Sobere millioenennota met
sombere cijfers
Het geheim
opgelost
De
Spoorweg
feesten
Engeland en de
neutralen
DE MEENING VAN
DE PERS
BINNENLANDSCHE ZAKEN
DONDERDAG 21 SEPTEMBER 1939
VERKOOP VAN ZEEP
MILITAIRE WILLEMSORDE
EERSTE KAMER
Vertooning van een voortreffelijke
film en opvoering van een revue
„Van diligence tot diesel"
HET ENGELSCH
Wj 11 weg' om zich te verkleedenl ZÜ zou
Regelen worden overwogen om
eenheid te verkrijgen bij
hulpverleening
UIT DE STAATSCOURANT
Onderscheiding
Hoogei onderwijs
Rijksgebouwendienst
Roode Kruis
Landmacht
ft
Na de commentaren over de troonrede, geeft
pers thans haar meening over de millioenen
nota: Wij rijden thans meer dan ooit in den
"list, constateert ,,de Maasbode" (R.K.)
De „Nota betreffende den toestand van
's Rijks financiën" is een eenvoudig stuk
Eenvoudig in haar becijfering en sober ir.
haar toelichting. Van stellige profetieën is
geen sprake: de steller had kunnen herhalen
wat hij in een vroegere nota schreef: Wij
rijden in den mist. De geheel abnormale
toestand, waarin de wereld en daarmee ons
land verkeert, maakt elke berkening een
proeve van astrologie, waaraan geen ver
standig staatsman zich wagen kan.
Van „torenhooge schuld" spreekt de Nota
en volgens Nederlandsche begrippen is dat
Woord niet geheel onjuist. Een schuldaan-
was als Duitschland zich veroorloofde
van 16 milliard mark op 1 April 1937 tot
32 milliard mark in Mei 1939 is hier
niet vertoond en een deel van de openbare
werken is zeker economisch productief, ter
wijl tegenover de vlottende verplichtingen
van 846 millioen ruim 623 millioen vorde
ringen staan. Een vreeselijke crisis als ons
in de afgeloopen periode teisterde, gevolgd
door den ook ons tot hooge uitgaven ver
plichtenden oorlogswaanzin, komt geen volk
zonder verzwakking van het financieele
weerstandsvermogen door. Maar met de
nota zeggen wij: „Reden om den moed te
laten zakken, is dit stellig niet". Al zullen
ook wij allen ons dingen hebben te ontzeg
gen, waaraan wij gehecht zijn en wenschen
moeten prijs geven, waarvan de redelijkheid
op zichzelf niet betwist kan worden in
dien Gods goedheid ons den oorlogsgruwel
hespaart, zullen wij wel armer kunnen wor
den maar, eendrachtig samenwerkend, weer
Worstelen naar een beteren tijd, zoo niet
voor ons zelf dan toch voor hen, die na
tins komen. Stoffelijke waarden mogen dan
Wijzigen als de geestelijke volkskracht
ongeschokt en de volkseer ongeschonden
blijft, moeten wij nog dankbaar zijn.
De „Volkskrant" (R.K.) is zeer teleurgesteld,
h kan slechts hopen, dat de daden der re
dering beter zullen zijn, dan haar cijfers:
De heer De Geer gaat nog verder dan
de heer Colijn in zijn kortstondige vijfde
kabinet: deze was immers voornemens de
leerlingenschaal te verbeteren nu de heer
Slotemaker tot zijn ministerieel emeritaat
Was genoopt.
De heer De Geer kiest inzake de jeugd
werkloosheid is over de ettelijke millioe
nen ten behoeve van de bestrijding der
jeugdwerkloosheid de strijd met minister
De Wilde niet begonnen? de partij van
dezen oud-minister en van den heer Colijn,
hetgeen de Standaard een nieuwe voldoe
ning zal bezorgen.
Voor de twee katholieke ministers in dit
kabinet, met minister Romme ten aanzien
van de bestrijding der jeugdwerkloosheid
solidair, ls deze terugtred verre van aange
naam.
Ook vernemen: wij niet, dat inzake de
jeugdwerkloosheid iets anders zal worden
ondernomen; de heer De Geer gelooft
toch niet dat er geen jeugdwerkloosheid
meer is?
En men is toch nog niet vergeten, dat in
de Troonrede van 20 September 1938 werd
aangekondigd: „De werkloosheid onder de
jeugd heeft de bijzondere aandacht der re
gering; maatregelen tot krachtiger bestrij
ding worden voorbereid".
Wordt dat 'woord tot een ij del woord?
Wij kunnen alleen nog hopen dat het
kabinet in zijn daden beter zal zijn dan de
Woorden aanleiding geven te verwachten.
.Net „Volk" (S. D. A. P.) betreurt het dat
I5®t name voorloopig niets aan de leerlingen-
^haal zal worden gedaan. Het blad vervolgt
Tot voldoening stemt het, dat van het
streven naar verder gaande besnoeiing op
de uitgaven voor de bestaande diensten,
nadrukkelijk zoowel de werkloosheid als
de defensie zullen worden uitgezonderd.
Het gaat hier inderdaad om twee even-
Waardige primaire belangen en wij vertrou
wen, dat de regeering dit ook aldus zal
inzien. Bemoedigend in dit opzicht klinkt
de aankondiging, dat op het gebied van de
Werkloosheidsbestrijding onverdroten zal
borden voortgegaan. De vervanging van
min. Romme's wetsontwerp inzake de jeugd
werkloosheid (het staat-van-dienstboekje)
door een krachtige bevordering van de
training, scholing, of herscholing van werk-
looze arbeiders, mede als onderdeel van
het algemeene streven cm de werkloozen,
foor zoover eenigszins mogelijk, naar het
hormale bedrijfsleven terug te voeren, is
Etellig een vooruitgang in de goede rich
ting. Eveneens mag als winstpost worden
geboekt de opvatting, dat, bij de uitvoe-
rmg van openbare werken, het begrip „pro
ductiviteit" niet beperkt zal blijven tot
rentabiliteit, maar reeds aanwezig kan
borden geacht, indien door de werken eco
nomische waarden, liefst gepaard gaande
aan nieuwe blijvende werkgelegenheid, zul
len worden verkregen.
Wij bespeuren in een en ander den wil
°m, ondanks den druk der tijden, toch so
ciaal-economisch een andere koers te va
ren dan de Colijniaanse, zij het dan, dat
dit streven in de Millioenennota, naar on
zen smaak, met een door de omstandig
heden misschien verklaarbare wat al
te groote behoedzaamheid wordt beleden.
De „Standaard" (A. R.) is vanzelfsprekend
zeer tevreden. Werd niet de lijn-Colijn ge
volgd?
Het behoeft voor onze lezers geen be
toog, dat wij met de algemeene strekking
van de Millioenennota instemmen, en dat
wij er ons over verheugen, dat daarin een
beleid wordt voorgestaan, dat van onze
zijde steeds is aangeprezen en gesteund.
Onze voorloopige algemeene indruk is,
dat wij, wanneer de werkelijkheid blijkt
te beantwoorden aan de beschouwingen in
de Nota gegeven, met de financieele poli
tiek van de Regeering onze instemming
kunnen betuigen.
Moge de sprake, welke van de feiten, en
de cijfers uitgaat, al meer worden verstaan,
ook in de kringen van hen, die aanvanke
lijk wel in meerdere of mindere mate ont
nuchterd zullen zijn door het geluid, dat
in de Millioenennota doorklinkt.
Met de uitgaven voor Defensie kan „D e
Telegraaf" (neutr.) zich vereenigen, maar
Minder kunnen we ons vereenigen met
de beschouwingen over de werkloosheid. De
Regeering meent, dat een verzachting in
totaal van de werkloosheid ten gevolge van
den oorlogstoestand nauwelijks te verwach
ten is. Wij gelooven, dat de regeering het
verminderen van de werkgelegenheid in be
langrijke mate zou kunnen tegengaan, door
zooveel mogelijk verloven te geven aan die
personen, die voor de uitoefening van een
bedrijf niet gemist kunnen worden, onder
nemers, bedrijfsleiders, winkelchefs, kleine
baasjes, enz. Het ligt ons ver te willen
tornen aan het beginsel van algemeenen
dienstplicht, maar onder de tegenwoordige
omstandigheden is het zooveel mogelijk in
tact houden van het bedrijfsleven ook een
deel der oorlogsvoorbereiding.
Mocht de oorlogstoestand lang duren, dan
lijkt het onvermijdelijk, dat een sterker
aandrang op de werkloozen zal worden uit
geoefend, om, zij het voor lager loon, werk
te zoeken, ook voor mobilisatiewerkzaam
heden. Ons land zal van hoog tot laag alle
zeilen moeten bijzetten. Het lijkt ons, ge
zien den enormen, en waarschijnlijk in de
toekomst nog aanzienlijk toenemenden druk
op den belastingbetaler, onmogelijk, dat,
indien de oorlogstoestand nog langen tijd
zou aanhouden, ons land èn de ontzaglijke
defensieuitgaven èn hoogere stortingen in
het sociaal verzekeringsfonds (voor 1941
27.4 millioen hooger) èn de thans gel
dende ondersteuning aan de werkloozen
zou kunnen blijven dragen.
De Millioenennota doet ons de bittere naakte
werkelijkheid zien, aldus de Nieuwe Rotter-
damsche Courant" (lib.).
De korte, maar krachtige Millioenennota
van minister De Geer confronteert ons
volk met de bittere werkelijkheid, welke de
schets van onze benarde positie in de
Troonrede reeds kon doen vermoeden. De
minister windt er geen doekjes om en in
zijn uiteenzettingen is hij zijn reputatie
van voorzichtig financier zeer zeker ge
trouw gebleven. Wanneer echter in de hui
dige omstandigheden van voorzichtigheid
wordt gewaagd, dan is dit niet een eigen
schap, welke haar reëelen tegenhanger in
meer luchthartigheid bij het beheer der fi
nanciën zou kunnen hebben. Een andere
politiek dan de heer De Geer op dit oogen-
blik voorstaat, zou een oogenblikkeljjke
ruïne van onze financiën uitlokken.
Het perspectief is buitengewoon duister,
dit heeft deze Millioenennota juist door
haar soberheid voldoende duidelijk gemaakt.
Alle krachten zullen moeten worden inge
spannen om aan de verrassingen van een
ongewisse toekomst het hoofd te bieden.
Wanneer de politiek der regeering door
trokken blijft van den geest, welke uit deze
nota spreekt, dan zal zij zich verzekerd
kunnen weten van den steun van het over-
groote deel des volks, ook al zullen in ons
vrije land meeningsverschillen over onder-
deelen van het beleid blijven voorkomen.
Doch men mag verwachten, dat de critiek
van opbouwenden aard zal zijn en daarom
der regeering slechts welkom zal zijn bij
de vervulling van haar welhaast bovenmen-
schelijke taak.
Het „Handelsblad" (lib.) spreekt van een
vergulde pil en noemt de nota somber en sober:
Somber en sober is de Millioenennota.
Niet zoo sober als de27 regels, waar
mede op 15 September 1914 minister Bert-
ling zijn begrooting-1915 in het bijzonder
toelichtte, maar helaas veel somberder. Bij
de buitengewone uitgaven, welke de oor
logstoestand meebrengt, heeft de Schatkist
nog de zorg voor een tekort op de gewone
begrooting, dat naar de getuigenis van den
minister van financiën zelf, slechts kan
worden gedekt door nieuwe lasten, die „wel
het uiterste eischen, dat na al wat in de
laatste 7 jaren aan belastingverzwaring is
tot stand gekomen nog van de contri-
buabelen kan worden gevraagd." Maar hoe
zal men dan de nieuwe oorlogslasten dek
ken?
Er kon in de begrooting 1940 niet veel
eigens te voorschijn komen van den nieu
wen minister van Financiën, die pas op
9 Augustus in functie trad, en sedert dien
hebben de internationale gebeurtenissen een
volkomen abnormalen toestand in het le
ven geroepen. De eischen, welke thans ge
steld worden door de omstandigheden, ma
ken dat de regeering-De Geer in menig
opzicht de voetsporen zal moeten volgen van
de regeering-Colijn. De oorlog heeft die iro
nie van het lot op zijn geweten. Het is nu,
naast uiterste krachtsinspanning, al verso
bering en bezuiniging wat de klok slaat, en
slaan moet.
Zoo wordt nu ook het fameuze ontwerp-
Romme in zake de jeugdwerkloosheid in
getrokken, dat het conflict met minister
De Wilde tot uitbarsting hielp brengen. De
aangekondigde werkloosheidsbestrijding
training en herscholing van werkloozen
bevordering van hun terugvoering naar het
normale bedrijfsleven, productieve openbare
werken verschilt in wazen evenmin
veel van hetgeen de vorige regeering wilde.
De extra-druk van den oorlog heeft dit
alles zoo bepaald en wij willen er niet over
nakaarten, al bevestigt het onze overtui
ging, dat de nooden, welke thans bestreden
moeten worden, een verbreeding van de re-
geeringsbasis, en een benutting van som
mige uiterst ervaren krachten, die nu daar
buiten blijven, alleszins zouden rechtvaar
digen.
Volk en regeering staan voor een uitzon
derlijk zware opgave. De natie zette zich
schrap.
De C.-H. Nederlander acht haar vertrouwen
in het kabinet gerechtvaardigd door de indie
ning van deze millioenennota.
Dit bondige, glashelder gestelde staats
stuk, aldus het blad, verraadt een vaste
hand en wekt deswege vertrouwen. De fi
nancieele toestand wordt volkomen reëel
uiteengezet. De dingen worden niet mooier
voorgesteld dan zij zijn en desondanks is
er niets van de „kortsluiting", die de fi
nancieele beschouwingen in het verleden
wel eens heeft gekenmerkt. De millioenen
nota maakt het duidelijk, dat wij ons in
allerlei opzichten beperkingen zullen moe
ten opleggen, maar opent anderzijds het
perspectief, dat de behartiging van de
meest vitale volksbelangen de defensie
en de werkloosheid verzekerd is.
Het behoeft voor onze lezers voorzeker
geen betoog, dat wij ons hierover van harte
verheugen. Wij achten dezen inzet van het
Kabinet De Geer uitermate gelukkig en wij
zijn van oordeel, dat met dit eerste op
treden van het Kabinet de grondslag wordt
gelegd voor een politiek, die zich tot een
waarlijk nationale zal kunnen ontwikkelen.
Intusschen, zegt het blad verder, is ons
na lezing van deze millioenennota nog
raadselachtiger geworden, waarom de crisis
in het vierde Kabinet Colijn moest ont
staan. Het is ons niet duidelijk, waarom
dit Kabinet niet dezelfde politiek heeft
kunnen volgen als thans door het Kabinet
De Geer is aanvaard. Ons volk ware dan
veel narigheid bespaard gebleven. Nu dit
evenwel niet zoo heeft kunnen zijn, is het
in ieder geval maar goed, dat deze moei
lijkheden den weg hebben geopend voor een
juister beleid, terwijl daardoor bovendien
het voordeel is verkregen een factor
waarvan de beteekenis in de huidige oor
logsomstandigheden niet mag worden on
derschat dat een Kabinet is opgetreden,
dat reeds krachtens zijn samenstelling het
vertrouwen van breede groepen van het
volk kan hebben.
De liberale Avondpost gaat uitvoerig de mil
lioenennota na en komt dan tot de volgende
conclusie:.
Het is alles bijeen geen rooskleurig beeld, dat
de millioenennota te zien geeft. Maar kan het
anders?
Groote sommen zijn noodig om ons volksbe
staan en ons volksleven te handhaven. Van
ieder onzer worden daartoe offers gevraagd.
Laat ons die vrijmoedig brengen.
De hoofdzaak is immers, dat wij als natie
ongerept door dezen storm-tijd heenkomen.
Wij benijden de taak van den minister van
Financiën niet. Maar in zijn bekwaamheid kan
ons volk vertrouwen.
De minister van Economische Zaken brengt
ter kennis van ingeschrevenen bij de sectie zeep
van het Rijksbureau voor chemische producten,
dat de directeur van genoemde sectie de dis
pensatie van het verbc-d voor fabrikanten en
importeurs tot het verkoopen of afleveren van
zeep heeft verlengd tot 5 October 1939. Voor ge
noemde categorieën is derhalve tot dien datum,
voor het verkoopen of afleveren van alle soor
ten zeep tot hoeveelheden, gelijk aan 1/13 van
de door de betreffende onderneming in het eer
ste halfjaar van 1939 verkochte onderscheiden
lijk afgeleverde hoeveelheid zeep nog geen ver
gunning van den directeur vereischt.
In verband met de uitgifte van een gedenk
bord ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan
der Militaire Willemsorde (deze orde werd bij
de wet van 30 April 1815 ingesteld) is op hoofd
stuk II der Rijksbegrooting voor 1940 ruim 4%
mille uitgetrokken.
In de Woensdag gehouden vergadering der
Eerste Kamer werden benoemd tot leden der
huishoudelijke commissie de heeren Van Lan-
schot (R.K.) en Moltmaker (S.D.).
Tot leden der gemengde commissie voor de
stenographie werden benoemd de heeren Janssen
(R.K.), Van Citters (A.R.) en De la Belle (S.D.).
Tot leden der commissie van beroep voor de
ambtenaren der stenographische inrichting wer
den benoemd de heeren Van Embden (V.D.),
De Savornin Lohmann (C.H.) en Michiels van
Kessenich (R.K.).
Tot leden van de commissie voor de verzoek
schriften benoemde de voorzitter, de heeren
Vorrink (S.D.), Kranenburg (V.D.), Woltjer (A.
R.), Heldring (Lib.) en Van de Mortel (R.K.)
Na de vele strubbelingen in verband met
de vervaardiging van de jubileumfilm voor
de Nederlandsche Spoorwegen zullen weini
gen verwacht hebben, dat Max de Haas
nog voldoende energie en lust heeft kun
nen opbrengen om een draaglijke, min of
meer bezielde film voor den dag te zwoegen.
We hebben er heel lang op moeten wachten,
doch het wachten werd thans beloond met een
voortreffelijk werk, dat tot de beste voort
brengselen der Nederlandsche cinematografie
behoort en waarvan met name het slot zonder
eenigen twijfel het meest superieure filmfrag
ment is, ooit in ons vaderland tot stand ge
bracht.
Woensdagmiddag werd de film voor het
eerst vertoond en wel op een bijeenkomst in
het Rembrandt Theater te Utrecht.
Weliswaar hebben de talrijke nieuwsgierigen
een klein uurtje geduld moeten oefenen we
gens een geprolongeerde lunch der gastvrije
gastheeren, zonder dat een sigaartje de ge
duldige lijders troosten kon (in de Utrechtsche
bioscopen rookt men nota bene niet!), maar
tenslotte viel dan toch het duister in de zaal
en begon de eerste locomotief te puffen. En
een half uur later raasde de snelheid als een
storm over het doek.
Wat deze film van Max de Haas voorname
lijk kenmerkt, is de beslistheid, waarmede hij
den climax van de steeds toenemende snelheid
der treinen heeft opgebouwd, een climax waar
in ook de zeer goed aangepaste muziek van
Cor Lemaire haar aandeel heeft.
Op de kwaliteiten van deze uitstekende
film komen wij nog uitvoerig terug even
als op het trieste feit, dat deze Nederland
sche film, hoe meesterlijk ook vervaardigd,
in de programma's der Nederlandsche bios
copen niet vertoond mag worden wegens
een hardnekkigen bopcot van den, even
eens Nederlandschen, Bioscoopbond. De
bioscoop-exploitanten en het bioscoop-pu
bliek zullen het moeten stellen zonder de
prachtige Spoorwegfilm. Het is een schan
de, dat dit gebeuren kan!
Tot het meer feestelijk gedeelte van de her
denking van het honderdjarig bestaan der Ned.
Spoorwegen behoorde Woensdag naast de pre
mière van de Spoorwegjubileum-film 1839
1939, de revue „Van diligence tot diesel", welke
Peggy van Kerckhoven geschreven heeft en on
der leiding en regie van Kommer Kleyn wordt
opgevoerd.
Het Rembrandt-theater te Utrecht was van
wege het groot aantal genoodigden, onder wie
de minister van Waterstaat, ir. J. W. Albarda
en de opperbevelhebber van Land- en Zee
macht, generaal I. H. Reynders, tjokvol. Ook
vele spoorweg-ambtenaren waren aanwezig.
Vanwege een stoornis in het Jaarbeursrestau
rant, waar de autoriteiten aan een déjeuner
aanzaten, begon de voorstelling zeer laat, zoo
dat de aanwezigen drie kwartier hebben moe
ten wachten. We begrijpen, dat men niet wilde
beginnen vóór de verschillende hooge gasten
aanwezig waren, maar men had er rekening
mee moeten houden, dat er in het Rembrandt-
theater ook nog andere genoodigden waren.
Wat nu de revue betreft, gelooven we wel,
dat deze bij het spoorwegpersoneel, waarvoor
zij in het bijzonder is gemaakt, zal inslaan.
Het was te begrijpen, dat bij de eerste voor
stelling alles nog niet voldoende ingespeeld was,
waardoor eenige scènes wat traag uitvielen,
doch, over het geheel genomen, mogen we wel
zeggen, dat Peggy van Kerckhoven er in ge
slaagd is, een scenario samen te stellen, waar
in niet alleen de verschillende onderdeelen van
het spoorwegbedrijf goed en geestig worden be
licht, maar ook een aardige karakteristiek
wordt gegeven van de plaats, welke de Spoor
wegen bij de bevolking innemen.
Gretig is gebruik gemaakt van de gelegen
heid, om, waar dit te pas kwam, een goeden
sneer op de overheid te leveren, doch vóór' alles
ging het er natuurlijk om (een terecht), de lof
trompet te steken over de voortvarendheid en
goede leiding van onze Spoorwegen, waardoor
het mogelijk was „Van diligence tot diesel" te
komen. Op de eerste plaats hulde aan George
Stephenson, den uitvinder van de locomotief.
Dank zij krachten als Wim Kan, die in de
proloog-scène zoo uit de „Camera Obscura"
scheen weggeloopen, Corry Vonk, van wie
vooral haar creatie als Jantje Batavier tot
stormachtig gelach aanleiding gaf, PietKöhler,
die een voortreffelijk staaltje tooneel gaf als
bezoeker van de Spoorwegtentoonstelling 1939
en vele andere goede artisten, van wie we nog
noemen Lizzy Valesco, Tilly PerinBouw
meester, Harry Boda en niet te vergeten Kom
mer Kleyn zelf, werd deze revue inderdaad een
kleurrijk en amusant schouwspel.
Een prettige en meer verfijnde afwisseling
brachten de balletten, welke onder Puck Meyer
waren ingestudeerd.
Van Joop Geesink waren er suggestieve dé
cors en fraaie costumes, terwijl de muziek,
waarin het rhythme van den spoortrein soms
grappig was opgenomen, door Max Tak was
gecomponeerd, die ook het orkest leidde.
Het ligt in de bedoeling de revue op ver
schillende plaatsen in ons land voor het spoor
wegpersoneel te vertoonen. Om te beginnen, zal
de revue Donderdag-, Vrijdag-, Zaterdag- en
Zondagavond te Utrecht in „Tivoli" gegeven
worden.
De idee, het geschenk van het personeel aan
de Directie der Nederlandsche Spoorwegen te
doen bestaan uit een marmeren beeld in de hal
van het Utrechtsche Centraal Station, is van
architect S. van Ravesteijn, die ook den nieuw
bouw van het station heeft ontworpen.
De Personeelraad had hem daaromtrent ad
vies gevraagd.
De drie beeldhouwers Charles Eyck, Mari An-
driessen en J. F. van Hal werden begin Juni
uitgenoodigd een ontwerp te maken, waarvoor
hun een programma werd toegezonden, waarin
verschillende eischen werden opgesomd, waar
aan het beeld moest voldoen. Zoo werd bepaald,
dat de hoogte 2.90 meter zou zijn en het beeld
uitdrukking moest geven aan de samenwerking
tusschen de directie en het personeel der Ne
derlandsche Spoorwegen. De wijze, waarop dit
kon geschieden, werd natuurlijk geheel aan den
kunstenaar overgelaten.
20 September, den dag van de herdenking
van het Spoorwegjubileum, moest een gips
model aanwezig zijn, terwijl de ontwerper, be
halve enkele schetsteekeningen, ook een klein
gipsmodel had in te zenden.
Een Jury, bestaande uit den heer W. F.
Gouwe, directeur van het Instituut voor Sier
en Nijverheidskunsten te Den Haag; den beeld
houwer L. Bolle uit Rotterdam en Ir. S. van
Ravesteyn, beoordeelde 25 Juli de kleine gips
modellen, zoowel binnenkamers als op de plaats,
waar het eigenlijke beeld zou opgesteld worden.
Van de voorwaarden, waaraan het ontwerp
moest voldoen, praevaleerde vooral die, dat het
beeld aan sterk ruimtelijke eischen zou beant
woorden. Zooals het in de hal van het station
geplaatst wordt aan het gipsmodel, dat
Woensdagmorgen onthuld werd, is dit reeds
duidelijk te zien kan men het van alle zijden
naderen en beschouwen. Het beeld moest dus
aan alle zijden interesse bieden en bij het ont
werp van Charles Eyck. dat ook een fraai sil
houet heeft, bleek dit het geval te zijn.
Aan dezen kunstenaar werd nu opdracht ge
geven een definitieve maquette op kleine schaal
te maken.
Het beeld komt op een voetstuk van 60 c.M.
te staan. Het is een geprofileerd voetstuk, waar
op aan de zijden in reliëfs voorstellingen uit
het spoorwegbedrijf zijn aangebracht
Op dit voetstuk bevindt zich weer een rand,
waarop de aardbol rust, die de vrouwenfiguur
met het gevleugelde wiel draagt, welke in den
rug ondersteund wordt, waarmee de saamhoorig-
heid van directie en personeel is gesymboli
seerd. Het randstuk vermeldt, wie het beeld
geschonken hebben. Verder ziet men een Mer-
curius-staf, welke wijst op het commercieele
karakter der Spoorwegen. Het eigenlijke beeld,
d.w.z. de bal met de vrouwenfiguur wordt 2.30
M. hoog. Bij het gipsmodel, dat werd ont
huld, is deze hoogte wat minder.
Het beeld wordt in Abiscato-marmer, een
wit, zwart-groen geaderd, soort marmer uitge-
vberd en zal eerst in Juli 1940 gereed zijn.
Charles Eyck, die met veel animo aan dit
kunststuk werkt, zal zich voorloopig uitsluitend
hieraan wijden.
Onze Londensche correspondent seint Woens
dagmiddag:
De houding der Britsche regeering tegenover
de houding van de neutrale landen schijnt over
het algemeen weinig aan duidelijkheid over te
i laten. De Duitsché verklaring omtrent een zoo
genaamd ultimatum, dat Engeland aan de neu-
1 trale landen aangekondigd zou hebben, wordt
afdoende gelogenstraft door de regeeringen der
Noordsche staten en der andere landen. Enge
land heeft reeds in de eerste dagen van den
oorlog te verstaan gegeven, dat het al het mo
gelijke doen zal om den neutralen handel te
vergemakkelijken, voor zoover deze er niet op
gericht is, Engelands vijanden te voorzien van
grondstoffen en levensmiddelen en al hetgeen
een oorlogvoerend land noodig heeft. En aan
gezien Duitschland verklaard heeft, dat het
voldoende voorzien is van levensmiddelen, kan
er van een zoogenaamde hongerblokkade geen
sprake zijn. Engeland zal echter alle pogingen
in het werk stellen om den invoer van grond
stoffen in Duitschland te voorkomen.
Hiermede wordt tevens aangetoond, dat aan
den handel der neutrale landen zekere eischen
gesteld worden. Engeland is echter bereid hier
mede rekening te houden voor zoover de belan
gen der bevriende staten hiermede gemoeid
zijn. Het spreekt wel vanzelf, dat va,n Engeland
niet verwacht kan worden, dat het zal mede
werken om den invoer in Duitschland en den
overzeeschen aanvoer van neutrale landen voor
Duitschland te vergemakkelijken. Het Duitsche
standpunt schijnt te zijn. dat de neutrale lan
den op de eerste plaats verplicht zijn te waken
niet voor hun eigen belangen, doch ook voor de
belangen van Duitschland. althans in econo
misch opzicht.
De Britsche regeering daarentegen is volko
men bereid, den neutralen handel, voorzoover
dit het Duitsche economische belang niet ten
goede zal komen, tot het uiterste te ontzien.
Vriendschappelijk overleg wordt met eenige
neutrale regeeringen gevoerd. De regeling ge
durende den vorigen oorlog toegepast wordt te
Londen als grondslag beschouwd voor een rege
ling met de neutrale aan Duitschland grenzen
de mogendheden. De Duitsche poging om den
■neutralen vooral den Scandinavischen lan
den. een soort neufcraliteitswet op te dringen,
waardoor zij verplicht zouden zij.n oorlogsbe-
noodigdheden en grondstoffen aan Duitschland
te leveren, op straffe van anders in strijd te
handelen met. hun verklaarde neutraliteit heeft
in Engeland zeer de aandacht getrokken.
De houding, dor de Scandinavische regee'rin-
gen aangenomen, wordt als zeer bevredigend
beschouwd en wij mogen aannemen, dat En
geland al het mogelijke zal doen, om het dezen
neutralen landen niet al te moeilijk te maken..
13
ik!" zei tante Anne opgewekt en
h met een kop sterken bouillon aandragen.
lj Was ook zeer verlangend, om te hooren,
Qeph ^aclge was geweest; maar haar beschei-
ïQc.leicl weerhield haar ervan vragen te stellen!
§teö! was zij degene, die de leiding had: ze zona
j. Sschen voor Madge zorgen.
Se öit deed zij op de meest zorgzame wijze.
dr0 Naar het kopje bouillon met een stukje
lij;. °sterd brood, maar niet te veel, want dade-
2 zouden ze aan tafel gaan.
het jonge meisje in een warmen
h<w?oir- Die moest ze aan tafel ook maar aan-
„2 en' vond tante.
iQ0ri°idra joUie beiden genoeg gegeten hebben,
ik tevreden over jullie ben, zullen we
Maaere» naar wat Madge ons te vertellen heeft.
v°ór dien tijd mag zij geen woord spre-
jV zei tante, toen het eten was opgediend,
^iet S n°°it had het drietal zoo stil aangezeten,
öat ze terneergeslagen waren, maar ze
voelden zich te veel overstuur.
Madge verlangde er naar, om haar geschiede
nis te mogen vertellen, en het was weer tante,
die het sein gaf, om naar den salon te gaan.
Toen ze daar gezellig bij het vuur gezeten
waren, vroeg Madge gedwee:
„Mag ik nu beginnen?"
Eenvoudig vertelde ze haar geschiedenis, dui
delijk en tot in de kleinste bijzonderheden.
„Waar kunnen die ellendelingen toch heen
gereden zijn?" barstte tante Anne uit.
„Ik denk, dat ze naar Liverpool zijn gegaan,
om zoo gauw mogelijk naar Amerika te ontko
men," meende Stephen.
„Het kan mij niets schelen, waar ze heenge
gaan zijn, of wat ze doen, als ik maar kan uit-
vorschen. waar ze mijn vader hebben heenge
bracht. Die onzekerheid is afschuwelijk! Wat
moeten wij nu verder doen?"
Op deze vraag gaf Stephen geen rechtstreeks
antwoord, maar hij zei, dat hij voor alles zor
gen zou en dit was haar voldoende.
Toen hij even later de dames een oogenblik
alleen liet, waren zij overtuigd, dat dit in ver
band stond met hetgeen Madge zoo juist ver
teld had. Toen hij terugkwam, viel het haar op,
dat hij er moe uitzag. Vooreerst had hij dien
langen reis achter den rug en dan had hij ook
veel emoties doorstaan. Dus commandeerde
tante Anne: alle drie naar bed! Madge had er
al een paar uur in moeten liggen! Zij zelve had
een slaap.... o, dat ze haast niet meer uit de
oogen kon zien!
„Dan is 't maar het beste, dat u onmiddellijk
gaat, tantetje, want ik moet nog een paar din
gen met Madge bespreken. Dan zullen wij u
volgen."
„Maar vlug dan hoor! Ik verzeker je, dat als
ik jullie niet binnen tien minuten hoor boven
komen, ik je kom halen!"
„Accoord!" zei Stephen.
„Voor ditmaal geloof ik je niet,' zei tante en
stak ondeugend haar hoofd om den hoek van de
deur.
En terwijl ze de trap opliep, dacht ze met een
glimlach
„Ik ben zelf ook eens jong geweest! 't Zal
nog wel een paar minuten langer duren!"
Stephen Harcourt wendde zich tot Madge:
„Ja, liefste, daar had je wel gelijk in: ik was
ook niet van plan geweest, vandaag naar huis
te gaan, maar ik heb vannacht een droom ge
had, die mij onmiddellijk deed terugkomen.''
„Wat droomde je dan?"
„Ik droomde, dat de vrouw, die ik lief heb
over een kouden, verlaten weg ging. Ze liep op
een smal paadje langs de heg. Omdat ze zoo
moe was, struikelde ze ieder oogenblik."
„Net als ik."
Hij sloot haar beide handen in de zijne en
zei zacht:
„JuistIk sprak toch immers van de
vrouw, die ik lief heb? Moet ik er nog bij zeg
gen, hoevéél ik van haar houd?"
„Neen. neen! Ga voort!"
„In dien droom heb ik een vreeselijke angst
om haar gehad. Haar oogen stonden zoo droe
vig; ik trachtte bij haar te komen, maar dit
lukte mij niet, ofschoon ze mij de handen toe
stak met een smeekend gebaar. Eindelijk riep
ze mij toe: „Kom toch, Stephen! Help mij toch!
Ik heb je zoo noodig!" Een vreemde droom,
vind je niet?"
„Ja, heel vreemd!"
„Op het hooren van haar stem werd ik wak
ker en was onmiddellijk vast besloten, terug te
gaan. Ik zei tegen mijn vrienden, dat ik drin
gend noodig was in Cumberfield. En dit was
immers de waarheid!' Hij sloot Madgë in de
armen; haar hoofd rustte op zijn schouder.
„Stephen, ik heb je ook geroepen op het
oogenblik, dat ik vreesde, geen kracht meer te
hebben, om naar huis te loopen. De wind blies
mij in het gezicht en mijn voeten waren vol
blaren."
„Liefste, het is een moeilijke dag voor je ge
weest, een vreeselijke beproeving voor je krach
ten, maar je bent immers een dapper kind van
een militair? Ik hoop, dat je mij nooit vergeefs
om hulp zult vragen!"
„Je bent altijd vlak bij mij geweest, als ik je
het meeste noodig had. En, ik zou de gelukkig
ste ter wereld zijn, als ik nu ook vader kon
vinden."
Stephen durfde geen hoop te geven; hij kon
niet anders, dan haar verzekeren, dat hij geen
middel onbeproefd zou laten. Intusschen zag hij
den toestand allesbehalve rooskleurig in. Het
zou hem moeilijk vallen, om er zich over uit te
laten. Tante Anne maakte echter aan deze
pijnlijke gedachte een einde, door met een rof
fel op de deur te waarschuwen:
„Wat jullie ook te verhandelen hebt, 't is
meer dan kinderbedtijd! Morgen komt er weer
een dagl"
HOOFDSTUK XII
„Er is iemand, die u bepaald spreken moet,
Miss. Ik vond het jammer, om u wakker te ma
ken, maar zij wil niet weggaan, eer zij u gezien
heeft. Ze zegt, dat ze een belangrijke boodschap
voor u heeft."
Het was pas half zeven en Madge had zoo
heerlijk liggen te slapen, dat het 't keuken
meisje waarlijk aan het hart ging, om haar te
wekken.
In een ommezien had Miss Heathcote een
peignoir aangeschoten en was zij naar beneden
gegaan. Dit moest wel iets belangrijks zijn, an
ders kwam je er niet mee aan, op dit vroege
uur.
Een keurig-nette vrouw stond in den hall. Ze
leek opgewonden en zenuwachtig en had blijk
baar geschreid.
Madge was op het punt, wat te zeggen, maar
de vreemde voorkwam haar met de vraag:
„Miss Heathcote, niet waar?"
„Juist."
„U zult zeker zeggen, dat u mij niet kent,
en dit is volkomen waar. Maar als ik u nu ver
tel, dat ik Turner heet, dan begrijpt u waar
schijnlijk wel, wie ik ben?'
Ja. dien naam kende Madge onmiddellijk en
ze liet de bezoekster in de kamer, terwijl ze
sprak
„Gisteren ben ik bij u aan huis geweest. U
heeft een medebewoonster, die zeer ziek is..?"
„Vanmorgen om half vier is ze gestorven.
Miss, en veel vreedzamer, dan ik had durven
denken, want de laatste uren van den nacht
Voor 1940 wordt op de begrooting van Bin-
nenlandsche Zaken voor den gewonen dierst
aangevraagd f 29.428.433, of f 3.564.309 minder
en voor den kapitaaldienst f 24.409.700 of
f 3.312.044 meer dan in 1939.
De post militaire politie is verminderd met
f 521.481. Deze verlaging houdt verband met
een herverdeeling van de kosten van de daarbij
betrokken departementen.
Het is der regeering gebleken, dat in den
laatsten tijd in talrijke gemeenten organisaties
van personen zijn ontstaan, die zich vrijwillig
beschikbaar stellen voor het verrichten van
diensten, in buitengewone omstandigheden en
in verband hiermede voorbereidingen treffen
om op onderscheidene voorzieningsgebielen tot
een vrijwillige dienst- en hulpverleening te ge
raken. Ook bij het centrale gezagzijn van ver
schillende zijden individueele bereidverklarin
gen tot vrijwillige medewerking ontvangen.
De regeering heeft voor dit streven groote
waardeering. Zij is er van overtuigd, dat in bui
tengewone omstandigheden van vrijwillige dien
sten, als bovenbedoeld, in vele gevallen een
dankbaar gebruik kan worden gemaakt.
Intusschen is de regeering van meening,
dat te dezen eenige centrale leiding van
overheidswege niet kan worden gemist, o.a.
ter voorkoming van onnoodige krachtsver
spilling en verwarring, alsmede ter vermij
ding van wrijvingsmogelijkheden met or
ganisaties, als b.v. Het Roode Kruis, de
Eerste Hulp Bij Ongelukken, de Vrijwillige
Burgerwachten en de Nederlandsche Ver-
eeniging voor Luchtbescherming, die reeds
geruimen tijd gewaardeerde diensten be
wijzen.
De regeering overweegt met betrekking
tot de hier besproken materie nadere rege
len vast te stellen, ten einde de noodige
eenheid op dit punt te waarborgen. Daar
naast en in aansluiting daaraan wordt het.
gelijk gezegd, wenschelijk geoordeeld, dat
het centrale gezag ten dezen een zekere
leiding zal geven.
De kosten, welke uit deze centrale organi
satie voortvloeien, worden geraamd op f 65.090.
Dit bedrag kan worden gevonden uit een ver
laging van de subsidies voor de Vrijwillige Bur
gerwachten en den Bijz. Vrijw. Landstorm, op
welke uitgaven een bezuiniging, ook in admini
stratief opzicht mogelijk zal zijn indien tot de
instelling van een centraal toezicht op de vrij
willige hulpverleening wordt overgegaan.
Als resultaat van de aanhoudende zorg van
den rijksdienst voor de ondersteuning van be
hoeftige Nederlanders in het buitenland is een
voortgezette daling van het aantal gesteun-
den bereikt. Vermindering van dezen post met
f 330.000 is daarvan het gevolg.
De verlaging van de rente voor woningwet
voorschotten van 4 pet. tot 3% pet. opende de
mogelijkheid tot vermindering van dezen post
met f 1.432.835. Bovendien is gebleken, dat voor
1940 de raming van de kosten van huurverlaging
met f 1.000.000 kan worden verminderd.
De bijdragen in de kosten van verbetering
van bestaande woningen kunnen met f 100.000
worden verminderd.
Op den kapitaaldienst wordt meer aange
vraagd in verband met een grootere verstrek
king van kapitaal aan het staatsbedrijf der
Posterijen, Telegrafie en Telefonie ad f 3.057.000
en een grootere verstrekking van kapitaal aan
het staatsbedrijf der Alg. Landsdrukkerij ad
f 155.044.
Verleend de eere-medaille, verbonden aan de
erde van Oranje-Nassau, in brons, aan J. A.
Hasting te Warmond, watermolenaar bij der
Lakerpolder.
Aan Jhr. mr. D. J. de Geer is op zijn verzoek
eervol ontslag verleend als lid van het college
van curatoren der Rijksuniversiteit te Gronin
gen, met dank.
1 October is benoemd tot ingenieur bij den
Rijksgebouwendienst ir. H. J. J. Engel te 's-Gra-
venhage.
Voor den tijd van vijf jaren is benoemd tot
kringcommissaris van het Ned. Roode Kruis in
den kring Zeeland mr. R. M. van Dusseldorp
te Goes.
Dr. F. B. M. B. Schiphorst, eervol ontslagen
res.-dirig. off. van gez. 2e kl. te Heerlen, is op
verzoek eervol ontslag verleend als militair com
missaris van het Ned. Roode Kruis.
Tijdelijk benoemd bij de inf. tot res.-luitenant-
kolonel, de gep. luit.-kolonel der inf. van de
Kon. landmacht J. H. Sonne.
om zich schrap te zetten tegen deze Duitsche
pressie, zoodat zij economische neutraliteit niet
vei plicht zijn in dien zin op te vatten, dat zij
verplicht zouden zijn tot het doen van zekere
eveiingen aan Duitschland. Voor zoover de
door Duitschland verlangde goederen overzee
aangevoerd moeten worden, zal Engeland zeer
zeker pogen dit te beletten.
waren verschrikkelijk. De arme vrouw had het
ontzettend benauwd."
„Dóód," herhaalde Madge langzaam. Och,
voor Mrs. Fleming zelf was dit zeker een geluk,
ging 't Madge door het hoofd, maar nu kon zij
ook geen enkele aanwijzing meer geven.
Mrs. Turner merkte nu eerst op, hoe bleek
ze was.
„U is toch niet ziek?" vroeg ze, want ze kon
immers niet aannemen, dat het jonge meisje
zoo geschrokken was door het overlijden van
„Mrs. Smith", zooals de vrouw zich had ge
noemd.
„Ik zal dokter Harcourt vragen, of hij even
beneden komt," zei Madge, die zich herinnerde,
dat Stephen gezegd had, dat hij, als het moge
lijk was, er bij tegenwoordig wilde zijn, als zij
een zaak behandelde, die zou kunnen leiden tot
het vinden van haar vader.
Toen ze op 't punt stond naar boven te gaan
kwam hij reeds gekleed en wel de trap af en
liep dadelijk naar haar toe en vroeg op zacnten
toon: „Je hebt bezoek, niet waar?"
„Ja, Mrs. Turner is er; zij is de dame bij wie
Mrs. Fleming inwoonde. Ze komt mij meedee-
len, dat haar huisgenoote vanmorgen gestor
ven is."
Stephen zei niets, maar samen traden ze het
vertrek binnen en eenigszins teleurgesteld zei
Mrs. Turner:
„Mrs. Smith, zoo heette mijn medebewoon
ster heeft mij opgedragen, alleen met Miss
Heathcote te spreken."
(Wordt vervolgd)