Uitstel der verkiezingen
in Frankrijk
Het driejarig plan
tot herstel
Japan arbeidt aan een
Aziatisch rijk
Tilburgsche
textielnijverheid
Kabouter Flip en zijn vriendje Wip
i
<Ketvebftaal {tanden da§
Ter voorkoming Van
getwist
Langzame verovering
van China
Onverwachte krachten
werden opgewekt
NIEUW GLASRAAM
VAN JONAS -
WOENSDAG 9 AUGUSTUS 1939
Ongekend groote
bedrijvigheid
In de O. L. Vrouwe-basiliek
te Maastricht
Hef Geheim van de
zeven Schoorsteenen
gebeurde aan alle Vergoeding j
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR AGATHA CHRISTIE
(Van onzen Parijschen correspondent.)
Wat goed is voor den een, is nog niet nood
zakelijk ook goed voor den arrder. De sociaal
democratische „populaire"' laat een gelegenheid
voorbijgaan om deze wijsheid indachtig te zijn.
Zij zegt het zeer onbehoorlijk vinden, dat de
regeering bij wetsdecreet de verkiezingen voor
de wetgevende vergadering, welke normaal a.s.
voorjaar hadden moeten plaats hebben, heeft
uitgesteld tot 1942, en dat zij het mandaat der
zittende kamerleden met twee jaren heeft ver
lengd, ter verklaring van dien maatregel aan
voerend, dat de internationale situatie minder
dan ooit gedoogt, dat de eensgezindheid der
natie door politieke twisten verbroken wordt
In het parlementaire Engeland, zoo schrijft
de „Populaire", is er geen sprake van, dat de
internationale situatie aanleiding kan zijn tot
een soortgelijken maatregel; men zou er, vol
gens het socialistisch hoofdorgaan, juist aan
denken den datum der algemeene verkiezingen
te vervroegen. Indien dit zoo zou zijn, zou daar
uit echter afgeleid moeten worden, dat ook
de Brltsche regeering het niet gewenscht vindt
een verkiezingsstrijd te laten samenvallen met
een internationale crisis.
Niettemin kan de vergelijking met Groot-
Brittannië inderdaad de vraag dofen rijzen, of
Frankrijks parlementaire democratie door het
bewuste regeeringsdecreet, zich niet een brevet
van onvermogen ziet uitgereikt.
In de toelichting tot het wetsdecreet wordt
het antwoord heel diplomatisch, tegen de eigen
openbare meening, ingekleed; het" heet daar;
„het is van belang te vermijden, dat het bui
tenland, de draagwijdte van onze discussies
overdrijvend, er toe verleid wordt ze ten voor-
deele van zijn ondernemingen uit te buiten."
Meer nog dan wat ook de reden van het
wetsdecreet mag zijn, het feit alléén, dat de
regeering zulk een verregaanden maatregel bü
decreet kan afkondigen, is symptomatisch voor
het discrediet, waarin het Fransche regiem is
geraakt.
Er zal vermoedelijk nog wel een en ander
over getwist worden of het decreet grondwettig
is. Tegenover het parlement heeft Daladler
echter volkomen fair spel gespeeld, want bij
de debatten, welke aan de jongste volmachten-
verleening vooraf gingen, werd hem uitdruk
kelijk de vraag gesteld, of hij van die volmach
ten ook gebruik dacht te maken voor een uitstel
van de Kamerverkiezingen, waarop hij even uit
drukkelijk antwoordde, dat hij zou handelen
overeenkomstig hetgeen de omstandigheden
zouden eischen.
Men wil overigens, dat de groote meerderheid
der kamerleden dagelijks de vurigste gebeden
tot de parlementaire godheden hebben ge-
stierd, opdat zij met het geschenk eener man
daatsverlenging zouden worden bedacht. En
vele kamerleden zullen in de verlenging van
hun mandaat ongetwijfeld een kleine compen
satie zien voor de invoering der evenredige
vertegenwoordiging; die kamerleden n.l. voor
wie die invoering de parlementaire toekomst
uitermate onzeker maakte.
Het verzet, dat de socialisten nu plegen, kan
men dan ook moeilijk ernstig nemen, temeer
nog, daar uit tusschentijdsche verkiezingen tot
dusverre is gebleken, dat de politieke wind hun
sinds de Volksfront-débflcle niet bijster in de
zeilen blaast. Insinuaties, als zou Daladier stre
ven naar de vestiging van een „p^uvoir per
sonnel", zjjn demagogische vondsten, die het
mes aan twee kanten doen snijden; in werke
lijkheid aanvaardt men blijde den inhoud van
dezen maatregel, zonder dat men daarom de
kans wil verwaarloozen hem tevens uit te buiten
ter bestrijding van dengene, aan wlen men hem
dankt. Des te veiliger kan deze maatregel wor
den aangevochten, omdat het wetsdecreet te
gelijkertijd het eenige afdoende middel ver
nietigt, dat ten dienste zou staan om te be
wijzen, dat dit vechten ernstig is gemeend.
Dit middel zou kunnen liggen in het aftreden
„en bloc" van hen die zich tegenstanders ver
klaren van de mandaatsverlenging, waardoor
normalerwijze „en bloc" tusschentijdsche ver
kiezingen zouden worden uitgelokt. Zou dit zich
voordoen, dan kon de geheele opzet van de
regeering grondig worden verijdeld. De minis
ter-president heeft dit echter voorzien en daar
om bepaalt het bewuste wetsdecreet tevens,
dat, vóór de algeheele vernieuwing van de
Kamer (in 1942), geen gedeeltelijke verkiezin
gen zullen worden gehouden, tenzij in de ge
vallen, waarin een kamerzetel zou vrij komen
door overlijden, door overgaan naar den se
naat, of door het aanvaarden van een met het
kamerlidmaatschap onvereenigbaar openbaar
ambt van een kamerlid.
Al met al is de hier besproken maatregel, op
dit moment, wel eenigermate als een verrassing
gekomen. De Internationale situatie immers is
in den loop van de achter ons liggende mfcanden
op verschillende momenten veel critieker ge
weest, dan zij nu lijkt. Is de regeering dan
zoo beducht, dat een nieuwe verscherping na
op handen is, dat zij meende de kat niet
langer meer uit den boom te mogen kijken, dan
zij tot dusverre deed? Voor deze pessimisti
sche conclusie ontbreken de praemissen.
Wat men den laatsten tijd heeft kunnen con-
stateeren is een zich vrij plotseling weer scher
per afteekenende tegenstelling tusschen de beide
stroomingen, welke men, getuigenis afleggend
van meer oppervlakkigheid en gemakzucht dan
scherpzinnigheid en inspanning, pleegt aan te
duiden als „munichois" en „anti-munichois".
De affaire AubinPoirier (de laatste in de
gevangenis aan een maagzweer bezweken) is
hieraan niet vreemd. Wanneer de regeering
de zaken nu voorloopig nog maar op hun be
loop had gelaten, zou, als gewoonlijk, de Au
gustusmaand reeds de eigenlijke opening van
de verkiezingscampagne te zien hebben gege
ven. De buitenlandsche politiek zou daarin on
getwijfeld als een (zoo niet als hèt) hoofdmotief
zijn opgetreden- Een kind moet welhaast in
zien, hoe zeer zulks de buitenlandsche politiek
van de regeering zou hebben kunnen schaden.
Nog een vraag, die men zich stelt, is deze.
Waarom de verkiezingen uitgesteld tot 1942,
en niet tot 1941? De toelichting tot het wets
decreet antwoordt; omdat er anders in 1941
teveel van het goede zou zijn geweest, gemeente -
raads-, kantonale en senaatsverkiezingen en
ook nog de algemeene. 1942 doet echter ook nog
aan iets anders denken. Deze regeering heeft
in het voorjaar 1939 een herstelprogram af
gekondigd, waarvan zij zeide, dat drie jaar
noodig waren aleer er de volle vruchten van
konden worden geplukt. Voorjaar 1942 nu zijn
die drie jaren vol.
Wie de Japansche expansie sedert 1898 na
gaat, zal verbaasd staan over het consequente
en schijnbaar door niets af te schrikken optre
den van deze mogendheid, die een voor tien
tallen jaren geldend plan heeft ten uitvoer ge-
gebracht met de bedoeling het Verre Oosten en
vooral het Chineesche gebied onder haar sou-
vereiniteit te brengen.
De wijze, waarop Japan zijn plannen vol
voert is, van militair standpunt gezien, eenlg
in "de geschiedenis. Weliswaar zijn dikwijls
groote landen in etappen veroverd, doch meest
al geschiedde dit van een enkel centraal punt
uit. en dan staatsgewijs. Japan evenwel volgt
den omgekeerden weg. Het snijdt het Chinee
sche rijk van de kust af, stap voor stap verovert
het nieuwe posities, in den vorm van een hal
ve maan omsluit het den tegenstander met
militaire uitvalstellingen, en waar noodig
schuwt het geen enkel offer om nieuwe stellin
gen van dien aard te veroveren.
De eerste stap was de verovering van For
mosa, kort voor 1900; daarmede was de af
sluiting van de Oost-Chineesche Zee een feit.
De volgende slag gold Noord-China; door den
RussischJapanschen oorlog werd Korea ge
wonnen en daarmee was ue beheersching van
de Gele Zee bereikt.
Na den wereldoorlog trad een korte pauze in.
In 1905 had Japan het Zuiden van Sachalin,
het schiereiland Dairen met Fort Arthur, en in
den wereldoorlog Tsingtau en de Duitsche
Marshall-eilanden gekregen. Een poging om in
Siberië vasten voet te verkrijgen was mis
lukt en de Japanners, die in 1919 tot aan het
Baikal-meer waren opgerukt, trokken zich
weer naar Sachalin en Korea terug.
In 1934 brak het openlijke conflict met China
uit. Het eerste slachtoffer werd China's groote
haven Sjanghai, die echter eerst bij den twee
den aanval en ten koste van zware offers ver
overd werd. Daarop viel Mandsjoerije, dat een
vazalstaat van den Mikado werd.
Wederom verliepen eenige maanden en een
grootsch opgezette aanval op Noord-China le
verde als resultaat op de overheersching van
de Chineesche provincies Sjansi en Sjantoeng;
over de oude keizerstad Peking en het Noord
oostelijk deel van den Chineeschen muur wap
perde de vlag van de Rijzende Zon. Terwijl
de Europeesche mogendheden door de ge
beurtenissen in Abessinië, Spanje en Midden-
Europa in spanning werden gehouden, volgden
daarop korte, maar strategisch belangrijke
slagen tegen Zuid-China. Na zwaren strijd werd
Kanton veroverd.
Langdurige gevechten, na een voor Japan
uiterst moeilijke guerilla brachten Japan zoo
ver, dat het thans de laatste belangrijke in
valspoorten van den Pacific naar China kon
veroveren. De landing van Japansche troepen
in Swatau, dat tegenover Formosa ligt, heeft
de afsluiting van de Straat van Formosa ten
doel, en beschermt tevens het steunpunt For-
„Anna moet den koffer pakken 1"
mosa zelf tegen eventueele aanvallen van an
dere vloten.
Aldus kan men zien, hoe van de Chineesche
kust af het binnenland in een steeds breedere
strook land in Japansch bezit komt. Het
breedst is die strook in het Noorden, waar Ja
pan zich met Mandsjoerije en Noordoost-Mon-
golië van een belangrijk opmarschgebied te
gen de Sovjet-Unie verzekerd heeft.
Om deze strook grondgebied te veroveren,
heeft Japan meer dan'veertig jaren noodig ge
had. Eerst in den laatsten tijd zijn de slagen
sneller op elkaar gevolgd, omdat de internatio
nale toestand dit mogelijk maakte. Men ziet
echter, dat men hier met een plan te doen
heeft, dat verbazing wekt door zijn grootschen
opzet.
Japan speelt echter een zeer gewaagd spel.
Toen in 1934 het Chineesche eliteleger vernie
tigd werd, onderschatte men in Tokio blijkbaar
het weerstandsvermogen van een volk van 400
millioen menschen; uit korte veldtochten werd
een vijf-jarige oorlog, waarin Japan zijn krach
ten tot het uiterste moest inspannen.
Verovering is nog geen pacificatie; en hon
derdduizenden Chineesche boeren en irregulaire
troepen van buitenlandsche wapens en instruc
teurs voorzien,, maken het Japansche achter
land moeilijk te beheerschen en houden groo
te Japansche troepencontingenten vast, zoo
dat zij aan het front moeten onthouden wor
den.
Zonder het te bedoelen heeft Japan een veel
grooteren steen aan het rollen gebracht dan
het voorzag. Het moet thans strijden en vol
houden, om niet alles te verliezen wat het de
laatste tientallen jaren gekregen heeft. Sluw en
met Aziatische taaiheid heeft het tot dusver
zijn politiek gevoerd; doch het heeft tegen
krachten opgewekt, die het niet verwacht
heeft. Vandaar ook zijn labiele politiek tegen
over de as-mogendheden. Hoezeer Japan een
Europeesche oorlog welkom zou zijn, evenzeer
past het ervoor op zich volledig met de as te
verbinden, wijl het niet in zijn bedoeling kan
liggen naast den oorlog met ChF-i nog ver
wikkeld te worden in conflicten met Rusland,
Engeland, Frankrijk en de Vereenigde Staten.
Het tempo, waarin het Groot-Japansche rijk
zal worden opgebouwd, ls afhankelijk van de
ontwikkeling van den toestand in Europa. Voor
loopig legt Japan nog mozaïeksteenen voor dit
rijk.
Sinds 1929 is het niet meer zoo druk in de
wollenstoffenindustrie geweest als thans, aldus
„de Textielindustrie". Alle fabrieken worden
overladen met orders, nieuwe arbeidskrachten
worden dagelijks aangenomen, de werkloosheid
neemt af, op elke fabriek heerscht een aange
name, gezellige drukte, kortom, de wollenstof
fenindustrie beleeft wederom een gouden tijd
perk.
Dagelijks komen aanvragen binnen voor ver
gunningen tot overwerken. Het ploegenstel-
sel, dat reeds geruimen tijd gedeeltelijk was
uitgeschakeld, is thans opnieuw bij alle bedrij
ven ingevoerd.
Leegstaande fabrieksgebouwen zijn er niet
meer te vinden, integendeel, dagelijks neemt
men waar, dat terreinen worden afgetreden en
uitgemeten voor den bouw van nieuwe fa
briekscomplexen.
Niet alleen op de wollenstoffenfabrieken zeif,
doch ook in de met Beze aanverwante indus
trieën zooals: ververijen, twernerijen, spinne
rijen, etc. heerscht drukte.
Deze drukte in de industrieën is 't best waar
n
Daar zagen ze tot hun groote verbazing op
een rotsblok een grooten adelaar zitten, die
omringd was door een groote massa kraaien,
die hem van alle kanten aanvielen en tegen
hem krijschten.
De koning der vogels was tegen deze over
macht niet opgewassen. Nu en dan deed hij een
nijdigen hap naar de beesten die hem wilden
pikken, doch dadelijk daarop werd hij weer
van alle kanten aangevallen.
Op een afstand zat een groote oude kraal,
die de vogels maar ophitste. „Pak, aan, jongens,
pak aan, goed zoo, geef hem maar flink. Neem
je kans nu maar eens waar."
Mady had slechts nog vijf shillings in haar
taschje, 'n paar vond zij nog ergens in een lade,
terwijl Frans er nog verschillende uit de zakken
van zijn costuum haalde.
„Wat moeten we nu beginnen?", klaagde hij;
„dat is alles wat we bezitten en nergens zie ik
meer een uitweg om aan geld te komen."
„Samen gerekend blijft het dan twaalf shil
lings veertig," troostte Mady, „daarmede kun
nen wij de kosten van vandaag bestrijden."
„En morgen? Wat moeten we dan beginnen?"
Zij probeerde hem wat op te vroolijken: „Wie
denkt nu over de verre toekomst? Goed ver
zorgd is heden ten dage bijna niemand, niet
waar? En als men jong is, zooals wij tweeën
en dan nog verliefd!"
Op dit oogenblik ging de bel en Mady ging
naar voren om open te doen.
„Wie was daar?" vroeg Frans, toen zij terug
kwam.
„Een bedelaar," gaf ze ten antwoord.
„Die moet maar rijkere huizen uitzoeken,"
bromde Frans. Mady zweeg verlegen. „Als wij
het goed inkleeden en de huur hiervan betaald
is, komen wij met de 12.40 uit."
„Tien veertig," verbeterde Mady.
„Hoezoo?"
„Toe, wees niet boos, liefstevleide ze,
„maar.... ik heb dien bedelaar twee shilling
gegeven."
„Twee shillings? Wat haal je nu in je hoofd?"
„Och Frans, het was een oude man met kruk
kentoen dacht ik bij mezelf, als ik hem
dan behoeft hij vandaag tenminste niet zooveel
trappen te klimmen met zijn moede voeten
en hij was zóó gelukkig.
„De hemel zal het u duizendvoudig vergoe
den!" heeft hij gezegd;"
„Maar Mady, we hebben toch zelf niets!"
„Juist daarom! Dan spelen die paar centen
ook geen rol meer!"
Zij ging naar hem toe en legde haar arm om
zijn hals; „Luister nu eens, Fransals wij
hier en daar nog een kleinigheid schrappen
dan komen wij met nog minder uit."
Het was nutteloos met deze vrouw te rede
twisten. Frans zag dat in en streelde even lief-
koozend over het blonde haar. En de dag ver
liep in de beste harmonie, de huur werd be
taald en het eten was, hoewel tamelijk krap,
overigens uitstekend.
's Avonds kwamen echter opnieuw de zorgen
opzetten; „Als ik toch maar wist, wat er mor
gen weer gebeuren gaat!" jammerde hij.
Mady verborg dapper haar verdriet.
„Wij zullen er wel weer wat op vinden,"
meende zij. En zij sprak hem zoo lang moed in,
totdat hij rustig insliep. Zij daarentegen bleef
nog lang wakker liggen
Den volgenden dag kwam reeds vroeg een
bode. Hij overhandigde aan de vrouw des hui
zes een brief en maakte zich daarna snel uit
de voeten. Het handschrift was haar niet be
kend. Nieuwsgierig opende zij de enveloppe,
welke tweeduizend shillings bevatte met een
briefje van den volgenden inhoud:
„De hemel zal het u duizendmaal vergoeden,
heb ik gisteren tegen u gezegd, toen u mij die
twee shillings gaf. Duizend maal twee shillings
zijn tweeduizend shillings. Dit geld behoort u,
daar mij in een nalatenschap is opgedragen,
mij als bedelaar te vermommen en langs de
deuren te gaan om edele harten op deze wijze
te beloonen!"
De blijdschap van Mady was onbeschrijfelijk.
Na dezen moeilijken tijd vol zorgen begon het
geluk hun weder toe te lachen.
Natuurlijk kon
zij deze merk- I""
waardige gift niet 1 1 KPW
voor zich houden J-VW ivet
en zij vertelde het j
virenden en ken- i
nissen, zoodat he'
als een loopend vuurtje door de stad ging.
Er waren vele menschen, die het niet gelooven
wilden. Maar uit de naburige omgeving werden
al spoedig twee dezelfde gevallen gemeld. In een
hujs was de geheimzinnige onbekende als bede
lares verschenen en had voor één shilling den
volgenden dag duizend shillings gestuurd, in
een ander huis had hij het masker van een
blinde gekozen en drie shillings verduizend-
voudigd.
De sensatie, welke deze gebeurtenissen ver
wekten, was ongehoord en voor de bedelaars
brak een gouden tijdperk aan.
Niemand, die aanklopte om een aalmoes, werd
weggestuurd, in eiken bedelaar vermoedde men
den zeldzamen weldoener en alle menschen ga
ven, wat ze maar eenigszins konden missen.
Eenigen tijd later had in het privékantoor
van een jong advocaat een conferentie plaats.
„Mijne heeren," zei de rechtsgeleerde, „ik ben
u nog rekenschap en verantwoording schuldig
over de nalatenschap van den overledene, waar
van ik tienduizend shillings voor de armen
van deze omgeving naar mijn eigen goeddunken
geven mocht. Ik had met deze som niet veel
menschen kunnen helpen, daarom koos ik een
anderen weg. Ik verkleedde mij als bedelaar....
ja, mijne heeren, ik ben de onbekende, waarvan
iedereen spreekt. En zoodoende heb ik bereikt,
dat aan de armen vele en vele tienduizenden
shillings zijn toegevloeid en iedereen eenigszins
geholpen werd. Ili meen, dat ik hiermede naar
den wensch van den overledene gehandeld
heb
te nemen op de ververij „De Regenboog", de fa
briek, welke de meeste stukken voor de wol-
lenstoffenfabrieken verft, en waar momenteel
zoo'n geweldige drukte heerscht, dat deze firma
sedert geruimen tijd reeds 24 uur achtereen in
drie ploegen laat werken.
Het gevolg van deze bedrijvigheid is dan ook,
dat zich sedert geruimen tijd reeds een
tekort aan goede werkkrachten doet gevoelen.
„De gang van zaken in de wolindustrie
aldus de heer H. Mannaerts, voorzitter der Ka
mer van Koophandel te Tilburg wordt sterk
beïnvloed eenerzijds door den omvang, waarin
buitenlandsche stoffen ons land worden inge
voerd, anderzijds door de mogelijkheid van ex
port van stoffen.
De Invoer is de laatste maanden snel achter
uitgegaan, hetgeen te bespeuren viel aan Duit-
schen import, terwijl de export zoodanige vor
men begint aan te nemen, dat wederom ge
sproken kan worden van een behoorlijk afzet
gebied. De contingenteering heeft vruchtbaar
gewerkt, vooral op de nieuwe samenwerking
tusschen de wollenstoffenfabrieken eenerzijds
en de confectlonneurs en grossiers anderzijds."
De heerschende bedrijvigheid illustreert zich
v.nl. ook in de cijfers van de plaatselijke ar
beidsbeurs.
De heer A. J A. C. van Delft directeur
dezer instelling was van meening, dat de
enorme legeruitbreiding, zoowel hier te lande
als elders een belangrijk aandeel in de drukke
bedrijvigheid der textielindustrie heeft. In 1930
toen door de arbeidsbeurs alhier een officieele
telling gehouden werd van het aantal indus
trieën bleek, dat er te Tilburg alléén 82 groote
en kleine wollenstoffenfabrieken waren.
Ofschoon tijdens de crisisjaren vele bedrijven
werden opgeheven, zijn er thans nog steeds
volgens den heer v. Delft meer bedrijven,
dan 9 jaar geleden. De wollenstoffenfabrieken,
welke geruimen tijd vóór de devaluatie (Sept.
36) nog met groote voorraden zaten, moeten
thans al het mogelijke doen, om een behoor
lijken voorraad voor onverwachte orders ter
beschikking te houden, doch door de vele orders
schijnt dit bij sommigen haast niet mogelijk;
dikwijls gebeurt het dat vele fabrieken de lever
tijden niet afkunnen.
Ook Goirle, de randgemeente der zuidelijke
textielstad, waar voornamelijk de jute- en
linnenindustrieën zijn gevestigd, heeft een rijke
lijk aandeel in de opleving: de fabrieken wer
ken er op volle kracht.
Dagelijks ziet men wederom vrachtwagens,
met vreemde namen uit voor de jongere ge
neratie vreemde plaatsen, beladen met
grondstoffen, bestemd voor de vele fabrieken.
En nog aangenamer is het, wanneer men ziet,
hoe vrachtwagens meermalen daags de fa-
briekspoorten verlaten, torenhoog beladen met
producten, naar het spoorwegemplacement wor
den gereden, om overgeladen te worden in
wachtende wagons, welke de producten naar
de plaats van bestemming brengen.
Tont bi) de jaarlijksche inzameling
voor de katholieke Universiteit, dat
gij in liefde voor een der edelste
Cultuurgoederen, de wetenschap, bij nie
mand wilt ten achter blijven en dat gij
in geloofsijver allên wilt overtreffen.
Het Hoogwaardig Episcopaat bij het
eerste lustrum der Kath. Universiteit
i
Zoo juist is door de firma Mestrom een nieu
gebrandschilderd glasraam geplaatst in de
O. L. Vrouwe Basiliek te Maastricht en wel in
het pseudotransept, alwaar zich hoog in der.
gevel een klaverbladvormig venster bevindt.
Dit raam, ontworpen door den kunstschilder
Henri Jonas, is een en al kleur en rijk geïn-
toneerd met alle middelen waarover Jonas kan
beschikken. Het is misschien iets te donker
maar anderzijds is het fraai van teekening.
Het geheel is uiteraard symmetrisch opgezet
en stelt voor de H. Maagd in zittende houding
met op den linkerarm het Jezuskind; beiden
zijn gekroond. Er n&ast bevinden zich twee
knielende engelen met een wierookvat in de
hand. Op den achtergrond zijn nog even de twee
kerktorens van de basiliek te zien. De aanhef
van den dankpsalm, het „Magnificat", is in
het bovengedeelte verwerkt.
Oogenschijnlijk lijkt een dergelijke opgave
volgens de bovengenoemde beschrijving een
voudig, maar het is een ingewikkeld stuk werk
geworden, waarin de schilder terdege al zijl"
krachten heeft moeten aanwenden om goede
proporties te verkrijgen. De veelkleurige figuren
treden klaar en frisch naar voren en zijn goed
gecomponeerd. Jonas heeft daartoe dankbaar
gebruik weten te maken van het gegeven vlak-
Thans prijkt het fraaie venster onder het
eeuwenoude Romaansche tongewelf, dat daar
door weer in zijn soberen architectonischen
vorm als het ware verlevendigd wordt.
Drs. J. SPRENGEB
ATT T"i r*yp( jo op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen T~» bfl levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T"i fypf bfj een ongeval met T~» ai*a
A I .1 .1*. A 111 III 1^1 ri |J ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeertngen 17 4 OUi" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A OU»" doodelljken afloop uOU*"
bf] verlies van een
een voet of een
ooi-
En daar hield 'n groote autobus stil en stapte
Virginia, geholpen door den baron met 't kale
hoofd, uitzoo koel en rustig in een soort
van muisgrijze Japon. Ze kwam naar hem toe,
pakte hem beet en schudde hem heen en weer.
„Bill," zei ze. „O! BU1....I" Zonder reden be
gon ze harder te schudden. ,3ill, zei ze,
„word wakker!.... Vooruit! Word wakker!"
Bill werd wakker. Hij lag in zijn slaapkamer
op „De Zeven Schoorsteenen". Maar een ge
deelte van den droom was waar. Virginia stond
over hem heengebogen en herhaalde de droom-
woorden met verschillende variaties.
„Word wakker, Bill! Word toch wakker, Jon
gen. Bill!"
„Hallo," zei Bill, terwijl hij overeind ging
zitten. „Wat is er aan de hand?"
Virginia slaakte een zucht van verlichting.
„Goddank! Ik dacht, dat je nooit wakker zou
worden. Ik heb geschud en geschud en ge
schudBen je nu werkelijk goed wakker?"
„Ik geloof het wel," antwoordde BUI wei
felend.
„Groote, logge kerel, die Je bent," zei Vir
ginia. „Zoo'n moeite als ik met jou gehad heb!
Mijn armen doen er nog pijn van!"
„Die beleedlgingen zijn zeer ongepast," zei
Bill met zekere waardigheid. „Als je 't mij
vraagt, vind ik dat jouw gedrag wel wat te
wenschen laat. Absoluut niet wat een jonge
weduwe betaamt."
„Doe niet zoo mal, Bill. Er gebeurt wat...."
„Wat bedoel Je?"
„Beneden gebeuren gekke dingen. In de ver
gaderzaal. Ik had last van een deur die sloeg
en daarom ben ik naar beneden gegaanom
'm dicht te doen, begrijp je. En toen zag ik in de,
vergaderzaal licht. Ik sloop de gang door en
keek door een reet in de deur. Veel kon ik niet
zien, maar wat ik zag was zoo merkwaardig,
dat ik lust kreeg alles te zien. Maar toen
kreeg ik opeens behoefte om iemand bij me te
hebben, bij voorkeur een flinken, sterken, aar-
digen man. En JU was de flinkste en sterkste en
aardigste van de mannen, die op het oogenblik
disponibel waren en dus ben ik naar Je kamer
gegaan om je voorzichtig wakker te maken.
Maar je sliep als een os.... 't heeft me moeite
gekost, hoor!"
„Zoo," zei Bill. „En wat wou Je nou? Dat ik
opstond, naar beneden ging en de dieven ge
vangen nam?"
Virginia fronste even haar mooie wenkbrau
wen.
„Ik weet niet, of 't wel dieven zijn, Bill.
Ze doen zoo raar. Maar laten we onzen tijd
niet verpraten. Sta op en ga mee."
Bill stond gehoorzaam op.
„Wacht even, dan trek ik m'n schoenen
aandie zwarte met de spijkers. Al ben ik
nog zoo sterk en zoo flink en zoo aardig voor
vechten op bloote voeten voel ik niet veel."
„Wat een leuke pyjama, Bill," zei Virginia
bewonderend, ,,'n Kleurige streep en toch niet
ordinair. Zegals je klaar bentgeen
gasmasker meer voor te doen hebt of een
maliënkolder aan te trekken, laten we dan
gaan, hè?"
„Ik ben klaar," zei Bill.
Hij drapeérde een zijden kamerjapon met een
lila-rood fond en groote bloemen om zich heen
en greep den pook.
„Een oud en beproefd wapen," zei hij.
„Vooruit," fluisterde Virginia. „En maak asje
blieft zoo weinig mogelijk leven."
Ze gingen op hun teenen de kamer uit, slopen
de gang door en daalden, achter elkaar, de
breede trap af. Bij de onderste tien treden kon
Virginia zich niet langer bedwingen.
„Zeg, die schoenen van jouwat een turf
trappers! Je klotst gewoonweg 1" fluisterde ze
hem toe.
„Ja, spijkers zijn niet van fluweel gemaakt,"
zei Bill. „Ik doe m'n uiterste beste."
„Dan zul je ze moeten uittrekken," zei Vir
ginia streng.
Bill kreunde.
„Je kunt ze in je hand meenemen. Ik ben
benieuwd of jij me zal kunnen vertellen, wat ze-
daar in de vergaderzaal aan het doen zijn.
ZegJe weet niet wat je ziet, zoo raar en
geheimzinnigWaarom zouden inbrekers
een wapenrusting uit elkaar schroeven?"
„Wel, omdat ze die niet goed zóó mee kunnen
nemen. Ze trancheeren ze en pakken de stukken
netjes in."
Virginia schudde onvoldaan haar hoofd.
„Nee, dat is onzin. Zoo'n oude, roestige
wapenrusting! De Schoorsteenen staat vol
andere dingen, werkelijk kostbare dingen, die
ze zoo maar voor het meenemen hebben."
Bill haalde z'n schouders op.
„Dan weet ik 't niet," zei hy. Hij nam zijn
schoenen in z'n linkerhand en greep met de
rechter den pook stevig beet. „Hoeveel zei je,
dat er waren?"
„Dat kon ik niet zien. Een sleutelgat, ook al
is 't ouderwetsch, is niet groot genoeg. En ze
hadden een eleotrische lantaarn."
„Misschien dat ze al weg zijn," zei Bill hoop
vol.
Met Virginia achter zich aan, sloop hij de
gang naar de vergaderzaal in. Vóór de massieve,
eiken deur bleven ze staan. Binnen was alles
stil, maar opeens kneep Virginia hem in z'n
arm. Door het sleutelgat kwam een smal bun
deltje licht. Bill knikte.
Hij ging op de knieën liggen en gluurde door
het sleutelgat. Wat hij te zien kreeg, was niet
veel. De vergaderzaal lag voor drie-kwart in het
donker en het ééne kwart, het tooneel, waar het
drama afgespeeld werd, lag juist buiten zijn
gezichts-,,tunnel". Een zacht gerinkel wees erop,
dat de nachtelijke bezoekers nog steeds met de
wapenrusting bezig waren. Er waren er twee
twee wapenrustingen, herinnerde Bill zich. Ze
stonden naast elkaar tegen den wand, juist
onder de Holbein. Het licht van de electrische
lantaarn was blijkbaar op die van de twee, welke
ze onder handen hadden, gericht, want telkens
veranderde rie half-schemering in het andere
gedeelte van het vertrek. Dan werd het veel
lichter, dan donkerder. Op een gegeven oogen
blik schoof, dwars door het grauw van zijn ge
zichtsveld, een gedaante, maar er was te weinig
licht, om te kunnen zien of het een man of een
vrouw was. Na een halve minuut schoof dezelfde
gedaante in tegenovergestelde richting wéér
voorbij en nu begon het zwakke gerinkel van
metaal onder de Holbein weer. En even later
voegde een ander geluid zich daarbij, een dof
kloppen, of iemand met zijn knokkels de houten
betimmering aan het bewerken was.
Bill keerde zich van de deur af en ging op
z'n hurken zitten.
„Wat is er?" fluisterde Virginia.
„Niets. Alleen, dat dit door 't sleutelgat kijken
niets geeft. Ik kan niets zien en ik kan niet
onderscheiden door de geluiden bedoel ik
wat ze aan 't doen zijn. Het eenige is naar bin
nen stevenen en ze te lijf gaan."
Hij ging zitten en trok z'n schoenen aan.
„Ziezoo. En nu goed luisteren, Virginia. We
doen zoo zaeht mogelijk de deur openjij
weet waar de schakelaar voor 't licht is....?"
„Ja, op den deurpost."
„Ik geloof niet, dat 't er meer dan twee zijn.
Misschien zijn het er zelfs niet eens twee, mis
schien ls 't er maar één. Maar dat daargelaten.
We moeten zorgen, dat we ongemerkt de kamer
Inkomen. En dan, als ik zeg: nu! dan draai jij
't licht op. Begrepen?"
„Ja, meneer."
„En niet schreeuwen of flauw vallen of iets
dergelijks doen. Ik ben er bij. Ik zal zorgen, dat
je niets overkomt!"
„Mijn held! Mijn edele redder!" fluisterde
Virginia week.
Bill keek achterdochtig naar den kant waar
ze stond, maar hij zag niets. In plaats daarvan
hoorde hij een geluid, dat verdacht veel op een
onderdrukt lachen leek. Hij greep den pook extra
stevig vast en stond op. Met den pook en Vir
ginia was hij tot alles in staat.
Héél, heel voorzichtig draaide hij den knop
van de deur om. Het slot functionneerde uitste
kend. Zonder knersen of piepen ging de deur
open. Bill raakte Virginia even met de hand aan.
Samen schoven ze onhoorbaar de kamer in.
De Holbein aan den wand, rechthoekig °P
die van de deur, werd verlicht door den
voortdurend-verglijdenden lichtkring van
electrische zaklantaarn. Gesilhouetteerd tegen
dat licht, op een stoel, met zijn rug naar hen
toe, stond een man, in gebogen houding, met
de grootste aandacht de lambrizeering te beklop
pen. Zijn gezicht konden ze niet zien; in he'
onzekere licht was zijn figuur een vage, won
derlijk gevormde schaduw.
Allicht zouden ze, door doodstil toekijken'
meer te zien hebben gekregen, maar op' da'
oogenblik bekraste een van de spijkers v«n
Bill's schoenen den parketvloer. De man draait®
zich met een ruk om en richtte het licht van d®
electrische lantaarn op hen. Het felle schilnsd
was zóó verblindend, dat ze één seconde hulp®*
loos stonden te knipoogen.
.(Wordt vervolg")