Rusland en Verre Japan in Oosten het Zijn Europeesche verrassing Md wï&aal den Sociaal herstel Frankrijk Kabouter Flip en zijn vriendje Wip in Een uiteenzetting van minister Pomaret Een Duitsch staatsman en spotter F 750.- F 250.- DINSDAG 29 AUGUSTUS 1939 Moskou nog niet paraat voor den oorlog Het Geheim van de zeven Schoorsteenen door acatha christie geen eten TuS oaS I Honêer maar AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Meer dan ooit is' thans, nu de groote ver rassing van het Duitsch-Russisch non-agressie- pact over de wereld is gekomen, de verhouding Van e'en Russischen beer tegenover de Rijzende Zon van Japan de volle aandacht waard. Beide groote mogenheden staan, tot de tanden ge wapend, tegenover elkander in Mongolië. Een der eerste regeeringsdac.en van Molotof, toen hij Litwinof als Volkscommissaris van Buiten- landsche Zaken opvolgde, was een waarschuwing aan Japan. Deze waarschuwing sprak hij uit in zijn groote rede over de buitenlandsche politiek og 31 Mei 1.1., gehouden voor de Opperste Sovjets. Hij waarschuwde Tokio, van eiken aanval op Buiten-Mongolië zich te onthouden. Deze waar schuwing trok maar weinig de aandacht in Wes telijk Europa. Want heel de aandacht van a« Europeesche publieke opinie was gericht op de verklaringen van den nieuwen Russischen dig nitaris in verband met ae pact-onderhande lingen met Engeland en Frankrijk. Er was niet veel bekend over oorlogshandelingen aan de Mandsjoerijsch-Mongoolsche grenzen. Sedert het sluiten van een verdrag aangaande de vis- scherij scheen er tusschen Sovjet-Rusland en Japan in het algemeen een groote ontspanning te zijn ingetreden. En d'e spanning, die zich in Tientsin tusschen Engeland en Japan ontwik kelde, scheen er waarborg voor te zijn, dat Japan zich er voor zou hoeden, ook nog Rusland als tegenstander zich op oen hals te halen. Welis waar waren den Russen geheime plannen der Japansche legercommando's in het grensgebied in handen gevallen en publiceerde de Russische pers zulke documenten, o.a. een. van den com mandeur der 23e divisie, generaal Kamazoebara, Waarin het parool werd gegeven „de troepen van Buiten-Mongolië in de streek van Kalchïn-Hol te vernietigen", maar dit alles leek voornamelijk het werk- van eenige eerzuchtige Japansche ge neraals, wier bedreigingen niet al te ernstig opgevat behoefden te worden. Een maand later bemerkte de wereld, ciat de waarschuwingen van Molotof het gevolg waren van aanzienlijke oorlogshandelingen én aat reeds in het midden Van Mei aan de Oostelijke grenzen van Buiten- Mongolië botsingen hadden plaats gehad, die alléén op grond van de merkwaardige verhou dingen, welke nu eenmaal in het Verre Oosten heerschen, niet als „oorlog" waren te be schouwen. Waarom Moskou en Tokio een maand hebben gewacht, voordat zij iets over dezen stryd lie ten verluiden, is niet bekend. Men kail zich alleen aan de feiten houden, die daarin bestaan, dat de Japanners op 11 Mei 1.1. de Russïsch- Mongoolsche grenstroepen onverwacht over vielen en terugdrongen. In de twee weken, die daarop volgden, vonden voortdurend schermut selingen plaats, die blijkbaar aan beide zijden niet al te groote offers vergden. Op 28 Mei ge lukte het echter aan twee Japansche vlieg tuigen, twee vlieghavens van het Mongoolsche leger bij verrassing met zulk succes te bom- bardeeren, dat een deel der oorlogsvliegtuigen in de havens zelf werd vernietigd. De phan- tastische overwinningsberichten, die miaden Juni door Japan de wereld werden ingezonden en melding maakten van vernieling van zestig vijandelijke vliegtuigen, hadden betrekking op de vlieg-raid van 28 Mei. De aangegeven ge tallen waren zeker overdreven, maar men kan zich toch voorstellen, dat d'e Mongolen aan zienlijke verliezen hadden geleden en dat Rus sische strijdkrachten en vliegtuigen hun hulp moesten bieden. Volgens Russische berichten hebben de Japanners aan weer op 22 Juni 1.1. met 120 vliegtuigen een nieuwen aanval onder nomen op de Mongoolsche strategische posities, Waarop 95 apparaten den strijd met hen aan bonden en hen terugdreven. De Japanners zouden groote verliezen hebben geleden. Een hérde aanval had plaats op 24 Juni. Aan beide zijden namen circa 60 vliegtuigen aan een ge weldigen luchtstryd deel. Er zouden toen maar twee Mongoolsch-Russische tegen 25 Japansch- Mandsjoerijsche apparaten neergeschoten zijn. Hoch de Russische, noch de Japansche cijfers Z'jn in staat, eenig vertrouwen te wekken. Maar er zijn toch gevolgtrekkingen te maken, die uit sluitsel geven over de verhoudingen der strijd krachten van Rusland en Japan. Het schijnt op de eerste plaats een onweer legbaar feit, dat Japan, dat op het gebied van het vliegwezen niet met Rusland leek te kun- hen concurreeren, niettegenstaande het groote gebruik en verbruik van apparaten op het Chi- heesche oorlogsterrein, toch nog aan de Rus sische grenzen blijkbaar vliegeskaders heeft ge- stationneerd, die 'in aantal zich met die der Sovjets kunnen meten. Aan de Russisch-Mongoolsche zijde ontbreekt het oogenschijnlijk aan de noodzakelijke mili taire paraatheid. De Iswestija heeft, klaarblij kelijk op grond van de aan de Mandsjoerijsche grenzen opgedane ervaringen, geklaagd, dat het leger en vooral de hulpdienst, wat discipline en waakzaamheid aangaat, nog veel te wen- schen overlaten. Het is in ieder geval den Rus sen nog niet gelukt, de soldaten van de „Mon goolsche Volksrepubliek" zóó te drillen, dat zij met succes stand kunnen houden tegen ce Ja panners. Maar ook de eigenlijke Russische mili tairen, die in het Verre Oosten op wacht staan, hebben klaarblijkelijk absoluut niet de kwali teiten der élitetroepen, welke de Sovjets bij ge legenheid van manoeuvres en parades aan bui tenlandsche waarnemers toonen. Wanneer in het verloop der luchtkampen het den Russen ge lukt is, op ae Japanners een overwicht te be halen, dan bewijst dit nog in het geheel niet. dat dit ook het geval zal zijn in een „echten" oorlog en wanneer Japan de handen in China vrij zou krijgen. Wanneer Japans doel is ge weest, bij de verschillende aanvallen de oor- logswaarde der Russische grenstroepen op de proef te stellen, dan behoeft het, naar het schijnt, met de gemaakte ervaringen niet on tevreden te zijn. Men zal nu moeten afwachten, hoe de situatie zich ontwikkelt. Japanners maken er nu en dan melding van, dat er een „algemeene oor log" met de Russisch-Mongoolsche troepen aan den gang is. Het valt niet te ontkennen, aat de betrekkingen tusschen Rusland en Japan bui tengewoon gespannen zijn, zoodat het op den duur wel onmogelijk zal blijken, ae wederzijd- sche conflicten op het Mandsjoerijsche grond gebied te lokaliseeren. Begin Juli heeft de Sovjet-regeering haar ambassadeur te Tokio. Smetanin, naar Moskou laten komen. Het is niet bekend geworden, of dit een protestactie was tegen de overvallen van het Japansche vliegwapen, of dat de ambassadeur alleen mon deling rapport moest uitbrengen over de toe spitsing der situatie. Te zelfder tijd zijn de Russische autoriteiten er toe overgegaan, de bepalingen van her visscherijverdrag buitengewoon rigoreus uit te leggen, den Japanners den toegang tot ver schillende gedeelten van de zee, die vrij waren gegeven, te weigeren en allerlei chicanes te maken op het gebied van de industrieele uit breiding op Sachalin. De kwestie der afbeta lingen voor het afstaan van den Oost-Chi- neeschen spoorweg is ook nog steeds niet op gelost en zoo blijken de Japansch-Russisclie betrekkingen in een stadium te verkeeren, dat er zeer onvriendelijk uitziet. Thans naderen wij de situatie, die ontstaan is door het non-agressie-pact tusschen Stalm en Hitier. Onbekend met wat er in het geheim tusschen Rusland en Duitschland zich afspeelde, stond d'e wereld, gezien de moeilijkheden van Moskou met Tokio, verbaasd over den tragen gang aer onderhandelingen met Engeland en Frankrijk. Het blijkt thans, dat de Russen absoluut riïet tevreden zijn geweest over de voorstellen der Westersche democratieën. In een geheel nieuw licht komt thans te staan c'e aanval, dien Scho- tanof, de machtige Leningradsche partijsecre taris en voorzitter der Commissie voor Buiten landsche Zaken bij de Opperste Sovjet, begin Juli in de Prawda heeft ondernomen tegen het pact met de Westelijke mogendheden. Deze aanval liet duidelijk zien, dat in de communis tische partij nog altijd sterke krachten aan wezig waren, die niets moesten hebben van ver bindingen met de Westelijke democratieën en er niets voor voelden, medegesleept te worden in conflicten met de autoritaire staten. Nu is er een zekere opheldering gekomen. Rusland wil neutraal blijven, waarschijnlijk met d'e bedoeling, zijn krachten te sparen, om na een eventueelen Europeeschen vernietigings oorlog met frisschen moed beginnen aan de eindelijke verwezenlijking der wereldrevolutie. Zou Hitier dit dan heelemaal niet in overwe ging hebben genomen? Men heeft in Parijs en Londen een verkeerde rekening gemaakt. Men had geloofd, dat de fa tale ontwikkeling eer Russisch-Japansche be trekkingen Moskou zou noodzaken het pact met Engeland en Frankrijk te sluiten. De listige Moskowieten hadden echter twee pijlen op hun boog: ten eerste schijnt het Kremlin de ge varen aan de Mongoolsche grenzen nog niet accuut te vinden, zoodat het kan wachten, en ten tweede was daar de zoete vogelaar von Ribbentrop, die Rusland de kans bood, afzijdig te blijven en wie weet wat voor voordeelen te verkrijgen, welke de Westelijke democratieën niet bieden konden of wilden. En men vergete één ding nooit: stalin hij heeft het herhaaldelijk uitdrukkelijk ver klaard voelt zich heelemaal niet aangetrok ken tot de democratie, wat volkomen begrij pelijk is, want cpmmunisme en fascisme zijn in wezen één, al gaat het eene dan links en het andere rechts! W. F. LICHT TE BEGRIJPEN. Stuurman „Ik zou wel willen weter. hoe het komt, dat de kapitein altijd de iuiste kaart trekt" Men meldt ons: De Fransche minister, van 4.rbeid, Charles Po maret, deelde het persagentschap „Téléfrance" het volgende mede: De sociale vrede komt voort uit het economi sche en politieke evenwicht van een land, en Frankrijk beschikt, meer dan eenig ander land, over de natuurlijke voorwaarden voor dit even wicht. Sociale vrede moet verdiend worden; hij is het gevolg van de door het uitvoerend bewind na gestreefde politiek en vloeit op zeer natuurlijke wijze voort uit de maatregelen, die op een ge geven moment genomen worden door diegenen, die belast zijn met het behoud van dezen vrede. De huidige sociale politiek der regeering is ge baseerd op twee hoofdgedachten: verbetering van de moreele situatie der arbeiders, en ont wikkeling der productie. De sociale wetgeving van 1936, die voor de arbeiders een merkbare vooruitgang beduidde, waaraan de regeering haar aandacht blijft be steden, blijft de grondslag der sociale politiek van het land, met alle regelingen, die noodzake lijk zijn geworden door een bijna driejarige praktijk en door den internationalen toestand. Onnoodig te vermelden, dat de strijd tegen de werkloosheid in het bijzonder een belang rijke plaats inneemt tusschen de zorgen der Fransche regeering. Het lijdt geen twijfel dat de werkloosheid bijna Onder de menschelijke ondernemin gen, dit durf ik zonder overdrijving zeggen, is er geen, die hooger en edeler kan genoemd worden, dan de op richting van een Universiteit. Kardinaal Newman in zijn Lezing over „Christendom en wetenschap pelijk onderzoek". permanent is geworden door de industrieele ont wikkeling en de economische beroering, maar men mag zich toch niet zonder meer bij deze constateering neerleggen. De ervaring bewijst dat, wanneer men de arbeidswetgeving soepeler maakt op zoodanige wijze, dat de ondernemin gen alle hun verstrekte opdrachten kunnnen aan nemen zonder door een te nauw formalisme belemmerd te worden, men bijdraagt tot een algemeen herstel der economische activiteit, die verbetering van het lot der arbeiders mede brengt. De werkloosheid in Frankrijk ij aan het da len: een bestudeering der statistieken overtuigt ons, dat het aantal volkomen werkloozen thans ongeveer 15000 minder is dan in 1938. De ge deeltelijke werkloosheid is van 18.38 pet. in 1938 teruggebracht op 10.53 pet. in 1939. Zeker, er blijven nog 343.464 werkloozen over, maar de regeering geeft zich moeite, werk voor hen te vinden, dank zij beroepsreclasseering en bevor dering in anderen werkkring. Sommige beroepen, waarvan het nut langzamerhand verdwijnt door nieuwe techniek, enz. zijn overstelpt. Wat moet er gebeuren met deze nieuwe werkloozen, indien men hun niet een vak leert, dat door de om standigheden steeds meer werkgelegenheid biedt? In een fabriek ontbreken b.v. experts; waarom zou de fabriek niet zelf tot de vorming van experts overgaan? De Fransche regeering be steedt steeds belangrijker sommen gelds aan dit reclasseerings- en bevorderingswerk. De ontwik keling van deze politiek heeft niet alleen tot gevolg dat de belanghebbende industrieën de gespecialiseerde arbeiders, die zij noodig hadden, in dienst kunnen nemen, maar kan bovendien slechts een gunstigen invloed uitoefenen op de werkloosheid. Aan den anderen kant heeft de regeering niet nagelaten, door ingrijpende hervormingen de ma- terieele situatie der werkende klassen te verbe teren. De familietoelagen maakten reeds het onderwerp uit van een regeling. Teneinde het gewicht der vaak zeer zware lasten te compen- seeren, en te vermijden, dat deze lasten den fami liegeest in Frankrijk aantasten, zijn de bestaande teksten geregeld, en deze geven het ministerie van Arbeid het recht, de toeslagen, waarop ieder arbeider recht heeft zoodra hij een kind heeft, te verhoogen; meer nog, om den familieband nog te versterken, om de vrouw terug te bren gen tot de lotsbestemming, die in de maatschap, pij voor haar is weggelegd, wordt de aanwezig heid der moeder in het gezin aangemoedigd door verstrekking van bepaalde toelagen. De regeering is vastbesloten door te gaan met deze „gezinspolitiek", die bekrachtigd wordt in de „Code de la familie", waarvoor de regeering het initiatief genomen heeft. Tenslotte ishet lot der oude arbeiders niet vergeten. Enkele beroepen beschikken over een pensioenregeling: de mijnwerkers b.v., wier pensioen kort geleden verhoogd is. Maar de regeering stelt er prijs op, dat alle financieel hulpbehoevende oude arbei ders van pensioen gebruik kunnen maken, of zij nu gesalarieerd of onafhankelijk zijn. Frankrijk is op het oogenblik een reusachtige werkplaats door zijn hersteld sociaal evenwicht, door zijn economische activiteit, die zonder weer ga zou zijn, indien zij niet al te vaak getroffen werd door terugslagen der internationale span ning." Toen alles afgeladen en opgeborgen was, ging de schildpad de feestzaal eens bekijken. Hij roemde hun ijver en zei, dat hij alles prachtig vond. Ook hij werd meteen op het feest genoodigd. Het bleek dat ze echter niet aan de verlich ting gedacht hadden. De schildpad wist echter raad. Ze zouden de postduif sturen naar het andere einde van het bosch, om de glimwormen, lichtkevers en vuurvliegen uit te noodigen. De postduif was direct bereid om de licht gevende diertjes uit te noodigen en ging meteen op weg. Flip en Wip waren verrukt over het wijze idee van den schildpad. Wanneer men 's avonds om half zeven bij ge trouwde menschen gevraagd wordt, dan ben je ten eten gevraagd, zou ik zeggen. U is 't met me eens? Dat dacht ik wel. Iedereen zal dat met me eens zijn, behalve de' Rustenburgers. Deze lieden, die ik tot dien merkwaardigen dag als m'n vrienden beschouwde, hadden me tegen half zeven uitgenoodigd. Ik kwam precies op tijd met een ruiker dure bloemen in m'n hand en een honger als een beer. En ik dacht: als we maar niet eerst behoeven te praten en direct aan tafel gaan. We gingen door de kamer en ik drukte me vrouw Rustenberg de dure bloemen in d'r hand en keek zoekend rond naar de gedekte tafel. Maar die was er niet. M'n maag hield van schrik even op met kna gen. Ik keek schuin door de half open schuif deuren in de naaste kamer, maar zag geen spoor van een aanstaand diner. Zoo'n boerenbedrog had ik nog nooit meegemaakt! En daar laat je nu je pantalon extra voor oppersen. „We hebben een verrassing voor u," zei me vrouw. Ze had gelijk; ik was inderdaad verrast. Maar hoe! „We zullen u ons drielamptoestel laten hoo- ren," ging ze voort. „Een pracht! U zult er van opkijken!" Een drielamptoestel, terwijl ik op een diner met minstens drie gangen gerekend had! Kwam er maar kortsluiting in dat toestel! Maar enfin, ik besloot ongemerkt en bescheiden het gesprek op eten te brengen Mevrouw Rustenburg leidde me naar 't radio toestel en schakelde in. „Radio-Weenen!" riep een mannenstem. Mijn heer, mevrouw en ik zonken in drie zetels en spitsten onze ooren. „Mooi zoo, Schubert!" zei ik. „Wat een genie was die man! Wat een heerlijke liederen! Neem b.v. z'n lied „De Forel". Je hoort er zoo de bo tersaus boven uit!" „Stil!" weerde Piet Rustenburg af. „Nu niet praten. Luisteren, niets dan luisteren." M'n eerste aanval was mislukt, maar ik was niet ontmoedigd en begon opnieuw: „Menschen, er gaat toch niets boven Schubert. En als je dan nog weet hoe ellendig 't hem altijd gegaan is. Hij had dikwijls niets te eten, niet eens een broodje met ham. Ik kan me zoo le vendig indenken, hoe iemand zich voelt, als hij niet eens een broodje met ham „Houd nu toch eens even je mond," foeterde Rustenburg. „Waarom praat je er toch altijd tusschen door? Interesseert de kunst je soms niet?" „Integendeel," antwoordde ik. Maar ik dacht: „de kookkunst oneindig veel meer." „Zet eens wat anders aan, manlief," verzocht I mevrouw en gehoorzaam begon Piet met de nummerborden te werken. Een oogenblik later riep hij vol geestdrift: „Stil! Daar heb je Parijs!" Er brabbelde iemand iets in 't Fransch, maar ik verstond er geen woord van. „Kolossaal!" riep ik. ,„Je draait maar even en je hebt Parijs Ik ben er eens geweest. Eend vogel met appei- moes, dat je daar i gen ze me ieder uur van den dag voorzetten. Al- leen aan die etenstijden in Frankrijk heb ik me niet kunnen wennen. Ik dineer altijd 's avonds tegen 7 uur." „Wat is dat duidelijk hè?" glimlachte me vrouw. Ja, m'n wenk was heel duidelijk, ofschoon kiesch en bescheiden. Maar die radio-maniak ken begrepen me niet. „Nu zal i k nog eens zoeken," zei mevrouw weer en stapte naar het toestel. Draaide ze den boel maar kapot, hoopte ik. Die vrouwen kunnen soms zoo verrukkelijk on handig zijn. Maar ze deed het goed. ofschoon naar mijn zin verkeerd. „BerlijnStuttgart, op golflengte 397." annon ceerde mevrouw Rustenburg. „Nu hoort u de Hongaarsche Rhapsodie no. 2 van Litszt." „Hongarije!" riep ik. „Als ik 't woord hon gerHongarije maar hoor, loopt de Tokayer me al over de tanden. Dat is me eerst een wijntje. Maarkoppig. Je moet er altijd wat bij eten. Een biefstuk of zoo iets. Nou. een bief stuk is altijd direct klaar. Je kunt hem op 't gas bakken of „Als je nu eens twee minuten je mond houdt!" schreeuwde Piet; ,,'t is gewoon niet om uit te houden." Ik zweeg. Na de Rhapsodie kreeg ik Hilversum voorgezet en ik prees de Gooische moppen, ver volgens Huizen en ik zong een loflied op bok king en makreel; Brussel, en ik roemde h?t ver maarde Brusselsche lof; Frankfort en ik weidde uit over knakworstjes; Rome en ik hield een warm pleidooi voor macaroni r Berlijn en ik verhief hemelhoog de Berliner leverworst, maar te eten kreeg ik niets! Den heelen langen avond met. Thuis gekomtn, besloot ik m'n relaties met de Rustenburgers te verbreken. En nu vertellen die de heele stad rond dat er met mij geen ver standig woord te spreken is; dat ik 't alleen en altijd maar over eten heb en thuis zeker nooit genoeg te bikken krijg. (Nadruk verboden) In deze bewogen tijden, d'e zooveel gelijkenis beginnen te vertoonen met Augustus 1914, is het interessant, nu en dan een staatsman in het licht te plaatsen, die op de een of andere wijze betrokken is geweest bij de voorgeschie denis van den wereldoorlog (men zou reeds ge neigd zijn te gaan spreken van den „eersten" wereldoorlog). In het voor-oorlogsche Duitsch land was een zekere Herr von Kiderlen Wach ter eenigen tijd een invloedrijk minister, staats secretaris aan Buitenlandsche Zaken van het Keizerrijk in de jaren 19091912. In 1924 ver scheen, als mémoires, een verzameling van bijna duizend brieven van dezen man. Deze brieven heeft de toenmalige minister geschreven aan de dochter van een hoofdambtenaar in Meck lenburg, met welke dame hij zeer bevriend was. Hij had de gewoonte alles met haar te bespre ken. Hij zond haar zelfs de brieven, die hij aan de staatshoofden moest richten, ter beoordeeling en vooral ter correctie. Hij deelde haar zelfs de geheimste staatsgeheimen mede. Kiderlen Wachter was een felle spotter. Alle figuren in zijn mémoires hebben scherpe en komieke bijnamen. Keizer Wilhelm heet de Plotselinge, Btilow de Aal, von Bethmann Holl- weg de Regenworm of de Buss- en Bethmann en zoo voorts. Toen Kiderlen door Bethmann's toedoen staats-secretaris van Buitenlandsche Zaken was geworden, was de omsingeling van Duitschland zoo goed als voltooid. Bethmann hoopte, dat Kiderlen het klaar zou spelen, dezen ring te breken en een betere verhouding met Engeland te doen ontstaan. De „Nibelungen- treue", die „in schimmernder Wehr" met Oos tenrijk op den Balkan door dik en hun wilde gaan, was niet naar den smaak van den Bal Bülow als kanselier gehad, maar gevoelde zich door hem na de geschiedenis van het interview in de Daily Telegraph verraden en ontsloeg hem. Kort daarop wees de keizer den koning van Wurtemberg een plek aan in den tuin van het Berlijnsche slot en zeide: „Hier heb ik dat loeder (Bülow) weggejaagd!" Kiderlen merkt daarbfj op: „Het verwondert mij alleen, dat hij „dat loeder" tien jaren lang in zijn dienst heeft gehouden. De zaak valt op hem zelf te rug." Tijdens zijn regeering ging de keizer ieder jaar aan boord van zijn jacht, de „Hohenzol- lern", langdurig op reis naar de Nocrsche fjor den. Hij nam altijd eenige oude generaals mede. Kiderlen vertelt nu, dat deze hofgeneraals eiken morgen te zamen met den keizer op het dek gymnastische oefeningen moesten maken. De imperator had dan het grootste pleizier, wan neer de oude bëenen der ongelukkige heeren niet meekonden en dienst weigerden. Hij deelde dan stooten uit, die door de „feige Gesellen im Generalsuniform" devoot-dankbaar werden aan vaard, met de gebalde vuist in den zak. Karakteristiek voor den toenmaligen kroon prins, onzen oud-gast op het voormalige eiland Wieringen, is een brief, waarin deze Kiderlen iets op politiek gebied voorstelt en om ophel dering vraagt. Verontschuldigend voegt hij er aan toe: „Aber ich bin vielleicht zu dumm". Ook het uiterlijk van dezen brief .s karakteris tiek. Hfj draagt aan den kop het portret van een danseuse en de kroonprins begint zijn of- ficieelen brief aan den minister: „Verzeihen Sie dies blödsinnige Papier, aber ich habe kein an- deres momentan." In de mémoires van Kiderlen treedt weer duidelijk aan het licht, hoe dol er tegen en naast en door elkaar werd geregeerd onder het bewind van Wilhelm II. Het is werkelijk een raadsel in de geschiedenis van Duitschland, hoe het zoo lang heeft kunnen duren, tot het onver mijdelijke geschiedde. Bethmann en Kiderlen dienen herhaaldelijk hun ontslag in. als de keizer het te bont maakt, maar blijven dan toch kan-kenner Kiderlen. Hy' had zeer juist inge- I maar weer. In 1911 bijvoorbeeld schrijft Beth- zien, dat het blinde achternaloopen van Oosten rijk voor Duitschland levensgevaarlijk was. Of hij de sterke man was geweest om den wereld oorlog tegen althans op te houden? Velen heb ben het geloofd. Maar wy, buitenstaanders, zijn toch eenigszins sceptisch: men moet namelijk niet vergeten, dat Kiderlen de hoofdschuldige was van den zoogenaamden „pantersprong naar Agadir". De onvruchtbare Duitsche Marokko- politiek joeg Frankrijk even sterk in het harnas tegen Duitschland als de onvruchtbare vloot- politiek Engeland. Onder dit gezichtspunt kon den Kiderlen en Tirpitz elkander dus de hand geveh. Over Tirpitz zegt Kiderlen: „Ik ben te genstander van Tirpitz, omdat ik vrees, dat zijn politiek ons den oorlog met Engeland zal bren gen." Kiderlen vertelt allerlei interessante histo ries. Keizer Wilhelm had tien jaren lang Von mann: „Deze heele politiek van den keizer is eigenlijk zóó, dat ik haar niet meer kan mede maken." Maar hij deed toch nog jaren mede, tot 1917 toe. Hoe was het ook mogelijk met Wilhelm te werken, die de vreemdste dingen uithaalde. Dit blijkt uit de acten, die het Ministerie van Bui tenlandsche Zaken na den oorlog publiceerde. Daarin verklaart de keizer, als hij hoort van de ontwapeningsplannen van den tsaar: „Wenn er mir das anbietet, schlage ich Ihn hinter die Ohren". En als de besluiten der Haagsche Vredesconferentie zijn genomen, kantteekent Wilhelm, daarmede heel de arbitragegedachte verwerpend, dat hij alleen vertrouwt op God en zijn scherp zwaard, er ruw aan toevoegend: „En ik sch(de keizer schreef het woord voluit) op al die besluiten." Maar de ministers bleven. «TT in A U/^TVnVTtr'C op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen T"* W /"V bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door J\ I .1 .r. f\ IJl, JI^S IN Üi O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen T ÖU»" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen 1 f UI/»* doodelilken afloop bij een ongeval met bfl verlies van een hand. een oog. 64 Dat voorstel vond algemeene instemming. *Iet lambrizeering-paneel was dicht gevallen, blaar Bundie wees hun, hoe het van binnenuit Geopend werd. Daarna bracht ze haar les in ftactyk, trok het paneel open en sprong over 06 plint heen. Met een bons kwam ze op den Parketvloer van do vergaderzaal neer. >,Verbarstte Caterham, die in een van fauteuils had zitten dutten, verschrikt uit. „Arme vader!" beklaagde Bundie hem. „Heb je zóó aan het schrikken gemaakt?" „Ik begrijp niet," mompelde Lord Caterham, „daarom niemand tegenwoordig na het eten riistig, 'ns echt rustig op zijn gemak wil of kan ritten Dat is een kunst, die ze verleerd zijn. e Schoorsteenen is toch waarachtig groot genoeg, maai' toch heb je geen enkele kamer. ™aar je nu zeker absoluut zeker kunt zijn. J'at .'ie niet gestoord wordt. Genade, met z'n loevelen zijn jullie wel? Doet me denken aan ®le kindervoorstellingen, waar ik a's jongen aar toe mocht in elk bedriif kwamen heele legers van duiveltjes uit een luik, midden in den vloer." „Duiveltje nummer zeven," zei Virginia terwijl ze naar hem toeging en hem over zijn haar streek. „Kom, wees maar niet boos. We zijn aan het geheime gangen onderzoeken, anders niet." „Jullie hebben vandaag allemaal geheime gangen in jullie hoofd, gewoonweg een rage," mopperde Lord Caterham, nog steeds uitzijn humeur, voort. „Vanmorgen die Fishliet me gewoonweg niet met rust, voor ik ze 'm had laten zien." „Wanneer was dat?" vroeg Battle scherp. „Even vóór de lunch. Blijkbaar had hij van deze hier gehoord. Ik heb ze 'm laten zien en daarna heb ik 'm mee naar boven genomen en hem de gang by de Witte Galerij en de ge heime bergplaats óók laten zien. Niet, dat hij zóó enthousiast was. Boven had hij er al meer dan genoeg van. Maar wie A gezegd heeft, moet ook B zeggen, vind ik, en daarom heb ik net gedaan of ik niets merkte." Lord Cater ham grinnikte van plezier bij de herinnering. Anthony legde zijn hand op den arm van Lemoine. „Ga even mee naar buiten," verzocht hjj kortaf. „Ik heb u iets te zeggen." Lemoine knikte toestemmend. Samen gin gen ze de bewuste middelste deur uit en kwa men zoo op het terras. Bij de trap naar den rozentuin bleef Anthony staan en haalde het stuk papier, dat Boris hem geen drie uur te voren gegeven had, uit zijn zak. „Hier," zei hy. „Heeft u dit laten vallen?" Lemoine nam het van hem aan en bekeek het opmerkzaam. „Neen," zei hij. „Ik heb 't zelfs nooit eerder gezien. Waarom?" „Bent u daar zeker van?" „Ja, absoluut zeker, monsieur." „Dat is héél eigenaardig." Hij vertelde Lemoine, wat Boris by het overhandigen van het papiertje had gezegd. Lemoine luisterde aandachtig. „Neen, ik heb 't niet laten vallen. U zegt, dat hij het in dat boschje daar gevonden heeft?" „Dat leidde ik uit zijn woorden af. Gezegd heeft hij het niet." „Misschien is het uit het valies van Isaac- stein gewaaid. Er was nogal wind vanmorgen, 't Probleem Boris voor de tweede maal." Hij gaf Anthony het stukje papier terug. En na even zwijgend nadenken zei hij: „Wat weet u eigenlijk' van dien man Boris af?" Anthony haalde zijn schouders op. „Ik zelf niets. Ik heb aangenomen, wat de anderen me verteld hebben: dat 't de lijf knecht van prins Michaël was." ,,'t Kan zijn, dat het zoo is. Maar ik zou graag zien, dat u het onderzocht. Vraag iemand, die 't weten kan, baron Lolopretjzyl, bijvoorbeeld. Misschien was de man pas een paar weken in zijn tegenwoordigen dienst. Ik voor mij geloof, dat hij eerlijk is. Maar je kunt nooit weten. Ik acht koning Victor bijvoorbeeld best in staat, om zich in een ommezien in een vertrouwden bediende te veranderen." „Gelooft u werkelijk Lemoine viel hem in de rede. „Ik zal eerlijk met u spreken: koning Vic tor is een soort van obsessie voor mij. Ik zie hem overal en in iedereen. Op het oogenblik bijvoorbeeld, sta ik me af te vragen: zou niet mogelijk zijn, dat die man, met wien ik sta te praten, die Mr. Cade, koning Victor is?" „U heeft 't leelijk te pakken!" „Wat kan mij dien diamant schelen? Wat kan mij 't schelen, of de moordenaar van prins Michaël ontdekt wordt, ja of neen? Die kwes- "ties komen voor mij pas in de tweede plaats en die laat ik daarom aan m'n collega's van Scotland Yard over. Ik ben naar Engeland ge> komen met slechts één doel voor oogen en dat doel is: koning Victor te arresteeren. Al het andere komt er voor mij niets op aan." „En denkt u, dat het u gelukken zal?" vroeg Anthony, terwijl hij een sigaret opstak. „Hoe kan ik dat vooruit zeggen," zei Lemoine, opeens neerslachtig. „Mm," zei Anthony. Onder het praten waren ze tot de vergader zaal teruggeloopen. Voor een van de open slaande deuren stond Battle; een Battle te oordeelen naar zijn gezicht en houding dien het niet naar den vleeze ging. „Kijk dien armen Battle daar staan," zei Anthony. „Laten we naar binnen gaan en hem wat opvroolijken." Hij bleef staan, keerde zich naar Lemoine en zei: „U bent feitelyk toch óók een eigenaardig type, monsieur Lemoine." „In welk opzicht, Mr. Cade?" „Wel," zei Anthony, „als ik u geweest was, zou ik het adres, dat ik u heb laten zien, be slist opgeschreven hebben, 't Kan ziin. dat het absoluut waardeloos isMaar aan den anderen kant kan 't zeer belangrijk zijn." Lemoine keek hem een poos lang strak aan. Dan schoof hy, met even een glimlach, zijn linkermouw iets omhoog en liet Anthony zijn manchet zien. Op het witte gesteven linnen stond in potloodschrift: „Hursmere, Langly- Road, Dover." „Mijn excuus," zei Anthony. „Ik heb u onderschat." Hy knikte Lemoine vriendschappelijk toe en wandelde op rechercheur Battle af. „Wat sta jij daar ernstig te kijken, Battle," begon hij. „Veel dingen om over te denken, Mr. Cade." „Ja, dat kan ik me begrijpen." „De zaak marcheert niet, Mr. Cadede deelen passen niet in elkaar." „Ja, dat is een lamme boel," zei Anthony meewarig. „Maarging hij opgewekt voort, „als ik jou was, zou ik me er niets van aan trekken. Als je geen raad meer weet, kan je mij altijd arresteeren. Je hebt mijn voetaf drukken, vergeet dat niet!" Maar rechercheur Battle's hoofd stond niet naar schertsen. .Heeft u misschien, naar uw weten, vijanden hier in de buurt, Mr. Cade?" vroeg hij. „Ik heb den indruk gekregen, dat een van de bedienden me niet mag," zei A-nthony non chalant. „Hij haalt 's middags de gekste manoeuvres uit, om me de lekkerste groente niet te hoeven presenteeren. Waarom?" .Ze beginnen met anonieme brieven," zei rechercheur Battle. „Of eigenlijk, om precies te zijn, met één anoniemen brief." „Over mij?" Bij wijze van antwoord, haalde Battle een opgevouwen briefpapier uit zijn zak en stak het Anthony toe. Anthony vouwde het open en las: „Pas op voor Cade. Hij is niet, die hij lijkt." Anthony gaf het met een onverschillig schouderophalen terug. „Niets anders? Kop op, Battle! Misschien ben ik wel de een of andere koning-incog- nito." Opgewekt fluitend ging hij het huis in, liep de hal door en ging de trap op naar zijn kamer. Maar mét het sluiten van zijn kamer deur veranderde zijn gezicht. Het werd ernstig, bijna streng. Hij ging op den rand van zijn bed zitten en staarde in gedachten vóór zich uit. ,,'t Begint er leelijk uit te zien," mompelde hij na een poos. „We moeten handelen. Maar 't is verduiveld onaangenaam Nog een minuut of vijf bleef hij in dezelfde houding zitten, dan stond hij op en liep lang zaam naar het raam. Daar bleef hij staan en keek, zonder in het bijzonder op iets te letten, naar buiten. Maar opeens kreeg zijn blik een richting. Hij kneep zyn oogen half dicht en tuurdeEn hoe langer hij tuurde, hoe meer zijn gezicht oplichtte. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 7