Sobere millioenennota met sombere cijfers Het geheim opgelost De Spoorweg feesten Engeland en de neutralen DE MEENING VAN DE PERS BINNENLANDSCHE ZAKEN DONDERDAG 21 SEPTEMBER 1939 VERKOOP VAN ZEEP MILITAIRE WILLEMSORDE EERSTE KAMER Vertooning van een voortreffelijke film en opvoering van een revue „Van diligence tot diesel" HET ENGELSCH Wj 11 weg' om zich te verkleedenl ZÜ zou Regelen worden overwogen om eenheid te verkrijgen bij hulpverleening UIT DE STAATSCOURANT Onderscheiding Hoogei onderwijs Rijksgebouwendienst Roode Kruis Landmacht ft Na de commentaren over de troonrede, geeft pers thans haar meening over de millioenen nota: Wij rijden thans meer dan ooit in den "list, constateert ,,de Maasbode" (R.K.) De „Nota betreffende den toestand van 's Rijks financiën" is een eenvoudig stuk Eenvoudig in haar becijfering en sober ir. haar toelichting. Van stellige profetieën is geen sprake: de steller had kunnen herhalen wat hij in een vroegere nota schreef: Wij rijden in den mist. De geheel abnormale toestand, waarin de wereld en daarmee ons land verkeert, maakt elke berkening een proeve van astrologie, waaraan geen ver standig staatsman zich wagen kan. Van „torenhooge schuld" spreekt de Nota en volgens Nederlandsche begrippen is dat Woord niet geheel onjuist. Een schuldaan- was als Duitschland zich veroorloofde van 16 milliard mark op 1 April 1937 tot 32 milliard mark in Mei 1939 is hier niet vertoond en een deel van de openbare werken is zeker economisch productief, ter wijl tegenover de vlottende verplichtingen van 846 millioen ruim 623 millioen vorde ringen staan. Een vreeselijke crisis als ons in de afgeloopen periode teisterde, gevolgd door den ook ons tot hooge uitgaven ver plichtenden oorlogswaanzin, komt geen volk zonder verzwakking van het financieele weerstandsvermogen door. Maar met de nota zeggen wij: „Reden om den moed te laten zakken, is dit stellig niet". Al zullen ook wij allen ons dingen hebben te ontzeg gen, waaraan wij gehecht zijn en wenschen moeten prijs geven, waarvan de redelijkheid op zichzelf niet betwist kan worden in dien Gods goedheid ons den oorlogsgruwel hespaart, zullen wij wel armer kunnen wor den maar, eendrachtig samenwerkend, weer Worstelen naar een beteren tijd, zoo niet voor ons zelf dan toch voor hen, die na tins komen. Stoffelijke waarden mogen dan Wijzigen als de geestelijke volkskracht ongeschokt en de volkseer ongeschonden blijft, moeten wij nog dankbaar zijn. De „Volkskrant" (R.K.) is zeer teleurgesteld, h kan slechts hopen, dat de daden der re dering beter zullen zijn, dan haar cijfers: De heer De Geer gaat nog verder dan de heer Colijn in zijn kortstondige vijfde kabinet: deze was immers voornemens de leerlingenschaal te verbeteren nu de heer Slotemaker tot zijn ministerieel emeritaat Was genoopt. De heer De Geer kiest inzake de jeugd werkloosheid is over de ettelijke millioe nen ten behoeve van de bestrijding der jeugdwerkloosheid de strijd met minister De Wilde niet begonnen? de partij van dezen oud-minister en van den heer Colijn, hetgeen de Standaard een nieuwe voldoe ning zal bezorgen. Voor de twee katholieke ministers in dit kabinet, met minister Romme ten aanzien van de bestrijding der jeugdwerkloosheid solidair, ls deze terugtred verre van aange naam. Ook vernemen: wij niet, dat inzake de jeugdwerkloosheid iets anders zal worden ondernomen; de heer De Geer gelooft toch niet dat er geen jeugdwerkloosheid meer is? En men is toch nog niet vergeten, dat in de Troonrede van 20 September 1938 werd aangekondigd: „De werkloosheid onder de jeugd heeft de bijzondere aandacht der re gering; maatregelen tot krachtiger bestrij ding worden voorbereid". Wordt dat 'woord tot een ij del woord? Wij kunnen alleen nog hopen dat het kabinet in zijn daden beter zal zijn dan de Woorden aanleiding geven te verwachten. .Net „Volk" (S. D. A. P.) betreurt het dat I5®t name voorloopig niets aan de leerlingen- ^haal zal worden gedaan. Het blad vervolgt Tot voldoening stemt het, dat van het streven naar verder gaande besnoeiing op de uitgaven voor de bestaande diensten, nadrukkelijk zoowel de werkloosheid als de defensie zullen worden uitgezonderd. Het gaat hier inderdaad om twee even- Waardige primaire belangen en wij vertrou wen, dat de regeering dit ook aldus zal inzien. Bemoedigend in dit opzicht klinkt de aankondiging, dat op het gebied van de Werkloosheidsbestrijding onverdroten zal borden voortgegaan. De vervanging van min. Romme's wetsontwerp inzake de jeugd werkloosheid (het staat-van-dienstboekje) door een krachtige bevordering van de training, scholing, of herscholing van werk- looze arbeiders, mede als onderdeel van het algemeene streven cm de werkloozen, foor zoover eenigszins mogelijk, naar het hormale bedrijfsleven terug te voeren, is Etellig een vooruitgang in de goede rich ting. Eveneens mag als winstpost worden geboekt de opvatting, dat, bij de uitvoe- rmg van openbare werken, het begrip „pro ductiviteit" niet beperkt zal blijven tot rentabiliteit, maar reeds aanwezig kan borden geacht, indien door de werken eco nomische waarden, liefst gepaard gaande aan nieuwe blijvende werkgelegenheid, zul len worden verkregen. Wij bespeuren in een en ander den wil °m, ondanks den druk der tijden, toch so ciaal-economisch een andere koers te va ren dan de Colijniaanse, zij het dan, dat dit streven in de Millioenennota, naar on zen smaak, met een door de omstandig heden misschien verklaarbare wat al te groote behoedzaamheid wordt beleden. De „Standaard" (A. R.) is vanzelfsprekend zeer tevreden. Werd niet de lijn-Colijn ge volgd? Het behoeft voor onze lezers geen be toog, dat wij met de algemeene strekking van de Millioenennota instemmen, en dat wij er ons over verheugen, dat daarin een beleid wordt voorgestaan, dat van onze zijde steeds is aangeprezen en gesteund. Onze voorloopige algemeene indruk is, dat wij, wanneer de werkelijkheid blijkt te beantwoorden aan de beschouwingen in de Nota gegeven, met de financieele poli tiek van de Regeering onze instemming kunnen betuigen. Moge de sprake, welke van de feiten, en de cijfers uitgaat, al meer worden verstaan, ook in de kringen van hen, die aanvanke lijk wel in meerdere of mindere mate ont nuchterd zullen zijn door het geluid, dat in de Millioenennota doorklinkt. Met de uitgaven voor Defensie kan „D e Telegraaf" (neutr.) zich vereenigen, maar Minder kunnen we ons vereenigen met de beschouwingen over de werkloosheid. De Regeering meent, dat een verzachting in totaal van de werkloosheid ten gevolge van den oorlogstoestand nauwelijks te verwach ten is. Wij gelooven, dat de regeering het verminderen van de werkgelegenheid in be langrijke mate zou kunnen tegengaan, door zooveel mogelijk verloven te geven aan die personen, die voor de uitoefening van een bedrijf niet gemist kunnen worden, onder nemers, bedrijfsleiders, winkelchefs, kleine baasjes, enz. Het ligt ons ver te willen tornen aan het beginsel van algemeenen dienstplicht, maar onder de tegenwoordige omstandigheden is het zooveel mogelijk in tact houden van het bedrijfsleven ook een deel der oorlogsvoorbereiding. Mocht de oorlogstoestand lang duren, dan lijkt het onvermijdelijk, dat een sterker aandrang op de werkloozen zal worden uit geoefend, om, zij het voor lager loon, werk te zoeken, ook voor mobilisatiewerkzaam heden. Ons land zal van hoog tot laag alle zeilen moeten bijzetten. Het lijkt ons, ge zien den enormen, en waarschijnlijk in de toekomst nog aanzienlijk toenemenden druk op den belastingbetaler, onmogelijk, dat, indien de oorlogstoestand nog langen tijd zou aanhouden, ons land èn de ontzaglijke defensieuitgaven èn hoogere stortingen in het sociaal verzekeringsfonds (voor 1941 27.4 millioen hooger) èn de thans gel dende ondersteuning aan de werkloozen zou kunnen blijven dragen. De Millioenennota doet ons de bittere naakte werkelijkheid zien, aldus de Nieuwe Rotter- damsche Courant" (lib.). De korte, maar krachtige Millioenennota van minister De Geer confronteert ons volk met de bittere werkelijkheid, welke de schets van onze benarde positie in de Troonrede reeds kon doen vermoeden. De minister windt er geen doekjes om en in zijn uiteenzettingen is hij zijn reputatie van voorzichtig financier zeer zeker ge trouw gebleven. Wanneer echter in de hui dige omstandigheden van voorzichtigheid wordt gewaagd, dan is dit niet een eigen schap, welke haar reëelen tegenhanger in meer luchthartigheid bij het beheer der fi nanciën zou kunnen hebben. Een andere politiek dan de heer De Geer op dit oogen- blik voorstaat, zou een oogenblikkeljjke ruïne van onze financiën uitlokken. Het perspectief is buitengewoon duister, dit heeft deze Millioenennota juist door haar soberheid voldoende duidelijk gemaakt. Alle krachten zullen moeten worden inge spannen om aan de verrassingen van een ongewisse toekomst het hoofd te bieden. Wanneer de politiek der regeering door trokken blijft van den geest, welke uit deze nota spreekt, dan zal zij zich verzekerd kunnen weten van den steun van het over- groote deel des volks, ook al zullen in ons vrije land meeningsverschillen over onder- deelen van het beleid blijven voorkomen. Doch men mag verwachten, dat de critiek van opbouwenden aard zal zijn en daarom der regeering slechts welkom zal zijn bij de vervulling van haar welhaast bovenmen- schelijke taak. Het „Handelsblad" (lib.) spreekt van een vergulde pil en noemt de nota somber en sober: Somber en sober is de Millioenennota. Niet zoo sober als de27 regels, waar mede op 15 September 1914 minister Bert- ling zijn begrooting-1915 in het bijzonder toelichtte, maar helaas veel somberder. Bij de buitengewone uitgaven, welke de oor logstoestand meebrengt, heeft de Schatkist nog de zorg voor een tekort op de gewone begrooting, dat naar de getuigenis van den minister van financiën zelf, slechts kan worden gedekt door nieuwe lasten, die „wel het uiterste eischen, dat na al wat in de laatste 7 jaren aan belastingverzwaring is tot stand gekomen nog van de contri- buabelen kan worden gevraagd." Maar hoe zal men dan de nieuwe oorlogslasten dek ken? Er kon in de begrooting 1940 niet veel eigens te voorschijn komen van den nieu wen minister van Financiën, die pas op 9 Augustus in functie trad, en sedert dien hebben de internationale gebeurtenissen een volkomen abnormalen toestand in het le ven geroepen. De eischen, welke thans ge steld worden door de omstandigheden, ma ken dat de regeering-De Geer in menig opzicht de voetsporen zal moeten volgen van de regeering-Colijn. De oorlog heeft die iro nie van het lot op zijn geweten. Het is nu, naast uiterste krachtsinspanning, al verso bering en bezuiniging wat de klok slaat, en slaan moet. Zoo wordt nu ook het fameuze ontwerp- Romme in zake de jeugdwerkloosheid in getrokken, dat het conflict met minister De Wilde tot uitbarsting hielp brengen. De aangekondigde werkloosheidsbestrijding training en herscholing van werkloozen bevordering van hun terugvoering naar het normale bedrijfsleven, productieve openbare werken verschilt in wazen evenmin veel van hetgeen de vorige regeering wilde. De extra-druk van den oorlog heeft dit alles zoo bepaald en wij willen er niet over nakaarten, al bevestigt het onze overtui ging, dat de nooden, welke thans bestreden moeten worden, een verbreeding van de re- geeringsbasis, en een benutting van som mige uiterst ervaren krachten, die nu daar buiten blijven, alleszins zouden rechtvaar digen. Volk en regeering staan voor een uitzon derlijk zware opgave. De natie zette zich schrap. De C.-H. Nederlander acht haar vertrouwen in het kabinet gerechtvaardigd door de indie ning van deze millioenennota. Dit bondige, glashelder gestelde staats stuk, aldus het blad, verraadt een vaste hand en wekt deswege vertrouwen. De fi nancieele toestand wordt volkomen reëel uiteengezet. De dingen worden niet mooier voorgesteld dan zij zijn en desondanks is er niets van de „kortsluiting", die de fi nancieele beschouwingen in het verleden wel eens heeft gekenmerkt. De millioenen nota maakt het duidelijk, dat wij ons in allerlei opzichten beperkingen zullen moe ten opleggen, maar opent anderzijds het perspectief, dat de behartiging van de meest vitale volksbelangen de defensie en de werkloosheid verzekerd is. Het behoeft voor onze lezers voorzeker geen betoog, dat wij ons hierover van harte verheugen. Wij achten dezen inzet van het Kabinet De Geer uitermate gelukkig en wij zijn van oordeel, dat met dit eerste op treden van het Kabinet de grondslag wordt gelegd voor een politiek, die zich tot een waarlijk nationale zal kunnen ontwikkelen. Intusschen, zegt het blad verder, is ons na lezing van deze millioenennota nog raadselachtiger geworden, waarom de crisis in het vierde Kabinet Colijn moest ont staan. Het is ons niet duidelijk, waarom dit Kabinet niet dezelfde politiek heeft kunnen volgen als thans door het Kabinet De Geer is aanvaard. Ons volk ware dan veel narigheid bespaard gebleven. Nu dit evenwel niet zoo heeft kunnen zijn, is het in ieder geval maar goed, dat deze moei lijkheden den weg hebben geopend voor een juister beleid, terwijl daardoor bovendien het voordeel is verkregen een factor waarvan de beteekenis in de huidige oor logsomstandigheden niet mag worden on derschat dat een Kabinet is opgetreden, dat reeds krachtens zijn samenstelling het vertrouwen van breede groepen van het volk kan hebben. De liberale Avondpost gaat uitvoerig de mil lioenennota na en komt dan tot de volgende conclusie:. Het is alles bijeen geen rooskleurig beeld, dat de millioenennota te zien geeft. Maar kan het anders? Groote sommen zijn noodig om ons volksbe staan en ons volksleven te handhaven. Van ieder onzer worden daartoe offers gevraagd. Laat ons die vrijmoedig brengen. De hoofdzaak is immers, dat wij als natie ongerept door dezen storm-tijd heenkomen. Wij benijden de taak van den minister van Financiën niet. Maar in zijn bekwaamheid kan ons volk vertrouwen. De minister van Economische Zaken brengt ter kennis van ingeschrevenen bij de sectie zeep van het Rijksbureau voor chemische producten, dat de directeur van genoemde sectie de dis pensatie van het verbc-d voor fabrikanten en importeurs tot het verkoopen of afleveren van zeep heeft verlengd tot 5 October 1939. Voor ge noemde categorieën is derhalve tot dien datum, voor het verkoopen of afleveren van alle soor ten zeep tot hoeveelheden, gelijk aan 1/13 van de door de betreffende onderneming in het eer ste halfjaar van 1939 verkochte onderscheiden lijk afgeleverde hoeveelheid zeep nog geen ver gunning van den directeur vereischt. In verband met de uitgifte van een gedenk bord ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan der Militaire Willemsorde (deze orde werd bij de wet van 30 April 1815 ingesteld) is op hoofd stuk II der Rijksbegrooting voor 1940 ruim 4% mille uitgetrokken. In de Woensdag gehouden vergadering der Eerste Kamer werden benoemd tot leden der huishoudelijke commissie de heeren Van Lan- schot (R.K.) en Moltmaker (S.D.). Tot leden der gemengde commissie voor de stenographie werden benoemd de heeren Janssen (R.K.), Van Citters (A.R.) en De la Belle (S.D.). Tot leden der commissie van beroep voor de ambtenaren der stenographische inrichting wer den benoemd de heeren Van Embden (V.D.), De Savornin Lohmann (C.H.) en Michiels van Kessenich (R.K.). Tot leden van de commissie voor de verzoek schriften benoemde de voorzitter, de heeren Vorrink (S.D.), Kranenburg (V.D.), Woltjer (A. R.), Heldring (Lib.) en Van de Mortel (R.K.) Na de vele strubbelingen in verband met de vervaardiging van de jubileumfilm voor de Nederlandsche Spoorwegen zullen weini gen verwacht hebben, dat Max de Haas nog voldoende energie en lust heeft kun nen opbrengen om een draaglijke, min of meer bezielde film voor den dag te zwoegen. We hebben er heel lang op moeten wachten, doch het wachten werd thans beloond met een voortreffelijk werk, dat tot de beste voort brengselen der Nederlandsche cinematografie behoort en waarvan met name het slot zonder eenigen twijfel het meest superieure filmfrag ment is, ooit in ons vaderland tot stand ge bracht. Woensdagmiddag werd de film voor het eerst vertoond en wel op een bijeenkomst in het Rembrandt Theater te Utrecht. Weliswaar hebben de talrijke nieuwsgierigen een klein uurtje geduld moeten oefenen we gens een geprolongeerde lunch der gastvrije gastheeren, zonder dat een sigaartje de ge duldige lijders troosten kon (in de Utrechtsche bioscopen rookt men nota bene niet!), maar tenslotte viel dan toch het duister in de zaal en begon de eerste locomotief te puffen. En een half uur later raasde de snelheid als een storm over het doek. Wat deze film van Max de Haas voorname lijk kenmerkt, is de beslistheid, waarmede hij den climax van de steeds toenemende snelheid der treinen heeft opgebouwd, een climax waar in ook de zeer goed aangepaste muziek van Cor Lemaire haar aandeel heeft. Op de kwaliteiten van deze uitstekende film komen wij nog uitvoerig terug even als op het trieste feit, dat deze Nederland sche film, hoe meesterlijk ook vervaardigd, in de programma's der Nederlandsche bios copen niet vertoond mag worden wegens een hardnekkigen bopcot van den, even eens Nederlandschen, Bioscoopbond. De bioscoop-exploitanten en het bioscoop-pu bliek zullen het moeten stellen zonder de prachtige Spoorwegfilm. Het is een schan de, dat dit gebeuren kan! Tot het meer feestelijk gedeelte van de her denking van het honderdjarig bestaan der Ned. Spoorwegen behoorde Woensdag naast de pre mière van de Spoorwegjubileum-film 1839 1939, de revue „Van diligence tot diesel", welke Peggy van Kerckhoven geschreven heeft en on der leiding en regie van Kommer Kleyn wordt opgevoerd. Het Rembrandt-theater te Utrecht was van wege het groot aantal genoodigden, onder wie de minister van Waterstaat, ir. J. W. Albarda en de opperbevelhebber van Land- en Zee macht, generaal I. H. Reynders, tjokvol. Ook vele spoorweg-ambtenaren waren aanwezig. Vanwege een stoornis in het Jaarbeursrestau rant, waar de autoriteiten aan een déjeuner aanzaten, begon de voorstelling zeer laat, zoo dat de aanwezigen drie kwartier hebben moe ten wachten. We begrijpen, dat men niet wilde beginnen vóór de verschillende hooge gasten aanwezig waren, maar men had er rekening mee moeten houden, dat er in het Rembrandt- theater ook nog andere genoodigden waren. Wat nu de revue betreft, gelooven we wel, dat deze bij het spoorwegpersoneel, waarvoor zij in het bijzonder is gemaakt, zal inslaan. Het was te begrijpen, dat bij de eerste voor stelling alles nog niet voldoende ingespeeld was, waardoor eenige scènes wat traag uitvielen, doch, over het geheel genomen, mogen we wel zeggen, dat Peggy van Kerckhoven er in ge slaagd is, een scenario samen te stellen, waar in niet alleen de verschillende onderdeelen van het spoorwegbedrijf goed en geestig worden be licht, maar ook een aardige karakteristiek wordt gegeven van de plaats, welke de Spoor wegen bij de bevolking innemen. Gretig is gebruik gemaakt van de gelegen heid, om, waar dit te pas kwam, een goeden sneer op de overheid te leveren, doch vóór' alles ging het er natuurlijk om (een terecht), de lof trompet te steken over de voortvarendheid en goede leiding van onze Spoorwegen, waardoor het mogelijk was „Van diligence tot diesel" te komen. Op de eerste plaats hulde aan George Stephenson, den uitvinder van de locomotief. Dank zij krachten als Wim Kan, die in de proloog-scène zoo uit de „Camera Obscura" scheen weggeloopen, Corry Vonk, van wie vooral haar creatie als Jantje Batavier tot stormachtig gelach aanleiding gaf, PietKöhler, die een voortreffelijk staaltje tooneel gaf als bezoeker van de Spoorwegtentoonstelling 1939 en vele andere goede artisten, van wie we nog noemen Lizzy Valesco, Tilly PerinBouw meester, Harry Boda en niet te vergeten Kom mer Kleyn zelf, werd deze revue inderdaad een kleurrijk en amusant schouwspel. Een prettige en meer verfijnde afwisseling brachten de balletten, welke onder Puck Meyer waren ingestudeerd. Van Joop Geesink waren er suggestieve dé cors en fraaie costumes, terwijl de muziek, waarin het rhythme van den spoortrein soms grappig was opgenomen, door Max Tak was gecomponeerd, die ook het orkest leidde. Het ligt in de bedoeling de revue op ver schillende plaatsen in ons land voor het spoor wegpersoneel te vertoonen. Om te beginnen, zal de revue Donderdag-, Vrijdag-, Zaterdag- en Zondagavond te Utrecht in „Tivoli" gegeven worden. De idee, het geschenk van het personeel aan de Directie der Nederlandsche Spoorwegen te doen bestaan uit een marmeren beeld in de hal van het Utrechtsche Centraal Station, is van architect S. van Ravesteijn, die ook den nieuw bouw van het station heeft ontworpen. De Personeelraad had hem daaromtrent ad vies gevraagd. De drie beeldhouwers Charles Eyck, Mari An- driessen en J. F. van Hal werden begin Juni uitgenoodigd een ontwerp te maken, waarvoor hun een programma werd toegezonden, waarin verschillende eischen werden opgesomd, waar aan het beeld moest voldoen. Zoo werd bepaald, dat de hoogte 2.90 meter zou zijn en het beeld uitdrukking moest geven aan de samenwerking tusschen de directie en het personeel der Ne derlandsche Spoorwegen. De wijze, waarop dit kon geschieden, werd natuurlijk geheel aan den kunstenaar overgelaten. 20 September, den dag van de herdenking van het Spoorwegjubileum, moest een gips model aanwezig zijn, terwijl de ontwerper, be halve enkele schetsteekeningen, ook een klein gipsmodel had in te zenden. Een Jury, bestaande uit den heer W. F. Gouwe, directeur van het Instituut voor Sier en Nijverheidskunsten te Den Haag; den beeld houwer L. Bolle uit Rotterdam en Ir. S. van Ravesteyn, beoordeelde 25 Juli de kleine gips modellen, zoowel binnenkamers als op de plaats, waar het eigenlijke beeld zou opgesteld worden. Van de voorwaarden, waaraan het ontwerp moest voldoen, praevaleerde vooral die, dat het beeld aan sterk ruimtelijke eischen zou beant woorden. Zooals het in de hal van het station geplaatst wordt aan het gipsmodel, dat Woensdagmorgen onthuld werd, is dit reeds duidelijk te zien kan men het van alle zijden naderen en beschouwen. Het beeld moest dus aan alle zijden interesse bieden en bij het ont werp van Charles Eyck. dat ook een fraai sil houet heeft, bleek dit het geval te zijn. Aan dezen kunstenaar werd nu opdracht ge geven een definitieve maquette op kleine schaal te maken. Het beeld komt op een voetstuk van 60 c.M. te staan. Het is een geprofileerd voetstuk, waar op aan de zijden in reliëfs voorstellingen uit het spoorwegbedrijf zijn aangebracht Op dit voetstuk bevindt zich weer een rand, waarop de aardbol rust, die de vrouwenfiguur met het gevleugelde wiel draagt, welke in den rug ondersteund wordt, waarmee de saamhoorig- heid van directie en personeel is gesymboli seerd. Het randstuk vermeldt, wie het beeld geschonken hebben. Verder ziet men een Mer- curius-staf, welke wijst op het commercieele karakter der Spoorwegen. Het eigenlijke beeld, d.w.z. de bal met de vrouwenfiguur wordt 2.30 M. hoog. Bij het gipsmodel, dat werd ont huld, is deze hoogte wat minder. Het beeld wordt in Abiscato-marmer, een wit, zwart-groen geaderd, soort marmer uitge- vberd en zal eerst in Juli 1940 gereed zijn. Charles Eyck, die met veel animo aan dit kunststuk werkt, zal zich voorloopig uitsluitend hieraan wijden. Onze Londensche correspondent seint Woens dagmiddag: De houding der Britsche regeering tegenover de houding van de neutrale landen schijnt over het algemeen weinig aan duidelijkheid over te i laten. De Duitsché verklaring omtrent een zoo genaamd ultimatum, dat Engeland aan de neu- 1 trale landen aangekondigd zou hebben, wordt afdoende gelogenstraft door de regeeringen der Noordsche staten en der andere landen. Enge land heeft reeds in de eerste dagen van den oorlog te verstaan gegeven, dat het al het mo gelijke doen zal om den neutralen handel te vergemakkelijken, voor zoover deze er niet op gericht is, Engelands vijanden te voorzien van grondstoffen en levensmiddelen en al hetgeen een oorlogvoerend land noodig heeft. En aan gezien Duitschland verklaard heeft, dat het voldoende voorzien is van levensmiddelen, kan er van een zoogenaamde hongerblokkade geen sprake zijn. Engeland zal echter alle pogingen in het werk stellen om den invoer van grond stoffen in Duitschland te voorkomen. Hiermede wordt tevens aangetoond, dat aan den handel der neutrale landen zekere eischen gesteld worden. Engeland is echter bereid hier mede rekening te houden voor zoover de belan gen der bevriende staten hiermede gemoeid zijn. Het spreekt wel vanzelf, dat va,n Engeland niet verwacht kan worden, dat het zal mede werken om den invoer in Duitschland en den overzeeschen aanvoer van neutrale landen voor Duitschland te vergemakkelijken. Het Duitsche standpunt schijnt te zijn. dat de neutrale lan den op de eerste plaats verplicht zijn te waken niet voor hun eigen belangen, doch ook voor de belangen van Duitschland. althans in econo misch opzicht. De Britsche regeering daarentegen is volko men bereid, den neutralen handel, voorzoover dit het Duitsche economische belang niet ten goede zal komen, tot het uiterste te ontzien. Vriendschappelijk overleg wordt met eenige neutrale regeeringen gevoerd. De regeling ge durende den vorigen oorlog toegepast wordt te Londen als grondslag beschouwd voor een rege ling met de neutrale aan Duitschland grenzen de mogendheden. De Duitsche poging om den ■neutralen vooral den Scandinavischen lan den. een soort neufcraliteitswet op te dringen, waardoor zij verplicht zouden zij.n oorlogsbe- noodigdheden en grondstoffen aan Duitschland te leveren, op straffe van anders in strijd te handelen met. hun verklaarde neutraliteit heeft in Engeland zeer de aandacht getrokken. De houding, dor de Scandinavische regee'rin- gen aangenomen, wordt als zeer bevredigend beschouwd en wij mogen aannemen, dat En geland al het mogelijke zal doen, om het dezen neutralen landen niet al te moeilijk te maken.. 13 ik!" zei tante Anne opgewekt en h met een kop sterken bouillon aandragen. lj Was ook zeer verlangend, om te hooren, Qeph ^aclge was geweest; maar haar beschei- ïQc.leicl weerhield haar ervan vragen te stellen! §teö! was zij degene, die de leiding had: ze zona j. Sschen voor Madge zorgen. Se öit deed zij op de meest zorgzame wijze. dr0 Naar het kopje bouillon met een stukje lij;. °sterd brood, maar niet te veel, want dade- 2 zouden ze aan tafel gaan. het jonge meisje in een warmen h<w?oir- Die moest ze aan tafel ook maar aan- „2 en' vond tante. iQ0ri°idra joUie beiden genoeg gegeten hebben, ik tevreden over jullie ben, zullen we Maaere» naar wat Madge ons te vertellen heeft. v°ór dien tijd mag zij geen woord spre- jV zei tante, toen het eten was opgediend, ^iet S n°°it had het drietal zoo stil aangezeten, öat ze terneergeslagen waren, maar ze voelden zich te veel overstuur. Madge verlangde er naar, om haar geschiede nis te mogen vertellen, en het was weer tante, die het sein gaf, om naar den salon te gaan. Toen ze daar gezellig bij het vuur gezeten waren, vroeg Madge gedwee: „Mag ik nu beginnen?" Eenvoudig vertelde ze haar geschiedenis, dui delijk en tot in de kleinste bijzonderheden. „Waar kunnen die ellendelingen toch heen gereden zijn?" barstte tante Anne uit. „Ik denk, dat ze naar Liverpool zijn gegaan, om zoo gauw mogelijk naar Amerika te ontko men," meende Stephen. „Het kan mij niets schelen, waar ze heenge gaan zijn, of wat ze doen, als ik maar kan uit- vorschen. waar ze mijn vader hebben heenge bracht. Die onzekerheid is afschuwelijk! Wat moeten wij nu verder doen?" Op deze vraag gaf Stephen geen rechtstreeks antwoord, maar hij zei, dat hij voor alles zor gen zou en dit was haar voldoende. Toen hij even later de dames een oogenblik alleen liet, waren zij overtuigd, dat dit in ver band stond met hetgeen Madge zoo juist ver teld had. Toen hij terugkwam, viel het haar op, dat hij er moe uitzag. Vooreerst had hij dien langen reis achter den rug en dan had hij ook veel emoties doorstaan. Dus commandeerde tante Anne: alle drie naar bed! Madge had er al een paar uur in moeten liggen! Zij zelve had een slaap.... o, dat ze haast niet meer uit de oogen kon zien! „Dan is 't maar het beste, dat u onmiddellijk gaat, tantetje, want ik moet nog een paar din gen met Madge bespreken. Dan zullen wij u volgen." „Maar vlug dan hoor! Ik verzeker je, dat als ik jullie niet binnen tien minuten hoor boven komen, ik je kom halen!" „Accoord!" zei Stephen. „Voor ditmaal geloof ik je niet,' zei tante en stak ondeugend haar hoofd om den hoek van de deur. En terwijl ze de trap opliep, dacht ze met een glimlach „Ik ben zelf ook eens jong geweest! 't Zal nog wel een paar minuten langer duren!" Stephen Harcourt wendde zich tot Madge: „Ja, liefste, daar had je wel gelijk in: ik was ook niet van plan geweest, vandaag naar huis te gaan, maar ik heb vannacht een droom ge had, die mij onmiddellijk deed terugkomen.'' „Wat droomde je dan?" „Ik droomde, dat de vrouw, die ik lief heb over een kouden, verlaten weg ging. Ze liep op een smal paadje langs de heg. Omdat ze zoo moe was, struikelde ze ieder oogenblik." „Net als ik." Hij sloot haar beide handen in de zijne en zei zacht: „JuistIk sprak toch immers van de vrouw, die ik lief heb? Moet ik er nog bij zeg gen, hoevéél ik van haar houd?" „Neen. neen! Ga voort!" „In dien droom heb ik een vreeselijke angst om haar gehad. Haar oogen stonden zoo droe vig; ik trachtte bij haar te komen, maar dit lukte mij niet, ofschoon ze mij de handen toe stak met een smeekend gebaar. Eindelijk riep ze mij toe: „Kom toch, Stephen! Help mij toch! Ik heb je zoo noodig!" Een vreemde droom, vind je niet?" „Ja, heel vreemd!" „Op het hooren van haar stem werd ik wak ker en was onmiddellijk vast besloten, terug te gaan. Ik zei tegen mijn vrienden, dat ik drin gend noodig was in Cumberfield. En dit was immers de waarheid!' Hij sloot Madgë in de armen; haar hoofd rustte op zijn schouder. „Stephen, ik heb je ook geroepen op het oogenblik, dat ik vreesde, geen kracht meer te hebben, om naar huis te loopen. De wind blies mij in het gezicht en mijn voeten waren vol blaren." „Liefste, het is een moeilijke dag voor je ge weest, een vreeselijke beproeving voor je krach ten, maar je bent immers een dapper kind van een militair? Ik hoop, dat je mij nooit vergeefs om hulp zult vragen!" „Je bent altijd vlak bij mij geweest, als ik je het meeste noodig had. En, ik zou de gelukkig ste ter wereld zijn, als ik nu ook vader kon vinden." Stephen durfde geen hoop te geven; hij kon niet anders, dan haar verzekeren, dat hij geen middel onbeproefd zou laten. Intusschen zag hij den toestand allesbehalve rooskleurig in. Het zou hem moeilijk vallen, om er zich over uit te laten. Tante Anne maakte echter aan deze pijnlijke gedachte een einde, door met een rof fel op de deur te waarschuwen: „Wat jullie ook te verhandelen hebt, 't is meer dan kinderbedtijd! Morgen komt er weer een dagl" HOOFDSTUK XII „Er is iemand, die u bepaald spreken moet, Miss. Ik vond het jammer, om u wakker te ma ken, maar zij wil niet weggaan, eer zij u gezien heeft. Ze zegt, dat ze een belangrijke boodschap voor u heeft." Het was pas half zeven en Madge had zoo heerlijk liggen te slapen, dat het 't keuken meisje waarlijk aan het hart ging, om haar te wekken. In een ommezien had Miss Heathcote een peignoir aangeschoten en was zij naar beneden gegaan. Dit moest wel iets belangrijks zijn, an ders kwam je er niet mee aan, op dit vroege uur. Een keurig-nette vrouw stond in den hall. Ze leek opgewonden en zenuwachtig en had blijk baar geschreid. Madge was op het punt, wat te zeggen, maar de vreemde voorkwam haar met de vraag: „Miss Heathcote, niet waar?" „Juist." „U zult zeker zeggen, dat u mij niet kent, en dit is volkomen waar. Maar als ik u nu ver tel, dat ik Turner heet, dan begrijpt u waar schijnlijk wel, wie ik ben?' Ja. dien naam kende Madge onmiddellijk en ze liet de bezoekster in de kamer, terwijl ze sprak „Gisteren ben ik bij u aan huis geweest. U heeft een medebewoonster, die zeer ziek is..?" „Vanmorgen om half vier is ze gestorven. Miss, en veel vreedzamer, dan ik had durven denken, want de laatste uren van den nacht Voor 1940 wordt op de begrooting van Bin- nenlandsche Zaken voor den gewonen dierst aangevraagd f 29.428.433, of f 3.564.309 minder en voor den kapitaaldienst f 24.409.700 of f 3.312.044 meer dan in 1939. De post militaire politie is verminderd met f 521.481. Deze verlaging houdt verband met een herverdeeling van de kosten van de daarbij betrokken departementen. Het is der regeering gebleken, dat in den laatsten tijd in talrijke gemeenten organisaties van personen zijn ontstaan, die zich vrijwillig beschikbaar stellen voor het verrichten van diensten, in buitengewone omstandigheden en in verband hiermede voorbereidingen treffen om op onderscheidene voorzieningsgebielen tot een vrijwillige dienst- en hulpverleening te ge raken. Ook bij het centrale gezagzijn van ver schillende zijden individueele bereidverklarin gen tot vrijwillige medewerking ontvangen. De regeering heeft voor dit streven groote waardeering. Zij is er van overtuigd, dat in bui tengewone omstandigheden van vrijwillige dien sten, als bovenbedoeld, in vele gevallen een dankbaar gebruik kan worden gemaakt. Intusschen is de regeering van meening, dat te dezen eenige centrale leiding van overheidswege niet kan worden gemist, o.a. ter voorkoming van onnoodige krachtsver spilling en verwarring, alsmede ter vermij ding van wrijvingsmogelijkheden met or ganisaties, als b.v. Het Roode Kruis, de Eerste Hulp Bij Ongelukken, de Vrijwillige Burgerwachten en de Nederlandsche Ver- eeniging voor Luchtbescherming, die reeds geruimen tijd gewaardeerde diensten be wijzen. De regeering overweegt met betrekking tot de hier besproken materie nadere rege len vast te stellen, ten einde de noodige eenheid op dit punt te waarborgen. Daar naast en in aansluiting daaraan wordt het. gelijk gezegd, wenschelijk geoordeeld, dat het centrale gezag ten dezen een zekere leiding zal geven. De kosten, welke uit deze centrale organi satie voortvloeien, worden geraamd op f 65.090. Dit bedrag kan worden gevonden uit een ver laging van de subsidies voor de Vrijwillige Bur gerwachten en den Bijz. Vrijw. Landstorm, op welke uitgaven een bezuiniging, ook in admini stratief opzicht mogelijk zal zijn indien tot de instelling van een centraal toezicht op de vrij willige hulpverleening wordt overgegaan. Als resultaat van de aanhoudende zorg van den rijksdienst voor de ondersteuning van be hoeftige Nederlanders in het buitenland is een voortgezette daling van het aantal gesteun- den bereikt. Vermindering van dezen post met f 330.000 is daarvan het gevolg. De verlaging van de rente voor woningwet voorschotten van 4 pet. tot 3% pet. opende de mogelijkheid tot vermindering van dezen post met f 1.432.835. Bovendien is gebleken, dat voor 1940 de raming van de kosten van huurverlaging met f 1.000.000 kan worden verminderd. De bijdragen in de kosten van verbetering van bestaande woningen kunnen met f 100.000 worden verminderd. Op den kapitaaldienst wordt meer aange vraagd in verband met een grootere verstrek king van kapitaal aan het staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie ad f 3.057.000 en een grootere verstrekking van kapitaal aan het staatsbedrijf der Alg. Landsdrukkerij ad f 155.044. Verleend de eere-medaille, verbonden aan de erde van Oranje-Nassau, in brons, aan J. A. Hasting te Warmond, watermolenaar bij der Lakerpolder. Aan Jhr. mr. D. J. de Geer is op zijn verzoek eervol ontslag verleend als lid van het college van curatoren der Rijksuniversiteit te Gronin gen, met dank. 1 October is benoemd tot ingenieur bij den Rijksgebouwendienst ir. H. J. J. Engel te 's-Gra- venhage. Voor den tijd van vijf jaren is benoemd tot kringcommissaris van het Ned. Roode Kruis in den kring Zeeland mr. R. M. van Dusseldorp te Goes. Dr. F. B. M. B. Schiphorst, eervol ontslagen res.-dirig. off. van gez. 2e kl. te Heerlen, is op verzoek eervol ontslag verleend als militair com missaris van het Ned. Roode Kruis. Tijdelijk benoemd bij de inf. tot res.-luitenant- kolonel, de gep. luit.-kolonel der inf. van de Kon. landmacht J. H. Sonne. om zich schrap te zetten tegen deze Duitsche pressie, zoodat zij economische neutraliteit niet vei plicht zijn in dien zin op te vatten, dat zij verplicht zouden zijn tot het doen van zekere eveiingen aan Duitschland. Voor zoover de door Duitschland verlangde goederen overzee aangevoerd moeten worden, zal Engeland zeer zeker pogen dit te beletten. waren verschrikkelijk. De arme vrouw had het ontzettend benauwd." „Dóód," herhaalde Madge langzaam. Och, voor Mrs. Fleming zelf was dit zeker een geluk, ging 't Madge door het hoofd, maar nu kon zij ook geen enkele aanwijzing meer geven. Mrs. Turner merkte nu eerst op, hoe bleek ze was. „U is toch niet ziek?" vroeg ze, want ze kon immers niet aannemen, dat het jonge meisje zoo geschrokken was door het overlijden van „Mrs. Smith", zooals de vrouw zich had ge noemd. „Ik zal dokter Harcourt vragen, of hij even beneden komt," zei Madge, die zich herinnerde, dat Stephen gezegd had, dat hij, als het moge lijk was, er bij tegenwoordig wilde zijn, als zij een zaak behandelde, die zou kunnen leiden tot het vinden van haar vader. Toen ze op 't punt stond naar boven te gaan kwam hij reeds gekleed en wel de trap af en liep dadelijk naar haar toe en vroeg op zacnten toon: „Je hebt bezoek, niet waar?" „Ja, Mrs. Turner is er; zij is de dame bij wie Mrs. Fleming inwoonde. Ze komt mij meedee- len, dat haar huisgenoote vanmorgen gestor ven is." Stephen zei niets, maar samen traden ze het vertrek binnen en eenigszins teleurgesteld zei Mrs. Turner: „Mrs. Smith, zoo heette mijn medebewoon ster heeft mij opgedragen, alleen met Miss Heathcote te spreken." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 3