Kabouter Flip en zijn vriendje Wip Md mém l mndm da§ DE^ONBEKENDE SPEENHOFF ZEVENTIG JAAR „DE TREIN 1839-1939" GESLOTEN in de kapel In zijn beste momenten een dichter MAANDAG 9 OCTOBER 1939 Inkuilen van aardappe len en bietenblad FELLE BRAND TE AMERSFOORT SCHURFT (POK) BIJ AARDAPPELEN In dertig dagen 258.724 betalende bezoekers Een flinke vrouw Aan de burgerij van Velsen-IJmuiden Aanrijding te Aerdenhout DOOR A. HRUSCHKA Op 23 October a.s. wordt de vermaarde dich- ter-zanger Koos Speenhoff, een in-Hollandsche figuur en ongerept bohémien, 70 jaar. In ver band daarmee heeft hij voor het tijdschrift „Groot-Nederland" zijn zelfportret geteekend en een zeer amusant stuk over zijn ouden vriend Kees van Dongen geschreven. Het proza is zeldzaam frisch-van-de-lever. Gerard van Eckeren schrijft over Speenhoff het volgende: „Het succes van „Koos" Speenhoff heeft voor een deel bestaan in een zwarte jas, een uitge streken facie en een guitaar, die hij minder meesterlijk hanteerde dan in onze dagen het Django Reinhardt doet. Dit vast te stellen is allerminst Speenhoff's verdiensten verkleinen. Men kan hem niet werkelijk eeren alvorens zijn trucjes te hebben doorzien. Immers dan eerst bestaat er kans, dat we doordringen tot Koos, den échten Koos, die op de planken staande niet alleen zijn toehoorders, de vroede vaderen, de schutters, mitsgaders zooveel andere nattige en gewichtige instellingen méér, in het ootje nam, maar ook zichzelf! Den Koos, wiens in telligentie hem er voor behoedde den heer J. H. Speenhoff te zeer au sérieux te nemen. En zoo zijn publiek desondanks vaak geneigd is ge weest hem ernstiger te nemen dan hij het zich zelf deed, dan was dat, omdat er van zijn op treden een zekere waardigheid uitging, die min der in zijn gekleede jas dan daaronder school. Het is waar: men heeft zelden in Speenhof! den kunstenaar willen erkennen. Men vond zijn liedjes aardig, geestig, soms ook plat maar van de kunst met een groote K lag dit alles wel heel ver af! Laat ons daar blij om zijn. De begrippen kunstenaar en dichter dekken elkaar zelden geheel, en zoo Speenhoff geen „kunste naar" is, dan heeft hij in zijn beste momenten zich toch zeker een dichter getoond. Een dich ter van het levenslied; hetgeen men dan aldus moet opvatten, dat er in zijn werk voorbeelden zijn, waarin dichter, zanger en leven eenvoudig op elkaar zijn toegeloopen en het leven neeft hem de doodgewone woorden ingefluisterd, en de muziek heeft die woorden doordrongen met 'n schalksch, een teer, een weemoedig geneurie, waardoor ze werden omgevormd en bezield. Wie in Speenhoff's bundels bladert zal er, naast veel dat op een oogenblikkelijk succes is bere kend, die enkele trillende en levende verzen vinden: De Verloren Zoon, de Brief van een Jongen in de nor aan zijn moeder, de Begrafe nis van een vrijgezel e.z.m., welker beeldende en emotioneele kracht u bijblijven". Hieronder volgen eenige aanwijzigingen voor het inkuilen van landbouwproducten. Over de grasensilage is reeds zooveel gepubliceerd, dat ik daarover dezen keer niets wil zeggen. Hoewei de aardappel een belangrijk gewas is voor de menschelijke consumptie, blijven toch steeds groote partijen beschikbaar voor vervoedering aan het vee. Aardappelen. In Noord-Holland worden de meeste aardappelen, welke niet voor de normale consumptie dienen, vervoederd aan het rund vee. Juist in verband hiermede is het stoomen van aardappelen in deze provincie van geen be tekenis. Indien men aardappelen voor varkens voeder wil gebruiken is het een zeer Deslist xflirdeel het product eerst te stoomen; men kan ze dan direct na het stoomen vervoederen, maar indien het een grootere partij is, ook zeer goed ensileeren. De voederwaarde en verteerbaarheid wordt door stoomen zeer gunstig beïnvloed, ter wijl juist varkens dan meer van aardappelen kunnen consumeeren en hierdoor de vetaanzet wordt bevorderd. Voor rundvee, dat in de eerste plaats om de melk gehouden wordt, is het stoomen niet noo- dig. Waar hier nog geen groote stoominstalla- ties voor aardappelen werkzaam zijn, bepaal ik mij hier tot het geven van eenige richtlijnen voor ensilage van rauwe aardappelen. Deze kun nen rauw geënsileerd worden zonder eenige toe voeging. Tijdens de ensilage moet men de knol len stukstooten en goed vasttrappen (straalma- kersblok). Teneinde een goed silaat over te houden moet voor prima drainage gezorgd wor den. Men kan aardappelen uitstekend kuilen in een silo; beschikt men daar niet over, dan kan men zich ook goed behelpen met grondkuilen, waarvan de bodem weer boven de grondwater spiegel moet blijven. Een partij aardappelen van pl.m. 18.000 K G. (is oogst van J4 H.A.) kan men ensileeren in een grondkuil van pl.m. 3 x 4 M. oppervlakte. Kan men geen gat in den grond maken in verband met den grondwaterstand en moet men op den grond ensileeren, dan kan men een bekisting maken, berekend op een flinken zijwaartschen druk. Deze bekisting kan men desnoods maken van stroopakken en draad Indien men aardappelen met veel kiemen moet kuilen, is het beter de kiemen te verwijderen; dit lukt meestal vrij goed indien men de aard appelen eenigen tijd in den wind droogt. Gaat men ze daarna flink omscheppen, dan is men de kiemen grootendeels kwijt. Aardappelkuilen moeten zwaar afgedekt worden; er moet min stens 80 cm. grond op. Zij mogen pas openge maakt worden nadat ze minstens zes weken oud zijn. Omdat het ensilageproduct soms wat onaangenaam ruikt, moet men het, alvorens in den stal te brengen, wat laten uitluchten. Bietenbladeren en -koppen. Dit materiaal meet zoo schoon mogelijk aan de hoop worden gereden. Het is „mooi-weer"-werk. Per H A. kan men bij suikerbieten rekenen op ongeveer 20.000 K.G. blad en koppen. Wat voor ensilage be schikbaar komt is waardevol voeder! Bij het inkuilen van bietenblad moet het verrotte ma teriaal zooveel mogelijk verwijderd worden Te Alkmaar vond Maandag de traditioneele herdenking plaats van het ontzet der stad. Schoolkinderen brachten den burgemeester, jhr. mr. F. H. van Kinschot, een aubade maar anderzijds mag het blad wel verwelkt zijn alvorens het in te kuilen. (Het moet z'n veer kracht verloren hebben). Aangezien bietenblad minder gemakkelijk sluit, moet den deiT kuilhoop zeer vast aantrappen. De massa slinkt sterk aan de hoop, zoodat men vrij hoog mag optassen. Het beste is den kuil 3 meter bodembreedte te geven en haar vervolgens naar boven smaller te laten toeloopen. De lengte neme men naar behoefte. Hoe vaster men de massa aantrapt, des te beter product zal men verkrijgen. Even als bij alle andere ensilages wordt hier een snel werktempo vereischt; iedere hoop moet liefst binnen een dag of vier onder het gronddek zit ten. Het gronddek moet minstens 50 cm. dik zijn en zoo worden aangebracht, dat de geheele kuilhoop (ook dus de zijkanten) is afgedekt. Ook bij deze kuilhoopen kan beschutting aan de windzijde tijdens het zetten noodig zijn. Gras en aardappelen en/of bietenblad. Indien men verschillende materialen tegelijk wil en sileeren, doet men dit het beste in afwisselen de, niet te dikke lagen. Aardappelen en gras leveren een bruikbare ensilage op; hoewel men het niet steeds doet, is het toch aan te bevelen de aardappelen ook hier stuk te stooten (straat- makersblok). De graslagen moeten ongeveer 10 tot 15 cm. dik zijn; de aardappellagen moeten overeenkomen met een dikte van 23 knollen. Bevroren aardappelen en bieten. Het genoem de materiaal is tegen bederf te vrijwaren door het zoo spoedig mogelijk in te kuilen. Men moet de bieten in grove stukken snijden. Ook hier is een zwaar gronddek noodzakelijk. In den winter 1938/1939 heb ik eenige kuilen gezien, welke ge maakt waren van bevroren bieten. Het geënsi- leerde product, dat in Maart 1939 vervoerderd werd, was van prima kwaliteit; de koeien na men het graag op; ondanks het feit, dat er in sommige bieten nog ijs voorkwam! Wie nog uitvoeriger gegevens wenscht over ensilage-aangelegenheden, wende zich tot den Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst. De Rijkslandbouwconsulent voor N.-Holland te Schagen, IR. G. J. LIENESCH. Een felle brand heeft Zondagmorgen om streeks half zes gewoed in een garage op het terrein van den gemeentelijken reinigingsdienst aan de Eem te Amersfoort. De brandweer kon niet beletten, dat het ge bouw alsmede de vier daarin aanwezige vuil nisauto's in de vlammen opgingen. De oorzaak van den brand is onbekend. Ver zekering dekt de schade. Het blusschingswerk werd bijgewoond door den loco-burgemeester, wethouder Noordewier en den wethouder der bedrijven, den heer Spie- kermann. De brand is ontdekt door een landbouwer, die in de buurt van de garage woont. Door de groote droogte in het voorjaar heeft men bij de eerstelingen van dit seizoen weer heel wat meer last gehad van „pok" dan in de voorafgegane jaren. Daarom is er ook weer be langstelling voor dit onderwerp te verwachten ook bij de practici. Schurft of pok wordt veroorzaakt door een laagontwikkelde zwam, die, zooals uit de prak tijk bekend is, vooral voorkomt op gronden, die een relatief hoog gehalte aan alcalische stof fen (vooral kalk) bevatten. Wij zeggen dan ook, dat de zuurheidsgraad bij het optreden van deze ziekte een groote rol speelt. Bestrijden van de ziekte bestond uit het toe dienen van stoffen, waardoor de grond zuur der werd, b.v. zwavel of mangaansulfaat. Deze stoffen werden dan ook soms met succes, soms zonder succes, toegepast. Het toedienen van versch groen, b.v. het on derwerken van versch gras of versche rogge of afval van witlof of koolbladeren gaf meestal een vrij zekere bestrijding doch dat kon niet altijd even gemakkelijk worden toegepast. Zooals gezegd gaf het toedienen van che mische stoffen niet altijd het gewenschte resul taat en omtrent de bestrijdingsmethoden be stond dan ook wel verschil van meening. Wel was het mogelijk de zwam in den grond te dooden door het toedienen van zwamdoodende middelen b.v. van sublimaat, doch ook dat is in de praktijk nauwelijks loonend en een blij vende genezing werd niet verkregen. Nu zijn sedert eenige jaren onderzoekingen aan den gang op het laboratorium van Pro fessor Quanjer en door die onderzoekingen is nog eens vastgesteld of liever bevestigd, dat schurft bij aardappelen niet door een enkele zwamsoort kan worden veroorzaakt doch, dat enkele soorten, zij het dan nauwverwante soorten, de oorzaak kunnen zijn van verschil lende tamelijk uiteenloopende typen van schurft. Ook in de praktijk kenden wij reeds jaren de verschillende typen van „pok" zij het dan, dat wij slechts plachten te spreken van on diepe en diepe schurft. Waren de aardappelen door diepe schurft aangetast, dan spraken wij soms ook van „turven" als de knollen totaal door de zwam waren misvormd. Door de onderzoekingen is nu gebleken, dat de verschillende typen door verschillende soorten van de zwam worden veroorzaakt, terwijl de verschillende zwamtypen bij ver schillende aardappelrassen weer andere ver schijnselen teweeg konden brengen. Tevens zijn nog proeven genomen met de bedoeling een praktische bestrijding mogelijk te maken doch slechts met het toedienen van een ijzerchloorverbinding, die voor de praktijk onbruikbaar wordt geacht, werd de ziekte ta melijk goed bestreden. Uit de onderzoekingen is echter duidelijk gebleken, dat pok wel degelijk door een of meerdere zwammen wordt veroorzaakt, een feit, waaraan nog wel eens werd getwijfeld en ook zou ik voor mij er de conclusie uit willen trek ken (ik weet niet of dat juist is) dat het niet onverschillig kan zijn, of men aangetaste oi schurftvrije knollen als pootgoed gebruikt. Men zou zoo zeggen, dat men door het gebruik van aangetast pootgoed de kans loopt een of ande: type van de ziekte in den grond te brengen en zoodoende het aantal typen vermeerdert met de kans op een gevaarlijker type. Voor de praktijk zou het verder van belang zijn, als de onderzoekingen verder werden uit gevoerd en dan vooral in de richting van de verschillende zuurheidsgraden voor de verschil lende typen. Verder zou het van belang kunnen zijn te weten, van welken invloed de vochtigheids graad van den bodem is in verband met het optreden der verschillende typen. Zondagavond is de groote spoorweg jubileumtentoonstelling op het terrein van het voormalige Paleis voor Volksvlijt aan het Frederiksplein te Amsterdam gesloten. De laatste bezoeker, die de loketten pas seerde, had het nummer 258.724. Een bezoek dat formidabel kan worden genoemd, vooral wanneer men het beziet in het licht der tijdsomstandigheden. Afgezien van tentoonstellingen, die maan den duurden, was deze expositie de drukst be zochte, welke sinds vele jaren in ons land werd gehouden. Over een periode van dertig dagen werd een daggemiddelde van bijna 9000 beta lende bezoekers behaald. Op den druksten dag passeerden 18334 menschen de controle. Meer dan een derde van het totale aantal bezoekers waren personen beneden achttien jaar. Van deze jonge menschen kwamen er ruim 40.000 met vader of moeder en 50.000 in klasse- of groepsverband. Het succes der ten toonstelling het treintje van 1839 vervoerde bijna 160.000 passagiers en legde een afstand af, gelijk aan die tusschen Amsterdam en Constan- tinopel: 3000 K.M. Ziedaar eenige interessante cijfers, zij werden met vreugde en dankbaarheid genoemd in "en hartélijke toespraak, welke de voorzitter van het uitvoerend comité, wethouder F. v. Meurs, Zon dagavond na de sluiting hield tot de in het restaurant verzamelde personen, die aan het welslagen van de tentoonstelling hun beste krachten hebben gegeven; jonge werkloozen, die de expositie bouwden en inrichtten, spoorweg beambten en ander personeel, die de duizenden bezoekers op zoo voortreffelijke wijze hebben voorgelicht. Aan het slot van zijn rede noodigde de wet houder zijn toehoorders uit een rit met het treintje te maken, waaraan allen gevolg gaven. Zoo werd de succesvolle expositie symbolisch gesloten. Vandaag is met de afbraak begonnen. Het tentoonstellingsmateriaal zal met veel zorg wor den ingepakt en naar Zwolle worden overge bracht, waar het voorloopig in een leegstaande werkplaats van de spoorwegen wordt opgebor gen. Te zijner tijd zal het een plaats krijgen in het Spoorwegmuseum, waarvoor het Maliebaan station te Utrecht zal worden ingericht, maar voor welk doel het eerst een grondige verbou wing zal moeten ondergaan. Geestelijke meerwaardigheid is ten slotte de sterkste burcht voor een volk. Er bestaat nog geen juiste ver houding bij de Nederlandsche Katholieken tusschen hun getal en hun aandeel in de wetenschap. Geen krachtiger middel om spoedig onzen volledigen uitgroei te bereiken, dan mede te werken tot instand houding en voltooiing onzer Universiteit. Hij liep den winkel in en haalde van de toonbank een paar warme krentenbollen. De bakker kon Flip niet zien, maar wel zag hij tot zijn groote verbazing hoe twee krentenbroodjes aan den wandel gingen en door de deur ver dwenen. De bakker wreef zijn oogen uit. Hij' ging op een klok kijken hoe laat het was. Zóó vroeg was het toch ook niet meer, dat hij nu tooh zóó kon staan droomen. Hij telde tweemaal het rijtje krentenbollen, maar allebei de keeren kwam hij er twee te kort. Intusschen had Flip zijn buit aan Peter ge geven en deze had haastig de broodjes wegge stopt. Ze kwamen voorbij een slagerswinkel, waar dikke worsten hingen, die er heel verlei delijk uitzagen. „Toe, Flip, haal nu ook nog zoo'n worst voor me," bedelde Peter. 't Was een paar minuten na middernacht, dat slot van Craig's winkeldeur, die in een smal s. aatje in Pittsburgh een zaak in huishoudelijke a. ikelen dreef, geforceerd open sprong. De deur werd open gestooten en een man, met z'n pet diep over z'n ooren getrokken, stapte behoed zaam den donkeren winkel binnen. Hij scheen -"en weg te kennen, want regelrecht liep hij aar 't achter den winkel gelegen kantoortje n liet het licht van z'n zaklantaarn in 't rond chijnen. Ei' was echter nog iemand aanwezig en wel 'e eigenaar, want op 't gelaat van den indrin ger vertoonde zich een grijnslach en hij zei: „Zoo Craig, prettig dat ik je hier tref." „Uriah Hook," stamelde de ander verbaasd. „Dezelfde, Craig. 't Schijnt jou veel beter ge gaan te zijn dan mij, na ons compagnonschap. Ik moet nog steeds nachtelijke bezoeken met m'n loopers afleggen, om aan den kost te komen." „Maarwat wil je?" vroeg de nog steeds verbaasde Craig. „Denk er aan, dat er al veer tien jaren liggen tusschen onze zaken en nu." „Ik zal je zeggen wat ik wil. Ik wil een bed om op te slapen en uit de handen van de po litie blijven. Toen ik vandaag langs je winkel kwam en je naam las, dacht ik zoo: „Weet je wat, Uriah, Craig zal je wel niet in den steek laten als ik z'n hulp inroep." En de inbreker ging op z'n gemak in een der stoelen zitten, nadat hij eerst den knop van 't electrisch licht had omgedraaid. „Ziezóó, nu kunnen we tenminste zien wat we zeggen," lachte hij. Craig was blijkbaar in de war en scheen niet te weten wat hij doen moest. „Man, ga in 's hemelsnaam weg, want m'n vrouw kan elk oogenblik thuis komen," smeek te hij. „Nu, wat zou dat?" Eensklaps haalde Uriah Hook z'n neus op en riep: „Zeg, de parfum, dien jij gebruikt, heeft veel van petroleum." Dit zeggend, keek hij naar eenige groote don kere plekken van deze brandstof, die duidelijk op een der kleedjes zichtbaar waren. „Ojanu, ik heb zeker met de kan gemorst" hakkelde Craig, niet meer wetend, wat hij zeggen zou. „O zoo," grijnslachte Hook; „nu begrijp ik het. De zaken gaan slecht hè? Petroleum op 't vloerkleed; een brandje en een hooge uitkeering van de verzekering. Aardig, heel aardig!" „Neen, neen," zei Craig haastig, maar de man zag doodsbleek. Hook bemerkte dat hij goed geraden had en hernam: „Kom, kom, mjj houd je niet zoo gemakke lijk voor den gek. Ik heb zoo'n idee, dat ik van nacht nog goede zaakjes maak. Wat dacht je er van, als je de verzekeringspremie eens eerlijk met me deelde? Anders zal ik een en ander op zeker kantoor moeten vertellen. Dat zal je dan minstens drie jaar kosten en nog veel meer, als er gevaar voor menschenlevens bestond. Ik raad je dus sterk aan Craig, me een voorschot van laten we zeggen, 200 dollars te geven, dan kom ik over een week of drie, vier, de rest wel halen." „Maar," zei de brandstichter met een benauwd gezicht, „ik heb geen geld. Of denk je soms, dat ik zoo iets uit weelde doe?" „Zeur niet, man. Je hebt in elk geval wel iets, want je weet heel goed, dat het minstens veer tien dagen, misschien wel een maand zal duren, vóór je geld krijgt uitbetaald van de verzeke ring." „Geloof me, ik heb niets dan een dollar of tien." Maar de ander liet ach daarmee niet af schepen. „Onderstel nu eens," zei hij tergend langzaam, „dat ik naar die telefoon loop," en de inbreker wees naar een smallen doorgang, die door een glazen deur van 't kantoortje gescheiden was, „en ik vertelde aan de politie, wat ze hier zou den vinden. Geloof jij dan niet, dat ze binnen enkele minuten een onderzoek kwamen instel len? Me dunkt luiimiHiuff*. Hier zweeg hij en wees naar een vage scha duw, die op de ruit te zien was. „Wie is dat?" fluisterde hij. „Allemachtig!" riep Craig, „dat is m'n vrouw!" Op dit oogenblik trad een jonge vrouw binnen. „Waarom ben je teruggekomen, Alice?" vroeg Craig. „Goedenavond, mevrouw," liet Uriah zich di rect hooren. „Ik kwam precies op tijd om te vernemen, dat uw man van plan was, deze oude rammelkast met den grond gelijk te branden. Bent u misschien ook in 't complot?" „Neen, m'n vrouw weet eer niets van," zei Craig haastig. „Daarom had ik 't juist in orde willen maken vóór ze thuis kwam." „Ik had een voorgevoel, dat er iets niet in orde was," verklaarde de vrouw. „Je was zoo somber in den laatsten tijd, Ben." „Nu," zei Uriah brutaal, „ik wacht op m'n belooning voor m'n zwijgen." „En als Ben nu eens weigert?" vroeg ze. „Dan zal ik de politie waarschu wen en je beiden intusschen belet ten de kleeden op te ruimen. Dan komen ze kijken i i i t f11111III It I1111111111111111ff1111 III IllIMIIIIII en gaat hij naar de gevangenis. Dat is alles." „Naar de gevangenis, zegt u?" „O. ja, absoluut. Ik geef je nog vier minuten tijd, Craig," zei Uriah, als je me dan nog geen bod gedaan hebt dat ik met goed fatsoen kan accepteeren, dan bel ik op." Mevrouw Craig keek den afperser strak aan. „Dan gaat hij maar naar de gevangenis," zei ze beslist. „Dus u weigert uw man te laten betalen?" „Zeker, 't Kan me geen zier schelen of hij naar de gevangenis gaat. Ik heb er meer dan genoeg van om altijd maar in zorgen te leven. Dan zal i k de zaken eens flink aanpakken en ik denk, dat ik er best zal komen. Laat de po litie hem maar meenemen." Ze liep haar man voorbij, ging. het tusschen- vertrek binnen en wierp de «deur achter zich in 't slot. Toen Uriah Hook de deur wilde openen, werd aan den anderen kant juist de sleutel om gedraaid. „Vlug!" hoorde men haar roepen. „Verbindt u me even met 't politiebureau." Hook keek onzeker naar de winkeldeur. „JaSpreek ik met 't politiebureau?" hoor de hij mevrouw Craig na een korte pauze zeg gen. „Stuurt u dan even een paar mannen naar Jarvisstreet no. 267, naar den winkel van Craig's huishoudelijke artikelen. Daar zijn twee oude bekenden van u. De een wil brand stichten en de andere is een inbreker, die hem geld wil af persen. Maar vlug s.v.p. Vier minuten? Dank u wel." ,,'t Wordt me hier wel wat te warm," meende Hook, „als die vervlpolitie me hier treft, loopt het niet goed met me af. Ik smeer 'm." Hij rende den winkel door, rukte de buitendeur open en was verdwenen. Op dit oogenblik maakte Craig's vrouw de verbindingsdeur weer open en vroeg: „Waar is die kerel?" „Weg; ik denk niet, dat we hem nog terug zullen zien." Mevrouw Craig keek haar echtgenoot vrien delijk lachend aan. „Ik ging je niet overleveren, Benjamin. Maar nu moet je me ook beloven, dat je nooit meer zóó iets misdadigs zult ondernemen, om uit de moeilijkheden te geraken. We zullen er ons heusch wel doorheen slaan. Ik ben toch bij je. manlief, en samen zullen we ze best over winnen." Hij nam haar hand, gaf haar een kus en vroeg: „Maar Alice, waarom telefoneerde je dan de politie?" „O, dat hinderde niet," lachte ze. „Want die kerel wist niet, dat de telefoon al drie dagen geleden werd afgesneden, omdat we de laatste kwitanties niet konden betalen." Uit eenige rapporten is mij gebleken dat de burgerij zich soms mengt in op straat voorko mende kwesties tusschen militairen en militaire meerderen en deze laatsten hindert bij de uit oefening van hun plicht. Het spreekt vanzelf dat het weldenkende deei van de burgerij het met mij eens zal zijn, dat dergelijke ergerlijke „bemoeizucht" van eenige wat lanterfantende belhamels, met zaken die hun niets aangaan en waarvan ze in het minst geen verstand hebben, ongeoorloofd en onduld baar is! Van ieder rechtgeaard Nederlander mag toch worden verwacht, dat hij allen steun aan de mi litaire leiding geeft, welke noodig is om onze weermacht op het organisatorisch hooge peil te brengen, noodig ter bescherming van ons aller gezinnen, doch wel in het bijzonder van de niet weerbaar gemaakte burgerij. Ik wil er dan op wijzen dat juist in deze tijden, waarin onze plotseling uit het burger leven saamgeroepen weermacht zoo snel moge lijk op het vereischte oefeningspeil moet worden gebracht, iedere belemmering, die de militaire meerderen daarbij van burgers on dervinden, als onvaderlandslievend moet worden aangemerkt. Wat voor een goede militaire organisatie noodig is late men ter beoordeeling aan de mi litaire deskundigen; de bovengenoemde lastpos ten zullen toch nog wel zoo'n klein beetje be scheidenheid hebben overgehouden, dat ze moe ten erkennen, niet deskundig te zijn. Laten anders hunne weldenkende vaders en moeders het hun onder het oog brengen. Daarenboven dienen de „bemoeizieken" te be seffen dat, indien zich zulke gevallen herhalen, ik genoodzaakt zou zijn de bewegingsvrijheid van de militairen sterk te beknotten, teneinde het terrein waarop ze zich bevinden gemakke lijk te kunnen afpatrouilleeren. De militairen geven mij daartoe tot dusverre gelukkig geen aanleiding; hinderlijk gedrag van burgers i'1 militaire aangelegenheden zou mij er echter, ten nadeele van die militairen toe kunnen dwingen. Ik vertrouw echter met deze mededeeling mü te kunnen verzekeren van de hulp van de wel" meenende burgerij dezer gemeente, zoodat verdere onpleizierige maatregelen in deze achterwege kunnen blijven. De Commandant Positie IJmuiden- Zaterdagvoormiddag had op den Bentveldweg hoek Sparrenlaan een aanrijding plaats tus schen een vrachtauto, bestuurd door den heer J. B. uit Aerdenhout en een met paard bespan nen groentenwagen, bestuurd door den heer A- J. B. te Zandvoort. De vrachtauto kwam van het Jachthuis in de richting Zandvoort. De be stuurder van den groentenw"agen kwam uit de Sparrenlaan en wilde links af naar den Bent veldweg. Deze wagen reed op autobanden en de bestuurder kon wegens de lading niet spoedig genoeg bij de handrem komen, waardoor de wagen over den weg gleed en een aanrijding onvermijdelijk was. Het paard kreeg een z°°' canigen klap teen zijn kop, dat de kaak geheel werd verbrijzeld Het beest moest worden afge maakt. VINCENTIUS VRAAGT, WAT U NIET MEER DRAAGT, HELP ONS VEEL NOOD TE KEEREN MET ÜW GEBRUIKTE KLEEREM. NIEUWE GROENMARKT No. OF TELEFOON 11018 22 lotn 21 't Was doodeenvoudig walgelijk, moeder! Mijn eerste verklaring werd opgehaald. Ik bracht er eenige wijziging in, omdat, zei ik, t mij later was ingevallen, dat juffrouw Eltz met iemand stond te praten aan het tuin poortje. Ze lieten mij dat rustig vertellen, maar toen zei de rechter van instructie spottend: „Wel, daar krijgen we iets nieuws te hooren!" Juffrouw Eltz, die intusschen opnieuw was ondervraagd, had een heel andere verklaring gegeven. Zij beweerde namelijk, dat ze vijf of tien minuten in de bergplaats voor gereed schappen was geweest en dat ik haar juist daarom niet in het oog had gekregen. „Wie van u beiden liegt?" vroeg de rechter. „Ik haalde de schouders op. Maar toen ant woordde ik: „Daar juffrouw Eltz 't zóó zegt, mag de zaak als opgehelderd worden be schouwd." „En hebt u mij iets voorgelogen, nietwaar?" Die vraag klonk zoo inpertinent, dat ik driftig werd en boos op mij zeiven, om dat ik er mij zoo leelijk had ingepraat. „Noem het zooals u wilt," antwoordde ik stug: „met al uw gevraag zoudt u iedereen in de war bren gen." Maar nu begon 't gevraag eerst voorgoed. Over mij, over Hardi, over Yvetta, over onze betrekking tot elkaar, enz. Eindelijk verloor ik het laatste greintje geduld. Toen hij absoluut wilde weten, of er tusschen mij en Yvetta geen bijzondere intieme betrekkingen bestonden, werd 't mij te bont en verklaarde ik, op niet één vraag meer te zullen antwoorden. En van toen af zweeg ik. O, Remi, als zij dat maar niet verkeerd uitleggen Dat doen ze toch; dat hebben zij van den beginne af gedaan! Gelooft u, dat ik dat niet onmiddellijk uit hun sluw en ironisch gevraag begreep? Natuurlijk houden ze Hardi voor den moordenaar. Maar Yvetta is zijn zuster, en ik ben zijn vrienden onze verklaringen klopten niet: dat is den rechter van instructie vol doende. Ik kan mij niet ontveinzen dat heel die rommel wel geschikt is om bij een vreemde booze vermoedens te wekken. Ik kan er niets aan veranderen De moeder had krampachtig de handen ge vouwen en bleef een oogenblik zwijgen. 't Was dus wel zooals zij in stilte had ge vreesd Wat zal je nu doen? vroeg zij eindelijk. Hij haalde de schouders op. Wat anders, dan vandaag nog Yvetta g,aan opzoeken, om met haar te beraadslagen? Zij moet toch weten, hoe 't staat; ze moet weten, dat er, door mijn schuld, misschien ook tegen haar verdenking bestaat. „Doe het niet!" wil de moeder zeggen. „Houd je ver van haar althans zoolang niet alles is opgehelderd." Maar zij knijpt de lippen opeen, en zwijgt. Mag zij haar zoon zulk een raad geven? Het moge verstandig zijn of niet zij plaatst zich op 'n menschelijk standpunt en begrijpt, dat Remi naar Yvetta verlangt en dat deze het recht heeft, hem aan haar zijde te zien.... Yvetta had na haar tweede ondervraging zich ongerust gemaakt over Remi, zooals hij over haar. Zij vreesde, door haar houding hem en zich-zelf meer kwaad dan goed te hebben gedaan, trots alle zelfbeheersching haar gevoe lens voor Remi niet voldoende verborgen te hebben gehouden. Zijn plotseling en onbegrijpelijk vertrek had haar pijnlijk getroffen, en zij kon dat feit geen oogenblik vergeten. Slechts één verklaring vond zij er voor: Remi moest Hardi als schuldig be schouwen en wilde daarom voorzichtigheids halve ook met haar alle betrekkingen afbreken. Toch vond zij het noodig, de tegenstrijdigheid in hun beider verklaringen nog eens met hem te bespreken. En nog dienzelfden namiddag schreef zii aan Ferntal: „Beste Remi, Ik begrijp heel goed, dat je met de zuster van een man, die van moord wordt verdacht, niets meer te doen wilt hebben, en daarom hecht ik aan je plotseling vertrek de beteeke- nis, dat je onze verloving verbreekt. Niettemin schijnt ht mij noodzakelijk, dringend nood zakelijk, zoowel in jouw belang als in het mijne, dat we het eens worden wat betreft onze verklaringen voor de justitie, teneinde elkaar niet tegen onzen wil te benadeelen. jammer genoeg, is zulks reeds in zekere mate het geval geweest zooals ik vandaag tot mijn ontsteltenis ben te weten gekomen bij een tweede verhoor. Wil je, om de zaak te bespre ken, naar Vriebusweiler komen, of heb je lie ver, dat ik naar Graz kom? Dat laat ik aan jou over. Telegrafeer, in geval je het laatste wenscht. YVETTA. Alleen 'n jong meisje, zóó onervaren op velerlei gebied, zóó onnoozel steunend op een sterke bewustheid van volkomen onschuld, kon zulk een brief schrijven en toevertrouwen aan de post! Yvetta dacht in de verste verte niet aan mogelijk gevaar. Waarom ook? Zij beschouwde het briefgeheim onschendbaar; van een tweede ondervraging van Remi was haar niets bekend, en geen oogenblik dacht zij er aan, hem tot een valsche verklaring over te halen. Zij gevoelde slechts één ding: zijn verklaring schijnt in tegenspraak met de feiten te zijn dat moet tenminste anderen zoo voorkomen en daarom is het noodzakelijk, uit zijn mond opheldering te verkrijgen. Want bij de behan deling van het proces vóór de rechtbank zouden ze beiden nogmaals worden ondervraagd en dan moest tusschen Ferntal en haar alles klaar en duidelijk zijn. Hoe had zij kunnen vermoeden, dat Ferntal te Graz reeds op telegrafisch bevel van Mr. Lörs voor de tweede maal in verhoor werd ge nomen, nog vóórdat hij haar brief had ont vangen? Hoe had zij kunnen vermoeden, dat Mr. Lörs, door haar eigen houding ontstemd en tot wantrouwen tegen haar en Ferntal ge prikkeld, het noodig had geacht, zich op de eerste plaats een juisten kijk op hun betrek kingen tot elkaar te verschaffen en diensvol- gens bevel had gegeven, al de uit Vriebusweiler aan Remi Ferntal gerichte brieven te onder scheppen? Van 'n dergelijk recht der instructie had Yvetta geen begrip. Zoo deed de noodlottige brief, welks inhoud, door vreemde oogen gelezen, bijna een beken tenis was, zijn werk. In den loop van den namiddag na Remi's verhoor kwam hij in han den van den rechter van instructie. Mr. Mally maakte er uit op, dat tusschen Remi Ferntal en Yvetta Eltz een verloving be stond, die met zekere bedoeling geheim werd gehouden; dat zij het eens wilden worden aan gaande hun verklaringen; dat die verklaringen dus valsch waren geweest. Voorts zei de rech ter bij zich zelf, dat gemeenschappelijk be wustzijn van schuld aan die feiten ten grond slag moest liggen. Onschuldigen verheimelijken niet de waar heid, spreken elkander niet tegen, om dan later weer té pogen, in overleg die tegenstrijdigheid uit de wereld te helpen. Dit alles was zoo duidelijk, dat Mr. Mally nu onwrikbaar van beider schuld aan den op „Rozenhof" gepleeg- den moord overtuigd was. Remi wilde met den trein van half zeven uit Graz naar Vriebusweiler vertrekken. Zijn moeder zou hem vergezellen naar het station- Tegen vijf uur stonden beiden gereed om hun woning te verlaten. Op dat oogenblik komt Barbara, een heer aanmelden, die, zonder zijn naam te zeggen, den heer Ferntal voor een dringende zaak wenscht te spreken. De heer volgt Barbara op den voet, stelt zich voor als beambte der crimineele politie en toont hem een arrestatiebrief. Ik hoop, mijnheer Ferntal, zegt hij, dat u mij zult volgen zonder opzien te baren. Een collega staat voor de deur en buiten wacht een auto. Verzet zou vruchteloos zijn. Remi denkt heelemaal niet aan verzet. Hij vraagt ook niet naar de reden van zijn aan houding. Voor hem is alles duidelijk en toch zoo onbegrijpelijk! Zwijgend drukt hij zijn moeder de hand; zwijgend volgt hij. Maar nauwelijks heeft hij den voet in de gang gezet, of hij schrikt op: uit de kamer, die hij heeft verlaten, dringt de doffe smak van een val tot hem door Alles is zoo snel gebeurd, dat Barbara geen tijd heeft gevonden om zich te verwijderen. Schreiend knielt zij neer bij de bewustelooze vrouw, die zij reeds dertig jaar met liefde en toewijding dient. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 12