ZIJN ONZE MODERNE KAPSELS IETS NIEUWS ICHT 'N MAN LEKO STOFZUIGERS r REE SINK VOOR WEINIG GELD Het kapsel van goden en menschen HET BESTE VOEDSEL VOOR ZUIGELINGEN WAT ZAL DE WINTER ONS BRENGEN? uit lj jottcn CH pannen ZONDAG 3 SEPTEMBER 1939 Mijn kamer en ik Tongschotels uit de Fransche keuken Sole a la meunière Sole au gratin SANITAIR MET DIT MERK - MINDER WERK DOOR IAN HAY GRATIS IPATROMÊH ZUTPHEN - ROTTERDAM (Leuvehaven 127) AM^TFRRAM Afd. v. d. Berg Co's MetaalhandelN MMO I tnUHlvi y Prins Hendrikkade 162 mooi paars te krijgen, al die oude patronen weer opgehaald; ik kan heelemaal niet teekenen. laat staan schilderen, maar dit lukte me toch wel, een likje hier en daar, een beetje diepte aanbrengen, zoodat de uitgebloeide rozen wee» frisch werden en gingen leven; verder werder. de vale blaadjes met zacht groen wat bijgewerkt alles heel luchtig toegepast en vooral niet tt nat, opdat de kleuren niet zouden doorloopet:. In een wip waren de twee oude kussens weer bruikbaar geworden en ze prijken nu als gehee' nieuw op mijn divan, bewonderd door iedereen die ik vertel hoe ze zijn bijgewerkt. Met lampekappen en cretonne kan men na tuurlijk precies hetzc-ifde doen, ook oude bloem- patronen opfleuren en daarmede zou men ook een beetje olieverf kunnen gebruiken, heel voor zichtig toegepast, want dit geeft nog meer Kleur en een warmer effect, probeert u het eens, het is werkelijk verrassend!!! Om voor weinig geld een mooie shawl te ver krijgen doen we als volgt: We nemen twee georgette zakdoeken of vier kante lappen van ongeveer vijftig centimeter en leggen die, als de teekening aangeeft, A en B, tegen elkaar. We knippen ca. twee centi meter van de punten af, slaan dit afgeknipte stukje even in en maken dan met een paar aardige plooitjes de twee stukken aan elkaar, zoodat het een geheel geeft. Wie zijn geld erg zuinig beheert, zoomt met een rolnaadje de twee stukken zalf, of anders laten we ze uit slaan. Om nu een coquette das te verkrijgen, naaien we op het aangezette deel een paar bloemetjes, goed plat en stevig. Op die manier is van het aanzetten niets te zien en met een corsage van dezelfde soort en kleur op den mantel krijgen we een leuk geheel. Kleine details aan ons toilet verhoogen de charme van ons uitzien en geven ook een kijk op de fantasie van de draagster. Wie nu meer van ruiten of strepen houdt, kan dit model ook gebruiken, maar we zouden dan adviseeren de bloemen weg te laten en de stukken op de machine aan elkaar te stik ken. Het voordeel van dit model is, dat door dat platte stukje achter aan den hals, de das blijft zitten en er niet slordig of rommelig gaat uit zien. Daar de punten schuin vallen kan men dit model ook toepassen voor een japon met re vers; zijn die wat versleten of smoezelig gewor den, dan verfrischt de shawl de heele japon en valt over het minder mooie stuk heen. De eindjes stopt men dan in de taille een beetje handig weg. H. Van de óudste en meest bekende fabriek in Nederland. Prima fabrikaat voor elke beurs VRAAGT UWEN WINKELIER De Grieksche philosophen hielden zich aan geen mode. Sommige droegen lang haar, wan neer niemand lang haar droeg, om zich zelf een eerbiedwaardig voorkomen te geven. Andere droegen het haar kort, wanneer ieder het lang droeg, want tenslotte was alles ijdelheid en kon men op deze wijze zijn onverschilligheid tegen over het aardsche uitstekend uitdrukken. En de Grieksche asceet, die met de wereld niets meer te maken had, schoor zich kaal. Wanneer philosoof en asceet in de wijzen waarop zij 't haar dragen, hun levensopvatting symboiiseeren, dan verraadt dit wel eenigszins al is het dan op negatieve wijze dat de belangstelling van den mensch in het algemeen wel meer op zijn haar gericht zal zjjn, dan men oppervlakkig vermoedt. Zelfs alvader Zeus had meer dan gewone interesse voor de mode, indien wij de geschriften van Lukianus gelooven mo gen; want daar kan men lezen hoe Eroos Zeus aanraadt zijn lokken aan de slapen in kleine knoopen over den haarband te leggen, opdat hij meer geluk in liefdesaangelegenheden mocht hebben. Daarvan wist Eroos natuurlijk het een en ander, maar dat neemt niet weg dat hij dit kapsel in een Grieksch modemagazijn heeft af gekeken, alvorens het den vader der goden aan te praten. En dat het den stervelingen in deze zaken al niet minder ernstig verging, daarvoor staan tal- looze citaten uit de klassieke schrijvers ons borg. Een wandeling door de portrettengalerij van een Romeinsch museum zal den bezoeker er spoedig van overtuigen dat de Grieksche en Romeinsche dame zich een goed uur van den morgen met kam en spiegel onledig hield en dat de mode nooit van stilstand geweten heeft. De nieuwe kapsel-creaties, die jaarlijks op de we reldmarkt gebracht worden, zijn dan ook lang niet zoo origineel als men veelal wel denkt. Een groot aantal van deze nieuwe creaties is niets anders dan een copie of toch minstens een be werking van de Grieksche of de Romeinsche haardracht en voorloopig zal het archief, waar aan men ze ontleent, nog wel onuitputtelijk zijn. •De mode der vrouwelijke haardracht is ge durende den Romeinschen keizertijd alleen al aan zooveel veranderingen onderhevig geweest, dat de haardracht een vrij betrouwbaar hulp middel is, om het beeld van de draagster te da teeren. Een nieuwe keizerin beteekent een nieu we mode en vaak een geheele serie van nieuwe modes. Daarnaast draagt het beeld der keizerin buiten tijd en mode om dikwijls het on veranderlijke „ideale kapsel", dat de beeldhou wer haar verleende, wanneer hij haar wilde weergeven als een godengelijk wezen. Dit kap sel was een Helleensehe kunstschepping en werd door Praxiteles en Skopas aan de als godin voor gestelde vrouw toebedeeld. Het was bijzonder mooi; van weerszijden viel het haar golvend langs het hoofd en met een haarband werd het tot een rond, luchtig kluwen in den nek saam gebonden. Oorspronkelijk, in den vroeg-Griekschen tijd, droegen zoowel man als vrouw lang haar; alleen de man uit de arbeidende klasse was kort geknipt. Eerst in de tweede helft van de zesde eeuw voor Christus komt bij mannen het kort geknipte haar, op de beschilderde vazen van de zwartfigurige meesters, gelijkberechtigd voor met Hoe verfraait men zichzelf door een ingenieuze haardracht? was eeuwen geleden ook reeds een probleem, dat man (en vrouw) bezig hield De „lokken-toupet" op het hoofd van een Romeinsche dame. Kop uit het Kapitoolsch museum te Rome Een eenvoudig Romeinsch kapsel met de scheiding in het midden de lange haardracht, maar nog in de eerste helft van de daarop volgende eeuw komt het tot alleenrecht. Deze democratische zede maakte zelfs voor de goden geen halt. In het midden van die eeuw krijgt Zeus de later voor hem zoo typische dracht van lokken, die tot aan de schouders reiken. De overwinning van het korte haar is niet zoozeer te wijten aan het veld- winnen van democratische zeden als wel aan den invloed van de „palaestra". Het was van zelfsprekend lastig worstelen met lang haar. Dit korte haar is echter nog altijd half-lang. De gewone sier voor het mannelijk hoofdhaar was een haarband of een diadeem. Men vindt in die tijden zeer mooie kapsels, die zoowel door man als vrouw gedragen wer den. Een der mooiste frisuren bestond daarin, dat men het haar met een band in den nek omhoog bond, om het daarna in een boog weer over den band te laten afvallen. Deze dracht stamde uit Assyrien, waar men haar kan volgen' tot in het vierde millennium voor Christus. Ge bruikelijk was het ook om de haren om den hoofdband op te rollen. De schoonheid van deze dracht kan men nog bewonderen aan Apollo Citaredo, welke zich in het Nationaal Museum van Napels bevindt. Niet minder mooi en even eenvoudig was de z.g. dubbelstreng. De haar massa werd aan het achterhoofd in twee stren gen gevlochten en deze wérd om 't hoofd gelegd en aan 't voorhoofd samengeknoopt. Zoolahg de mannen lang haar droegen, beantwoordde de haardracht der vrouwen aan die der mannen, slechts met dit onderscheid, dat er bij hen meer uitdrukking aan gegeven werd, dat zij steeds meer variaties voor de vaststaande frisuur-types von den en dat zij vreemde kapsels sneller overna men. Horatius vermeldt ons in een van zijn oden en Lukianos zegt hetzelfde in zijn dia logen dat een laag voorhoofd in de oudheid altijd voor schoon gold. Dat kunnen wij nog gemakkelijk constateeren, daar het vrouwelijk voorhoofd in de klassieke beeldhouwkunst im mer laag gehouden werd. Zoo tracht men reeds vroeg de hoogte van het voorhoofd te verklei nen door de beide parten van het in het mid den uitgekamde haar niet glad naar de ooren te strijken, maar het in een dot te laten af hangen en het boven de ooren met een band op te nemen of het zelfs om de ooren heen te leiden. Daarentegen werd bijvoorbeeld in de eer ste helft van de vijftiende eeuw in de middel eeuwen door uittrekken van het voorhoofdhaar een zoo hoog mogelijk voorhoofd verkregen. In de vierde eeuw voor Christus komt dan de z.g. „meloen-frisuur" in de mode. Karakteristiek daarvoor is de deeling van de haarmassa in enkele strengen, welke van het voorhoofd naar 't achterhoofd loopen en daar in een bosje, klu wen of ingewikkelde vlecht worden samengevat. Dit kapsel werkt zeer verjongend en op de terra cotta meisjesbeeldjes van dien tijd vindt men deze dracht meestal terug. Het geeft aan deze terracottabeeldjes een sierlijkheid en een te vens verschuchterd zijn, waardoor deze kleine meesterwerken uitmunten. Ook jeugdige godin nen als Artemis dragen deze frisuur. De haar- strik, die door de Venus van het Kapitool en de Apollo van Belvedere zoo bekend is, wordt als de dracht van de kunst tot in den laatsten tijd van de oudheid gehandhaafd. Vanaf den Helle- nistlschen tijd droegen ook jongens dit kapsel en zoo werd het de karakteristieke dracht van Apollo. Onder de godinnen zien we deze haar dracht in 't bijzonder bij Aphrodite en Artemis. Veel voorkomend was in Griekenland de me talen voorhoofdsband, die steeds rijker van vorm werd en versierd was met naar boven opste kende bladeren en bloemen; doch ook in den eenvoudigen haarband stak men bloem en blad. Ook de krans werd gebruikt als hoofdversiering. In vele gevallen was het een natuurlijk gevloch ten krans, maar wanneer hij eenmaal de opge- wikkelde vlecht draagt, moet hij van metaal zijn. De evenwichtige schoonheidszin van de Grieken waakte ook hier voor excessen. Het zou eerst aan de Romeinsche vrouwen vergund zijn dit schoone evenwicht te verliezen en zich den sa- tyricus op het toch reeds toegetakelde hoofd te halen. B. Aa. Wij ontleenen hier enkele belangwekken de gegevens over de bijzondere beteekenis der moedermelk aan een lezing, (door den Haagschen kinderarts Dr. Arntzenius on langs gehouden voor de Centr. Vereeniging tot Bescherming van Zuigelingen en Kleu ters. Om te beginnen lichtte spreker aan de hand van een grafiek den invloed van de borstvoe ding op de mortaliteit van den zuigeling toe. Bij het einde van het eerste levensjaar bleken 15 procent van de kunstmatig gevoede zuige lingen overleden te zijn (de meesten in de eerste drie maanden) terwijl dit bij de borst kinderen slechts 3 procent bedroeg. De sterfte kans van een kind onder 't jaar wordt dus bij voeding met koemelk vijfmaal zoo groot. Bo vendien bleek de gezondheidstoestand van het borstkind ook na het eerste jaar belangrijk beter, wat o.a. duidelijk bij epidemieën uit kwam. Verder is gebleken dat van koemelk het eiwit altijd moeilijker verteerbaar is, o.a. door snel lere en grovere stremming en bovendien om dat soortvreemd eiwit tot zekere hoogte een schadelijke werking uitoefent. Merkwaardig zijn zeker de laatste vondsten omtrent de vitaminen in de melk. Wat de A-vitaminen betreft bleek, dat voor al in den winter in koemelk een tekort hier van kan bestaan, wat bij de moedermelk nooit te vreezen is. Een A-tekort kan o.a. leiden tot verminderden groei, meer vatbaarheid voor infecties en apathie. Zeer belangrijk voor den zuigeling is de aan wezigheid van C-vitaminen, die in moedermelk drie- tot viermaal zooveel voorkomen als in koemelk. Bovendien gaat een groot gedeelte bij de koemelk door verhitting, door contact met de lucht en 't gebruik van koperen kannen verloren. Wat den immuniseerenden invloed van moe dermelk betreft (waardoor dus de zuigeling minder vatbaar voor ziekte wordt), was het reeds lang békend dat de immuunstoffen tegen ziekten, die de moeder vroeger heeft gehad (influenza, diphterie, pokken, typhus enz.) voor een deel uit het bloed in de melk over gaan, terwijl de immuunstoffen tegen de ziek ten van de koe, die in de koemelk zijn, voor den mensch geen waarde hebben. Ten slotte wees spreker op den band, die door de borstvoeding tusschen moeder en kind ontstaat. Zijn voordracht was zeker in staat om de bijzondere waarde der moeder melk in het licht te stellen. Op hoedengebied brengt de mode ons voor de zen. winter veel variaties. Er zijn verschillende zeer uiteenloopende modellen, maar domineeren doet toch wel de „hooge hoed". Streng in stijl als een heerenhoed of met wat zwieriger lijn en een coquet gebogen rand. maar 'n hooge hoed blijft 't. Soms zijn ze heel druk gegarneerd met struisveeren. lint of 'n voile, misschien om 't al te serieuze effect wat te verdoezelen. Maar in ieder geval zal dit het standaardmodel zijn voor 't komende seizoen. Wat natuurlijk niet wegneemt, dat er ook nog allerlei andere soorten en vormen gedragen kunnen worden. De bollen zijn meestal hoog, beginnen breed en eindigen dikwijls-in een soort kachelpijpje. Waar de vernauwing begint zijn ze gewoonlijk van 'n lint voorzien. De randen zijn niet altijd van bescheiden afmetingen en. juist doordat óe bollen daarbij hoog zijn, maken veel hoeden een „enormen" indruk. Het lijkt dus als of men uitsluitend groote hoeden draagt. Maar, zooals met alles, nóódig is dit natuur lijk niet. Dit kleine zelfs zeer kleine hoed je op onze afbeelding is weer een ander uiterste. Het is een chique Parijsche creatie, eigenlijk niet meer dan een lapje soepel vilt, flatteus over het voorhoofd gedrapeerd, waarna het door 'n massieven vergulden ring gehaald wordt, om dan in een paar parmantig uitstaande slippen te eindigen. Bij een kapsel als het hier afgebeelde is dit een bijzonder goed passend model; natuur lijk is het geen hoedje om 's morgens in alle vroegte boodschappen mee te gaan doen en evenmin is het een geschikt hoofddeksel voor 't strand. Maar 's avonds en ook al in den laten middag zal een jeugdige, charmante draagster er om bewonderd enbenijd worden. De voornaamste modekleur is alweer zwart. Daar schijnen we nooit genoeg va,n te kunnen krijgen. Vermoedelijk zal het mcerendeel der vrouwen daar wel blij om zijn, want in den re gel staat 't bij iedere kleur haar en er zijn er maar weinigen, die het absoluut niet kunnen dragen. Voor deze minder gelukkigen op dat ge bied diene tot troost, dat er ook veel bruin, wijnrood en grijs en blauw te zien zal zijn. Ook veel combinaties van pastelkleuren, die dan na tuurlijk moeten harmonieeren met de japon der draagster. De garneeringen grenzen soms aan het won derbaarlijke en geven wel blijk van een uiterst levendige fantasie der modescheppers. De arme struisvogel is weer een belangrijk doelwit ge weest op hun wilde jacht naar decoratieve ver sieringen en deze getroffen vogelsoort heeft er heel wat veeren voor moeten laten! Als hij z'n eigen tooi nu eens in de hoedenétalages kon be kijken, zcu hij versteld staan van de vele manie ren, waarop zijn pluimen benut worden. Geverfd in de kleuren van de hoeden hangen de veeren gracieus over de randen, slingeren zich elegant gekruld om 'n bol of staan, als 'n toefje opgerold, parmantig boven een voorhoofd. Het is waar, dat de vrouwen, die met deze geleende veeren pron ken, er daarmee zeker charmant en bij uitstek „vrouwelijk" uit zullen zien. Zou hierna soms oe paradijsvogel weer eens een beurt krijgen, ter afwisseling? Het arme dier zou daardoor niet alleen z'n veeren, maar ook zijn naam wel op moeten geven, want een idealen toestand lijkt 't me niet, verplicht te zijn terwille van de mode op dameshoeden te prijken. Voiles zullen ook heel veel gedragen worden, zoowei los en wijd afhangend als strak om het gezicht. Vooral wanneer het erg waait is zoo'n stukje tule nog wel eens uiterst dienstig om fladderend haar in bedwang te houden. Wie zijn kamer eens wil opfrisschen en zijn meubels stuk voor stuk een beurt wil geven, ik bedeel ,niet alleen schoonmaken, maar over trekken, opverven, bijwerken, etc. die komt dikwijls tot de ontdekking, dat al die kleine veranderingen, die meubelmaker of schilder, be hanger en dergelijke trouwe hulpen in den nood voor hem doen, tevens een heel gat in zijo portemonnaie slaan. Dat ondervond ik ook toen ik ging verhuizen, en zes weken tevoren in mijn vrije avonduren begon ik elk meubel, stuk voor stuk na te zien met het idee: ik wil het zelf doen, anderen doen het, ik kan het ook. En ik heb gewreven en geboend en bijgeschil derd, verguld met oudgoud-poeder, aangemaakt met vernis, daar waar het noodig was voor an tieke voorwerpen, de lampekappen gewasschen in een lauw sopje en opgeverfd met een peetje rose verf of een paar druppeltjes rooden inkt in het water, de gepllsseerde strookjes gewoon ge streken met een warmen bout, want dit gaat heel goed en staat leuk; verder twee Persjes door- gestopt met tapijtwol, een mat met wollen Pand omgeboord en een kaarttafeltje met groene stol overtroffen, niet geplakt maar netjes gespijkerd, en zoo was dan na eenige weken het meubilair weer opgeknapt en waardig om in een nieuw en frisch vertrek gezet te worden. Dit alles is misschien wel heel gewoon, zooveei huisvrouwen houden haar meubels bij, zonder den vakman voor elk wissewasje te roepen én ik waag net ook niet als eenvoudige kamerbewoner, me mei haar handigheid te meten, maar van één ding moet ik u toch vertellen waar ik enorm veel pleizier van heb. Ik ging de nieuwe kamer aan het inrichten en miste kussens, vooral op mijn lila divankleed: ik wist, dat er nog twee oude schoongewasschen kussenovertrekken in een doos lagen, maai ze hadden hun dienst gedaan, ze waren verkleurd. Maar waar de kleur af is, daar hebben we die eenvoudig weer op te brengen en zoo heb ik met een penseel en een oud tuubje roode waterverf, een beetje verdund met water en wat inkt om BREI MET NEVEDA-WOL Aan de N.V. Ned. Wolspinnerij Heerengracht 483 A'dam (C.) M.H., U gelieve mij op te e:e- ven, waar ik Neveda Wol en Gratis Neveda Breipatronen ln mijn woonpl. kan verkrijgen Naam Adres: Woonplaats: 11 i u u Ir1 De teng behoort zeker tot de meest gewaar deerde vischsoorten; niet alleen wordt ze door de fijnproevers hoog geschat, maar ook de kok aanvaardt ze met dankbaarheid als „de visch met de meeste mogelijkheden." Gekookt, gestoofd of gebakken, in filets ver deeld of héél, samengevoegd met verschillen de „garnitures", voorgediend met verschillen de sausen, op haar plaats bij lunch, diner of souperomvat de tong een culinair gebied van enorme uitgestrektheid. Een kijkje op dit vooral door den Franschen kok met veel ijver ontgonnen terrein kan voor de Hollandsche huisvrouw nieuwe perspectie ven openen; we laten daarom een tweetal voorbeelden van tonggerechten volgen, waarin de smakelijkheid van dezen visch nog wordt verhoogd door de geurige Hollandsche boter of de pittige Hollandsche kaas. Wrijf de gestroopte en schoongemaakte ton gen in met wat zout, wentel ze daarna aan weerskanten door bloem. Laat intusschen in de koekenpan een ruime hoeveelheid boter licht-bruin worden, leg er de tongen in en bak Ze op 'n niet te fel vuur aan beide zijden mooi goudbruin. Breng ze over op een verwarmden schotel, besprenkel ze met wat citroensap, bestrooi ze met wat zeer fijn gehakte peterselie en giet er dan de in de pan achtergebleven gebruinde botor over. Garneer den schotel voor eenvoudige ge legenheden met partjes ontpitten citroen en een toefje frissche peterselie. Maak voor meer feestelijke gevallen een garneering klaar van uitgetande gehalveerde schijfjes citroen met een plakje roode radijs er op; vorm daarvan een aaneengesloten rand langs den binnenkant van den schotel, schik er de gebakken tongen in en leg hier en daar een toefje peterselie (of leg in 't midden van elk radijsje een tipje ge hakte peterselie). Voor vier personen: acht mooie tongfilets; drie d.L. melk, een d.L. room, drie afgestre ken eetlepels bloem, anderhalve afgestreken eetlepel boter, een half ons belegen of oude kaas, een eierdooier, wat zout. Rol de tongfilets op en bind er een draadje om; laat ze in kokend water met zout zachtjes gaar worden, zóó, dat eigenlijk het water ter nauwernood in beweging is, in ongeveer tien minuten. Maak intusschen de saus klaar. Verwarm daarvoor roerende de boter met de bloem tot een gelijk mengsel en verdun dit geleidelijk door er eerst langzamerhand de melk bij te gieten en daarna den room. Strooi er op één eetlepel na de geraspte kaas door en maak de saus af met den eierdooier en zooveel zout als voor den smaak noodig blijkt. Schik de filets in een ondiepen vuurvasten schotel of in een metalen vleeschschotel, be dek ze geheel met dé saus en strooi daarover de nog overgehouden kaas. Zet den schotel in een heeten oven, tot de bovenkant goudbruin is geworden. Maak desverkiezend rondom de filets een omranding van gespoten aardappelpurée en laat die ook in den oven mee kleuren. VOOR ALLE Een chique, flatteerende Parijsche creatie, vooral geschikt voor de avonduren 40 „Wel." Haliburton tikte de asch van zijn si garet af, „vind je dan niet, dat het een beetje belachelijk is, zoo schoolmeesterachtig als jij dan nu nog optreedt?" ..Daarop heb ik slechts dit te zeggen, dat ik bcelemaal geen gezag heb laten gelden," zei Hughie bedaard. „Maar m"n waarde heer, verzet je je dan niet tccen dit huwelijk?" „Ik heb niets verboden. Ik heb slechts be weerd. dat er van dit huwelijk niets komt." „La.en we nou niet gaan kibbelen! We hoe- von er heusch geen doekjes om te winden. La- hn we ronduit praten. Jij wilt dit meisje graag hebbenen ik ook. Ze kan niet met ons p'lebei trouwen, dus moet ze kiezen. Ze heeft mij gekozen, dat heeft ze zelf gezegd. Ze zegt. c'at ze desnoods armoe wil lijden. Maar man Bij die woorden nam Haliburton een houding aan. die op de planken veel indruk gemaakt Z"u hebben, maar die aan Hughie belachelijk voorkwam. „Schei uit!" zei hij. „Je maakt me misselijk!" „Marrab'e," zei Haliburton. glimlachend en bijna hartelijk, „we begrijpen elkaar. Ik zie, dat je van duidelijke taal houdt. We houden allebei van dat meisje, maar ik geloof, dat we allebei ook wel een beetje op haarfortuintje ge steld zijn. Jij hebt nu anderhalf jaar haar dui tjes in handen gehad en naar men zegt, heb je daar nogal zij bij gesponnen. Laat je vrienden ook wat hebben, zeg!" Eindelijk had - zijn masker afgeworpen en Hughie was dankbaar, dat zijn omgang met al lerlei menschen hem geleerd had, zich in te houden, tot het zijn tijd was. Nu zei hij: „Haliburton, ik heb je herhaaldelijk gezegd, dat ik dit huwelijk niet verbied; omdat mijn macht, zooals je juist gezegd hebt, niet altijd durend is; maar toch komt er niets van. Ik zal je dat uitleggen, voordat je heengaat. Misschien zijn de gevolgen heel ernstig, zoowel voor miss Gaymer als voor mijzelf. Maar ik wil het doen. om je te toonen, hoe volkomen ik van jou af wil zijn. Laat ik je eerst zeggen, dat ik me nooit tusschen miss Gaymer en welken man ook geplaatst zou hebben, als ik ervan over tuigd was, dat hij haar gelukkig kón maken.... zelfs niet, al beschouwde ik dien man als een ezel en beneden haar stand. Maar alles heeft z'n grens, en daar kun jij niet overheen. Ik heb naar je geïnformeerd. Alle acteurs, die ik ken. schijnen misselijk te worden op het hooren van jouw naam Maar afgezien daarvan zou ik het voor iedere vrouw jammer vinden, als ze een half uur in jouw gezelschap moest doorbrengen. En als je hier niet in huis gekomen was als een vriend van Lance Gaymer dien je een poosje in je maéht hebt gehad dan zou ik kapitein Leroy al lang verlof gevraagd hebben, je het huis uit te trappen." Mijnheer Haliburton scheen zich niet op zijn gemak te voelen. Hij vreesde, dat Hughie met een onverwachten troef op tafel zou komen. „Om ter zake te komen, ik wil, dat deze ver loving door jou wordt uitgemaakt, niet door mij. Hoeveel vraag je daarvoor?" zei Hughie botweg. Haliburton haalde verlicht adem. Omkoope- rij? Was dat alles? „Hoeveel is het je waard?" vroeg hij brutaal. „Is duizend pond je genoeg?" „Twintig zou nog kunnen." „Ik heb me vijfduizend als limiet gesteld," zei Hughie effen. „Praat nou verstandiger." „Mijn aanbod blijft vijf minuten geldig," zei Hughie. „Als je het aanneemt, zal ik je een chèque schrijven en jij schrijft een vormelijke verbreking van je verloving met de belofte, hier nooit of nimmer meer in huis te komen. An derswel. dat zou me spijten, want zoo'n kans krijg je nooit meer." „Is dat je eigen geld?" vroeg Haliburton arg wanend. „Ja zeker," zei Hughie. op zijn horloge kij kend. „Nog drie minuten." „Is dat geen rib uit ge lijf?" „Zeker. Misschien zelfs meer. Maar het is het me waard." „O, juistzei Haliburton langzaam. ..Je hoopt het te herstellenbij de huwelijks voorwaarden. Of misschien ben je na die an derhalf jaar trouwe zaakwaarneming in staat je een dergelijke luxe te veroorloven." Hughie stond verbaasd over zijn zelfbeheer- sching. Alleen de aderen aan zijn slapen klop ten vinnig. „Vijften seconden," zei hij. „Neem je het aan bod aan?" „Neen." „Best!" Hughie stak zijn horloge weg en keek den afperser aan als een politieagent een klei nen jongen. „Je laatste opmerkingen zijn zoo beleedigend geweest," zei hij, „dat ik begrijp, dat jij ze niet gemaakt zoudt hebben, als je niet meende, mij geheel onder den duim te hebben. Hoe onaan genaam ik het ook vind, ik moet nu wel over gaan tot mijn laatsten stap, al vrees ik daar van gevaar voor miss Gaymer. Daarom bood ik' je zoowat al het geld, dat ik op de bank heb. aan. Nu echter zal ik je dwingen, Haliburton of eigenlijk heet je Spratt, niet waar? om je verloving te verbreken. Ik zal je iets mee- deelen, wat alleen aan mij en den bankier van miss Gaymer bekend is, een mededeeling, waar voor je me heel dankbaar zult zijn en die je tot de overtuiging zal brengen, zoodra je buiten de deur staat en dat zal niet lang meer duren dat je een stommerik bent geweest, toen je daarnet mijn aanbod niet hebt aanvaard Je schijnt in de onverwoestbare meening te verkeeren, dat miss Gaymer een erfdochter is. Door experts op theekransjes is haar vermogen zoo tusschen de veertig en honderdduizend pond geschat. Ik zal je precies vertellen, hoe veel is is. Ga eens van die tafel af. Ik moet dat geldkistje openmaken." Hughie haalde uit het kisje een afrekening en een brief te voorschijn. „Toen ik in het land terugkwam, vond ik dezen brief op me wachten. Van mijn oom. Het volgende daarin zal je wel interesseeren,Ik heb al mijn bezittingen te gelde gemaakt en 't geld ten gunste van Joey onder jouw beheer ge steld bij de Nationale BankOver de rest van mijn vermogen is per testament beschikt en zoolang mijn dood niet officieel vaststaat, kan niemand daaraan komen." „Ik hoop, dat er een flinke som op die bank stond," zei Haliburton. „Toen ik naar die bank ging," vervolgde Hug hie, „en vroeg om mijn afrekening, kreeg ik dit saldobiljet. Daaruit kun je het juiste bedrag zien van het vermogen, dat ik toen in handen kreeg." Hij reikte het biljet aan Haliburton, die het inzag en bleek werd. „Gezien?" vroeg Hughie kalm. „Honderd pond sterling. Een slechte ruil voor vijfdui zend." „Waar is het geld?" vroeg Haliburton met dikke tong. „Dat kan ik je niet zeggen," zei Hughie. „Maar je ziet, dat negen en dertigduizend, ne genhonderd pond het enkele dagen te voren gestorte bedrag min die honderd pond op den dag voor zijn vertrek door mijn oom weel waren opgenomen. Hij moet plotseling zijn plannen, gewijzigd hebben. Waarom, weet ik niet. Ik weet alleen, dat hij me door die voogd benoeming in een lastig parket gebracht heeft en jou ook." Hij sloot het geldkistje. Er volgde een druk kende stilte. „Ik veronderstel, dat ik nu wel mag aanne men, dat je die verloving wenscht te verbre ken, Haliburton," begon Hughie. „En of!" antwoordde Haliburton, te verdrie tig om zijn rol nog langer vol te houden. „Je bent wel een doortastende schurk, Spratt; niet huichelachtiger dan strikt noodig is. Enfin, ik zal je niet langer ophouden. Goeden avond!" Maar de vlugge geest van Haliburton had den veranderden toestand snel overzien met al zijn voor- en nadeelen. „Ik zou zoo denken, dat je het onbeschei den zoudt vinden, als ik vroeg, uit welke bron die jonge dame dan een inkomen van drie of vierhonderd per jaar trekt?" „Niet alleen onbescheiden, maar beslist onge zond," zei Hughie, rood van woede. „Dunkt u niet. meneer Man-able, dat het toch wel goed zou zijn, op goeden voet met me te staan? Ik wil genoegen nemen met die vijf duizend. De wereld is benepen, niet waar? en er is maar weinig noodig omt den goeden naam van die Toen verloor Hughie zijn beheersching. Noch hij, noch Haliburton wisten duidelijk, wat er in de volgende seconden gebeurde, maar daarna stond Hughie naar adem te hijgen op hetzelfde oogenblik. dat Jimmy Marrable de deur inkwam en Haliburton het raam uitvloog (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 8