DE ZUIDERZEEWERKEN Kabouter Flip en zijn vriendje Wip f ffldvcdaal mn den dety F 750.- F 250.- Economische en sociale grondslagen HAAR BETEEKENIS VOOR DE WERKVERRUIMING Geneesmiddel® TEGEN HUIDAANDOENINGEN PRIJSVRAAG „CAMERA OBSCURA" Het Geheim van de zeven Schoorsteenen DINSDAG 25 JULI 1939 Een beeld Van de Nederlandsche samen leving gevraagd wachtkamer al)#- vr HOE WORDT MEN RIJKP AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL o* DOOR AGATHA CHRISTIE De wordingsgeschiedenis van ons land maakt, dat het droogleggen van nieuwe gronden den Nederlanders in het bloed zit, aldus de hoofd ingenieur-directeur van den Rijkswaterstaat, belast met de uitvoering van den Dienst der Zuiderzeewerken, ingenieur v. J. P. de Blocq van Kuffeler, in het Pin. Econ. Kwartaaloverzicht der Amsterdamsche Bank. Toch spelen daarbij steeds twee factoren een rol, n.l. de ontwikke ling van de techniek en de economische om standigheden. Een merkwaardig voorbeeld hier van levert de levendige droogmakingsactie in Noord Holland in het begin van de 17e eeuw. Een aantal groote droogmakerijen als de Beem- ster, de Schermer, de Purmer en de Wormer werden toen in korten tijd tot stand gebracht. Het leegmalen van meren was eerst mogelijk geworden, nadat de windmolen met de be weegbare kap was uitgevonden en daardoor de gelegenheid was ontstaan om bij alle windrich tingen water uit te slaan. Onze kooplieden ver dienden groote kapitalen met de Oost Indische en West Indische compagnie, die men gaarne in land wilde beleggen. Dit zijn de technische en de economische factoren, welke de groote landaanwinst door het droogmaken van meren in dien tijd verklaren. Landaanwinst was echter niet steeds het eenige doel. Ook verbetering van den toestand van het aangrenzende land was veelal een drijfveer. Zoo werd in het midden van de vo rige eeuw de Haarlemmermeer niet droogge legd, omdat men bovenal nieuw land wensclRe te verkrijgen, maar om het overstroomingsge- vaar te keeren, dat dit mear voor de omgeving en zelfs voor de hoofdstad opleverde. Ook bij de Zuiderzeewerken wordt het twee ledig doel: verbetering van den waterstaatkun digen toestand der omliggende landen en het aanwinnen van nieuwen cultuurgrond beoogd. In het midden van de vorige eeuw werd een periode van belangrijke landaanwinst afgesloten (Haarlemmermeer, Anna Paulowna, Waard en Groet, enz.) en toen was het psychologische oogenblik aangebroken om het oog te werpen op de afdamming en de gedeeltelijke droog making der Zuiderzee. Tallooze belangstellenden hebben toen daar voor allerlei denkbeelden naar voren gebracht, waardoor een chaotische toestand ontstond, die het noodig maakte het vraagstuk aan een grondig technisch en financieel onderzoek te onderwerpen, teneinde aldus tot een aanvaard baar plan te komen. Het is de groote verdienste van dr. ir. C. Lely geweest, dat hij erin ge slaagd is, dit werk te volbrengen. Wei zijn in de plannen later op verschillende punten wij zigingen aangebracht, maar de hoofdgedachten van zijn plan hebben glansrijk alle critiek kunnen doorstaan. Bij de voorstanders van de afsluiting der Zuiderzee leefde de gedachte, dat nieuwe grond nieuwen nationalen rijkdom brengt en dat uitvoering van een inpolderings plan verantwoord is, zoodra dit technisch en financieel mogelijk blijkt. Op dezen grondslag berustte het ontwerp van de Wet van 1918, welke de afsluiting en de gedeeltelijke droog making der Zuiderzee gelast. Op grond van de daarbij gemaakte berekeningen werd aange nomen, dat de kosten van afsluiting en droog making, inclusief de rente van het bouwkapi- taal, gedekt zouden worden door de waarde van den aan te winnen grond. Het voorgenomen werk der inpolderingen ging niet verder dan het maken der polders met hun bemaling, het verkavelen van den grond en de aanleg van kanalen en wegen met de daarbij behoorende kunstwerken. Slechts was in de begrooting een post van 10 per ha. opgenomen voor het zoogenaamde zwart maken der gronden, waar onder werd verstaan het slechten van den sloot grond. Aan eenige zorg voor de ontginning en de kolonisatie van het nieuwe gebied werd niet gedacht. Het zal velen getroffen hebben, dat, hoewel de plannen in het begin van de negentiger jaren gereed waren, eerst een kwart eeuw later tot de uitvoering werd besloten, hoewel mocht worden aangenomen, dat ook bij het gereed komen der plannen de ontwikkeling der tech niek in een zoodanig stadium was gekomen, dat uitvoering van het werk tot de practische mo gelijkheden behoorde. De reden van het uitstel is te vinden in de ontwikkeling van de econo mische conjunctuur. Sedert het midden van de vorige eeuw had de Nederlandsche landbouw een periode van bloei doorgemaakt, totdat deze werd verstoord door den groei van de moderne scheepvaart, waardoor goedkoope aanvoer van D.D.D. zuivert de poriën, doet de jeuk bedaren, ver- frlzcht en iterkt de huid- weefsels. Flacons a 75 ct., t 1.50 en i. 2.50. buitenlandsch graan en van petroleum, welke de raapolie verving, mogelijk was geworden. De ze factor veroorzaakte een ernstige crisis in den Nederlandschen landbouw, vooral omdat de boer, behoudend van aard, zich niet aanpaste aan den nieuwen toestand. Op de internationale landbouwtentoonstelling te Amsterdam in 188a werd de Nederlandsche landbouw over de volle linie versiagen en dit had tenminste het voor deel, dat de oogen geopend werden en gezocht werd naar middelen tot verbetering van onze landbouwtoestanden. Deze zijn gevonden in in- tensiveering van de cultuur, welke mede bracht, dat op den aanwezigen grond de productie werd uitgebreid en de toenemende plattelandsbevol king daarbij arbeid kon vinden. Onder die om standigheden bestond geen behoefte aan nieu wen grond. Eerst toen het proces had doorge werkt, ontwikkelde zich landhonger. De Commissie Lovink, die in 1924 haar ver slag uitbracht omtrent de baten van de af sluiting en de droogmaking der Zuiderzee, constateerde dan ook een te ver gaande ver deeling der landbouwbedrijven waardoor een loonende exploitatie in gevaar werd gebracht te hooge landprijzen en een sterke ontwik keling van den tuinbouw, mogelijk op kleine perceelen, maar alleen, wanneer goede prijzen voor de producten kunnen worden bereikt in een welvarend gebied. De commissie conclu deerde dan ook, dat het voor een gezonde ont wikkeling van den Nederlandschen landbouw noodig was nieuwen cultuurgrond ter beschik king te krijgen. De regeering heeft deze stelling aanvaard. Aanvankelijk lag het in de bedoeling, dat eerst de afsluiting van de Zuiderzee zou worden ge maakt endaarna de polders. In 1925 werd echter besloten om gelijktijdig met de verdere afsluiting den eersten polder, de Wieringer- meer, tot stand te brengen. Hierdoor was dus aan den inpolderingsarbeid een meer bepaald landbouw-economische grondslag gegeven. De commissie Lovink had ook de voordeelen, welke van de afsluiting te verwachten waren, nader bestudeerd. Zij was daarbij tot de con clusie gekomen, dat het verkrijgen van het zoete IJsselmeer het belangrijkste van die voordeelen zou zijn. In droge tijden daalt in de belang- ijjke veeteeltgebieden van Friesland en Noord Holland de waterstand in de boezems en pol ders en tot nog toe kon de watervoorraad slechts worden aangevuld door het inlaten van zout Of althans brak water. Werd dit, zooals in Friesland, achterwege gelaten, dan werd het drinkwater voor het vee sterk vervuild tenge volge van rottingsprocessen langs de droog gevallen oevers, inlaten van zoet water nu zou deze bezwaren wegnemen, ziekteverschijnselen bij het vee tengevolge van het gebruiken van slecht drinkwater zouden vervallen en de ri sico's, verbonden aan het fokken van hoog waardig vee, dat een ruime melkgift heeft, zou den geringer worden. Van het inlaten van zoet water uit het IJsselmeer werd dan ook een belangrijke verhooging van de melkproductie voorzien, welke voor elk der beide provincies op een waarde van 2.5 millioen gulden werd gesteld. Ook in ander opzicht zou de afsluiting van de Zuiderzee voor de omliggende landen voordeelen opleveren. Storm zou er niet meer doordringen, het gevaar voor overstroomingen zou derhalve verminderen, de afwatering zou in menig opzicht verbetering ondergaan, laag gelegen gronden, welke periodiek onder water werden gezet, zouden daaraan niet meer zijn blootgesteld en tenslotte &>u langs den afsluit dijk een nieuwe wegverbinding tusschen Noord Holland en Friesland tot stand kunnen worden gebracht. Intusschen zou de afsluiting ook be zwaren voor de landsverdediging en de visscherij medebrengen, in verband waarmede op voor zieningen moest worden gerekend. De haring en de ansjovis vormden de kurk, waarop de Zuiderzeevisscherij dreef en deze vischsoorten zouden in het zoete IJsselmeer niet meer voor komen. Op grond van deze studie en de in 1925 op gemaakte berekening van kosten van de af sluiting kwam de regeering tot de gevolgtrek king, dat de afsluiting kbn worden beschouwd als een op zichzelf verantwoord waterstaats werk. Hieruit volgde dan tevens, dat de in het IJsselmeer te maken inpolderingen niet belast zouden behoeven te worden met een deel van de kosten van de afsluiting. Na op grond van de daarbij betrokken land bouwbelangen de verkaveling en de grootte der bedrijven te hebben aangegeven, wijdde de com missie Lovink haar aandacht aan de ontgin ning van den drooggevallen zeebodem. Zij wees er daarbij op, dat de zeebodem nog allerminst met normalen cultuurgrond gelijk kan worden gesteld. Het is aanvankelijk een dichte zilte massa, waarop de groei van normale landbouw producten ten eenen male onmogelijk is. De grond moet dus structuurvorming verkrijgen en ontzilt worden. Eerst na afloop van dit proces zal de bodem zich tot normalen cultuur grond hebben ontwikkeld. Het zPu in de eerste plaats noodig zijn den grond krachtig te ont wateren, waardoor deze aan de oppervlakte onder inwerking van de zon eerste structuur vorming begint te verkrijgen, hetgeen weder de gelegenheid opent tot voortzetting van dit proces in diepere lagen. Daarna kan het regen water door den grond afvloeien en op die wijze het hinderlijke zout verwijderen. De duur van dit proces hangt ten nauwste samen met de geaardheid van den grond; in poreuze zand gronden verloopt het sneller dan in dichtere kleigronden. In den eersten tijd zal de bewer king van den grond meer kosten dan de ge oogste producten zullen kunnen opbrengen en dient dus met een negatieve pachtwaarde reke ning te worden gehouden, welke eerst geleide lik tot een normale zal toenemen. Niet aan stonds na het droogvallen kan dus op de nor male grondwaarde worden gerekend. Bij het voorstel tot het droogmaken van de Wïeringermeer in 1925 was de financieele opzet dan ook dusdanig, dat op de normale grond waarde eerst werd gerekend op het oogenblik, dat de gronden hun normale cultuurwaarde zouden hebben bereikt. Hoewel hierdoor de financieele opzet der inpolderingen ongunstig werd beïnvloed, kwam de regeering op grond eenerzij ds van de door de commissie Lovink na uitvoerige studie vastgestelde grondwaarde en de gelijktijdig opgemaakte raming van kos ten tot de gevolgtrekking, dat het inpolderings plan als geheel nog eenig financieel voordeel zou opleveren. De uitvoering daarvan was dus met het oog op het landbouweconomisch be lang, dat -was komen vast te staan, verant woord. Tijdens de voortzetting der werken is een nieuw element in het geding gekomen. De in middels opgetreden economische crisis heeft een groote werkloosheid veroorzaakt en het maken der inpolderingen brengt een belangrijke werk verruiming mede, niet alleen tijdens de uit voering, maar ook daarna, wanneer op het nieuwe land een nieuwe bevolking werk zal kunnen vinden. De beteekenis van de uitvoering van de werken voor de werkverruiming moge hieruit blijken, dat tijdens de uitvoering van de afsluiting en de droogmaking van de Wieringermeer het aantal direct tewerk ge stelde arbeiders uiteenliep van 3000 tot 7000 en gemiddeld 5000 per jaar bedroeg. Geacht kan worden, dat een gelijk aantal arbeiders door de uitvoering der werken indirect tewerk ge steld werd. Tijdens de uitvoering van den Noord oostelijken polder Is geschat, dat 5600 arbeiders direct werk zullen vinden. De bevolking van onze normale landbouwstreken kan ongeveer gesteld worden op één persoon per ha. Volgens dezen maatstaf zullen dus op den duur in het nieuwe Zuiderzeegewest ruim 200,000 menschen kunnen leven. Worden deze cijfers vergeleken met het totale aantal werkloozen in Nederland en de toeneming der bevolking met ongeveer 100,000 zielen per jaar, dan blijkt wel, dat het inpolderen in de Zuiderzee geen volslagen op lossing zal bieden voor het vraagstuk der werk loosheid, maar dat het toch anderzijds een niet te verwaarloozen ontlasting van de moeilijk heden biedt. Toen het gereedkomen van de afsluiting en de droogmaking van de Wieringermeer ln uit zicht kwam, werd dan ook, vooral met het oog op de werkverruiming, in de Tweede Kamer herhaaldelijk krachtig aangedrongen op voort zetting van het werk. De regeering erkende, dat de economische wenschelijkheid van aan winst van nieuwen cultuurgrond was blijven bestaan en dat verkrijgen van werkverruiming bij de huidige conjunctuur van groot belang was. Zij wilde dus in beginsel de werken voort- BIJ dE HANDLIJNKUNDIGE. „U wordt doodgestoken, aan stukken ge sneden, gebraden en opgegeten". Klant„Wacht U even, ik heb vergeten mijn zwijnslederen handschoen uit te trek ken 1" zetten, maar, in verband met den financieelen toestand des lands, niet tot eiken prijs. Wanneer nieuw land verkregen zou kunnen worden tegen een kostprijs van ongeveer 2,500 per ha., meende zij, dat daaraan voor den Staat geen te groot risico zou zijn verbonden. Hiermede was dus de grondslag aangegeven, waarop het ma ken van den volgenden polder, den Noord oostelijken, ter grootte van ongeveer 48,000 ha., zou kunnen worden ondernomen. Nadat op grond van de ervaring op technisch zoowel als op sociaal-economisch gebied, in de Wie ringermeer opgedaan, het plan met begrooting was opgemaakt, bleken de kosten 2,600 per ha. te beloopen, een bedrag, dat door de regee ring geacht werd aan den gestelden eisch te voldoen. In 1936 werd dan ook besloten tot het maken van den polder. Het zal dit jaar in de maand December een eeuw geleden zijn dat een der meest gelezen en een der meest karakteristieke Nederland sche boeken dier eeuw verscheen; de „Camera Obscura". De „Camera" is een meesterwerk in een veel geprezen en veelgesmaad genre, dat vooral in die dagen druk beoefend werd: de zorgvuldige kleine beschrijvingskunst van menschen in hun omgeving. De aanleg en liefde voor deze kunst zitten zoowel den vaderlandschen schrij ver als schilder van ouds diep in het bloed; den lezer en kijker niet minder: het boek -was en blééf een nationaal werk, aldus verzekert ons een toegezonden circulaire. Het is dus evenmin te verwonderen dat het beste in dit genre hoog in eere kwam, als dar het een van vele soortgelijke boeken was, die elkaar omstreeks 1839 naar de kroon streefden. Kneppelhout, die als Klikspaan zijn „Studen tentypen" en Gewin, die als Vlerk zijn „Reis ontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud eu zijne vrienden" schreven, hadden naar men zegt met Beets een wedstrijd aangegaan wie van de drie vrienden den anderen de loef zou afsteken. En van denzelfden tijd zijn Van Koetsveld's .Schetsen uit de Pastorie te Mastland" Spoedig hadden ze hun doel bereikt, en op zijn beurt bedankte Flip zijn nieuwen kame raad. Zonder de hulp van den eekhoorn had Flip waarschijnlijk in het bosch moeten over nachten. „Hoe is het tochtje je bevallen, Flip?", vroeg Wip. 't Was fijn hoor, zei Flip. Maar een vol gend keertje moet je het wat langzamer doen, want af en toe was ik bang dat ik naar beneden zou vallen. Nou, tot ziens hoor, zei Wip. Hij zwaaide ten afscheid met zijn sierlijke pluimstaart. Flip bleef hem nog even nastaren. Plotseling zag hij boven zich de sterren schitteren. Was het al zoo laat? Vlug kleedde hij zich uit en ging slapen. Wanneer een trein nog niet binnen is, dan zijn er menschen die steeds te vroeg zijn; de een is vyf minuten te vroeg, een ander een kwartier, een derde een half uur. En allen, maar vooral die van de laatste categorie, probeeren dan hun tijd zoek te brengen, hetzij door op en neer te wandelen op het perron, hetzij door in de wachtkamer te gaan zitten en daar voort durend naar 't op en r.eerloopen van den keil- ner te kijken. Echter, als deze belangrijke persoon ont breekt, omdat het station te klein is, dan valt het te begrijpen dat een moeder, een groot moeder en een tienjarige spruit al heel gauw zijn uitgekeken en op een andere manier hun verveling om hals trachten te brengen. De tienjarige spruit loste de kwestie op door ontelbare malen de kleine wachtkamer in en uit te hollen, vliegen van de ruiten te vangen en met een stokje allerlei ongerechtigheden uit te pulken uit de naden van den grond. Z'n moeder en z'n grootmama voerden in middels een gesprek over het vraagstuk of ze nu te vroeg waren of dat de trein nu te laat was. Oome Klaas had het toch zoo goed na gezien en nu was het wel een spoorwegboekje geweest van den vorigen zomer, maar dat kon* toch niet zooveel verschillen, meende de moe der. En „opoe" gaf haar groot gelijk. Er kwam tooneelverandering door het binnen komen van twee meisjes, die eerst rustig op een bank gingen zitten, maar waarvan de een spoedig neiging vertoonde om weer daarheen te gaan, waarvan ze gekomen was: naar buiten. Haar oudere zus, een meisje van een jaar of zestien, bleef achter. Na eenige minuten klom de kleinste weer binnen en smeet de deur ach ter zich dicht, een feit, op zichzelf niets bij zonders. Integendeel, iets zeer gewoons. Immers tot de meest elementaire beleefdheidslessen be hoort dat men de deur achter zich sluit, als men ergens binnen komt. Echter, het kleinste meisje had buiten den waard, hier de moeder van den üenjarigen jon gen, gerekend. Deze dame, die vanwege haar omvang ze was bijna even breed als lang niet genoeg had aan de in de wachtkamer aan wezige lucht, wilde daar niet met een gesloten deur zitten. De twee meisjes hadden daar na tuurlijk geen erg in. „Koos, maak die deur eens open," beval de moeder. Koos voldeed aan 't bevel. Nog geen drie minuten later ging de kleine meid weer de deur uit en weer vloog de deur der wachtkamer ach ter haar dicht. „Ik heb van m'n leven nog niet zoo'n klein, vervelend nest gezien," meende de moeder van Koos. „Wat zeg je nou van zoo'n snertkind," vulde grootmoeder aan. „Koos, gooi die deur open." En voor de tweede maal volbracht de jongen wat hem geboden werd. Maar zie, na wederom een korte spanne tijds kwam het meisje weer binnen liet nu de deur open, maar vertrok na anderhalve minuut, waarbij se de deur weer achter zich dicht wierp. „Dat is eenvoudig zuivere pesterij," meende de omvangrijke moeder, keerde zich in de hoog te, schommelde naar de deur toe, opende deze en riep: „Zeg eens, akeligheid, als je nog eens die deur dicht gooit, dan zal ik je een mep Verder kwam het goeie mensch niet. De oudere zuster van het meisje stond op, liep kalm en gedecideerd naar de dikke moeder blafte haar toe: „Jij mept niks, kale madam. Zij heeft ev veel recht om die deur dicht te doen, als jij het recht hebt om ze te openen. We evengoed passagiers als jij „HOor me nou zoo'n kwik-me-dit eens a Wil je wel eens gauw je brutalen mond houd anders zal ik je een draai om je ooren 8eV Begrepen?" viel de moeder van Koos uit. „Dat kun je niet, al ben je nog zoo gr<3°,', Maar heb 't lef eens, als je durft. Kom °P' tartte de zestienjarige. j „Als ik zeg, dat die deur open mot, dan m ie open!" „En as m'n zussie d'r dicht wil hebben, gaat ie dicht, as je dat maar weet. Daar L niks over te vertellen. Of is dat huisje sou» van jou?" t De omvangrijke vrouw was uitgepraat. laatste argument deed de deur dicht. Het bu je was niet van haar. Maar nu sprong grootmoeder, die al dien tijd had zitten luist*" ren, voor haar dochter in de bres en begon: „Zeg, schaap, jij moet niet zoo'n grooten mond op- j TV, zetten maar eerst je hersens ge- bruiken. Begre- pen? fien deur is om open te laten, hoor; als je dat maar weet.' Het „schaap" wist dat niet, maar was niet uitgepraat. „En toch blijf je van me zussie, anders-. „Och, kind, je bent me te min om mee te v t ten. Waar is de stationschef? Is er dan eens 'n stationschef hier?" riep de moeder- Ze nam een kloek besluit en verliet de wat kamer op zoek naar den stationschef. De g moeder ging op wacht staan voor de o opening en zei binnensHnonds, maar met „Ik zal tenminste zorgen, dat ie niet weer a iat. I'ggfc De chef kwam er bij, keek naar de deur, naar de moeder, naar de grootmoeder, naai jongen en luisterde. Hij keek naar de „j naar 't station, naar den trein en luisterde. I(. keek naar de menschen, die heen en weer op kleine perron liepen, naar de punten va"er schoenen, naar de kachel van de wachtk& die uit was, naar een bananenschil, die °P rails lag en die een jongen met een stokje P beerde weg te pikken en luisterde. Zelfs z'n neus snoot, luisterde hij nog heel aandacti naax 't geval van de deur. Ja, toen hij z'n h» uitstak, om schijnbaar iemand te groeten, i# in werkelijkheid, om het sein voor vertrek geven, luisterde hij nog- En toen de moeder van Koos uitgepraat en de beenen van de grootmoeder pijn begon" te doen van 't tegenhouden van de deur, t Koos begon te klagen, dat hij 't zoo koud kr toen er van de twee meisjes niets meer te was en de trein langzaam het station uitre^é toen kwam de moeder tot de bevinding, dat trein, waarvan ze nog net het roode acht lichtje kon zien, haar trein was. In haar ontsteltenis, kon ze nog juist vrag d* hoe laat er weer een ging en toen ze h°° dat ze twee uur moest wachten, ging ze j, wachtkamer binnen en deed de deur achter j dicht, omdat 't nog Maart was en 't toch f een beetje koud werd, als je nog zóó lang moest zitten. eveneens veel gelezen, een eeuw geleden., Dat de „Camera" bleef en de anderen op den achtergrond geraakten, pleit voor de rechtvaardigheid in de litteratuurgeschiedenis en den goeden smaak van den Nederlandschen lezer; de „Camera" is het zuiverste en natuur lijkste van deze en verwante litteratuur, die nagenoeg geheel uit de kringen der studeeren den en afgestudeerden is voortgekomen. Noemt men verder, uit ruimer tijdvak, Drost. Bakhuizen van den Brink, De Schoolmeester, De Genestet, Haverschmidt, Winkler Prins. Busken Huet, Van Vloten, Jan ten Brink, De Veer, Gorter, Pierson, Ter Haar, Ten Kate, aan blijkt hoe sterk de universiteiten de theologische faculteiten vooral in de lette- ïen vertegenwoordigd waren. Deze feiten brachten den uitgever Van Hol- kema en Warendorf op de gedachte bij ait eeuwfeest van de Camera Obscura een wed strijd uit te schrijven voor, in deze eeuw ge boren, studeerenden en afgestudeerden. Gevraagd wordt een roman of een bundel schetsen van nationaal karakter, zich ten doel stellend een beeld te geven van de Nederland sche, hedendaagsche samenleving in haar ver schillende geledingen. Bij de inzending van het manuscript moet echter een verklaring zijn, waaruit blijkt, dat de inzender (ster) in Nederland studeert, ge studeerd heeft of een titel heeft behaald. W»3* lied* neer een of meer inzendingen bekroond moet het bewijs daarvan worden oVerge# De inzender (ster) mag reeds andere werken i* publiceerd hebben. d» De uitgever Van Holkema en Warendorf te Amsterdam stelt een prijs van 1000.— schikbaar voor den auteur van het door jury uitgekozen manuscript. De jury bestaat uit mevrouw Ina Boud>e' Bakker en de heeren J. W. F. Werumeus ning, M. Nijhoff, Prof. Dr. A. A. VerdeniuS Prof. Dr. Jan de Vries. De jury behoudt zich het recht voor den pril» niet toe te kennen, indien geen der ing*2" den manuscripten aan de door haar te ste eischen voldoet. ,r«fi De jury kan ook een tweeden en derden P toekennen aan auteurs, die naar haar nl tvf*4" ,rtfs ning daarvoor in aanmerking komen. De de prijs zal bedragen 600.en de derde P' 400.—. jP De inzending van manuscripten moes 31 Maart 1940 geschieden, franco aan Holkema en Warendorf N.V., Keizersgracht te Amsterdam, met het opschrift: Obscura Prijsvraag." ,Cai#' er» Reeds Dinsdag randeerde MILLIOEN 6 a f 50.000 l'rcs., enz. Storting om met een geheel lot reeds mede te spelen slechte één rijksdaalder met op den geheelen prijs die er op valt. 2 stuks f 4.50. 5 stuks f 10.—. Trekkingsiijst wore gratis toegezonden. Zendt nog heden postwissel of girostorting No. 135173 aan de Firma ,- SANDERS, Comm. in Effecten, Hoogstraat 4, Den Haag, teL 116587. (Bij bestelling dit U1 vermelden s.v.p.). 1 AUG. A.S. WACHT HET FORTUIN OP Uil! 4 r p 4 nrVMXTPJC op dit blad Zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen |-» wNA btj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door ALLE ABUJNINE O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen f DU." verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen by een ongeval met doodeUJken afloop WJ verlies van oC 25 „Op het terras waren voetstappen naar de deuren toe en van de deuren naar de stoep toe," zei hij dan langzaam. „En om tien minuten over twaalf heeft er een auto buiten den park muur stilgehouden. En om twaalf uur is er in De Vroolijke Cricketers een jongmensch met een auto aangekomen, 't Jongmensch is uitge stapt en heeft een kamer gevraagd. En dat zelfde jongmensch heeft, vóór hij slapen ging, zijn schoenen buitengezet en die schoenen waren nat en modderig, net alsof hun eigenaar door het lange gras van het park gewandeld had." George boog zich, voor zijn doen geanimeerd, naar Battle toe. „Enkunnen die schoenen niet met de voetstappen vergeleken worden?" „Dat is al gebeurd." „En?" „Ze pasten." „Dat is de proef op de som," zei George pompeus. „Dan hebben we den moordenaar. Hoe heet dat jongmensch als ik vragen mag?" .„In De Vroolijke Cricketers heeft hij zich laten inschrijven als Anthony Cade." „Dan moet Anthony Cade onmiddellijk achtervolgd en gearresteerd worden." „Achtervolgen hoeft niet." „Waarom niet?" „Omdat hij er nog is." „Wat?" „Ja. Merkwaardig, niet?" Kolonel Melrose keek Battle scherp aan. „Wat vind je er zelf van, Battle? Vooruit, kerel, spreek je uit." „Ik vind 't merkwaardig, anders niet. We hebben hier een jongmensch, dat logisch ge redeneerd onmiddellijk het hazepad moest kiezen en het niet doet. Hij blijft kalm hier en maakt 't ons gemakkelijk om de voetstappen met zijn schoenen te vergelijken." „Maar wat denk jij er dan van?" „Ik weet niet, wat ik er van denken moet. En dat is voor een rechercheur geen prettige toe stand." „Zou 't niet mogelijk zijn," begon kolonel Melrose. Op dat oogenblik werd er bescheiden geklopt- Kolonel Melrose zweeg. Lomax stond op en opende de deur. Aan den anderen kant stond Tredwell, een Tredwell, die er in stilte onder leed. dat hij op die bourgeoismanier moest aankloppen maar die dat leed waardig wist te dragen. „Neem me niet kwalijk, mylord. maar er is een heer, en die zegt, dat hij u dringend moet spreken 't staat in verband met 't gebeurde van vanmorgen. zegt hij." „Hoe heet hij?" vroeg Battle opeens. „Cade, Mr. Anthony Cade, maar hij beweert, dat u hem niet kent, dus dat die naam geen van de aanwezigen iets kan zeggen." Het leek echter of de naam den aanwezigen wèl iets zei. Ze zaten elkaar in verschillende stadia van overbluftheid aan te staren. Opeens begon Lord Caterham te grinniken. „Nu begint het pas goed, werkelijk goed te worden. Laat hem binnen, Tredwell. Laat hem onmiddellijk binnen!" HOOFDSTUK XII ANTHONY GAAT AAN HET VERTELLEN „Mr. Anthony Cade," kondigde Tredwell aan. „Verdacht individu uit het dorp komt op," zei Anthony. Hij keek de vier aanwezigen een voor een aan en ging toen, zonder te aarzelen, regelrecht op Lord Caterham af. En onder het loopen catalogiseerde hij de andere drie op deze manier: „1. Beambte van Scotland Yard. 2. Plaatselijke hoog waardigheidsbekleder, func tie bij de politie. 3. Geplaagde meneer die op 't punt staat een beroerte te krijgen, waar schijnlijk een regeeringspersoon." „Ik mag wel beginnen met mijn excuses te te maken," ging Anthony, nog steeds tegen Lord Caterham, voort. „Over dit onceremonieele naar-binnen-komen-wandelen, bedoel ik. Maar ik hoorde vanmorgen in De Vroolijke Vrouw tjes, of hoe die uitspanning daar in 't bosch heeten mag, dat er hier iemand vermoord is, en daar ik geloof, dat ik wel eenige inlichtin gen kan geven, ben ik hier naar toe gegaan.' Een halve minuut lang zei geen van de aan wezigen iets. Hoofdrechercheur Battle niet, omdat hij een man van ondervinding was, die wist dat het beter is anderen te laten praten, als ze tenminste aan 't praten te krijgen waren. Kolonel Melrose niet, omdat hij van nature zwijgzaam was, Lomax niet, omdat hij gewend was, dat ze hem de vraag, waarop ze van hem een antwoord wilden hebben, behoorlijk van te voren voorlegden en Lord Caterham niet, om dat hij, eerlijk 'gezegd, niet wist wat te zeg genMaar het hardnekkige zwijgen van de drie plus het feit, dat het jonge mensch het speciaal tegen hem had gehad, dwong hem, een poging te doen, om althans iets te zeggen. „Eho, jazeker, zeker," zei hij zenuwachtig. „Maar wilt ueh.... niet eerst gaan zitten?" „Heel graag," gaf Anthony ten antwoord. Lomax ademde een paar maal gewichtig. „Enu zegt, dat u ons inlichtingen kunt gevendaarmee bedoelt u „Daarmee bedoel ik," zei Anthony, „dat ik gisteravond om kwart vóór twaalf op verboden terrein, te weten hier in het paTk was en dat ik het schot gehoord heb. Den tijd van den moord kan ik tenminste precies vaststellen." Hij keek de drie mannen om de tafel een voor een aan; het langst bleven z'n oogen rusten op het gezicht van hoofdrechercheur Battle. Blijkbaar vond hij de ondoofgronde- lijke uitdrukking er van interessant. „Maar dat is, geloof ik, geen nieuws voor u," voegde hij er kalmpjes aan toe. „Wat bedoelt u daarmee, Mr. Cade?" vroeg Battle. „Dit. Vanmorgen toen ik opstond heb ik een paar lage schoenen aangetrokken. Een paar uur later wilde ik die verwisselen voor m'n hooge, maar die kon ik nergens vinden en toen ik er naar vroeg, bleek het, dat een knappe, jonge politieagent ze om een uur of tien meegenomen had. Ik trok m'n conclusies en het gevolg is geweest, dat ik me hierheen genaast heb om me van alle blaam te zuiveren." „Heel verstandig van u," zei Battle lachend. In Anthony's oogen kwam een on deugende tinteling. „Ik maak u mijn compliment over uw gere serveerdheid," zei hij. Lord Caterham vond 't noodig om tusschen- beiden te komen. Hij was zich bewust van een soort zwak voor het jongmensch uit „De Vroo lijke Cricketers". „Hoofdrechercheur Battle van Scotland Yard, Kolonel Melrose en Mr. Lomax," stelde hij voor. Anthony keek Lomax scherp aan. „Mr. George Lomax?" „Ja." „Dan heb ik gisteren het genoegen gehad, een brief van u te ontvangen." George staarde hem aan. „Ik geloof van niet," zei hij koeltjes. Maar hij had er wat voor gegeven als Miss Oscar tegenwoordig geweest was. Miss Oscar schreef al zijn brieven; die wist, aan wie ze geadresseerd waren en wat er in stond. Iemand. jg| van zijn positie kon toch zeker al die niet onthouden? „Als ik 't wel heb, Mr. Cade," zei u gisteren»vvai» u van plan ons te vertellen, wat u gistere»-- v- om kwart vóór twaalven op het terrein De Schoorsteenen deed." II* 1 Zijn woorden waren beleefd genoeg. pij' door zijn toon gaf hij te verstaan, Q» 9-<il George Lomax, niet één woord van alle die vreemde snoeshaan, hem vertellen geloofde. yi „Ja, Mr. Cade, wat deedt u vannacn park?" vroeg Lord Caterham geïnteressee „Tja!" zei Anthony bedenkelijk, „dat lang verhaaltoch maar vertellen, m Hij haalde zijn sigarettenkoker uit zijn „Is 't gepermitteerd?" vroeg hij. Lord Caterham knikte toestein Anthony stak een sigaret op en zet schrap. o0*' Hij realiseerde, misschien beter dan r e» het gevaar van z'n positie. Binnen twintig uur was nij by twee misdaden ken. Zijn handelingen na z'n interventie ver eerste, konden het daglicht absoluut nl jac# dragen. Hy had het lichaam van het offer verdonkeremaand en zoo de §er m offer verdonkeremaana en zoo ae heid op dwaalwegen gebracht. En a (O00e. nog niet genoeg was, was hij op het van de misdaad nummer twee vers yo°. van ae misaaaa nummer iwcc v"i juist op het oogenblik, dat die gebeurd^lé' een jongmensch, dat van verwikkelingen had hy het niet beter kunnen uitzoeken- (Wordt vef*"3'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10