Het ,;weefsel van list en spionnage" in Frankrijk De arrestaties van Aubin en Poirier gedrukte stemming in 1 Na de verkiezingen op Malta Kabouter Flip en zijn vriendje Wip <3id veïAaal itan den dag PARIJSCHE KRINGEN Lord Strickland weer in de regeering *31 DONDERDAG 3 AUGUSTUS 1939 Het Geheim van de geven Schoorsteenen EEN MOOI RECORD In het Brailleeren van bestaande werken v&SsltC" VAN WILDE TOT INTEL- LECTUEEL Wonderlijk assimilatievermogen HET ROODE KRUIS AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL &OOR AGATHA CHRISTIE (Van onzen Parijschen correspondent) In het huis van bewaring van de „Rue du Cherche-Midi" zitten sinds 12 Juli twee Fran- ®°he heeren van boven de zestig jaren, M.M. Aubin en Poirier, opgesloten Zij wachten daar hun voorgeleiding voor den krijgsraad, die hen zal hebben te berechten wegens het accep teeren van „gelden van een agent van een Vreemde mogendheid", feit, dat strafbaar ge- #t*!d is bij een wetsdecreet van April j.l. Het nieuws van hun arrestatie werd in Parijs gekend aan den vooravond van de viering van 14 Juli en veroorzaakte in alle politieke en Journalistieke milieux der hoofdstad aanzien- Gke sensatie. Er bleek uit, dat met het ver- Scheuren van het „weefsel van list en spion age, waarin het buitenland met medeplichtig heid van Franschen het land had zoeken •o verstrikken", door minister-president Dala- Öier m een zeer opzienbarenden passus van 'Ju jongste verklaring voor de Kamer aan de Kaak gesteld, reeds opmerkelijke vorderingen ''aren gemaakt, en algemeen werd aan het "'euws de meening vastgeknoopt, dat er nu spoedig nog heel wat meer en ernstigers zou ®aan „zwaaien". Be heer Aubin stond aan het hoofd van den o'unenlandschen berichtendienst van het avondblad de „Temps", de heer Poirier was verbonden aan de afdeeling publiciteit van het 0chtendblad „Figaro". Al wat de openbaarheid met. zekerheid van oe schuldigheid van de gearresteerden weet, is, at zij geld van een „agent van een vreemde Mogendheid" hebben aangenomen. Dit weet zij °tficieel, alsook weet zij, dit echter niet offi- O'eel, dat deze mogendheid het Duitsche Rijk s- Officieel weet zij ook nog, dat de beide gearresteerden het hun ten laste gelegde vol- 'Sdig hebben erkend. Wat de openbaarheid niet V'eet, iSi Weike de prestaties zijn, die de be- 6chuldigden in ruil voor het ontvangen van het vvcemde geld hebben geleverd, of op zich had- etl genomen te leveren. Hie prestaties, zoo wordt' geredeneerd, zou- Öen voornamelijk van drieërlei aard hebben *Unnen wezen: ten eerste: uitlevering van (militaire) ge heimen; ten tweede: propaganda ten gunste van het Berde Rijk en zijn politieke oogmerken; ten derde: het verschaffen van middelen aan het Derde Rijk, waardoor dit in staat zou wor den gesteld zekere invloeden uit te oefenen in *Tansche aangelegenheden. Prestaties van den eersten aard zouden on getwijfeld het karakter van landverraad in den Mnstigsten vorm dragen en met den dood ge straft worden. Het wordt echter voor onwaar schijnlijk gehouden, dat de gearresteerden zich uaaraan zouden hebben schuldig gemaakt, daar hun positie en werkzaamheid niet van dien a&rd waren, dat zij verondersteld konden wor den op de hoogte te zijn van legergeheimen. Hun beroepswerkzaamheden, van den een aan „Temps". van den ander aan de „Figaro", ^aren ook niet van dien aard, dat zij, althans haarin, de politieke propaganda-oogmerken van het Derde Rijk zouden hebben kunnen dienen. Zoowel de directie van de „Temps" als van de "Pigaro" hebben dan ook naar aanleiding van ue resp. arrestaties van hun employé's volko men aannemelijke en algemeen aangenomen ^erklaringen afgedrukt, waarin zij gelijkelijk beklemtonen, dat noch de heer Aubin, noch he heer Poirier eenig aandeel hadden in de ^erantwoordelijke leiding van de bladen, waar- 'i zij in dienst waren, en dat de activiteit, ^elke de beide heeren in aanraking heeft ge hecht met de militaire justitie, geheel buiten hun beroepswerkzaamheid aan de beide bladen buiging. Een gerucht doet de ronde, volgens hetwelk zich er toe zouden hebben geleend als stroo- hiannen van het Derde Rijk op te treden bij het Verwerven van de meerderheid der aandeelen ,n de filmonderneming van Pathé-Natan, welke 8ereorgamseerd wordt. Indien dit inderdaad Juist zou wezen, zou hun activiteit erop gericht fijn geweest het Duitsche Rijk middelen van Jhvioed te bezorgen in Fransche aangelegen heden. Van een anderen kant wordt het niet hitgesloten geacht, dat zij zich ertoe hebben beleend, zekeren agent van het Derde Rijk in J'crbinding te brengen met hooggeplaatste P'ansche persoonlijkheden uit verscheidene hiilieux, waar zij, dank zij hun positie bij twee u hoog aanzien staande Parijsche bladen, ge makkelijk toegang hadden. Deze agent van het Derde Rijk zou dan Herr Htto Abetz zijn, leider van het z.g. bureau- Hibbentrop, dat zich op zeer bijzondere wijze interesseert voor het „moreel" der voornaam ste vreemde naties in Europa, en ook waar schijnlijk wel daarbuiten. Deze heer Abetz, vertrouweling van den heer von Ribbentrop, had in December j.l. zijn meester vergezeld op diens bezoek aan Parijs, en was sindsdien her haaldelijk en langdurig in de noogere regionen van de toonaangevende Parijsche kringen op gemerkt, waar hij heette veel bijval en vriend schap te hebben gevonden. Hij is de „Duitsche onderdaan, lasthebber van de propaganda- diensten van de Rijksregeering, die zich de laatste weken heeft doen opmerken door zijn activiteit tegen de belangen van Frankrijk", van wien de „Temps" van 30 Juni j.l. berichtte, dat hij uitbewezen was. Het is voornamelijk in verband met de uit wijzing van Herr Otto Abetz, dat men zich hier gereed houdt voor de spoedige kennisname van heel wat sensationeeler arrestaties dan die van twee dagblademployé's, die ternauwernood de kwalificatie van persoonlijkheden verdienen. Inmiddels heeft de minister-president het noodig gevonden in een nota de dagbladredac ties te waarschuwen, niet alleen tegen publica ties van bijzonderheden omtrent het militaire onderzoek in de zaak Aubin-Poirier, maar ook tegen de uitbuiting van deze zaak op politiek terrein. Het spreekt natuurlijk van zelf, dat de brave marxistische pers, en op uitblinkende wijze de spreekbuis van Moskou, de integere en patriot tische „Humanité", in deze aangelegenheid een prachtig kluifje hebben gevonden. De omstan digheid, dat de gearresteerden behoorden tot den personeelstaf van twee conservatieve bla den, die een naam te verliezen hebben, was te schoon, dan dat zij niet grondig zou worden uitgebuit. Dat tot nu toe niets zich heeft voor gedaan, waaruit ook maar in het geringste zou blijken, dat deze omstandigheid iets anders dan volkomen toevallig was, bood natuurlijk niet het minste bezwaar. Al heel spoedig was het zoover, dat iedere opinie, welke het waagde uit te spreken, dat het misschien voor Frankrijk toch maar beter zou zijn indien over het geschil-Danzig naar een bevredigend compromis kon worden ge streefd, dan dat men zich erover in een oorlog met Duitschland stortte, gedoodverfd werd als een opinie, gekocht met Duitsch geld. De zon derlinge „Aragon" van „Le Soir" meende in de bijzondere aandacht van politie en militaire autoriteiten te moeten aanbevelen, behalve alle anti-semieten, alle politici en journalisten, aie zich hebben doen kennen door hun onverzette lijk anti-communisme en hun verzet tegen het sluiten van een Fransch-Britsch-Russischen driebond, zooals Rusland dien wil. Met tientallen zijn door de marxistische mi lieux de bekendste namen uit de conservatieve politieke en journalistieke milieux verdacht ge maakt. Hetgeen o.m. tot gevolg heeft gehad, dat een der verantwoordelijke redacteuren van de „Humanité" reeds voor den rechter van in structie heeft moeten verschijnen en dat ette lijke processen wegens „eerroof" tegen dat blad aanhangig zijn gemaakt, welke het achtens waardige orgaan wel weer eens kunnen komen te staan op een van die uitsprakén, waarin de rechter in zijn motiveering zegt, dat het een notoir feit is, dat de „Humanité" gesubsidieerd wordt.... met het geld uit Moskou, toch óók een vreemde mogendheid. Volkomen verklaarbaar zijn dan ook de stemmen wan rechtsch, die „gerechte straf" vra gen voor alle verraders, die geld aannemen van buitenlandsche agenten, ook wanneer dat geld den vorm van „roebels" heeft. Een gevolg van de zaak-Aubin-Poirier, en daarmee verbonden die van Otto Abetz, en van de geheimhouding, waarmede haar behande ling op last van hooger hand omringd wordt, is ondertusschen, dat in Parijsche journalis tieke en politieke milieux een drukkende sfeer hangt van malaise. „Het is mijn laatste woord, het is uit tus- schen ons. Als je me terug wilt zien, moet je een entreebewijs koopen". (Van onzen Londensch^n correspondent) De berichten omtrent de verkiezingen op het eiland Malta zijn zoo uiterst beknopt, dat het moeilijk is er conclusies aan vast te knoopen. Het gevolg van den uitslag schijnt te zullen zijn, dat Lord Strickland de politieke macht in handen krijgt, en dit is in ieder geval een feit van eenig belang met het oog op de ante cedenten van dezen politicus, die zeven jaren geleden als Eerste Minister van Malta in scherp conflict gekomen is met de.n Aartsbisschop, den bisschop van Gozo (het miniatuur-eiland ten Noorden van Malta) en de geestelijkheid in het algemeen. Dit conflict had een zoodanige verkoeling tusschen het Vaticaan en de regeering te Lon den ten gevolge, dat de Britsche gezant bij den Heiligen Stoel teruggeroepen en het gezant schap geruimen tijd door een zaakgelastigde bestuurd werd. Lord Passfield (beter bekend als Sydney Webb), die minister van Koloniën was in het socialistische kabinet-MacDonald (19291931), schijnt er volkomen te goeder trouw van over tuigd geweest te zijn; dat de schuld van het conflict bij de Bisschoppen gezoch moest wor den, en Ramsay MacDonald deelde deze mee ning, evenals de toenmalige Foreign Secretary, Arthur Henderson. Een weigering van den Paus, Lord Strickland, toen deze zich op weg van Malta naar Londen bevond, te ontvangen, werd in Britsche regeeringskringen ernstig op genomen. Des te meer strekte het de regeering tot eer dat zij, na een onderzoek te hebben laten instellen, in een rapport onomwonden te kennen gaf dat, afgezien van de politieke mé rites der zaak, de schuld van het conflict niet gezocht moest worden bij de Bisschoppen, maar bij Lord Strickland zelf, die door zijn prikkel baarheid elk overleg onmogelijk gemaakt had. Zoolang men de détails niet kende, had de Aartsbisschop van Malta inderdaad den schijn tegen zich. Hij had den kiezers verboden op Lord Strickland en diens partij te stemmen, en zelfs katholieken in Engeland dachten aan vankelijk, dat hij hiermee politieke en pro-Ita- liaansche bedoelingen had. Eerst later bleek duidelijk en dit werd ook door de Britsche regeering erkend dat het verbod geen poging van den Aartsbisschop was de politiek van het eiland te dicteeren, doch uitsluitend hierop ge grond was dat Lord Strickland zelf de in een concordaat omschreven rechten der geeste lijkheid niet eerbiedigde. Lord Strickland is het hoofd van een be roemd katholiek geslacht; een zijner voor vaders heeft een toonaangevende rol gespeeld bij de emancipatie der katholieken. Deze voorvader was een zeer t'ouw katholiek en tevens een exponent van het Engelsch-Ier- sche regime; „Our religion from Rome; our policy from home" een opvatting, die trou wens door de geestelijkheid in Groot-Brit- tannië en Ierland met nauwgezetheid wordt nageleefd. Op het bijna uitsluitend katholieke eiland Malta evenwel neemt de katholieke geestelijkheid, ofschoon zij zich buiten de eigenlijke -artijpolitiek houdt, een voorname plaats zoowel in het nationale als in het staat kundige leven in. Dat Lord Strickland, die zelf een Anglo-Maltees is, het Engelsch-katho- lieke beginsel op Malta wilde toepassen, moest noodzakelijkerwijze tot moeilijkheden en con flicten leiden. Hij is een overtuigd katholiek, maar weer barstig en prikkelbaar van aard. Was hij een particulier persoon, dan zou hij bij zijn pas toor te boek staan als een lastig heerschap en tevens als een steunpilaar der parochie, maar als politicus en drager van gezag hebben zijn eigenaardigheden aanleiding gegeven tot ern stige moeilijkheden. Zoo wij het schaarsche nieuws uit Malta juist interpreteeren, zal Lord Strickland op nieuw de feitelijke leider der politiek op het eiland worden. De verkiezingen hebben een groote meerderheid opgeleverd voor de pro- Britsche partijen, die zeven zetels gekregen hebben, terwijl voor een belangrijk deel pro- Italiaansche nationalisten zich met slechts drie moesten vergenoegen. De Gouverneur, Sir Charles BonhamCarter, ontbood dezer dagen Lord Strickland, den leider der gekozen meer derheid, en heeft op diens advies aan de re geering te Londen voorgesteld, dat Lord Strick land, diens neef (oomzegger) majoor Roger Strickland, en een advocaat, Mr. George Borg, benoemd zullen worden in den regeeringsraad. Dit lichaam adviseert, sinds de opschorting der constitutie in 1933, den Gouverneur. Het is geen kabinet in den gewonen zin des woords, en zijn bevoegdheden zijn geringer. Malta wordt, via den Gouverneur, van Lon den uit geregeerd. Praktisch evenwel zal Lord Strickland een plaats innemen, welke veel overeenkomst vertoont met die van premier; zijn invloed op den Uitvoerenden Raad zal waarschijnlijk overheerschend .zijn. Hij zal evenwel niet, gelijk van 1927 tot 1932, een persoonlijk gezag kunnen uitoefenen, en ten zij nader nieuws aanleiding geeft deze mee ning te herzien, gelooven wij dat de kans op conflicten met de geestelijkheid ten gevolge van Lord Strickland's onhandelbaarheid thans veel geringer zal blijken te zijn. Het nationale instituut voor blinden te Lon den maakt melding van den bijzonderen ijver van een der vrijwillige medewerkers, William Knight geheeten, die in den loop van het jaar een groot aantal werken in Brailleschrift heeft gecopieerd. Onder de zes en veertig deelen, die William Knight heeft bewerkt, vlindt men o.m. de ge schiedenis van Abessynië, de geschiedenis van den Islam, de aard van de economische crisis, enz. Mr. Knight heeft ongeveer vier jaar geleden het Brailleschrift geleerd. v Een andere medewerkster, mrs. Margaret du Val te Cambridge, heeft vier en veertig ver schillende werken gecopieerd. In den loop van 1935 kreeg zij den titel van „copieer-kampioene". Onder de menschen, die hun vrijen tijd wij den aan het copieeren van letterkundige en we tenschappelijke werken en romans, bevinden zich edelmoedige gepensionneerden, vele reli gieuzen en een groot aantal intellectueelen. Ieder jaar krijgt het instituut uit het geheele land vele aanbiedingen tot vrijwillige medewer king. - fCVn Er waren hier een massa vogels. Alles schet terde en kwetterde door elkaar. Houtduiven, merels, kwartels, waren in de beek aan 't baden. Het was dan ook een drukte van belang. Flip en Wip werden hartelijk welkom geheeten. Een mooie patrijs was er heel trotsch op, dat beiden haar een bezoek brachten. Ook de andere vogels waren zeer vereerd met de bezoeken van de twee vriendjes. Flip was in zijn schik met de hartelijke ont vangst van de vogels en hij tracteerde ze alle op een heerlijk maaltje, dat hij zorgvuldig onder zijn hoed had meegedragen. Naar een huwelijksreceptie gaan, waarop men niet is genoodigd, in 't huis van menschen die je totaal niet kennen, lijkt me nogal riskant. Er is kans dat men ontmaskerd, vernederd en er uitgegooid kan worden. Van den anderen kant is het mogelijk er zich doorheen te slaan, als men geen vergissingen begaat. Ik ben een hartstochtelijk liefhebber van proefnemingen, 't Zou een proef zijn; het interesseerde me te weten of de proefneming, ongenoodigd, zonder onaangename gevolgen voor me, een huwelijks receptie bij te wonen, zou slagen. Op een mooien ochtend in April kreeg ik het huis in 't oog, toen ik in Redmore-Park ge wandeld had. 't Was een vrij groot huis aan de Westzijde van 't park. Er waren arbeiders bezig om stoep en gevel te versieren. Ik vroeg aan een hunner of dit niet het huis van mijn heer Atkinson was. Natuurlijk zei hij van niet en vertelde me, wat ik juist weten wilde, dat het de woning was van mevrouw Dumphey. Hij liet er op volgen, dat de dochter van mevrouw Dumphey dien dag trouwde met een officier en dat ze voort moesten maken, om klaar te komen. Dien middag reed ik in een taxi voor de wo ning van mevrouw Dumphey, juist op 't drukste moment van de receptie. Uit de taxi vóór de mijne stapte een heer van middelbaren leeftijd, in een staande houding en keurig en correct gekleed. Een militair, dacht ik, en een vriend van den bruidegom. Ik hoorde hem aandienen als majoordoor 't lawaai en geroezemoes in de hall kon ik den naam niet verstaan. Hij groette de gastvrouw en ging in de talrijke receptiegangers verloren. Toen kwam mijn beurt. Er werd een naam afgeroepen, dien ik pas uitgevonden had. De gastvrouw, mevrouw Dumphey, stond voor me: gezet, rood, goedhartig en te jeugdig voor haar leeftijd gekleed. Ik zei dat ik 't heerlijk vond haar weer eens te ontmoeten en dat bij zoo'n blijde gelegen heid. Ze antwoordde dat ik Willy wel hier of daar zou vinden. Ze zag me natuurlijk aan voor een vriend van haar schoonzoon. In de eerste ontvangkamer trof ik achter een deur, afgescheiden van de bezoekers, den ma joor, en direct viel me z'n eigenaardige gelaats uitdrukking op. Hij keek de heele kamer rond, langzaam en zorgvuldig en zag er ernstig, be zorgd enlistig uit. Hij zag er in 't algemeen uit als iemand die gedacht had een vriend in deze kamer aan te treffen. Eensklaps veranderde de uitdrukking van z'n gezicht. Op z'n sprekende trekken teekende zich een joviale glimlach af. Hij baande zich een weg door de menigte, naar een der tafels, waar op de huwelijksgeschenken waren uitgestald, totdat hij in de voorste rij gekomen was. Daar na bewoog hij zich langzaam langs de tafel voort. Hij leek me té goed gekleed en té on gedwongen in z'n heele houding, om een van de privé-detectives te zijn, die soms bij deze gelegenheid worden geëngageerd. Z'n heele per soon echter interesseerde me buitengewoon. Ik volgde hem. Binnen een halve minuut had ik het pro bleem opgelost; of liever, hij had het voor mij opgelost. Hij nam een gouden sigarettenkoker van de tafel op, keerde zich half om, als sprak hij tegen iemand, die achter hem stond en zei: „Kijk, Milly, dit had ik uitgezocht voor Dave. Heb je Hjj brak z'n zin af, als ontdekte hij juist op dit oogenblik z'n vergissing. „O," zei hij tot de dames achter hem, die hem blijkbaar niet kenden, „neemt u me niet kwa lijk, mijn vrouw was zooeven hier en ik dachtO, daar is ze," en vlug liep hij weg. Hij vond z'n echtgenoote, die er niet was, natuurlijk niet en keerde niet bij die tafel terug, evenmin als de gouden sigarettenkoker, 't Was glad en handig gedaan. 't Spreekt vanzelf, dat ik het hierbij niet kon laten. Echter, als ik de algemeene aandacht op 't geval vestigde, konden er allerlei onaange naamheden door ontstaan, ook voor mij, die hier ongenoodigd en onder een gefingeerden naam aanwezig was. 't Leek me dus het beste de zaak stilletje# en in privé te behandelen. Juist toen de pseudo- majoor op de andere tafel toeliep, kwam ik achter hem en tikte hem op den schouder. Hij maakte geen sprong en keek niet verschrikt. Zij, die in dit handwerk willen slagen, moeten sterke zenuwen hebben en niet gauw van hun stuk raken. „Een oogenblikje, ik heb een boodschap voor u," zei ik. „Met genoegen," sprak hij kalm en keek me rustig aan. „Ik geloof niet.... ken ik u?" „Neen. M'n boodschap is nog al van specia- len aard." Hij ging naast me staan en vroeg: „Nu?" „Mijn boodschap is, dat u dien sigaretten koker direct terug legt op de plaats, waar u hem vandaan hebt gehaald. Als I u daarna onver- j Eetl dttVe wijld het huis verlaat, zal ik r geen verdere j ptOef tie tiling j stappen doen. om geen scène le maken. Zoo niet. zult u onmiddellijk aan de politie worden overgeleverd. Beslis, vlug wat!" Z'n besluit was dadelijk genomen: „Maar natuurlijk, beste kerel," zei hij, ,,'t Zal gebeuren. En laat me u even feliciteeren; je hebt me keurig ingemaakt. Ik zag je wel, maar ik dacht niet dat je een detective was, omdat je er zoo keurig uitziet. Op t eerste gezicht zou iedereen je voor een heer aapzien." Ik stond verbaasd over z'n onbeschaamdheid. „Praat niet zooveel," zei ik. „Ik geef u een minuut. Ik zal u volgen." „Uitstekend," lachte hij. „Met menschen van jullie slag in de buurt zou ik hier m'n tijd maar verknoeien." Hij ging naar de tafel en legde den gouden sigarettenkoker neer. Toen hij 't huis verliet, struikelde hij op de stoep en moest zich aan me vastklemmen, om niet te vallen. Overigens viel er op z'n houding niets aan te merken. Hij liet een taxi voorrijden en toen hij instapte, keerde hij zich half naar me toe en zei, zóó dat de assisteerende huisknecht het hoorde: „Nu, bonjour, neef. Kom morgenochtend maar even bij me. Misschien leen ik je dat geld, misschien Ook niet. Ik zal er nog eens over denken." Daarna reed hij weg. Op dit oogenblik speet het me, dat ik hem niet aan de politie had overgeleverd. Vijf minuten later liet ik me naar m'n club rijden, waar ik m'n avontuur aan een paar vrienden vertelde. 'k Had in dat huis niets te maken gehad, zei een hunner, 't Was mijn verdiende loon, dat ik me door zoo'n ordinairen dief voor den gek had laten houden. „Als ik op de receptie was gevraagd," repli ceerde ik, „was ik niet gegaan, 't Gold hier een proefneming, en je weet, ik ben dol op proef nemingen." „Je moet geen proeven nemen," zei m'n vriend. „Dat weet ik wel. Maar de omstandigheden in aanmerking genomen, vind ik dat ik ver standig ben opgetreden. Wat had ik anders kun nen doen?" Op dit oogenblik vroeg me een der bezoekers der club, die aan een apart tafeltje ter zijde van mij gezeten was, hoe laat het was. Aan mijn vest hing een gouden ketting, zoo wat een centimeter lang. M'n kostbaar gouden horloge en de rest van m'n ketting waren ver dwenen. M'n vrienden lachten en ik kon me op m'n gemak herinneren, dat de majoor op de stoep gestruikeld was, toen hij myn steun had gezocht. „Een hoogst belangwekkende, maar dure proefneming," spotte mijn vriend. (Nadruk verboden) De medicus, Dr. Geoffrey Kuper, die dit jaar in Sydney, de hoofdstad van Nieuw-Zuid-Wales aankwam, is een typisch voorbeeld van het aan passingsvermogen van de menschelijke natuur. Nog slechts twaalf jaar geleden leefde Kuper als kleine inboorling op een eiland van de Sa- lomongroep, waar de bewoners om hun wild heid berucht zijn. Toendertijd plaatste de medicijnman van zijn stam hem tusschen de schedels van zijn voor vaderen en de besneden ceremonie-kano's in het heiligdom der eilandbewoners, om hem met allerlei martelingen en vreemde riten voor te bereiden tot het opnemen in de gemeenschap der mannen. Zes maanden lang werd de kleine wilde door de oude mannen van den stam on derwezen, hij moest het bloed van den Bonito- visch drinken en alle mogelijke angsten door staan. Al dien tyd was het hem op straffe des doods verboden een vrouw aan te kijken; zelfs zijn eigen moeder mocht hij niet zien. Maar dat was 12 jaar geleden. Nu heet de kleine wilde knaap Dr. Kuper, hij heeft in Suva op de Fidsji-eilanden in de geneeskunde gestu deerd, draagt fijn ondergoed, een keurig cos- tuum en elegante schoenen; hij gaat nu naar zijn vaderland, het eiland Malaita in den Salo- mon-archipel terug, om daar als regeerings- dokter te werken. Merkwaardig is, dat Dr. Ku per tegenwoordig alleen nog Engelsch spreekt; zijn moedertaal is hij totaal vergeten. ones uLJ Opleiding en oefening van transportcolonnes Opleiding van 14.000 helpsters Wviï Inrichting hos pitalen in mobi lisatie- of oor logstijd Verzorging 2iek.e en gewonde mili tairen in oor; logstyd Modern zieken- we rvoer Bloedtrans fusiediensten Hulp &U Lour» destransporten enz. I Protectoraat parkherstel lingsoorden, Roode Kruis- hondenverean. enz* Eerste hulp by marschen, wedstrijden, vergaderingen Hulp hfl rampen Uitzending A*- ambulances It 600 hulppos ten langs de wegen Patrouilleeren bU gevaarlijke punten Uitwisseling krUgsgevange- r nen,hulp aan Mlf vluchtelingen Levensmiddelen, kleeren,medi cijnen naar nooddruftigen i/h buitenland Organisatie hulpacties bi) rampen en nood Radlo-medische adviezen 0 V S 0 O fi Li in leder huis Sen Lid van 't Roode Kruis Postgiro 2 2 12 0 (tfin.contrib.f 1p.J.) HOOFDBESTUUR ROCOS KRUIS BBS HAAQ A I" T 1"» TJ^V*T»T T"1 J Q op dit blad zjjn ingevolge de verzekertngsvoorwaarden tegen *-* bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T"» by een ongeval met TT* O by vetDes van «e hand, wi 11N Li O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T I OV/*™ verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A OU." doodelUken afloop A uüUa" een voet oC een 33 2e stak haar arm door dien van haar gast heer, die komisch gestreeld keek, en wandelde hem weg. „Converseert u?" vroeg Bundle. „Of bent u een van de sterke, zwijgzame soort?" ■Converseeren?" zei Athnony. „In alle toon- ^''den! Ik praat, ik klets, ik zwam, ik mom- hel, ik murmel.... als 't beekje tusschen de °verhangende, zich spiegelende .varens. En 6°bis stel ik vragen." ..Bij voorbeeld „Wie bewoont die kamer daarde tweede van den hoek links?" Terwijl hij die vraag deed, "ees hij naar de bewuste ramen op de eerste Verdieping. „Wat een merkwaardige Vraag!" zei Bundie. "Om iemand doodnieuwsgierig te maken. Laat ®®hs kijken ja, dat is de kamer van Made moiselle Brun. De Fransche gouvernante, die Mijn zusje Dulcie en Daisy, dichterlijk, wat?. he noodige wijsheid tracht bij te brengen." „Mademoiselle Brun," herhaalde Anthony "^denkend. „Is die al lang bij* u?" ,,'n Paar maanden. We hebben haar gekregen, toen we in Schotland waren." „Aha!" zei Anthony. „Ik begin lont te ruiken." „Ik wou dat ik de lunch maar begon te rui ken," zei Bundie. „Moet ik dien meneer van Scotland Yard aan tafel mee laten eten, ja of nee? U bent een man van de wereld, dus u weet, wat In een geval als dit gebruikelijk is. Ik heb nog nooit eerder een moord in huis meegemaakt, moet u weten. Interessante ondervinding niet? Ik vond 't jammer, dat alle schuld vanmorgen zoo complètement van u afgewenteld werd. 't Is altijd 'n soort van ideaal van me geweest kennis met een moordenaar te maken en dan eens met eigen oogen te zien, of ze werkelijk zoo ieuk en charmant zijn, als die zondagskran ten ons willen doen geloovenGenade! wat hebben we daar?" Die laatste uitroep gold een taxi, die met flinke vaart van onder de boomen te voorschijn kwam. Of eigenlijk gold hij de inzittenden of, nog beter, één der inzittenden, een grooten man met een kaal hoofd en een enormen, git zwarten baard. „Als ik mij niet vergis," zei Anthony „hebben we daar mijn vriend. Baron Lollipop." „Baron wat of wie?" „Lollipop, zoo noemde ik hem voor 't gemak. Van 't uitspreken van z'n echten naam word je te draaierig." „Vanmorgen heeft de telefoniste tenminste bijna den geest gegeven," zei Bundie. „Zoo, is dat de Baron! Die wordt natuurlijk vanmiddag mij toegewezen,... en dat, terwijl ik den heelen ochtend Mr. Isaacstein al onder mijn vleugels gehad heb. In 't vervolg moet George maar zelf zijn vuile wasch doen, dat politiek gezeur ook altijd.... O! neem me niet kwalijk, Mr. Cade, maar daar gaat vaderin deze donkere uren moet ik hem ter zijde staan." Ze knikte hem toe en ging vlug haar vader achterna. Anthony bleef haar nakijken en toen ze ver dwenen was, stak hij nadenkend een sigaret op. Op het oogenblik dat hij den lucifer wegwierp, werd zijn aandacht getrokken door een eigen aardig geluid, dichtbij. Hij stond vóór het schuitenhuis en het bewuste geluid leek wel van den eenen zijkant te komen. Het riep het beeld voor hem op van een man, die vergeefs moeite deed drie maal achtereen niezen te smoren. „Wel, wel," dacht Anthony, „wie zou daar aan den anderen kant van het schuitenhuis zit ten? Even gaan kijken." Hij voegde de daad bij het woord en liep vlug en onhoorbaar om het schuiterihuis heen. Aan den achterkant ontdekte hij een man, die daar blijkbaar op z'n knieën had gelegen en die juist uit die houding opstond. Het was een groote, slanke man met een zwart punt baardje en groote donkere oogen, achter een glimmend opgewreven lorgnet. Hij droeg een lichtgrijze overjas van fattige snit maar overigens was hy in zijn voorkomen de solide man van zaken. „Wat doet u hier?" vroeg Anthony. Van het eerste oogenblik af was hy er van overtuigd, dat hij niet een van zyn medegasten voor had. „Pardon," zei de vreemdeling met een glim lach, die voor beminneiyk moest doorgaan, „ik heb mijn weg verloren mijn weg naar De vroolijke Cricketers. Zoudt u my ook kunnen zeggen hoe dat ik moet?" „Zeker," zei Anthony. „Maar per boot gaat 't niet, dat zeg ik u bij voorbaat." „Hè?" vroeg de vreemdeling met een gezicht of hij van dat antwoord niets begreep. „Ik zei," herhaalde Anthony met een veel- beteekenenden blik naar het schuitenhuis, „dat u De Vroolijke Vrouwtjes niet per boot kunt be reiken. Er is een soort van weg door het park. maar die is een heel eind verder op. Hier is u op verboden terrein." „Dat spyt my ten zeerste," zei de vreemde ling. „ik ben mijn weg geheel kwijt geraakt. En daarom dacht ik, laat ik hier gaan en vragen." Anthony keek hem eens aan. maar onthield er zich van, den man erop te wijzen, dat op je knieën gaan liggen achter een schuitenhuis een heel eigenaardige manier van inlichtingen in winnen is. Hij pakte hem vriendschappelijk bij zyn arm en nam hem zoo mee naar den steiger. „Dit pad af," zei hij, „om het meertje heen en dan rechtuitdan ziet u vanzelf den hoofdweg. Bij de teerste bocht naar links af slaan, dan komt u in 't dorp. U logeert zeker in De Cricketers?" „Ja, monsieur, vanmorgen aangekomen. Dui zendmaal dank voor uw bereidwilligheid." „Geen dank," zei Anthony. „Ik hoop niet, dat u kou gevat hebt." „Ik?" vroeg de vreemdeling. „Van 't knielen op dien vochtigen grond," legde Anthony hem uit. „Als ik goed gehoord heb, heeft u zooeven al een paar maal ge niesd." „Ja, dat kan wel," gaf de ander toe. „Ja, m'n ooren zijn goed" zei Anthony. „Maar laat ik u een raad geven en probeer nooit niezen in te houden. Dat is heel gevaar lijk. Opinie van verschillende eminente doctoren- Wat 't veroorzaakt weet ik niet precies, ader verkalking of asthma of zoo iets, maar 't is heel slecht. Goeden morgen." „Goeden morgen, monsieur, en duizendmaal dank voor uw vriendelijkheid om me den j uisten weg te wijzen." „Nummer twee. Verdachte vreemdeling uit de dorpsherberg," mompelde Anthony onder het nakijken van de slanke figuur in de lichtgrijze demi. „En eerlijk gezegd is nummer twee een type, dat ik zelf niet kan thuisbrengen. Ziet er uit als een Fransche handelsreiziger. Volgens mij geen lid van de Broederschap van de Roode Hand. Misschien vertegenwoordiger van een derde partij uit het in nood verkeerende Herzo- Slowakije. De Fransche gouvernante heeft het tweede raam van links. En bij het schuitenhuis ontdekken we een mysterieuzen Franschman, die daar op z'n knieën ligt en gesprekken af luistert, die hem geen steek aangaan, 't Zou me niets verwonderen, als 't wat te beteekenen had." Onder het overdenken van de mogelykheden, die hy in z'n alleenspraak opgesomd had, liep Anthony naar het huis terug. Op het terras vond hij lord Caterham zooals te verwachten was, als de vleeschgeworden neerslachtigheid en de beide nieuwe gasten. Bij het zien van Anthony helderde het gezicht van den eigenaar van de „De Schoorsteenen" op. „O, bent u daar, Mr. Cade," zei hy. „Mag ik u even voorstellen: Baroneh-eh-eh en kapitein Andrassy Mr. Anthony Cade." Baron Lolopretjzyl keek George aan met oogen, waarin de achterdocht grooter en groo- ter werd. „Mr. Cade!" zei hij stug. „Ik geloof, u ver gist u." „Een paar woorden onder vier oogen, baron," zei Anthony. „Deze kwestie moet even uitgelegd worden." Baron Lolopretjzyl boog en wandelde met Anthony verder het terras op. „Ik moet me op genade of ongenade aan u overgeven, baron," begon Anthony. „De kwestie is namelijk deze: de laatste drie a vier dagen heb ik in Londen verblyf gehouden onder een aangenomen naam. U kent mij als Mr. James McGrath, maar dat is ook alles, verder gaat het bedrog niet. U kent toch wel Shakespeare's gevleugeld woord over de onbelangrijkheid van namen? Nu, dit met mij is iets dergelijks. Het was u te doen om dengeen. die de mémoire6 in handen had. En dat was ik. Zooals u weet, zyn ze mij ontfutseld. Ik maak u m'n compli ment ever de manier waarop. Heeft u 't bedacht of uw chef?" (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 9