De voorgestelde wijziging van de L.O.-wet 1920 /éM Onrust der tijden JJisnuistuiig) 25 JAAR Westen Nemes INSTEMMING BIJ VELE TWEEDE KAMERLEDEN ZONDAG 10 SEPTEMBER 1939 VAN WEEK TOT WEEK bi. w^ten, «er- De Nederlanders te Warschau Allen bevinden zich in goeden welstand COMMANDANT ZEEMACHT NAAR INDIË Afscheid genomen van minister van Defensie Verscheidene leden achten ver betering der leerlingen- schalen urgent Waarom geen beroep bij wachtgeldbeslissingen? K.L.M. vliegt heden niet op Londen Op grond van een van Engelsche zijde ont vangen mededeeling, heeft de K.L.M. besloten, heden, Zondag, haar diensten tusschen Am sterdam en Londen niet uit te voeren. Üw mysteriën, Heer, mogen ons behoeden en aliijd iegen de aanvallen van den duivel beschermen. Door Christus onzen Heer. Secreia Noodtoestand in den vischhandel In de komende weken bijna geen aanvoer te verwachten Onze scheepsruimte Maatregelen tot in stand houding UIT DE STAATSCOURANT Onderscheidingen Rechterlijke macht fes Is het goed of is het verkeerd, de ontstel ende oorlogsberichten te volgen, zich over te êc-ven aan de opwindende emoties, door zoo Ve'e en zoo tegenstrijdige legertijdingen .van strijdende mogendheden opgewekt, zich vu- f:8 te verontwaardigen over het geschonden 'echt, zich te verliezen in meegevoel met de °nschuldigen, die vernietigd worden? Ware het beter, dat de radio maar zweeg, dat de kanten maar niet verschenen, dat de onrust wekkende bulletins uitbleven, dat de toch al 'i'jna ondraaglijke spanning niet uur aan uur <t°or geruchten werd verhevigd? Of moeten Wij integendeel deze felle berichtgeving aan aarden als een noodzakelijke paedagogie des ^Oloeds en zelfs betreuren, dat de oorlog- arende mogendheden in deze eerste krijgs- Week zoo betrekkelijk spaarzaam ziin geweest 1>let mededeelingen van de fronten? Worden W'j door de kennis van de feiten alleen ver- G°trust, of daarenboven gelouterd? Heeft het dat wij deze dingen vernemen en weten, of 's het alleen maar gruwelijk en zinloos? Suc- Cessen worden gemeld en weersproken; de 5*-jl der legerberichten is bij alle zakelijke ob jectiviteit sluw en berekend, geheel beheerscht Co°r de ideeën-propaganda, die meer dan ooit oorlog van de wapenen begeleidt: niets van '■etgeen wordt medegedeeld is vrij van strek- 'dg en stemming. Van weerszijden tracht men ''hor welbewuste agitatie de gedachte te ver beiden, dat de krijgsverrichtingen het karak- 'tr voeren van een heiligen strijd omwille der bhtvaardigheid. Hoe is het mogelijk, zich vo°r deze suggesties ontvankelijk te stellen en ^"arbij het hoofd koel te houden? Met bitter- •eid herinnert men zich den zoo Jcort geleden poerden Spaanschen broederkrijg met net '°dische naspel van het Duitsch-Russische dat alles vernietigt, wat talrijke Span aarden aan beide zijden als een ideaal hebben •schouwd of tenminste voor een redplank van volksvrijheid en van de vaderlandschg cui- hebben gehouden. Het walgingwekkende - Sef, te leven in een wereld van leugen, wordt °0r de tegenstrijdige oorlogsgeruchten zóó bscherpt, dat men onwillekeurig zoekt, zich °ntdoen van het vuil en naar verstrooiing kijpt om de werkelijkheid te kunnen vergeten. I^at de radio zwijgen, leg de krant ter zijde, kar uit het oude boek, dat gij ter hand eemt om u van deze moderne wereld te zui- ^ten, klinkt nu ineens gij had het vroeger °°it zoo gehoord de stem van dezelfde Walging op, of van dezelfde leugen. Gij ont boet dezelfde verkommerde menschen met de- bfde kwellende begeerten, dezelfde diepe on- "!'ouwbaarheid van gemoed, dezelfde onnoo- e'e gehechtheid aan de dingen, die hen on- ^'bkkig maken. Neem een ander boek, en nog b ander: Gij kunt de wereld niet ontvluchten, eral kreunt haar onophoudelijke wanhoop en tv, het «te, (eti wordt u te moede, als was zelfs het schoon- dat de wereldlitteratuur voortbracht, slechts sinister voorspel van het eeuwige tand- nars der verdoemden. Ook de groote geeste- 6 schrijvers, die altijd het vermogen beza- a' U te vertroosten door hun wijsheid, hun ^"ilflheid, hun bijna reeds verworven zalig- 6,<J, Zeggen u in deze stemming slechts, dat zij Wereld verachtten, afgrondelijk-diep en kwellende walging, omdat er in deze we- geen ware eerlijkheid, geen ongerepte All, °°hheid, geen algeheele zuiverheid bestaat. !s aangetast. Alles is bezoedeld. Alles is Hoe hebben zij geworsteld om zich er aan onttrekken! Hoe hebben zij eronder geleden, ket niet ging. „De wereld wil mij achterna, Waar ik ga, 0f sta, of ook mijn oogen sla" e weemoedige klacht van Guido Gezelle is de bitterheid der heiligen vervuld. En wan- 'Êfcï' j, S'J op het oogenblik, onder deze indruk- denkt aan de lieftallig-idyllische uitbeel- van het hemelsche, zooals dat huiverde het ®ok gemoed van kinderlijke vromen, wordt hit u te veel en gij komt er tegen in op- Od. gij v/aren zoo lief en zoo naïef niet, deze kaamde eenvoudigen denkt gij deze erafdus Al, Majella en Stanislaus Kozstka en opsins van Gonzaga en Johannes Berchmans --.érèse van Lisieux en Koenraad van Parz- Vy, 2ij ook waren grimmige haters van de (T^d of dragers van haar onmetelijke droef- Het is een sprookje, dat er lieye, ongerep- WZU'Vere menschen zouden bestaan, denkende 118 van louter beminnelijkheid. Er waren 1 etlaars en belogenen, vroeger en nu. En wat S 8enoeS had om- dit in te zien bij vol tij löen adel van gemoed om het niet te ver- 5-,?Cn' is door walging en wanhoop ver beid. ^as het voor hen nog een versterving, te toen alle brood smaakte naar het ver- t* Van he wereld? Was het nog moed, zich ^ai§ trekken, toen iedere ontmoeting de O1 vermeer<terde? Laat het zijn, dat zij het geluk der deugd een hoogen prijs be- en' alle andere vreugde zou hun toch ver- Va^ ZlJn door hun ondraaglijk scherp besef ■ihefj06 voosheid en bedorvenheid der wereld. 0v6r 0lVenheid". Gij hebt er wellicht nooit zoo *»aainagehacht, maar voor hen was dit woord ^Hds Van reahteit. Het was nauwelijks een hi aak. Zij voelden de aanraking met de Precies zoo griezelig, zoo weerzinwek- bezjg wiJ de aanraking met voedsel, dat is te Hp verr°tten. jje, benijdt hun hun walging! gen ls minder de onrust, die u in deze da- 5r%°Vermeestert> dan het besef van radelooze '<OnC)t algeheelen afkeer, griezeling. Gij Wji] rnet deze heele vuiligheid niets te maken ^hebben Zij staat u pertinent tegen, en ^ëten "L 'laar niet ontvluchten. De kunst, de ttetlj Schap, de schoonheid der natuur zijn niet he^ genoeg om u neelemaal te ontheffen van aIschuw. De kunst, die allertrouwste ge- Van >f het ia geestesleven, bij wie gij altijd weer hig vinnj6 Sprankje adel van hen mensch te- hoop en die u voorheen zelfs in uw wan eer de^0^ selleel in den steek liet, wordt on- Ai de r Verbijstering even onverdraagbaar als 6st' üjkt nu maar een uitvlucht. Het '■hl ousch at"in Pilatus zicb de handen waschte üid", was van dezelfde verdachte zui verheid als de kunst.: klaar, doorzichtig, stra lend in het licht der zon,maar die twee handen kunt gij daarbij niet vergeten. De we tenschap? Ze wordt een aanfluiting van den geest, wanneer gij bedenkt, dat zij moet dienen om in het laboratorium de explosieve stoffen en de gassen te vervaardigen, van welker gevol gen zij u daarna in het ziekenhuis zal gene zen. En de schoonheid der natuur? Ieder land schap is goed voor slagveld, iedere boom kan tot versperring dienen, ieder struikgewas is geschikt om geschut te maskeeren. Ieder idyl lisch dorpje met zonnige boerderijtjes en een ranken kerktoren, een molentje, een herberg met een uithangbord, een dorpspomp op het marktplein, een hoefstal onder lindeboomen, heet, zoodra het daarop aankomt, een vijande lijke stelling en God behoede er de moeders, die een kind verwachten! Toch moet gij in deze wereld leven, voort leven. Gij kunt niet vermoeden, hoe lang de beproeving zal duren, noch hoe zij eindigen zat. Gij kunt u allen voorhouden, dat ook dit wei weer voorbij zal gaan, te zijner tijd. Dan zal misschien blijken of het ergens goed voor ge weest is. Misschien ook niet. De gedachte, dat de menschen er beter of wijzer door zullen wor den, konden de idealisten, van 1914 tot 1918 koesteren, maar wie zich de ervaring van toen nog eenigermate herinneren, laten zich van daag niet door mooie phrasen verschalken en hebben hoogstens een beetje vertrouwen in de zoogenaamde „opmerkelijke kalmte", wiliar- roede de troepen ten oorlog trokken, in tegen stelling tot 1914, toen ze geestdriftig waren. Opmerkelijke kalmte van groote menschen- massa's duurt nooit lang, wanneer er iets catastrophaals aan de hand is. Maar hoeveel van die kalmte komt op rekening der propa ganda? Hoeveel doodvonnissen tegen deserteurs en weigeraars zijn er op dit oogenblik reeds voltrokken, zonder dat men er iets over hoort? Wat niet dienstig is voor de propaganda, komt toch niet door. Deze techniek is veel volmaak ter dan in 1914, toeri de berichtendienst ruwer was, primitiever, kleuriger en romantischer in dien gij wilt, maar bij dat alles oprechter. De moderne publiciteit is minder een kunst der openbaarmaking dan der verzwijging. De zorg der verantwoordelijken is minder gericht op de voorlichting' dan op de geheimhouding. Noemt men het percentage dooden en gewon den, dan verzwijgt men het getal, waarnaar, deze procenten berekend moeten worden: de familieleden der gesneuvelden mogen het doodsbericht van hun verwant niet eens medo- deelen aan hun kennissen en het is strikt ver boden, te rouwen! Wie iets weet, mag vooral niets vertellen. Wat voor zin heeft het dan, te luisteren naar de berichten en de verslagen te lezen? Is het nog ergens goed voor? Of is het geheime deel neming in het wereldkwaad, de bevrediging van een duisteren sensatielust? Menigeen, die gedurende de laatste week met spanning de berichten volgde en die niet geheel onbewust leeft, zal zich deze vraag heb- )ien gesteld, en bij sommigen zal zij een gewe tensvraag zijn geworden. Is het goed of is het verkeerd, zijn geest te laten deelen in den on- metelijken onzin van al hetgeen er vertéld wordt, terwijl de kans tot zorgvuldige onder scheiding van het ware u met welhaast dui- velschen opzet wordt benomen? Verkeerd is het zeker, voorzoover het den mensch nog dieper ontrukt aan zichzelven en prijsgeeft aan zinlooze emoties, die als een prikkeling worden genoten. Ook is het ver keerd, voorzoover men zich door deze bewuste propaganda laat opzweepen tot partijdigheid en haat. Maar het is goed, indien het stemt tot een hooger waarheidsbesef, dat aan den greep van deze leugenachtigheden ontstijgt door helder te maken, dat deze wereld de vijandin is van den geest. Men zegt wel eens, dat ook de neutrale landen strijden, want zij strijden temidden van de uitbarsting der hartstochten voor de onaandoenlijke, zuivere waarachtigheid. In ze ker opzicht is dit zoo, maar in -een hoogeren dan politieken zin. Toeschouwer te zijn bij de ellende, is voor een fijngevoelig mensch een ellende op zich zelf, maar het is een ellende met zinsbesef. Al het gerucht heeft waarde, wanneer het dit besef bij ons vermeerdert. Het kan ons de we- ïeld doen kennen. Als kennisbron der objectieve, historische waarheid is zijn beteekenis heel twij felachtig, zeker voor ongeschoolde beoordee laars. Maar voor een wijs gemoed draagt alles bij tot kennis van de wereld en de ziel. En deze kennis, die wij wel eens houden voor een vervulling van ons wezen, ^blijkt nu een hevige onvoldaanheid, schrijnend als honger en dorst. De ware kennis van wereld en ziel is de kennis van haar onderlinge ongenoegzaamheid. Wie wereld en ziel doorgrondt, begrijpt, dat zij el kander niet kunnen bevredigen, doch dat zij hun bevrediging, hun vrede, verwachten van een verlossing. Zij hongeren van nature naar een Ridder der wereld. A. v. D. Blijkens bij het departement van Buiten- landsche Zaken ingekomen ambtsberichten zijn de leden van de Nederlandsche kolonie te Warschau in de Nederlandsche legatie samengekomen en bevinden zich in goeden welstand. Schout bij Nacht C. E. L. Helfrich, benoemd commandant zeemacht in Nederlandsch Indië, heeft Zaterdagochtend aan den minister van Defensie een afscheidsbezoek gebracht voor zijn vertrek naar Nederlandsch Indië. dat op a.s. Woensdag per m.s. „Dempo" is bepaald, Aan het voorloopig verslag der Tweede Ka mer over het wetsontwerp wijziging van de Lager Onderwijswet 1920 en van artikel 49 der wet van 22 Mei 1937 wordt het volgende ont leend Sommige leden betwijfelden, of de regeering wel beleidvol heeft gehandeld, door thans een generale herziening van de Lager-Onderwijs- wet 1920, waarvan zij de urgentie moeilijk kon den inzien, aan de orde te stellen. Zij achtten het immers niet uitgesloten, dat bij de behande ling van dit wetsontwerp wederom, evenals bij het ontwerp-kweekschoolwet, amendementen voorgesteld en aangenomen zullen worden, wel ke de regeering onaanvaardbaar zal achten, Vele andere leden meenden, dat de La- ger-Onderwijswet 1920 in menig opzicht her ziening behoeft. De indiening van dit wets ontwerp had dan ook hun instemming. Van verschillende zijden gaf men uiting aan den wensch, dat eenige artikelen, die het ont werp in de herziening betrekt, ook op andere punten dan de minister voorstelt, worden ge wijzigd. Daarnaast werd aangedrongen op her ziening van artikelen, waarop dit wetsontwerp geen betrekking heeft. Verscheidene leden gaven als hun oordeel te kennen, dat, zoo er iets is in de Lager-Onder- wijswet 1920, wat dringend wijziging en ver betering behoeft, het zijn de leerlingenschalen voor het lager en uitgebreid lager onderwijs en de mogelijkheid, dat zoogenaamde kweekelin- gen met akte tegen geen of een veel te geringe vergoeding een volledige onderwijzerstaak ver vullen. Zij drongen er krachtig op aan, dat deze herziening van de Lager-Onderwijswet 1920 benut zal worden, om de hierbedoelde verbete ringen aan te brengen. Een leerlingenschaal voor het lager onder wijs, kortheidshalve aan te duiden als de 35 45-schaal, achtten zij een bescheiden, maar dan ook volstrekt noodzakelijken stap, om tót ver betering te komen. Voor het uitgebreid lager onderwijs, zou dan aanvankelijk met een 28- of 29-schaal kunnen worden volstaan. Dat er voor deze verbeteringen geen geld zou zijn, kon men niet aanvaarden, aangezien de regeering blijkbaar geen bezwaar had tegen voorstellen tot het doen van uitgaven, waar voor tot voor kort evenmin geld beschikbaar scheen te zijn. Als voorbeeld noemden deze le den het voorstel, om voor de tweede helft van 1939 vijf millioen beschikbaar te stellen voor uitbreiding van werkkampen, enz., registratie van de jeugdwerkloosheid en invoering van een staat-van-dienstboekje. Naar hun oordeel moet een maatregel als ver betering van de leerlingenschalen, welke aan duizenden werkloozen bij het onderwijs werk zou verschaffen en bovendien het onderwijs zou verlossen van het door ieder erkende euvel der te groote klassen, ten minste even urgent wor den geacht. Sommige leden zouden niet willen aandringen op verlaging van de leerlingenschaal bij hot uitgebreid lager onderwijs, welke zij voldoende achten; doch wel op die bij het gewoon lager onderwijs. Indien financieele bezwaren zich hiertegen zouden verzetten, ware compensatie te vinden in de volgende maatregelen: 1. Verlaging van enkele marges en toelagen, althans bevriezing van de reeds toegekende sa larissen plus marges en toelagen, zoodat geen salarisverhoogingen zouden plaats vinden voor dat de verlaagde marges en toelagen waren in gehaald. 2. Verlaging van de salarissen, zoodat jonge onderwijzers bijv. de eerste drie jaren, die toch min of meer als stagejaren zijn aan te mer ken, een salaris ontvangen van f 60, f 65 en f 70 per maand. 3. Afschaffing van de bij amendement in gevoerde 30-schaal voor op 1 December 1935 bestaande centrale scholen voor het zevende en de hoogere leerjaren. Vele leden drongen aan op een zoodanige wij ziging van artikel 22bis, dat komt vast te staan, dat een eenmaal op grond van het tweede lid genomen beslissing ten aanzien van een vóór 1 Juli 1937 geopende school niet ieder jaar be hoeft te worden hernieuwd, maar blijvend van kracht zal zijn. Nu de minister in het ontwerp er naar streeft, de wachtgeldregeling voor de onderwijzers zoo veel mogelijk te doen aansluiten bij die voor de rijksambtenaren, drongen verscheidene leden er op aan, dat eenzelfde gedragslijn zal wor den gevolgd ten aanzien van een uitkeering aan de nabestaanden van een onderwijzer. Sommige leden achtten het gewenscht, dat de wijze, waarop de schippers- en kramerskln- deren als werkelijk schoolgaand moeten worden medegeteld, in de wet of bij algemeenen maat regel van bestuur worde bepaald, in plaats van die te laten afhangen van bij ministerieele rondzendbrieven gegeven voorschriften. Vele leden konden niet inzien, waarom de minister niet voorstelt te mogelijkheid te openen van beroep tegen alle beslissingen, door den minister met betrekking tot wachtgeld geno men. Naar het oordeel dezer leden ware de tweede zin van het voorgestelde lid 15 a!s volgt te lezen: Binnen dertig vrije dagen na dagteekening eener beslissing omtrent wacht geld, kan de belanghebbende daarvan bij ons in beroep komen. Tegen het voorstel tot invoeging in artikel 55bis van een nieuw lid Ibis hadden verschei dene leden ernstig bezwaar. Verminderen nu Ingevolge het voorgestelde lid bijv. in de maand April Ged. Staten de bedragen op de begrooting eener gemeente, aan zal de raad het bedrag, per leerling voor de openbare school vastgesteld, moeten herzien en met de goedgekeurde begrootingscijfers in over eenstemming brengen. Deze leden achtten het ook niet juist, dat de wetgever hier formeel sanctionneert, dat Ged. Staten langs den weg van toezicht op de gemeentefinanciën ingrijpen in de bevoegdheid van het gemeentebestuur bij de uitvoering van de Lager-Onderwijswet 1920. In verband met de voorgestelde wijzigingen van het vierde lid van artikel 56 werd de vraag gesteld, hoe groot het aantal is dergenen, die in het genot zijn van wachtgeld als gewezen hoofd eener openbare, eener neutrale bijzondere, eener Chr. en eener R. K. lagere school. De minister stelt n.l. voor, de keuze der gemeente en schoolbesturen, indien zij voor het behoud van aanspraak op rijksvergoeding een wacht gelder tot hoofd moeten benoemen, te beper ken tot hen, die wachtgeld genieten als hoofd eener school. Indien het aantal van bedoelde wachtgelders betrekkelijk gering zou blijken, zouden verscheidene leden tegen deze beper king bezwaar hebben, omdat, naar zij meen den, tegenover de geringe besparing, welke hierdoor verkregen zou worden, ernstige na- deelen voor het onderwijs zouden kunnen staan. Wederom wenschte men te vernemen, hoe veel onderwijzers, te onderscheiden naar de openbare, neutrale, bijzondere, Chr. en R. K. scholen, waaraan zij voor de op wachtgeld stelling het laatst gediend hadden, in het ge not zijn van wachtgeld, respectievelijk hoeveei van hen nog een restant-wachtgeld genieten en hoeveel dit bedraagt. Vele leden waren va-K oordeel, dat de ver houdingsgetallen voor het ULO, zooals deze ingevolge het eerste 'lid van artikel 57 gelden, onredelijk zwaar zijn. Verscheidene leden drongen aan op een zoo danige wijziging van het zevende lid van arti kel 89, dat de vakonderwijzers, di^ voordat zij den leeftijd van 65 jaren hebben bereikt, of het tijdvak, waarvoor zij zijn aangesteld, is verstreken, anders dan op eigen verzoek wor den ontslagen, van dat ontslag in beroep kun nen komen bij de commissie van beroep, waar bij de school aangesloten is. Naar de meening dezer leden is de tijd thans rijp om de rechts positie der vakonderwijzers te waarborgen. Verscheidene leden zouden wenschen, dat artikel lOlbis zoodanig werd herzien, dat vak onderwijzers aan bijzondere scholen uit het bedrag, dat aan de gemeente in rekening kan worden gebracht, tot een grooter of kleiner aantal en tegen een lagere of hoogere bezoldi ging dan bij de gemeente geldt, worden aan gesteld. Andere leden zouden in een dergelijke her ziening van dit artikel een onnoodige aantas ting van de vrijheid der bijzondere schoolbe sturen zien. Sommige leden achtten het wenschelijk, dat voor den diensttijd van drie jaren noodig om tot hoofd der school benoemd te kunnen wor den (artikel 192, eerste lid), ook diensttijd als zelfstandig werkende kweekedng met akte mee geteld mag worden. Nu nagenoeg de geheele vloot als gevolg van het oorlogsgevaar is komen stil te leg gen is de vischhandel in groote moeilijk heden gekomen. De vischaanvoeren zijn vrijwel geheel stopgezet. Uitgezonderd de vangsten der kustvisschers, welke echter bij lange na niet in de behoefte aan visch kunnen voorzien, zijn in de komende weken geen aanvoeren te verwachten. Deze kleine aanvoeren der kustvisschers worden aan den vischafslag voor zeer hooge prijzen geveild, waardoor de kleinhandel niet in staat is aan deze visch iets te verdienen. De vischprijzen zijn de laatste dagen met 100 procent gestegen en nog hooger prijzen worden verwacht. De vischhandel kwam heden bijeen om de huidige moeilijkheden te bespreken. Van winkelierszijde werd de vraag gesteld of het publiek bereid zou zijn zelf de visch in de winkels te komen koopen en mee te nemen ten einde de explitatiekosten te verminderen. Ven ters zijn er nog het slechts aan toe. Deze staan los van elke hulp en steun. Plannen wor den beraamd om deze menschen hulp te ver- leenen indien deze toestand blijft voortduren. Ook de haringprijzen zijn aanmerkelijk ge stegen. De venter betaalde de laatste weken plm. 16 gulden per kantje, heden moet hij reeds 21 gulden en meer betalen. Het bestuur van de vischhandelaarsvereeniging „Vrede" te Seheve- ningen heeft besloten indien deze prijsverhoo- gïng blijft voortduren hiervan te bevoegder plaats kennis te geven. Bij beschikking van den minister van Econo mische Zaken is bepaald: 1. Het is verboden op eenigerlei wijze te be werken of er toe mede te werken, dat een Ne derlandsch zeeschip zonder door of namens den minister van Economische Zaken verleende ver gunning a. zijn hoedanigheid van Nederlandsch zee schip verliest; b. in eigendom, in gebruik of ter beschikking wordt overgedragen, voor zoover betreft over dracht aan niet-Nederlanders of naar hel bui tenland. 2. De directeur van het Rijksbureau Zee scheepvaart te 's-Gravenhage wordt gemachtigd, namens den minister van Economische Zaken, een vergunning als boven bedoeld, te verleenen. 3. Deze beschikking treedt in werking met ingang van den dag, volgende op dien der dag teekening, onderscheidenlijk der eerste dagtee kening, van de Nederlandsche Staatscourant, waarin zij is geplaatst. Benoemd is tot officier in de orde van Oranje-Nassau, de heer W. Chr. Schimmel, consul-generaal der Nederlanden te Genua. Verlof is verleend tot het aannemen van de achter hun namen vermelde vreemde eere- teekenen aan de volgende personen: Ch. J. I. M. Weiter, minister van Koloniën, te 's- Gravenhage, dat van grootkruis der Kroon orde van België; Dr. J. J. C. van Dijk, oud-minister van De fensie, te 's-Gravenhage, dat van grootkruis der Kroonorde van België; C. S- Sixma Baron van Heemstra, kamerheer in buitengewonen dienst en particulier secretaris van H. M. de Koningin te 's-Gravenhage, dat van groot-officier der Kroonorde van België; Mr. J. H. L. J. Baron Sweerts de Landas Wyborgh, kamerheer in gewonen dienst van H. m. de Koningin, te Wassenaar, dat van grootofficier der orde van Leopold II van Bel gië; Mr. K. F. O. James, burgemeester van Gouda, te Gouda, dat van het kruis van verdienste (2e klasse) der orde van den Duitschen Ade laar; Jkvr. W. A. von Mühlen, te 's Gravenhage, dat van ridder der orde van Leopold II van België, a. Met ingang van den dag van indiensttre ding, niet vallende voor 1 November 1939, tot ambtenaar van het openbaar ministerie bij de kantongerechten, 1. te 's-Hertogenbosch, Eindhoven, Boxmeer en Tilburg, Mr. F- J. G. Baron van Voorst tot Voorst, thans ambtenaar van het openbaar ministerie bij de kantongerechten in het arron dissement Maastricht; 2. in het arrondissement Maastricht. Mr. H. G. Rambónnet, ambtenaar voor de crisistucht- rechtspraak te 's-Gravenhage b. met ingang van den in dienst treding tot ambtenaar van het openbaar ministerie bij de kantongerechten 1. in het arrondissement 's-Gravenhage, Mr. E. L. Hamelberg, waarnemend ambtenaar van het openbaar ministerie bij de kantongerechten in het arrondissement Maastricht: 2. te Breda, Zevenbergen en Bergen op Zoom, Jhr. Mr. A. H- Reigersman, waarnemend ambtenaar van het openbaar ministerie bij de kantongerechten in het arrondissement Am sterdam; 3. in het arrondissement Maastricht. Mr. M. H. Gelinck, waarnemend ambtenaar van het openbaar ministerie bij de kantongerechten in het arrondissement 's- Gravenhage. Voor het tijdvak, hetwelk eindigt 1 September 1941. is in enkelvoudige kamer voor de vereen voudigde behandeling van strafzaken van de arrondissementsrechtbank te 's Gravenhage aan gewezen tot plaatsvervangend lid mr. A. H. Prins, rechter.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 5