DE SPREKENDE SPIEGEL
VOLTOOIING NABIJ
MOEDER DE VROUW
MOET MOOI ZIJN!
Kabouter Flip en zijn vriendje Wip
9
iméaal van dm da9
ALLE ABONNÉ'S
F 250.-
Katholieke film van
Kees Strooband
MMBi
Hef Geheim van de
zeven Schoorsfeenen
ZATERDAG 19 AUGUSTUS 1939
Minister G. Bolkestein
i De hoofdprijs
Het filmsprookje „Sneeuwwitje"
in cijfers
DOOR AGATHA CHRISTIE
V
Het is gêruimen tijd geleden, dat wij mede-
öeelingen hebben gedaan over de werkzaamhe
den van Kees Strooband, die nu bijna twee
jaren bezig is aan zijn film „De sprekende
Spiegel". Twee jaar is een lange tijd voer de
vervaardiging van een film, waarvoor de in
dustrie even zooveel maanden noodig heeft.
Maar voor Strooband lagen de voorwaarden
anders dan voor een georganiseerde productie.
Hij had zoowel zijn apparaten als zijn mate
riaal buiten alle industrieele elementen om te
zoeken en af te wachten, wanneer de spelers
tijd en gelegenheid hadden om zich voor de
geduldige camera op te stellen. Hij had boven
dien veel ander werk te doen, want nog altijd
kan een individueel filmer niet bestaan van den
harden arbeid, dien de vervaardiging van een
film eischt.
Maar nu is het dan toch zoover, dat De
sprekende Spiegel, aan welker voltooiing
sommigen wel moesten gaan twijfelen, haar
beslag zal krijgen. We zagen althans de
film, zooals ze in de „stomme" montage
klaar is. Na de toevoeging van het geluid
zal de film dus definitief af zijn en we heb
ben het gewaardeerd het werk zooals het
thans is gevorderd te kunnen zien. De mon
tage is intusschen, hoewel „stom", aller
minst stom. Zij spreekt ook ditmaal weer
duidelijke taal ten aanzien van Strooband's
talent, dat, afwijkend van de gangbare ge
bruiken, geen concessies wenscht te doen,
die de autonome filmtaal geweld aan kun
nen doen.
Zooals men weet, heeft twee jaar geleden
Pastoor Weiman te Utrecht het initiatief ge
nomen tot de vervaardiging van deze film,
waarvoor hij den bekwamen vakman Kees
Strooband uitkoos. We kennen Strooband al
sinds jaren als den maker van Herwonnen Le
venskracht (na een gelijknamige film van Jan
Hin) en van de kleine maar voortreffelijke film
Sparen. Thans zou Strooband dan voor de eer
ste maal een speelfilm van formaat gaan ma
ken en men was benieuwd naar het resultaat.
Wel was het den filmvrienden volkomen be
kend, over welke capaciteiten Strooband be
schikte en hoe helder en doortastend zijn film
taal was, maar terwijl men van harte hoopte,
dat hij principieel sterk zou blijven, moest men
toch tevens vreezen, dat juist deze wil tot zui
veren filmarbeid hem extra moeilijkheden zou
bezorgen bij het maken van zijn allereerste
speelfilm, waarvoor hij immers vrijwel geen
routine had kunnen opdoen.
Het resultaat, voor zoover op dit oogen-
blik zichtbaar, beantwoordt aan de ver
wachting, die men van Strooband" hebben
moet, als men zijn werk kent. Hier zet zich
een filmontwikkeling voort, di% groeide bij
de gratie van het zuivere inzicht. Stroo
band behoort tot de weinigen, die een film
zien als een musische compositie van beel
den, niet dus als een fotografische weer
gave van tooneelmatige tafereelen. In de
zen zin is de film dan ook tot een goed
einde gekomen. Ook zonder de auditieve
elementen, die De sprekende Spiegel nog
moet verkrijgen doch die we overigens
al'hebben leeren kennen valt reeds waar
te nemen, hoe Strooband een film compo
neerde, die behalve om haar onderwerp ook
om haar vorm belangwekkend is.
Dit onderwerp behelst den strijd tusschen de
waandenkbeelden van onzen tijd en den geest
van waarheid, die door de katholieke actie van
onze dagen zoo fel wordt verdedigd. De hoofd
rol is een student, die zich op zijn wijze op de
katholieke actie toelegt en de moderne midde
len te baat neemt om zijn doel te bereiken. Hij
bestrijdt het materialisme, het liberalisme, de
geldzucht, het heidendom, het rassisme, al wel
ke verschijnselen in eenigszins caricaturalen
vorm worden vertoond. De film krijgt daardoor
een sterk satyriek karakter, dat te feller tot
uiting komt, naarmate de hoofdintrigue door de
verschillende nevenhandelingen wordt door
kruist om samen met hen den draad van het
gebeuren te weven. Strooband maakt hier ge
bruik van het simultaanprocédé, velen goeden
films eigen en vanzelf voortvloeiende uit een
geraffineerde montage.
De functie van het geluid is in deze film vrij
wat oorspronkelijker dan die van de meeste suc
cesfilms. Zij is n.l. van creatieve werking en be
paalt zich niet tot illustreeren, maar speelt een
actieve rol in de dramatische handeling. Op een
en ander komen wij uiteraard later uitvoeriger
terug.
Inmiddels kan men het verheugende feit
vaststellen, dat thans twee groote katho
lieke films aan de orde zijn: Notre Dame
de la Mouise, waarover wij reeds een en
ander te berde brachten, en De sprekende
Spiegel. Voor beide films heeft de K.F.A.
de noodige belangstelling getoond, terwijl
ook het comité Actie voor God zich voor
De sprekende Spiegel interesseert. Beide in
stanties verrichten uitnemend werk door op
alle hun beschikbare manieren De sprekende
Spiegel te stimuleeren. Dit kan slechts lei
den tot een verdere productie van katho
lieke films, welke men voortaan niet meer
behoeft te accepteeren omwille van de goe
de bedoeling alleen, zooals in vroeger jaren
maar al te vaak het geval is geweest.
Geestelijken, die voor de film voelen, zijn
er zeer vele in ons land; pastoors, die de ri-
gou"uze en onafhankelijke filmkunst met
terdaad voorstaan, zijn er zeer weinig. Pas
toor Weiman is een van hen. Zijn moedige
plannen, die hij in samenwerking met Kees
Strooband uitwerkte, mogen hem en an
deren voor de toekomst aanmoedigen.
Dbg.
„Dc sprekende Spiegel" van Kees Strooband
Men schrijft ons uit Berlijn:
„Het is totaal verkeerd, den werkdag in het
leven té scheiden van den Zondag. Tegenwoor
dig zijn onze werkplaatsen, onze fabrieken voor
ons kerken!"
Ziedaar een uitlating van dr. Robert Ley. den
rijksorganisatieleider van het Duitsche Arbeids
front, welke te denken geeft. Immers, hier hoo-
ren we een toonaangevende persoonlijkheid uit
de meest vooraanstaande kringen van het Der
de Rijk onomwonden zeggen, dat de Zondag
en daarmee dus ook de Kerk sterk aan be-
teekenis verloren heeft. Het lied van den ar
beid is als het ware de psalm in den nationaal-
socialistischen eenheidsstaat geworden.
Dienovereenkomstig hoorde men dr. Ley te
Hamburg op een congres van .Kraft durch
Freude" het nieuwe parool uitspreken voor het
komend jaar en dat luidde: „Stevige mannen
en bekoorlijke vrouwen! Het komt er op aan,
een nieuw, een schooner en nog gezonder type
man en vrouw in het leven te roepen, die met
elkander een eenheid vormen. De vrouw is
eigenlijk niet voor de sport geschapen, maar
veeleer voor den dans." Zoo hoorden we dr. Ley
vertellen, en toen hij eenmaal met het cha-
pitre "„vrouw" bezig was, vergat hij latei" ge
heel, de levenstaak van den man te precisee
ren; maar dat was niet erg, want het thema
„vrouw" interesseerde immers veel meer en
wat de taak eens mans in het huidige Duitsch-
land is, dat weet ieder thans tot in finesses.
Hoe heeft dr. Ley zich intusschen de verwe
zenlijking van zijn stoute plannen nu eigenlijk
gedacht?
Eenige charmante dames, die de taak voor
haar rekening genomen hebben dr. Ley's theo
rie in practijk om te zetten, stonden ons op
voorkomende wijze te woord; en zoo kunnen
we ons wagen aan een leekenverslag van din
gen, die een doodgewonen man min of meer in
't land der droomen verzeild doen raken....
De eerste cosmetische cursussen zullen waar
schijnlijk nog deze week beginnen en drie er
van loopen te Berlijn gelijktijdig. Ze zullen ge
houden worden in drie van Berlijn's oudste en
meest bekende scholen, die alle in het centrum
liggen en dus voor ieder gemakkelijk bereik
baar zijn. Elke cursus omvat vier avonden van
twee lesuren en eenmaal in de week komen de
„leerlingen" van acht tot tien uur bijeen om
over de opgedane indrukken en ervaringen on
gedwongen van gedachten te wisselen.
Wïj willen gaarne iets naders weten omtrent
het eigenlijke leerplan, en mevrouw Anna
Charlotte Römer, die op cosmetisch gebied een
specialiste schijnt te zijn, antwoordt bereidwil
lig: „Natuurlijk hebben wij een zorgvuldig uit
gewerkt leerplan. We willen niet wetenschap
pelijk klinkende voordrachten houden, maar
beginnen direct met practisch werk. Daarom
kunnen we niet een groot aantal vrouwen te
gelijk hebben. Hoogstens 20 tot 30 personen
kurtnen aan zulk een cursus deelnemen en ge
makkelijk zal het werk niet vallen, vooral in
het begin niet, want iedere leerling moet stevig
meedoen!"
Voor den eersten avond staan er maar da
delijk 14 schoonheidsbegrippen op het pro
gram, dat zijn 14 verschillende massagemetho
des voor het gelaat. Drie voorhoofdgrepen, drie
oogengrepen, dan de verschillende wangen- en
vibratiegrepen worden ons genoemd en tenslot
te de halsmassage. Dat doet vrij eenvoudig aan,
maar 't duurt soms geruimen tijd, voordat de
leerlingen den juisten greep te pakken hebben.
Is het eenmaal zoover gekomen, dan kan een
vrouw desnoods in den slaap haar taak ten
uitvoer brengen. Dat klinkt wellicht mal, maar
merkt een vrouw het gunstig resultaat der
massage in haar eigen leven, dan bestaat zelfs
het gevaar, dat ze meer gaat masseeren dan
wenschelijk is.
„De heeren der schepping verstaan onder
cosmetiek veelal de z.g. „oorlogsbeschildering",
maar daar wil ik de vrouwen juist van af hou
den. Niet, dat ik tegen wat poeder ben, want
daar kan het effect door verhoogd worden en
de huid wordt tegen stof beschermd; ook tegen
de lippenstift heb ik niets, vooral als 't om
vrouwen van rijperen leeftijd gaat, wier lippen
verkleurd raken. Ik vertel aan iedere vrouw,
welke middelen voor haar de juiste zijn, want
wat voor de eene goed is, dat kan de andere
schaden. En we zullen blij zijn, als er velen aan
onze cursussen meedoen, vooral de ouderen,
want die hebben het 't meest noodig. Ik heb
zelf een groote huishouding, moet in den win
ter voor zeven kachels zorgen, maar aan mijn
handen is dat nooit te zien! En wanneer
sommige vrouwen zeggen, dat ze voor een zorg
vuldige cosmetische behandeling den tijd niet
hebben, dan is dat nonsens, want na de door
mij opgedane ervaring heeft men er maar en
kele minuten voor noodig om uiterlijk het
juiste effect te bereiken."
In de Vrijzinnig Democraat, het
orgaan van den V.D.B., wordt de nieuwe mi
nister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen hartelijk begroet.
Wij wensen den heer Bolkestein met deze
benoeming geluk en wij zijn er van over
tuigd, dat de heer Bolkestein er in zal
slagen goed en belangrijk werk ten bate
van het onderwijs te doen. De heer Bolke
stein is aan onze partijgenoten bekend als
Amsterdams Raadscanilidaat en als Re
dacteur van De Opbouw. Zijn belangwek
kende artikelen in De Opbouw trokken, ook
buiten onze kring, de aandacht.
Nog m het laatste, juist enkele dagen ge
leden verschenen nummer van De Op
bouw, treffen wij op de laatste bladzijde
een artikel van den heer Bolkestein aan,
dat thans bijzondere aandacht verdient.
Het handelt over de toepassing der zo
echt vrijzinnig-democratische gedachte
van decentralisatie an wetgeving op het
gebied van de onderwijswetgeving. Op on
derwijsgebied aldus de heer Bolkestein
blijft tè veel bij het oude. Een steeds sle
pende onder-.jC wetgeving, terwijl zoveel
om vernieuwing roept, doet omzien naar
het Grondwetsartikel, dat de instelling van
zelfstandige lichamen met verordende be
voegdheid mogelijk maakt. Eén „onderwijs-
schap" of onder wijsschappen met veror
dende bevoegdheid, verordenend op het
zuiver onderwijskundige en technische ter
rein; de politieke en de financiële zijde la
tende onder de controle der Staten-Gene-
raal.
Met vertrouwen en goede verwachtingen
treden wij den nieuwen Minister van On
derwijs tegemoet; moge zijn arbeid met suc
ces worden bekroond.
Ze praatten nog een tijdje over verschillende
dingen, waarbij de wijze adelaar hem nog met
veel raadgevingen ten dienste stond.' Eindelijk
vond Flip het tijd om te vertrekken naar zijn
vriendje Wip.
Hij nam daarop hartelijk afscheid van de
adelaarsfamilie en stapte weer op den breeden
nek van den vogel, die hem snel terugvoerde
naar de plek waar zijn vriendje op hem lag' te
wachten.
Veilig en wei kwam hij daar aan en werd
door Wip hartelijk begroet. Bij het afscheid
nemen Lok de adelaar zich eenige veertjes uit,
welke hij aan Flip gaf met de woorden: „Als
jullie soms eens hulp noodig hebt, blaas dan
deze veertjes de lucht in. Het veertje zal mij
vinden en ik zal komen, waar jullie ook moch
ten zijn
Het was zuiver een kwestie van geluk, dat
Charles Dumoulin aan een wissen dood ont
snapte, toen hij op het allerlaatste oogenblik
opzij sprong. Een verschrikkelijk gekraak ont
stond juist op de plaats, waar hij nog geen tien
seconden geleden gestaan had en alles wat er
van den prachtigen auto was overgebleven, was
een hoopje verbogen ijzeren platen en glasscher
ven, die overal verspreid lagen.
Meer dan tien minuten had Charles noodig
om van den schrik te bekomen, maar tóen hij
eindelijk tot zich zelf Was gekomen, liep hij naai
de overblijfselen van den auto, om te zien wat
er van den bestuurder was geworden.
Het was niet moeilijk te zien, dat de onge
lukkige dood was. Geheel verminkt lag het
lichaam van den chauffeur tusschen de wrak
stukken.
Een oogenblik stond Dumoulin besluiteloos,
toen keek hij naar beide kanten van de lange,
donkere laan, die zich ten zuiden van de Fran-
sche hoofdstad kilometers ver uitstrekt. Nie
mand was te zien, hetgeen niet te verwonderen
was op dit late uur in den avond.
Was Charles Dumoulin een gewoon man ge
weest, dan had hij vanzelfsprekend getracht zoo
gauw mogelijk hulp te gaan halen; maar hij
was geen gewoon man. Charles Dumoulin was
een bandiet en nog wel een bandiet van de
ergste soort. Een man zonder hart en zonder
geweten.
Nog steeds vertoonde zich niemand op den
weg en het was voor een geroutineerd zakken
roller Dumoulin geen kunst binnen enkele se
conden alles wat waarde had uit de zakken
van den verongelukte te rooven.
Geen oogenblik kwam het bij hem op welk
een afschuwelijke daad hij verrichtte. Vele ja
ren van misdaad hadden zijn gevoel afgestompt.
Weer keek hij spiedend rond en bij het flauwe
licht van de maan onderzocht hij den inhoud
van een portefeuille. Een bundeltje papier, be
nevens enkele brieven, was alles wat hij mach
tig was geworden. Even ging een trek van te
leurstelling over zijn gezicht, maar toen hij een
blik wierp op het naamkaartje, dat hij in zijn
hand hield, verhelderden zijn ruwe trekken.
Pierre Madeleine. Juwelier.
Rue de Payx 234. Paris
Charles Dumoulin kende den juwelier goed.
Eenmaal had hij bij hem ingebroken en dat had
aan den inbreker twee jaar gevangenisstraf
gekost.
Wraak en hebzucht weerspiegelden zich op
het misdadige gelaat en toen zich nog steeds
niets op den weg vertoonde, was zijn plan ge
maakt. Hij wist dat Madeleine niet getrouwd
was, maar slechts met een oude huishoudster
in het groote huis aan de Rue de Payx woonde.
Langs de boschpaden en zijwegen bereikte de
bandiet weldra Parijs, juist op het oogenblik
dat de klok van de Notre Dame het tweede uur
in den morgen uitgalmde.
Nog waren de straten niet geheel verlaten,
maar zijn plan was gemaakt. Hij wist precies
op welk punt van de straat de winkel van den
juwelier was en door een doolhof van straatjes
en slopjes bereikte hij den achterkant van het
huis, waarbinnen een fortuin voor het grijpen
lag. De sleutelbos, welken hij uit den zak van
den doode genomen had, overbrugde alle moei
lijkheden aan een inbraak in een juwelierswin
kel verbonden en nog geen uur later slenterde
Charles Dumoulin onverschillig door de straten.
In zijn zakken bevond zich een schat aan bank
biljetten, goud en zilverstukken, benevens een
groot aantal edelgesteenten van groote waarde.
Als in een roes liep hij voort, tot hij eindelijk
zijn flat bereikte. Aan trouwen had hij nooit
gedacht en met een helschen gloed van vreugde
begon hij te tellentellenen rekenen
tot de. zon reeds hoog aan den hemel stond en
toen hij tenslotte het laatste bankbiljet door
zijn vingers liet glijden, was het tien uur 's mor
gens. Nu bleef er alleen nog over wat papieren
en het sorteeren van de juweelen. Het eerst
viel zijn oog op een briefje waarop stond:
BANQUE DE PARIS
Tour de France, Nombre; 254617
Certificat pour le Grand Prix de Trois
Millions Francs
Charles Dumoulin begreep onmiddellijk, dat
hij een lot in handen had van den jaarlijkschen
grooten wielerwedstrijd door Frankrijk en hij
begreep ook dat hij met een beetje geluk een
hoofdprijs van drie millioen francs kon winnen.
Maar hij zou de doortrapte bandiet Dumou
lin niet zijn, wanneer hij niet dadelijk had in
gezien, dat aan het bezit van het lot een groot
gevaar verbonden was. Een voordeel was ech
ter, dat het lot niet op naam, maar op toonder
was gesteld en daar de eigenaar dood was, haal
de hij onverschillig de schouders op.
„In ieder geval bewaren" mompelde hij en
zorgvuldig legde hij het waardevolle document
in de kast.
Dienzelfden middag las hij met een glimlach
de bulletins over het auto-ongeluk van Pierre
Madeleine en den geheimzinnigen diefstal in
diens woning in de Rue de Payx. De politie
stond vocrr een raadsel, want Charles had zijn
werk goed gedaan en nooit zou hij zoo dom zijn
zich door buitensporige uitgaven te verraden.
Als de zaak wat op den achtergrond geraakt
was, zou hij met stille trom Frankrijk verlaten
en niemand zou hem er ooit weer zien.
Drie maanden waren er voorbijgegaan en in
dien tijd zou niemand eraan geloofd hebben
dat Dumoulin iets met de zaak te maken had.
Hij leefde sober, pakte van alles aan, wanneer
er iets te verdienen viel en de sluwe vos had
succes. De politie viel hem niet lastig, iedereen
vergat langzamerhand het geval en de misdaad
iiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinitiiiiiiii
werd als onoplosbaar in de annalen van de po
litie geboekt.
Het kwam Charles voor, dat het nu zoetjes
aan tijd werd zijn zaakjes te pakken en zoo
voorzichtig mogelijk Frankrijk den rug toe te
keeren. Maar zelfs nu liet hij zich niet door
brutalen overmoed verleiden en hij besloot eerst
per fiets een honderdtal kilometers te rijden en
dan in een klein plaatsje de reis aan te vangen.
Zijn door diefstal verkregen bezittingen pakte
hij in een klein onooglijk koffertje en daarna
ging hij voor de laatste maal de stad in, om
in een hem bekend koffiehuis een soberen maal
tijd te gebruiken.
Van het krantenrek boven de leestafel nam
hij een blad en las onverschillig de nieuwsbe
richten, iets waar hij zich nooit om bekommerd
had. Eensklaps werden zijn oogen grooter, toen
zijn blik viel op een groote advertentie. Een
oogenblik zat hij beduusd, een onzeker gevoel
overweldigde hem. Aan het lot van den Tour de
France had hij in het geheel niet meer gedacht,
maar het nummer 254617 stond in zijn hersens
gegrift. En hier stond zijn nummer254617
als winnaar van den hoofdprijs. Drie millioen
francs
Het begon in zijn hoofd te draaien en een
breede grijns trok om zijn mond.
„Je moet maar geluk hebben," mompelde h(j
en een uur later
wandelde hij zoo
kalm mogelijk
het kantoor waar
de uitbetaling zou
plaats hebben.
Onderweg had hij nog even aan een valstrik
gedacht, maar toen hij bedacht dat het een
lot was dat door iedereen gekocht kon zijn,
aarzelde hij niet meer en stapte resoluut het
gebouw binnen.
De man achter het loket schonk nauwelijks
aandacht aan het papier; toen glimlachte hij
even tegen Charles en mompelde: „Proficiat!"
Hij verzocht een oogenblik plaats te nemen,
terwijl hij het geld uit de brandkast ging halen.
Dumoulin haalde verlicht adem, toen hij den
man eindelijk terug zag komen en deze lang
zaam het geld voor hem uittelde.
Plotseling werd een hand op zijn schouder
gelegd en een zware maar beleefde stem klonk:
„Wilt u mij even volgen?"
De knieën van den misdadiger knikten. Hij had
de stem maar al te goed herkend. Het was zijn
doodsvijand, inspecteur Guillaume Dubois. Hij
was gevangen, dat ontveinsde hij zich niet en
hij verwenschte het lot en alle mogelijke rondes
van Frankrijk.
In een zijkamertje verzocht de inspecteur hem
plaats te nemen.
„Eindelijk hebben we je, Dumoulin," sprak
Dubois op ijskouden toon. „Je bent wel slim
geweest, maar toch nog niet slim genoeg. Je
hebt één groote fout gemaakt, want je hebt
over het hoofd gezien dat mijnheer Madeleine
een huishoudster had. In een vrooiijke bui be
loofde Madeleine haar dat zij de helft zou krij
gen, als op het lot een prijs viel en de huis
houdster was zoo verstandig het nummer op
te schrijven. Zij wist dat haar patroon het lot
bij de andere papieren in zijn brandkast had
en bij den diefstal was ook het lot verdwenen.
De dief had het meegenomen en wij moesten
dus wachten tot de trekking had plaats gehad.
Wij rekenden erop, dat jij, omdat er geen on
derzoek naar het lot werd gedaan, overmoedig
werd. In werkelijkheid waren onze nasporingen
niet gestaakt en na de trekking plaatsten wij
in alle groote bladen advertenties met de mede-
deeling dat op het nummer de hoofdprijs was
gevallen
„Is dat dan niet zoo?" vroeg Dumoulin tus
schen zijn tanden.
De inspecteur kon een lachje niet terughou
den, toen hij zei:
„Neen, dat is niet zoo. Op het nummer viel
een niet.
„Dat is gemeen," siste de bandiet. „Dat is een
gemeene streek dien ik niet van jullie had ver
wacht."
„Van de politie kan je alles verwachten, Du
moulin," lachte Dubois. „Overigens zijn we
heelemaal quitte. Van ons was het misschien
een gemeene streek, maar van jou was het niet
minder gemeen, een doode op de plaats
van het ongeluk te berooven en daarna aan zijn
lot over te laten, maar je kunt ervan op aan,
dat je over dien streek minstens tien jaar op je
gemak zult kunnen nadenken."
(Nadruk verboden)
Uit de cijfers betreffende de bruto-opbrengst
van „Sneeuwwitje" blijkt, dat een totaal bedrag
van 7.500.000 is bereikt, een record-ontvangst
voor één enkele film. Tegen 4.000.000 dollar op
de Amerikaansche markt, werd 3.500.000 dollar
opgebracht bulten Amerika, in sommige landen
o.a. in Duitschland, moet de vertooning nog
plaats vinden.
De productiekosten bedroegen 1.650.000 dollar,
die van de kleur-copieën, waarvan een groot aan
tal besteld was, 300.000 dollar. Bij een bruto-
opbrengst over de geheele wereld van 7.500.000
dollar wordt de verdeeling als volgt: van de
R.K.O. Walt Disney-overeenkomst, waarbij de
producer 75 t.h. en R.K.O. 25 t.h. ontvangt
5.625.000 dollar voor Disney, 1.875.000 voor R.K.O.
Buiten deze verdeeling van de bruto-opbrengst
van de film vallen echter de kosten van de film,
copieën, publiciteit en van de verhuur. Disney
heeft deze voor een groot deel op zich genomen.
pp dit blad zfjn ingevolge dp verzekeringsvoorwaarden tegen Tji pm p» bfj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T*i pm mm /-k by een ongeval met
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 17 I O vlo" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen 17 Ül/i" doodelijken afloop
AANGIFTE MOEÏ. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bfl verlies van een hand.
of een oost
*6
„Dat is heel moeilijk uit te leggen," zei
Anthony. „Kijk eens, Battle, ten eerste heb
ik een hoogen dunk, een zéér hoogen dunk van
je capaciteiten. Op kritieke oogenbliken ben
je altijd on je post. Zie vanavond! En toen
heb ik bedacht dat ik door m'n mond te hou
den, jou handicapte. Je verdient dat alle fei
ten. alle bijzonderheden te jouwer kennis ge
bracht worden. Ik heb gedaan wat ik kon en
tot dusver heb ik niets bereikt. Tot een uur
geleden was ik gedwongen, terwille van Mrs.
Revel, m'n mond te houden. Maar nu het ge
heim van de brieven opgelost is, nu de kans,
dat zij gecompromitteerd wordt, doordat de
menschen haar betuigingen van onschuld niet
zouden gelooven, voorgoed uitgeschakeld is, is
dat bezwaar uit den weg geruimd. Misschien
heb ik haar, wat het lijk betreft, geen goeden
raad gegeven, maar mij leek het, dat haar ver
klaring van het feit, dat zij den man geld ge-
gegeven had uit een gril, om eens te zien
wat voor sensatie het was niet voetstoots
door iedereen als waar aangenomen zou wor
den."
„Door een jury in elk geval niet," zei Battle.
„Jury's hebben geen verbeeldingskracht."
„U neemt het dus wel als waar aan?" vroeg
Anthony, met een onderzoekenden blik op het
strakke gelaat.
„Ja. Kijk, Mr. Cade, In mijn werk heb ik in
hoofdzaak met dit soort menschen te maken
gehad. Met de chic, bedoel ik. De meeste
menschen vragen zich bij alles wat ze doen af:
wat zal mijn buurman of mijn familie daarvan
zeggen. Maar landloopers en aristocraten doen
dat niet, die doen wat in hun hoofd opkomt
en wat een ander denkt, kan hun niet schelen.
Met de chic bedoel ik niet de menschen met
geld, de menschen die groote partijen geven en
dik doen, maar de echte chic, de aristrocra-
ten, wien het, generatie na generatie, inge
stampt is, dat alleen hun eigen opinie telt....
Ik heb van de upper ten altijd denzelfden in
druk gekregen: ze zijn eerlijk, moedig, maar
dikwijls héél onverstandig."
„Een zeer interessante les, Battle. Een dezer
dagen moet jij ook eens mémoires schrijven. Ze
zullen wel de moeite waard zijn, daar twijfel
ik geen oogenblik aan."
De detective glimlachte even, maar zei
niets.
„Eén ding zou ik nog graag willen weten,"
zei Anthony. „Heb je voor gisteravond mij met
die vondst bij Staines in verband gebracht? Ik
heb aldoor den indruk gekregen van wel."
„Ja, meneer. Ik had zoo'n idee dat u er wat
mee te maken had gehad. Niet dat ik er reden
voor had. U hebt u buitengewoon gehouden,
Mr. Cade. Niet éénmaal uw houding van onbe
vangenheid overdreven."
„Dank je," zei Anthony. „Prettig dat ik 't
weet. Ik heb van het eerste oogenblik af het
gevoel gehad, dat je probeerde me er in te laten
loopen. Over het geheel genomen, heb ik niet
veel stommiteiten begaan, maar dat voortdu
rend op je qui vive zijn is buitengewoon ver
moeiend."
Battle lachte grimmig.
„Dat is de manier waarop we bij Scotland
Yard ons wild vangen, meneer. Door ze aldoor
wakker te houden, dag en nacht nacht en
dag. Vandaag of morgen worden hun zenuwen
hun de baas en dan heb je ze!"
„Een sympathieke methode, Battle. Wanneer
denk je mij zoover te hebben?"
„Vrijheid van beweging geven, meneer,"
haalde de politiebeambte aan. „Vrijheid van
beweging geven, dat is ons motto."
„En ondertusschenvroeg Anthony, „ben
ik nog steeds assistent-detective?"
„Als u wilt, ja, Mr. Cade."
„Dat wil zeggen, ik Watson en jij Sherlock,
hè, Battle?"
„Detective-verhalen zijn voor het grootste
deel onzin," oordeelde Battle zakelijk. „Maar ze
zijn toch amusant," ging hij voort, „en nuttig."
„Nuttig?" vroeg Anthony verwonderd.
„Jaze versterken de algemeene opvat
ting, dat de politie een verzameling sufkoppen
is. En dat is bij zeker soort amateursmisdaden,
zooals moorden, zéér nuttig."
Anthony keek hem zwijgend aan. En Battle
keek, onbeweeglijk in zijn stoel, met zijn groot,
breed gezicht, een masker van uitdrukkingloos
heid terug. Toen dit blikken-duel een paar
minuten geduurd had, maakte de rechercheur,
door opstaan, er een einde aan.
„Niet meer de moeite waard om naar bed te
gaan," zei hij. „Ik moet Lord Caterham heb
ben. Zoo gauw hij op is, zal ik hem te spreken
zien te krijgen. De quarantaine is opgeheven.
Ieder, die weg wil, kan gaan. Maar ik zal onzen
gastheer vragen, het geheele gezelschap tot nog
wat blijven te pressen. U doet het, meneer, en
Mrs. Revel ook."
„Heeft u de revolver gevonden?" vroeg
Anthony opeens.
„De revolver, waarmee prins Michaël dood
geschoten is? Neen. En toch moet die ergens
in de buurt zijn, in 't huis of in het park. Ik
zal maar eens gebruik maken van wat u me
verteld hebt en een stel jongens recruteeren,
om nestjes uit te halen. Als we die revolver
te pakken konden krijgen, zouden we een heel
eind opschieten. Die revolver en het pak brie
ven. U zegt, dat er één bij was met De Schoor-
steenen vóór den datum, niet? Dat was de
laatste, daarvan kunt u op aan. De aanwijzingen
voor het vinden van den diamant staan, in
geheimschrift, in dien brief."
„Wat is uw meening over het vermoorden van
Giuseppe?" vroeg Anthony.
„Volgens mij was de man een beroepsdief en
als zoodanig werd hij gebruikt, óf door koning
Victor, óf door de Broederschap van de Roode
Hand. 't Zou me niets verwonderen als koning
Victor en de Broederschap in dezen samen--
werkten. Die Roode Hand-organisatie heeft
geld en macht te veel, maar verstand en vin
dingrijkheid te weinig. De taak van Giuseppe
was: de mémoires te stelen ze kunnen niet
geweten hebben, dat u de brieven had trou
wens, 't is allermerkwaardigst, dat u ze had."
„Ja," zei Anthony, ,,'t Is ongeloofelijk, als je
't je goed indenkt."
„In plaats van de mémoires vindt Giuseppe
de brieven. Heeft in 't eerst heftig 't land.
Maar ziet het uitknipsel van de fotopagina en
besluit, de brieven voor wat extra bijverdiensten
te gebruiken. Van de ware beteekenis van de
epistels heeft hij natuurlijk geen idee gehad.
De Broederschap komt er achter, dat hij wat
in zijn schild voert, ze nemen het op als hoog
verraad en veroordeelen hem ter dood. Terecht
stellen van verraders is een geliefkoosde tijd-
passeering van hen. 't Heeft iets melo-drama-
tisch en dat trekt hen aan. Die revolver met
Virginia er op is 't eenige, waar ik geen raad
mee weet. 't Is te geraffineerd voor de Broeder
schap. Biljetten met de Roode Hand erop
rondstrooien, angst en ontzetting verspreiden
onder de pseudoverraders, dat is meer in hun
lijn. Nu, daar zal koning Victor wel de hand
in gehad hebben. Maar wat hij daarmede voor
gehad heeftdat weet ik niet't Lijkt
op een poging om Mrs. Revel voor dien moord
te laten opdraaien, maar, oppervlakkig be
schouwd tenminste, heeft dat geen raison."
„Ik had, wat de kwestie betreft, een keurige
theorie opgebouwd," zei Anthony. „Maar tegen
de feiten houdt die het niet uit."
Hü vertelde Battle, dat Virginia den vermoor
den man geïdentificeerd had. Battle knikte.
„Ja, zijn identiteit staat als een paal boven
waterWat ik zeggen wou, Mr. Cade, die
baron Zoo-en-zoo heeft een geweldig hoogen
dunk van u. Als hij het over u heeft, gebruikt
hij voortdurend den overtreffenden trap."
„Buitengewoon vriendelijk van hem," zei
Anthony. „Vooral omdat ik hem gewaarschuwd
heb, dat ik alles in het werk zal stellen om de
bewuste mémoires vóór Woensdag weer in han
den te krijgen."
„Dat zal u niet meevallen," zei Battle.
„Hm! Denk je dat? En waar zouden de brie
ven zitten? Koning Victor Co. hebben ze
zeker, niet?"
Battle knikte.
„Toen in Pont Street van Giuseppe afgeno
men. 'n Buitengewoon smakelijk procédé, vindt
u niet? Ja, ze hebben ze, ze hebben ze ont
cijferd en ze weten, waar ze moeten zoeken."
Ze stonden met hun beiden bij de deur.
(Wordt vervolgd)
Tont bij de jaarlijksche inzameling
voor de katholieke Universiteit, dat
gij in liefde voor een der edelste
Cultuurgoederen, de wetenschap, bij nie
mand wilt ten achter blijven en dat gij
in geloofsijver allen wilt overtreffen.
Het Hoogwaardig Episcopaat bi) het
eerste lustrum der Kath. Universiteit.