NAAR ST HET GRAF VAN WILLIBRORD Een Joodsche cultuur exponent eignmage door c tochtgenooten van St. Franciscus Joseph Szigeti speelde ziin vioolconcert VOOR DEN VREDE brabantsche brieven ZONDAG 20 AUGUSTUS 1939 Stadsche en durpsche Oranje Comité's GRAMOFOON KRONIEK Zuid-Afrika WERELD-PLUIMVEE- CONGRES TE CLEVELAND Prof. dr. Berger sprak over besmettelijke ziekten Da(pus Petimus vtds&im. G UI ANA. A.N.W.B.-kaart van Veluwe' PSYCHIATRISCHE KLINIEK TE ROTTERDAM tot uitbreiding van Maasoord Voorstel Noorwegen D. W. BRAND'S 51STE EFFECTENVEILING Polen Verlenging contingenteeringen Duitschland Yvert kerk. We komen bij de confessio van Sint Wil- librord en dalen af in de crypte. Vijftig jonge Nederlanders, den rugzak nog op den schouder, knielen rondom het graf van den patroon van hun vaderland, bidden in stilte om het groote goed van den vrede, bidden voor hun eigen in tenties. Dan klinkt de sequentia van St. Wil- librordus. Er wordt gebeden voor die niet mee konden. Er is een innigheid, een hoogtepunt, onvergetelijk voor ieder der pelgrims. Zoo eindigde deze trektocht. Aan ieder zijn eigen taal. Doch we meenen, dat de taal van deze jeugd zonder twijfel door Sint Willibrord zal zijn verstaan. Het is een taal, die onophou delijk domineert in de voor dezen tijd zoo be- teekenisvolle woorden: Vrede, vrede voor Ne derland, vrede in dit opgejaagde, nerveuze, arme Europa. Een of liever twee zeldzame zegels, die jaren achtereen als van :iul en geener waarde werden beschouwd, kregen plotseling de belangstelling der philatelistische wereld. In het maandblad „The Stamplover" schreef Fred. J. Melville hier over o.a.: Het betrof een paar van de 4 cents, blauwe, van Britsch-Guyana, van 1856, waarvan er thans één in Yvert geprijsd staat ad. frs. 150.000. We geven hierbij de reproductie. Op eiken zegel staat: „Damus Petimus Que Vicissim" (Wij geven en anderzijds wagen wij). Elke zegel draagt een handteekening. Hoewel de gramofoon over het algemeen niet snel werkt ten aanzien van de hedendaagsche muziek en liever op het stuk van actualiteit eerst de kat eens uit den boom kijkt, d.w.z. af wacht of de papieren van een nieuwe compo sitie zullen rijzen of dalen in de publieke gunst, is Columbia dezen keer toch al heel snel ge weest met de registratie van een kersversch werk, nog wel van een componist, die waar schijnlijk niet tot de gunstelingen van de con certpodia behoort. Men kent den naam van Er- nest Bloch wel, en men heeft ook wel eens stuk ken van hem gehoord, maar het grootste deel van het concertpubliek loopt volstrekt niet warm voor hem. Toch heeft Bloch zijn aanhang; in ons land niet zoozeer, maar elders zijn er wel groepen van ware partijgangers voor het oeuvre van dezen componist. Ik zeg met opzet partij gangers, want er zijn werkelijk menschen, die hij volkomen koud laat tegenover muziekmin naars, die de beoefening van zijn werken cul- tiveeren met een zorg, die overigens niet alleen door muzikale beweegredenen wordt ingegeven. Bloch is een Jood en is hij om die reden in de wereld der muziek al volstrekt geen unicum, hij is als componist zoo doelbewust Jood, dat hü eigenlijk op zijn eentje het Joodsche volk in de muziek staat te vertegenwoordigen. Hij distin- geert zich door zijn temperament, door zijn klank en voor een goed deel ook door zijn me lodievorming welbewust van de Europeesche toonkunst, ofschoon hij uit den aard der zaak door honderd en een verbindingswegen daarmee ten nauwste contact onderhoudt. Het Joodsche volk is nu eenmaal een volk in de verstrooiing en zijn oer-oude overgeleverde cultuur moet noodzakelijkerwijze vermengd zijn met die van andere rassen en volken, hetgeen dan ook juist uit het werk van Ernest Bloch bijzonder dui delijk blijkt. Niettemin is het begrijpelijk, dat een oeuvre, waarin de Joodsche cultuurelementen zoo sterk op den voorgrond treden, een bijzondere aan trekkingskracht uitoefent op die Joden, bij wie het Joodsche cultuurbesef levendig is gebleven, of bij wie het onder den indruk van de heele of halve pogroms, die tegen de Joden ontketend worden, opnieuw levendig is geworden. Het is uit den aard der zaak niet alleen een Joodsch publiek, dat bereid is Bloch's muziek op te nemen; onder de Bloch-discipelen bevin den zich ook niet-Joden, wier temperament met het Joodsche verwant is en onder hen treft men vaak niet-confessioneelen aan, menschen van een nobele, religieus gerichte natuur, die even als dat bü echte Joodsche cultuurdragers het geval is, sterk lijden aan problemen, die in we zen zijn terug te brengen tot het voor hen on oplosbare verlossingsprobleem, dat hen zwaar terneer drukt. Een derde categorie van Bloch- bewonderaars treft men aan onder menschen, die van al deze tragische dingen geen notie heb ben, maar zichzelf verbeelden dat zij er ook aan lijden, kortom de snobs, die wij heelemaal bui ten beschouwing kunnen laten. Doch zooals het nu staat met den Bloch-cul- tus, die merkwaardig genoeg juist de laatste jaren grootere vormen heeft aangenomen vóór 1933 was Bloch's reputatie slechts zeer matig is het duidelijk, dat deze bewondering voor Bloch slechts in zeer betrekkelijke mate zijn muzikale beteekenis geldt, doch zich veel meer vasthecht aan de cultureele waarde, die het ver tegenwoordigt en zich bij de meeste van zijn bewonderaars eigenlijk bepaalt tot het actueele sentiment, waaraan het stem geeft. En om deze laatste reden is het wel verklaarbaar, waarom een gramofoonmaatschappij als Columbia, die vaker een goed gevoel heeft getoond voor stroo mingen in de hedendaagsche muziek, welke op het publiek vat kregen, het viool-concert, dat Bloch in 1938 voltooide, reeds zeer kort na de eerste uitvoering op de gramofoon heeft vast gelegd. Voor die luisteraars, voor wie de muziek niet alleen een kwestie is van aangename of niet- aangename streeling der zintuigen, maar die haar ook kunnen verstaan als een klinkend ge tuigenis van mentaliteiten en, in grooter ver band gezien, van geestelijke stroomingen, geeft deze opname een welkome gelegenheid om dit concert rustig te hooren. Met de thans weer vrij wel algemeen veld winnende absolute opvat ting van de muziek, heeft dit concert niets ge meen. Het is ook niet geschreven in klassieke vormen, al steunt het daar ook in grondtrekken nog wel op. Naar den vorm is het een impro visatorisch of rhapsodisch stuk en naar den in- Men bericht ons uit New York: Prof. dr. Berger, die op het wereld-pluimvee congres, gehouden te Cleveland, Ohio in de Vereenigde Staten, het internationaal bureau voor besmettelijke veeziekten,, gevestigd te Parijs, vertegenwoordigde, heeft voor een groot audito rium, dat met groote belangstelling luisterde, in een rede een toelichting gegeven op zijn rapport over „De wereld-beteekenis van besmettelijke pluimveeziekten en hun bestrijding." Na met cijfers en feiten de beteekenis der pluimveehouderij in al haar geledingen te heb ben aangetoond, wees spreker op de noodzaak van de bestrijding der ziekten, waarbij de dierenartsen een belangrijke rol te vervullen hebben. Deugdelijke kennis der voedingshygiëne en toepassing van rationeele voeding naast hy giënische verpleging wordt gevergd. Door té intense productie en het ontbreken van hy giënische maatregelen wordt een gunstig ter rein geprepareerd voor de ontwikkeling van ziektemakende lagere organismen. Sprekers rapport moet bezien worden in het licht van twee omstandigheden: de bestrijding voor ieder land afzonderlijk en de internatio nale samenwerking om de ziekten over de ge- heele wereld te bestrijden. Met betrekking to de internationale bestrij ding gaf prof. Berger een uiteenzetting over doelstelling en werkwijze van het internationaal bureau voor besmettelijke veeziekten, waarbij 44 landen zijn aangesloten, 27 in Europa, 17 daarbuiten. Hij wees er met nadruk op, dat het van het grootste belang voor de bestrijding van alle besmettelijke veeziekten is, dat de Ver eenigde Staten van N. Amerika zich alsnog bij het Office in Parijs aansluiten en deed een be roep op de betreffende autoriteiten van dit land. Hij hoopte eveneens, dat Canada eerlang ook er toe zou overgaan. Naar verluidt is het beroep in bevoegde krin gen zeer gunstig ontvangen. De reliekenschrijn. in het klooster te Echternach, waar St. Willibrordus is begraven BfilftSH De geschiedenis van deze twee voor zoover bekend unieke exemplaren is deze: Een neger, Manasseh genaamd, w*as bediende op het landgoed van Mr. Wilson te Grenada. Omdat hij zijn plichten zoo voorbeeldig ver vulde, besloot Mr. Wilson, zijn neger-bediende bij diens huwelijk een cadeau te geven. Dit zou bestaan uit een stuk grond, gelegen in een hoek van zijn groote bezittingen. Toen Manasseh in het huwelijk trad, was zijn heer op een vacantiereis in Demarara. Wilson dacht echter aan den gewichtigen stap, dien zijn bevoorrechte dienaar gedaan had en schreef hem een felicitatiebrief. In dien brief deelde Mr. Wilson hem tevens mede, op welke wijze hü hem een stoffelijk bewüs van zijn waar deering en belangstelling wilde geven. Na zijn terugkomst in Grenada zou hij alle noodige papieren in orde maken. Wilson plakte twee zegels van 4 cent op de enveloppe en verzond zijn weiwillenden brief. Maar de mensch wikt en God beschikt Mr. Wilson kwam nooit meer in Grenada terug. Hij kreeg de gele koorts en stierf binnen 24 uur. De felicitatiebrief van zijn heer en het be richt van diens overlijden kwamen tegelük in het bezit van den trouwen dienaar. De goederen gingen over aan Wilson's neef, die alles liet verkoopen. Manasseh ging met zün brief naar een advo caat; deze moest hem helaas meedeelen, dat de gift ongeldig was, omdat de noodige formali teiten niet w*aren vervuld. De teleurstelling van het neger-paar was groot. Maar Mar.asseh kon niet aannemen, dat zijn brief waardeloos was. Hij borg hem zorg vuldig in den omslag var zijn bijbel. Het leven van den goeden neger liep verder niet over rozen. Op zijn ouden dag woonde hy' samen met zijn eenige overgebleven dochter en twee kleinkinderen. Eens, toen hij in zijn bijbel las, bekeek hü weer den zoo zorgvuldig bewaarden brief van Mr. Wilson. En weer ging hij naar een advocaat en weer kreeg hij te hooren, dat de brief geen rechten gaf. Maar een klerk zag de enveloppe met de twee mooie zeldzame zegels. Hij vertelde hem, dat deze waarsclujnlijk voldoende zouden op brengen, om hem uit den nood te helpen en stuurde de enveloppe naar een postzegelhande laar in Londen. Na verloop van korten tijd kreeg Manasseh een chèque van 1400, de opbrengst van den verkoop van zün enveloppe. Dit tooneel speelt in 1926. Sindsdien is de waarde veel hooger geworden. Yvert prijst, zooals gezegd, één exemplaar in zijn catalogus van 1939, voor 7500 gld. De nieuwste kaart van den A.N.W.B. is gewijd aan ons nationale park „De Hooge Veluwe". De kleinste büzonderhëden van dit uitgestrekte gebied, dat zich steeds meer in de belangstel ling der toeristen gaat verheugen, vindt men op deze kaart- aangegeven, die geteekend is in een schaal van 1 25000. De verharde wegen staan er op, zoowel als de wandelroutes, de rui ter- en de fietspaden, de omrasteringen en de wildroosters (zooals men weet de plaatsen, waar de wegen de grenzen der wildparken snijden en waar het wegdek bestaat uit roosters, welke de herten niet durven te betreden), de terreinen, waar de jeneverbesstruiken groeien, de kleine meertjes, enz. Al met al een kaart, waar degenen, die dit prachtige gebied gaan bezoeken, zeer veel ge noegen van kunnen hebben. Bü den gemeenteraad van Rotterdam is een voorstel van B. en W. ingekomen, om op het terrein van dé psychiatrische inrichting Maas oord een psychiatrische kliniek te bouwen, een centraal instituut van opname en vooronder zoek voor hen, nopens wie het vermoeden be staat, dat zü lüdende zün aan eenigen vorm van zielsziekte of geestesstoornis. De ko'.ten zullen in totaal 350.000 beloopen. De klniek zal ongeveer 100 bedden bevatten. Ter gelegenheid van de internationale ten toonstelling over de Noordpool, die te Bergen zal gehouden worden, hebben de Noorsche pos terijen besloten, drie herdenkingszegels uit te geven. De 15 q stelt een onderzoeker voor met een boot op een ijsberg; de 20 q geeft een onderzoeker met een door honden getrokken slede; en de 30 q toont aan den eenen kant een ysbeer en aan den anderen kant een vliegtuig, De firma D. W. Brand te Amsterdam bericht, dat zü op Dinsdag 19 September 1939 haar 51ste effectenveiling zal houden. Zij die in deze veiling effecten wenschen te verkoopen kunnen hiervoor tot uiterlük 5 September opgave doen. In Krakau werd begin Augustus op luisterrijke wijze het feit herdacht, dat Maarschalk Pil- soedski met de eerste compagnie ten strijde trok tegen Rusland. De posterijen gaven bij deze gelegenheid een herdenkingszegel uit, n.l. de 25 gr. paars. In het midden staat Pilsoedski; rondom hem zien we ten strijde trekkende soldaten. Ook gaf Polen een toeslag-bloc uit. Drie zegels zün aan Pilsoedski gew'ijd en de vierde aan zijn opvolger, Maarschalk Smigly Rydz. Het bloc wordt verkocht voor 75 gr. 1 zl. De toeslag komt ten goede aan de bewape ning van het land. De navolgende contingenteeringen zullen met ingang van 1 September worden verlengd: voor gebleekte katoenen weefsels, ongebleekte katoe nen weefsels, geverfde, bedrukte en bontgewe- ven katoenen weefsels, kunstzijden weefsels, weefsels van echte zijde, weefsels van wol en halfwol, weefsels van linnen en halflinnen, pluche, fluweelen trijp, Oostersche tapüten, alle andere tapijten, tafel- en servetgoed, on- derkleeding. draadmateriaal en spijkers, meube len van riet, siergewassen. Hitier heeft een decreet uitgevaardigd waarin de uitvoer van zegels wordt verboden. Postzegels worden namelük gelijkgesteld met deviezen. Zie- 1 September e.k. verschünt de nieuwe catalo gus Yvert en Tellier Champion voor 1940. schoone, altü vreedzame en plazierige kerk- dorpke Ulvenhout, op den eigensten moment, dat alle kinders van de ruim twaalfhonderd Ne- derlandsche gemeenten huilie aubade brochten aan de vertegenwoordigers van onze gelukkige Koningin-Grootmoeder: aan de burgemeesters. Ik heb me geschaamd! Geschaamd veur m'n tienduuzenden lezers) En den echo van deus uitgelokt schandaal, dieën echo die weerklonk in de heelfe Nederlandsehe pers, dieën potten- en pannenecho scheurt nóg deur m'n zielement. Ik ben naar den Fielp gerend. Ik vond 'm, eenzaam in z'n bakkerij, den kop in twee han den gesteund; 'nen grooten, oranjen rozet op z'nen jas Kapot was ie, den braven kearel. Nog pas 'n week gelejen had ie me getoond, in streng ver trouwen, ,,'k ouw 't nog ge-eim veur hande ren," had ie me toegevezeld: „maar veur jou, Dré, eb 'k gin ge-eimen," 'nen grooten brief van ons Kroonprinseske, waarin den Fielp har telijk wierd bedankt, veur zijn zendings van fruit van den Ulvenhoutschen bojem. 't Aller beste uit zijnen boogerd had ie daarvoor eigens geoogst, in zorgzame blüheid over de vreugde rijke omstandighedens van Juliaantje. En toen .lokgelui en kanongevuur den lesten zorg weg- dreunden, alleen diepe blijdschap overbleef, toen'toen zat den Fielp, kapot van chagrijn, eenzaam in zün werkplots, ramen en deuren stüf toe Maar ik dwaal weer af. Ik zee: daar is iets gaar anders, da 'k wél vertellen mot, want ik zie rap 'n end komen aan deuzen wantoestand, die vortkomt uit 't krankzinnige feit, dat 't onderhoorige kerkdorp Ulvenhou'. deur zijn ge meente Ginneken wordt beschouwd als'nen concurrent! Ik spreek daar van „krankzinnig feit" en 't is nie anders, amico! Ginneken is 'n samen raapsel van durpsche gemeenschapkes. 't Ge meentebestuur onderteekent altü: „B. en W'. van Ginneken en Bavel." Maar eigenlük zou onderteekend motten worden: „B. en W. van Ginneken, Bavel, Ulvenhout, Notsel, Strübeek, Galder, enzoovoorts, enzoovoorts." Nou is 't zoo gelegen: Ginneken is „stadsch", Bavel, Ulvenhout, Notsel en zoo zün „durpsch". Ginneken is dus 'nen soortement opgevallen isde kranten, die 't wüdst weg zitten van Ulvenhout, diezijn 't minst slecht ingelicht! Zü die alles 't beste moesten weten èn ook weten, ze hebben geprobeerd den Fielp en „zün" 650-jarig feest te smetten. Die luizig heid vort van m'nen wagel. Meer zal ik van die leste kwestie nie opschrij ven. Als ik daaraan begost, moest ik minstens twee jaren teruggaan en.... mijnen rijd is te kostelijk, veural deus oogstrij, dan da'k 'm ver knoeien mag aan dorpsgekonkel, deur de kon- kelèèrs mee 'n schoon woord genoemd: „dorps. politiek". Maar daar is iets gaar anders, da'k oe wel vertellen mot. En geren vertel. Want ik zie 'n spoedig end komen aan den toestand, die zoo hooggeloopen is, dat 'nen Nationalen feestdag, zooals lest ter gelegenheid van de geboorte van ons Ireneke, de Ulvenhoutsche jeugd, van kop tot teen getooid in oranje, om den heugelüken dag te vieren in vreugde en feestplazier den Fielp vaneigens ook veurzitter van 't Oranje comité, mokte in den loop der jaren van al zün durpers waschechte oranjeklanten ik zeg: dat de wantoestanden (tusschen Ginneken en Ul venhout) zóó hoog waren geloopen nou, dat de jonge Ulvenhouterkes in plek van feest te kun nen vieren 't wierd verbojen! op Nationa len dag mee potdeksels en pannen gewapend optrokken naar den Ginnekenschen burgemees ter en hum 'nserenade" van ketelmuziek mokten, onder de woorden: „Ulvenhout gaat nóóit verloren!" Dat gebeurde by ons, by ons, amico, in 't feest dat opgeluisterd wierd deur de voltallige aanwezigheid van 'n eere-comité van veur- naamste en hoogstgeplotste persoonlijkhedens; 'n feest „geregeld" deur éénen veldwachter, maar waarbij toch nie één knoopke van 'n vest, nie één krabbeltje op 'n automobiel geraakte, (toch stonden duuzenden wagels stijf naast mal kaar opgesteld in de boschdreven!)'n feest ge organiseerd deur mijn goeie kameraads, onder de leiding van veurzitter Fielp, die mee zijnen reu zenarbeid en schrikkelijke opofferingen onze heele Ulvenhoutsche gemeenschap aan winter- goed, brandstof en botrammen hielp, zelfs dat feest ènden braven Fielp wierden in de leste dagen betrokken in 't gekonkel over Ulven hout, gekonkel deur die kwiebussen, die twee jaren gelejen op alle manieren te kort schoten in huiliën eersten plicht! (Ge ziet, amico, ik staai weer verflenste en onreine blaren af te scheuren, want ik kóm nie mee kwaje waar bij m'n klantjes!). En zooals altü zóóveul kranten, zóóveul meeningen Den Franschman zegt: „de krant is 'nen mon sieur." En als den „monsieur" zün licht gaat opsteken bij den man, die heel z'n leven, dag en nacht, klaar stond veur de belangen van z'n durpke of als den „monsieur" zün licht gaat opsteken bij den man die dag en nacht gereed stond om ons durpke te benadeelen, dan zal dieën monsieur zijn krant schrüven veur of teu gen den Fielp, lijk den „monsieur" z'n eigen liet inlichten! En wat ons, boerenmenschen, nou zoo bar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 7