Uitstel der verkiezingen in Frankrijk Het driejarig plan tot herstel Japan arbeidt aan een Aziatisch rijk Tilburgsche textielnijverheid Kabouter Flip en zijn vriendje Wip i <Ketvebftaal {tanden da§ Ter voorkoming Van getwist Langzame verovering van China Onverwachte krachten werden opgewekt NIEUW GLASRAAM VAN JONAS - WOENSDAG 9 AUGUSTUS 1939 Ongekend groote bedrijvigheid In de O. L. Vrouwe-basiliek te Maastricht Hef Geheim van de zeven Schoorsteenen gebeurde aan alle Vergoeding j AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR AGATHA CHRISTIE (Van onzen Parijschen correspondent.) Wat goed is voor den een, is nog niet nood zakelijk ook goed voor den arrder. De sociaal democratische „populaire"' laat een gelegenheid voorbijgaan om deze wijsheid indachtig te zijn. Zij zegt het zeer onbehoorlijk vinden, dat de regeering bij wetsdecreet de verkiezingen voor de wetgevende vergadering, welke normaal a.s. voorjaar hadden moeten plaats hebben, heeft uitgesteld tot 1942, en dat zij het mandaat der zittende kamerleden met twee jaren heeft ver lengd, ter verklaring van dien maatregel aan voerend, dat de internationale situatie minder dan ooit gedoogt, dat de eensgezindheid der natie door politieke twisten verbroken wordt In het parlementaire Engeland, zoo schrijft de „Populaire", is er geen sprake van, dat de internationale situatie aanleiding kan zijn tot een soortgelijken maatregel; men zou er, vol gens het socialistisch hoofdorgaan, juist aan denken den datum der algemeene verkiezingen te vervroegen. Indien dit zoo zou zijn, zou daar uit echter afgeleid moeten worden, dat ook de Brltsche regeering het niet gewenscht vindt een verkiezingsstrijd te laten samenvallen met een internationale crisis. Niettemin kan de vergelijking met Groot- Brittannië inderdaad de vraag dofen rijzen, of Frankrijks parlementaire democratie door het bewuste regeeringsdecreet, zich niet een brevet van onvermogen ziet uitgereikt. In de toelichting tot het wetsdecreet wordt het antwoord heel diplomatisch, tegen de eigen openbare meening, ingekleed; het" heet daar; „het is van belang te vermijden, dat het bui tenland, de draagwijdte van onze discussies overdrijvend, er toe verleid wordt ze ten voor- deele van zijn ondernemingen uit te buiten." Meer nog dan wat ook de reden van het wetsdecreet mag zijn, het feit alléén, dat de regeering zulk een verregaanden maatregel bü decreet kan afkondigen, is symptomatisch voor het discrediet, waarin het Fransche regiem is geraakt. Er zal vermoedelijk nog wel een en ander over getwist worden of het decreet grondwettig is. Tegenover het parlement heeft Daladler echter volkomen fair spel gespeeld, want bij de debatten, welke aan de jongste volmachten- verleening vooraf gingen, werd hem uitdruk kelijk de vraag gesteld, of hij van die volmach ten ook gebruik dacht te maken voor een uitstel van de Kamerverkiezingen, waarop hij even uit drukkelijk antwoordde, dat hij zou handelen overeenkomstig hetgeen de omstandigheden zouden eischen. Men wil overigens, dat de groote meerderheid der kamerleden dagelijks de vurigste gebeden tot de parlementaire godheden hebben ge- stierd, opdat zij met het geschenk eener man daatsverlenging zouden worden bedacht. En vele kamerleden zullen in de verlenging van hun mandaat ongetwijfeld een kleine compen satie zien voor de invoering der evenredige vertegenwoordiging; die kamerleden n.l. voor wie die invoering de parlementaire toekomst uitermate onzeker maakte. Het verzet, dat de socialisten nu plegen, kan men dan ook moeilijk ernstig nemen, temeer nog, daar uit tusschentijdsche verkiezingen tot dusverre is gebleken, dat de politieke wind hun sinds de Volksfront-débflcle niet bijster in de zeilen blaast. Insinuaties, als zou Daladier stre ven naar de vestiging van een „p^uvoir per sonnel", zjjn demagogische vondsten, die het mes aan twee kanten doen snijden; in werke lijkheid aanvaardt men blijde den inhoud van dezen maatregel, zonder dat men daarom de kans wil verwaarloozen hem tevens uit te buiten ter bestrijding van dengene, aan wlen men hem dankt. Des te veiliger kan deze maatregel wor den aangevochten, omdat het wetsdecreet te gelijkertijd het eenige afdoende middel ver nietigt, dat ten dienste zou staan om te be wijzen, dat dit vechten ernstig is gemeend. Dit middel zou kunnen liggen in het aftreden „en bloc" van hen die zich tegenstanders ver klaren van de mandaatsverlenging, waardoor normalerwijze „en bloc" tusschentijdsche ver kiezingen zouden worden uitgelokt. Zou dit zich voordoen, dan kon de geheele opzet van de regeering grondig worden verijdeld. De minis ter-president heeft dit echter voorzien en daar om bepaalt het bewuste wetsdecreet tevens, dat, vóór de algeheele vernieuwing van de Kamer (in 1942), geen gedeeltelijke verkiezin gen zullen worden gehouden, tenzij in de ge vallen, waarin een kamerzetel zou vrij komen door overlijden, door overgaan naar den se naat, of door het aanvaarden van een met het kamerlidmaatschap onvereenigbaar openbaar ambt van een kamerlid. Al met al is de hier besproken maatregel, op dit moment, wel eenigermate als een verrassing gekomen. De Internationale situatie immers is in den loop van de achter ons liggende mfcanden op verschillende momenten veel critieker ge weest, dan zij nu lijkt. Is de regeering dan zoo beducht, dat een nieuwe verscherping na op handen is, dat zij meende de kat niet langer meer uit den boom te mogen kijken, dan zij tot dusverre deed? Voor deze pessimisti sche conclusie ontbreken de praemissen. Wat men den laatsten tijd heeft kunnen con- stateeren is een zich vrij plotseling weer scher per afteekenende tegenstelling tusschen de beide stroomingen, welke men, getuigenis afleggend van meer oppervlakkigheid en gemakzucht dan scherpzinnigheid en inspanning, pleegt aan te duiden als „munichois" en „anti-munichois". De affaire AubinPoirier (de laatste in de gevangenis aan een maagzweer bezweken) is hieraan niet vreemd. Wanneer de regeering de zaken nu voorloopig nog maar op hun be loop had gelaten, zou, als gewoonlijk, de Au gustusmaand reeds de eigenlijke opening van de verkiezingscampagne te zien hebben gege ven. De buitenlandsche politiek zou daarin on getwijfeld als een (zoo niet als hèt) hoofdmotief zijn opgetreden- Een kind moet welhaast in zien, hoe zeer zulks de buitenlandsche politiek van de regeering zou hebben kunnen schaden. Nog een vraag, die men zich stelt, is deze. Waarom de verkiezingen uitgesteld tot 1942, en niet tot 1941? De toelichting tot het wets decreet antwoordt; omdat er anders in 1941 teveel van het goede zou zijn geweest, gemeente - raads-, kantonale en senaatsverkiezingen en ook nog de algemeene. 1942 doet echter ook nog aan iets anders denken. Deze regeering heeft in het voorjaar 1939 een herstelprogram af gekondigd, waarvan zij zeide, dat drie jaar noodig waren aleer er de volle vruchten van konden worden geplukt. Voorjaar 1942 nu zijn die drie jaren vol. Wie de Japansche expansie sedert 1898 na gaat, zal verbaasd staan over het consequente en schijnbaar door niets af te schrikken optre den van deze mogendheid, die een voor tien tallen jaren geldend plan heeft ten uitvoer ge- gebracht met de bedoeling het Verre Oosten en vooral het Chineesche gebied onder haar sou- vereiniteit te brengen. De wijze, waarop Japan zijn plannen vol voert is, van militair standpunt gezien, eenlg in "de geschiedenis. Weliswaar zijn dikwijls groote landen in etappen veroverd, doch meest al geschiedde dit van een enkel centraal punt uit. en dan staatsgewijs. Japan evenwel volgt den omgekeerden weg. Het snijdt het Chinee sche rijk van de kust af, stap voor stap verovert het nieuwe posities, in den vorm van een hal ve maan omsluit het den tegenstander met militaire uitvalstellingen, en waar noodig schuwt het geen enkel offer om nieuwe stellin gen van dien aard te veroveren. De eerste stap was de verovering van For mosa, kort voor 1900; daarmede was de af sluiting van de Oost-Chineesche Zee een feit. De volgende slag gold Noord-China; door den RussischJapanschen oorlog werd Korea ge wonnen en daarmee was ue beheersching van de Gele Zee bereikt. Na den wereldoorlog trad een korte pauze in. In 1905 had Japan het Zuiden van Sachalin, het schiereiland Dairen met Fort Arthur, en in den wereldoorlog Tsingtau en de Duitsche Marshall-eilanden gekregen. Een poging om in Siberië vasten voet te verkrijgen was mis lukt en de Japanners, die in 1919 tot aan het Baikal-meer waren opgerukt, trokken zich weer naar Sachalin en Korea terug. In 1934 brak het openlijke conflict met China uit. Het eerste slachtoffer werd China's groote haven Sjanghai, die echter eerst bij den twee den aanval en ten koste van zware offers ver overd werd. Daarop viel Mandsjoerije, dat een vazalstaat van den Mikado werd. Wederom verliepen eenige maanden en een grootsch opgezette aanval op Noord-China le verde als resultaat op de overheersching van de Chineesche provincies Sjansi en Sjantoeng; over de oude keizerstad Peking en het Noord oostelijk deel van den Chineeschen muur wap perde de vlag van de Rijzende Zon. Terwijl de Europeesche mogendheden door de ge beurtenissen in Abessinië, Spanje en Midden- Europa in spanning werden gehouden, volgden daarop korte, maar strategisch belangrijke slagen tegen Zuid-China. Na zwaren strijd werd Kanton veroverd. Langdurige gevechten, na een voor Japan uiterst moeilijke guerilla brachten Japan zoo ver, dat het thans de laatste belangrijke in valspoorten van den Pacific naar China kon veroveren. De landing van Japansche troepen in Swatau, dat tegenover Formosa ligt, heeft de afsluiting van de Straat van Formosa ten doel, en beschermt tevens het steunpunt For- „Anna moet den koffer pakken 1" mosa zelf tegen eventueele aanvallen van an dere vloten. Aldus kan men zien, hoe van de Chineesche kust af het binnenland in een steeds breedere strook land in Japansch bezit komt. Het breedst is die strook in het Noorden, waar Ja pan zich met Mandsjoerije en Noordoost-Mon- golië van een belangrijk opmarschgebied te gen de Sovjet-Unie verzekerd heeft. Om deze strook grondgebied te veroveren, heeft Japan meer dan'veertig jaren noodig ge had. Eerst in den laatsten tijd zijn de slagen sneller op elkaar gevolgd, omdat de internatio nale toestand dit mogelijk maakte. Men ziet echter, dat men hier met een plan te doen heeft, dat verbazing wekt door zijn grootschen opzet. Japan speelt echter een zeer gewaagd spel. Toen in 1934 het Chineesche eliteleger vernie tigd werd, onderschatte men in Tokio blijkbaar het weerstandsvermogen van een volk van 400 millioen menschen; uit korte veldtochten werd een vijf-jarige oorlog, waarin Japan zijn krach ten tot het uiterste moest inspannen. Verovering is nog geen pacificatie; en hon derdduizenden Chineesche boeren en irregulaire troepen van buitenlandsche wapens en instruc teurs voorzien,, maken het Japansche achter land moeilijk te beheerschen en houden groo te Japansche troepencontingenten vast, zoo dat zij aan het front moeten onthouden wor den. Zonder het te bedoelen heeft Japan een veel grooteren steen aan het rollen gebracht dan het voorzag. Het moet thans strijden en vol houden, om niet alles te verliezen wat het de laatste tientallen jaren gekregen heeft. Sluw en met Aziatische taaiheid heeft het tot dusver zijn politiek gevoerd; doch het heeft tegen krachten opgewekt, die het niet verwacht heeft. Vandaar ook zijn labiele politiek tegen over de as-mogendheden. Hoezeer Japan een Europeesche oorlog welkom zou zijn, evenzeer past het ervoor op zich volledig met de as te verbinden, wijl het niet in zijn bedoeling kan liggen naast den oorlog met ChF-i nog ver wikkeld te worden in conflicten met Rusland, Engeland, Frankrijk en de Vereenigde Staten. Het tempo, waarin het Groot-Japansche rijk zal worden opgebouwd, ls afhankelijk van de ontwikkeling van den toestand in Europa. Voor loopig legt Japan nog mozaïeksteenen voor dit rijk. Sinds 1929 is het niet meer zoo druk in de wollenstoffenindustrie geweest als thans, aldus „de Textielindustrie". Alle fabrieken worden overladen met orders, nieuwe arbeidskrachten worden dagelijks aangenomen, de werkloosheid neemt af, op elke fabriek heerscht een aange name, gezellige drukte, kortom, de wollenstof fenindustrie beleeft wederom een gouden tijd perk. Dagelijks komen aanvragen binnen voor ver gunningen tot overwerken. Het ploegenstel- sel, dat reeds geruimen tijd gedeeltelijk was uitgeschakeld, is thans opnieuw bij alle bedrij ven ingevoerd. Leegstaande fabrieksgebouwen zijn er niet meer te vinden, integendeel, dagelijks neemt men waar, dat terreinen worden afgetreden en uitgemeten voor den bouw van nieuwe fa briekscomplexen. Niet alleen op de wollenstoffenfabrieken zeif, doch ook in de met Beze aanverwante indus trieën zooals: ververijen, twernerijen, spinne rijen, etc. heerscht drukte. Deze drukte in de industrieën is 't best waar n Daar zagen ze tot hun groote verbazing op een rotsblok een grooten adelaar zitten, die omringd was door een groote massa kraaien, die hem van alle kanten aanvielen en tegen hem krijschten. De koning der vogels was tegen deze over macht niet opgewassen. Nu en dan deed hij een nijdigen hap naar de beesten die hem wilden pikken, doch dadelijk daarop werd hij weer van alle kanten aangevallen. Op een afstand zat een groote oude kraal, die de vogels maar ophitste. „Pak, aan, jongens, pak aan, goed zoo, geef hem maar flink. Neem je kans nu maar eens waar." Mady had slechts nog vijf shillings in haar taschje, 'n paar vond zij nog ergens in een lade, terwijl Frans er nog verschillende uit de zakken van zijn costuum haalde. „Wat moeten we nu beginnen?", klaagde hij; „dat is alles wat we bezitten en nergens zie ik meer een uitweg om aan geld te komen." „Samen gerekend blijft het dan twaalf shil lings veertig," troostte Mady, „daarmede kun nen wij de kosten van vandaag bestrijden." „En morgen? Wat moeten we dan beginnen?" Zij probeerde hem wat op te vroolijken: „Wie denkt nu over de verre toekomst? Goed ver zorgd is heden ten dage bijna niemand, niet waar? En als men jong is, zooals wij tweeën en dan nog verliefd!" Op dit oogenblik ging de bel en Mady ging naar voren om open te doen. „Wie was daar?" vroeg Frans, toen zij terug kwam. „Een bedelaar," gaf ze ten antwoord. „Die moet maar rijkere huizen uitzoeken," bromde Frans. Mady zweeg verlegen. „Als wij het goed inkleeden en de huur hiervan betaald is, komen wij met de 12.40 uit." „Tien veertig," verbeterde Mady. „Hoezoo?" „Toe, wees niet boos, liefstevleide ze, „maar.... ik heb dien bedelaar twee shilling gegeven." „Twee shillings? Wat haal je nu in je hoofd?" „Och Frans, het was een oude man met kruk kentoen dacht ik bij mezelf, als ik hem dan behoeft hij vandaag tenminste niet zooveel trappen te klimmen met zijn moede voeten en hij was zóó gelukkig. „De hemel zal het u duizendvoudig vergoe den!" heeft hij gezegd;" „Maar Mady, we hebben toch zelf niets!" „Juist daarom! Dan spelen die paar centen ook geen rol meer!" Zij ging naar hem toe en legde haar arm om zijn hals; „Luister nu eens, Fransals wij hier en daar nog een kleinigheid schrappen dan komen wij met nog minder uit." Het was nutteloos met deze vrouw te rede twisten. Frans zag dat in en streelde even lief- koozend over het blonde haar. En de dag ver liep in de beste harmonie, de huur werd be taald en het eten was, hoewel tamelijk krap, overigens uitstekend. 's Avonds kwamen echter opnieuw de zorgen opzetten; „Als ik toch maar wist, wat er mor gen weer gebeuren gaat!" jammerde hij. Mady verborg dapper haar verdriet. „Wij zullen er wel weer wat op vinden," meende zij. En zij sprak hem zoo lang moed in, totdat hij rustig insliep. Zij daarentegen bleef nog lang wakker liggen Den volgenden dag kwam reeds vroeg een bode. Hij overhandigde aan de vrouw des hui zes een brief en maakte zich daarna snel uit de voeten. Het handschrift was haar niet be kend. Nieuwsgierig opende zij de enveloppe, welke tweeduizend shillings bevatte met een briefje van den volgenden inhoud: „De hemel zal het u duizendmaal vergoeden, heb ik gisteren tegen u gezegd, toen u mij die twee shillings gaf. Duizend maal twee shillings zijn tweeduizend shillings. Dit geld behoort u, daar mij in een nalatenschap is opgedragen, mij als bedelaar te vermommen en langs de deuren te gaan om edele harten op deze wijze te beloonen!" De blijdschap van Mady was onbeschrijfelijk. Na dezen moeilijken tijd vol zorgen begon het geluk hun weder toe te lachen. Natuurlijk kon zij deze merk- I"" waardige gift niet 1 1 KPW voor zich houden J-VW ivet en zij vertelde het j virenden en ken- i nissen, zoodat he' als een loopend vuurtje door de stad ging. Er waren vele menschen, die het niet gelooven wilden. Maar uit de naburige omgeving werden al spoedig twee dezelfde gevallen gemeld. In een hujs was de geheimzinnige onbekende als bede lares verschenen en had voor één shilling den volgenden dag duizend shillings gestuurd, in een ander huis had hij het masker van een blinde gekozen en drie shillings verduizend- voudigd. De sensatie, welke deze gebeurtenissen ver wekten, was ongehoord en voor de bedelaars brak een gouden tijdperk aan. Niemand, die aanklopte om een aalmoes, werd weggestuurd, in eiken bedelaar vermoedde men den zeldzamen weldoener en alle menschen ga ven, wat ze maar eenigszins konden missen. Eenigen tijd later had in het privékantoor van een jong advocaat een conferentie plaats. „Mijne heeren," zei de rechtsgeleerde, „ik ben u nog rekenschap en verantwoording schuldig over de nalatenschap van den overledene, waar van ik tienduizend shillings voor de armen van deze omgeving naar mijn eigen goeddunken geven mocht. Ik had met deze som niet veel menschen kunnen helpen, daarom koos ik een anderen weg. Ik verkleedde mij als bedelaar.... ja, mijne heeren, ik ben de onbekende, waarvan iedereen spreekt. En zoodoende heb ik bereikt, dat aan de armen vele en vele tienduizenden shillings zijn toegevloeid en iedereen eenigszins geholpen werd. Ili meen, dat ik hiermede naar den wensch van den overledene gehandeld heb te nemen op de ververij „De Regenboog", de fa briek, welke de meeste stukken voor de wol- lenstoffenfabrieken verft, en waar momenteel zoo'n geweldige drukte heerscht, dat deze firma sedert geruimen tijd reeds 24 uur achtereen in drie ploegen laat werken. Het gevolg van deze bedrijvigheid is dan ook, dat zich sedert geruimen tijd reeds een tekort aan goede werkkrachten doet gevoelen. „De gang van zaken in de wolindustrie aldus de heer H. Mannaerts, voorzitter der Ka mer van Koophandel te Tilburg wordt sterk beïnvloed eenerzijds door den omvang, waarin buitenlandsche stoffen ons land worden inge voerd, anderzijds door de mogelijkheid van ex port van stoffen. De Invoer is de laatste maanden snel achter uitgegaan, hetgeen te bespeuren viel aan Duit- schen import, terwijl de export zoodanige vor men begint aan te nemen, dat wederom ge sproken kan worden van een behoorlijk afzet gebied. De contingenteering heeft vruchtbaar gewerkt, vooral op de nieuwe samenwerking tusschen de wollenstoffenfabrieken eenerzijds en de confectlonneurs en grossiers anderzijds." De heerschende bedrijvigheid illustreert zich v.nl. ook in de cijfers van de plaatselijke ar beidsbeurs. De heer A. J A. C. van Delft directeur dezer instelling was van meening, dat de enorme legeruitbreiding, zoowel hier te lande als elders een belangrijk aandeel in de drukke bedrijvigheid der textielindustrie heeft. In 1930 toen door de arbeidsbeurs alhier een officieele telling gehouden werd van het aantal indus trieën bleek, dat er te Tilburg alléén 82 groote en kleine wollenstoffenfabrieken waren. Ofschoon tijdens de crisisjaren vele bedrijven werden opgeheven, zijn er thans nog steeds volgens den heer v. Delft meer bedrijven, dan 9 jaar geleden. De wollenstoffenfabrieken, welke geruimen tijd vóór de devaluatie (Sept. 36) nog met groote voorraden zaten, moeten thans al het mogelijke doen, om een behoor lijken voorraad voor onverwachte orders ter beschikking te houden, doch door de vele orders schijnt dit bij sommigen haast niet mogelijk; dikwijls gebeurt het dat vele fabrieken de lever tijden niet afkunnen. Ook Goirle, de randgemeente der zuidelijke textielstad, waar voornamelijk de jute- en linnenindustrieën zijn gevestigd, heeft een rijke lijk aandeel in de opleving: de fabrieken wer ken er op volle kracht. Dagelijks ziet men wederom vrachtwagens, met vreemde namen uit voor de jongere ge neratie vreemde plaatsen, beladen met grondstoffen, bestemd voor de vele fabrieken. En nog aangenamer is het, wanneer men ziet, hoe vrachtwagens meermalen daags de fa- briekspoorten verlaten, torenhoog beladen met producten, naar het spoorwegemplacement wor den gereden, om overgeladen te worden in wachtende wagons, welke de producten naar de plaats van bestemming brengen. Tont bi) de jaarlijksche inzameling voor de katholieke Universiteit, dat gij in liefde voor een der edelste Cultuurgoederen, de wetenschap, bij nie mand wilt ten achter blijven en dat gij in geloofsijver allên wilt overtreffen. Het Hoogwaardig Episcopaat bij het eerste lustrum der Kath. Universiteit i Zoo juist is door de firma Mestrom een nieu gebrandschilderd glasraam geplaatst in de O. L. Vrouwe Basiliek te Maastricht en wel in het pseudotransept, alwaar zich hoog in der. gevel een klaverbladvormig venster bevindt. Dit raam, ontworpen door den kunstschilder Henri Jonas, is een en al kleur en rijk geïn- toneerd met alle middelen waarover Jonas kan beschikken. Het is misschien iets te donker maar anderzijds is het fraai van teekening. Het geheel is uiteraard symmetrisch opgezet en stelt voor de H. Maagd in zittende houding met op den linkerarm het Jezuskind; beiden zijn gekroond. Er n&ast bevinden zich twee knielende engelen met een wierookvat in de hand. Op den achtergrond zijn nog even de twee kerktorens van de basiliek te zien. De aanhef van den dankpsalm, het „Magnificat", is in het bovengedeelte verwerkt. Oogenschijnlijk lijkt een dergelijke opgave volgens de bovengenoemde beschrijving een voudig, maar het is een ingewikkeld stuk werk geworden, waarin de schilder terdege al zijl" krachten heeft moeten aanwenden om goede proporties te verkrijgen. De veelkleurige figuren treden klaar en frisch naar voren en zijn goed gecomponeerd. Jonas heeft daartoe dankbaar gebruik weten te maken van het gegeven vlak- Thans prijkt het fraaie venster onder het eeuwenoude Romaansche tongewelf, dat daar door weer in zijn soberen architectonischen vorm als het ware verlevendigd wordt. Drs. J. SPRENGEB ATT T"i r*yp( jo op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen T~» bfl levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T"i fypf bfj een ongeval met T~» ai*a A I .1 .1*. A 111 III 1^1 ri |J ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeertngen 17 4 OUi" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A OU»" doodelljken afloop uOU*" bf] verlies van een een voet of een ooi- En daar hield 'n groote autobus stil en stapte Virginia, geholpen door den baron met 't kale hoofd, uitzoo koel en rustig in een soort van muisgrijze Japon. Ze kwam naar hem toe, pakte hem beet en schudde hem heen en weer. „Bill," zei ze. „O! BU1....I" Zonder reden be gon ze harder te schudden. ,3ill, zei ze, „word wakker!.... Vooruit! Word wakker!" Bill werd wakker. Hij lag in zijn slaapkamer op „De Zeven Schoorsteenen". Maar een ge deelte van den droom was waar. Virginia stond over hem heengebogen en herhaalde de droom- woorden met verschillende variaties. „Word wakker, Bill! Word toch wakker, Jon gen. Bill!" „Hallo," zei Bill, terwijl hij overeind ging zitten. „Wat is er aan de hand?" Virginia slaakte een zucht van verlichting. „Goddank! Ik dacht, dat je nooit wakker zou worden. Ik heb geschud en geschud en ge schudBen je nu werkelijk goed wakker?" „Ik geloof het wel," antwoordde BUI wei felend. „Groote, logge kerel, die Je bent," zei Vir ginia. „Zoo'n moeite als ik met jou gehad heb! Mijn armen doen er nog pijn van!" „Die beleedlgingen zijn zeer ongepast," zei Bill met zekere waardigheid. „Als je 't mij vraagt, vind ik dat jouw gedrag wel wat te wenschen laat. Absoluut niet wat een jonge weduwe betaamt." „Doe niet zoo mal, Bill. Er gebeurt wat...." „Wat bedoel Je?" „Beneden gebeuren gekke dingen. In de ver gaderzaal. Ik had last van een deur die sloeg en daarom ben ik naar beneden gegaanom 'm dicht te doen, begrijp je. En toen zag ik in de, vergaderzaal licht. Ik sloop de gang door en keek door een reet in de deur. Veel kon ik niet zien, maar wat ik zag was zoo merkwaardig, dat ik lust kreeg alles te zien. Maar toen kreeg ik opeens behoefte om iemand bij me te hebben, bij voorkeur een flinken, sterken, aar- digen man. En JU was de flinkste en sterkste en aardigste van de mannen, die op het oogenblik disponibel waren en dus ben ik naar Je kamer gegaan om je voorzichtig wakker te maken. Maar je sliep als een os.... 't heeft me moeite gekost, hoor!" „Zoo," zei Bill. „En wat wou Je nou? Dat ik opstond, naar beneden ging en de dieven ge vangen nam?" Virginia fronste even haar mooie wenkbrau wen. „Ik weet niet, of 't wel dieven zijn, Bill. Ze doen zoo raar. Maar laten we onzen tijd niet verpraten. Sta op en ga mee." Bill stond gehoorzaam op. „Wacht even, dan trek ik m'n schoenen aandie zwarte met de spijkers. Al ben ik nog zoo sterk en zoo flink en zoo aardig voor vechten op bloote voeten voel ik niet veel." „Wat een leuke pyjama, Bill," zei Virginia bewonderend, ,,'n Kleurige streep en toch niet ordinair. Zegals je klaar bentgeen gasmasker meer voor te doen hebt of een maliënkolder aan te trekken, laten we dan gaan, hè?" „Ik ben klaar," zei Bill. Hij drapeérde een zijden kamerjapon met een lila-rood fond en groote bloemen om zich heen en greep den pook. „Een oud en beproefd wapen," zei hij. „Vooruit," fluisterde Virginia. „En maak asje blieft zoo weinig mogelijk leven." Ze gingen op hun teenen de kamer uit, slopen de gang door en daalden, achter elkaar, de breede trap af. Bij de onderste tien treden kon Virginia zich niet langer bedwingen. „Zeg, die schoenen van jouwat een turf trappers! Je klotst gewoonweg 1" fluisterde ze hem toe. „Ja, spijkers zijn niet van fluweel gemaakt," zei Bill. „Ik doe m'n uiterste beste." „Dan zul je ze moeten uittrekken," zei Vir ginia streng. Bill kreunde. „Je kunt ze in je hand meenemen. Ik ben benieuwd of jij me zal kunnen vertellen, wat ze- daar in de vergaderzaal aan het doen zijn. ZegJe weet niet wat je ziet, zoo raar en geheimzinnigWaarom zouden inbrekers een wapenrusting uit elkaar schroeven?" „Wel, omdat ze die niet goed zóó mee kunnen nemen. Ze trancheeren ze en pakken de stukken netjes in." Virginia schudde onvoldaan haar hoofd. „Nee, dat is onzin. Zoo'n oude, roestige wapenrusting! De Schoorsteenen staat vol andere dingen, werkelijk kostbare dingen, die ze zoo maar voor het meenemen hebben." Bill haalde z'n schouders op. „Dan weet ik 't niet," zei hy. Hij nam zijn schoenen in z'n linkerhand en greep met de rechter den pook stevig beet. „Hoeveel zei je, dat er waren?" „Dat kon ik niet zien. Een sleutelgat, ook al is 't ouderwetsch, is niet groot genoeg. En ze hadden een eleotrische lantaarn." „Misschien dat ze al weg zijn," zei Bill hoop vol. Met Virginia achter zich aan, sloop hij de gang naar de vergaderzaal in. Vóór de massieve, eiken deur bleven ze staan. Binnen was alles stil, maar opeens kneep Virginia hem in z'n arm. Door het sleutelgat kwam een smal bun deltje licht. Bill knikte. Hij ging op de knieën liggen en gluurde door het sleutelgat. Wat hij te zien kreeg, was niet veel. De vergaderzaal lag voor drie-kwart in het donker en het ééne kwart, het tooneel, waar het drama afgespeeld werd, lag juist buiten zijn gezichts-,,tunnel". Een zacht gerinkel wees erop, dat de nachtelijke bezoekers nog steeds met de wapenrusting bezig waren. Er waren er twee twee wapenrustingen, herinnerde Bill zich. Ze stonden naast elkaar tegen den wand, juist onder de Holbein. Het licht van de electrische lantaarn was blijkbaar op die van de twee, welke ze onder handen hadden, gericht, want telkens veranderde rie half-schemering in het andere gedeelte van het vertrek. Dan werd het veel lichter, dan donkerder. Op een gegeven oogen blik schoof, dwars door het grauw van zijn ge zichtsveld, een gedaante, maar er was te weinig licht, om te kunnen zien of het een man of een vrouw was. Na een halve minuut schoof dezelfde gedaante in tegenovergestelde richting wéér voorbij en nu begon het zwakke gerinkel van metaal onder de Holbein weer. En even later voegde een ander geluid zich daarbij, een dof kloppen, of iemand met zijn knokkels de houten betimmering aan het bewerken was. Bill keerde zich van de deur af en ging op z'n hurken zitten. „Wat is er?" fluisterde Virginia. „Niets. Alleen, dat dit door 't sleutelgat kijken niets geeft. Ik kan niets zien en ik kan niet onderscheiden door de geluiden bedoel ik wat ze aan 't doen zijn. Het eenige is naar bin nen stevenen en ze te lijf gaan." Hij ging zitten en trok z'n schoenen aan. „Ziezoo. En nu goed luisteren, Virginia. We doen zoo zaeht mogelijk de deur openjij weet waar de schakelaar voor 't licht is....?" „Ja, op den deurpost." „Ik geloof niet, dat 't er meer dan twee zijn. Misschien zijn het er zelfs niet eens twee, mis schien ls 't er maar één. Maar dat daargelaten. We moeten zorgen, dat we ongemerkt de kamer Inkomen. En dan, als ik zeg: nu! dan draai jij 't licht op. Begrepen?" „Ja, meneer." „En niet schreeuwen of flauw vallen of iets dergelijks doen. Ik ben er bij. Ik zal zorgen, dat je niets overkomt!" „Mijn held! Mijn edele redder!" fluisterde Virginia week. Bill keek achterdochtig naar den kant waar ze stond, maar hij zag niets. In plaats daarvan hoorde hij een geluid, dat verdacht veel op een onderdrukt lachen leek. Hij greep den pook extra stevig vast en stond op. Met den pook en Vir ginia was hij tot alles in staat. Héél, heel voorzichtig draaide hij den knop van de deur om. Het slot functionneerde uitste kend. Zonder knersen of piepen ging de deur open. Bill raakte Virginia even met de hand aan. Samen schoven ze onhoorbaar de kamer in. De Holbein aan den wand, rechthoekig °P die van de deur, werd verlicht door den voortdurend-verglijdenden lichtkring van electrische zaklantaarn. Gesilhouetteerd tegen dat licht, op een stoel, met zijn rug naar hen toe, stond een man, in gebogen houding, met de grootste aandacht de lambrizeering te beklop pen. Zijn gezicht konden ze niet zien; in he' onzekere licht was zijn figuur een vage, won derlijk gevormde schaduw. Allicht zouden ze, door doodstil toekijken' meer te zien hebben gekregen, maar op' da' oogenblik bekraste een van de spijkers v«n Bill's schoenen den parketvloer. De man draait® zich met een ruk om en richtte het licht van d® electrische lantaarn op hen. Het felle schilnsd was zóó verblindend, dat ze één seconde hulp®* loos stonden te knipoogen. .(Wordt vervolg")

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10