Kabouter Flip en zijn vriendje Wip Md wtAaal mn den dag Soldaat schoot meisje dood Het Geheim van de zeven Schoorsteenen MAANDAG 21 AUGUSTUS 1939 HONKBAL Holland—België 93 Overtuigende revanche KANOSPORT KANO-WEDSfRIJDEN IN MECHELEN Successen voor onze landgenooten CRICKET ROOD EN WIT—V.O.C. Rood en Wit behoudt de kampioenskans DE CRICKET-UITSLAGEN De bijziende jeugdvriend GENERAAL v. EVERDINGEN OVERLEDEN AARDSCHOK TE KOETARADJA Krijgsraad veroordeelt hem tot drie maanden gevangenisstraf DOOR AGATHA CHRISTIE Op overtuigende wijze heeft het Nederlandsch negental revanche genomen voor in de Ant werpen geleden 43 nederlaag. Met 93 ble ven onze landgencoten in de meerderheid. Ket is geen grootsche strijd geweest die in het Ajax-stadion werd gestreden en spanning heeft deze ontmoeting niet gekenmerkt. Eens deels was dit een gevolg van het minder goed werpen van Gillet, die aanmerkelijk minder wierp dan in Antwerpen, anderdeels lag het aan het weinig doortastende spel der Belgen, die veel te laag tempo demonstreerden. Het staan op de curves van Gillet kwam dit maal veel beter tot zijn recht. Vooral Van der Schalie, Lammers en Van der Putten hadden er een goeden kijk op en sloegen ieder twee honkslagen. Het veldwerk der Hollanders was prima en hierbij traden vooral Van der Schalie Wilders en Pijnakker op den voorgrond. Het werpen van Pijnakker kon geen bevredi ging schenken en reeds in de tweede inning na viermaal vier wijd moest hij plaats maken voor Wilders, die den wedstrijd op voorbeeldige wijze uitwierp. Doch Wilders trof het dat vooral zijn binnenveld sloot als een bus en vrijwel iedere slag der Belgische spelers onschadelijk maakte. Pijnakker, Meenhorst en Van der Schalie kon den hierdoor meer de aandcaht op zich vestigen dan de overige spelers, die zeker stuk voor stuk voldeden en hun verkiezing waardig toon den. Het begin scheen een vlot verloop te doen ver wachten, Van der Schalie en Wilders schakelden de Belgen voor nul uit. De Hollanders hadden een beter begin aan slag. Den eersten bal, dien Gillet wierp sloeg Van der Schalie hoog in 't iinkerveid en hij bereikte 't derde honk. Lam mers, Mulder en Van der Putten brachten het eveneens tot een honkslag en uit deze goede slagprestaties verkreeg Holland een 30 voor sprong. De leiding kwam in de tweede inning reeds in gevaar. Pijnakker bleek de controle over zijn werpen volkomen kwijt, Wierp, na een twee- hcnkslag van De Caluwé, viermaal achtereen vierwijd en deed daardoor twee Belgen automa tisch de thuisplaat passeeren. Met volledig bezette honken en den stand 32 nam Wilders hierna het werpen over. Gillet gaf een korten slag, die Wilders in staat stelde met Baas en Van der Schalie een prachtig dub belspel te maken. Op drie-slag sneuvelde hier na Cramm, waardoor het bezet zijn der honken geen nadeel meer opleverde. Tegenover de runs die Holland hierna nog scoorde en die verkregen werden uit de slag prestaties van Van der Putten, Baas, Holewijn en Wilders, waarbij de fouten van Van der Velde en De Caluwé de score sterk beïnvloedden, kon België weinig tegenpunten stellen. Wilders stond goed door zijn veld gesteund vrij wel geen kans toe; eerst in de laatste slagbeurt moest hij zwichten voor een fraaien driehonk- slag van Van der Velde, die de thuisplaat kon passeeren op den opofferingsslag van Verschue- ren. Wilders stond verder geen runs toe, waar door Holland dezen twaalfden interland-wed strijd verdiend met 93 w'on. De inningscijfers luiden: Holland: 3-2-2-1-O-l-O-O-x 9. België: 0-2-0-0-0-0-0-1 3. De resultaten der werpers waren: Holland: 5 x 3-slag; 4x4 wijd; 4 honkslagen tegen; België: 6 x 3-slag; 3x4 wijd; 10 honk slagen tegen. Zondag is te Mechelen de tweede inderland kanowedstrijd tusschen België en Nederland gehouden. De uitslag luidt: K 1 klasse: 1 Stadt (N.)4 min. 51 4 5 sec.; 2 Van Huygen (B.); 3 Honsia (B); 4 Wezenaar (N.). K 2 klasse: 1 Leeuwerink-Weiss (N.) 4 min. 21 2 5 sec. 2 Van Tongeren-Oosterthun (N.); 3 Massy-Dreize (B.); 4 Gebr. van den Bergen (B.). De uitslagen van de overige open kortebaan- wedstrijden luiden: K 1 klasse: 1 Hofman (N.) 5 min. 7 4/5 sec.; 2 Hartenburg (N.); 3 Van Strijdonck (N.). K 1 klasse: 1 Vrolijk (N.) 4 min. 55 sec.; 2 Stockmans (N.); 3 Tenenmoulin (B.). F 1 klasse dames: 1 mej. Dubois (B.) 3 min. 45 1/5 sec.; 2 mevr. Mellaerts (B.); 3 mej. Huysmans (N.). N T 1 klasse: 1 Brastig_(N.) 5 min. 3 3/5 sec.; 2 De Bouverie (B.); 3 Houwertjes (N.). N. T. 2 klasse: 1 Stadt-Bobeldijk (N.) 5 min. 13 4 5 sec.; 2 Gebr. de Miedelaar (B.)3 De Grijse-de Root (B.); 4 Elderman-Bierman (N.). K 1 klasse dames: 1 mej. Dubois (B.) 3 min. 19 4/5 sec.; 2 mej. Thie (N.); 3 mevr. van Huf- felen (B.); 4 mej. van der Schaaf (N.). K 2 klasse gemengd: 1 mej. Thie-Bobeldijk (N.) 4 min. 55 sec.; 2 mevr. Mellaerts-Tenen- mculin (B.); 3 van der Schaaf-Cuperus (N.). F 2 klasse: 1 Gebrs. Wijdekop (N.) 4 min. 51 2 5 sec.; 2 Houwertjes-Muller (N.); 3 Claes- Broekmeyer. F 1 klasse: 1 Vrolijk (N.) 5 min. 25 2/5 sec.; 2 Tenenmoulin (B.)3 Devos (B.)4 van Seven- ter (N.). K 1 klasse finale: 1 Vrolijk (N.) 4 min. 40 3/5 sec.; 2 Stoelman (N.); 3 Swartsenburg (N-); 4 Hofman (N.). K 2 klasse: 1 Gebr. Wijdekop (N.) 4 min. 21 sec.; 2 Bosse-Cuperus (N.); 3 Claes-Broek- meyer (B.). Hl Hr. Ms. flottieljeleider „Tromp" is Zaterdag uit Nieuwediep naar Ned. Indië vertrokken, uitgeleide gedaan door duizenden. Het schip verlaat de haven Ook de returnmatch tegen VOC heeft Rood en, Wit gemakkelijk weten te winnen. Doordat PW uit den wedstrijd tegen VRA ook niet meer dan 2 punten behaalde, blijft Rood en Wit de leiders op den voet volgen. Tenslotte kan de laatste zware uitwedstrijd tegen HDVS de be slissing brengen. Het medeleven met de Rood- Witters, die kans hebben wederom het lands kampioenschap binnen Haarlem te brengen, bleek uit de groote belangstelling voor den wed strijd tegen VOC. Dubru won den toss, doch koos tot veler verwondering fielden. Rood en Wit buitte het voordeel om eerst te kunnen balten volkomen uit door 221 voor het verlies van 6 wickets bijeen te slaan. Het is voor Rood en Wit na het gemis van Yates ongetwijfeld van groote waarde dat de captain André van Baasbank zijn goede innings van de vorige week door een perfecte tweede liet volgen en velen zullen zich met hem over het terugvinden van zijn vorm als batsman verheugen. Het batten van Van Baasbank en v. d. Togt was het beste van den dag. Na het verlies van Van Bueren's wicket op 8, legden W. Kramer en Hagenaar den grondslag voor een goed totaal door tot 70 te komen op welk totaal eerst Hagenaar (38) en daarna Kramer (24) hun wicket door resp. Terwiel en Luttik verloren, v. d. Togt en Van Baasbank hielden tot de lunchpauze stand. Na de hervatting deed Dubru langen tijd vergeef- sche pogingen om dit tweetal te scheiden. Het fielden der Rotterdammers was zeer goed. Eerst op 166 viel v. d. Togt's wicket voor een perfecte 52 en juist als de 200 gehaald zijn wordt Van Baasbank van een niet vol geraakten bal door l-.ïi Eek gevangen. De Rood en Wit-captain scoorde een zeer goede 70. R. Kramer en Bult man voegen nog snel een 20 runs aan het to taal toe, doch als Bultman's wicket valt sluit Van Baasbank de innings op 221 voor het ver lies van 6 wickets. Niet minder dan 8 bowlers hanteerden den bal van wie Luttik met 253, Terwiel met 379 en v. Eek met 111 succes hadden. Over VOC als batting-team valt weinig goeds te zeggen. J. Nieuwenburg, die door fraai werk van Everard runout ging, maakte zijn 19 runs nog in den besten stijl. Verburg werd met 29 topscorer doch een bepaald mooie innings was het niet. Voor het verlies van 3 wickets bracht VOC de 50 op het bord, doch daarna ging het sneller wat den wicketval betreft. Het niet sterke bowlen werd door zeer goed fielden ondersteund, een enkel misverstand, waardoor een kans ver loren ging, laten wij buiten beschouwing. A. van Baasbank deed een drietal fraaie slipcatches met een zeldzaam gemak en Rolf Kramer had door een snel staaltje fielden de hand in de run out van Dubru. Grijseels sloeg nog snel 14 runs bijeen doch juist toen de 100 opgegaan waren viel het laatste wicket. Bruin deed we derom goed werk met den bal door in 17 overs 431 te nemen. Met 1 uur 42 minuten speeltijd ter beschikking probeerde Rood en Wit het nog eens voor de 2de maal. Nu openden Terwiel en Dubru de 2de inings van VOC doch al spoe dig bleek dat VOC geen kans op het veroveren van een derde punt gaf. Terwiel verloor op 32 wel Dubru als partner, bowled Hagenaar voor 9, doch Ingelse hield, al was het dan niet vol gens de regelen der kunst, de ballen uit zijn palen om het maken van runs aan Terwiel over te laten. Op 601 gaf Van Baasbank verdere pogingen op. Terwiel bleef met 29 not out. Rood en Wit won met 121 runs. H. C. C. 1Haarlem. Gewonnen door HCC 1 met 50 runs op de le innings. Haarlem le innings 138 (H. A. G. de la Mar 23, J. Fortgens 23, A. Maas 12, J. J. de la Mar 26, J. J. Voogd 15), W. H. Gallois 3—39, L. J. Sodderland 238, M. Rutgens 115, m'r. P. B. M. ten Bosch 223, J. v. d. Luur 12. HCC 1 le innings 188 (E. J. A. Schill 20, W. H. Gallois 32, J. v. d. Luur 64, Jhr. L. C. de Vil- leneuve 27, M. Rutgens 15), J. Maalnik 130, A. Maas 260, v. Abendanon 115, J. Fortgens 1—24, H. A. G. de la Mar 1—15, J. Allart 3—10, A. Hartog 110. Haarlem 2e innings 35 voor 4 (gest.). (J. J. de la Mar 16x) mr. P. B. M. ten Bosch 39, W. H. Gallois 1—11. R. en W.V.O.C. Gewonnen door R. en W. met 121 runs op de eerste innings. R. en W.le innings: 221 voor 6. (gesl.) W. Kramer 24, P. C. Hagenaar 38, A. v. Baasbank 07, A. v. d. Togt 52, R. Kramer 15x), H. Luttik 2—53, A. Terwiel 3—79, T. C. v. Eek 1—11. VOC le innings: 100 (J. Nieuwenburg 19, H. Verburg 29, H. Grijseels 14), P. C. Hagenaar 2 30, M. Bruin 431, A. v. d. Togt 226. VOC 2de innings: 60 voor 1 wicket (gestaakt door R. en W.) (A. Terwiel 299x) P. C. Hage naar 123. P. W.V. R. A. Gewonnen door P. W. met 112 runs op de le innings. PW le innings 203 voor 8 (gesl.). (MM. Schnit- ger 30, J. Buma 38, H. Schnitger 70, dr. M. Jan sen 11, F. Nordbeck 27), H. Klink 2—61, J. Smit 126, F. Popping 558. VRA le innings 91, (O. Cornelissen 11, H. Klink 17, F. Popping 11) H. Schnitger 125, dr. M. Jansen 2—36, A. Stroink 614. V. V. V.—H. B. S. Gewonnen door HBS met 7 runs op de le innings. (Nog 4 wickets in han den). VVV le innings 106, (W. Roodenburg 26, W. v. d. Laan 10, J. J. Alders 11, A. v. Stuijvenberg 19. B. Broekman 22, J. J. Grootmeijer llx), L. Wunder 245, C. A. Huinder 633, J. Everard 1—12. HBS le innings 113 voor 6 (gestopt). (A. F. Luyendijk 45, H. Herklots 35, C. A. Huinder 12), A. v. Stuijvenberg 4—31, W. Roodenburg 132. Hermes D. V. S.H. C. C. 2. Gewonnen door Hermes DVS met 84 runs op de le innings. (Nog 6 wickets in handen). HCC 2 le innings 122 (P. Jalmk 10, Jhr. A. Q. Wttewaal 14, P. Kien 14, L. Sillevis 15, J. W. R. Deutz 12, M. J. Roes 21), J. Scheffer 121, A. Molenaar 440, L. Birrani 434, H. Stolk 14. Hermes DVS le innings 206 voor 4 (gesl.) (H. Stolk 60, L. Birrani 36, J. Offerman 16, A. Mo lenaar 33x, C. Tettelaar 26, A. Scheepmaker 16x, C. W. V. Bakker 2—66, L. Sillevis 2—49. HCC 2 2e innings 29 voor 0. (opgeg. door Her mes DVS) P. Kien 24x. ExcelsiorS. C. H. C. Gewonnen door Ex celsior met 42 runs, op de le innings. Excelsior 182, (F. Eikenbroek 41, A. Walbeek 42, W. Scheeuwe 13, G. Oosterholt 51, J. Ooster- holt 10, A. Hoenderop 12), mr. P. Labouchère 3 voor 64, A. Attwood 234, D. van Oorde 3 voor 57, Bentheim 1 voor 9. SCHC 140, (P. Feith 39, mr. P. Labouchère 13, D. Cuperus 28, Kentgens 14, 3entheim llx) J. Oosterholt 5 voor 50, G. Dosterholt 2 voor 27, Flip en Wip haastten zich om thuis te ko men, waarbij zij denzelfden weg namen die ze waren gekomen. Het afdalen der rotsen ging ■makkelijker dan het beklimmen en Flip en Wip sprongen over groote afstanden naar beneden. Gaandeweg begon het donker te worden. Het werd stiller in het woud. De vogels begonnen hun avondlied te zingen. Af en toe bleven bei den stil staan om naar het gezang der zanger tjes te luisteren. Een roodborstje zag de beide vriendjes staan en zong ze nog eens extra toe. Ze vonden het prachtig en bedankten den kleinen zanger. Deze vertelde hun dat wanneer het donker zou zijn, ze den mooisten. zanger onder de vogels, n.l. den nachtegaal zouden kunnen hooren. Jack Lyall stond op de tram te wachten. Met het voorkomen van een .vreedzaam burger van Londen liep hij op den vluchtheuvel heen en weer, terwijl z'n scherpe oogen spiedend rond keken. Scotland-Yard, dacht hij, houdt er speur honden op na; ik moet dus op m'n hoede zijn. Enfin, hij, de geroutineerde inbreker, was nog steeds tusschen de mazen van 't net doorgekro pen, maar toch., oppassen was de boodschap. Opeens werd z'n aandacht getrokken door een bijzienden heer, die de rails van de tram over stak en op 't punt stond overreden te worden. Nog juist bijtijds kon J_,yall hem redden, door hem de hand toe te steken en op den vlucht heuvel te trekken. Bij die edelmoedige daad verdween een ring met een grooten briljant in den zak van Jack, terwijl deze naar den heer luisterde, die zenuwachtig bedankte en ver klaarde zeer bijziende te zijn en zoo juist z'n bril te hebben laten vallen, toen hij hem af nam, om een stofje uit z'n oog te verwijderen. Hij was nu op weg naar een oogarts. Op 't oogenblik dat hij Jack de stukken van z'n bril liet zien, bemerkte hij dat hij z'n ring kwijt was. „Lieve hemel, m'n ring, m'n prachtige ring," kreunde hij en zag hulpeloos rond. „Misschien van uw vinger gegleden, toen u uw bril opraapte," meende Jack. „Willen we samen gaan zoeken?" „Die is natuurlijk al lang verdwenen," zei de bijziende, „in deze drukte heeft 't geen doel. Ik ben wel verzekerd voor 't verlies, maar 't is toch jammer." Hij was erg zenuwachtig en drukte Lyall tot dank voor z'n redding nogmaals de hand. Toen kneep hij z'n oogen half dicht en bracht z'n ge zicht dicht bij dat van z'n metgezel. „Wat drommel!" riep hij verheugd; „zie ik goed? Ben jij Rob Despard niet? Mijn vriend Rob?" Hij klopte Jack op den schouder. Je kent Philip Mallinson toch nog wel, je jeugdvriend. We hebben samen in Oxford gestudeerd." Jack Lyall sloeg zich voor 't voorhoofd en loog er onbeschaamd op los: „Ik dacht al, dat gezicht ken ik. Ik zocht al in m'n geheugen. Wel, wel, Philip, hoe is 't met je, ouwe jongen? Nu herinner ik me dat je al vroeger last van je oogen had." „Altijd gehad en 't is er sindsdien niet beter op geworden, 't Is beroerd en dan zonder bril in een plaats als Londen. Maar nu wat anders. Je gaat met me mee naar m'n huis. Je hebt me zoo goed als 't leven gered en moet nu met me thuis gaan dineeren." „Ben je getrouwd?" vroeg Jack voorzichtig heidshalve. Tegen één persoon kon hij wel vol houden dat hij Mallinson kende, maar van de nieuwsgierigheid van een vrouw moest hij niets hebben. Overigens zag z'n weergevonden vriend er uit als iemand, wien 't voor den wind ging en daar kon hij allicht voordeel uit trekken. „Ik getrouwd?" weerde de bijziende af. „Neen hoor, dat is niets voor mij. Maar zeg eens, weet je nog dat ik uren kon doorbrengen met mij te verlustigen in 't zien naar juweelen in etalages?" „Nu je 't zegt, ja. Je sprak er ook altijd over." „Ik zal je mijn verzameling eens laten zien, Rob." De pseudo-Rob Despard lachte. „Ik heb wel weinig verstand van die dingen," zei hij, „maar ik zou ze toch wel graag willen zien. Maar moet je niet eerst naar je oogarts?" „Dat heeft geen haast," antwoordde z'n bij ziende jeugdvriend; „ik heb thuis nog een paar brillen in reserve. Wil je even een taxi aan roepen, Rob? Wat is men toch onbeholpen, als men zoo sterk bijziende is. En dan die drukte.." Thuisgekomen, zette Philip Mallinson een bril op en bekeek Jack met aandacht. „Je bent heel wat veranderd," concludeerde hij, „maar ik herkende je toch direct." „Over zoo'n sterk geheugen als jij beschik ik niet," lachte de andere. „Maar zeg eens, Mallin son, je woont hier keurig, hoor." De bijziende bood z'n vriend sigaren aan, bel de zijn hospita en beval haar een fijn diner voor twee personen op te dienen. Daarna begon hij weer over z'n verzameling juweelen. „Ik zal je ze laten zien, als 't licht aan is, dat geeft nog een grooter effect. Ik kan er uren naar kijken." „Je hebt ze zeker goed achter slot en gren del," polste Jack, „en je brengt ze zeker 's avonds naar een safe?" „Ik ben ruim tegen diefstal verzekerd." Dit zeggend keek Mallinson naar z'n hand. ,,'t Spijt me toch van dien ring, al krijg ik schadeloos stelling. De briljant heeft, volgens kenners, z'n weerga niet. Misschien komt hij nog wel terecht. Maar permitteer me, Rob, dat ik even de ver zekeringsmaatschappij opbel, dan kan er al een aankondiging van in de ochtendbladen ver schijnen." „Ga je gang," zei Jack onverschillig. Hij hoorde Mallinson door de telefoon zeggen, dat hij z'n ring ter waarde van 900 pond had verloren. Negenhonderd pond! Voorzichtig tast te Jack in z'n zak en bevoelde even den ring met den prachtigen steen. Wat een bof! „Dat is in orde," zei Mallinson. „Daar in die kast liggen mijn schatten," ging hij vergenoegd voort. „Je kunt je niet voorstellen. Rob, hoe men zoo'n maniak kan worden. Als ik voor m'n steenen zit, moet ik er uitzien als een vrek. Maar komaan, nu eerst een borrel." „Graag," zei Jack en keek tersluiks begeerig naar de brandkast. „Je bent zeker vaak op zoek naar vreemde steenen?" vorschte hij. „Ik drijf er ook een beetje handel in." Op dit oogenblik werd er geklopt. „Ik denk, dat m'n hospita me komt waar schuwen, dat er gedekt is. Binnen!" De deur werd geopend. Jack Lyall, de jeugd vriend van Philip Mallinson, sprong op en trok z'n browning. Met op hem gerichte revolvers stonden twee agenten klaar om hem te arresteeren. Z'n bij ziende jeugdvriend m gastheer Mallinson, die detective van Scotland-Yard was, hield even eens z'n schietwapen op hem gericht en riep: „Handen op, Jack Lyall! Eindelijk hebben we je te pakken!" Als een in de val gelokte tijger keek de mis dadiger hem aan. Na een kort, maar hevig ge vecht was hij geboeid. Z'n revolver had John Davet, alias Philip Mallinson, hem uit de hand geslagen. „En nu zal ik ook maar dien ring uit je zak nemen," lachte de detective. „Ik dacht dat Jack Lyall het verschil wel kende tusschen valsch en echt. Deze simili-briljant van ordinaire kwa liteit is nog niet eens geschikt om op 't tooneel te worden gedragen." Hij legde z'n bril af. „Daar bij je linkeroog heb je een sproetje, zóó klein als een speldeknop. Om dat te zien, had ik geen bril noodig, toen ik je op den vluchtheuvel ont moette. Dat zag ik al aan den overkant van de rails en daaraan herkende ik je." „Ik redde je het leven!" siste Lyall. „Och neen, de tram stond juist stil. Ik had den bestuurder al een sein gegeven om te stop pen. Vooruit mannen! We kunnen tevreden zijn over onze vangst. De in de val geloopen misdadiger keek z'n bijzienden jeugdvriend woedend aan. Hij be greep nu ook, dat deze niet de verzekerings maatschappij had opgebeld, maar 't politie bureau. Een kwartier later zat hij achter slot en grendel. (Nadruk verboden) H. Zoetmulder 1 voor 29, A. Walbeek 2 voor 25. A. C. C.H. C. C. 3. Gewonnen door AAC met 76 runs op de eerste innings. HCC 3 eerste innings 71 (J. J. v. d. Hoek 11, W. Walther Boer 17), Sanders Jr. 3 voor 8, San ders Sr. 2 voor 25. ACC le innings 147 (N. Selles 34, H. Prent 26, H. Immig 17, D. de Baare 11, A. Haalmeijer 22x), A. J. Dankelman 2 voor 37, J. A. Dubru 5 voor 52, W. Walther Boer 2 voor 17, Th. de Klerck 1 voor 11. HCC 3 2e innings 27 voor 4 (opgegeven door AAC), Sanders Jr. 1 voor 2, Emeis 1 voor 3. Quick (N)Sparta. Gewonnen door Quick (N) met 71 runs op de le innings. Quick le in nings 109, (M. Smitshuysen 29, R. de VriesJ. Faber 16), J. Warburton 4 voor 32, J. Sonneveld 4 voor 12, L. de Bruin 2 voor 15. Sparta le innings (J. Warburton 18), C. Fiege 4 voor 27, H. Burki 6 voor 4. Te Arnhem is op 68-jarigeu leeftijd overleden gep. luitenant-generaal G. G. van Everdingen, oud-gouverneur der Kon. Militaire Academie te Breda. Generaal van Everdingen is voorts o.m. lid van den militairen pensioenraad geweest. Hij was commandeur in de orde van Oranje Nassau, welke onderscheiding hem bij het eeuw feest van de K. M. A. werd verleend, en ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw. KOETARADJA, 21 Aug. (Aneta). In den afgeloopen nacht te 24.00 uur precies is te Koe- taradja een vrij hevige aardschok waargeno men. Er is geen materieele schade aangericht. Op 8 Juni van dit jaar heeft zich te Vlagt- wedde een schietongeval voorgedaan, dat aan een jong meisje het leven heeft gekost. De twintigjarige soldaat A. M., dienstplichtige bij het grensbataljon, stond dien dag te Vlagtwedde op post, nabij een mitrailleurs nest. In de nabijheid daarvan stonden eenige kinderen. De soldaat bemoeide zich met hen en om hen bang te maken, trok hij zijn dienst pistool. Hij manoeuvreerde daarmgde, er niet aan denkende, dat het met scherpe patronen geladen was. Plotseling ging een schot af. Het meisje J. K. werd door een kogel in het hoofd getroffen en overleed vrij spoedig. Vanochtend stond de soldaat terecht voor den Krijgsraad te 's-Hertogenbosch wegens het ver oorzaken van dood door schuld. Hij bekende de feiten. De auditeur-militair, mr. Vair der Kun, was van meening, dat de roekeloosheid, waarmede de soldaat met het pistool is omgegaan, grenst aan het misdadige. Hij eischtc een gevangenis straf van vijf maanden. De Krijgsraad, uitspraak doende, heeft den soldaat wegens het veroorzaken van dood door schuld veroordeeld tot drie maanden gevange nisstraf. 47 „Hier?" vroeg Anthony met een hoofdbewe ging naar het vertrek achter hen. „Juist, hier! Maar ze hebben den diaden hoofdprijs nog niet en ze riskeeren héél wat, als ze probeeren hem te krijgen." „Hoofdrechercheur Battle heeft zeker al 'n plan om hun dit onmogelijk te maken?" polste Anthony. Battle gaf geen antwoord. Anthony had hem nog nooit zoo bot zien kijken, als op dat oogenblik. Maar ineens, als een oase in die woestijn van apathie, gaf hij Anthony een knip oogje. „Mijn hulp noodig?" stelde Anthony voor. „Ja. En de hulp van nog iemand." „Wie is dat?" ..Mrs. Revel. Ik weet niet, of u 't bemerkt heeft, Mr. Cade, maar Mrs. Revel is een vrouw met buitengewoon aantrekkelijke manieren." „Dat heb ik zeker bemerkt," zei Anthony. Hij hief zijn hand op en keek op zijn arm bandhorloge. alk ben 't eens met jouw opinie over 't naar bed gaan, Battle," zei hij. „Aan een kwartier zwemmen in het meertje en een goed ontbijt hebben we op 't oogenblik méér." Hij liep met twee treden tegelijk de trap op en ging zijn slaapkamer binnen. Onder het fluiten van een vroolijk wijsje trok hij zijn smo king uit, sloeg zijn kamerjas om, hing een groo ten badhanddoek over zün arm en ging naar de deur. Maar opeens bleef hij stokstijf staan en staarde met groote oogen naar iets, dat op zijn tafel lag.... De eerste paar seconden kon hij zijn oogen niet gelooven. Hij nam het op, bekeek het.... Ja, 't was zoo, hij had zich niet vergist. Het voorwerp op het tafelkleed was het be wuste bundeltje brieven, de geheimschriftbrie- ven, onderteekend: Virginia Revel. Ja, ze waren er alle acht. Er ontbrak geen enkele aan. Anthony liet zich, mét de brieven in zijn hand, op een stoel neervallen. „Ik geloof, dat ik van m'n stokje ga," mom pelde hij. „Ik begrijp er niets meer van.... de heele geschiedenis is me een raadsel. Waarom verschijnen die brieven nu weer.net, of 't verdwijnen niets dan hokus-pokus geweest is? En wie heeft ze op die tafel gelegd? Waarom zijn ze daar gelegd?" HOOFDSTUK XXI HET VALIES VAN MR. ISAACSTEIN Dicnzelfden morgen, om tien uur, zaten Lord Caterham en zijn oudste dochter aan het ont bijt. Bundie keek voor haar doen heel ernstig. „Vader!" zei ze opeens. Lord Caterham was verdiept in een artikel in de „Times". Hij gaf geen antwoord. „Vader!" herhaalde ze, iets luider en met iets meer nadruk. Lord Caterham keek van zijn artikel over een aanstaanden verkoop van een aantal zeld zame, eerste-uitgaaf-exemplaren geïrriteerd en tegelijk verstoord op. „Hè," zei hij. „Zei Je wat?" „Ja. Wie heeft hier vanmorgen ontbeten?" Ter verduidelijking van die vraag wees ze, door een hoofdbeweging, op een plaats die blijk baar al bezet geweest was. „O, die hoe-heet-ie-ook-weer." „Dikke Issie?" Vader en dochter kenden elkaar wel zóó, dat ze de wederzijdsche niet bepaald complimen teuze aanduidingen dadelijk begrepen. „Ja, die." „En wat heb je vanmorgen met dien detective te bepraten gehad?" Lord Caterham zuchtte. „O, van allerlei! De vent wachtte me in de hall op. 'k Vind het buitengewoon onaangenaam. De uren voor het ontbijt moesten iemand heilig zijn. Mijn zenuwen kunnen...." Bundie viel hem onbarmhartig in de rede. „Wat had-ie te vertellen?" „Dat de menschen, die weg wilden, weg mochten." „Nou," zei Bundie, „dan zul je wel in je schik zijn. Dat wou je toch?" „Ja, als dat 't eenige was. Maar daarna zei hij, dat hij, ondanks dat, graag wou, dat ik iedereen vroeg om te blijven." „Daar begrijp ik niets van," zei Bundle met nadenkend gefronste wenkbrauwen. „Ik ook niet," beklaagde Lord Caterham zich. „Alles gewoon met elkaar in tegenspraak.... geen touw aan vast te knoopen. En dat vóór je ontbijt!" „Wat heb je geantwoord?" „Geantwoord! Ja gezegd, natuurlijk. Tegen sprekenals je met dat slag menschen te doen hebt, geeft toch niets. Vooral vóór 't ontbijt," herhaalde Lord Caterham zijn ergste grief, met een martelaarsgezicht. „En wie heb je tot dusver*uitgenoodigd?" „Cade. Was toevallig heel vroeg op. Hij blijft. Vind ik heelemaal niet erg. 't Is een eigenaar dig type, 'k begrijp hem niet goed, maar ik mag hem, ik mag hem graag." „Virginia ook," zei Bundie, terwijl ze met haar vork een patroon in het ontbijtservet graveerde. „Hè?" „En ik ook. Maar dat telt niet." „En dan heb ik Isaacstein gevraagd," ging Lord Caterham voort. „En?" „Die moet, jammer genoeg, weg.... Vergeet niet den auto voor den trein van 10.50 te bestel len." „Neen." „Als ik nu ook maar van Fish af kon komen," bedacht Lord Caterham hoopvol. „Ik dacht, dat Je met dien zoo genoeglijk over die muffe boeken, van je kon praten?" „Dat is ook zoo. Maar 't is verduiveld saai, hoor, als je aldoor in je eentje moet praten. Fish stelt heel veel belang in boeken en zoo, maar een eigen opinie heeft hij niet." „Beter aldoor te moeten praten dan aldoor te moeten luisteren, zooals met George!" be dacht Bundie luid-op. „En Virginia," vroeg ze verder. „Moet die ook blijven?" „Battle zei: allemaal!" „Allemaal!" met verheffing van stem. „Heeft u haar al gevraagd, om mijn stiefmoeder te worden?" „Neen, dat geeft toch niets, geloof ik," zei Lord Caterham neerslachtig. „Ze heeft gister avond wel: schat! tegen me gezegd. Maar dat heb je met dat soort aantrekkelijke jonge vrouwen. Ze zeggen alles en ze bedoelen er niets mee." „Neen," stemde Bundle toe. ,,'t Was beter, of eigenlijk, veel-belovender geweest, als ze je een schoen naar je hoofd gegooid had, of geprobeerd had, je te bijten." „Jullie moderne jonge vrouwen hebben zulke eigenaardige, onplezierige begrippen over 't hof- maken," zei Lord Caterham uit zijn humeur. „Dat komt door 't lezen van De Sheik," zei Bundie. „Liefde in de woestijnHij trok haar met een ruk uit haar zadel en wierp haar over zijn schouder...." „Wat is De Sheik?" voeg Lord Caterham naïef. „Een gedicht?" Bundie keek hem medelijdend aan. Dan stond ze op, kwam om de tafel naar hem toe, en gaf hem een zoen op het kruintje van zijn hoofd. „Goeie, ouwe vader," zei ze. Meteen liep ae naar het raam en sprong naar buiten. Lord Caterham begon, tevreden, opnieuw aan zijn verkoopartikel. „Goeden morgen, Lord Caterham." De eigenaar van „De Schoorsteenen" sprong van zijn stoel op. Hij had Mr. Fish niet hooren binnenkomen. „O, goeden morgen!" zei hij. „Goeden mor gen. Mooi weer vandaag." „Ja, 't weer is heerlijk," zei Mr. Fish. Hij schonk zich een kop thee in en nam twee stukjes geroosterd brood. „Is het waar, dat de quarantaine opgeheven is?" vroeg hij, na een paar minuten van stilte. „Dat we weg kunnen gaan, wanneer we willen?" „Ja, dat is te zeggen.ja!" zei Lord Cater ham. „De kwestie is, dat ik gehoopt had.... ik bedoel, 't zal me buitengewoon aangenaam zijn," zijn geweten dreef hem voort „als u nog wat wilt blijven." „Wel, Lord Caterham...." ,,'n Buitengewoon onplezierig bezoek geweest, ging Lord Caterham haastig voort, ,,'n Schande, werkelijk. Ik zoü 't best kunnen begrijpen, als d weg wou „U beoordeelt de zaak verkeerd," vond Fish. „Natuurlijk zijn er onaangename dingen ge beurd, 't zou dwaas zijn om dat te ontkennen. Maar het Engelsche buitenleven.... het ver blijf in een huis als dit trekt me verbazend aan. Dat kennen wij in Amerika niet. Daarom neem ik met 't meeste genoegen uw vriendelijke uit- noodiging aan.* (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10