DE ZUIDERZEEWERKEN
Kabouter Flip en zijn vriendje Wip
f
ffldvcdaal mn den dety
F 750.-
F 250.-
Economische en sociale
grondslagen
HAAR BETEEKENIS VOOR
DE WERKVERRUIMING
Geneesmiddel®
TEGEN HUIDAANDOENINGEN
PRIJSVRAAG „CAMERA
OBSCURA"
Het Geheim van de
zeven Schoorsteenen
DINSDAG 25 JULI 1939
Een beeld Van de
Nederlandsche samen
leving gevraagd
wachtkamer
al)#-
vr
HOE WORDT MEN RIJKP
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL
VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
o*
DOOR AGATHA CHRISTIE
De wordingsgeschiedenis van ons land maakt,
dat het droogleggen van nieuwe gronden den
Nederlanders in het bloed zit, aldus de hoofd
ingenieur-directeur van den Rijkswaterstaat,
belast met de uitvoering van den Dienst der
Zuiderzeewerken, ingenieur v. J. P. de Blocq van
Kuffeler, in het Pin. Econ. Kwartaaloverzicht
der Amsterdamsche Bank. Toch spelen daarbij
steeds twee factoren een rol, n.l. de ontwikke
ling van de techniek en de economische om
standigheden. Een merkwaardig voorbeeld hier
van levert de levendige droogmakingsactie in
Noord Holland in het begin van de 17e eeuw.
Een aantal groote droogmakerijen als de Beem-
ster, de Schermer, de Purmer en de Wormer
werden toen in korten tijd tot stand gebracht.
Het leegmalen van meren was eerst mogelijk
geworden, nadat de windmolen met de be
weegbare kap was uitgevonden en daardoor de
gelegenheid was ontstaan om bij alle windrich
tingen water uit te slaan. Onze kooplieden ver
dienden groote kapitalen met de Oost Indische
en West Indische compagnie, die men gaarne
in land wilde beleggen. Dit zijn de technische
en de economische factoren, welke de groote
landaanwinst door het droogmaken van meren
in dien tijd verklaren.
Landaanwinst was echter niet steeds het
eenige doel. Ook verbetering van den toestand
van het aangrenzende land was veelal een
drijfveer. Zoo werd in het midden van de vo
rige eeuw de Haarlemmermeer niet droogge
legd, omdat men bovenal nieuw land wensclRe
te verkrijgen, maar om het overstroomingsge-
vaar te keeren, dat dit mear voor de omgeving
en zelfs voor de hoofdstad opleverde.
Ook bij de Zuiderzeewerken wordt het twee
ledig doel: verbetering van den waterstaatkun
digen toestand der omliggende landen en het
aanwinnen van nieuwen cultuurgrond beoogd.
In het midden van de vorige eeuw werd een
periode van belangrijke landaanwinst afgesloten
(Haarlemmermeer, Anna Paulowna, Waard en
Groet, enz.) en toen was het psychologische
oogenblik aangebroken om het oog te werpen
op de afdamming en de gedeeltelijke droog
making der Zuiderzee.
Tallooze belangstellenden hebben toen daar
voor allerlei denkbeelden naar voren gebracht,
waardoor een chaotische toestand ontstond,
die het noodig maakte het vraagstuk aan een
grondig technisch en financieel onderzoek te
onderwerpen, teneinde aldus tot een aanvaard
baar plan te komen. Het is de groote verdienste
van dr. ir. C. Lely geweest, dat hij erin ge
slaagd is, dit werk te volbrengen. Wei zijn in
de plannen later op verschillende punten wij
zigingen aangebracht, maar de hoofdgedachten
van zijn plan hebben glansrijk alle critiek
kunnen doorstaan. Bij de voorstanders van de
afsluiting der Zuiderzee leefde de gedachte, dat
nieuwe grond nieuwen nationalen rijkdom
brengt en dat uitvoering van een inpolderings
plan verantwoord is, zoodra dit technisch en
financieel mogelijk blijkt. Op dezen grondslag
berustte het ontwerp van de Wet van 1918,
welke de afsluiting en de gedeeltelijke droog
making der Zuiderzee gelast. Op grond van de
daarbij gemaakte berekeningen werd aange
nomen, dat de kosten van afsluiting en droog
making, inclusief de rente van het bouwkapi-
taal, gedekt zouden worden door de waarde van
den aan te winnen grond. Het voorgenomen
werk der inpolderingen ging niet verder dan
het maken der polders met hun bemaling, het
verkavelen van den grond en de aanleg van
kanalen en wegen met de daarbij behoorende
kunstwerken. Slechts was in de begrooting een
post van 10 per ha. opgenomen voor het
zoogenaamde zwart maken der gronden, waar
onder werd verstaan het slechten van den sloot
grond. Aan eenige zorg voor de ontginning en
de kolonisatie van het nieuwe gebied werd niet
gedacht.
Het zal velen getroffen hebben, dat, hoewel
de plannen in het begin van de negentiger jaren
gereed waren, eerst een kwart eeuw later tot
de uitvoering werd besloten, hoewel mocht
worden aangenomen, dat ook bij het gereed
komen der plannen de ontwikkeling der tech
niek in een zoodanig stadium was gekomen, dat
uitvoering van het werk tot de practische mo
gelijkheden behoorde. De reden van het uitstel
is te vinden in de ontwikkeling van de econo
mische conjunctuur. Sedert het midden van de
vorige eeuw had de Nederlandsche landbouw
een periode van bloei doorgemaakt, totdat deze
werd verstoord door den groei van de moderne
scheepvaart, waardoor goedkoope aanvoer van
D.D.D. zuivert de poriën,
doet de jeuk bedaren, ver-
frlzcht en iterkt de huid-
weefsels. Flacons a 75 ct.,
t 1.50 en i. 2.50.
buitenlandsch graan en van petroleum, welke
de raapolie verving, mogelijk was geworden. De
ze factor veroorzaakte een ernstige crisis in den
Nederlandschen landbouw, vooral omdat de
boer, behoudend van aard, zich niet aanpaste
aan den nieuwen toestand. Op de internationale
landbouwtentoonstelling te Amsterdam in 188a
werd de Nederlandsche landbouw over de volle
linie versiagen en dit had tenminste het voor
deel, dat de oogen geopend werden en gezocht
werd naar middelen tot verbetering van onze
landbouwtoestanden. Deze zijn gevonden in in-
tensiveering van de cultuur, welke mede bracht,
dat op den aanwezigen grond de productie werd
uitgebreid en de toenemende plattelandsbevol
king daarbij arbeid kon vinden. Onder die om
standigheden bestond geen behoefte aan nieu
wen grond. Eerst toen het proces had doorge
werkt, ontwikkelde zich landhonger.
De Commissie Lovink, die in 1924 haar ver
slag uitbracht omtrent de baten van de af
sluiting en de droogmaking der Zuiderzee,
constateerde dan ook een te ver gaande ver
deeling der landbouwbedrijven waardoor een
loonende exploitatie in gevaar werd gebracht
te hooge landprijzen en een sterke ontwik
keling van den tuinbouw, mogelijk op kleine
perceelen, maar alleen, wanneer goede prijzen
voor de producten kunnen worden bereikt in
een welvarend gebied. De commissie conclu
deerde dan ook, dat het voor een gezonde ont
wikkeling van den Nederlandschen landbouw
noodig was nieuwen cultuurgrond ter beschik
king te krijgen. De regeering heeft deze stelling
aanvaard.
Aanvankelijk lag het in de bedoeling, dat eerst
de afsluiting van de Zuiderzee zou worden ge
maakt endaarna de polders. In 1925 werd
echter besloten om gelijktijdig met de verdere
afsluiting den eersten polder, de Wieringer-
meer, tot stand te brengen. Hierdoor was dus
aan den inpolderingsarbeid een meer bepaald
landbouw-economische grondslag gegeven.
De commissie Lovink had ook de voordeelen,
welke van de afsluiting te verwachten waren,
nader bestudeerd. Zij was daarbij tot de con
clusie gekomen, dat het verkrijgen van het zoete
IJsselmeer het belangrijkste van die voordeelen
zou zijn. In droge tijden daalt in de belang-
ijjke veeteeltgebieden van Friesland en Noord
Holland de waterstand in de boezems en pol
ders en tot nog toe kon de watervoorraad
slechts worden aangevuld door het inlaten van
zout Of althans brak water. Werd dit, zooals in
Friesland, achterwege gelaten, dan werd het
drinkwater voor het vee sterk vervuild tenge
volge van rottingsprocessen langs de droog
gevallen oevers, inlaten van zoet water nu zou
deze bezwaren wegnemen, ziekteverschijnselen
bij het vee tengevolge van het gebruiken van
slecht drinkwater zouden vervallen en de ri
sico's, verbonden aan het fokken van hoog
waardig vee, dat een ruime melkgift heeft, zou
den geringer worden. Van het inlaten van zoet
water uit het IJsselmeer werd dan ook een
belangrijke verhooging van de melkproductie
voorzien, welke voor elk der beide provincies
op een waarde van 2.5 millioen gulden werd
gesteld. Ook in ander opzicht zou de afsluiting
van de Zuiderzee voor de omliggende landen
voordeelen opleveren. Storm zou er niet meer
doordringen, het gevaar voor overstroomingen
zou derhalve verminderen, de afwatering zou
in menig opzicht verbetering ondergaan, laag
gelegen gronden, welke periodiek onder water
werden gezet, zouden daaraan niet meer zijn
blootgesteld en tenslotte &>u langs den afsluit
dijk een nieuwe wegverbinding tusschen Noord
Holland en Friesland tot stand kunnen worden
gebracht. Intusschen zou de afsluiting ook be
zwaren voor de landsverdediging en de visscherij
medebrengen, in verband waarmede op voor
zieningen moest worden gerekend. De haring
en de ansjovis vormden de kurk, waarop de
Zuiderzeevisscherij dreef en deze vischsoorten
zouden in het zoete IJsselmeer niet meer voor
komen.
Op grond van deze studie en de in 1925 op
gemaakte berekening van kosten van de af
sluiting kwam de regeering tot de gevolgtrek
king, dat de afsluiting kbn worden beschouwd
als een op zichzelf verantwoord waterstaats
werk. Hieruit volgde dan tevens, dat de in het
IJsselmeer te maken inpolderingen niet belast
zouden behoeven te worden met een deel van
de kosten van de afsluiting.
Na op grond van de daarbij betrokken land
bouwbelangen de verkaveling en de grootte der
bedrijven te hebben aangegeven, wijdde de com
missie Lovink haar aandacht aan de ontgin
ning van den drooggevallen zeebodem. Zij wees
er daarbij op, dat de zeebodem nog allerminst
met normalen cultuurgrond gelijk kan worden
gesteld. Het is aanvankelijk een dichte zilte
massa, waarop de groei van normale landbouw
producten ten eenen male onmogelijk is. De
grond moet dus structuurvorming verkrijgen
en ontzilt worden. Eerst na afloop van dit
proces zal de bodem zich tot normalen cultuur
grond hebben ontwikkeld. Het zPu in de eerste
plaats noodig zijn den grond krachtig te ont
wateren, waardoor deze aan de oppervlakte
onder inwerking van de zon eerste structuur
vorming begint te verkrijgen, hetgeen weder
de gelegenheid opent tot voortzetting van dit
proces in diepere lagen. Daarna kan het regen
water door den grond afvloeien en op die wijze
het hinderlijke zout verwijderen. De duur van
dit proces hangt ten nauwste samen met de
geaardheid van den grond; in poreuze zand
gronden verloopt het sneller dan in dichtere
kleigronden. In den eersten tijd zal de bewer
king van den grond meer kosten dan de ge
oogste producten zullen kunnen opbrengen en
dient dus met een negatieve pachtwaarde reke
ning te worden gehouden, welke eerst geleide
lik tot een normale zal toenemen. Niet aan
stonds na het droogvallen kan dus op de nor
male grondwaarde worden gerekend.
Bij het voorstel tot het droogmaken van de
Wïeringermeer in 1925 was de financieele opzet
dan ook dusdanig, dat op de normale grond
waarde eerst werd gerekend op het oogenblik,
dat de gronden hun normale cultuurwaarde
zouden hebben bereikt. Hoewel hierdoor de
financieele opzet der inpolderingen ongunstig
werd beïnvloed, kwam de regeering op grond
eenerzij ds van de door de commissie Lovink
na uitvoerige studie vastgestelde grondwaarde
en de gelijktijdig opgemaakte raming van kos
ten tot de gevolgtrekking, dat het inpolderings
plan als geheel nog eenig financieel voordeel
zou opleveren. De uitvoering daarvan was dus
met het oog op het landbouweconomisch be
lang, dat -was komen vast te staan, verant
woord.
Tijdens de voortzetting der werken is een
nieuw element in het geding gekomen. De in
middels opgetreden economische crisis heeft een
groote werkloosheid veroorzaakt en het maken
der inpolderingen brengt een belangrijke werk
verruiming mede, niet alleen tijdens de uit
voering, maar ook daarna, wanneer op het
nieuwe land een nieuwe bevolking werk zal
kunnen vinden. De beteekenis van de uitvoering
van de werken voor de werkverruiming
moge hieruit blijken, dat tijdens de uitvoering
van de afsluiting en de droogmaking van de
Wieringermeer het aantal direct tewerk ge
stelde arbeiders uiteenliep van 3000 tot 7000 en
gemiddeld 5000 per jaar bedroeg. Geacht kan
worden, dat een gelijk aantal arbeiders door
de uitvoering der werken indirect tewerk ge
steld werd. Tijdens de uitvoering van den Noord
oostelijken polder Is geschat, dat 5600 arbeiders
direct werk zullen vinden. De bevolking van
onze normale landbouwstreken kan ongeveer
gesteld worden op één persoon per ha. Volgens
dezen maatstaf zullen dus op den duur in het
nieuwe Zuiderzeegewest ruim 200,000 menschen
kunnen leven. Worden deze cijfers vergeleken
met het totale aantal werkloozen in Nederland
en de toeneming der bevolking met ongeveer
100,000 zielen per jaar, dan blijkt wel, dat het
inpolderen in de Zuiderzee geen volslagen op
lossing zal bieden voor het vraagstuk der werk
loosheid, maar dat het toch anderzijds een niet
te verwaarloozen ontlasting van de moeilijk
heden biedt.
Toen het gereedkomen van de afsluiting en
de droogmaking van de Wieringermeer ln uit
zicht kwam, werd dan ook, vooral met het oog
op de werkverruiming, in de Tweede Kamer
herhaaldelijk krachtig aangedrongen op voort
zetting van het werk. De regeering erkende,
dat de economische wenschelijkheid van aan
winst van nieuwen cultuurgrond was blijven
bestaan en dat verkrijgen van werkverruiming
bij de huidige conjunctuur van groot belang
was. Zij wilde dus in beginsel de werken voort-
BIJ dE HANDLIJNKUNDIGE.
„U wordt doodgestoken, aan stukken ge
sneden, gebraden en opgegeten".
Klant„Wacht U even, ik heb vergeten
mijn zwijnslederen handschoen uit te trek
ken 1"
zetten, maar, in verband met den financieelen
toestand des lands, niet tot eiken prijs. Wanneer
nieuw land verkregen zou kunnen worden tegen
een kostprijs van ongeveer 2,500 per ha.,
meende zij, dat daaraan voor den Staat geen te
groot risico zou zijn verbonden. Hiermede was
dus de grondslag aangegeven, waarop het ma
ken van den volgenden polder, den Noord
oostelijken, ter grootte van ongeveer 48,000 ha.,
zou kunnen worden ondernomen. Nadat op
grond van de ervaring op technisch zoowel
als op sociaal-economisch gebied, in de Wie
ringermeer opgedaan, het plan met begrooting
was opgemaakt, bleken de kosten 2,600 per
ha. te beloopen, een bedrag, dat door de regee
ring geacht werd aan den gestelden eisch te
voldoen. In 1936 werd dan ook besloten tot het
maken van den polder.
Het zal dit jaar in de maand December een
eeuw geleden zijn dat een der meest gelezen
en een der meest karakteristieke Nederland
sche boeken dier eeuw verscheen; de „Camera
Obscura".
De „Camera" is een meesterwerk in een veel
geprezen en veelgesmaad genre, dat vooral in
die dagen druk beoefend werd: de zorgvuldige
kleine beschrijvingskunst van menschen in
hun omgeving. De aanleg en liefde voor deze
kunst zitten zoowel den vaderlandschen schrij
ver als schilder van ouds diep in het bloed;
den lezer en kijker niet minder: het boek -was
en blééf een nationaal werk, aldus verzekert
ons een toegezonden circulaire.
Het is dus evenmin te verwonderen dat het
beste in dit genre hoog in eere kwam, als dar
het een van vele soortgelijke boeken was, die
elkaar omstreeks 1839 naar de kroon streefden.
Kneppelhout, die als Klikspaan zijn „Studen
tentypen" en Gewin, die als Vlerk zijn „Reis
ontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud eu
zijne vrienden" schreven, hadden naar men zegt
met Beets een wedstrijd aangegaan wie van de
drie vrienden den anderen de loef zou afsteken.
En van denzelfden tijd zijn Van Koetsveld's
.Schetsen uit de Pastorie te Mastland"
Spoedig hadden ze hun doel bereikt, en op
zijn beurt bedankte Flip zijn nieuwen kame
raad. Zonder de hulp van den eekhoorn had
Flip waarschijnlijk in het bosch moeten over
nachten.
„Hoe is het tochtje je bevallen, Flip?", vroeg
Wip. 't Was fijn hoor, zei Flip. Maar een vol
gend keertje moet je het wat langzamer doen,
want af en toe was ik bang dat ik naar beneden
zou vallen.
Nou, tot ziens hoor, zei Wip. Hij zwaaide ten
afscheid met zijn sierlijke pluimstaart. Flip
bleef hem nog even nastaren. Plotseling zag hij
boven zich de sterren schitteren. Was het al
zoo laat? Vlug kleedde hij zich uit en ging
slapen.
Wanneer een trein nog niet binnen is, dan
zijn er menschen die steeds te vroeg zijn; de
een is vyf minuten te vroeg, een ander een
kwartier, een derde een half uur. En allen, maar
vooral die van de laatste categorie, probeeren
dan hun tijd zoek te brengen, hetzij door op
en neer te wandelen op het perron, hetzij door
in de wachtkamer te gaan zitten en daar voort
durend naar 't op en r.eerloopen van den keil-
ner te kijken.
Echter, als deze belangrijke persoon ont
breekt, omdat het station te klein is, dan valt
het te begrijpen dat een moeder, een groot
moeder en een tienjarige spruit al heel gauw
zijn uitgekeken en op een andere manier hun
verveling om hals trachten te brengen.
De tienjarige spruit loste de kwestie op door
ontelbare malen de kleine wachtkamer in en uit
te hollen, vliegen van de ruiten te vangen en
met een stokje allerlei ongerechtigheden uit te
pulken uit de naden van den grond.
Z'n moeder en z'n grootmama voerden in
middels een gesprek over het vraagstuk of ze
nu te vroeg waren of dat de trein nu te laat
was. Oome Klaas had het toch zoo goed na
gezien en nu was het wel een spoorwegboekje
geweest van den vorigen zomer, maar dat kon*
toch niet zooveel verschillen, meende de moe
der. En „opoe" gaf haar groot gelijk.
Er kwam tooneelverandering door het binnen
komen van twee meisjes, die eerst rustig op
een bank gingen zitten, maar waarvan de een
spoedig neiging vertoonde om weer daarheen
te gaan, waarvan ze gekomen was: naar buiten.
Haar oudere zus, een meisje van een jaar of
zestien, bleef achter. Na eenige minuten klom
de kleinste weer binnen en smeet de deur ach
ter zich dicht, een feit, op zichzelf niets bij
zonders. Integendeel, iets zeer gewoons. Immers
tot de meest elementaire beleefdheidslessen be
hoort dat men de deur achter zich sluit, als
men ergens binnen komt.
Echter, het kleinste meisje had buiten den
waard, hier de moeder van den üenjarigen jon
gen, gerekend. Deze dame, die vanwege haar
omvang ze was bijna even breed als lang
niet genoeg had aan de in de wachtkamer aan
wezige lucht, wilde daar niet met een gesloten
deur zitten. De twee meisjes hadden daar na
tuurlijk geen erg in.
„Koos, maak die deur eens open," beval de
moeder.
Koos voldeed aan 't bevel. Nog geen drie
minuten later ging de kleine meid weer de deur
uit en weer vloog de deur der wachtkamer ach
ter haar dicht.
„Ik heb van m'n leven nog niet zoo'n klein,
vervelend nest gezien," meende de moeder van
Koos.
„Wat zeg je nou van zoo'n snertkind," vulde
grootmoeder aan. „Koos, gooi die deur open."
En voor de tweede maal volbracht de jongen
wat hem geboden werd. Maar zie, na wederom
een korte spanne tijds kwam het meisje weer
binnen liet nu de deur open, maar vertrok na
anderhalve minuut, waarbij se de deur weer
achter zich dicht wierp.
„Dat is eenvoudig zuivere pesterij," meende
de omvangrijke moeder, keerde zich in de hoog
te, schommelde naar de deur toe, opende deze
en riep:
„Zeg eens, akeligheid, als je nog eens die deur
dicht gooit, dan zal ik je een mep
Verder kwam het goeie mensch niet. De
oudere zuster van het meisje stond op, liep
kalm en gedecideerd naar de dikke moeder
blafte haar toe:
„Jij mept niks, kale madam. Zij heeft ev
veel recht om die deur dicht te doen, als
jij het recht hebt om ze te openen. We
evengoed passagiers als jij
„HOor me nou zoo'n kwik-me-dit eens a
Wil je wel eens gauw je brutalen mond houd
anders zal ik je een draai om je ooren 8eV
Begrepen?" viel de moeder van Koos uit.
„Dat kun je niet, al ben je nog zoo gr<3°,',
Maar heb 't lef eens, als je durft. Kom °P'
tartte de zestienjarige. j
„Als ik zeg, dat die deur open mot, dan m
ie open!"
„En as m'n zussie d'r dicht wil hebben,
gaat ie dicht, as je dat maar weet. Daar L
niks over te vertellen. Of is dat huisje sou»
van jou?" t
De omvangrijke vrouw was uitgepraat.
laatste argument deed de deur dicht. Het bu
je was niet van haar. Maar nu sprong
grootmoeder, die al dien tijd had zitten luist*"
ren, voor haar dochter in de bres en begon:
„Zeg, schaap,
jij moet niet zoo'n
grooten mond op- j TV,
zetten maar eerst
je hersens ge-
bruiken. Begre-
pen? fien deur is
om open te laten,
hoor; als je dat maar weet.'
Het „schaap" wist dat niet, maar was
niet uitgepraat.
„En toch blijf je van me zussie, anders-.
„Och, kind, je bent me te min om mee te v t
ten. Waar is de stationschef? Is er dan
eens 'n stationschef hier?" riep de moeder-
Ze nam een kloek besluit en verliet de wat
kamer op zoek naar den stationschef. De g
moeder ging op wacht staan voor de o
opening en zei binnensHnonds, maar met
„Ik zal tenminste zorgen, dat ie niet weer a
iat. I'ggfc
De chef kwam er bij, keek naar de deur,
naar de moeder, naar de grootmoeder, naai
jongen en luisterde. Hij keek naar de „j
naar 't station, naar den trein en luisterde. I(.
keek naar de menschen, die heen en weer op
kleine perron liepen, naar de punten va"er
schoenen, naar de kachel van de wachtk&
die uit was, naar een bananenschil, die °P
rails lag en die een jongen met een stokje P
beerde weg te pikken en luisterde. Zelfs
z'n neus snoot, luisterde hij nog heel aandacti
naax 't geval van de deur. Ja, toen hij z'n h»
uitstak, om schijnbaar iemand te groeten, i#
in werkelijkheid, om het sein voor vertrek
geven, luisterde hij nog-
En toen de moeder van Koos uitgepraat
en de beenen van de grootmoeder pijn begon"
te doen van 't tegenhouden van de deur, t
Koos begon te klagen, dat hij 't zoo koud kr
toen er van de twee meisjes niets meer te
was en de trein langzaam het station uitre^é
toen kwam de moeder tot de bevinding, dat
trein, waarvan ze nog net het roode acht
lichtje kon zien, haar trein was.
In haar ontsteltenis, kon ze nog juist vrag
d*
hoe laat er weer een ging en toen ze h°°
dat ze twee uur moest wachten, ging ze j,
wachtkamer binnen en deed de deur achter j
dicht, omdat 't nog Maart was en 't toch f
een beetje koud werd, als je nog zóó lang
moest zitten.
eveneens veel gelezen, een eeuw geleden.,
Dat de „Camera" bleef en de anderen op
den achtergrond geraakten, pleit voor de
rechtvaardigheid in de litteratuurgeschiedenis
en den goeden smaak van den Nederlandschen
lezer; de „Camera" is het zuiverste en natuur
lijkste van deze en verwante litteratuur, die
nagenoeg geheel uit de kringen der studeeren
den en afgestudeerden is voortgekomen.
Noemt men verder, uit ruimer tijdvak, Drost.
Bakhuizen van den Brink, De Schoolmeester,
De Genestet, Haverschmidt, Winkler Prins.
Busken Huet, Van Vloten, Jan ten Brink, De
Veer, Gorter, Pierson, Ter Haar, Ten Kate,
aan blijkt hoe sterk de universiteiten de
theologische faculteiten vooral in de lette-
ïen vertegenwoordigd waren.
Deze feiten brachten den uitgever Van Hol-
kema en Warendorf op de gedachte bij ait
eeuwfeest van de Camera Obscura een wed
strijd uit te schrijven voor, in deze eeuw ge
boren, studeerenden en afgestudeerden.
Gevraagd wordt een roman of een bundel
schetsen van nationaal karakter, zich ten doel
stellend een beeld te geven van de Nederland
sche, hedendaagsche samenleving in haar ver
schillende geledingen.
Bij de inzending van het manuscript moet
echter een verklaring zijn, waaruit blijkt, dat
de inzender (ster) in Nederland studeert, ge
studeerd heeft of een titel heeft behaald. W»3*
lied*
neer een of meer inzendingen bekroond
moet het bewijs daarvan worden oVerge#
De inzender (ster) mag reeds andere werken i*
publiceerd hebben.
d»
De uitgever Van Holkema en Warendorf
te Amsterdam stelt een prijs van 1000.—
schikbaar voor den auteur van het door
jury uitgekozen manuscript.
De jury bestaat uit mevrouw Ina Boud>e'
Bakker en de heeren J. W. F. Werumeus
ning, M. Nijhoff, Prof. Dr. A. A. VerdeniuS
Prof. Dr. Jan de Vries.
De jury behoudt zich het recht voor den
pril»
niet toe te kennen, indien geen der ing*2"
den manuscripten aan de door haar te ste
eischen voldoet.
,r«fi
De jury kan ook een tweeden en derden P
toekennen aan auteurs, die naar haar nl
tvf*4"
,rtfs
ning daarvoor in aanmerking komen. De
de prijs zal bedragen 600.en de derde P'
400.—.
jP
De inzending van manuscripten moes
31 Maart 1940 geschieden, franco aan
Holkema en Warendorf N.V., Keizersgracht
te Amsterdam, met het opschrift:
Obscura Prijsvraag."
,Cai#'
er»
Reeds Dinsdag
randeerde
MILLIOEN
6 a f 50.000 l'rcs., enz.
Storting om met een geheel lot reeds mede te spelen slechte één rijksdaalder met
op den geheelen prijs die er op valt. 2 stuks f 4.50. 5 stuks f 10.—. Trekkingsiijst wore
gratis toegezonden. Zendt nog heden postwissel of girostorting No. 135173 aan de Firma ,-
SANDERS, Comm. in Effecten, Hoogstraat 4, Den Haag, teL 116587. (Bij bestelling dit U1
vermelden s.v.p.).
1 AUG. A.S. WACHT HET FORTUIN OP Uil!
4 r p 4 nrVMXTPJC op dit blad Zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen |-» wNA btj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
ALLE ABUJNINE O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen f DU." verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen
by een ongeval met
doodeUJken afloop
WJ verlies van
oC
25
„Op het terras waren voetstappen naar de
deuren toe en van de deuren naar de stoep toe,"
zei hij dan langzaam. „En om tien minuten
over twaalf heeft er een auto buiten den park
muur stilgehouden. En om twaalf uur is er
in De Vroolijke Cricketers een jongmensch met
een auto aangekomen, 't Jongmensch is uitge
stapt en heeft een kamer gevraagd. En dat
zelfde jongmensch heeft, vóór hij slapen ging,
zijn schoenen buitengezet en die schoenen
waren nat en modderig, net alsof hun eigenaar
door het lange gras van het park gewandeld
had."
George boog zich, voor zijn doen geanimeerd,
naar Battle toe.
„Enkunnen die schoenen niet met de
voetstappen vergeleken worden?"
„Dat is al gebeurd."
„En?"
„Ze pasten."
„Dat is de proef op de som," zei George
pompeus. „Dan hebben we den moordenaar.
Hoe heet dat jongmensch als ik vragen mag?"
.„In De Vroolijke Cricketers heeft hij zich
laten inschrijven als Anthony Cade."
„Dan moet Anthony Cade onmiddellijk
achtervolgd en gearresteerd worden."
„Achtervolgen hoeft niet."
„Waarom niet?"
„Omdat hij er nog is."
„Wat?"
„Ja. Merkwaardig, niet?"
Kolonel Melrose keek Battle scherp aan.
„Wat vind je er zelf van, Battle? Vooruit,
kerel, spreek je uit."
„Ik vind 't merkwaardig, anders niet. We
hebben hier een jongmensch, dat logisch ge
redeneerd onmiddellijk het hazepad moest
kiezen en het niet doet. Hij blijft kalm hier en
maakt 't ons gemakkelijk om de voetstappen
met zijn schoenen te vergelijken."
„Maar wat denk jij er dan van?"
„Ik weet niet, wat ik er van denken moet. En
dat is voor een rechercheur geen prettige toe
stand."
„Zou 't niet mogelijk zijn," begon kolonel
Melrose.
Op dat oogenblik werd er bescheiden geklopt-
Kolonel Melrose zweeg.
Lomax stond op en opende de deur. Aan
den anderen kant stond Tredwell, een Tredwell,
die er in stilte onder leed. dat hij op die
bourgeoismanier moest aankloppen maar die dat
leed waardig wist te dragen.
„Neem me niet kwalijk, mylord. maar er is
een heer, en die zegt, dat hij u dringend moet
spreken 't staat in verband met 't gebeurde
van vanmorgen. zegt hij."
„Hoe heet hij?" vroeg Battle opeens.
„Cade, Mr. Anthony Cade, maar hij beweert,
dat u hem niet kent, dus dat die naam geen
van de aanwezigen iets kan zeggen."
Het leek echter of de naam den aanwezigen
wèl iets zei. Ze zaten elkaar in verschillende
stadia van overbluftheid aan te staren.
Opeens begon Lord Caterham te grinniken.
„Nu begint het pas goed, werkelijk goed te
worden. Laat hem binnen, Tredwell. Laat hem
onmiddellijk binnen!"
HOOFDSTUK XII
ANTHONY GAAT AAN HET VERTELLEN
„Mr. Anthony Cade," kondigde Tredwell aan.
„Verdacht individu uit het dorp komt op,"
zei Anthony. Hij keek de vier aanwezigen een
voor een aan en ging toen, zonder te aarzelen,
regelrecht op Lord Caterham af. En onder het
loopen catalogiseerde hij de andere drie op
deze manier: „1. Beambte van Scotland Yard. 2.
Plaatselijke hoog waardigheidsbekleder, func
tie bij de politie. 3. Geplaagde meneer die op
't punt staat een beroerte te krijgen, waar
schijnlijk een regeeringspersoon."
„Ik mag wel beginnen met mijn excuses te
te maken," ging Anthony, nog steeds tegen Lord
Caterham, voort. „Over dit onceremonieele
naar-binnen-komen-wandelen, bedoel ik. Maar
ik hoorde vanmorgen in De Vroolijke Vrouw
tjes, of hoe die uitspanning daar in 't bosch
heeten mag, dat er hier iemand vermoord is,
en daar ik geloof, dat ik wel eenige inlichtin
gen kan geven, ben ik hier naar toe gegaan.'
Een halve minuut lang zei geen van de aan
wezigen iets. Hoofdrechercheur Battle niet,
omdat hij een man van ondervinding was, die
wist dat het beter is anderen te laten praten,
als ze tenminste aan 't praten te krijgen waren.
Kolonel Melrose niet, omdat hij van nature
zwijgzaam was, Lomax niet, omdat hij gewend
was, dat ze hem de vraag, waarop ze van hem
een antwoord wilden hebben, behoorlijk van te
voren voorlegden en Lord Caterham niet, om
dat hij, eerlijk 'gezegd, niet wist wat te zeg
genMaar het hardnekkige zwijgen van de
drie plus het feit, dat het jonge mensch het
speciaal tegen hem had gehad, dwong hem, een
poging te doen, om althans iets te zeggen.
„Eho, jazeker, zeker," zei hij
zenuwachtig. „Maar wilt ueh.... niet eerst
gaan zitten?"
„Heel graag," gaf Anthony ten antwoord.
Lomax ademde een paar maal gewichtig.
„Enu zegt, dat u ons inlichtingen kunt
gevendaarmee bedoelt u
„Daarmee bedoel ik," zei Anthony, „dat ik
gisteravond om kwart vóór twaalf op verboden
terrein, te weten hier in het paTk was en dat
ik het schot gehoord heb. Den tijd van den
moord kan ik tenminste precies vaststellen."
Hij keek de drie mannen om de tafel een
voor een aan; het langst bleven z'n oogen
rusten op het gezicht van hoofdrechercheur
Battle. Blijkbaar vond hij de ondoofgronde-
lijke uitdrukking er van interessant.
„Maar dat is, geloof ik, geen nieuws voor u,"
voegde hij er kalmpjes aan toe.
„Wat bedoelt u daarmee, Mr. Cade?" vroeg
Battle.
„Dit. Vanmorgen toen ik opstond heb ik een
paar lage schoenen aangetrokken. Een paar uur
later wilde ik die verwisselen voor m'n hooge,
maar die kon ik nergens vinden en toen ik er
naar vroeg, bleek het, dat een knappe, jonge
politieagent ze om een uur of tien meegenomen
had. Ik trok m'n conclusies en het gevolg is
geweest, dat ik me hierheen genaast heb om
me van alle blaam te zuiveren."
„Heel verstandig van u," zei Battle
lachend. In Anthony's oogen kwam een on
deugende tinteling.
„Ik maak u mijn compliment over uw gere
serveerdheid," zei hij.
Lord Caterham vond 't noodig om tusschen-
beiden te komen. Hij was zich bewust van een
soort zwak voor het jongmensch uit „De Vroo
lijke Cricketers".
„Hoofdrechercheur Battle van Scotland
Yard, Kolonel Melrose en Mr. Lomax," stelde
hij voor.
Anthony keek Lomax scherp aan.
„Mr. George Lomax?"
„Ja."
„Dan heb ik gisteren het genoegen gehad, een
brief van u te ontvangen."
George staarde hem aan.
„Ik geloof van niet," zei hij koeltjes.
Maar hij had er wat voor gegeven als Miss
Oscar tegenwoordig geweest was. Miss Oscar
schreef al zijn brieven; die wist, aan wie ze
geadresseerd waren en wat er in stond. Iemand.
jg|
van zijn positie kon toch zeker al die
niet onthouden?
„Als ik 't wel heb, Mr. Cade," zei
u gisteren»vvai»
u van plan ons te vertellen, wat u gistere»-- v-
om kwart vóór twaalven op het terrein
De Schoorsteenen deed."
II* 1
Zijn woorden waren beleefd genoeg. pij'
door zijn toon gaf hij te verstaan, Q» 9-<il
George Lomax, niet één woord van alle
die vreemde snoeshaan, hem vertellen
geloofde. yi
„Ja, Mr. Cade, wat deedt u vannacn
park?" vroeg Lord Caterham geïnteressee
„Tja!" zei Anthony bedenkelijk, „dat
lang verhaaltoch maar vertellen, m
Hij haalde zijn sigarettenkoker uit zijn
„Is 't gepermitteerd?" vroeg hij.
Lord Caterham knikte toestein
Anthony stak een sigaret op en zet
schrap. o0*'
Hij realiseerde, misschien beter dan r e»
het gevaar van z'n positie. Binnen
twintig uur was nij by twee misdaden
ken. Zijn handelingen na z'n interventie ver
eerste, konden het daglicht absoluut nl jac#
dragen. Hy had het lichaam van het
offer verdonkeremaand en zoo de §er m
offer verdonkeremaana en zoo ae
heid op dwaalwegen gebracht. En a (O00e.
nog niet genoeg was, was hij op het
van de misdaad nummer twee vers yo°.
van ae misaaaa nummer iwcc v"i
juist op het oogenblik, dat die gebeurd^lé'
een jongmensch, dat van verwikkelingen
had hy het niet beter kunnen uitzoeken-
(Wordt vef*"3'