De Britsche dominions in geval van oorlog DRIE GEBROEDERS fKetm&aal wui den dag P Kabouter Flip en zijn vriendje Wip BERLIJN IN HET DONKER ALLE ABONNÉ'S F 250.- Hun houding jegens het Empire Neutraliteit zoo goed als uitgesloten DINSDAG 8 AUGUSTUS 1939 l' toeval De vraag van den dag: „En wanneer krijgen we nu werkelijk oorlog Het Geheim van de zeven Schoorsteenen DOOR AGATHA CHRISTIE Het is een politieke wijsheid van Groot-Brit- tannië duur gekocht, toen in de 18e eeuw de Amerikaansche koloniën van het moederland afvielen dat het zich niet verzet tegen het streven der dominions naar zelfstandigheid. Op grond van het Statuut van Westminster van 11 December 1931 zijn de dominions in de praktijk volkomen autonome gemeenebesten binnen het kader van het Britsche empire. Als zoodanig hebben zij ook het recht, zich in een oorlog, waarin Groot-Brittannië verwikkeld wordt, neutraal te verklaren. Wettelijk is dit recht weliswaar alleen toegestaan aan de Zuid- Afrikaansche Unie en Ierland, maar dit neemt niet weg, dat dit recht voor de overige domini ons niet minder een vanzelfsprekend bestand deel uitmaakt van hun zelfstandigheid en vrij heid. De huidige souvereiniteit hebben de staten van het Empire, van de Commonwealth hoofd zakelijk verkregen op de verschillende Rijks conferenties na den wereldoorlog. Aan dezen hadden alle dominions actief deelgenomen, maar in het verdrag van Locarno werd bepaald, dat de dominions niet gebonden worden aan de verplichtingen, die Groot-Brittannië op het Europeesche continent heeft of aangaat. Ter gelegenheid van de kroning van den tegen- woordigen koning, George VI, werd de auto nomie der dominions opnieuw bevestigd. Niettegenstaande de vrijheden, die Enge land aan de dominions verleende, waren toch de leiders der Britsche buitenlandsche politiek er altijd op bedacht, de verbinding tusschen de staten-leden van het Rijk en het moeder land zoo vast mogelijk te maken en te hand haven. Om dit doel te bereiken werd te Lon den een systeem van vertrouwelijke consulta ties met alle deelen van het Rijk opgebouwd. De vooruitgang der techniek werkte gunstig voor dit systeem. Thans is te aller tijde on middellijk een gedachtenwisseling tusschen Londen en de dominions mogelijk. Tengevolge van de ontwikkeling der aviatiek kan een Rijksconferentie in acht tien dagen bijeen komen. De politiek van het moederland oefent in vloed uit op die der dominions, maar ook om gekeerd. De politiek van het moederland kan op de eerste plaats slechts invloed uitoefenen, wanneer de dominions erkenfien, dat hun be langen er door worden gediend. Wat de huidi ge internationale vraagstukken betreft, zijn de dominions voor een vreedzame oplossing, zon der echter van het moederland te verlangen, dat het een vredespolitiek tot iederen prijs voert. Zij wenschen echter elk geval zelf zelf standig te becordeelen. Maar van den anderen kant kunnen de dominions slechts invloed uit oefenen op de buitenlandsche politiek van het moederland, voorzoover zij zelf een eigen bui- tenlandsch beleid voeren. D't nu is met het oog op "Europeesche affaires m-'r zeer zelden het geval. In zulke gevallen scharen de dominions zich onder leiding van het moederland, zooals in September 1938 is gebleken. Van groote be- teekenis voor den invloed der dominions op de Britsche politiek is de openbare meening dat de publieke opinie méér bewerkt moet w-orden dan tot dusver het geval is. Thans moet men wel dikwijls geduld oefenen en mag men niets bruskeeren, totdat de open bare meening in de dominions toegankelijk is geworden veor de opvattingen der buitenland sche politiek van het moederland. Dit is een der factoren dikwijls van de schijnbare be sluiteloosheid der Britsche politiek. Bij de ontwikkeling der dominions tot zelf standigheid heeft Canada een leidende rol ge speeld. In tegenstelling met de Zuid-Afrikaan- sche Unie heeft het voor zich het recht, om neutraal te blijven in geval, dat Engeland in een oorlog verwikkeld wordt, niet wettelijk laten vastleggen. Dit schept een weliswaar niet geheel klaren toestand, maar deze houding is gegrond op de overweging, dat het opwerpen der neutraliteitskwestie de positie van Enge land in Europa en in het Verre Oosten zou verzwakken. Tevens is men in Canada veelal van meening, dat neutraliteit als zoodanig nog geen absolute bescherming beteekent tegen oórlogsverwikkelingen. Hier rijzen namelijk vele vragen: Zou bijvoorbeeld de neutraliteitsverklaring van een dominion erkend wordjn door de te genstanders van Engeland? Zou een dominion, om zijn neutraliteit gerespecteerd te blijven zien, zijn havens voor Britsche oorlogsschepen moeten sluiten? Zou het Britsche strijdkrach ten, die zich op zijn gebied bevinden, moeten intemeeren? Wie zou den overzeeschen handel van een neutraal dominion, welke afhankelijk is van de Britsche handelsmarine, moeten be schermen? Vormt Engeland niet een dusdanige gewichtige markt, dat alle deelen van het Rijk het grootste belang hebben, dat deze open blijft? Hoe meer de dominions deze vragen heb ben bestudeerd, des te meer zijn zij over tuigd geworden van de buitengewone moeilijk heden eener eventueele neutraliteitspolitiek. De dominions maken zich geen illusies, zij weten, dat zij in geval van een Engelsche ne derlaag in een oorlog ook zelf voor het dic taat van den overwinnaar zullen moeten buk ken of zelf verder zullen moeten vechten voor hun vrijheid en zelfstandigheid. In Canada weet en voelt men, dat men zonder Engeland zonder wereldpolitieke beteekenis zou zijn en dat men in geval van een nieuwen wereldoor log in zulk een moeilijke positie zal geraken, dat het land toch -na langen of korten tijd actief aan den oorlog zal moeten deelnemen. Maar van dit alles afgezien, is er nog de psy chologische factor. Canada zou Engeland niet in gevaar alleen laten, het is tè nau>/ verbon den met Engelands kroon en land. Dit heeft het recente bezoek van het Engelsche konings paar aan Canada bewezen. Op grond van ongeveej dezelfde overwegin gen zou Australië het moederland hulp bie den. Op de tweede Rijksconferentie in Septem ber 1938 te Sydney verklaarden prominente vertegenwoordigers van Australië, dat er in hun gewest geen wensch bestaat, gebruik te maken van het neutraliteitsrecht. Hetzelfde geldt voor Nieuw-Zeeland, dat direct troepen zal sturen, wanneer Londen dit noodig acht. In Zuid-Afrika is tengevolge van de hete rogene structuur der bevolking de toestand ge compliceerder. In verband met de neutraliteits politiek zijn de blanken verdeeld. De afstam melingen der Boeren, de Afrikaanders, huldigen een uitgesproken Afrikaansch nationalisme. Vlaggekwesties en kwesties over het volkslied zijn, zooals men weet, aan de orde van den dag. Onder deze omstandigheden schijnt het de eenig mogelijke politiek der Zuid-Afrikaan- sche Unie (het land is niet Engelsch en loopt in zijn eenheid sterk gevaar) te trachten zoo lang mogelijk neutraal te blijven. In Indië is de oppositie tegen de totalitaire staten en hun leer zeer sterk. De veldtochten tegen Abessinië en China hebben de gemoede ren ten zeerste opgewonden. Italië geeft al geen geld meer uit voor propaganda in In dië: het was geld wegsmijten. Waarschijnlijk zullen Japan en Duitschland dra tot dezelfde conclusie komen. De buitenlandsche politiek van Indië is vast gelegd op het Pan-Indische Congres, dat ge houden werd tijdens de September-crisis. Er werd een resolutie aangenomen, waarin af schuw werd uitgesproken over oorlog en zijn gruwelen, waarin men opkwam voor vrijheid, goeden wil, voor internationale samenwerking en waarin tenslotte ieder imperialisme werd veroordeeld. Uit deze resolutie blijkt niet de praktische houding, die Indië in geval van oorlog zal aannemen. Het schijnt wel, dat Engeland op de loyaliteit van Indië zal kun nen rekenen. Tijdens de September-crisis 1938 hebben althans de Indische vorsten direct blijk gegeven van 'hun wil, het moederland onvoor waardelijk te ondersteunen. Wat nu den Ierschen Vrijstaat betreft: En geland heeft, hoewel laat, Zuid-Ierland volle vrijheid gegeven, zelfs om zich tot republiek te verklaren. Er wordt beweerd, dat op de con ferentie van Sydney, waarvan boven sprake was, het de Iersche vertegenwoordigers wa ren,' die het sterkst den wensch hebben uitge sproken, dat Engeland en het Rijk zoo sterk mogelijk moesten zijn. Men kan dit wel ge- looven, want dit komt geheel overeen met het belang van hun eigen land. Herhaaldelijk is er i den ...atsten tijd over al gezegd, dat e"i ondubbelzinnige verklaring van geheel het Empire, dat het ingeval van oorlog met het moederland solidair zal zijn, zeer gunstig zou zijn voor de versterking dei- wereldpolitieke positie van Engeland en daar om ook voor het behoud van den vrede. Het ontbreken van zulk een verklaring heeft wel hier en daar aanleiding gegeven tot de opvat ting, dat het twijfelachtig is, of het Empire in staat is, nog eenmaal een crisis als die van 1914'18 te boven te komen. Dit is voorbarig. De staten-leden van het Empire zijn verdeeld over het geloof aan de mogelijkheid van vrij willige samenwerking van vrije volken op den grondslag van het recht en van goeden wil over en.weer. Hun afkeer van oorlog is groot. Maar als het moet, als het noodig is voor de verdediging van vrijheid en zelfstandigheid, zullen ze onvervaard aan de zijde van Enge land staan. W. F. Bedoeid zijn de drie gebroeders Treub. Mel- chior, Hector, Maria Willem Frederik. Melchior, die het evenals Hector met één voornaam moest doen, werd geboren in 1851, Hector in 1856 en Maria Willem Frederik in 1858. Alle drie in het lieflijke Voorschoten, waar een ge velsteen in het oude ouderlijke huis de herin nering levend houdt aan deze drie broeders, drie koningen der wetenschap, drie Musketiers van min of meer romantisch leven. Zij stierven op verschillende plaatsen, Melchior te St. Ra- phaël in 1910, Hector te Amsterdam in 1920 en Maria Willem Frederik te 's-Gravenhage in 1931. Melchior was directeur van 's Lands Planten tuin te Buitenzorg en der aldaar gevestigde Landbouwschool. Hij heeft den botanischen tuin te Buitenzorg tot een wereldinstituut gemaakt, waarheen natuuronderzoekers uit alle wereld- deelen kwamen. Om deze onderzoekers waar dig te kunnen ontvangen stichtte hij het Vreemdelingen-laboratorium, (thans Treub-la- boratorium) en aan de grenzen van het oer woud op de hellingen van de Gedeh den be roemden bergtuin van Tjibodas. Hij was tevens groot publicist, hij stichtte en schreef ook de „Annales du Jardin Botanique de Buitenzorg", Volgens vele geleerden is Melchior de grootste van de drie, geldt als zoodanig ook in den vreemde en zal ook als zoodanig voor het na geslacht blijven gelden. Hector was de wereldberoemde professor in de verloskunde en gynaecologie aan d^ Gemeen telijke Universiteit van Amsterdam. Hij stond bekend als een man van groote wetenschap, maar ook van onmetelijk temperament. De anecdoten over hem in de professoren- en stu dentenwereld zijn legio. Op zijn sterfbed wees hij zijn „besten leerling" als zijn meest geschik- ten opvolger in het professoraat aan. Deze leer ling was Dr. Van Rooy, die ook door den ge meenteraad werd benoemd en kort geleden als Rector-magnificus der Alma Mater Amstelo- damensis onverwachts stierf. Hector Treub heeft befaamde leerboeken geschreven. In Ka tholieken kring is beroemd geworden zijn hof felijke polemiek over het „Levensrecht der on geboren vrucht" met Pater van Oppenraay S. J. en de toenmalige Warmondsche hoogleeraren Dr. Vlaming en Van Noort. Maria Willem Frederik heeft niet minder naam gemaakt dan zijn twee oudere broers. Ook hij was, evenals Hector, een tijd lang pro fessor aan de Amsterdamsche hoogeschool, in de economie. Hij staat bekend als Mr. Treub. Hij was uitblinker in de gemeentelijke en lande lijke politiek. Deze man heeft zoowel voor ge meente als land, vooral in den oorlogstijd, bui tengewoon veel gedaan. Te Amsterdam was hij lid van den gemeenteraad, later wethouder. Reeds als gemeenteraadslid was hij radicaal en week af van de „beproefde" liberale beginselen, die toen nog alom hoogtij vierden. Als wethou der zette hij zijn radicale beginselen in de daad om: nieuwe regeling der gemeentefinanciën, overname van gas, electriciteit, tram, telefoon enzoovoorts in gemeentebeheer. Hij kwam als Vrijzinnig afgevaardigde in de Tweede Kamer en werd minister van Landbouw, Handel en Nijverheid en later van Financiën in het extra parlementaire kabinet Cort van der Linden. Na het uitbreken van den wereldoorlog heeft hij ontzettend veel gedaan om de ernstigste storin gen in handel- en credietwezen weg te nemen of haar nadeel te beperken (maximumprijzen, gouden standaard, beurswet), maar zijn belas tingen op andere zaken dan het inkomen wek ten den tegenzin van radicalen en sociaal-de mocraten (hij was een verwoed bestrijder van Karl Marx) en dit bracht hem ten val. Na den oorlog stichtte hij den „Economischen Bond". In den loop der tijden waren zijn inzichten ge wijzigd aangaande overheidsbemoeiing: hij zakte weer af naar de liberale beginselen en eindigde als politicus van den Vrijheidsbond. In zijn laatste levensjaren was hij de voortva rende en krachtige voorzitter van den Indi- schen Ondernemersraad. Een groot aantal ge leerde en meer populaire boeken staat op zijn naam. Bekendheid verwierven „Oorlogstijd", welk gedegen boek hij opdroeg aan H. M. de Koningin, die groote bewondering had voor zijn staatsmanschap tijdens den wereldoorlog en met wie hij nauw samenwerkte in het Ko ninklijke Steuncomité, en „Herinneringen en Overpeinzingen", welk geschrift een soort in tieme contemporaine geschiedenis is van ons land en onze politie'- Aanleiding om „-s net leven van de drie broers Treub te herinneren is het feit, dat de Amsterdamsche Ge meenteraad aan eenige nieuwe straten namen moest geven. Op de voordracht van B. en W. stond ook de naam „Professor Treublaan". Daartegen verrees protest. Want welke profes sor Treub werd bedoeld, Hector of Maria Wil lem Frederik? Het bleek, dat mr. M. W. F. Treub, de vroegere Amsterdamsche wethouder gemeend werd. Maar het ging toch niet aan, om Hector Treub, den beroemden professor, langs indirecten weg als geen aandacht waard op zij te schuiven. En men kan toch moeilijk aannemen, dat B. en W. twee (sit venia verbo!) vliegen in één klap zouden willen slaan door aan het publiek over te laten, om uit te zoeken, wie van de twee broers werd bedoeld. B. en W. veranderden tenslotte de voordracht in „Mr. Treublaan" en deze werd goedgekeurd. Het komt ons voor, dat de Raad van Amster dam 'n mooie gelegenheid heeft verzuimd, om de drie befaamde broeders tegelijk te huldigen. Melchior heeft wel direct niets uit te staan gehad met Amsterdam, maar toch heel veel indirect met onze oude op Indië varende han delsstad. Hector gaf eer en naam aan de ge meentelijke hoogeschool. En Maria. Willem Fre derik nü, deze werd geëerd door zijn naam op het straatbordje. Waarom koos men dan niet de „Gebroeders Treublaan"? Het had voor de hand gelegen en de onafscheidelijke be roemde drie waren tegelijk gehuldigd! Wel twintigmaal had het verrukte publiek Gino Ciampi na de tweede acte teruggeroepen Zeer bleek zat Mara naast mij in de loge, zeer ontroerd door dezen aangrijpenden Rigoletto. „Ik zou je graag een klein verhaaltje willen vertellen, Mara," zei ik. „Juist au?" vroeg zij en trok misprijzend haar mooie wenkbrauwen op. ,Ja, juist nu." Zij boog het hoofd alsof zij zich aan haar noodlot overgaf. Want zij wist dat nie mand verhinderen kon mij een verhaal te laten vertellen, wanneer ik daartoe besloten was. „In een der beroemdste restaurants van Flo rence verscheen op zekeren avond een heer, die met de meest verfijnde élégance gekleed was. De kellner bracht hem de in rood saffiaan ge bonden spijskaart, maar de gast verzocht kort hem de specialiteit van het huis te brengen. Op dit oogenblik werd het gezicht van den directeur, die juist uit de keuken kwam en den gast bemerkt had, vuurrood. Met één sprong was hij weer in de keuken. „Weet je wie ons bescheiden restaurant met zijn tegenwoordigheid vereerd heeft?" fluisterde hij den kok in het oor. „Armand Gillot, Armand Gillot persoonlijk." De kok boog onwillekeurig, toen hij dezen be roemden naam hoorde. Armand Gillot was im mers niemand anders dan de opperste rechter in alle dingen die de edele kookkunst betroffen. De kok kookte zooals hij nog nooit in zijn leven gekookt had, vol heilige inspiratie. Hij wierp nog een laatsten blik op zijn kreeft a la Brasilienne, die op de kooktentoonstelling in Londen de gouden medaille gewonnen had, daarna gaf hij den schotel, bevend van opwin ding, aan den directeur, die er op stond den beroemden gast persoonlijk te bedienen. Treurig keerde de directeur een paar minuten later in de keuken terug. „Hij heeft maar een enkel hapje van je kreeft gegeten en de rest op zijn bord laten liggen," zei hij zacht. licht brengt geluk, genot, teleur stelling. Ze rustten thans wat uit en konden maar niet uitgekeken komen naar dat prachtig vergezicht. „Is het hier niet mooi, Wip?" vroeg Flip aan zijn vriendje. Op tallooze plaatsen stroomden tusschen de rotsblokken kleine beekjes naar omlaag. Het was een prachtig schouwspel en beiden keken er vol bewondering naar. Juist zouden ze aanstalten maken om weer terug te keeren, toen een oorverdoovend lawaai en gekrysch hun aandacht trok. Ze gingen op het geluid af en kwamen op een open plek. Met de andere culinaire kunstwerken, een patrijs met sherry en artisjokken toebereid op Algiersche wijze en een sinaasappelvla, die on der den naam „een droom uit goud" de aan dacht van vooraanstaande vaklieden getrokken had, ging het niet beter. Telkens at Armand Gillot er een of twee hapjes van om daarna met een ontevreden gezicht te zeggen, dat het eten weggenomen kon worden. Toen de kok dien avond als n gebroken man l ££n aelUkkig naar huis ging, 6 bleef hij lang op een der bruggen r over den Arno staan en einde- lijk wilde hij met 'n snel gebaar over de leuning in 't water springen. De directeur, die hem, daar hij niets goeds verwachtte, achterna gegaan was, kon hem juist nog op het laatste oogenblik voor den dood in het water redden. Vanaf dezen avond vol nederlagen wilde de kok niet langer koken. Nooit in zijn leven nam hij meer een lepel in de hand. Maar omdat hij toch op de een of andere manier moest leven, zocht hij een ander beroep. En „Ssst!" riepen de menschen achter hen, want reeds klonken de eerste accoorden die de derde acte van de „Rigoletto" inleiden door den don ker geworden schouwburg. „En", fluisterde ik niettemin in Mara's oor, daar de jonge kok een mooie bariton had, waar hij tot nu toe weinig waarde aan hechtte, ging hij zijn stem ontwikkelen. Hij heette Gino Ciampi. Wij zouden hem vanavond niet als Ri goletto gehoord hebben, als op dien bewusten avond de heer Armand, niet zoozeer omdat hij de gerechten niet apprecieerde, maar omdat zijn maag van streek was, het eten van den jongen kok meer gewaardeerd had." Men schrijft ons uit Berlijn: „En wanneer krijgen we nu werkelijk oor log?" Dat is op hetoogenblik de vraag van den dag. De schoonmaakster begint er in den vroe gen morgen mee, de juffrouw in de kranten kiosk zet het 's middags voort en 's avonds weet de kellner in ons stamlokaal klaarblijkelijk geen actueeler thema. En dat zijn dan nog menschen van leeftijd. De oorlog van 1914 tot 1918 ligt nog vrij versch in hun geheugen en ze hebben zoowel tijdens dien wereldbrand als in de harde maanden der inflatie aan den lijve de ellende van zulk een internationaal conflict ondervonden. Maar luister dan eens naar de jeugd! Die weet alles haarfijn. En met dezelfde geestdrift, waarmee de jongens van 1914 ..Heil Kaiser Dir!" zongen, heffen zij thans het „Duitsch land. Duitschland boven alles!" en het Horst Wessellied aan. Want al zijn er sedertdien 25 jaar verloopen, men meene niet dat de men schen er anders op geworden zijn. Wat wij op al deze netelige vragen ten ant woord geven? Niets. Men zou ons immers toch verkeerd begrijpen, ons voor „deutschfeindlich" houden en misschien dan wel de Geheime Staatspolitie gaan opbellen, om te verraden, war een buitenlander zich veroorlooft, over het hui dige Duitschland te zeggen! Trouwens, men heeft al meer dan genoeg te doen wanneer men zich met de vereischte seri- eusiteit beperkt tot de feiten van den dag. De verrassingen zijn niet van de lucht. En zulks thans meest in den letterlijken zin van het woord. We beleven thans weer twee, drie dagen en nachten, welke vrijwel geheel en al in het teeken van den eerstvolgenden oorlog staan. Zonder eenige voorafgaande waarschuwing be ginnen in alle wijken der wereldstad de sirenes te loeien en binnen twee minuten tijds moeten de straten en pleinen uitgestorven liggen. Na tuurlijk had de Duitsche eenheidspers de be volking hierop voorbereid en wist men precies wat er te doen stond. Overal staan met geel pa pier en vuurroode pijlen de kelders en onder- aardsche gewelven aangegeven, waar men zijn toevlucht zoeken kan. Begint het klaaglijk ge loei, dan staan alle verkeersmiddelen met uit zondering van de ondergrondsche, die zich aan bovenaardsche sensaties klaarblijkelijk niet be hoeft te storen onmiddellijk stil. Trams, bus sen, auto's, motoren en fietsen worden aan hun lot overgelaten, gegapt kan er toch niet worden, want de politie suist ter controle in dienst auto's in suizende vaart langs de verlaten straten en een goed deel van de bevolking bevindt zich inderdaad onder het asfalt. Gezellig kan men dat niet noemen, maar de tijd i s nu eenmaal niet gezellig en als de zaak ernstig wordt, dan dient men toch zoo ongeveer te weten, wat men in geval van luchtaanvallen moet doen om 't veege lijf te redden. Weerklinkt zoo'n alarmsignaal overdag, dan kan men de situatie nog altijd vrij goed overzien. Gebrek- Het zal wel niemand ontgaan, dat zoo ooit dan in onzen tijd, het algemeen welzijn het bestaan en den krachtigen bloei vordert van katho lieke Hoogescholen. Benedictus XV aan het Hoogw. Episcopaat van Nederland. kige stumpers worden door de politie of hulp* vaardige burgers bereidwillig naar hun schuil' plaats gebracht en men weet niet, wat men he' meest moet bewonderen, de Pruisische dril' waarmede zulk een aangelegenheid georgani' seerd wordt, of de kinderlijke gehoorzaamheid' waarmede de groote massa zich weet te schik ken naar voorschriften en bevelen, welke nie' bepaald aangenaam genoemd kunnen worden. Maar den vollen ernst der zaak begint me» pas 's avonds te beseffen. Het blijft op straal stikdonker. Waar jalousieën zijn, worden ze neergelaten, en beschikt men niet over lm* ken, dan moeten de vensters met zwart papi®r worden dichtgeplakt, opdat er geen straalt]6 licht naar buiten valt. Ook alle verkeersmidde* len moeten hun lampen zoo gecacheerd hebben, dat ze van de lucht uit onzichtbaar blijven en om den al zeldzamer wordenden voetganger een handje te helpen, heeft men op alle hoeken en drukke verkeerspunten de trottoirs met witte verf bestreken, zoodat men niet al te gauw kan, verongelukken. Alles beweegt zich dienovereen komstig] in een slakkengangetje, met uitzonde-, ring van de trams, die langs de rails suizen het heldere dag is. Schijnwerpers verlichten zoo nu en dan den donkeren hemel. Het flakgeschut weerklinkt ort> eventueele luchtaanvallen te voorkomen of t® beantwoorden. Midden in den nacht worden er luchtaanvallen op de binnenstad ondernomen, maar er is geen sterveling, die er iets van merkt' Want de menschen zijn moe van hun dagelijk' schen arbeid en we hebben vastgesteld, dat he sirenegeloei van 's nachts om vier uur niet h' effect heeft gehad van 's middags om dienzelf den tijd. Men weet weliswaar, dat men bij ont dekking van ongehoorzaamheid door de contro- leerende politie tot een boete van vier mar" veroordeeld kan worden, maar och, zoo rede neert men bij zichzelf, de zaak is nog gee® ernst en als het zoover is, dan weet men n0^ lang niet, of deze luchtbeschermingskelders m werkelijk aan de verwachtingen zullen beau' woorden, die men er van koestert! En hier raken we de kern der zaak: staat c' nu werkelijk een oorlog voor de deur? Is de si tuatie ongeveer dezelfde als in den zomer v®1 1914? Wij geven gaarne toe, dat de stemmi'1^ menig punt van overeenkomst biedt. Duitsch land, althans het jeugdige Derde Rijk, is mib' stens zoo strijdvaardig als toen. Maar de bitte^ ervaring heeft geleerd, dat niet slechts de di rect daarbij betrokken volken, maar ongeve6^ de gansche wereld nog jaren later zwaar ge' bukt gaat onder de gevolgen van zulk een We' reldbrand. En daarom schreeuwt men wel e» hard en laat men de sabels rinkelen, maar 11 het diepste van zijn hart denkt iedere norm®' burger: God behoede ons voor een nieuwe® oorlog! En de staatslieden, die het beleid z°°' genaamd „in handen hebben", denken er pre cies eender over. Daarom nemen we deze lucht' beschermingsoefeningen met de vereisch'^ kalmte en beschouwen we ze als een proefne ming voor het geval het ernst wordt. Waai' mee echter geenszins gezegd wil zijn, dat daar nu ook maar dadelijk mee hebben te reke nen! op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen n /-y by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T"* m r-v by een ongeval met ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A a Ovf#™ verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen li f UUt* doodelijken afloop AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL by verlies van een ban4 een voet «t een oo* 87 „Neem het zoo op, Mr. Cade: ik sta u dit toe, omdat ik een gunstigen indruk van u gekregen heb. Ik zou zelfs, wat deze zaak aangaat, graag met u samenwerken. Amateur en vakman, dat is geen slechte combinatie. De een heeft, om zoo te zeggen het voordeel van tot de coterie te behooren, de ander heeft de ondervinding." „Wel," zei Anthony langzaam, ,,'t is altijd een soort van- ideaal van me geweest, mijn krachten op een moord-mysterie te probeeren." „Al tot de conclusie gekomen, Mr. Cade?" „Tot een paar dozijn," zei Anthony. „Maar voor het oogenblik zijn ze nog in vragen ver vat." „Bijvoorbeeld?" „Wie volgt Michaël als eerste erfgenaam voor den troon op? Dat lijkt mij nogal belangrijk." Hoofdrechercheur Battle trok een bedenkelijk gezicht. „Ik vroeg me juist af, of u daaraan zou den ken. Prins Nicolaas Obolovitch is nu de erfge naam, hij is een neef in den eersten graad van den man, die gisteravond vermoord is." „En waar is prins Nicolaas op het oogen blik?" vroeg Anthony, terwijl hy zich iets af keerde om een nieuwe sigaret op te steken. „Je hoeft me niet te zeggen, dat je 't niet weet, Battle, want dan geloof ik je niet." „We hebben reden om aan te nemen, dat hij op het oogenblik in Amerika is. Verleden week was hij er in elk geval nog. Aan 't geld opnemen met als onderpand datgene, wat hij te wachten heeft." Anthony liet een langgerekt gefluit van ver bazing hooren. „Nou snap ik 't," zei hij dan. „Michaël had Engeland achter zich, Nicolaas Amerika. In allebei de landen is een groep financiers, die op jacht zijn naar petroleumconcessies. De roya listische partij had Michaël als haar candidaat uitgekozen en nu moeten ze een anderen zoe ken. Wanhoop en tandengeknars in het kamp van Isaacstein Co. en Mr. George Lomax. Vreugde en hoerageroep in Wail Street. Is 't niet zoo?" „U bent er niet heelemaal naast," gaf Battle toe. „Hm," zei Anthony. „En nu weet ik ook, dat wil zeggen, ik durf er mijn hoofd onder ver wedden, dat ik weet, wat u in dat boschje uit gevoerd hebt." De detective glimlachte, maar onthield zich van antwoorden. „Internationale politiek geweldig interessant," zei Anthony, „maar tot mijn spijt kan ik dit gesprek niet verder voortzetten. Ik heb een afspraak om in de leerkamer thee te komen drinken." Hij liep vlug het terras over en ging door de hoofddeur naar binnen. Een kort consult met Tredwell had als gevolg dat hij een paar minu ten later voor de deur van de leerkamer stond. Hij klopte aan en ging naar binnen. Honkie en Snoekie renden op hem af en brachten hem in triomf naar hun gouvernante. Bij het zien van mademoiselle Brun overviel Anthony, één seconde lang, een gevoel van schaamte. De Frangaise was een kleine magere vrouw van een jaar of vijftig, met een lang, smal gezicht, peper- en zoutkleurig haar en een snorretje. Als avonturierster zou ze in elk milieu een droevig figuur geslagen hebben. „Ik geloof, dat ik leelijk de kluts kwijt ben," zei Anthony tegen zichzelf. „Enfin, op het oogenblik niets aan te doenhiermee door gaan tot het bittere einde is m'n motto." Hij was gedurende het thee-uurtje de ridder lijkheid in eigen persoon en mademoiselle ge voelde zich blijkbaar zeer gecoiffeerd door het bezoek van den knappen jongen man. Zoo werd de visite een groot succes. Maar dien avond, toen hij in de mooie, fris- sche slaapkamer, die Bundie hem toegewezen had, eindelijk weer alleen was, schudde hij het hoofd. „Zoo gaat het niet!" zei hij. „Hoor je 't Anthony, zoo gaat 't niet. 't Is gek, maar ik raak bij deze zaak telkens den draad kwijt." Hij staakte zijn wandeling en bleef midden in de kamer stokstijf staan. „Wel verdikkebegon hij. De deur werd behoedzaam opengedaan. Toen de kier wijd genoeg was, schoof een man zich erdoor en bleef in eerbiedige houding bij de deur staan. Het was een groote, zwaargebouwde man met blond haar, hooge jukbeenderen en eigenaar dige, fanatieke oogen. „Wie ben jij?" vroeg Anthony met zijn oogen strak op het gezicht van den onbekende. „Boris Anchoukoff!" „Zoo. De lijfknecht van prins Michaël, hè?" „Ja. Ik heb mijn meester trouw gediend. Hij is dood. En daarom dien ik nu u!" „Buitengewoon vriendelijk van je," zei Anthony. „Maar ik heb geen bediende noodig." „Gij zijt nu mijn meester. Ik zal u tr-ouw dienen." „Ja, dat is alles goed en wel, maar ik heb geen bediende noodig. Dat is een luxe, die ik me niet veroorloven kan." Boris Anchoukoff keek hem bestraffend aan. „Ik vraag geen geld. Ik heb mijn meester trouw gediend. Zoo zal ik ook u dienen.... tot in den dood!" Hij deed een stap naar Anthony toe, liet zich op zijn eene knie neer, greep Anthony's hand en legde die tegen zijn voorhoofd. Dan stond hij op en verliet de kamer, even onverwacht als hij gekomen was. Anthony staarde hem na met een gezicht, dom van verbluftheid. „Dat is al heel merkwaardig," zei hij, toen hij wat begon te bekomen. „Wat je noemt een trouwe waakhond. Opmerkelijk wat een instinct die kerels hebben!" Hy keerde zich om en zette z'n wandeling door de kamer voort. „Maar ondertusschen kan 't tot gekke com plicaties aanleiding geven," mompelde hij, „tot verduiveld gekke complicaties." HOOFDSTUK XVII EEN MIDDERNACHTELIJK AVONTUUR Het coroner-onderzoek had den volgenden morgen plaats. Het was in alles absoluut het tegenovergestelde van de onderzoeken, die in de zoogenaamde amusements-lectuur beschreven worden. Zelfs George Lomax was tevreden, zóó radicaal waren alle interessante bijzonderheden geschrapt. Hoofdrechercheur Battle, de coroner en kolonel Melrose hadden de hoofden bijeen gestoken en het resultaat was een zitting van een paar uur, die wat onbelangrijkheid en ver veling betrof, op een bijzonder hoog peil stond. Dadelijk na het onderzoek nam Anthony af scheid en vertrok. Zijn weggaan was voor Bill Eversleigh een opluchting. George Lomax was, door zijn angst dat er iets uit zou lekken, nog moeilijker en veeleischender dan anders geweest. Miss Oscar en Bill hadden geen oogenblik rust gehad en, zooals gewoonlijk, had de verdeeling van den arbeid, wat billijkheid aanging, wat te wenschen gelaten. Miss Oscar was al het belangrijke en nuttige werk toegewezen en Bill was gebruikt, om tallooze boodschappen en boodschapjes te doen en als een soort van toetssteeen voor de steekhoudendheid van de argumenten die Lo max bij den meter aanvoerde en bij den kilo meter herhaalde. Toen Bill dien bewusten Zaterdagavond na®^ bed ging, was hij aan het eind van zijn kracb' ten. Hij had geen enkele behoorlijke gelegen heid gehad, dank zij de veeleischendheid va Lomax, om met Virginia te praten en dus voe'" hij zich ongelukkig en verongelijkt. Eén ge111, nog, dat die man uit Zuid-Afrika' van 't toone®, verdwenen was. Die monopoliseerde Virginia 0 hij er recht op had en dat begon Bill te vef velen. Maar natuurlijk, als Lomax voortging met zichzelf belachelijk te maken.... Onda'm z'n opstandigheid vielen zijn oogen did5' Eversleigh sliep. En in zijn slaap vond troost, want hij droomde van Virginia. Het was een helfhaftige droom.... droom van een brandend huis en vonkensp® terende balkenwaarin hij de rol van d®® held speelde. Hij bracht Virginia in zijn arm6 van de bovenste verdieping naar beneden, in d® rustigen koelen tuin. Ze was bewusteloos. J lei haar in het zachte gras neer en ging om een pakketje sandwiches te zoeken. Geor» Lomax had het, maar in plaats van het Bill te geven, begon hij telegrammen te dl® teeren. Nu waren ze in het voorportaal van ®®j: kerk; hy ging trouwen met Virginia en zij elk oogenblik komen. Groote genade! Hij h®, zijn pyjama aan! Hij moest naar huis om be., hoorlijke kleeren aan te trekken. Zoo hard kon liep hij de deur uit, naar den auto toe. Ma® de auto wou niet wegrijdenGeen benz'11 in het reservoir, 't Was om wanhopig te worde®^ (Wordt vervolgd'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10