogsten
luister te schenken, welke Hem geschonken kan
worden.
Het is het huis, dat in den loop van een
eeuw het Bisdom tot zegen heeft gestrekt, van
waaruit over de katholieken middels de pries
ters, welke het voortbracht, een stroom van ge
naden is gevloeid, de zielen van duizenden tot
heil, tot behoud en verdieping van het Geloof.
Geen wonder is het dan ook, dat dit eeuw
feest allen zonder uitzondering tot dankbaar
heid stemt, tot groote dankbaarheid zelfs.
Mooier uiting daarvan is niet denkbaar. Want
is in het jubeljaar het Seminarie niet verrijkt
met een machtige kapel, die qua architectuur
en inrichting tot de mooiste Godshuizen be
hoort, welke er in het Bisdom en ver daar
buiten bestaan?
Men begrijpt, dat de opleiding van priesters
in het Bossche Bisdom niet dateert van het
oogenblik af, waarop het nu jubileerende se
minarie werd in gebruik genomen.
Reeds in de 12e eeuw vormden de Norbertij
nen en andere geestelijke orden in hun scho
len priesters. Doch zij bepaalden de opleiding
tot een beperkten kring.
Toen evenwel in de veertiende eeuw Geert
Groote de vorming van jeugdige levieten op
zich nam, richtten ook de Bisschoppen Latijn-
sche scholen op, die weliswaar niet direct tot
doel hadden jongelieden tot het H. Priester
schap voor te bereiden, maar toch om hen ook
met de hoogere studiën voor het Priester-ambt
vertrouwd te maken, ten einde hun straks el
ders op universiteiten de gelegenheid te
bieden zich volledig te" bekwamen.
De Kerk voelde de leemte van het bestaan
van seminaria en het Concilie van Trente werd
de onmiddellijke aanleiding tot het stichten
O
Omdat het reuzenpak bijzon
der voordelig is! Het bevat
meer dan dubbel zoveel als
het gewone pak en kost toch
maar 25 ct. En..... dan nog
twee verschillende breipatro-
nen en een hele bon voor ge
schenken.
IX T22 -0252*
van een seminarie voor theologanten te 's-Her-
togenbosch. In 1571 werd het geopend en wel
in het Fraterhuis aan de Torenstraat, dat recht
tegenover de Kathedrale Basiliek van St. Jan
gelegen was. Een langdurig bestaan was het
echter niet beschoren, want na tien jaren moest
het verdwijnen.
Rond 1620 kon weer met de seminarieoplei
ding worden begonnen, doch ook nu was het
bestaan er van van korten duur, want de in
neming van den Bosch door Frederik Hendrik
in 1629 had de noodlottigste gevolgen voor het
katholicisme, ook in de Hertogstad.
Zoowel Seminarie als lagere colleges moesten
worden gesloten en zij, die de hoogere studies
wilden volgen waren gedwongen naar Leuven,
naar het bisdom Roermond of Antwerpen te
gaan.
Tot 1797 bleef het Bossche Bisdom zonder
Seminarie. De studenten waren derhalve ge
noodzaakt de Latijnsche scholen van Gemert,
Megen, Boxmeer en Gheel en later die van
Helmond, Eindhoven, Uden en Ravenstein voor
de „kleine" lessen te volgen en daarna de hoo
gere studiën voor de priesterlijke bediening bui
ten het eigen bisdom te voltooien.
Na de vernietiging van de Leuvensche Uni
versiteit tengevolge van de Napoleontische
moeilijkheden besloot de toenmalige professor
aan deze universiteit, dr. Antonius van Gils, die
Tilburger van geboorte was, naar het Noorden
uit te wijken.
Hij vond er in Den Bosch den toenmaligen
vicarius-apostolicus Antonius van Alphen on
middellijk bereid de stichting van een semina
rie te bevorderen. Drie huizen, gelegen aan de
Triniteitstraat in de tegenwoordige Bisschops
stad werden gehuurd en daarin werden de les
sen hervat en van Gils werd de eerste president.
De ingebruikneming van het Seminarie ge
schiedde op den feestdag van den H. Francis-
cus Salesius. Om deze redenen werd Sint Fran-
ciscus tot Patroon van het Seminarie uitgeroe
pen en hij is dit tot op den huidigen dag ge
bleven.
Maar nog zou het Instituut geen vasten bo
dem onder de „voeten" hebben.
Nauwelijks een jaar later werd voor 17.000
te St. Michiels Gestel het oude kasteeltje Nieuw-
Herlaar gekocht. Op 29 Maart 1799 vestigden
zich er 32 theologanten. Steeds kwamen er
meer bij: de kapel van Herlaar moest worden
uitgebreid (1806).
Het seminarie voldeed geruimen tijd aan de
behoeften van het bisdom, maar in den loop
der jaren nam het aantal studenten zoodanig
toe, dat de gebouwen en zelfs de vergroote ka
pel te klein werden.
Antonius van Gils, die, na een onder
breking van enkele jaren, tijdens welke
Matheus Burgers de leiding had tot 1834
het presidium over het Groot Seminarie
voerde, bereidde, voor zoover zijn afnemende
krachten zulks hem nog toelieten in aller
eerst stadium den bouw van een nieuw Se
minarie voor. Doch hem zou het niet zijn
toegestaan de plannen te zien uitgevoerd,
evenmin als aan zijn opvolger Philippus
van de Ven, die reeds in 1837 stierf.
President Jacobus Cuyten zag zich nu de
verwezenlijking van den nieuwbouw opgedra
gen. Nog in het jaar van zijn benoeming kon
den te Haaren de benoodigde gronden ter
oppervlakte van ruim 30 H.A. worden aan
gekocht en onder leiding van een bouwcom
missie, bestaande uit deken A. de Wijs te Box
tel, die tevens provisor van het Seminarie was,
Pastoor J. Zwijsen te Tilburg, Pastoor W. van
Druenen te Haaren, eveneens provisor en de
heeren Henri de Wijs en Jan van Ryckëvorsel,
beiden te 's-Hertogenbosch woonachtig, werd
met den bouw aangevangen. De uitvoering was
aan den architect Essens uit Oisterwijk toever
trouwd.
Bij het bouwen in eersten aanleg bepaalde
men zich tot het hoogst noodzakelijke gedeelte.
De hoofdbouw werd aanbesteed. In twee jaren
tijds was het werk voltooid: Op 16 Juli 1839
namen de theologanten van Herlaar in Haaren
hun intrek. Eerst ruim een jaar later, 5 Augus
tus 1840, kon de kapel door Mgr. C. L. baron
de Wyckerslooth, bisschop van Curium i.p.i.
worden geconsacreerd en St. Franciscus van
Sales worden toegewijd.
Ruim vijftien jaren voldeed het Seminarie
aan de eischen en de behoeften. Toen was ook
dit te klein en moest uitvoering worden gegeven
aan het totale plan: in 1860 werd het vergroot
met de reeds eerder ontworpen twee vleugels.
De loop der jaren zou echter, en gelukkig,
leeren, dat de ruimte nóg onvoldoende was.
Telkens en telkens waren uitbreidingen noo-
dig. Ze kwamen overeenkomstig de wenschen
onder het presidium van Mgr. Cuyten (1837
1884), Mgr. A. J. F. Mutsaers (1884—1904), Mgr.
dr. L. Berkvens (19041921), tot stand.
De huidige president, mgr. A. F. M. Sweens,
die reeds sedert 1921de teugels voert, mocht
evenwel de kroon op het uitbreidingswerk
plaatsen! Want juist in het eeuwfeestjaar
kwam de bouw van het philosophicum en voor
al van de nieuwe majestueuze kapel, de laatste
opgetrokken naar het ontwerp van professor ir.
M. Granpré-Molière, in samenwerking met rec
tor van Heivoort, secretaris-penningmeester
van de Kerkelijke Bouwcommissie, gereed.
Groot feest is het op het Seminarie geweest,
toen Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen op 22 Mei
het philosophicum heeft ingezegend en daags
daarna de kapel heeft geconsacreerd. De vreug
de, welke er die dagen onder professoren en
studenten heerschte, werd nog vergroot door
de hooge onderscheiding, welke Z. H. de Paus
aan President Sweens schonk, namelijk diens
verheffing tot Huisprelaat van den H. Stoel.
Groot feest was het nauwelijks eenige weken
later wederom in het Huis, toen Mgr. Sweens
zijn gouden priesterjubileum herdacht en uit
het gansche bisdom, overal vandaan de gees
telijkheid, wereldlijke autoriteiten en honder
den particulieren den weg naar Haaren namen
om hem van hun sympathie en erkentelijkheid
te doen blijken en daardoor tevens het Insti
tuut zelf te eeren.
En thans, zij het dan ook eerst over enkele
maanden, zullen opnieuw de versieringen voor
den dag worden gehaald: allereerst om den
Gever van alle goeds dank te zeggen voor den
zegen, dien Hij zoo mild en overvloedig aan
allen, die in het gebouw in den loop van de
voorbije eeuw gestudeerd en gearbeid hebben,
heeft geschonken. Doch daarnaast zeker om
uiting te geven aan de groote blijdschap om
den bloei, waarin het Seminarie zich, ondanks
acties, welke zich keeren tegen God en Zijn
Godsdienst, mag blijven verheugen.
Als wij zeggen, dat 1939 met gulden letteren
in de geschiedboeken van het Groot-Seminarie
in het Bossche Bisdom zal worden opgeteekend,
maken wij ons niet aan het gebruik van een
gemeenplaats schuldig.
99
(Van onzen parlementairen redacteur)
In verscheidene gemeenten houdt men
zich bezig met de oprichting van zoo
genaamde „Werkgemeenschappen voor
de werkloozen", instellingen die naar het
heet „de werklooze slachtoffers onzer sa
menleving naar den geluk aanbrengenden
arbeid van het vrije bedrijfsleven willen
brengen", zulks in navolging van soortge
lijke gemeenschappen, die reeds elders be
staan.
„Het doel van deze Werkgemeenschappen is,
zoo schrijft men ons, dat werkloozen nuttigen
arbeid voor elkaar verrichten, zoowel admi
nistratief als het repareeren van schoenen,
kleeren, bedden, meubelen, klokken, rijwielen,
enz. enz. De groote achterstand, welke in deze
gezinnefi heerscht kan aldus worden ingehaald.
De werkloozen worden door de hun eigen werk
zaamheid in staat gesteld, nuttige en noodige
reparaties te laten uitvoeren, waartoe zij an
ders nooit financieel in staat zouden zijn ge
weest."
Tot goed begrip van een en ander dient
men te weten, dat deze Werkgemeenschap
pen uitgingen van menschen wier hart ver
knocht is aan de Bellamy-beweging, men
schen, die zich vóórstelden de werkloozen
tot een soort Staat in den Staat, tot een ge
meenschap van heelemaal op elkander
aangewezen en van de buitenwereld afge
zonderde wezens te maken, van menschen
die voor elkaar werken, van elkaar profi-
teeren en niet voor anderen en van an
deren.
Aanvankelijk meenden de stichters dezer
werkgemeenschappen een systeem van di-
atholieken, God heeft alleen aan onze
Kerk de eenige eeuwige waarheid gegeven
om haar te dienen, te beschermen en te
verspreiden. Waakt en bidt in het vertrou
wen op Christus' woord, dat de poorten der
hel, ondanks alles, haar nimmer zullen over
weldigen.
recten goederenruil tusschen de werkloo
zen onderling te kunnen invoeren. Men
meende, dat wanneer de eene werklooze
de jas van een ander repareerde hij van
dien ander rechtstreeks een reparatie van
zijn schoenen mocht vorderen. Spoedig
bleek, dat deze opzet al te simpel was,
aangezien niet iedere kleermaker wiens
hulp door een schoenmaker werd ingeroe
pen voor de reparatie van een jas op het
zelfde oogenblik een paar kapotte schoe
nen ter beschikking had. Men ging toen
een bonnenstelsel invoeren, een puntentel
ling, een eigen geldsysteem dus naast het
gewone gangbare. Heel aardig bedacht,
doch niet zonder bezwaren. Al aanstonds
bracht dit stelsel de betrokkenen in moei
lijkheden met de steunverleening. Moest
men daar, gegeven het systeem van aftrek
der nevenverdiensten, de op deze wijze ver
kregen profijten meetellen in de bereke
ning van het steunbedrag? Dat leverde
echter groote bezwaren. In iedere stad werd
ieder punt anders gewaardeerd; de schaal
van de bonnen varieerde van gemeente tot
gemeente en hoe moest men de verhouding
vinden tusschen deze schaal en die van het
normale geld? Van Overheidswege werd
er dus op aangedrongen dit eigenaardige
puntenstelsel dat niets dan particuliere
liefhebberij is, te laten schieten en een
normaal geldstelsel voor de bepalingen van
de waarde der verschillende diensten op te
zetten. De mogelijkheid bleef dan altijd
bestaan elkander ten aanzien van de prij
zen te bevoordeelen.
Deed men echter dit laatste, dan raakte
men in onoverkomelijke moeilijkheden
met den middenstand.
Dit laatste voert tot het kernbezwaar te
gen de werkgemeenschappen. De werklooze
arbeider is niet de eenige die in zorgen ver
keert. Ook de kleine zelfstandigen maken
moeilijke tijden door, juist omdat de koop
kracht door de werkloosheid zoo zeer is
verminderd. Gaan nu de werkloozen alle
diensten, die zij in hun huis noodig heb
ben, elkander onderling bewijzen, dan on
dermijnen zij de positie van den midden
stand nog verder. Zij kunnen dat alléén
doen, omdat hun normaal levensonder
houd, anders dan bij den middenstand, be
taald wordt door de Overheid. Lukt het
hun niet door diensten aan hun lotgenoo-
ten hun kost bijeen te krijgen, dan is de
Overheid er nog altijd met haar steun, ter
wijl de middenstander aan zijn lot is over
gelaten en maar zien moet hoe hij met zijn
gezin den kost, de reparatie van zijn klee
ren, zijn meubelen, zijn beddegoed en al
het andere betaalt.
Het is alles mooi bedoeld, ongetwijfeld,
maar het leidt tot onaanvaardbare conse
quenties. De fout ligt in de omstandigheid,
dat men den werkloozen arbeid wil geven,
die reeds door anderen wordt verricht, dat
men dus arbeid verschuift in plaats van
verstrekt.
Door de smalle vensters van de kazerne
woning staart Willy Braussner naar het drukke
kinderspel in de straat, zonder het echter te
zien. Haar gedachten zijn met het verleden bezig
en voor haar prachtige, bruine oogen verschijnen
beelden, vol charme en warmte. Dan glinstert
er iets in die onbeweeglijke staande pupillen,
die maar steeds naar één punt zien, oneindig
ver in een matelooze ruimte; even trilt de
mondhoek, dan is ook het heerlijke beeld weg
en stroomen melancholische en bedroevende ge
dachten door haar afgetobde brein, tot er diepe
groeven rond haar smallen mond komen....
Vroeger was ze een gevierde zangeres, waarnaar
een select publiek luisterde in volle overgave;
men eerde haar met bloemen en woorden en
perscommentaren; nu is ze vergeten door al
len. Met de vaak pijnlijke herinnering aan het
schoone, dat eenmaal haar deel was, gaat zij
nu als kellnerinnetje in een burger restaurantje
door het leven.
Albert heeft zij lief gehad; oneindig teeder
heeft zij hem bemind. Op 'n kwaden dag is hij
echter de wereld ingetrokken, carrière wilde hij
maken. Was hij geen begaafd cellist? En waren
de gages in de nieuwe wereld niet veel hooger
dan in Europa, dat den oorlog gekend had? Als
hij zich eenmaal een positie had verworven,
dan
Willy had zich vastgeklampt aan die toezeg
ging, maar was dat wel gerechtvaardigd? Bij
kans een jaar was er voorbij gegaan, vóór zij den
eersten brief van Albert had ontvangen. San
Francisco stond er op den postzegel gestempeld.
Maar wat moest ze antwoorden?Dat ze
ziek was en niet meer kon optreden? Kon ze zoo
maar aan hem schrijven: „Ik heb mijn stem
verloren?"
Een kort, maar o zoo bekend tikje op de deur
brengt Willy tot de zorgen-van-allen-dag terug.
De pensionhoudsterhuur!! Haar verdiensten
zijn eigenlijk te gering om deze kamer te be
wonen. Maar wa%t moet ze dan? Eindelijk ingaan
op het aanbod van den caféhouder en daar in
tern komen? Maar ze wil haar eigen baas
blijven....!!
„Binnen!" zwakjes is haar antwoord op het
venijnige klopje, maar de hospita heeft scher
pe ooren en heeft de deur al geopend.
„Een brief voor u, juffrouw enWilly
hoort niet eens, dat ze, als ze morgen niet be
taalt, de deur gesloten zal vinden, dien brief.
dat handschrift
„Uit Londen!" Dichtbij dus.... dat be teekent,
dat hij komt.... Albert. Intuïtief heeft Willy
den briefinhoud aangevoeld en wordt niet be
drogen. „Woensdagmiddag om 5 uur hoop ik
je te ontmoeten bij de Brandenburgerpoort.
Heb je nog die prachtige rose, zijden japon?
Toe, doe die dan aan. Zoo zou ik je zoo graag
weer willen ontmoeten, nu je ongetwijfeld nog
meer gevierd en bewonderd wordt....!"
Eindeloozer dan de avond duurt de nacht.
En de dag, die daar op volgt, schijnt niet voor
uit te willen. Kennissen, die zich vroeger zoo
gaarne „vrienden" noemden, heeft ze aange
klampt en gevraagd haar vijftig Mark te willen
leenen, vijftig Mark voor 'n rose, zijden ja-
pon maar niemand heeft het willen a js
In een automatiek heeft ze wat gegeten e
toen weer verder gegaan door de besneeu
straten. Langs groote mode-magazijnen k c
ze, welker lichtbundels stralend naar bu, -n
stroomden. Wassen poppen lachten verstara
hun bontmantels en avondjaponnen en hie
haar uitdagend het prijskaartje voor
In een portaal zocht Willy beschutting- t
gesloten oogen leunt zij tegen den muur en ox
in onmacht te vallen. Iemand spreekt. W
opent de oogen. Hij is ongeveer 35 jaar
flink postuur, gebruind.
„Is u ziek?" (je
„Misschien wel," stamelt Wllly en kijkt
rustige oogen, die haar kalmeeren^
„Heeft u honger?" j{,
En als het meisje geen antwoord
oreet-
Haar
Will?
bracht hij zijn uitnoodiging wat meer conC[,unt
„Gaat u met me mee. In een restaurant k
u wat op verhaal komen."
Kalm, maar vastberaden legt de man
arm op den zijnen en gaat de straat op.
gaat mee, zonder
het te willen.
Maar plotseling 77, „c.nrbf
blijft zij staan. lK OJUOni
Wat wil die man ip
eigenlijk? Ze heeft OJ}
toch geen honger i
en.. Albert wacht..
Meteen rukt Willy zich los en is in een
verdwenen. De man staat perplex. je
Langs een kleinen omweg is Willy
Brandenburgerpoort aangekomen. Met het {(i
je diep over de oogen getrokken en het j
voorover gebogen, komt ze naderDaaT
een manAlbert?
fc
De man, die pas haastig is aan komen
bemerkt de gebogen gestalte, die hem lang is
nadert. Onmiddellijk herkent hij haar. C® p
de vrouw, die hij nog ge-a kwartier ëe
gevraagd heeft iets met hem te gaan eten-
hem achterna geloopen?Maar hier ka dan
haar niet ontmoetenAls Willy h®® veJ-
zagMet enkele vlugge passen is M
dwenen. nnlefl
Willy is bij het gedenkteeken aangek"
en licht het hoofd op. Stond hier zoo juist
niet een kleine mannen-gestalte? Nu is ®r,,g?.r
mand meer. Heeft Albert haar vergeten- 5
in den brief stond toch: „Woensdagmid"
uur
„Albert...." tóaflr
De naam is haar mond ontsnapt. 1
niemand heeft hem gehoord. Het plein is
zaam en leeg. Een claxon van een voorbij-
terende taxi verscheurt de stiltedan is
weer verlaten.
Langzaam dwarrelt de sneeuw omlaag eNn
poeiert een gebogen gestalte. Een man sP^jgt
zich naar een hotel. Den volgenden dag 1£j,
de express Albert, beroemd cellist en weiges
naar Genua, van waar de boot hem naar
Amerika terug brengt.
(Nadruk verboa
Pater van Heugten schrijft in Roeken-
schouw":
„De knoop is een dier voorbijgeziene, haast
ongeweten spillen waarom het leven der mensch-
heid cirkelt. Een samenleving zonder knoopen
is, vooral in het Noordelijk halfrond, even on
denkbaar als een staat zonder hoofd, een plane
tenstelsel zonder zon. Misschien bestaan er
knoopenlooze samenlevingen in de Congo, in de
Zuidzee-eilanden of in Midden-Australië, doch
daar heerscht ongeveer nog wat wij de prae-
historie noemen. Wat daar geschiedt, is nog
geen historie. Er is geen verband, geen samen
hang van gebeurtenissen (wat de historie
uitmaakt) en zoo zijn er, symbolisch gesproken,
geen knoopen noodig, daar ze immers ter ver
binding dienen. Als ik of gij iemand de hand
drukt, is dit geen historisch feit, maar als mi-
it
nister Colijn dit doet, is zoo'n handdruk.,
hooge mate historisch, omdat een Pre ^0-
handdruk altijd verband houdt met andere
gen. Wie in een samenleving', die nog nieLuit!i
den knoop toe is, niet slechts handen d
maar zelfs koppen snelt, blijft nog in de P j,
historische orde. Waar 'de knoop ontbreek^,,
nog geen samenhang tenzij die van den
Bij den stam begint en eindigt de wereld
als bij een enkel Europeesch volk.
Uit de praehistorie treedt de menscbi .p
zonder knoop of iets dat voorloopig den K Be-
vervangt Deze heeft dus ongeveer de wa<® 0p'
trokken aan de wieg der cultuur. Een nu
ject als de knoop heeft natuurlijk al wat -
P f
zweemt, reeds eeuwen afgelegd. Zijn sfee
levensverfraaiing, naar schoonheid of P°J\i
sfe at«
uitsluitend de gebruikssfeer geworden (3errllgf'
dat er geen poëzieloozer. verbeeldingsarmer. ge,i
voelsontdaner voorwerp denkbaar is da1? veli
knoop. Het woord reeds is shocking in vei''B
of exquise situaties. De knoop in zijn sie eld
of-
Welk
voord
dium is: de haak, de gesp, de spang,
imaginaire wereld roept dit laatste wo^-^ji
„de spang", een wereld van ruischende geW?gji"
van edelmetaal en fonkelend gesteente en
achter feestmalen, liefde-tafreelen, strooi
de wijn, goudbokalen en minnezangers,
entourage vol romantiek".
itfb'j
Voor lezers, die een „ontknooping" verw
ten, zij medegedeeld, dat deze beschouwing
uitmaakt van een opstel over A. den
als voorstander van het knooplooze leven.
schrijver vertoeft n.l. graag in landen, wa» j,r
broeksknoop nog uitgevonden moet worden-
ter van Heugten's artikel heet dan ook »>op
vlucht voor den knoop".
De menschen hadden echter thans machines,
die alles veel vlugger konden doen. De kinderen
wisten haast niet meer, dat er ooit kabouters
hadden bestaan. Doch in het oude bosch, in
dikke holle boomen wonen ze nog steeds.
Het zijn ijverige kleine mannetjes, die er met
hun langè baarden en kleine puntmutsjes
sierlijk uitzien. Het geheele jaar *werken ze
maar door. Voor alle jaargetijden valt er wat
te doen.
Gedurende de lange wintermaanden worden
er gezellige muziekavondjes gegeven, waaraan
verschillende kleine gevederde zangers hun me
dewerking verleenen.
V.W3-03H
tg) dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ri fr*f\ bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T"l >*7T**f\ bij een ongeval met
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T I OU»" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen I I UV/»" doodelijken afloop
verlies van et®
at
„Ik vind het jammer, Mrs. Revel. Als u met
uw kamenier, samen dus, dadelijk na uw thuis
komst het lichaam hadt gevonden, zou de zaak
heel wat eenvoudiger geweest zijn. Dan stond
het vast, dat de man vóór uw thuiskomst dood
geschoten was."
„En nu kan 't evengoed er na gebeurd zijn.
Dat is zoo."
Hij bleef haar aankijken, terwijl zij die moge
lijkheid overdacht. Ja, zijn eerste indruk was
goed geweest. Ze was niet alleen mooi, maar ze
had ook durf, grooten durf."
Virginia was zóó verdiept in de puzzle, die
haar zoo opeens voorgelegd werd, dat het
„Mrs Revel" van den onbekenden man haar
ontgaan was.
„Maar hoe komt het dan, dat Elise het schot
niet gehoord heeft," mompelde ze.
Juist raasde er, luid knallend, een motorfiets
voorbij. Anthony wees naar het open raam.
„Daardoor, in een stad als Londen valt een
schot niet op."
Met een rilling van afschuw keek Virginia naar
het lichaam in den stoel.
„Hij heeft 't uiterlijk van een Italiaan," ze ze.
„Hij is een Italiaan," gaf Anthony ten ant
woord. „Een Italiaan, die kellner van zijn be
roep was. 't Geld afpersen deed hij in zijn vrijen
tijd. 't Zou me niets verwonderen als hij Giu
seppe heette."
„Groote genade!" riep Virginia uit. „U bent
toch geen zoon of neef van Sherlock Holmes?
„Neen," zei Anthony. „Jammer genoeg niet.
't Is niets dan wat goochelen. Als u de feiten
wist.... maar die vertel ik u straks wel.... U
heeft me zooeven gezegd, dat die man u brie
ven liet zien en om geld vroeg. Heeft u hem
dat gegeven?"
J a.
„Veertig pond."
„Hoeveel?"
„Dat is leelijker," zei Anthony, zonder eenige
verwondering te toonen. „En nu het telegram.
Laten we dat eerst eens bekijken."
Virginia nam het van haar kleine, ronde
tafeltje vóór zich en stak het Anthony toe. Ze
zag zijn gezicht betrekken, toen hij van den in
houd kennis nam.
„Wat is er?" vroeg ze ongerust.
Hij hield het haar voor met zijn vinger bij den
naam van de plaats, waar vandaan het ge
stuurd was.
„Barnes," zei hij. „En u bent den heelen
middag in Ranelagh geweest. Wie gelooft u, als
u vertelt, dat u 't niet verzonden heeft?"
Virginia zat hem geboeid aan te staren. Ze
had een gewaarwording, of het net al dichter
en dichter om haar heen getrokken werd. Hij
bracht de dingen onder woorden, die zij, vaag
gevoeld had.
Anthony haalde zijn zakdoek uit zijn zak,
wond hem om zijn vingers en pakte de revolver
op.
„Wij, misdadigers, kunnen niet te voorzichtig
zijn," zei hij verontschuldigend. „Vingerafdruk
ken weet u wel."
Opeens zag ze zijn heele lichaam verstrakken.
En toen hij weer begon te spreken, was zijn
stem ook veranderd. Kort en zakelijk, alsof hij
een mindere voor had, zoo sprak hij nu tegen
haar.
„Heeft u deze revolver nooit eerder gezien?"
vroeg hij.
„Nee," gaf Virginia, lichtelijk verwonderd, ten
antwoord.
„Bent u daar zeker van?"
„Ja, positief."
„Heeft u zelf een revolver?"
„Nee."
„Heeft u er ook nooit een gehad?"
„Nee, nooit."
„Bent u daar zeker van?"
„Ja. Natuurlijk."
Wel een halve minuut bleef hij haar strak
staan aankijken. En Virginia keek, verbaasd en
geërgerd door die ongemotiveerde verandering
van toon even strak terug.
Dan lieten zijn oogen haar los. Hij haalde
verlicht adem.
„Zonderling!" zei hij. „Hoe verklaart u dit
dan?"
Hij hield haar de revolver voor. Het was een
klein, sierlijk wapen, een stuk speelgoed, meer,
niet,, ook al was in dat stuk speelgoed een
mechanisme verborgen, dat doodelijk werk ver
richten kon. Dwars over den greep was de naam
Virginia gegraveerd.
„Nee, onmogelijk!" riep Virginia uit.
Haar verwondering was zoo echt, dat Anthony
haar wel gelooven moest.
„Ga eens rustig zitten," zei hij ernstig. „Er
zit hier méér achter, dan ik op het eerste ge
zicht dacht. Om te beginnen: van welke stelling
gaan wij uit? Volgens mij zijn er maar twee
mogelijkheden. De echte Virginia, de schrijfster
van de brieven, is om de een of andere reden
plotseling ten tooneele verschenen. Ze heeft den
man laten nagaan of ze is hem zelf gevolgd,
en toen heeft ze hem neergeschoten, de revolver
laten vallen, de blieven van zijn zak naar den
hare laten verhuizen en is verdwenen. Dat is
niet mogelijk, hm?"
„Neen," zei Virginia twijfelend.
„De tweede mogelijkheid is veel interessan
ter. De man of vrouw, die Giuseppe zou dood
schieten, wou u compromitteerendat zal
trouwens wel het hoofddoel geweest zijn. Want
dat doodschieten kon overal gebeuren en ze
hebben zich de noodige moeite gegeven om hem
hier te krijgen en, wie het ook geweest is of
geweest zijn, ze wisten alles van u, van uw huis
in Datchet, van uw gewoonten, en dat u van
middag in Ranelagh was. 't Is een rare vraag,
maar heeft u misschien vijanden, mrs. Revel?"
„Nee, natuurlijk niet.... dat soort vijanden
tenminste niet."
„De kwestie is nu," ging Anthony voort, „wat
zullen we doen? We kunen op twee manieren
handelen: lo de politie opbellen, de heele histo
rie vertellen en op uw vlekkeloos verleden en
uw huidige positie vertrouwen; 2o ik kan een
poging doen om het lichaam spoorloos te laten
verdwijnen. Ik voor mij prefereer hatuurlijk
nummer twee. 't Is van mijn prilste jeugd af
een soort ideaal voor me geweest, om eens te
zien of ik een misdaad niet met de noodige
slimheid zou kunnen wegmoffelen, maar ik heb
nooit over een zekere jongejufferachtige, aver
sie tegen bloedvergieten kunnen heenkomen
Tja, nummer één is eigenlijk wel 't veiligste. En
dan heb je natuurlijk ook nog nummer één met
variaties. De politie opbellen, etc., maar de
revolver en de brieven verzwijgen, dat wil zeg
gen, als hij ze nog bij zich heeft."
Hij boog zich over den vermoorden man heen
en fouilleerde zijn zakken.
„Schoon uitgeschud," kondigde hij aan. „Hm,
dat wordt een vervelende geschiedenis met die
brieven.... Halt, wat hebben we daar! 'n Gat
in de voeringiets in vastgehaakt en ruw
er uit getrokken.... en daar hebben we een
stukje papier."
Hij haalde een stukje papier te voorschijn en
ging er mee naar het licht. Virginia kwam
naast hem staan.
„Jammer, dat we 't niet in z'n geheel heb
ben," mompelde hij. „De Schoorsteenen. 11.45
DonderdagDat lijkt wel een afspraakje."
„De Schoorsteenen!" riep Virginia uit. Wat
merkwaardig!"
„Waarom merkwaardig? Te chic voor een man
van dit kaliber?'
„Nee. Ik ga vanavond ook naar De Schoor
steenen. Tenminste, dat was ik van P®®
Anthony keerde zich met een ruk naar
toe.
„Wat zegt u daar! Herhaal 't!" <=cfto0f'
„Ik was van plan vanavond naar De
steenen te gaan," herhaalde Virginia.
Anthony staarde haar aan.
Ofschoon.
ik
„t Begint te dagen.. D
natuurlijk glad er naast zijn, maar d®
lijkheid bestaat. Kan 't zijn dat iemand ps
koste van alles wilde verhinderen om na
Schoorsteenen te gaan?" yirü''
„Mijn achterneef George Lomax," zel jet
nia met een glimlach, „maar die komt
aanmerkingstel je voor, George een
doen!" gtofl®
Anthony lachte niet. Diep in gedachten
hij vóór zich uit te kijken.
„Als we de politie opbellen, is de ggc
vanavondof zelfs morgen naar De
steenen te gaan, verkeken, absoluut vier p
En ik wil vanavond zoo graag er naar e
was het alleen maar om een streep door d
ning van onze onbekende vrienden te
Daar gaan we dan! Mrs. Revel, wilt
in deze zaak aan mij toevertrouwen?"
„O, dan wordt het dus plan nummer w
„Ja, 't wordt plan nummer twee.
beginnen moet die kamenier van u weg»
worden. Ziet u daar kans toe?" r
Virginia ging de hall in en riep, orl
de trap: „Elise!.... Elise!"
„Madame!"
(.Wordt vet