DE SPREKENDE SPIEGEL VOLTOOIING NABIJ MOEDER DE VROUW MOET MOOI ZIJN! Kabouter Flip en zijn vriendje Wip 9 iméaal van dm da9 ALLE ABONNÉ'S F 250.- Katholieke film van Kees Strooband MMBi Hef Geheim van de zeven Schoorsfeenen ZATERDAG 19 AUGUSTUS 1939 Minister G. Bolkestein i De hoofdprijs Het filmsprookje „Sneeuwwitje" in cijfers DOOR AGATHA CHRISTIE V Het is gêruimen tijd geleden, dat wij mede- öeelingen hebben gedaan over de werkzaamhe den van Kees Strooband, die nu bijna twee jaren bezig is aan zijn film „De sprekende Spiegel". Twee jaar is een lange tijd voer de vervaardiging van een film, waarvoor de in dustrie even zooveel maanden noodig heeft. Maar voor Strooband lagen de voorwaarden anders dan voor een georganiseerde productie. Hij had zoowel zijn apparaten als zijn mate riaal buiten alle industrieele elementen om te zoeken en af te wachten, wanneer de spelers tijd en gelegenheid hadden om zich voor de geduldige camera op te stellen. Hij had boven dien veel ander werk te doen, want nog altijd kan een individueel filmer niet bestaan van den harden arbeid, dien de vervaardiging van een film eischt. Maar nu is het dan toch zoover, dat De sprekende Spiegel, aan welker voltooiing sommigen wel moesten gaan twijfelen, haar beslag zal krijgen. We zagen althans de film, zooals ze in de „stomme" montage klaar is. Na de toevoeging van het geluid zal de film dus definitief af zijn en we heb ben het gewaardeerd het werk zooals het thans is gevorderd te kunnen zien. De mon tage is intusschen, hoewel „stom", aller minst stom. Zij spreekt ook ditmaal weer duidelijke taal ten aanzien van Strooband's talent, dat, afwijkend van de gangbare ge bruiken, geen concessies wenscht te doen, die de autonome filmtaal geweld aan kun nen doen. Zooals men weet, heeft twee jaar geleden Pastoor Weiman te Utrecht het initiatief ge nomen tot de vervaardiging van deze film, waarvoor hij den bekwamen vakman Kees Strooband uitkoos. We kennen Strooband al sinds jaren als den maker van Herwonnen Le venskracht (na een gelijknamige film van Jan Hin) en van de kleine maar voortreffelijke film Sparen. Thans zou Strooband dan voor de eer ste maal een speelfilm van formaat gaan ma ken en men was benieuwd naar het resultaat. Wel was het den filmvrienden volkomen be kend, over welke capaciteiten Strooband be schikte en hoe helder en doortastend zijn film taal was, maar terwijl men van harte hoopte, dat hij principieel sterk zou blijven, moest men toch tevens vreezen, dat juist deze wil tot zui veren filmarbeid hem extra moeilijkheden zou bezorgen bij het maken van zijn allereerste speelfilm, waarvoor hij immers vrijwel geen routine had kunnen opdoen. Het resultaat, voor zoover op dit oogen- blik zichtbaar, beantwoordt aan de ver wachting, die men van Strooband" hebben moet, als men zijn werk kent. Hier zet zich een filmontwikkeling voort, di% groeide bij de gratie van het zuivere inzicht. Stroo band behoort tot de weinigen, die een film zien als een musische compositie van beel den, niet dus als een fotografische weer gave van tooneelmatige tafereelen. In de zen zin is de film dan ook tot een goed einde gekomen. Ook zonder de auditieve elementen, die De sprekende Spiegel nog moet verkrijgen doch die we overigens al'hebben leeren kennen valt reeds waar te nemen, hoe Strooband een film compo neerde, die behalve om haar onderwerp ook om haar vorm belangwekkend is. Dit onderwerp behelst den strijd tusschen de waandenkbeelden van onzen tijd en den geest van waarheid, die door de katholieke actie van onze dagen zoo fel wordt verdedigd. De hoofd rol is een student, die zich op zijn wijze op de katholieke actie toelegt en de moderne midde len te baat neemt om zijn doel te bereiken. Hij bestrijdt het materialisme, het liberalisme, de geldzucht, het heidendom, het rassisme, al wel ke verschijnselen in eenigszins caricaturalen vorm worden vertoond. De film krijgt daardoor een sterk satyriek karakter, dat te feller tot uiting komt, naarmate de hoofdintrigue door de verschillende nevenhandelingen wordt door kruist om samen met hen den draad van het gebeuren te weven. Strooband maakt hier ge bruik van het simultaanprocédé, velen goeden films eigen en vanzelf voortvloeiende uit een geraffineerde montage. De functie van het geluid is in deze film vrij wat oorspronkelijker dan die van de meeste suc cesfilms. Zij is n.l. van creatieve werking en be paalt zich niet tot illustreeren, maar speelt een actieve rol in de dramatische handeling. Op een en ander komen wij uiteraard later uitvoeriger terug. Inmiddels kan men het verheugende feit vaststellen, dat thans twee groote katho lieke films aan de orde zijn: Notre Dame de la Mouise, waarover wij reeds een en ander te berde brachten, en De sprekende Spiegel. Voor beide films heeft de K.F.A. de noodige belangstelling getoond, terwijl ook het comité Actie voor God zich voor De sprekende Spiegel interesseert. Beide in stanties verrichten uitnemend werk door op alle hun beschikbare manieren De sprekende Spiegel te stimuleeren. Dit kan slechts lei den tot een verdere productie van katho lieke films, welke men voortaan niet meer behoeft te accepteeren omwille van de goe de bedoeling alleen, zooals in vroeger jaren maar al te vaak het geval is geweest. Geestelijken, die voor de film voelen, zijn er zeer vele in ons land; pastoors, die de ri- gou"uze en onafhankelijke filmkunst met terdaad voorstaan, zijn er zeer weinig. Pas toor Weiman is een van hen. Zijn moedige plannen, die hij in samenwerking met Kees Strooband uitwerkte, mogen hem en an deren voor de toekomst aanmoedigen. Dbg. „Dc sprekende Spiegel" van Kees Strooband Men schrijft ons uit Berlijn: „Het is totaal verkeerd, den werkdag in het leven té scheiden van den Zondag. Tegenwoor dig zijn onze werkplaatsen, onze fabrieken voor ons kerken!" Ziedaar een uitlating van dr. Robert Ley. den rijksorganisatieleider van het Duitsche Arbeids front, welke te denken geeft. Immers, hier hoo- ren we een toonaangevende persoonlijkheid uit de meest vooraanstaande kringen van het Der de Rijk onomwonden zeggen, dat de Zondag en daarmee dus ook de Kerk sterk aan be- teekenis verloren heeft. Het lied van den ar beid is als het ware de psalm in den nationaal- socialistischen eenheidsstaat geworden. Dienovereenkomstig hoorde men dr. Ley te Hamburg op een congres van .Kraft durch Freude" het nieuwe parool uitspreken voor het komend jaar en dat luidde: „Stevige mannen en bekoorlijke vrouwen! Het komt er op aan, een nieuw, een schooner en nog gezonder type man en vrouw in het leven te roepen, die met elkander een eenheid vormen. De vrouw is eigenlijk niet voor de sport geschapen, maar veeleer voor den dans." Zoo hoorden we dr. Ley vertellen, en toen hij eenmaal met het cha- pitre "„vrouw" bezig was, vergat hij latei" ge heel, de levenstaak van den man te precisee ren; maar dat was niet erg, want het thema „vrouw" interesseerde immers veel meer en wat de taak eens mans in het huidige Duitsch- land is, dat weet ieder thans tot in finesses. Hoe heeft dr. Ley zich intusschen de verwe zenlijking van zijn stoute plannen nu eigenlijk gedacht? Eenige charmante dames, die de taak voor haar rekening genomen hebben dr. Ley's theo rie in practijk om te zetten, stonden ons op voorkomende wijze te woord; en zoo kunnen we ons wagen aan een leekenverslag van din gen, die een doodgewonen man min of meer in 't land der droomen verzeild doen raken.... De eerste cosmetische cursussen zullen waar schijnlijk nog deze week beginnen en drie er van loopen te Berlijn gelijktijdig. Ze zullen ge houden worden in drie van Berlijn's oudste en meest bekende scholen, die alle in het centrum liggen en dus voor ieder gemakkelijk bereik baar zijn. Elke cursus omvat vier avonden van twee lesuren en eenmaal in de week komen de „leerlingen" van acht tot tien uur bijeen om over de opgedane indrukken en ervaringen on gedwongen van gedachten te wisselen. Wïj willen gaarne iets naders weten omtrent het eigenlijke leerplan, en mevrouw Anna Charlotte Römer, die op cosmetisch gebied een specialiste schijnt te zijn, antwoordt bereidwil lig: „Natuurlijk hebben wij een zorgvuldig uit gewerkt leerplan. We willen niet wetenschap pelijk klinkende voordrachten houden, maar beginnen direct met practisch werk. Daarom kunnen we niet een groot aantal vrouwen te gelijk hebben. Hoogstens 20 tot 30 personen kurtnen aan zulk een cursus deelnemen en ge makkelijk zal het werk niet vallen, vooral in het begin niet, want iedere leerling moet stevig meedoen!" Voor den eersten avond staan er maar da delijk 14 schoonheidsbegrippen op het pro gram, dat zijn 14 verschillende massagemetho des voor het gelaat. Drie voorhoofdgrepen, drie oogengrepen, dan de verschillende wangen- en vibratiegrepen worden ons genoemd en tenslot te de halsmassage. Dat doet vrij eenvoudig aan, maar 't duurt soms geruimen tijd, voordat de leerlingen den juisten greep te pakken hebben. Is het eenmaal zoover gekomen, dan kan een vrouw desnoods in den slaap haar taak ten uitvoer brengen. Dat klinkt wellicht mal, maar merkt een vrouw het gunstig resultaat der massage in haar eigen leven, dan bestaat zelfs het gevaar, dat ze meer gaat masseeren dan wenschelijk is. „De heeren der schepping verstaan onder cosmetiek veelal de z.g. „oorlogsbeschildering", maar daar wil ik de vrouwen juist van af hou den. Niet, dat ik tegen wat poeder ben, want daar kan het effect door verhoogd worden en de huid wordt tegen stof beschermd; ook tegen de lippenstift heb ik niets, vooral als 't om vrouwen van rijperen leeftijd gaat, wier lippen verkleurd raken. Ik vertel aan iedere vrouw, welke middelen voor haar de juiste zijn, want wat voor de eene goed is, dat kan de andere schaden. En we zullen blij zijn, als er velen aan onze cursussen meedoen, vooral de ouderen, want die hebben het 't meest noodig. Ik heb zelf een groote huishouding, moet in den win ter voor zeven kachels zorgen, maar aan mijn handen is dat nooit te zien! En wanneer sommige vrouwen zeggen, dat ze voor een zorg vuldige cosmetische behandeling den tijd niet hebben, dan is dat nonsens, want na de door mij opgedane ervaring heeft men er maar en kele minuten voor noodig om uiterlijk het juiste effect te bereiken." In de Vrijzinnig Democraat, het orgaan van den V.D.B., wordt de nieuwe mi nister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen hartelijk begroet. Wij wensen den heer Bolkestein met deze benoeming geluk en wij zijn er van over tuigd, dat de heer Bolkestein er in zal slagen goed en belangrijk werk ten bate van het onderwijs te doen. De heer Bolke stein is aan onze partijgenoten bekend als Amsterdams Raadscanilidaat en als Re dacteur van De Opbouw. Zijn belangwek kende artikelen in De Opbouw trokken, ook buiten onze kring, de aandacht. Nog m het laatste, juist enkele dagen ge leden verschenen nummer van De Op bouw, treffen wij op de laatste bladzijde een artikel van den heer Bolkestein aan, dat thans bijzondere aandacht verdient. Het handelt over de toepassing der zo echt vrijzinnig-democratische gedachte van decentralisatie an wetgeving op het gebied van de onderwijswetgeving. Op on derwijsgebied aldus de heer Bolkestein blijft tè veel bij het oude. Een steeds sle pende onder-.jC wetgeving, terwijl zoveel om vernieuwing roept, doet omzien naar het Grondwetsartikel, dat de instelling van zelfstandige lichamen met verordende be voegdheid mogelijk maakt. Eén „onderwijs- schap" of onder wijsschappen met veror dende bevoegdheid, verordenend op het zuiver onderwijskundige en technische ter rein; de politieke en de financiële zijde la tende onder de controle der Staten-Gene- raal. Met vertrouwen en goede verwachtingen treden wij den nieuwen Minister van On derwijs tegemoet; moge zijn arbeid met suc ces worden bekroond. Ze praatten nog een tijdje over verschillende dingen, waarbij de wijze adelaar hem nog met veel raadgevingen ten dienste stond.' Eindelijk vond Flip het tijd om te vertrekken naar zijn vriendje Wip. Hij nam daarop hartelijk afscheid van de adelaarsfamilie en stapte weer op den breeden nek van den vogel, die hem snel terugvoerde naar de plek waar zijn vriendje op hem lag' te wachten. Veilig en wei kwam hij daar aan en werd door Wip hartelijk begroet. Bij het afscheid nemen Lok de adelaar zich eenige veertjes uit, welke hij aan Flip gaf met de woorden: „Als jullie soms eens hulp noodig hebt, blaas dan deze veertjes de lucht in. Het veertje zal mij vinden en ik zal komen, waar jullie ook moch ten zijn Het was zuiver een kwestie van geluk, dat Charles Dumoulin aan een wissen dood ont snapte, toen hij op het allerlaatste oogenblik opzij sprong. Een verschrikkelijk gekraak ont stond juist op de plaats, waar hij nog geen tien seconden geleden gestaan had en alles wat er van den prachtigen auto was overgebleven, was een hoopje verbogen ijzeren platen en glasscher ven, die overal verspreid lagen. Meer dan tien minuten had Charles noodig om van den schrik te bekomen, maar tóen hij eindelijk tot zich zelf Was gekomen, liep hij naai de overblijfselen van den auto, om te zien wat er van den bestuurder was geworden. Het was niet moeilijk te zien, dat de onge lukkige dood was. Geheel verminkt lag het lichaam van den chauffeur tusschen de wrak stukken. Een oogenblik stond Dumoulin besluiteloos, toen keek hij naar beide kanten van de lange, donkere laan, die zich ten zuiden van de Fran- sche hoofdstad kilometers ver uitstrekt. Nie mand was te zien, hetgeen niet te verwonderen was op dit late uur in den avond. Was Charles Dumoulin een gewoon man ge weest, dan had hij vanzelfsprekend getracht zoo gauw mogelijk hulp te gaan halen; maar hij was geen gewoon man. Charles Dumoulin was een bandiet en nog wel een bandiet van de ergste soort. Een man zonder hart en zonder geweten. Nog steeds vertoonde zich niemand op den weg en het was voor een geroutineerd zakken roller Dumoulin geen kunst binnen enkele se conden alles wat waarde had uit de zakken van den verongelukte te rooven. Geen oogenblik kwam het bij hem op welk een afschuwelijke daad hij verrichtte. Vele ja ren van misdaad hadden zijn gevoel afgestompt. Weer keek hij spiedend rond en bij het flauwe licht van de maan onderzocht hij den inhoud van een portefeuille. Een bundeltje papier, be nevens enkele brieven, was alles wat hij mach tig was geworden. Even ging een trek van te leurstelling over zijn gezicht, maar toen hij een blik wierp op het naamkaartje, dat hij in zijn hand hield, verhelderden zijn ruwe trekken. Pierre Madeleine. Juwelier. Rue de Payx 234. Paris Charles Dumoulin kende den juwelier goed. Eenmaal had hij bij hem ingebroken en dat had aan den inbreker twee jaar gevangenisstraf gekost. Wraak en hebzucht weerspiegelden zich op het misdadige gelaat en toen zich nog steeds niets op den weg vertoonde, was zijn plan ge maakt. Hij wist dat Madeleine niet getrouwd was, maar slechts met een oude huishoudster in het groote huis aan de Rue de Payx woonde. Langs de boschpaden en zijwegen bereikte de bandiet weldra Parijs, juist op het oogenblik dat de klok van de Notre Dame het tweede uur in den morgen uitgalmde. Nog waren de straten niet geheel verlaten, maar zijn plan was gemaakt. Hij wist precies op welk punt van de straat de winkel van den juwelier was en door een doolhof van straatjes en slopjes bereikte hij den achterkant van het huis, waarbinnen een fortuin voor het grijpen lag. De sleutelbos, welken hij uit den zak van den doode genomen had, overbrugde alle moei lijkheden aan een inbraak in een juwelierswin kel verbonden en nog geen uur later slenterde Charles Dumoulin onverschillig door de straten. In zijn zakken bevond zich een schat aan bank biljetten, goud en zilverstukken, benevens een groot aantal edelgesteenten van groote waarde. Als in een roes liep hij voort, tot hij eindelijk zijn flat bereikte. Aan trouwen had hij nooit gedacht en met een helschen gloed van vreugde begon hij te tellentellenen rekenen tot de. zon reeds hoog aan den hemel stond en toen hij tenslotte het laatste bankbiljet door zijn vingers liet glijden, was het tien uur 's mor gens. Nu bleef er alleen nog over wat papieren en het sorteeren van de juweelen. Het eerst viel zijn oog op een briefje waarop stond: BANQUE DE PARIS Tour de France, Nombre; 254617 Certificat pour le Grand Prix de Trois Millions Francs Charles Dumoulin begreep onmiddellijk, dat hij een lot in handen had van den jaarlijkschen grooten wielerwedstrijd door Frankrijk en hij begreep ook dat hij met een beetje geluk een hoofdprijs van drie millioen francs kon winnen. Maar hij zou de doortrapte bandiet Dumou lin niet zijn, wanneer hij niet dadelijk had in gezien, dat aan het bezit van het lot een groot gevaar verbonden was. Een voordeel was ech ter, dat het lot niet op naam, maar op toonder was gesteld en daar de eigenaar dood was, haal de hij onverschillig de schouders op. „In ieder geval bewaren" mompelde hij en zorgvuldig legde hij het waardevolle document in de kast. Dienzelfden middag las hij met een glimlach de bulletins over het auto-ongeluk van Pierre Madeleine en den geheimzinnigen diefstal in diens woning in de Rue de Payx. De politie stond vocrr een raadsel, want Charles had zijn werk goed gedaan en nooit zou hij zoo dom zijn zich door buitensporige uitgaven te verraden. Als de zaak wat op den achtergrond geraakt was, zou hij met stille trom Frankrijk verlaten en niemand zou hem er ooit weer zien. Drie maanden waren er voorbijgegaan en in dien tijd zou niemand eraan geloofd hebben dat Dumoulin iets met de zaak te maken had. Hij leefde sober, pakte van alles aan, wanneer er iets te verdienen viel en de sluwe vos had succes. De politie viel hem niet lastig, iedereen vergat langzamerhand het geval en de misdaad iiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinitiiiiiiii werd als onoplosbaar in de annalen van de po litie geboekt. Het kwam Charles voor, dat het nu zoetjes aan tijd werd zijn zaakjes te pakken en zoo voorzichtig mogelijk Frankrijk den rug toe te keeren. Maar zelfs nu liet hij zich niet door brutalen overmoed verleiden en hij besloot eerst per fiets een honderdtal kilometers te rijden en dan in een klein plaatsje de reis aan te vangen. Zijn door diefstal verkregen bezittingen pakte hij in een klein onooglijk koffertje en daarna ging hij voor de laatste maal de stad in, om in een hem bekend koffiehuis een soberen maal tijd te gebruiken. Van het krantenrek boven de leestafel nam hij een blad en las onverschillig de nieuwsbe richten, iets waar hij zich nooit om bekommerd had. Eensklaps werden zijn oogen grooter, toen zijn blik viel op een groote advertentie. Een oogenblik zat hij beduusd, een onzeker gevoel overweldigde hem. Aan het lot van den Tour de France had hij in het geheel niet meer gedacht, maar het nummer 254617 stond in zijn hersens gegrift. En hier stond zijn nummer254617 als winnaar van den hoofdprijs. Drie millioen francs Het begon in zijn hoofd te draaien en een breede grijns trok om zijn mond. „Je moet maar geluk hebben," mompelde h(j en een uur later wandelde hij zoo kalm mogelijk het kantoor waar de uitbetaling zou plaats hebben. Onderweg had hij nog even aan een valstrik gedacht, maar toen hij bedacht dat het een lot was dat door iedereen gekocht kon zijn, aarzelde hij niet meer en stapte resoluut het gebouw binnen. De man achter het loket schonk nauwelijks aandacht aan het papier; toen glimlachte hij even tegen Charles en mompelde: „Proficiat!" Hij verzocht een oogenblik plaats te nemen, terwijl hij het geld uit de brandkast ging halen. Dumoulin haalde verlicht adem, toen hij den man eindelijk terug zag komen en deze lang zaam het geld voor hem uittelde. Plotseling werd een hand op zijn schouder gelegd en een zware maar beleefde stem klonk: „Wilt u mij even volgen?" De knieën van den misdadiger knikten. Hij had de stem maar al te goed herkend. Het was zijn doodsvijand, inspecteur Guillaume Dubois. Hij was gevangen, dat ontveinsde hij zich niet en hij verwenschte het lot en alle mogelijke rondes van Frankrijk. In een zijkamertje verzocht de inspecteur hem plaats te nemen. „Eindelijk hebben we je, Dumoulin," sprak Dubois op ijskouden toon. „Je bent wel slim geweest, maar toch nog niet slim genoeg. Je hebt één groote fout gemaakt, want je hebt over het hoofd gezien dat mijnheer Madeleine een huishoudster had. In een vrooiijke bui be loofde Madeleine haar dat zij de helft zou krij gen, als op het lot een prijs viel en de huis houdster was zoo verstandig het nummer op te schrijven. Zij wist dat haar patroon het lot bij de andere papieren in zijn brandkast had en bij den diefstal was ook het lot verdwenen. De dief had het meegenomen en wij moesten dus wachten tot de trekking had plaats gehad. Wij rekenden erop, dat jij, omdat er geen on derzoek naar het lot werd gedaan, overmoedig werd. In werkelijkheid waren onze nasporingen niet gestaakt en na de trekking plaatsten wij in alle groote bladen advertenties met de mede- deeling dat op het nummer de hoofdprijs was gevallen „Is dat dan niet zoo?" vroeg Dumoulin tus schen zijn tanden. De inspecteur kon een lachje niet terughou den, toen hij zei: „Neen, dat is niet zoo. Op het nummer viel een niet. „Dat is gemeen," siste de bandiet. „Dat is een gemeene streek dien ik niet van jullie had ver wacht." „Van de politie kan je alles verwachten, Du moulin," lachte Dubois. „Overigens zijn we heelemaal quitte. Van ons was het misschien een gemeene streek, maar van jou was het niet minder gemeen, een doode op de plaats van het ongeluk te berooven en daarna aan zijn lot over te laten, maar je kunt ervan op aan, dat je over dien streek minstens tien jaar op je gemak zult kunnen nadenken." (Nadruk verboden) Uit de cijfers betreffende de bruto-opbrengst van „Sneeuwwitje" blijkt, dat een totaal bedrag van 7.500.000 is bereikt, een record-ontvangst voor één enkele film. Tegen 4.000.000 dollar op de Amerikaansche markt, werd 3.500.000 dollar opgebracht bulten Amerika, in sommige landen o.a. in Duitschland, moet de vertooning nog plaats vinden. De productiekosten bedroegen 1.650.000 dollar, die van de kleur-copieën, waarvan een groot aan tal besteld was, 300.000 dollar. Bij een bruto- opbrengst over de geheele wereld van 7.500.000 dollar wordt de verdeeling als volgt: van de R.K.O. Walt Disney-overeenkomst, waarbij de producer 75 t.h. en R.K.O. 25 t.h. ontvangt 5.625.000 dollar voor Disney, 1.875.000 voor R.K.O. Buiten deze verdeeling van de bruto-opbrengst van de film vallen echter de kosten van de film, copieën, publiciteit en van de verhuur. Disney heeft deze voor een groot deel op zich genomen. pp dit blad zfjn ingevolge dp verzekeringsvoorwaarden tegen Tji pm p» bfj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T*i pm mm /-k by een ongeval met ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 17 I O vlo" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen 17 Ül/i" doodelijken afloop AANGIFTE MOEÏ. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bfl verlies van een hand. of een oost *6 „Dat is heel moeilijk uit te leggen," zei Anthony. „Kijk eens, Battle, ten eerste heb ik een hoogen dunk, een zéér hoogen dunk van je capaciteiten. Op kritieke oogenbliken ben je altijd on je post. Zie vanavond! En toen heb ik bedacht dat ik door m'n mond te hou den, jou handicapte. Je verdient dat alle fei ten. alle bijzonderheden te jouwer kennis ge bracht worden. Ik heb gedaan wat ik kon en tot dusver heb ik niets bereikt. Tot een uur geleden was ik gedwongen, terwille van Mrs. Revel, m'n mond te houden. Maar nu het ge heim van de brieven opgelost is, nu de kans, dat zij gecompromitteerd wordt, doordat de menschen haar betuigingen van onschuld niet zouden gelooven, voorgoed uitgeschakeld is, is dat bezwaar uit den weg geruimd. Misschien heb ik haar, wat het lijk betreft, geen goeden raad gegeven, maar mij leek het, dat haar ver klaring van het feit, dat zij den man geld ge- gegeven had uit een gril, om eens te zien wat voor sensatie het was niet voetstoots door iedereen als waar aangenomen zou wor den." „Door een jury in elk geval niet," zei Battle. „Jury's hebben geen verbeeldingskracht." „U neemt het dus wel als waar aan?" vroeg Anthony, met een onderzoekenden blik op het strakke gelaat. „Ja. Kijk, Mr. Cade, In mijn werk heb ik in hoofdzaak met dit soort menschen te maken gehad. Met de chic, bedoel ik. De meeste menschen vragen zich bij alles wat ze doen af: wat zal mijn buurman of mijn familie daarvan zeggen. Maar landloopers en aristocraten doen dat niet, die doen wat in hun hoofd opkomt en wat een ander denkt, kan hun niet schelen. Met de chic bedoel ik niet de menschen met geld, de menschen die groote partijen geven en dik doen, maar de echte chic, de aristrocra- ten, wien het, generatie na generatie, inge stampt is, dat alleen hun eigen opinie telt.... Ik heb van de upper ten altijd denzelfden in druk gekregen: ze zijn eerlijk, moedig, maar dikwijls héél onverstandig." „Een zeer interessante les, Battle. Een dezer dagen moet jij ook eens mémoires schrijven. Ze zullen wel de moeite waard zijn, daar twijfel ik geen oogenblik aan." De detective glimlachte even, maar zei niets. „Eén ding zou ik nog graag willen weten," zei Anthony. „Heb je voor gisteravond mij met die vondst bij Staines in verband gebracht? Ik heb aldoor den indruk gekregen van wel." „Ja, meneer. Ik had zoo'n idee dat u er wat mee te maken had gehad. Niet dat ik er reden voor had. U hebt u buitengewoon gehouden, Mr. Cade. Niet éénmaal uw houding van onbe vangenheid overdreven." „Dank je," zei Anthony. „Prettig dat ik 't weet. Ik heb van het eerste oogenblik af het gevoel gehad, dat je probeerde me er in te laten loopen. Over het geheel genomen, heb ik niet veel stommiteiten begaan, maar dat voortdu rend op je qui vive zijn is buitengewoon ver moeiend." Battle lachte grimmig. „Dat is de manier waarop we bij Scotland Yard ons wild vangen, meneer. Door ze aldoor wakker te houden, dag en nacht nacht en dag. Vandaag of morgen worden hun zenuwen hun de baas en dan heb je ze!" „Een sympathieke methode, Battle. Wanneer denk je mij zoover te hebben?" „Vrijheid van beweging geven, meneer," haalde de politiebeambte aan. „Vrijheid van beweging geven, dat is ons motto." „En ondertusschenvroeg Anthony, „ben ik nog steeds assistent-detective?" „Als u wilt, ja, Mr. Cade." „Dat wil zeggen, ik Watson en jij Sherlock, hè, Battle?" „Detective-verhalen zijn voor het grootste deel onzin," oordeelde Battle zakelijk. „Maar ze zijn toch amusant," ging hij voort, „en nuttig." „Nuttig?" vroeg Anthony verwonderd. „Jaze versterken de algemeene opvat ting, dat de politie een verzameling sufkoppen is. En dat is bij zeker soort amateursmisdaden, zooals moorden, zéér nuttig." Anthony keek hem zwijgend aan. En Battle keek, onbeweeglijk in zijn stoel, met zijn groot, breed gezicht, een masker van uitdrukkingloos heid terug. Toen dit blikken-duel een paar minuten geduurd had, maakte de rechercheur, door opstaan, er een einde aan. „Niet meer de moeite waard om naar bed te gaan," zei hij. „Ik moet Lord Caterham heb ben. Zoo gauw hij op is, zal ik hem te spreken zien te krijgen. De quarantaine is opgeheven. Ieder, die weg wil, kan gaan. Maar ik zal onzen gastheer vragen, het geheele gezelschap tot nog wat blijven te pressen. U doet het, meneer, en Mrs. Revel ook." „Heeft u de revolver gevonden?" vroeg Anthony opeens. „De revolver, waarmee prins Michaël dood geschoten is? Neen. En toch moet die ergens in de buurt zijn, in 't huis of in het park. Ik zal maar eens gebruik maken van wat u me verteld hebt en een stel jongens recruteeren, om nestjes uit te halen. Als we die revolver te pakken konden krijgen, zouden we een heel eind opschieten. Die revolver en het pak brie ven. U zegt, dat er één bij was met De Schoor- steenen vóór den datum, niet? Dat was de laatste, daarvan kunt u op aan. De aanwijzingen voor het vinden van den diamant staan, in geheimschrift, in dien brief." „Wat is uw meening over het vermoorden van Giuseppe?" vroeg Anthony. „Volgens mij was de man een beroepsdief en als zoodanig werd hij gebruikt, óf door koning Victor, óf door de Broederschap van de Roode Hand. 't Zou me niets verwonderen als koning Victor en de Broederschap in dezen samen-- werkten. Die Roode Hand-organisatie heeft geld en macht te veel, maar verstand en vin dingrijkheid te weinig. De taak van Giuseppe was: de mémoires te stelen ze kunnen niet geweten hebben, dat u de brieven had trou wens, 't is allermerkwaardigst, dat u ze had." „Ja," zei Anthony, ,,'t Is ongeloofelijk, als je 't je goed indenkt." „In plaats van de mémoires vindt Giuseppe de brieven. Heeft in 't eerst heftig 't land. Maar ziet het uitknipsel van de fotopagina en besluit, de brieven voor wat extra bijverdiensten te gebruiken. Van de ware beteekenis van de epistels heeft hij natuurlijk geen idee gehad. De Broederschap komt er achter, dat hij wat in zijn schild voert, ze nemen het op als hoog verraad en veroordeelen hem ter dood. Terecht stellen van verraders is een geliefkoosde tijd- passeering van hen. 't Heeft iets melo-drama- tisch en dat trekt hen aan. Die revolver met Virginia er op is 't eenige, waar ik geen raad mee weet. 't Is te geraffineerd voor de Broeder schap. Biljetten met de Roode Hand erop rondstrooien, angst en ontzetting verspreiden onder de pseudoverraders, dat is meer in hun lijn. Nu, daar zal koning Victor wel de hand in gehad hebben. Maar wat hij daarmede voor gehad heeftdat weet ik niet't Lijkt op een poging om Mrs. Revel voor dien moord te laten opdraaien, maar, oppervlakkig be schouwd tenminste, heeft dat geen raison." „Ik had, wat de kwestie betreft, een keurige theorie opgebouwd," zei Anthony. „Maar tegen de feiten houdt die het niet uit." Hü vertelde Battle, dat Virginia den vermoor den man geïdentificeerd had. Battle knikte. „Ja, zijn identiteit staat als een paal boven waterWat ik zeggen wou, Mr. Cade, die baron Zoo-en-zoo heeft een geweldig hoogen dunk van u. Als hij het over u heeft, gebruikt hij voortdurend den overtreffenden trap." „Buitengewoon vriendelijk van hem," zei Anthony. „Vooral omdat ik hem gewaarschuwd heb, dat ik alles in het werk zal stellen om de bewuste mémoires vóór Woensdag weer in han den te krijgen." „Dat zal u niet meevallen," zei Battle. „Hm! Denk je dat? En waar zouden de brie ven zitten? Koning Victor Co. hebben ze zeker, niet?" Battle knikte. „Toen in Pont Street van Giuseppe afgeno men. 'n Buitengewoon smakelijk procédé, vindt u niet? Ja, ze hebben ze, ze hebben ze ont cijferd en ze weten, waar ze moeten zoeken." Ze stonden met hun beiden bij de deur. (Wordt vervolgd) Tont bij de jaarlijksche inzameling voor de katholieke Universiteit, dat gij in liefde voor een der edelste Cultuurgoederen, de wetenschap, bij nie mand wilt ten achter blijven en dat gij in geloofsijver allen wilt overtreffen. Het Hoogwaardig Episcopaat bi) het eerste lustrum der Kath. Universiteit.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10