De Britsche dominions in
geval van oorlog
DRIE GEBROEDERS
fKetm&aal wui den dag
P
Kabouter Flip en zijn vriendje Wip
BERLIJN IN HET
DONKER
ALLE ABONNÉ'S
F 250.-
Hun houding jegens
het Empire
Neutraliteit zoo goed
als uitgesloten
DINSDAG 8 AUGUSTUS 1939
l'
toeval
De vraag van den dag: „En
wanneer krijgen we nu
werkelijk oorlog
Het Geheim van de
zeven Schoorsteenen
DOOR AGATHA CHRISTIE
Het is een politieke wijsheid van Groot-Brit-
tannië duur gekocht, toen in de 18e eeuw de
Amerikaansche koloniën van het moederland
afvielen dat het zich niet verzet tegen het
streven der dominions naar zelfstandigheid.
Op grond van het Statuut van Westminster
van 11 December 1931 zijn de dominions in de
praktijk volkomen autonome gemeenebesten
binnen het kader van het Britsche empire. Als
zoodanig hebben zij ook het recht, zich in een
oorlog, waarin Groot-Brittannië verwikkeld
wordt, neutraal te verklaren. Wettelijk is dit
recht weliswaar alleen toegestaan aan de Zuid-
Afrikaansche Unie en Ierland, maar dit neemt
niet weg, dat dit recht voor de overige domini
ons niet minder een vanzelfsprekend bestand
deel uitmaakt van hun zelfstandigheid en vrij
heid.
De huidige souvereiniteit hebben de staten
van het Empire, van de Commonwealth hoofd
zakelijk verkregen op de verschillende Rijks
conferenties na den wereldoorlog. Aan dezen
hadden alle dominions actief deelgenomen,
maar in het verdrag van Locarno werd bepaald,
dat de dominions niet gebonden worden aan
de verplichtingen, die Groot-Brittannië op het
Europeesche continent heeft of aangaat. Ter
gelegenheid van de kroning van den tegen-
woordigen koning, George VI, werd de auto
nomie der dominions opnieuw bevestigd.
Niettegenstaande de vrijheden, die Enge
land aan de dominions verleende, waren toch
de leiders der Britsche buitenlandsche politiek
er altijd op bedacht, de verbinding tusschen
de staten-leden van het Rijk en het moeder
land zoo vast mogelijk te maken en te hand
haven. Om dit doel te bereiken werd te Lon
den een systeem van vertrouwelijke consulta
ties met alle deelen van het Rijk opgebouwd.
De vooruitgang der techniek werkte gunstig
voor dit systeem. Thans is te aller tijde on
middellijk een gedachtenwisseling tusschen
Londen en de dominions mogelijk. Tengevolge
van de ontwikkeling der aviatiek kan een
Rijksconferentie in acht tien dagen bijeen
komen.
De politiek van het moederland oefent in
vloed uit op die der dominions, maar ook om
gekeerd. De politiek van het moederland kan
op de eerste plaats slechts invloed uitoefenen,
wanneer de dominions erkenfien, dat hun be
langen er door worden gediend. Wat de huidi
ge internationale vraagstukken betreft, zijn de
dominions voor een vreedzame oplossing, zon
der echter van het moederland te verlangen,
dat het een vredespolitiek tot iederen prijs
voert. Zij wenschen echter elk geval zelf zelf
standig te becordeelen. Maar van den anderen
kant kunnen de dominions slechts invloed uit
oefenen op de buitenlandsche politiek van het
moederland, voorzoover zij zelf een eigen bui-
tenlandsch beleid voeren. D't nu is met het oog
op "Europeesche affaires m-'r zeer zelden het
geval. In zulke gevallen scharen de dominions
zich onder leiding van het moederland, zooals
in September 1938 is gebleken. Van groote be-
teekenis voor den invloed der dominions op
de Britsche politiek is de openbare meening
dat de publieke opinie méér bewerkt moet
w-orden dan tot dusver het geval is.
Thans moet men wel dikwijls geduld oefenen
en mag men niets bruskeeren, totdat de open
bare meening in de dominions toegankelijk is
geworden veor de opvattingen der buitenland
sche politiek van het moederland. Dit is een
der factoren dikwijls van de schijnbare be
sluiteloosheid der Britsche politiek.
Bij de ontwikkeling der dominions tot zelf
standigheid heeft Canada een leidende rol ge
speeld. In tegenstelling met de Zuid-Afrikaan-
sche Unie heeft het voor zich het recht, om
neutraal te blijven in geval, dat Engeland in
een oorlog verwikkeld wordt, niet wettelijk
laten vastleggen. Dit schept een weliswaar niet
geheel klaren toestand, maar deze houding is
gegrond op de overweging, dat het opwerpen
der neutraliteitskwestie de positie van Enge
land in Europa en in het Verre Oosten zou
verzwakken. Tevens is men in Canada veelal
van meening, dat neutraliteit als zoodanig nog
geen absolute bescherming beteekent tegen
oórlogsverwikkelingen. Hier rijzen namelijk
vele vragen:
Zou bijvoorbeeld de neutraliteitsverklaring
van een dominion erkend wordjn door de te
genstanders van Engeland? Zou een dominion,
om zijn neutraliteit gerespecteerd te blijven
zien, zijn havens voor Britsche oorlogsschepen
moeten sluiten? Zou het Britsche strijdkrach
ten, die zich op zijn gebied bevinden, moeten
intemeeren? Wie zou den overzeeschen handel
van een neutraal dominion, welke afhankelijk
is van de Britsche handelsmarine, moeten be
schermen? Vormt Engeland niet een dusdanige
gewichtige markt, dat alle deelen van het Rijk
het grootste belang hebben, dat deze open
blijft? Hoe meer de dominions deze vragen heb
ben bestudeerd, des te meer zijn zij over
tuigd geworden van de buitengewone moeilijk
heden eener eventueele neutraliteitspolitiek.
De dominions maken zich geen illusies, zij
weten, dat zij in geval van een Engelsche ne
derlaag in een oorlog ook zelf voor het dic
taat van den overwinnaar zullen moeten buk
ken of zelf verder zullen moeten vechten voor
hun vrijheid en zelfstandigheid. In Canada
weet en voelt men, dat men zonder Engeland
zonder wereldpolitieke beteekenis zou zijn en
dat men in geval van een nieuwen wereldoor
log in zulk een moeilijke positie zal geraken,
dat het land toch -na langen of korten tijd
actief aan den oorlog zal moeten deelnemen.
Maar van dit alles afgezien, is er nog de psy
chologische factor. Canada zou Engeland niet
in gevaar alleen laten, het is tè nau>/ verbon
den met Engelands kroon en land. Dit heeft
het recente bezoek van het Engelsche konings
paar aan Canada bewezen.
Op grond van ongeveej dezelfde overwegin
gen zou Australië het moederland hulp bie
den. Op de tweede Rijksconferentie in Septem
ber 1938 te Sydney verklaarden prominente
vertegenwoordigers van Australië, dat er in
hun gewest geen wensch bestaat, gebruik te
maken van het neutraliteitsrecht. Hetzelfde
geldt voor Nieuw-Zeeland, dat direct troepen
zal sturen, wanneer Londen dit noodig acht.
In Zuid-Afrika is tengevolge van de hete
rogene structuur der bevolking de toestand ge
compliceerder. In verband met de neutraliteits
politiek zijn de blanken verdeeld. De afstam
melingen der Boeren, de Afrikaanders, huldigen
een uitgesproken Afrikaansch nationalisme.
Vlaggekwesties en kwesties over het volkslied
zijn, zooals men weet, aan de orde van den
dag. Onder deze omstandigheden schijnt het de
eenig mogelijke politiek der Zuid-Afrikaan-
sche Unie (het land is niet Engelsch en loopt
in zijn eenheid sterk gevaar) te trachten zoo
lang mogelijk neutraal te blijven.
In Indië is de oppositie tegen de totalitaire
staten en hun leer zeer sterk. De veldtochten
tegen Abessinië en China hebben de gemoede
ren ten zeerste opgewonden. Italië geeft al
geen geld meer uit voor propaganda in In
dië: het was geld wegsmijten. Waarschijnlijk
zullen Japan en Duitschland dra tot dezelfde
conclusie komen.
De buitenlandsche politiek van Indië is vast
gelegd op het Pan-Indische Congres, dat ge
houden werd tijdens de September-crisis. Er
werd een resolutie aangenomen, waarin af
schuw werd uitgesproken over oorlog en zijn
gruwelen, waarin men opkwam voor vrijheid,
goeden wil, voor internationale samenwerking
en waarin tenslotte ieder imperialisme werd
veroordeeld. Uit deze resolutie blijkt niet de
praktische houding, die Indië in geval van
oorlog zal aannemen. Het schijnt wel, dat
Engeland op de loyaliteit van Indië zal kun
nen rekenen. Tijdens de September-crisis 1938
hebben althans de Indische vorsten direct blijk
gegeven van 'hun wil, het moederland onvoor
waardelijk te ondersteunen.
Wat nu den Ierschen Vrijstaat betreft: En
geland heeft, hoewel laat, Zuid-Ierland volle
vrijheid gegeven, zelfs om zich tot republiek te
verklaren. Er wordt beweerd, dat op de con
ferentie van Sydney, waarvan boven sprake
was, het de Iersche vertegenwoordigers wa
ren,' die het sterkst den wensch hebben uitge
sproken, dat Engeland en het Rijk zoo sterk
mogelijk moesten zijn. Men kan dit wel ge-
looven, want dit komt geheel overeen met het
belang van hun eigen land.
Herhaaldelijk is er i den ...atsten tijd over
al gezegd, dat e"i ondubbelzinnige verklaring
van geheel het Empire, dat het ingeval van
oorlog met het moederland solidair zal zijn,
zeer gunstig zou zijn voor de versterking dei-
wereldpolitieke positie van Engeland en daar
om ook voor het behoud van den vrede. Het
ontbreken van zulk een verklaring heeft wel
hier en daar aanleiding gegeven tot de opvat
ting, dat het twijfelachtig is, of het Empire
in staat is, nog eenmaal een crisis als die van
1914'18 te boven te komen. Dit is voorbarig.
De staten-leden van het Empire zijn verdeeld
over het geloof aan de mogelijkheid van vrij
willige samenwerking van vrije volken op den
grondslag van het recht en van goeden wil
over en.weer. Hun afkeer van oorlog is groot.
Maar als het moet, als het noodig is voor de
verdediging van vrijheid en zelfstandigheid,
zullen ze onvervaard aan de zijde van Enge
land staan.
W. F.
Bedoeid zijn de drie gebroeders Treub. Mel-
chior, Hector, Maria Willem Frederik. Melchior,
die het evenals Hector met één voornaam
moest doen, werd geboren in 1851, Hector in
1856 en Maria Willem Frederik in 1858. Alle
drie in het lieflijke Voorschoten, waar een ge
velsteen in het oude ouderlijke huis de herin
nering levend houdt aan deze drie broeders,
drie koningen der wetenschap, drie Musketiers
van min of meer romantisch leven. Zij stierven
op verschillende plaatsen, Melchior te St. Ra-
phaël in 1910, Hector te Amsterdam in 1920
en Maria Willem Frederik te 's-Gravenhage
in 1931.
Melchior was directeur van 's Lands Planten
tuin te Buitenzorg en der aldaar gevestigde
Landbouwschool. Hij heeft den botanischen tuin
te Buitenzorg tot een wereldinstituut gemaakt,
waarheen natuuronderzoekers uit alle wereld-
deelen kwamen. Om deze onderzoekers waar
dig te kunnen ontvangen stichtte hij het
Vreemdelingen-laboratorium, (thans Treub-la-
boratorium) en aan de grenzen van het oer
woud op de hellingen van de Gedeh den be
roemden bergtuin van Tjibodas. Hij was tevens
groot publicist, hij stichtte en schreef ook de
„Annales du Jardin Botanique de Buitenzorg",
Volgens vele geleerden is Melchior de grootste
van de drie, geldt als zoodanig ook in den
vreemde en zal ook als zoodanig voor het na
geslacht blijven gelden.
Hector was de wereldberoemde professor in
de verloskunde en gynaecologie aan d^ Gemeen
telijke Universiteit van Amsterdam. Hij stond
bekend als een man van groote wetenschap,
maar ook van onmetelijk temperament. De
anecdoten over hem in de professoren- en stu
dentenwereld zijn legio. Op zijn sterfbed wees
hij zijn „besten leerling" als zijn meest geschik-
ten opvolger in het professoraat aan. Deze leer
ling was Dr. Van Rooy, die ook door den ge
meenteraad werd benoemd en kort geleden als
Rector-magnificus der Alma Mater Amstelo-
damensis onverwachts stierf. Hector Treub
heeft befaamde leerboeken geschreven. In Ka
tholieken kring is beroemd geworden zijn hof
felijke polemiek over het „Levensrecht der on
geboren vrucht" met Pater van Oppenraay S. J.
en de toenmalige Warmondsche hoogleeraren
Dr. Vlaming en Van Noort.
Maria Willem Frederik heeft niet minder
naam gemaakt dan zijn twee oudere broers.
Ook hij was, evenals Hector, een tijd lang pro
fessor aan de Amsterdamsche hoogeschool, in
de economie. Hij staat bekend als Mr. Treub. Hij
was uitblinker in de gemeentelijke en lande
lijke politiek. Deze man heeft zoowel voor ge
meente als land, vooral in den oorlogstijd, bui
tengewoon veel gedaan. Te Amsterdam was hij
lid van den gemeenteraad, later wethouder.
Reeds als gemeenteraadslid was hij radicaal en
week af van de „beproefde" liberale beginselen,
die toen nog alom hoogtij vierden. Als wethou
der zette hij zijn radicale beginselen in de daad
om: nieuwe regeling der gemeentefinanciën,
overname van gas, electriciteit, tram, telefoon
enzoovoorts in gemeentebeheer. Hij kwam als
Vrijzinnig afgevaardigde in de Tweede Kamer
en werd minister van Landbouw, Handel en
Nijverheid en later van Financiën in het extra
parlementaire kabinet Cort van der Linden. Na
het uitbreken van den wereldoorlog heeft hij
ontzettend veel gedaan om de ernstigste storin
gen in handel- en credietwezen weg te nemen
of haar nadeel te beperken (maximumprijzen,
gouden standaard, beurswet), maar zijn belas
tingen op andere zaken dan het inkomen wek
ten den tegenzin van radicalen en sociaal-de
mocraten (hij was een verwoed bestrijder van
Karl Marx) en dit bracht hem ten val. Na den
oorlog stichtte hij den „Economischen Bond".
In den loop der tijden waren zijn inzichten ge
wijzigd aangaande overheidsbemoeiing: hij
zakte weer af naar de liberale beginselen en
eindigde als politicus van den Vrijheidsbond.
In zijn laatste levensjaren was hij de voortva
rende en krachtige voorzitter van den Indi-
schen Ondernemersraad. Een groot aantal ge
leerde en meer populaire boeken staat op zijn
naam. Bekendheid verwierven „Oorlogstijd",
welk gedegen boek hij opdroeg aan H. M. de
Koningin, die groote bewondering had voor
zijn staatsmanschap tijdens den wereldoorlog
en met wie hij nauw samenwerkte in het Ko
ninklijke Steuncomité, en „Herinneringen en
Overpeinzingen", welk geschrift een soort in
tieme contemporaine geschiedenis is van ons
land en onze politie'-
Aanleiding om „-s net leven van
de drie broers Treub te herinneren
is het feit, dat de Amsterdamsche Ge
meenteraad aan eenige nieuwe straten namen
moest geven. Op de voordracht van B. en W.
stond ook de naam „Professor Treublaan".
Daartegen verrees protest. Want welke profes
sor Treub werd bedoeld, Hector of Maria Wil
lem Frederik? Het bleek, dat mr. M. W. F.
Treub, de vroegere Amsterdamsche wethouder
gemeend werd. Maar het ging toch niet aan,
om Hector Treub, den beroemden professor,
langs indirecten weg als geen aandacht waard
op zij te schuiven. En men kan toch moeilijk
aannemen, dat B. en W. twee (sit venia verbo!)
vliegen in één klap zouden willen slaan door
aan het publiek over te laten, om uit te zoeken,
wie van de twee broers werd bedoeld. B. en W.
veranderden tenslotte de voordracht in „Mr.
Treublaan" en deze werd goedgekeurd.
Het komt ons voor, dat de Raad van Amster
dam 'n mooie gelegenheid heeft verzuimd, om
de drie befaamde broeders tegelijk te huldigen.
Melchior heeft wel direct niets uit te staan
gehad met Amsterdam, maar toch heel veel
indirect met onze oude op Indië varende han
delsstad. Hector gaf eer en naam aan de ge
meentelijke hoogeschool. En Maria. Willem Fre
derik nü, deze werd geëerd door zijn naam
op het straatbordje. Waarom koos men dan
niet de „Gebroeders Treublaan"? Het had voor
de hand gelegen en de onafscheidelijke be
roemde drie waren tegelijk gehuldigd!
Wel twintigmaal had het verrukte publiek
Gino Ciampi na de tweede acte teruggeroepen
Zeer bleek zat Mara naast mij in de loge, zeer
ontroerd door dezen aangrijpenden Rigoletto.
„Ik zou je graag een klein verhaaltje willen
vertellen, Mara," zei ik.
„Juist au?" vroeg zij en trok misprijzend haar
mooie wenkbrauwen op.
,Ja, juist nu." Zij boog het hoofd alsof zij zich
aan haar noodlot overgaf. Want zij wist dat nie
mand verhinderen kon mij een verhaal te laten
vertellen, wanneer ik daartoe besloten was.
„In een der beroemdste restaurants van Flo
rence verscheen op zekeren avond een heer, die
met de meest verfijnde élégance gekleed was.
De kellner bracht hem de in rood saffiaan ge
bonden spijskaart, maar de gast verzocht kort
hem de specialiteit van het huis te brengen.
Op dit oogenblik werd het gezicht van den
directeur, die juist uit de keuken kwam en den
gast bemerkt had, vuurrood. Met één sprong
was hij weer in de keuken.
„Weet je wie ons bescheiden restaurant met
zijn tegenwoordigheid vereerd heeft?" fluisterde
hij den kok in het oor.
„Armand Gillot, Armand Gillot persoonlijk."
De kok boog onwillekeurig, toen hij dezen be
roemden naam hoorde. Armand Gillot was im
mers niemand anders dan de opperste rechter in
alle dingen die de edele kookkunst betroffen.
De kok kookte zooals hij nog nooit in zijn
leven gekookt had, vol heilige inspiratie.
Hij wierp nog een laatsten blik op zijn kreeft
a la Brasilienne, die op de kooktentoonstelling
in Londen de gouden medaille gewonnen had,
daarna gaf hij den schotel, bevend van opwin
ding, aan den directeur, die er op stond den
beroemden gast persoonlijk te bedienen.
Treurig keerde de directeur een paar minuten
later in de keuken terug. „Hij heeft maar een
enkel hapje van je kreeft gegeten en de rest
op zijn bord laten liggen," zei hij zacht.
licht brengt geluk, genot, teleur
stelling.
Ze rustten thans wat uit en konden maar niet
uitgekeken komen naar dat prachtig vergezicht.
„Is het hier niet mooi, Wip?" vroeg Flip aan
zijn vriendje.
Op tallooze plaatsen stroomden tusschen de
rotsblokken kleine beekjes naar omlaag. Het
was een prachtig schouwspel en beiden keken
er vol bewondering naar.
Juist zouden ze aanstalten maken om weer
terug te keeren, toen een oorverdoovend lawaai
en gekrysch hun aandacht trok. Ze gingen op
het geluid af en kwamen op een open plek.
Met de andere culinaire kunstwerken, een
patrijs met sherry en artisjokken toebereid op
Algiersche wijze en een sinaasappelvla, die on
der den naam „een droom uit goud" de aan
dacht van vooraanstaande vaklieden getrokken
had, ging het niet beter. Telkens at Armand
Gillot er een of twee hapjes van om daarna met
een ontevreden gezicht te zeggen, dat het eten
weggenomen kon worden.
Toen de kok
dien avond als
n gebroken man l ££n aelUkkig
naar huis ging, 6
bleef hij lang op
een der bruggen r
over den Arno
staan en einde-
lijk wilde hij met 'n snel gebaar over de leuning
in 't water springen. De directeur, die hem, daar
hij niets goeds verwachtte, achterna gegaan was,
kon hem juist nog op het laatste oogenblik voor
den dood in het water redden.
Vanaf dezen avond vol nederlagen wilde de
kok niet langer koken. Nooit in zijn leven nam
hij meer een lepel in de hand. Maar omdat hij
toch op de een of andere manier moest leven,
zocht hij een ander beroep. En
„Ssst!" riepen de menschen achter hen, want
reeds klonken de eerste accoorden die de derde
acte van de „Rigoletto" inleiden door den don
ker geworden schouwburg.
„En", fluisterde ik niettemin in Mara's oor,
daar de jonge kok een mooie bariton had,
waar hij tot nu toe weinig waarde aan hechtte,
ging hij zijn stem ontwikkelen. Hij heette Gino
Ciampi. Wij zouden hem vanavond niet als Ri
goletto gehoord hebben, als op dien bewusten
avond de heer Armand, niet zoozeer omdat hij
de gerechten niet apprecieerde, maar omdat
zijn maag van streek was, het eten van den
jongen kok meer gewaardeerd had."
Men schrijft ons uit Berlijn:
„En wanneer krijgen we nu werkelijk oor
log?"
Dat is op hetoogenblik de vraag van den
dag. De schoonmaakster begint er in den vroe
gen morgen mee, de juffrouw in de kranten
kiosk zet het 's middags voort en 's avonds weet
de kellner in ons stamlokaal klaarblijkelijk geen
actueeler thema.
En dat zijn dan nog menschen van leeftijd.
De oorlog van 1914 tot 1918 ligt nog vrij versch
in hun geheugen en ze hebben zoowel tijdens
dien wereldbrand als in de harde maanden der
inflatie aan den lijve de ellende van zulk een
internationaal conflict ondervonden.
Maar luister dan eens naar de jeugd! Die
weet alles haarfijn. En met dezelfde geestdrift,
waarmee de jongens van 1914 ..Heil Kaiser
Dir!" zongen, heffen zij thans het „Duitsch
land. Duitschland boven alles!" en het Horst
Wessellied aan. Want al zijn er sedertdien 25
jaar verloopen, men meene niet dat de men
schen er anders op geworden zijn.
Wat wij op al deze netelige vragen ten ant
woord geven? Niets. Men zou ons immers toch
verkeerd begrijpen, ons voor „deutschfeindlich"
houden en misschien dan wel de Geheime
Staatspolitie gaan opbellen, om te verraden, war
een buitenlander zich veroorlooft, over het hui
dige Duitschland te zeggen!
Trouwens, men heeft al meer dan genoeg te
doen wanneer men zich met de vereischte seri-
eusiteit beperkt tot de feiten van den dag. De
verrassingen zijn niet van de lucht. En zulks
thans meest in den letterlijken zin van het
woord. We beleven thans weer twee, drie dagen
en nachten, welke vrijwel geheel en al in het
teeken van den eerstvolgenden oorlog staan.
Zonder eenige voorafgaande waarschuwing be
ginnen in alle wijken der wereldstad de sirenes
te loeien en binnen twee minuten tijds moeten
de straten en pleinen uitgestorven liggen. Na
tuurlijk had de Duitsche eenheidspers de be
volking hierop voorbereid en wist men precies
wat er te doen stond. Overal staan met geel pa
pier en vuurroode pijlen de kelders en onder-
aardsche gewelven aangegeven, waar men zijn
toevlucht zoeken kan. Begint het klaaglijk ge
loei, dan staan alle verkeersmiddelen met uit
zondering van de ondergrondsche, die zich aan
bovenaardsche sensaties klaarblijkelijk niet be
hoeft te storen onmiddellijk stil. Trams, bus
sen, auto's, motoren en fietsen worden aan hun
lot overgelaten, gegapt kan er toch niet worden,
want de politie suist ter controle in dienst
auto's in suizende vaart langs de verlaten straten
en een goed deel van de bevolking bevindt zich
inderdaad onder het asfalt.
Gezellig kan men dat niet noemen, maar de
tijd i s nu eenmaal niet gezellig en als de zaak
ernstig wordt, dan dient men toch zoo ongeveer
te weten, wat men in geval van luchtaanvallen
moet doen om 't veege lijf te redden. Weerklinkt
zoo'n alarmsignaal overdag, dan kan men de
situatie nog altijd vrij goed overzien. Gebrek-
Het zal wel niemand ontgaan, dat
zoo ooit dan in onzen tijd, het
algemeen welzijn het bestaan en
den krachtigen bloei vordert van katho
lieke Hoogescholen.
Benedictus XV aan het
Hoogw. Episcopaat van Nederland.
kige stumpers worden door de politie of hulp*
vaardige burgers bereidwillig naar hun schuil'
plaats gebracht en men weet niet, wat men he'
meest moet bewonderen, de Pruisische dril'
waarmede zulk een aangelegenheid georgani'
seerd wordt, of de kinderlijke gehoorzaamheid'
waarmede de groote massa zich weet te schik
ken naar voorschriften en bevelen, welke nie'
bepaald aangenaam genoemd kunnen worden.
Maar den vollen ernst der zaak begint me»
pas 's avonds te beseffen. Het blijft op straal
stikdonker. Waar jalousieën zijn, worden ze
neergelaten, en beschikt men niet over lm*
ken, dan moeten de vensters met zwart papi®r
worden dichtgeplakt, opdat er geen straalt]6
licht naar buiten valt. Ook alle verkeersmidde*
len moeten hun lampen zoo gecacheerd hebben,
dat ze van de lucht uit onzichtbaar blijven en
om den al zeldzamer wordenden voetganger een
handje te helpen, heeft men op alle hoeken en
drukke verkeerspunten de trottoirs met witte
verf bestreken, zoodat men niet al te gauw kan,
verongelukken. Alles beweegt zich dienovereen
komstig] in een slakkengangetje, met uitzonde-,
ring van de trams, die langs de rails suizen
het heldere dag is.
Schijnwerpers verlichten zoo nu en dan den
donkeren hemel. Het flakgeschut weerklinkt ort>
eventueele luchtaanvallen te voorkomen of t®
beantwoorden. Midden in den nacht worden er
luchtaanvallen op de binnenstad ondernomen,
maar er is geen sterveling, die er iets van merkt'
Want de menschen zijn moe van hun dagelijk'
schen arbeid en we hebben vastgesteld, dat he
sirenegeloei van 's nachts om vier uur niet h'
effect heeft gehad van 's middags om dienzelf
den tijd. Men weet weliswaar, dat men bij ont
dekking van ongehoorzaamheid door de contro-
leerende politie tot een boete van vier mar"
veroordeeld kan worden, maar och, zoo rede
neert men bij zichzelf, de zaak is nog gee®
ernst en als het zoover is, dan weet men n0^
lang niet, of deze luchtbeschermingskelders m
werkelijk aan de verwachtingen zullen beau'
woorden, die men er van koestert!
En hier raken we de kern der zaak: staat c'
nu werkelijk een oorlog voor de deur? Is de si
tuatie ongeveer dezelfde als in den zomer v®1
1914? Wij geven gaarne toe, dat de stemmi'1^
menig punt van overeenkomst biedt. Duitsch
land, althans het jeugdige Derde Rijk, is mib'
stens zoo strijdvaardig als toen. Maar de bitte^
ervaring heeft geleerd, dat niet slechts de di
rect daarbij betrokken volken, maar ongeve6^
de gansche wereld nog jaren later zwaar ge'
bukt gaat onder de gevolgen van zulk een We'
reldbrand. En daarom schreeuwt men wel e»
hard en laat men de sabels rinkelen, maar 11
het diepste van zijn hart denkt iedere norm®'
burger: God behoede ons voor een nieuwe®
oorlog! En de staatslieden, die het beleid z°°'
genaamd „in handen hebben", denken er pre
cies eender over. Daarom nemen we deze lucht'
beschermingsoefeningen met de vereisch'^
kalmte en beschouwen we ze als een proefne
ming voor het geval het ernst wordt. Waai'
mee echter geenszins gezegd wil zijn, dat
daar nu ook maar dadelijk mee hebben te reke
nen!
op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen n /-y by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T"* m r-v by een ongeval met
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A a Ovf#™ verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen li f UUt* doodelijken afloop
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
by verlies van een ban4
een voet «t een oo*
87
„Neem het zoo op, Mr. Cade: ik sta u dit toe,
omdat ik een gunstigen indruk van u gekregen
heb. Ik zou zelfs, wat deze zaak aangaat, graag
met u samenwerken. Amateur en vakman, dat
is geen slechte combinatie. De een heeft, om
zoo te zeggen het voordeel van tot de coterie te
behooren, de ander heeft de ondervinding."
„Wel," zei Anthony langzaam, ,,'t is altijd een
soort van- ideaal van me geweest, mijn
krachten op een moord-mysterie te probeeren."
„Al tot de conclusie gekomen, Mr. Cade?"
„Tot een paar dozijn," zei Anthony. „Maar
voor het oogenblik zijn ze nog in vragen ver
vat."
„Bijvoorbeeld?"
„Wie volgt Michaël als eerste erfgenaam voor
den troon op? Dat lijkt mij nogal belangrijk."
Hoofdrechercheur Battle trok een bedenkelijk
gezicht.
„Ik vroeg me juist af, of u daaraan zou den
ken. Prins Nicolaas Obolovitch is nu de erfge
naam, hij is een neef in den eersten graad van
den man, die gisteravond vermoord is."
„En waar is prins Nicolaas op het oogen
blik?" vroeg Anthony, terwijl hy zich iets af
keerde om een nieuwe sigaret op te steken. „Je
hoeft me niet te zeggen, dat je 't niet weet,
Battle, want dan geloof ik je niet."
„We hebben reden om aan te nemen, dat hij op
het oogenblik in Amerika is. Verleden week was
hij er in elk geval nog. Aan 't geld opnemen
met als onderpand datgene, wat hij te wachten
heeft."
Anthony liet een langgerekt gefluit van ver
bazing hooren.
„Nou snap ik 't," zei hij dan. „Michaël had
Engeland achter zich, Nicolaas Amerika. In
allebei de landen is een groep financiers, die op
jacht zijn naar petroleumconcessies. De roya
listische partij had Michaël als haar candidaat
uitgekozen en nu moeten ze een anderen zoe
ken. Wanhoop en tandengeknars in het kamp
van Isaacstein Co. en Mr. George Lomax.
Vreugde en hoerageroep in Wail Street. Is 't
niet zoo?"
„U bent er niet heelemaal naast," gaf Battle
toe.
„Hm," zei Anthony. „En nu weet ik ook, dat
wil zeggen, ik durf er mijn hoofd onder ver
wedden, dat ik weet, wat u in dat boschje uit
gevoerd hebt."
De detective glimlachte, maar onthield zich
van antwoorden.
„Internationale politiek geweldig interessant,"
zei Anthony, „maar tot mijn spijt kan ik dit
gesprek niet verder voortzetten. Ik heb een
afspraak om in de leerkamer thee te komen
drinken."
Hij liep vlug het terras over en ging door de
hoofddeur naar binnen. Een kort consult met
Tredwell had als gevolg dat hij een paar minu
ten later voor de deur van de leerkamer stond.
Hij klopte aan en ging naar binnen.
Honkie en Snoekie renden op hem af en
brachten hem in triomf naar hun gouvernante.
Bij het zien van mademoiselle Brun overviel
Anthony, één seconde lang, een gevoel van
schaamte. De Frangaise was een kleine magere
vrouw van een jaar of vijftig, met een lang,
smal gezicht, peper- en zoutkleurig haar en een
snorretje. Als avonturierster zou ze in elk
milieu een droevig figuur geslagen hebben.
„Ik geloof, dat ik leelijk de kluts kwijt ben,"
zei Anthony tegen zichzelf. „Enfin, op het
oogenblik niets aan te doenhiermee door
gaan tot het bittere einde is m'n motto."
Hij was gedurende het thee-uurtje de ridder
lijkheid in eigen persoon en mademoiselle ge
voelde zich blijkbaar zeer gecoiffeerd door het
bezoek van den knappen jongen man. Zoo werd
de visite een groot succes.
Maar dien avond, toen hij in de mooie, fris-
sche slaapkamer, die Bundie hem toegewezen
had, eindelijk weer alleen was, schudde hij het
hoofd.
„Zoo gaat het niet!" zei hij. „Hoor je 't
Anthony, zoo gaat 't niet. 't Is gek, maar ik
raak bij deze zaak telkens den draad kwijt."
Hij staakte zijn wandeling en bleef midden
in de kamer stokstijf staan.
„Wel verdikkebegon hij.
De deur werd behoedzaam opengedaan. Toen
de kier wijd genoeg was, schoof een man zich
erdoor en bleef in eerbiedige houding bij de
deur staan.
Het was een groote, zwaargebouwde man met
blond haar, hooge jukbeenderen en eigenaar
dige, fanatieke oogen.
„Wie ben jij?" vroeg Anthony met zijn oogen
strak op het gezicht van den onbekende.
„Boris Anchoukoff!"
„Zoo. De lijfknecht van prins Michaël, hè?"
„Ja. Ik heb mijn meester trouw gediend. Hij
is dood. En daarom dien ik nu u!"
„Buitengewoon vriendelijk van je," zei
Anthony. „Maar ik heb geen bediende noodig."
„Gij zijt nu mijn meester. Ik zal u tr-ouw
dienen."
„Ja, dat is alles goed en wel, maar ik heb
geen bediende noodig. Dat is een luxe, die ik
me niet veroorloven kan."
Boris Anchoukoff keek hem bestraffend aan.
„Ik vraag geen geld. Ik heb mijn meester
trouw gediend. Zoo zal ik ook u dienen.... tot
in den dood!"
Hij deed een stap naar Anthony toe, liet zich
op zijn eene knie neer, greep Anthony's hand
en legde die tegen zijn voorhoofd. Dan stond
hij op en verliet de kamer, even onverwacht als
hij gekomen was.
Anthony staarde hem na met een gezicht,
dom van verbluftheid.
„Dat is al heel merkwaardig," zei hij, toen
hij wat begon te bekomen. „Wat je noemt een
trouwe waakhond. Opmerkelijk wat een instinct
die kerels hebben!"
Hy keerde zich om en zette z'n wandeling
door de kamer voort.
„Maar ondertusschen kan 't tot gekke com
plicaties aanleiding geven," mompelde hij, „tot
verduiveld gekke complicaties."
HOOFDSTUK XVII
EEN MIDDERNACHTELIJK AVONTUUR
Het coroner-onderzoek had den volgenden
morgen plaats. Het was in alles absoluut het
tegenovergestelde van de onderzoeken, die in de
zoogenaamde amusements-lectuur beschreven
worden. Zelfs George Lomax was tevreden, zóó
radicaal waren alle interessante bijzonderheden
geschrapt. Hoofdrechercheur Battle, de coroner
en kolonel Melrose hadden de hoofden bijeen
gestoken en het resultaat was een zitting van
een paar uur, die wat onbelangrijkheid en ver
veling betrof, op een bijzonder hoog peil stond.
Dadelijk na het onderzoek nam Anthony af
scheid en vertrok.
Zijn weggaan was voor Bill Eversleigh een
opluchting. George Lomax was, door zijn angst
dat er iets uit zou lekken, nog moeilijker en
veeleischender dan anders geweest. Miss Oscar
en Bill hadden geen oogenblik rust gehad en,
zooals gewoonlijk, had de verdeeling van den
arbeid, wat billijkheid aanging, wat te wenschen
gelaten. Miss Oscar was al het belangrijke en
nuttige werk toegewezen en Bill was gebruikt,
om tallooze boodschappen en boodschapjes te
doen en als een soort van toetssteeen voor de
steekhoudendheid van de argumenten die Lo
max bij den meter aanvoerde en bij den kilo
meter herhaalde.
Toen Bill dien bewusten Zaterdagavond na®^
bed ging, was hij aan het eind van zijn kracb'
ten. Hij had geen enkele behoorlijke gelegen
heid gehad, dank zij de veeleischendheid va
Lomax, om met Virginia te praten en dus voe'"
hij zich ongelukkig en verongelijkt. Eén ge111,
nog, dat die man uit Zuid-Afrika' van 't toone®,
verdwenen was. Die monopoliseerde Virginia 0
hij er recht op had en dat begon Bill te vef
velen. Maar natuurlijk, als Lomax voortging
met zichzelf belachelijk te maken.... Onda'm
z'n opstandigheid vielen zijn oogen did5'
Eversleigh sliep. En in zijn slaap vond
troost, want hij droomde van Virginia.
Het was een helfhaftige droom....
droom van een brandend huis en vonkensp®
terende balkenwaarin hij de rol van d®®
held speelde. Hij bracht Virginia in zijn arm6
van de bovenste verdieping naar beneden, in d®
rustigen koelen tuin. Ze was bewusteloos. J
lei haar in het zachte gras neer en ging
om een pakketje sandwiches te zoeken. Geor»
Lomax had het, maar in plaats van het
Bill te geven, begon hij telegrammen te dl®
teeren. Nu waren ze in het voorportaal van ®®j:
kerk; hy ging trouwen met Virginia en zij
elk oogenblik komen. Groote genade! Hij h®,
zijn pyjama aan! Hij moest naar huis om be.,
hoorlijke kleeren aan te trekken. Zoo hard
kon liep hij de deur uit, naar den auto toe. Ma®
de auto wou niet wegrijdenGeen benz'11
in het reservoir, 't Was om wanhopig te worde®^
(Wordt vervolgd'