een sterrenregen
Kabouter Flip en zijn vriendje Wip
(Kdoeï&aat winden dag
alle abonné's
Jaarlijksche sterren-
Val in de Perseïden
Cherubini en
Wagner
F 750.-
F 250.-
;e<r
s
T
Geheim van de
^gven Schoorsfeenen
ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1939
'M
V
Irene
Bijbelsche Geschiedenis
Het standaardwerk van dr.
Jos. Keuters voltooid
-Vr-y^
Uit: Quadragesimo Anno
I De moord
SSImSAÏI in den kelder]
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
AGATHA CHRISTIE
sk;> meneerj ik heb u nie^ k°oren b*n
Elk jaar valt van 9 tot 14 Augustus een merk
aardig hemelverschijnsel waar te nemen, n.l.
et vallen of verschieten der sterren. Men ziet
öan aan den hemel lichtende strepen, plotseling
"Bkomend en even plotseling weer verdwijnend
w0" oud volksgeloof zegt. dat als men een
ö»s°h uit bij het zien van een vallende ster,
U? Wensch in vervulling gaat. En velen zullen
een wanneer zij een ster zien verschieten,
u wensch uiten, in de stille hoop, dat deze,
«ischien reeds lang gekoesterd, in vervulling
gaan.
Stp 0eger meende men> dat deze „vallende
^erren"' inderdaad sterren waren, die op een
10 andere manier van het firmament waren
y ®eraakt. Toen men later beter en meer in-
^ht kreeg in den bouw van het heelal begreep
tifn' dat 200 onmogelijk het geval kon
ti De sterren toch zijn nergens aan beves-
lerp' en kunnen dus ook niet losraken of „val-
Indien echter een ster door een of andere
«J*ak aan het bewegen zou gaan, zou het
benden en tienduizenden jaren duren, voor
op aarde iets van een verplaatsing zou
öennen waarnemen. Slechts verschuivingen in
tiri sterrenspectra zouden ons tot de conclusie
komen, dat de plaats eener ster veranderd
^eh is het er tegenwoordig vrijwel over eens,
j. 1 deze zg. vallende sterren heel weinig of niets
de eigenlijke vaste sterren te maken heb-.
ben.
En men zoekt de verklaring van het ver-
t-p, u vt-iRiaifiig vau iico vet-
■■Jnsel der vallende sterren tegenwoordig in
ue kometen.
^f°'JWel de kometen zelf, als hun spruiten, de
-nde sterren, zijn door de menschen jaren-
"8 als schrikwekkende en onheilvoorspellen-
2 hemelverschijnselen beschouwd. Natuurlijk
ha de verschijning van een komeet of
ht Jrenregen" wel eens een oorl°S zijn uitge-
getv n' of zal de aarde door een natuurramp
2_ ®'sterd zijn. Maar het is onjuist, hier van oor-
(jfj' en gevolg te spreken. Zoodra men echter
Periodiciteit in de komst der kometen had
l,V?®merkt, verdween het geloof, dat zij onge-
h. en, natuurrampen of oorlogen aankondig-
en. spoedig.
Öe
v0o:
eerste, die den terugkeer van een komeet
'""spelde, was Halley; hij zelf mocht echter
1 Juistheid van zijn berekening niet contro-
koren' want 17 jaar na zijn dood keerde de
*eet, zooals door Halley was voorspeld, te-
jj Halley had de berekening niet precies
hhen uitvoeren, er bleef een onzekerheid van
a maand. Maar toch was het in vervulling
au Van (jggg voorspelling een feit, dat een
t *e'digen indruk op de wetenschappelijke we.
a u maakte. De betreffende komeet, die den
heT van de komeet van Halley verkreeg,
als zoo vele andere kometen, een baan.
den vorm heeft van een langgerekte ellips.
®r omlooptijd bedraagt 75 jaar.
tt. n andere merkwaardige komeet is de ko
et van Biela, die 27 Februari 1826 voor het
st werd waargenomen. In 1845 kon de ko
lft upuieuw worden waargenomen, na ook al
1832 en 1839, zooals,was voorspeld, te zijn
^argenomen. Nadat de komeet in 1845 eenige
ift~
,gen zichtbaar was geweest, brak zij plotseling
'Weeën. De oorzaak van deze „breuk" is tot
i' boe onbekend. De twee deelen verwijderden
blch
teni
van elkaar, tot zij elk afzonderlijk de zon
biet,
bich
aderd waren. Toen naderden de beide ko-
°h elkaar weer. Dit verschijnsel herhaalde
in 1852. Den 27en November moest de ko-
bi&
g^0hkelijke komeet uiteengevallen was, vol-
s35 berekening opnieuw verschijnen. Dit ge-
'edde echter niet. Inplaats daarvan nam
y een sterrenregen waar, van in totaal 150.000
i 'ehde sterren. Het vermoeden lag voor de
le 'd, er verband bestond tusschen de val-
re» sberren en de kometen. Eenzelfde sterren-
n> die in 1872 werd waargenomen, herhaal-
in 1885 op een tijdstip, waarop de ko-
b van Biela had moeten verschijnen. Men
hu de conclusie, dat vallende sterren stuk-
kometenstof waren.
eb, of liever de beide deelen, waarin de oor-
tje °mt een komeet, die meestal zeer ijl is, in
eet.nab>Üheid van de zon, dan wordt er vaak
Vfjj z-g. staart uitgetrokken, niet. zooals men
ya8®hs de aantrekkingskracht zou mogen ver
st» en> in de richting van de zon, maar deze
klaa 's ju'sb van de zon af gericht. Men ver-
ftllarb het ontstaan van een kometen-„staart"
Va al;; volgt: komt een komeet in de nabijheid
ban de zon of ander lichtend hemellichaam,
Clemen de lichtstralen een afstootende
k0,.„ ing uit op de fijne stofdeeltjes, waaruit de
'jchf6et bestaat. De druk, uitgeoefend door de
iftjsbralen op de stofdeeltjes, heet de stra-
^sdruk.
WC Uitgestroomde stofdeeltjes, die zich in den
L.'heti
ki
enstaart bevinden, blijven het oorspron-
e dichtere deel van de komeet, den z.g.
kern, vol'gen. Komen de stofdeeltjes ech-
'hhen het bereik van de aantrekkingskracht
aarde, dan vallen ze naar de aarde toe.
j ra de deeltjes nu den dampkring van de
tieZee binnendringen, duwen zij de lucht, al is
kfjj U°3 zoo ijl, snel voor zich uit. Door de
%^'hg, die daarbij ontstaat, kunnen deze stof-
her 'Cs tot gloeiens toe verhit worden. De tem-
6tof.,u«r kan daarbij zoo hoog worden, dat de
ftvCl.„eeItjes van vaste stof in damp kunnen
(Jsj^aan. Het gloeien van deze deeltjes tij-
hun beweging, kunnen we waarnemen als
een lichtende streep aan den hemel. Het zijn
de z.g. vallende sterren.
De vallende sterren worden reeds in de
hoogste dampkringlagen zichtbaar, dus op 150
tot 180 km. hoogte. De meeste dezer vallende
sterren, eigenlijk dus vallende stukken kometen-
stof, verteren reeds geheel in de luchtlagen,
waar zij doorheen gaan. Enkele grootere kun
nen een zeer fel licht uitstralen en lang zicht
baar blijven. Zeer groote kunnen zelfs de aarde
bereiken als meteoorsteenen of aeroliethen, ter
wijl de kleinere vuurbollen of boliden heeten.
De meteoorsteenen zijn voor de kennis van
den opbouw van het heelal van de grootste
beteekenis. Men heeft toch immers in meteoor
steenen dezelfde elementen gevonden als op
aarde, en op grond van spectroscopische waar
nemingen op de zon en op andere vaste sterren
voorkomen. Hieruit kon men de belangrijke
conclusie trekken, dat het heelal uit dezelfde
elementen is opgebouwd.
Er zijn tijden, waarop het aantal vallende
sterren zeer groot is. Zoo van 9 tot 14 Augustus
en van 14 tot 16 November. Eerstgenoemde
sterrenregen wordt waargenomen in het sterren
beeld Perseus, laatstgenoemde in het sterren
beeld de Leeuw. Vandaar dat men de vallende
sterren in Augustus de Perseïden, die in No
vember de Leoniden noemt. De sterrenregen
van Augustus heet ook wel de Laurentiusstroom,
daar den tienden Augustus de Roomsch-Katho-
lieke Kerk het feest van den heiligen Lauren-
tius viert.
De bekende Italiaansche astronoom Schiapa-
relli heeft de baan der vallende sterren in
Augustus, dus de baan der Perseïden, nauw
keurig berekend. Deze baan was dezelfde als
die van een bekende komeet. Ook de baan der
Leoniden bleek samen te vallen met die van
een bekende komeet.
Naast de vele andere belangrijke ontdek
kingen van Schiaparelli, heeft hij dus mede den
weg aangegeven tot het oplossen van het raad
sel der vallende sterren.
Richard Wagner heeft de zwaarste en ellen
digste jaren van zijn leven doorgebracht in
Parijs, dat voor hem toen niet de „ville lu-
mière" werd, maar een oord van schaduw en
dieper donker. Langen tijd zou het nog duren,
voordat Parijs aan de voeten van den meester
lag.
Indertijd was Maurice Lefèvre directeur-ge
neraal van de Académie Nationale de Musique.
Hij heeft veel onbekends verteld uit het leven
van den jongen Wagner. Een aardige vertel
ling is de affaire van Wagner met den toen-
maligen directeur van het Conservatoire Na
tionale, den Italiaanschen componist Cherubini.
Wagner had absoluut geen succes gehad in
Parijs. Het diepste punt van zijn „dalles" was
bereikt. Wanhopig ging hij naar Cherubini om
hulp, toen hij, tengevolge van een twist met
een zangeres zijn karig brood verloor, dat hij
verdiende als dirigent in een klein boulevard
theater. Het geval met die zangeres moet hier
voorop staan. Haar naam is al lang in ver
diende vergetelheid geraakt, maar toen was zij
de diva van het inferieure theatertje, waar de
groote meester het meer dan bescheiden or
kestje dirigeerde. Lastig als alle „stars" sinds
Eva's tijden wierp zij op een generale repetitie
haar rol naar het hoofd van den maestro en
verklaarde, dat er geen werking van uit ging.
Er moest absoluut nog een solo bijkomen, ten
minste een lied van vier coupletten. Wat te
doen? Den volgenden dag zou de première gaan.
De librettist wierp woedend een paar strofen op
het papier, maar de componist protesteerde. Hjj
vond het nonsens, om bij die rijmelarij een me
lodie te componeeren. Madame moest zich maar
tot haar kapelmeester wenden. En zoo kreeg
Wagner dc vereerende opdracht, een „lied" te
componeeren. Hij kon het voorgelegde rijmpje
niet gebruiken, dichtte zelf een tekst en werk
te een dag en nacht aan de compositie. Des
ochtends zette hij zich aan den vleugel, om met
de zangeres het lied in te studeeren De ver
wende diva schreeuwde al na een paar maten:
„Wat hebt u daar voor een rommel voor me
gecomponeerd!" Wagner had geen zachtmoe
dige ziel en antwoordde de vertoornde zangeres
op impulsief-heftige wijze. Deze liep woedend
weg en liet Wagner aan zijn vleugel zitten. De
diva had een bankier tot vriend, natuurlijk den
bankier, die in ernstige tijden (alle tijden zijn
ernstig) met dikke sommen het theatertje bo
ven water hield. Natuurlijk kreeg Wagner di
rect zijn congé. Den „rommel", dien hij had
gecomponeerd, nam hij mee het was het lied,
dat wel heel de muzikale wereld kent, het lente
lied uit de „Walküre".
Maar er zou gesproken worden over de affaire
Wagner-Cherubini. Het geval met de verbolgen
zangeres heeft er mede te maken, want Wagner
was er door „gebroodroofd" en in zijn nood
ging hij naar zijn ouden kennis Cherubini om
hulp te krijgen. En hp deed dit verschillende
malen en met volharding en niet zonder zelf
bewustzijn. Op dat zelfbewustzijn was Cheru
bini helaas heelemaal niet gesteld. Een paar
maal poogde hij Wagner met wat leege vrien
delijkheden weg te krijgen. Maar dit gelukte
hem niet. In arren moede gaf hij tenslotte den
steeds terugkomenden meester een- aanbeve
lingsbrief aan den directeur van het Grand
Théatre te Bordeaux, het voornaamste opera
theater van Frankrijk in dien tijd. Hij schreef
den brief in tegenwoordigheid van Wagner,
voorzag de enveloppe met zware, violette lak
zegels en overhandigde het document aan zijn
„beschermeling" met zwaarwichtig aplomb. Hij
vermaande Wagner, ijlings naar Bordeaux te
vertrekken en wenschte hem geluk in zijn
éventueele nieuwe betrekking. Helaas was het
voor Wagner niet mogelijk, ijlings naar Bor
deaux te vertrekken, want hij bezat geen sou.
Tenslotte besloot hij in zijn nood om maar te
voet naar Bordeaux te gaan. Geen prettige
tocht voor een man, die niet kieskeurig kan
zijn en vooral wat nachtverblijf betreft alles
voor lief moest nemen. Geen wonder, dat Wag
ner na dezen moeizamen tocht er uit zag als
een voddenkoopman, dien iedereen graag uit
den weg gaat en die door eiken gendarm wan
trouwend wordt aangezien. Dagen lang duurde
dereis. Maar nog meer dagen moest Wagner
wachten in de corridors van het theater te
Bordeaux. Eindelijk werd hij, dank zij zijn
aanbevelingsbrief van den grooten Cherubini,
welken hij telkens liet zien, bij den directeur
toegelaten. De directeur schrok, toen hij den
verwaarloosden gezel zag. Maar Wagner hield
hem moedig zijn „Sesam, open U", den gelak
ten brief met adres en naam van den afzender,
Cherubini, den beroemden directeur van het
Nationale Conservatorium, voor het beslist af
wijzende gezicht. „Komt U binnen, meneer!"
zeide de getemde en opende de deur v van zijn
anders niet te genaken privé-bureau.
Angstig en bevend zat Wagner op den rand
van den hem aangeboden stoel, terwijl de mach
tige den brief bekeek en de zegels verbrak. Op
dit beslissende moment stormde een regisseur
het kabinet binnen en brulde: „U moet direct
komen, meneer de directeur, de tenor en de
bas zijn slaags geraakt!" De directeur smeet
Cherubini's brief woedend op tafel en riep:
„Pardon meneer, een moment!" en rende naar
zijn boksende heldenzangers.
Wagner was alleen. Hij tuurde lang naar den
brief, welke op tafel lag, naar het document
van Cherubini, dat hij op den langen weg zoo
behoedzaam aan zijn gejaagd hart had gedra
gen, zijn eenigen troost in de zware dagen, toen
hij bijna verhongerde. Nu lag die brief daar
voor hem open op tafel. Hij aarzelde, maar kon
de bekoring niet weerstaan, greep den brief en
las: „Beste Vriend, met dezen brief zend ik je
een afschuwelijken vent, dien ik mij niet van
het lijf kan houden. Neem mij niet kwalijk,
maar ik kan niet anders, de kerel maakt het
mij té lastig. Ik hoop,, dat U mijn protégé
gauwer zal kwijt raken."
Toen de directeur na temming van zijn wild
geworden artisten terug kwam, vond hij zijn
bureau leeg, de deur wagenwijd open en op
tafel alleen nog maar een opengescheurde
leege enveloppe.
„De Tijd" schrijft:
In de keuze van de namen, die de beide
kleine Oranje-prinsessen dragen, heeft
het Kroonprinselijk echtpaar zich een
ruime mate van vrijheid voorbehouden
tegenover historische precedenten en zich
op zinrijke wijze geïnspireerd op het heden
op de beteekenis dus, die het feit zelf van
de blijde geboorte der jonge Prinsessen voor
het Koninklijk huis en voor ons volk had en
heeft.
In den naam Beatrix, zij die gelukkig
maakt, vertolkte zich de blijdschap over
den zegen van die eerste blijde geboorte
den nieuwen bloei van ons aloude vorsten
huis en de hoopvolle jeugdbelofte, die
daarvan over ons gansche nationale leven
uitstraalde.
In den eersten naam van prinses Irene,
die „vrede" beteekent, spreekt zich het in
nige verlangen uit, dat heden alle goed
willende menschen bezielt en in alle harten
de opperste plaats heeft: het verlangen
naar vrede, de hoop, dat de dreigende ra
zernij van blind-vernielend geweld nog van
onze wereld en van ons volk moge worden
afgekeerd en dat de teere bloem van den
vrede, oorsprong en samenvatting van alle
menschelijk geluk, moge gespaard blijven
en opnieuw haar edelen luister ontvouwen
Door Hun kind met dezen zachten en
zinrijken naam te benoemen, hebben de
prinselijke ouders aan de nieuwgeborene
een blijvende herinnering meegegeven aan
de donkere dagen, waarin het Prinsesje ter
wereld kwam, maar haar ook een bijzondere
plaats verzekerd in het hart van het volk
dat haar als een lieflijke kleine vredebode
ziet verschijnen. Zoo verzinnebeeldt deze
naam den hartewensch, dien de wereld
koestert op het oogenblik, waarop de prin
selijke nieuwgeborene die wereld intrad.
De gelukkige geboorte van een kind is op
zichzelf de blijdste tegenstelling van den
menschenverslindenden oorlog, en aan de
geboorte van een prins of prinses hebben
de volken in de geschiedenis tallooze malen
de hoop op het ontluiken van een tijdperk
van vrede en welstand vastgeknoopt. In
den naam van Prinses Irene is ook de hoop
van ons vredelievend volk aan de blijde
gebeurtenis van haar geboorte verbonden.
Moge de kleine Prinses, zooals haar vor
stelijke ouders het wensch ten, inderdaad
een lieflijke bode van den vrede zijn; moge
zij een vrediger tijd tegemoet groeien en
de hoop, die in haar naam is uitgedrukt,
vervuld zien.
Dezer dagen verf iieen de laatste aflevering
van de groote Bijbelsche Geschiedenis, het
standaardwerk van Dr. Jos. Keulers, professor
aan het Groot-seminarie te Roermond. Een
bekend feit is het, dat c" gemiddelde Katho
liek in bijbelkennis achter staat bij den Pro
testant. Hoewel voor den protestant de Bijbel
de eenige bron van Geloof is, en wij, daaren
tegen, bij monde van de H. Kerk de Goddelijke
Overlevering ook als een geloofsbron erkennen,
Toen de laatste kraai verdwenen was, ging de
adelaar eens kijken wie hem zoo dapper had
geholpen. Hij ontdekte de twee vrienden en was
wel verbaasd. Bij dankte beiden voor hun moe
dig gedrag.
Daarop vertelde de adelaar waarom de kraaien
zoo opstandig tegen zijn regeering' Waren. Het
was alles de schuld van dien grooten ouden kraai,
die hen allen opgestookt had, zoodat ze zijn ge
zag niet meer wilden erkennen.
Daarop vroeg hij aan Flip en Wip of ze beiden
zin hadden om mee te gaan naar zijn paleis.
Het lag wel erg hoog, maar hij kon beiden met
gemak dragen, als ze maar niet bang waren om
zoo hoog meegevoerd te worden.
Het heele dorp wist, dat Peer Rieters een
erfenis kreeg, maar wanneer hij deze zou ont
vangen, interesseerde alleen een paar boeven
die daar woonden.
Peer Rieters was smid, maar hij werkte niet
veel meer, omdat zijn ouderdom hem dit ver
hinderde. Hij woonde alleen en scharrelde zijn
eigen potje.
Jan Verrind en Willem Gijsmans, voor de
politie geen onbekenden, hadden al lang met
elkaar afgesproken, dat, zoodra Peer zijn erfe
nis ontvangen zou hebben, zij er beslag op zou
den leggen. Jan woonde tegenover den smid en
besteedde zijn tijd om te zien. wie bij Peer
Rieters in- en uitging. Dit met het oog op de
erfenis, die eiken dag komen kon. En zoo zag
hij op een morgen dat de post een groote gele
enveloppe bestelde, waarop een menigte roode
lak was aangebracht. „De buit is er?" meldde
hij zijn handlanger. „Nu nog kijken, of Peer zijn
huis niet verlaat, om zijn geld weg te brengen.
De brievenbesteller heeft zeker een goede fooi
gekregen," meende de boef, „want Peer heeft
hem binnengevraagd."
Het was nu hun eenige zorg, dat de oude smid
zijn geld zou wegbrengen, want op klaarlichten
dag konden zij onmogelijk den man het geld
afhandig maken. Wel zou het niemand opval
len, dat Jan of Willem een praatje bij hem gin
gen maken, want dit gebeurde wel eens, als hij
in zijn smidse aan het knutselen was.
De boeven hadden samen alles goed over
wogen. Dien avond zouden ze aan den achter
kant het huisje binnendringen, den man een
prop in den mond duwen en hem in den kelder,
om de buren niet wakker te maken, vermoorden
Veel gevaar was daar wel niet voor, want het
huis was omringd door een tuin, maar men
moest m»t alles rekening houden, voor alles op
zijn hoede zijn en alle voorzorgsmaatregelen
qemen, om geen achterdocht te wekken. Zoo
zouden ze den ouden man ook met zijn eigen
is het toch meer dan noodig, dat de Katholie
ken ook de teksten beter leeren kennen en
begrijpen om zoodoende het Geloof telkens op
nieuw te verlevendigen en te verdiepen. De
groote verdienste van Dr. Keulers is nu, dat
hij een zo. omvangrijk werk als de Bijbelsche
Geschiedenis ons op bev-ttelijke wijze voorzet.
Rustig en helder is ie tekst gegeven, zonder
de hinderlijke en ophoudende voetnoten, die
het lezen van zoovele boeken zoo onaangenaam
maken. Gewoon tusschen de teksten in zijn nu
en dan, wanneer de samensteller zulks noodig
achtte in verband me duistere passages, en
kele regels ter opheldering ingevoegd; hetgeen
het lezen veraangenaamt.
De uitvoering van het werk, de typografie
en de illustratie, vindt niet onze volledige in
stemming'.
Het boek is rijkelijk versierd met groote
illustraties van Jos. Speybrouck, bekend om zijn
missaal-verluchtingen. Deze teekeningen nu
kunnen ons niet bekoren, ze zijn zeer onper
soonlijk en er gaat weinig van uit. De taak, die
Speybrouck zich gesteld zag, n.l. de bijbelteksten
steunen en verhelderen, heeft hij niet voldoende
ten uitvoer gebracht, wij missen in zijn iluïtra-
ties bezieling en verbeelding. Er zijn bij onze
Katholieke kunstenaars heel wat sterkere
talenten te vinden. Ondanks dit gebrek,
bevelen wij dit standaardwerk warm bij onze
lezers aan. juist omdrt de Katholieken op dit
gebied zooveel in te halen hebben.
Het werk werd uitgegeven bij de firma J. J.
Romen en Zonen te Roermond.
Wat iedereen in onzen tijd direct
opvalt, is niet alleen de ophooping van
kapitaal, maar ook de concentratie
van een onbegrensde macht en despo
tische economische overheersching in
de handen van weinigen, die meestal
nog niet eens de eigenaars zijnmaar
slechts de bewaarders en beheerders
van aan hen toevertrouwde goederen,
die zij geheel en al volgens eigen in
zicht en oordeel beheeren.
Deze overheersching wordt vooral
met brutaal geweld uitgeoefend door
hen, die, omdat zij het geld onder zich
hebben en beheerschen, ook meester
zijn van het kredietwezen en daarover
absoluut beschikken. Daardoor leve
ren zij als het ware het bloedwaarop
heel het economische leven teeren
moet en hebben zij het economische
leven zóó in handen, dat niemand
tegen hun wil kan ademen.
Pius XI schetst hier den overgang
van het kapitalisme der vrije concur
rentie naar het kapitalisme der con
cerns en kartels. Het eigendomsrecht
behoort meestal aan juridische perso
nen, terwijl de werkelijke macht
steeds wordt uitgeoefend door phy-
sieke persoonlijkheid, d.w.z. door
menschen. De hoogste graad van
overheersching wordt volgens den
Heiligen Vader in het economisch
leven bereikt in het financieel kapita
lisme, d.w.z. de ondernemingen wer
ken met credieten, hun door financi-
cele instellingen verleend.
(Von Nell Breuning)
moker een slag op zijn hoofd toebrengen, dan
hoefden ze zelf geen voorwerp mee te nemen,
om hun daad te bedrijven.
De twee bandieten hadden, volgens hun mee
ning, alles goed voorzien en geregeld. Ze zou
den ook vooral zorg dragen geen voet- en vin
gerdrukken na te laten.
Beiden zaten dikwijls verdiept in detectieven-
verhalen en namen een voorbeeld aan de vele
daarin voorkomende bedreven moorden, onder
zoekingen naar de daders daarvan en de ont
dekkingen van de speurders.
Niets zou hun kunnen verraden. Daar waren
ze van verzekerd. De man was oud, die kon
geen weerstand bieden. Als een kind zouden ze
hem naar den kelder dragen. Een kast was gauw
geforceerd. Zijn geld zouden ze wel vinden,
waar hij het ook verstopt zou hebben. Hem
daarvoor op de pijnbank leggen, wilden ze niet:
hij moest hen, ondanks hun vermomming, eens
herkennen.
Maar mocht de smid de deur uitgaan, dan
zou Jan hem volgen, om te zien, of hij het geld
soms naar de post, of naar den notaris bracht.
Tot zijn groote
vreugde ontdekte E
melkboer was er E I
geweest, de bakker
en nog een paar bekende lui, maar die waren
aanstonds vertrokken.
Toen het avond werd, kwam Peer Rieters even
buiten, keek eens naar de lucht en Jan wist,
dat Peer zich niet meer zou laten zien. De deur
werd dichtgedaan, de lamp aangestoken en het
gordijn neergelaten.
Nu sluit hij zich met zijn buit op, dacht de
boef. Wacht maar, manneke, je zult er niet
veel plezier van hebben. En, naar men beweert,
heb je toch al geld genoeg, dus zullen wij je van
het overtollige maar ontlasten.
Tegen negen uur was de woning van den smid
geheel in het donker.
Rond middernacht zouden de boeven met hun
plan beginnen.
Alles ging naar wensch. In de buurt was op
dat late uur geen levende ziel meer te bespeu
ren. De veldwachter had zijn ronde gedaan en
zou wel onder de krullen kruipen. Zij kenden
zijn gebruiken. Overtreders van de wet betref
fende het sluitingsuur van herbergen waren er
niet. Op het dorp woonden alleen eerlijke lui,
hadden de boeven tot elkaar met een grijnslach
gezegd.
Door de gammele deur van het schuurtje
kwamen zij in de woning van den ouden smid.
Hij sliep en het was dus gemakkelijk hem te
overvallen. Zij droegen hun slachtoffer naar
den kelder. Toen sloop Jan Verrind naar de
smidse voor den moker en bracht den ouden
man daarmee een paar slagen op het hoofd
toe. Nadat beiden zich overtuigd hadden, dat
ze niets meer van hem te vreezen hadden, gin
gen ze op onderzoek naar den buit. Maar hoe
ze ook zochten en alles ten ondersteboven keer
den en vernielden, er was geen geld te bespeu
ren, dat noemenswaard was.
Woedend betastten zij toen het lijk, maar ook
dit was vruchteloos. En woedend gingen zij naar
huis, waar zij aan hun vrouw geboden te zeg
gen, als de politie soms mocht komen vragen,
waar zij dien nacht geweest waren, dat zij de
woning niet verlaten hadden.
Alles wat maar eenigszins achterdocht kon
wekken, werd uit den weg geruimd. De melk
boer vond het dien morgen vreemd, dat Peer
Rieters niet kwam openmaken, zooals hij ge
woon was. Hij sprak er met de buren over. Wel
dra stond er een groepje nieuwsgierigen voor
de smidse. Ook Jan Verrind voegde zich bij hen
en vroeg, wat er gaande was.
Men trok de schouders op. Enkelen liepen
rond het huis, klopten op deuren en ramen en
riepen den naam van den ouden man. Toen be
sloot men de politie te waarschuwen.
De veldwachter kwam en even daarna de bur
gemeester. De deur van het schuurtje stond aan
en werd opengeduwd en weldra ontdekte men,
dat er inbraak gepleegd was. Men vermoedde
het ergste. De oude man werd in den kelder
gevonden. Nog dienzelfden dag kwam het
parket.
Jan Verrind en Willem Gijsmans bleven steeds
bij de toeschouwers en bespraken mede het
triestige geval en den wreeden moord.
Toen vernamen zij ook, waarom zij de erfenis
niet gevonden hadden. De brievenbesteller, die
's morgens de enveloppe met geld besteld had,
was door Peer Rieters verzocht, de som voor
hem aan een Bank te willen verzenden, hetgeen
gebeurd was.
De beide moordenaars wisselden een blik van
verstandhouding. En liefst hadden ze door
krachtige verwenschingen uiting gegeven aan
hun woede.
Doch de schuldigen zouden weldra ontdekt
worden. Het was maar een kleinigheid waardoor
hun aanwezigheid in den kelder verraden werd.
De veldwachter bemerkte namelijk, dat met den
hamer, waarmee de moord bedreven was, het
plafond in den kelder werd geraakt en dat er
eenige schilfertjes tusschen de ruige stof van
de j&s van Jan Verrind overeenkwamen met de
kleur van de kalk aan de zoldering van den
kelder, waarvan een plek verdwenen was, door
den harden slag, waarmee de moordenaar het.
plafond geraakt had, er niet op rekenend, toen
hij zijn moker ophief, om den slag toe te bren
gen aan den ouden man, dat het laag was en
hij er mee in aanraking kon komen.
Willem Gijsmans viel daarbij aanstonds door
de mand, omdat hij, toen men zijn medehelper
wees op die stille getuigen onmiddellijk keek,
of er ook bij hem schilfertjes te zien waren.
F/mm bi) levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
f OU«a verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen
op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
bi) een ongeval met
doodelijken afloop
bij verlies van een hand.
at eem oog.
lCVreden
met den indruk dien zijn medede-
^aakt had, keerde Tredwell zich om
ten met de gebruikelijke verontschuldiging
"t'ar >a' waardigheid een stap achteruit.
^e ,,nen- meneer! Wist niet, dat u vlak achter
Isa d'"
l%t(iStein' de man die bijna het slachtoffer
K Vorf6?" Was van Tredwell's ijver om nieuwtjes
aar "en, maakte een joviaal-afwerend ge-
.AAnjets' goeie man. Absoluut niets!"
y'cht e11 stapte met een geringschattend ge-
'et 2jcu8- Isaacstein kwam verder de hall in en
-er in een van de gemakkelijke stoelen
^ftjig Cade, al weer terug? Gehoord, wat er
>,Ja 1 gebeurd is?"
die. zei Anthony. „Een week-end met de
.,0, emoties, wat!"
1Tlaar dat van vannacht is amateurs-
hiIsaacstein. „Daar zullen de men-
er dit de buurt wel méér van weten."
„Zijn er dan menschen hier in de buurt, die
wapenrustingen verzamelen?"' vroeg Anthony.
,,'n Eigenaardig soort liefhebberij."
„Zéér eigenaardig," stemde Isaacstein toe. Hij
wachtte evenging dan met zekeren nadruk
voort: „De heele toestand hier is trouwens
eigenaardig."
Zijn toon was zoo opvallend 't klonk als een
verkapt dreigement dat Anthony vroeg:
„Hoe bedoelt u dat?"
„Eenvoudig dit. Waarom worden we hier vast
gehouden? Gisteren is het coroners-onderzoek
geweest. Het lichaam is vanmorgen al naar
Londen overgebracht. Als doodsoorzaak voor
het groote publiek wordt hartverlamming
opgegeven. Maar waarom mogen we dan geen
van allen weg? Mr. Lomax begrijpt er ook niets
van. Hij verwijst me voortdurend naar hoofd
rechercheur Battle.
„Hoofdrechercheur Battle voert iets in z'n
schild," zei Anthony nadenkend. „En voor 't
gelukken van wat hij in zijn schild voert, is 't
noodig, dat we en bloc hier blijven."
„Maar, neem me niet kwalijk, Mr. Cade....
maar u bent weg geweest."
„Uitgelaten aan den ketting. Al den tijd een
mannetje achter me gehad, 'k Zou niet eens de
kans gehad hebben om ietsde revolver
bijvoorbeeld, te verdonkeremanen."
„Ja, die revolver," zei Isaacstein nadenkend.
„Die is nog niet gevonden, wel?"
„Nee."
„Waarschijnlijk in 't meertje gegooid."
„Dat is heel goed mogelijk."
„Waar hoofdrechercheur Battle? Ik heb
hem den heelen middag nog niet gezien?"
„Naar Londen! Zoo! En heeft hij ook gezegd
wanneer hij terug kwam?"
„Morgenochtend vroeg, als ik hem goed be
grepen heb."
Op dat oogenblik kwam Virginia met Lord
Caterham en Mr. Fish de gang van de eetkamer
uit. Ze begroetten Anthony met een glimlach.
„Al terug, Mr. Cade! Heeft u gehoord van den
rustigen nacht, dien we gehad hebben?"
„Ja, waarachtig, Mr. Cade," zei de Amerikaan.
,,'t Is me een nachtje wél geweest. Hebben ze
u al verteld dat ik Mrs. Revel voor een van de
schoeljes heb aangezien?"
„En ondertusschen is de echte schoelje
vroeg Anthony.
„Ontsnapt!" zei Mr. Fish met een begrafe-
nisstem.
„Toe, schenk jij thee?'" vroeg Lord Caterham
Virginia. „Bundie is weer nergens te vinden."
Virginia nam Bundle's gastvrouwelijke plichten
gewillig waar. Daarna kwam ze met haar
kopje thee bij Anthony zitten.
„Kom straks bij het schuitenhuis," zei ze
zachtjes. „Bill en ik hebben u een heeleboel te
vertellen."
Daarna nam ze, een en al levendigheid, aan
het gesprek van Lord Caterham en Mr. Fish
deel.
De bijeenkomst bij het schuitenhuis werd drie
kwartier later gehouden.
Virginia en Bill Eversleigh waren vol van de
gebeurtenissen van den vorigen nacht. Maar ze
waren het er roerend over eens, dat de eenige
veilige plaats voor het bespreken van die ge
beurtenissen het midden van het meer was. Dus
pagaaiden ze een vijftig meter uit den oever en
vertelden Anthony daar alles, wat ze hem te
vertellen hadden. Bill deed niet bepaald enthou
siast. Hij was uit zijn humeur, omdat Virginia
dien „vent" uit Afrika overal bleef inhalen.
„Merkwaardig," zei Anthony, toen het ver
haal uit was. „Wat denkt u er zelf van?" ging
hij tegen Virginia voort.
„Ik denk, dat ze naar iets zochten," gaf
Virginia zonder een oogenblik aarzelen ten
antwoord. „De diefstal-theorie is onzin."
„En ze dachten, dat wat ze zochten in die
wapenrusting verstopt zat. Ja, dat kan. Maar
waarom dan dat bekloppen van de lambrizee-
ring? Dat wijst op iets anders, op 't zoeken
naar een geheime trap of gang of iets dergelijks.
„Ze hebben een geheime kamer op De
Schoorsteenen," zei Virginia', „en als ik 't
wel heb, ook een geheime trap. U moet Lord
Caterham er maar eens naar vragen. Maar
wat ik zou willen weten is dit: waarnaar waren
ze aan 't zoeken?"
„Niet naar de mémoires," zei Anthony. „Dat
is een onhandig groot pak. Naar iets kleins
„George weet 't, dat geloof ik vast," zei Vir
ginia. „Ik moest maar eens probeeren, of ik 't
niet uit hem kan krijgen. Ik heb van 't begin af
aan gevoeld, dat er iets anders achter zat."
„U zegt, dat u maar één man gezien hebt,"
ging Anthony voort, „maar dat er wel meer ge
weest kunnen zijn, omdat u, toen u naar het
raam liep een soort van geritsel meende te
hooren."
H't Leek op ritselen, maar het geluid was zóó
zwak, dat 't niet te herkennen was," zei Vir
ginia. ,,'t Kan zelfs heel goed zijn, dat ik 't me
maar verbeeld heb."
„Dat is natuurlijk mogelijk, maar als 't geen
verbeelding van u geweest is, moet die nummer
twee een van de gasten, of in elk geval een van
de huisgenooten geweest zijnIk zoif wel eens
willen weten
„Wat zou u willen weten?" vroeg Virginia.
„Hoe Mr. Hiram Fish zoo netjes komt. om
zich van top tot teen te gaan* aankleeden, als
hij beneden iemand om hulp hoort roepen."
„Ja, dat is wel merkwaardig," stemde Vir
ginia toe. „En Isaacstein dan, die door alles heen
geslapen heeft. Dat geeft ook te denken, 't Kan
toch niet."
„Jullie vergeten iemand als dien Boris," mengde
Bill zich in het gesprek. „Dat is nou 'n onver-
valschte boef, als je 't mij vraagt. Dien lijf
knecht van Michaël, bedoel ik."
„De Schoorsteenen zit van kelder tot nok vol
met verdachte typen," zei Virginia. „De anderen
vinden ons natuurlijk even verdacht als wij hen.
Ik wou, dat hoofdrechercheur Battle maar niet
naar Londen was gegaan. Tamelijk dom van
hem, als u 't mij vraagtO Ja, Mr. Cade,
dat moet ik u nog vertellen. Ik heb dien
Franschman uit De Cricketers gisteren nog een-
of tweemaal in de buurt gezien."
,,'t Is een potpourri, gewoonweg!" zei Anthony.
„Die reis van mij is ook al vergeefsch ge
weest. Een figuur als modder geslagen.... Maar
luister eens: de heele zaak draait volgens mij
om dit: hebben de lui gevonden wat ze zochten,
ja of nee?"
„Volgens mij niet," zei Virginia. „En gesteld
dat dat waar is, wat dan?"
„Dan komen ze weer terug. Ze weten, of als
ze 't nog niet weten, dan weten ze 't voor van
avond, dat Battle naar Londen is. De kust is
vrijeen betere gelegenheid krijgen ze
niet."
„Denkt u dat heusch?"
„Ja, de kans bestaat tenminste, dat ik t bij
het rechte eind heb. En daarom zullen wij tweeën
de hoofden bijeen steken en een complot smeden.
Mr. Eversleigh en Ik verstoppen ons vanavond
in de vergaderzaal."
„En ik?" viel Virginia hem in de rede. „Denk
maar niet, dat ik me zonder protest aan den
kant laat zetten."
„Kijk eens, Virginia, je moet billijk zijn," zei
Bill. „Dit is mannenwerk."
„Zeur niet, Bill. Mannenwerk, of geen man
nenwerk, ik doe mee. Al ga Je op je hoofd
staan. Vanavond verstoppen we ons dus in ae
vergaderzaal."
(Wordt vervolgd)
uniiiiimimiiHinimmmmiiiiimmmMmiiiminimiHimirimimc
lod beproeft het zwaarst dien Hij
het meest bemint
■iumuiuntimiiuiiiuiiuuiminuituuiiiiiuinuniiimiiniinniuii§