ZIJN ONZE MODERNE KAPSELS
IETS NIEUWS
ICHT 'N MAN
LEKO STOFZUIGERS
r
REE SINK
VOOR WEINIG GELD
Het kapsel van goden
en menschen
HET BESTE VOEDSEL
VOOR ZUIGELINGEN
WAT ZAL DE WINTER
ONS BRENGEN?
uit lj jottcn CH
pannen
ZONDAG 3 SEPTEMBER 1939
Mijn kamer en ik
Tongschotels uit de Fransche
keuken
Sole a la meunière
Sole au gratin
SANITAIR
MET DIT MERK - MINDER WERK
DOOR IAN HAY
GRATIS
IPATROMÊH
ZUTPHEN - ROTTERDAM (Leuvehaven 127)
AM^TFRRAM Afd. v. d. Berg Co's MetaalhandelN
MMO I tnUHlvi y Prins Hendrikkade 162
mooi paars te krijgen, al die oude patronen
weer opgehaald; ik kan heelemaal niet teekenen.
laat staan schilderen, maar dit lukte me toch
wel, een likje hier en daar, een beetje diepte
aanbrengen, zoodat de uitgebloeide rozen wee»
frisch werden en gingen leven; verder werder.
de vale blaadjes met zacht groen wat bijgewerkt
alles heel luchtig toegepast en vooral niet tt
nat, opdat de kleuren niet zouden doorloopet:.
In een wip waren de twee oude kussens weer
bruikbaar geworden en ze prijken nu als gehee'
nieuw op mijn divan, bewonderd door iedereen
die ik vertel hoe ze zijn bijgewerkt.
Met lampekappen en cretonne kan men na
tuurlijk precies hetzc-ifde doen, ook oude bloem-
patronen opfleuren en daarmede zou men ook
een beetje olieverf kunnen gebruiken, heel voor
zichtig toegepast, want dit geeft nog meer Kleur
en een warmer effect, probeert u het eens, het
is werkelijk verrassend!!!
Om voor weinig geld een mooie shawl te ver
krijgen doen we als volgt:
We nemen twee georgette zakdoeken of vier
kante lappen van ongeveer vijftig centimeter
en leggen die, als de teekening aangeeft, A en
B, tegen elkaar. We knippen ca. twee centi
meter van de punten af, slaan dit afgeknipte
stukje even in en maken dan met een paar
aardige plooitjes de twee stukken aan elkaar,
zoodat het een geheel geeft. Wie zijn geld erg
zuinig beheert, zoomt met een rolnaadje de
twee stukken zalf, of anders laten we ze uit
slaan.
Om nu een coquette das te verkrijgen, naaien
we op het aangezette deel een paar bloemetjes,
goed plat en stevig. Op die manier is van het
aanzetten niets te zien en met een corsage van
dezelfde soort en kleur op den mantel krijgen
we een leuk geheel.
Kleine details aan ons toilet verhoogen de
charme van ons uitzien en geven ook een kijk
op de fantasie van de draagster.
Wie nu meer van ruiten of strepen houdt,
kan dit model ook gebruiken, maar we zouden
dan adviseeren de bloemen weg te laten en
de stukken op de machine aan elkaar te stik
ken.
Het voordeel van dit model is, dat door dat
platte stukje achter aan den hals, de das blijft
zitten en er niet slordig of rommelig gaat uit
zien.
Daar de punten schuin vallen kan men dit
model ook toepassen voor een japon met re
vers; zijn die wat versleten of smoezelig gewor
den, dan verfrischt de shawl de heele japon
en valt over het minder mooie stuk heen. De
eindjes stopt men dan in de taille een beetje
handig weg. H.
Van de óudste en meest bekende
fabriek in Nederland.
Prima fabrikaat voor elke beurs
VRAAGT UWEN WINKELIER
De Grieksche philosophen hielden zich aan
geen mode. Sommige droegen lang haar, wan
neer niemand lang haar droeg, om zich zelf een
eerbiedwaardig voorkomen te geven. Andere
droegen het haar kort, wanneer ieder het lang
droeg, want tenslotte was alles ijdelheid en kon
men op deze wijze zijn onverschilligheid tegen
over het aardsche uitstekend uitdrukken. En de
Grieksche asceet, die met de wereld niets meer
te maken had, schoor zich kaal.
Wanneer philosoof en asceet in de wijzen
waarop zij 't haar dragen, hun levensopvatting
symboiiseeren, dan verraadt dit wel eenigszins
al is het dan op negatieve wijze dat de
belangstelling van den mensch in het algemeen
wel meer op zijn haar gericht zal zjjn, dan men
oppervlakkig vermoedt. Zelfs alvader Zeus had
meer dan gewone interesse voor de mode, indien
wij de geschriften van Lukianus gelooven mo
gen; want daar kan men lezen hoe Eroos Zeus
aanraadt zijn lokken aan de slapen in kleine
knoopen over den haarband te leggen, opdat hij
meer geluk in liefdesaangelegenheden mocht
hebben. Daarvan wist Eroos natuurlijk het een
en ander, maar dat neemt niet weg dat hij dit
kapsel in een Grieksch modemagazijn heeft af
gekeken, alvorens het den vader der goden aan
te praten.
En dat het den stervelingen in deze zaken al
niet minder ernstig verging, daarvoor staan tal-
looze citaten uit de klassieke schrijvers ons borg.
Een wandeling door de portrettengalerij van
een Romeinsch museum zal den bezoeker er
spoedig van overtuigen dat de Grieksche en
Romeinsche dame zich een goed uur van den
morgen met kam en spiegel onledig hield en dat
de mode nooit van stilstand geweten heeft. De
nieuwe kapsel-creaties, die jaarlijks op de we
reldmarkt gebracht worden, zijn dan ook lang
niet zoo origineel als men veelal wel denkt. Een
groot aantal van deze nieuwe creaties is niets
anders dan een copie of toch minstens een be
werking van de Grieksche of de Romeinsche
haardracht en voorloopig zal het archief, waar
aan men ze ontleent, nog wel onuitputtelijk zijn.
•De mode der vrouwelijke haardracht is ge
durende den Romeinschen keizertijd alleen al
aan zooveel veranderingen onderhevig geweest,
dat de haardracht een vrij betrouwbaar hulp
middel is, om het beeld van de draagster te da
teeren. Een nieuwe keizerin beteekent een nieu
we mode en vaak een geheele serie van nieuwe
modes. Daarnaast draagt het beeld der keizerin
buiten tijd en mode om dikwijls het on
veranderlijke „ideale kapsel", dat de beeldhou
wer haar verleende, wanneer hij haar wilde
weergeven als een godengelijk wezen. Dit kap
sel was een Helleensehe kunstschepping en werd
door Praxiteles en Skopas aan de als godin voor
gestelde vrouw toebedeeld. Het was bijzonder
mooi; van weerszijden viel het haar golvend
langs het hoofd en met een haarband werd het
tot een rond, luchtig kluwen in den nek saam
gebonden.
Oorspronkelijk, in den vroeg-Griekschen tijd,
droegen zoowel man als vrouw lang haar;
alleen de man uit de arbeidende klasse was kort
geknipt. Eerst in de tweede helft van de zesde
eeuw voor Christus komt bij mannen het kort
geknipte haar, op de beschilderde vazen van de
zwartfigurige meesters, gelijkberechtigd voor met
Hoe verfraait men zichzelf door een
ingenieuze haardracht? was eeuwen
geleden ook reeds een probleem, dat
man (en vrouw) bezig hield
De „lokken-toupet" op het hoofd van
een Romeinsche dame. Kop uit het
Kapitoolsch museum te Rome
Een eenvoudig Romeinsch kapsel met de
scheiding in het midden
de lange haardracht, maar nog in de eerste
helft van de daarop volgende eeuw komt het
tot alleenrecht. Deze democratische zede maakte
zelfs voor de goden geen halt. In het midden
van die eeuw krijgt Zeus de later voor hem zoo
typische dracht van lokken, die tot aan de
schouders reiken. De overwinning van het korte
haar is niet zoozeer te wijten aan het veld-
winnen van democratische zeden als wel aan
den invloed van de „palaestra". Het was van
zelfsprekend lastig worstelen met lang haar. Dit
korte haar is echter nog altijd half-lang. De
gewone sier voor het mannelijk hoofdhaar was
een haarband of een diadeem.
Men vindt in die tijden zeer mooie kapsels,
die zoowel door man als vrouw gedragen wer
den. Een der mooiste frisuren bestond daarin,
dat men het haar met een band in den nek
omhoog bond, om het daarna in een boog weer
over den band te laten afvallen. Deze dracht
stamde uit Assyrien, waar men haar kan volgen'
tot in het vierde millennium voor Christus. Ge
bruikelijk was het ook om de haren om den
hoofdband op te rollen. De schoonheid van deze
dracht kan men nog bewonderen aan Apollo
Citaredo, welke zich in het Nationaal Museum
van Napels bevindt. Niet minder mooi en even
eenvoudig was de z.g. dubbelstreng. De haar
massa werd aan het achterhoofd in twee stren
gen gevlochten en deze wérd om 't hoofd gelegd
en aan 't voorhoofd samengeknoopt. Zoolahg de
mannen lang haar droegen, beantwoordde de
haardracht der vrouwen aan die der mannen,
slechts met dit onderscheid, dat er bij hen meer
uitdrukking aan gegeven werd, dat zij steeds meer
variaties voor de vaststaande frisuur-types von
den en dat zij vreemde kapsels sneller overna
men. Horatius vermeldt ons in een van zijn
oden en Lukianos zegt hetzelfde in zijn dia
logen dat een laag voorhoofd in de oudheid
altijd voor schoon gold. Dat kunnen wij nog
gemakkelijk constateeren, daar het vrouwelijk
voorhoofd in de klassieke beeldhouwkunst im
mer laag gehouden werd. Zoo tracht men reeds
vroeg de hoogte van het voorhoofd te verklei
nen door de beide parten van het in het mid
den uitgekamde haar niet glad naar de ooren
te strijken, maar het in een dot te laten af
hangen en het boven de ooren met een band
op te nemen of het zelfs om de ooren heen te
leiden. Daarentegen werd bijvoorbeeld in de eer
ste helft van de vijftiende eeuw in de middel
eeuwen door uittrekken van het voorhoofdhaar
een zoo hoog mogelijk voorhoofd verkregen. In
de vierde eeuw voor Christus komt dan de z.g.
„meloen-frisuur" in de mode. Karakteristiek
daarvoor is de deeling van de haarmassa in
enkele strengen, welke van het voorhoofd naar
't achterhoofd loopen en daar in een bosje, klu
wen of ingewikkelde vlecht worden samengevat.
Dit kapsel werkt zeer verjongend en op de terra
cotta meisjesbeeldjes van dien tijd vindt men
deze dracht meestal terug. Het geeft aan deze
terracottabeeldjes een sierlijkheid en een te
vens verschuchterd zijn, waardoor deze kleine
meesterwerken uitmunten. Ook jeugdige godin
nen als Artemis dragen deze frisuur. De haar-
strik, die door de Venus van het Kapitool en de
Apollo van Belvedere zoo bekend is, wordt als
de dracht van de kunst tot in den laatsten tijd
van de oudheid gehandhaafd. Vanaf den Helle-
nistlschen tijd droegen ook jongens dit kapsel
en zoo werd het de karakteristieke dracht van
Apollo. Onder de godinnen zien we deze haar
dracht in 't bijzonder bij Aphrodite en Artemis.
Veel voorkomend was in Griekenland de me
talen voorhoofdsband, die steeds rijker van vorm
werd en versierd was met naar boven opste
kende bladeren en bloemen; doch ook in den
eenvoudigen haarband stak men bloem en blad.
Ook de krans werd gebruikt als hoofdversiering.
In vele gevallen was het een natuurlijk gevloch
ten krans, maar wanneer hij eenmaal de opge-
wikkelde vlecht draagt, moet hij van metaal zijn.
De evenwichtige schoonheidszin van de Grieken
waakte ook hier voor excessen. Het zou eerst
aan de Romeinsche vrouwen vergund zijn dit
schoone evenwicht te verliezen en zich den sa-
tyricus op het toch reeds toegetakelde hoofd te
halen. B. Aa.
Wij ontleenen hier enkele belangwekken
de gegevens over de bijzondere beteekenis
der moedermelk aan een lezing, (door den
Haagschen kinderarts Dr. Arntzenius on
langs gehouden voor de Centr. Vereeniging
tot Bescherming van Zuigelingen en Kleu
ters.
Om te beginnen lichtte spreker aan de hand
van een grafiek den invloed van de borstvoe
ding op de mortaliteit van den zuigeling toe.
Bij het einde van het eerste levensjaar bleken
15 procent van de kunstmatig gevoede zuige
lingen overleden te zijn (de meesten in de
eerste drie maanden) terwijl dit bij de borst
kinderen slechts 3 procent bedroeg. De sterfte
kans van een kind onder 't jaar wordt dus bij
voeding met koemelk vijfmaal zoo groot. Bo
vendien bleek de gezondheidstoestand van het
borstkind ook na het eerste jaar belangrijk
beter, wat o.a. duidelijk bij epidemieën uit
kwam.
Verder is gebleken dat van koemelk het eiwit
altijd moeilijker verteerbaar is, o.a. door snel
lere en grovere stremming en bovendien om
dat soortvreemd eiwit tot zekere hoogte een
schadelijke werking uitoefent.
Merkwaardig zijn zeker de laatste vondsten
omtrent de vitaminen in de melk.
Wat de A-vitaminen betreft bleek, dat voor
al in den winter in koemelk een tekort hier
van kan bestaan, wat bij de moedermelk nooit
te vreezen is. Een A-tekort kan o.a. leiden tot
verminderden groei, meer vatbaarheid voor
infecties en apathie.
Zeer belangrijk voor den zuigeling is de aan
wezigheid van C-vitaminen, die in moedermelk
drie- tot viermaal zooveel voorkomen als in
koemelk. Bovendien gaat een groot gedeelte
bij de koemelk door verhitting, door contact
met de lucht en 't gebruik van koperen kannen
verloren.
Wat den immuniseerenden invloed van moe
dermelk betreft (waardoor dus de zuigeling
minder vatbaar voor ziekte wordt), was het
reeds lang békend dat de immuunstoffen tegen
ziekten, die de moeder vroeger heeft gehad
(influenza, diphterie, pokken, typhus enz.)
voor een deel uit het bloed in de melk over
gaan, terwijl de immuunstoffen tegen de ziek
ten van de koe, die in de koemelk zijn, voor
den mensch geen waarde hebben.
Ten slotte wees spreker op den band, die
door de borstvoeding tusschen moeder en
kind ontstaat. Zijn voordracht was zeker in
staat om de bijzondere waarde der moeder
melk in het licht te stellen.
Op hoedengebied brengt de mode ons voor de
zen. winter veel variaties. Er zijn verschillende
zeer uiteenloopende modellen, maar domineeren
doet toch wel de „hooge hoed". Streng in stijl
als een heerenhoed of met wat zwieriger lijn en
een coquet gebogen rand. maar 'n hooge hoed
blijft 't. Soms zijn ze heel druk gegarneerd met
struisveeren. lint of 'n voile, misschien om 't al
te serieuze effect wat te verdoezelen. Maar in
ieder geval zal dit het standaardmodel zijn
voor 't komende seizoen.
Wat natuurlijk niet wegneemt, dat er ook nog
allerlei andere soorten en vormen gedragen
kunnen worden. De bollen zijn meestal hoog,
beginnen breed en eindigen dikwijls-in een soort
kachelpijpje. Waar de vernauwing begint zijn ze
gewoonlijk van 'n lint voorzien. De randen zijn
niet altijd van bescheiden afmetingen en. juist
doordat óe bollen daarbij hoog zijn, maken veel
hoeden een „enormen" indruk. Het lijkt dus als
of men uitsluitend groote hoeden draagt.
Maar, zooals met alles, nóódig is dit natuur
lijk niet. Dit kleine zelfs zeer kleine hoed
je op onze afbeelding is weer een ander uiterste.
Het is een chique Parijsche creatie, eigenlijk
niet meer dan een lapje soepel vilt, flatteus over
het voorhoofd gedrapeerd, waarna het door 'n
massieven vergulden ring gehaald wordt, om dan
in een paar parmantig uitstaande slippen te
eindigen. Bij een kapsel als het hier afgebeelde
is dit een bijzonder goed passend model; natuur
lijk is het geen hoedje om 's morgens in alle
vroegte boodschappen mee te gaan doen en
evenmin is het een geschikt hoofddeksel voor 't
strand. Maar 's avonds en ook al in den laten
middag zal een jeugdige, charmante draagster
er om bewonderd enbenijd worden.
De voornaamste modekleur is alweer zwart.
Daar schijnen we nooit genoeg va,n te kunnen
krijgen. Vermoedelijk zal het mcerendeel der
vrouwen daar wel blij om zijn, want in den re
gel staat 't bij iedere kleur haar en er zijn er
maar weinigen, die het absoluut niet kunnen
dragen. Voor deze minder gelukkigen op dat ge
bied diene tot troost, dat er ook veel bruin,
wijnrood en grijs en blauw te zien zal zijn. Ook
veel combinaties van pastelkleuren, die dan na
tuurlijk moeten harmonieeren met de japon der
draagster.
De garneeringen grenzen soms aan het won
derbaarlijke en geven wel blijk van een uiterst
levendige fantasie der modescheppers. De arme
struisvogel is weer een belangrijk doelwit ge
weest op hun wilde jacht naar decoratieve ver
sieringen en deze getroffen vogelsoort heeft er
heel wat veeren voor moeten laten! Als hij z'n
eigen tooi nu eens in de hoedenétalages kon be
kijken, zcu hij versteld staan van de vele manie
ren, waarop zijn pluimen benut worden. Geverfd
in de kleuren van de hoeden hangen de veeren
gracieus over de randen, slingeren zich elegant
gekruld om 'n bol of staan, als 'n toefje opgerold,
parmantig boven een voorhoofd. Het is waar, dat
de vrouwen, die met deze geleende veeren pron
ken, er daarmee zeker charmant en bij uitstek
„vrouwelijk" uit zullen zien. Zou hierna soms
oe paradijsvogel weer eens een beurt krijgen,
ter afwisseling? Het arme dier zou daardoor niet
alleen z'n veeren, maar ook zijn naam wel op
moeten geven, want een idealen toestand lijkt 't
me niet, verplicht te zijn terwille van de mode
op dameshoeden te prijken.
Voiles zullen ook heel veel gedragen worden,
zoowei los en wijd afhangend als strak om het
gezicht. Vooral wanneer het erg waait is zoo'n
stukje tule nog wel eens uiterst dienstig om
fladderend haar in bedwang te houden.
Wie zijn kamer eens wil opfrisschen en zijn
meubels stuk voor stuk een beurt wil geven,
ik bedeel ,niet alleen schoonmaken, maar over
trekken, opverven, bijwerken, etc. die komt
dikwijls tot de ontdekking, dat al die kleine
veranderingen, die meubelmaker of schilder, be
hanger en dergelijke trouwe hulpen in den
nood voor hem doen, tevens een heel gat in zijo
portemonnaie slaan.
Dat ondervond ik ook toen ik ging verhuizen,
en zes weken tevoren in mijn vrije avonduren
begon ik elk meubel, stuk voor stuk na te zien
met het idee: ik wil het zelf doen, anderen doen
het, ik kan het ook.
En ik heb gewreven en geboend en bijgeschil
derd, verguld met oudgoud-poeder, aangemaakt
met vernis, daar waar het noodig was voor an
tieke voorwerpen, de lampekappen gewasschen
in een lauw sopje en opgeverfd met een peetje
rose verf of een paar druppeltjes rooden inkt in
het water, de gepllsseerde strookjes gewoon ge
streken met een warmen bout, want dit gaat heel
goed en staat leuk; verder twee Persjes door-
gestopt met tapijtwol, een mat met wollen Pand
omgeboord en een kaarttafeltje met groene stol
overtroffen, niet geplakt maar netjes gespijkerd,
en zoo was dan na eenige weken het meubilair
weer opgeknapt en waardig om in een nieuw
en frisch vertrek gezet te worden. Dit alles is
misschien wel heel gewoon, zooveei huisvrouwen
houden haar meubels bij, zonder den vakman
voor elk wissewasje te roepen én ik waag net
ook niet als eenvoudige kamerbewoner, me mei
haar handigheid te meten, maar van één ding
moet ik u toch vertellen waar ik enorm veel
pleizier van heb.
Ik ging de nieuwe kamer aan het inrichten en
miste kussens, vooral op mijn lila divankleed:
ik wist, dat er nog twee oude schoongewasschen
kussenovertrekken in een doos lagen, maai ze
hadden hun dienst gedaan, ze waren verkleurd.
Maar waar de kleur af is, daar hebben we die
eenvoudig weer op te brengen en zoo heb ik met
een penseel en een oud tuubje roode waterverf,
een beetje verdund met water en wat inkt om
BREI MET NEVEDA-WOL
Aan de N.V. Ned. Wolspinnerij
Heerengracht 483 A'dam (C.)
M.H., U gelieve mij op te e:e-
ven, waar ik Neveda Wol en
Gratis Neveda Breipatronen ln
mijn woonpl. kan verkrijgen
Naam
Adres: Woonplaats:
11
i u u
Ir1
De teng behoort zeker tot de meest gewaar
deerde vischsoorten; niet alleen wordt ze door
de fijnproevers hoog geschat, maar ook de
kok aanvaardt ze met dankbaarheid als „de
visch met de meeste mogelijkheden."
Gekookt, gestoofd of gebakken, in filets ver
deeld of héél, samengevoegd met verschillen
de „garnitures", voorgediend met verschillen
de sausen, op haar plaats bij lunch, diner of
souperomvat de tong een culinair gebied
van enorme uitgestrektheid.
Een kijkje op dit vooral door den Franschen
kok met veel ijver ontgonnen terrein kan voor
de Hollandsche huisvrouw nieuwe perspectie
ven openen; we laten daarom een tweetal
voorbeelden van tonggerechten volgen, waarin
de smakelijkheid van dezen visch nog wordt
verhoogd door de geurige Hollandsche boter of
de pittige Hollandsche kaas.
Wrijf de gestroopte en schoongemaakte ton
gen in met wat zout, wentel ze daarna aan
weerskanten door bloem.
Laat intusschen in de koekenpan een ruime
hoeveelheid boter licht-bruin worden, leg er
de tongen in en bak Ze op 'n niet te fel vuur
aan beide zijden mooi goudbruin. Breng ze
over op een verwarmden schotel, besprenkel
ze met wat citroensap, bestrooi ze met wat zeer
fijn gehakte peterselie en giet er dan de in de
pan achtergebleven gebruinde botor over.
Garneer den schotel voor eenvoudige ge
legenheden met partjes ontpitten citroen en
een toefje frissche peterselie. Maak voor meer
feestelijke gevallen een garneering klaar van
uitgetande gehalveerde schijfjes citroen met
een plakje roode radijs er op; vorm daarvan
een aaneengesloten rand langs den binnenkant
van den schotel, schik er de gebakken tongen
in en leg hier en daar een toefje peterselie (of
leg in 't midden van elk radijsje een tipje ge
hakte peterselie).
Voor vier personen:
acht mooie tongfilets;
drie d.L. melk, een d.L. room, drie afgestre
ken eetlepels bloem, anderhalve afgestreken
eetlepel boter, een half ons belegen of oude
kaas, een eierdooier, wat zout.
Rol de tongfilets op en bind er een draadje
om; laat ze in kokend water met zout zachtjes
gaar worden, zóó, dat eigenlijk het water ter
nauwernood in beweging is, in ongeveer tien
minuten.
Maak intusschen de saus klaar. Verwarm
daarvoor roerende de boter met de bloem tot
een gelijk mengsel en verdun dit geleidelijk
door er eerst langzamerhand de melk bij te
gieten en daarna den room. Strooi er op één
eetlepel na de geraspte kaas door en maak
de saus af met den eierdooier en zooveel zout
als voor den smaak noodig blijkt.
Schik de filets in een ondiepen vuurvasten
schotel of in een metalen vleeschschotel, be
dek ze geheel met dé saus en strooi daarover
de nog overgehouden kaas.
Zet den schotel in een heeten oven, tot de
bovenkant goudbruin is geworden.
Maak desverkiezend rondom de filets een
omranding van gespoten aardappelpurée en
laat die ook in den oven mee kleuren.
VOOR ALLE
Een chique, flatteerende Parijsche
creatie, vooral geschikt voor de
avonduren
40
„Wel." Haliburton tikte de asch van zijn si
garet af, „vind je dan niet, dat het een beetje
belachelijk is, zoo schoolmeesterachtig als jij
dan nu nog optreedt?"
..Daarop heb ik slechts dit te zeggen, dat ik
bcelemaal geen gezag heb laten gelden," zei
Hughie bedaard.
„Maar m"n waarde heer, verzet je je dan niet
tccen dit huwelijk?"
„Ik heb niets verboden. Ik heb slechts be
weerd. dat er van dit huwelijk niets komt."
„La.en we nou niet gaan kibbelen! We hoe-
von er heusch geen doekjes om te winden. La-
hn we ronduit praten. Jij wilt dit meisje graag
hebbenen ik ook. Ze kan niet met ons
p'lebei trouwen, dus moet ze kiezen. Ze heeft
mij gekozen, dat heeft ze zelf gezegd. Ze zegt.
c'at ze desnoods armoe wil lijden. Maar man
Bij die woorden nam Haliburton een houding
aan. die op de planken veel indruk gemaakt
Z"u hebben, maar die aan Hughie belachelijk
voorkwam.
„Schei uit!" zei hij. „Je maakt me misselijk!"
„Marrab'e," zei Haliburton. glimlachend en
bijna hartelijk, „we begrijpen elkaar. Ik zie, dat
je van duidelijke taal houdt. We houden allebei
van dat meisje, maar ik geloof, dat we allebei
ook wel een beetje op haarfortuintje ge
steld zijn. Jij hebt nu anderhalf jaar haar dui
tjes in handen gehad en naar men zegt, heb je
daar nogal zij bij gesponnen. Laat je vrienden
ook wat hebben, zeg!"
Eindelijk had - zijn masker afgeworpen en
Hughie was dankbaar, dat zijn omgang met al
lerlei menschen hem geleerd had, zich in te
houden, tot het zijn tijd was. Nu zei hij:
„Haliburton, ik heb je herhaaldelijk gezegd,
dat ik dit huwelijk niet verbied; omdat mijn
macht, zooals je juist gezegd hebt, niet altijd
durend is; maar toch komt er niets van. Ik zal
je dat uitleggen, voordat je heengaat. Misschien
zijn de gevolgen heel ernstig, zoowel voor miss
Gaymer als voor mijzelf. Maar ik wil het doen.
om je te toonen, hoe volkomen ik van jou af
wil zijn. Laat ik je eerst zeggen, dat ik me
nooit tusschen miss Gaymer en welken man
ook geplaatst zou hebben, als ik ervan over
tuigd was, dat hij haar gelukkig kón maken....
zelfs niet, al beschouwde ik dien man als een
ezel en beneden haar stand. Maar alles heeft
z'n grens, en daar kun jij niet overheen. Ik heb
naar je geïnformeerd. Alle acteurs, die ik ken.
schijnen misselijk te worden op het hooren van
jouw naam Maar afgezien daarvan zou ik het
voor iedere vrouw jammer vinden, als ze een
half uur in jouw gezelschap moest doorbrengen.
En als je hier niet in huis gekomen was als
een vriend van Lance Gaymer dien je een
poosje in je maéht hebt gehad dan zou ik
kapitein Leroy al lang verlof gevraagd hebben,
je het huis uit te trappen."
Mijnheer Haliburton scheen zich niet op zijn
gemak te voelen. Hij vreesde, dat Hughie met
een onverwachten troef op tafel zou komen.
„Om ter zake te komen, ik wil, dat deze ver
loving door jou wordt uitgemaakt, niet door
mij. Hoeveel vraag je daarvoor?" zei Hughie
botweg.
Haliburton haalde verlicht adem. Omkoope-
rij? Was dat alles?
„Hoeveel is het je waard?" vroeg hij brutaal.
„Is duizend pond je genoeg?"
„Twintig zou nog kunnen."
„Ik heb me vijfduizend als limiet gesteld," zei
Hughie effen.
„Praat nou verstandiger."
„Mijn aanbod blijft vijf minuten geldig," zei
Hughie. „Als je het aanneemt, zal ik je een
chèque schrijven en jij schrijft een vormelijke
verbreking van je verloving met de belofte, hier
nooit of nimmer meer in huis te komen. An
derswel. dat zou me spijten, want zoo'n
kans krijg je nooit meer."
„Is dat je eigen geld?" vroeg Haliburton arg
wanend.
„Ja zeker," zei Hughie. op zijn horloge kij
kend. „Nog drie minuten."
„Is dat geen rib uit ge lijf?"
„Zeker. Misschien zelfs meer. Maar het is het
me waard."
„O, juistzei Haliburton langzaam. ..Je
hoopt het te herstellenbij de huwelijks
voorwaarden. Of misschien ben je na die an
derhalf jaar trouwe zaakwaarneming in staat
je een dergelijke luxe te veroorloven."
Hughie stond verbaasd over zijn zelfbeheer-
sching. Alleen de aderen aan zijn slapen klop
ten vinnig.
„Vijften seconden," zei hij. „Neem je het aan
bod aan?"
„Neen."
„Best!" Hughie stak zijn horloge weg en keek
den afperser aan als een politieagent een klei
nen jongen.
„Je laatste opmerkingen zijn zoo beleedigend
geweest," zei hij, „dat ik begrijp, dat jij ze niet
gemaakt zoudt hebben, als je niet meende, mij
geheel onder den duim te hebben. Hoe onaan
genaam ik het ook vind, ik moet nu wel over
gaan tot mijn laatsten stap, al vrees ik daar
van gevaar voor miss Gaymer. Daarom bood ik'
je zoowat al het geld, dat ik op de bank heb.
aan. Nu echter zal ik je dwingen, Haliburton
of eigenlijk heet je Spratt, niet waar? om
je verloving te verbreken. Ik zal je iets mee-
deelen, wat alleen aan mij en den bankier van
miss Gaymer bekend is, een mededeeling, waar
voor je me heel dankbaar zult zijn en die je tot
de overtuiging zal brengen, zoodra je buiten de
deur staat en dat zal niet lang meer duren
dat je een stommerik bent geweest, toen je
daarnet mijn aanbod niet hebt aanvaard
Je schijnt in de onverwoestbare meening te
verkeeren, dat miss Gaymer een erfdochter is.
Door experts op theekransjes is haar vermogen
zoo tusschen de veertig en honderdduizend
pond geschat. Ik zal je precies vertellen, hoe
veel is is. Ga eens van die tafel af. Ik moet dat
geldkistje openmaken."
Hughie haalde uit het kisje een afrekening
en een brief te voorschijn.
„Toen ik in het land terugkwam, vond ik
dezen brief op me wachten. Van mijn oom. Het
volgende daarin zal je wel interesseeren,Ik
heb al mijn bezittingen te gelde gemaakt en 't
geld ten gunste van Joey onder jouw beheer ge
steld bij de Nationale BankOver de rest
van mijn vermogen is per testament beschikt
en zoolang mijn dood niet officieel vaststaat,
kan niemand daaraan komen."
„Ik hoop, dat er een flinke som op die bank
stond," zei Haliburton.
„Toen ik naar die bank ging," vervolgde Hug
hie, „en vroeg om mijn afrekening, kreeg ik dit
saldobiljet. Daaruit kun je het juiste bedrag
zien van het vermogen, dat ik toen in handen
kreeg."
Hij reikte het biljet aan Haliburton, die het
inzag en bleek werd.
„Gezien?" vroeg Hughie kalm. „Honderd
pond sterling. Een slechte ruil voor vijfdui
zend."
„Waar is het geld?" vroeg Haliburton met
dikke tong.
„Dat kan ik je niet zeggen," zei Hughie.
„Maar je ziet, dat negen en dertigduizend, ne
genhonderd pond het enkele dagen te voren
gestorte bedrag min die honderd pond op
den dag voor zijn vertrek door mijn oom weel
waren opgenomen. Hij moet plotseling zijn
plannen, gewijzigd hebben. Waarom, weet ik
niet. Ik weet alleen, dat hij me door die voogd
benoeming in een lastig parket gebracht heeft
en jou ook."
Hij sloot het geldkistje. Er volgde een druk
kende stilte.
„Ik veronderstel, dat ik nu wel mag aanne
men, dat je die verloving wenscht te verbre
ken, Haliburton," begon Hughie.
„En of!" antwoordde Haliburton, te verdrie
tig om zijn rol nog langer vol te houden.
„Je bent wel een doortastende schurk, Spratt;
niet huichelachtiger dan strikt noodig is. Enfin,
ik zal je niet langer ophouden. Goeden avond!"
Maar de vlugge geest van Haliburton had
den veranderden toestand snel overzien met al
zijn voor- en nadeelen.
„Ik zou zoo denken, dat je het onbeschei
den zoudt vinden, als ik vroeg, uit welke bron
die jonge dame dan een inkomen van drie of
vierhonderd per jaar trekt?"
„Niet alleen onbescheiden, maar beslist onge
zond," zei Hughie, rood van woede.
„Dunkt u niet. meneer Man-able, dat het toch
wel goed zou zijn, op goeden voet met me te
staan? Ik wil genoegen nemen met die vijf
duizend. De wereld is benepen, niet waar? en
er is maar weinig noodig omt den goeden naam
van die
Toen verloor Hughie zijn beheersching. Noch
hij, noch Haliburton wisten duidelijk, wat er in
de volgende seconden gebeurde, maar daarna
stond Hughie naar adem te hijgen op hetzelfde
oogenblik. dat Jimmy Marrable de deur inkwam
en Haliburton het raam uitvloog
(Wordt vervolgd)