Rusland en
Verre
Japan in
Oosten
het
Zijn Europeesche
verrassing
Md wï&aal den
Sociaal herstel
Frankrijk
Kabouter Flip en zijn vriendje Wip
in
Een uiteenzetting van
minister Pomaret
Een Duitsch staatsman
en spotter
F 750.-
F 250.-
DINSDAG 29 AUGUSTUS 1939
Moskou nog niet paraat
voor den oorlog
Het Geheim van de
zeven Schoorsteenen
door acatha christie
geen eten
TuS oaS I Honêer maar
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Meer dan ooit is' thans, nu de groote ver
rassing van het Duitsch-Russisch non-agressie-
pact over de wereld is gekomen, de verhouding
Van e'en Russischen beer tegenover de Rijzende
Zon van Japan de volle aandacht waard. Beide
groote mogenheden staan, tot de tanden ge
wapend, tegenover elkander in Mongolië. Een
der eerste regeeringsdac.en van Molotof, toen
hij Litwinof als Volkscommissaris van Buiten-
landsche Zaken opvolgde, was een waarschuwing
aan Japan.
Deze waarschuwing sprak hij uit in zijn
groote rede over de buitenlandsche politiek og
31 Mei 1.1., gehouden voor de Opperste Sovjets.
Hij waarschuwde Tokio, van eiken aanval op
Buiten-Mongolië zich te onthouden. Deze waar
schuwing trok maar weinig de aandacht in Wes
telijk Europa. Want heel de aandacht van a«
Europeesche publieke opinie was gericht op de
verklaringen van den nieuwen Russischen dig
nitaris in verband met ae pact-onderhande
lingen met Engeland en Frankrijk. Er was niet
veel bekend over oorlogshandelingen aan de
Mandsjoerijsch-Mongoolsche grenzen. Sedert
het sluiten van een verdrag aangaande de vis-
scherij scheen er tusschen Sovjet-Rusland en
Japan in het algemeen een groote ontspanning
te zijn ingetreden. En d'e spanning, die zich in
Tientsin tusschen Engeland en Japan ontwik
kelde, scheen er waarborg voor te zijn, dat Japan
zich er voor zou hoeden, ook nog Rusland als
tegenstander zich op oen hals te halen. Welis
waar waren den Russen geheime plannen der
Japansche legercommando's in het grensgebied
in handen gevallen en publiceerde de Russische
pers zulke documenten, o.a. een. van den com
mandeur der 23e divisie, generaal Kamazoebara,
Waarin het parool werd gegeven „de troepen van
Buiten-Mongolië in de streek van Kalchïn-Hol
te vernietigen", maar dit alles leek voornamelijk
het werk- van eenige eerzuchtige Japansche ge
neraals, wier bedreigingen niet al te ernstig
opgevat behoefden te worden. Een maand later
bemerkte de wereld, ciat de waarschuwingen
van Molotof het gevolg waren van aanzienlijke
oorlogshandelingen én aat reeds in het midden
Van Mei aan de Oostelijke grenzen van Buiten-
Mongolië botsingen hadden plaats gehad, die
alléén op grond van de merkwaardige verhou
dingen, welke nu eenmaal in het Verre Oosten
heerschen, niet als „oorlog" waren te be
schouwen.
Waarom Moskou en Tokio een maand hebben
gewacht, voordat zij iets over dezen stryd lie
ten verluiden, is niet bekend. Men kail zich
alleen aan de feiten houden, die daarin bestaan,
dat de Japanners op 11 Mei 1.1. de Russïsch-
Mongoolsche grenstroepen onverwacht over
vielen en terugdrongen. In de twee weken, die
daarop volgden, vonden voortdurend schermut
selingen plaats, die blijkbaar aan beide zijden
niet al te groote offers vergden. Op 28 Mei ge
lukte het echter aan twee Japansche vlieg
tuigen, twee vlieghavens van het Mongoolsche
leger bij verrassing met zulk succes te bom-
bardeeren, dat een deel der oorlogsvliegtuigen
in de havens zelf werd vernietigd. De phan-
tastische overwinningsberichten, die miaden
Juni door Japan de wereld werden ingezonden
en melding maakten van vernieling van zestig
vijandelijke vliegtuigen, hadden betrekking op
de vlieg-raid van 28 Mei. De aangegeven ge
tallen waren zeker overdreven, maar men kan
zich toch voorstellen, dat d'e Mongolen aan
zienlijke verliezen hadden geleden en dat Rus
sische strijdkrachten en vliegtuigen hun hulp
moesten bieden. Volgens Russische berichten
hebben de Japanners aan weer op 22 Juni 1.1.
met 120 vliegtuigen een nieuwen aanval onder
nomen op de Mongoolsche strategische posities,
Waarop 95 apparaten den strijd met hen aan
bonden en hen terugdreven. De Japanners
zouden groote verliezen hebben geleden. Een
hérde aanval had plaats op 24 Juni. Aan beide
zijden namen circa 60 vliegtuigen aan een ge
weldigen luchtstryd deel. Er zouden toen maar
twee Mongoolsch-Russische tegen 25 Japansch-
Mandsjoerijsche apparaten neergeschoten zijn.
Hoch de Russische, noch de Japansche cijfers
Z'jn in staat, eenig vertrouwen te wekken. Maar
er zijn toch gevolgtrekkingen te maken, die uit
sluitsel geven over de verhoudingen der strijd
krachten van Rusland en Japan.
Het schijnt op de eerste plaats een onweer
legbaar feit, dat Japan, dat op het gebied van
het vliegwezen niet met Rusland leek te kun-
hen concurreeren, niettegenstaande het groote
gebruik en verbruik van apparaten op het Chi-
heesche oorlogsterrein, toch nog aan de Rus
sische grenzen blijkbaar vliegeskaders heeft ge-
stationneerd, die 'in aantal zich met die der
Sovjets kunnen meten.
Aan de Russisch-Mongoolsche zijde ontbreekt
het oogenschijnlijk aan de noodzakelijke mili
taire paraatheid. De Iswestija heeft, klaarblij
kelijk op grond van de aan de Mandsjoerijsche
grenzen opgedane ervaringen, geklaagd, dat het
leger en vooral de hulpdienst, wat discipline
en waakzaamheid aangaat, nog veel te wen-
schen overlaten. Het is in ieder geval den Rus
sen nog niet gelukt, de soldaten van de „Mon
goolsche Volksrepubliek" zóó te drillen, dat zij
met succes stand kunnen houden tegen ce Ja
panners. Maar ook de eigenlijke Russische mili
tairen, die in het Verre Oosten op wacht staan,
hebben klaarblijkelijk absoluut niet de kwali
teiten der élitetroepen, welke de Sovjets bij ge
legenheid van manoeuvres en parades aan bui
tenlandsche waarnemers toonen. Wanneer in het
verloop der luchtkampen het den Russen ge
lukt is, op ae Japanners een overwicht te be
halen, dan bewijst dit nog in het geheel niet.
dat dit ook het geval zal zijn in een „echten"
oorlog en wanneer Japan de handen in China
vrij zou krijgen. Wanneer Japans doel is ge
weest, bij de verschillende aanvallen de oor-
logswaarde der Russische grenstroepen op de
proef te stellen, dan behoeft het, naar het
schijnt, met de gemaakte ervaringen niet on
tevreden te zijn.
Men zal nu moeten afwachten, hoe de situatie
zich ontwikkelt. Japanners maken er nu en
dan melding van, dat er een „algemeene oor
log" met de Russisch-Mongoolsche troepen aan
den gang is. Het valt niet te ontkennen, aat de
betrekkingen tusschen Rusland en Japan bui
tengewoon gespannen zijn, zoodat het op den
duur wel onmogelijk zal blijken, ae wederzijd-
sche conflicten op het Mandsjoerijsche grond
gebied te lokaliseeren. Begin Juli heeft de
Sovjet-regeering haar ambassadeur te Tokio.
Smetanin, naar Moskou laten komen. Het is
niet bekend geworden, of dit een protestactie
was tegen de overvallen van het Japansche
vliegwapen, of dat de ambassadeur alleen mon
deling rapport moest uitbrengen over de toe
spitsing der situatie.
Te zelfder tijd zijn de Russische autoriteiten
er toe overgegaan, de bepalingen van her
visscherijverdrag buitengewoon rigoreus uit te
leggen, den Japanners den toegang tot ver
schillende gedeelten van de zee, die vrij waren
gegeven, te weigeren en allerlei chicanes te
maken op het gebied van de industrieele uit
breiding op Sachalin. De kwestie der afbeta
lingen voor het afstaan van den Oost-Chi-
neeschen spoorweg is ook nog steeds niet op
gelost en zoo blijken de Japansch-Russisclie
betrekkingen in een stadium te verkeeren, dat
er zeer onvriendelijk uitziet.
Thans naderen wij de situatie, die ontstaan
is door het non-agressie-pact tusschen Stalm
en Hitier.
Onbekend met wat er in het geheim tusschen
Rusland en Duitschland zich afspeelde, stond
d'e wereld, gezien de moeilijkheden van Moskou
met Tokio, verbaasd over den tragen gang aer
onderhandelingen met Engeland en Frankrijk.
Het blijkt thans, dat de Russen absoluut riïet
tevreden zijn geweest over de voorstellen der
Westersche democratieën. In een geheel nieuw
licht komt thans te staan c'e aanval, dien Scho-
tanof, de machtige Leningradsche partijsecre
taris en voorzitter der Commissie voor Buiten
landsche Zaken bij de Opperste Sovjet, begin
Juli in de Prawda heeft ondernomen tegen het
pact met de Westelijke mogendheden. Deze
aanval liet duidelijk zien, dat in de communis
tische partij nog altijd sterke krachten aan
wezig waren, die niets moesten hebben van ver
bindingen met de Westelijke democratieën en er
niets voor voelden, medegesleept te worden in
conflicten met de autoritaire staten.
Nu is er een zekere opheldering gekomen.
Rusland wil neutraal blijven, waarschijnlijk met
d'e bedoeling, zijn krachten te sparen, om na
een eventueelen Europeeschen vernietigings
oorlog met frisschen moed beginnen aan de
eindelijke verwezenlijking der wereldrevolutie.
Zou Hitier dit dan heelemaal niet in overwe
ging hebben genomen?
Men heeft in Parijs en Londen een verkeerde
rekening gemaakt. Men had geloofd, dat de fa
tale ontwikkeling eer Russisch-Japansche be
trekkingen Moskou zou noodzaken het pact met
Engeland en Frankrijk te sluiten. De listige
Moskowieten hadden echter twee pijlen op hun
boog: ten eerste schijnt het Kremlin de ge
varen aan de Mongoolsche grenzen nog niet
accuut te vinden, zoodat het kan wachten, en
ten tweede was daar de zoete vogelaar von
Ribbentrop, die Rusland de kans bood, afzijdig
te blijven en wie weet wat voor voordeelen
te verkrijgen, welke de Westelijke democratieën
niet bieden konden of wilden.
En men vergete één ding nooit: stalin hij
heeft het herhaaldelijk uitdrukkelijk ver
klaard voelt zich heelemaal niet aangetrok
ken tot de democratie, wat volkomen begrij
pelijk is, want cpmmunisme en fascisme zijn in
wezen één, al gaat het eene dan links en het
andere rechts!
W. F.
LICHT TE BEGRIJPEN.
Stuurman „Ik zou wel willen weter.
hoe het komt, dat de kapitein altijd de
iuiste kaart trekt"
Men meldt ons:
De Fransche minister, van 4.rbeid, Charles Po
maret, deelde het persagentschap „Téléfrance"
het volgende mede:
De sociale vrede komt voort uit het economi
sche en politieke evenwicht van een land, en
Frankrijk beschikt, meer dan eenig ander land,
over de natuurlijke voorwaarden voor dit even
wicht.
Sociale vrede moet verdiend worden; hij is het
gevolg van de door het uitvoerend bewind na
gestreefde politiek en vloeit op zeer natuurlijke
wijze voort uit de maatregelen, die op een ge
geven moment genomen worden door diegenen,
die belast zijn met het behoud van dezen vrede.
De huidige sociale politiek der regeering is ge
baseerd op twee hoofdgedachten: verbetering
van de moreele situatie der arbeiders, en ont
wikkeling der productie.
De sociale wetgeving van 1936, die voor de
arbeiders een merkbare vooruitgang beduidde,
waaraan de regeering haar aandacht blijft be
steden, blijft de grondslag der sociale politiek
van het land, met alle regelingen, die noodzake
lijk zijn geworden door een bijna driejarige
praktijk en door den internationalen toestand.
Onnoodig te vermelden, dat de strijd tegen
de werkloosheid in het bijzonder een belang
rijke plaats inneemt tusschen de zorgen der
Fransche regeering.
Het lijdt geen twijfel dat de werkloosheid bijna
Onder de menschelijke ondernemin
gen, dit durf ik zonder overdrijving
zeggen, is er geen, die hooger en
edeler kan genoemd worden, dan de op
richting van een Universiteit.
Kardinaal Newman in zijn Lezing
over „Christendom en wetenschap
pelijk onderzoek".
permanent is geworden door de industrieele ont
wikkeling en de economische beroering, maar
men mag zich toch niet zonder meer bij deze
constateering neerleggen. De ervaring bewijst
dat, wanneer men de arbeidswetgeving soepeler
maakt op zoodanige wijze, dat de ondernemin
gen alle hun verstrekte opdrachten kunnnen aan
nemen zonder door een te nauw formalisme
belemmerd te worden, men bijdraagt tot een
algemeen herstel der economische activiteit, die
verbetering van het lot der arbeiders mede
brengt.
De werkloosheid in Frankrijk ij aan het da
len: een bestudeering der statistieken overtuigt
ons, dat het aantal volkomen werkloozen thans
ongeveer 15000 minder is dan in 1938. De ge
deeltelijke werkloosheid is van 18.38 pet. in 1938
teruggebracht op 10.53 pet. in 1939. Zeker, er
blijven nog 343.464 werkloozen over, maar de
regeering geeft zich moeite, werk voor hen te
vinden, dank zij beroepsreclasseering en bevor
dering in anderen werkkring. Sommige beroepen,
waarvan het nut langzamerhand verdwijnt door
nieuwe techniek, enz. zijn overstelpt. Wat moet
er gebeuren met deze nieuwe werkloozen, indien
men hun niet een vak leert, dat door de om
standigheden steeds meer werkgelegenheid
biedt? In een fabriek ontbreken b.v. experts;
waarom zou de fabriek niet zelf tot de vorming
van experts overgaan? De Fransche regeering be
steedt steeds belangrijker sommen gelds aan dit
reclasseerings- en bevorderingswerk. De ontwik
keling van deze politiek heeft niet alleen tot
gevolg dat de belanghebbende industrieën de
gespecialiseerde arbeiders, die zij noodig hadden,
in dienst kunnen nemen, maar kan bovendien
slechts een gunstigen invloed uitoefenen op de
werkloosheid.
Aan den anderen kant heeft de regeering niet
nagelaten, door ingrijpende hervormingen de ma-
terieele situatie der werkende klassen te verbe
teren. De familietoelagen maakten reeds het
onderwerp uit van een regeling. Teneinde het
gewicht der vaak zeer zware lasten te compen-
seeren, en te vermijden, dat deze lasten den fami
liegeest in Frankrijk aantasten, zijn de bestaande
teksten geregeld, en deze geven het ministerie
van Arbeid het recht, de toeslagen, waarop ieder
arbeider recht heeft zoodra hij een kind heeft,
te verhoogen; meer nog, om den familieband
nog te versterken, om de vrouw terug te bren
gen tot de lotsbestemming, die in de maatschap,
pij voor haar is weggelegd, wordt de aanwezig
heid der moeder in het gezin aangemoedigd
door verstrekking van bepaalde toelagen.
De regeering is vastbesloten door te gaan met
deze „gezinspolitiek", die bekrachtigd wordt in
de „Code de la familie", waarvoor de regeering
het initiatief genomen heeft. Tenslotte ishet
lot der oude arbeiders niet vergeten. Enkele
beroepen beschikken over een pensioenregeling:
de mijnwerkers b.v., wier pensioen kort geleden
verhoogd is. Maar de regeering stelt er prijs op,
dat alle financieel hulpbehoevende oude arbei
ders van pensioen gebruik kunnen maken, of zij
nu gesalarieerd of onafhankelijk zijn.
Frankrijk is op het oogenblik een reusachtige
werkplaats door zijn hersteld sociaal evenwicht,
door zijn economische activiteit, die zonder weer
ga zou zijn, indien zij niet al te vaak getroffen
werd door terugslagen der internationale span
ning."
Toen alles afgeladen en opgeborgen was,
ging de schildpad de feestzaal eens bekijken.
Hij roemde hun ijver en zei, dat hij alles
prachtig vond. Ook hij werd meteen op het
feest genoodigd.
Het bleek dat ze echter niet aan de verlich
ting gedacht hadden. De schildpad wist echter
raad. Ze zouden de postduif sturen naar het
andere einde van het bosch, om de glimwormen,
lichtkevers en vuurvliegen uit te noodigen.
De postduif was direct bereid om de licht
gevende diertjes uit te noodigen en ging meteen
op weg. Flip en Wip waren verrukt over het
wijze idee van den schildpad.
Wanneer men 's avonds om half zeven bij ge
trouwde menschen gevraagd wordt, dan ben je
ten eten gevraagd, zou ik zeggen. U is 't met
me eens? Dat dacht ik wel. Iedereen zal dat met
me eens zijn, behalve de' Rustenburgers. Deze
lieden, die ik tot dien merkwaardigen dag als
m'n vrienden beschouwde, hadden me tegen half
zeven uitgenoodigd. Ik kwam precies op tijd met
een ruiker dure bloemen in m'n hand en een
honger als een beer. En ik dacht: als we maar
niet eerst behoeven te praten en direct aan
tafel gaan.
We gingen door de kamer en ik drukte me
vrouw Rustenberg de dure bloemen in d'r hand
en keek zoekend rond naar de gedekte tafel.
Maar die was er niet.
M'n maag hield van schrik even op met kna
gen. Ik keek schuin door de half open schuif
deuren in de naaste kamer, maar zag geen spoor
van een aanstaand diner. Zoo'n boerenbedrog
had ik nog nooit meegemaakt! En daar laat je
nu je pantalon extra voor oppersen.
„We hebben een verrassing voor u," zei me
vrouw.
Ze had gelijk; ik was inderdaad verrast. Maar
hoe!
„We zullen u ons drielamptoestel laten hoo-
ren," ging ze voort. „Een pracht! U zult er van
opkijken!"
Een drielamptoestel, terwijl ik op een diner
met minstens drie gangen gerekend had!
Kwam er maar kortsluiting in dat toestel!
Maar enfin, ik besloot ongemerkt en bescheiden
het gesprek op eten te brengen
Mevrouw Rustenburg leidde me naar 't radio
toestel en schakelde in.
„Radio-Weenen!" riep een mannenstem. Mijn
heer, mevrouw en ik zonken in drie zetels en
spitsten onze ooren.
„Mooi zoo, Schubert!" zei ik. „Wat een genie
was die man! Wat een heerlijke liederen! Neem
b.v. z'n lied „De Forel". Je hoort er zoo de bo
tersaus boven uit!"
„Stil!" weerde Piet Rustenburg af. „Nu niet
praten. Luisteren, niets dan luisteren."
M'n eerste aanval was mislukt, maar ik was
niet ontmoedigd en begon opnieuw:
„Menschen, er gaat toch niets boven Schubert.
En als je dan nog weet hoe ellendig 't hem altijd
gegaan is. Hij had dikwijls niets te eten, niet
eens een broodje met ham. Ik kan me zoo le
vendig indenken, hoe iemand zich voelt, als hij
niet eens een broodje met ham
„Houd nu toch eens even je mond," foeterde
Rustenburg. „Waarom praat je er toch altijd
tusschen door? Interesseert de kunst je soms
niet?"
„Integendeel," antwoordde ik. Maar ik dacht:
„de kookkunst oneindig veel meer."
„Zet eens wat anders aan, manlief," verzocht I
mevrouw en gehoorzaam begon Piet met de
nummerborden te werken. Een oogenblik later
riep hij vol geestdrift:
„Stil! Daar heb je Parijs!"
Er brabbelde iemand iets in 't Fransch, maar
ik verstond er geen woord van.
„Kolossaal!" riep ik. ,„Je draait maar even
en je hebt Parijs Ik ben er eens geweest. Eend
vogel met appei-
moes, dat je daar i
gen ze me ieder
uur van den dag
voorzetten. Al-
leen aan die
etenstijden in Frankrijk heb ik me niet kunnen
wennen. Ik dineer altijd 's avonds tegen 7 uur."
„Wat is dat duidelijk hè?" glimlachte me
vrouw.
Ja, m'n wenk was heel duidelijk, ofschoon
kiesch en bescheiden. Maar die radio-maniak
ken begrepen me niet.
„Nu zal i k nog eens zoeken," zei mevrouw
weer en stapte naar het toestel.
Draaide ze den boel maar kapot, hoopte ik.
Die vrouwen kunnen soms zoo verrukkelijk on
handig zijn. Maar ze deed het goed. ofschoon
naar mijn zin verkeerd.
„BerlijnStuttgart, op golflengte 397." annon
ceerde mevrouw Rustenburg. „Nu hoort u de
Hongaarsche Rhapsodie no. 2 van Litszt."
„Hongarije!" riep ik. „Als ik 't woord hon
gerHongarije maar hoor, loopt de Tokayer
me al over de tanden. Dat is me eerst een
wijntje. Maarkoppig. Je moet er altijd wat
bij eten. Een biefstuk of zoo iets. Nou. een bief
stuk is altijd direct klaar. Je kunt hem op 't
gas bakken of
„Als je nu eens twee minuten je mond houdt!"
schreeuwde Piet; ,,'t is gewoon niet om uit te
houden."
Ik zweeg. Na de Rhapsodie kreeg ik Hilversum
voorgezet en ik prees de Gooische moppen, ver
volgens Huizen en ik zong een loflied op bok
king en makreel; Brussel, en ik roemde h?t ver
maarde Brusselsche lof; Frankfort en ik weidde
uit over knakworstjes; Rome en ik hield een
warm pleidooi voor macaroni r Berlijn en ik
verhief hemelhoog de Berliner leverworst, maar
te eten kreeg ik niets! Den heelen langen avond
met.
Thuis gekomtn, besloot ik m'n relaties met de
Rustenburgers te verbreken. En nu vertellen die
de heele stad rond dat er met mij geen ver
standig woord te spreken is; dat ik 't alleen en
altijd maar over eten heb en thuis zeker nooit
genoeg te bikken krijg.
(Nadruk verboden)
In deze bewogen tijden, d'e zooveel gelijkenis
beginnen te vertoonen met Augustus 1914, is
het interessant, nu en dan een staatsman in
het licht te plaatsen, die op de een of andere
wijze betrokken is geweest bij de voorgeschie
denis van den wereldoorlog (men zou reeds ge
neigd zijn te gaan spreken van den „eersten"
wereldoorlog). In het voor-oorlogsche Duitsch
land was een zekere Herr von Kiderlen Wach
ter eenigen tijd een invloedrijk minister, staats
secretaris aan Buitenlandsche Zaken van het
Keizerrijk in de jaren 19091912. In 1924 ver
scheen, als mémoires, een verzameling van bijna
duizend brieven van dezen man. Deze brieven
heeft de toenmalige minister geschreven aan
de dochter van een hoofdambtenaar in Meck
lenburg, met welke dame hij zeer bevriend was.
Hij had de gewoonte alles met haar te bespre
ken. Hij zond haar zelfs de brieven, die hij aan
de staatshoofden moest richten, ter beoordeeling
en vooral ter correctie. Hij deelde haar zelfs de
geheimste staatsgeheimen mede.
Kiderlen Wachter was een felle spotter. Alle
figuren in zijn mémoires hebben scherpe en
komieke bijnamen. Keizer Wilhelm heet de
Plotselinge, Btilow de Aal, von Bethmann Holl-
weg de Regenworm of de Buss- en Bethmann
en zoo voorts. Toen Kiderlen door Bethmann's
toedoen staats-secretaris van Buitenlandsche
Zaken was geworden, was de omsingeling van
Duitschland zoo goed als voltooid. Bethmann
hoopte, dat Kiderlen het klaar zou spelen, dezen
ring te breken en een betere verhouding met
Engeland te doen ontstaan. De „Nibelungen-
treue", die „in schimmernder Wehr" met Oos
tenrijk op den Balkan door dik en hun wilde
gaan, was niet naar den smaak van den Bal
Bülow als kanselier gehad, maar gevoelde zich
door hem na de geschiedenis van het interview
in de Daily Telegraph verraden en ontsloeg
hem. Kort daarop wees de keizer den koning
van Wurtemberg een plek aan in den tuin van
het Berlijnsche slot en zeide: „Hier heb ik dat
loeder (Bülow) weggejaagd!" Kiderlen merkt
daarbfj op: „Het verwondert mij alleen, dat
hij „dat loeder" tien jaren lang in zijn dienst
heeft gehouden. De zaak valt op hem zelf te
rug."
Tijdens zijn regeering ging de keizer ieder
jaar aan boord van zijn jacht, de „Hohenzol-
lern", langdurig op reis naar de Nocrsche fjor
den. Hij nam altijd eenige oude generaals mede.
Kiderlen vertelt nu, dat deze hofgeneraals eiken
morgen te zamen met den keizer op het dek
gymnastische oefeningen moesten maken. De
imperator had dan het grootste pleizier, wan
neer de oude bëenen der ongelukkige heeren
niet meekonden en dienst weigerden. Hij deelde
dan stooten uit, die door de „feige Gesellen im
Generalsuniform" devoot-dankbaar werden aan
vaard, met de gebalde vuist in den zak.
Karakteristiek voor den toenmaligen kroon
prins, onzen oud-gast op het voormalige eiland
Wieringen, is een brief, waarin deze Kiderlen
iets op politiek gebied voorstelt en om ophel
dering vraagt. Verontschuldigend voegt hij er
aan toe: „Aber ich bin vielleicht zu dumm".
Ook het uiterlijk van dezen brief .s karakteris
tiek. Hfj draagt aan den kop het portret van
een danseuse en de kroonprins begint zijn of-
ficieelen brief aan den minister: „Verzeihen Sie
dies blödsinnige Papier, aber ich habe kein an-
deres momentan."
In de mémoires van Kiderlen treedt weer
duidelijk aan het licht, hoe dol er tegen en
naast en door elkaar werd geregeerd onder het
bewind van Wilhelm II. Het is werkelijk een
raadsel in de geschiedenis van Duitschland, hoe
het zoo lang heeft kunnen duren, tot het onver
mijdelijke geschiedde. Bethmann en Kiderlen
dienen herhaaldelijk hun ontslag in. als de
keizer het te bont maakt, maar blijven dan toch
kan-kenner Kiderlen. Hy' had zeer juist inge- I maar weer. In 1911 bijvoorbeeld schrijft Beth-
zien, dat het blinde achternaloopen van Oosten
rijk voor Duitschland levensgevaarlijk was. Of
hij de sterke man was geweest om den wereld
oorlog tegen althans op te houden? Velen heb
ben het geloofd. Maar wy, buitenstaanders, zijn
toch eenigszins sceptisch: men moet namelijk
niet vergeten, dat Kiderlen de hoofdschuldige
was van den zoogenaamden „pantersprong naar
Agadir". De onvruchtbare Duitsche Marokko-
politiek joeg Frankrijk even sterk in het harnas
tegen Duitschland als de onvruchtbare vloot-
politiek Engeland. Onder dit gezichtspunt kon
den Kiderlen en Tirpitz elkander dus de hand
geveh. Over Tirpitz zegt Kiderlen: „Ik ben te
genstander van Tirpitz, omdat ik vrees, dat zijn
politiek ons den oorlog met Engeland zal bren
gen."
Kiderlen vertelt allerlei interessante histo
ries. Keizer Wilhelm had tien jaren lang Von
mann: „Deze heele politiek van den keizer is
eigenlijk zóó, dat ik haar niet meer kan mede
maken." Maar hij deed toch nog jaren mede,
tot 1917 toe.
Hoe was het ook mogelijk met Wilhelm te
werken, die de vreemdste dingen uithaalde. Dit
blijkt uit de acten, die het Ministerie van Bui
tenlandsche Zaken na den oorlog publiceerde.
Daarin verklaart de keizer, als hij hoort van
de ontwapeningsplannen van den tsaar: „Wenn
er mir das anbietet, schlage ich Ihn hinter
die Ohren". En als de besluiten der Haagsche
Vredesconferentie zijn genomen, kantteekent
Wilhelm, daarmede heel de arbitragegedachte
verwerpend, dat hij alleen vertrouwt op God
en zijn scherp zwaard, er ruw aan toevoegend:
„En ik sch(de keizer schreef het woord
voluit) op al die besluiten."
Maar de ministers bleven.
«TT in A U/^TVnVTtr'C op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen T"* W /"V bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
J\ I .1 .r. f\ IJl, JI^S IN Üi O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen T ÖU»" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen 1 f UI/»* doodelilken afloop
bij een ongeval met
bfl verlies van een hand.
een oog.
64
Dat voorstel vond algemeene instemming.
*Iet lambrizeering-paneel was dicht gevallen,
blaar Bundie wees hun, hoe het van binnenuit
Geopend werd. Daarna bracht ze haar les in
ftactyk, trok het paneel open en sprong over
06 plint heen. Met een bons kwam ze op den
Parketvloer van do vergaderzaal neer.
>,Verbarstte Caterham, die in een van
fauteuils had zitten dutten, verschrikt uit.
„Arme vader!" beklaagde Bundie hem. „Heb
je zóó aan het schrikken gemaakt?"
„Ik begrijp niet," mompelde Lord Caterham,
„daarom niemand tegenwoordig na het eten
riistig, 'ns echt rustig op zijn gemak wil of kan
ritten Dat is een kunst, die ze verleerd zijn.
e Schoorsteenen is toch waarachtig groot
genoeg, maai' toch heb je geen enkele kamer.
™aar je nu zeker absoluut zeker kunt zijn.
J'at .'ie niet gestoord wordt. Genade, met z'n
loevelen zijn jullie wel? Doet me denken aan
®le kindervoorstellingen, waar ik a's jongen
aar toe mocht in elk bedriif kwamen heele
legers van duiveltjes uit een luik, midden in
den vloer."
„Duiveltje nummer zeven," zei Virginia
terwijl ze naar hem toeging en hem over zijn
haar streek. „Kom, wees maar niet boos. We
zijn aan het geheime gangen onderzoeken,
anders niet."
„Jullie hebben vandaag allemaal geheime
gangen in jullie hoofd, gewoonweg een rage,"
mopperde Lord Caterham, nog steeds uitzijn
humeur, voort. „Vanmorgen die Fishliet
me gewoonweg niet met rust, voor ik ze 'm had
laten zien."
„Wanneer was dat?" vroeg Battle scherp.
„Even vóór de lunch. Blijkbaar had hij van
deze hier gehoord. Ik heb ze 'm laten zien en
daarna heb ik 'm mee naar boven genomen en
hem de gang by de Witte Galerij en de ge
heime bergplaats óók laten zien. Niet, dat hij
zóó enthousiast was. Boven had hij er al meer
dan genoeg van. Maar wie A gezegd heeft,
moet ook B zeggen, vind ik, en daarom heb
ik net gedaan of ik niets merkte." Lord Cater
ham grinnikte van plezier bij de herinnering.
Anthony legde zijn hand op den arm van
Lemoine.
„Ga even mee naar buiten," verzocht hjj
kortaf. „Ik heb u iets te zeggen."
Lemoine knikte toestemmend. Samen gin
gen ze de bewuste middelste deur uit en kwa
men zoo op het terras. Bij de trap naar den
rozentuin bleef Anthony staan en haalde het
stuk papier, dat Boris hem geen drie uur te
voren gegeven had, uit zijn zak.
„Hier," zei hy. „Heeft u dit laten vallen?"
Lemoine nam het van hem aan en bekeek
het opmerkzaam.
„Neen," zei hij. „Ik heb 't zelfs nooit eerder
gezien. Waarom?"
„Bent u daar zeker van?"
„Ja, absoluut zeker, monsieur."
„Dat is héél eigenaardig."
Hij vertelde Lemoine, wat Boris by het
overhandigen van het papiertje had gezegd.
Lemoine luisterde aandachtig.
„Neen, ik heb 't niet laten vallen. U zegt, dat
hij het in dat boschje daar gevonden heeft?"
„Dat leidde ik uit zijn woorden af. Gezegd
heeft hij het niet."
„Misschien is het uit het valies van Isaac-
stein gewaaid. Er was nogal wind vanmorgen,
't Probleem Boris voor de tweede maal." Hij
gaf Anthony het stukje papier terug. En na
even zwijgend nadenken zei hij: „Wat weet u
eigenlijk' van dien man Boris af?"
Anthony haalde zijn schouders op.
„Ik zelf niets. Ik heb aangenomen, wat de
anderen me verteld hebben: dat 't de lijf
knecht van prins Michaël was."
,,'t Kan zijn, dat het zoo is. Maar ik zou
graag zien, dat u het onderzocht. Vraag
iemand, die 't weten kan, baron Lolopretjzyl,
bijvoorbeeld. Misschien was de man pas een
paar weken in zijn tegenwoordigen dienst. Ik
voor mij geloof, dat hij eerlijk is. Maar je kunt
nooit weten. Ik acht koning Victor bijvoorbeeld
best in staat, om zich in een ommezien in een
vertrouwden bediende te veranderen."
„Gelooft u werkelijk
Lemoine viel hem in de rede.
„Ik zal eerlijk met u spreken: koning Vic
tor is een soort van obsessie voor mij. Ik zie
hem overal en in iedereen. Op het oogenblik
bijvoorbeeld, sta ik me af te vragen: zou
niet mogelijk zijn, dat die man, met wien ik
sta te praten, die Mr. Cade, koning Victor is?"
„U heeft 't leelijk te pakken!"
„Wat kan mij dien diamant schelen? Wat kan
mij 't schelen, of de moordenaar van prins
Michaël ontdekt wordt, ja of neen? Die kwes-
"ties komen voor mij pas in de tweede plaats
en die laat ik daarom aan m'n collega's van
Scotland Yard over. Ik ben naar Engeland ge>
komen met slechts één doel voor oogen en dat
doel is: koning Victor te arresteeren. Al het
andere komt er voor mij niets op aan."
„En denkt u, dat het u gelukken zal?"
vroeg Anthony, terwijl hij een sigaret opstak.
„Hoe kan ik dat vooruit zeggen," zei
Lemoine, opeens neerslachtig.
„Mm," zei Anthony.
Onder het praten waren ze tot de vergader
zaal teruggeloopen. Voor een van de open
slaande deuren stond Battle; een Battle te
oordeelen naar zijn gezicht en houding dien
het niet naar den vleeze ging.
„Kijk dien armen Battle daar staan," zei
Anthony. „Laten we naar binnen gaan en hem
wat opvroolijken." Hij bleef staan, keerde zich
naar Lemoine en zei: „U bent feitelyk toch
óók een eigenaardig type, monsieur Lemoine."
„In welk opzicht, Mr. Cade?"
„Wel," zei Anthony, „als ik u geweest was,
zou ik het adres, dat ik u heb laten zien, be
slist opgeschreven hebben, 't Kan ziin. dat het
absoluut waardeloos isMaar aan den
anderen kant kan 't zeer belangrijk zijn."
Lemoine keek hem een poos lang strak aan.
Dan schoof hy, met even een glimlach, zijn
linkermouw iets omhoog en liet Anthony zijn
manchet zien. Op het witte gesteven linnen
stond in potloodschrift: „Hursmere, Langly-
Road, Dover."
„Mijn excuus," zei Anthony. „Ik heb u
onderschat."
Hy knikte Lemoine vriendschappelijk toe en
wandelde op rechercheur Battle af.
„Wat sta jij daar ernstig te kijken, Battle,"
begon hij.
„Veel dingen om over te denken, Mr. Cade."
„Ja, dat kan ik me begrijpen."
„De zaak marcheert niet, Mr. Cadede
deelen passen niet in elkaar."
„Ja, dat is een lamme boel," zei Anthony
meewarig. „Maarging hij opgewekt voort,
„als ik jou was, zou ik me er niets van aan
trekken. Als je geen raad meer weet, kan je
mij altijd arresteeren. Je hebt mijn voetaf
drukken, vergeet dat niet!"
Maar rechercheur Battle's hoofd stond niet
naar schertsen.
.Heeft u misschien, naar uw weten, vijanden
hier in de buurt, Mr. Cade?" vroeg hij.
„Ik heb den indruk gekregen, dat een van
de bedienden me niet mag," zei A-nthony non
chalant. „Hij haalt 's middags de gekste
manoeuvres uit, om me de lekkerste groente
niet te hoeven presenteeren. Waarom?"
.Ze beginnen met anonieme brieven," zei
rechercheur Battle. „Of eigenlijk, om precies
te zijn, met één anoniemen brief."
„Over mij?"
Bij wijze van antwoord, haalde Battle een
opgevouwen briefpapier uit zijn zak en stak
het Anthony toe. Anthony vouwde het open en
las:
„Pas op voor Cade. Hij is niet, die hij lijkt."
Anthony gaf het met een onverschillig
schouderophalen terug.
„Niets anders? Kop op, Battle! Misschien
ben ik wel de een of andere koning-incog-
nito."
Opgewekt fluitend ging hij het huis in, liep
de hal door en ging de trap op naar zijn
kamer. Maar mét het sluiten van zijn kamer
deur veranderde zijn gezicht. Het werd ernstig,
bijna streng. Hij ging op den rand van zijn bed
zitten en staarde in gedachten vóór zich uit.
,,'t Begint er leelijk uit te zien," mompelde
hij na een poos. „We moeten handelen. Maar
't is verduiveld onaangenaam
Nog een minuut of vijf bleef hij in dezelfde
houding zitten, dan stond hij op en liep lang
zaam naar het raam. Daar bleef hij staan en
keek, zonder in het bijzonder op iets te letten,
naar buiten. Maar opeens kreeg zijn blik een
richting. Hij kneep zyn oogen half dicht en
tuurdeEn hoe langer hij tuurde, hoe meer
zijn gezicht oplichtte.
(Wordt vervolgd)