Kabouter Flip en zijn vriendje Wip
Md mém l mndm da§
DE^ONBEKENDE
SPEENHOFF ZEVENTIG
JAAR
„DE TREIN 1839-1939"
GESLOTEN
in de kapel
In zijn beste momenten
een dichter
MAANDAG 9 OCTOBER 1939
Inkuilen van aardappe
len en bietenblad
FELLE BRAND TE
AMERSFOORT
SCHURFT (POK) BIJ
AARDAPPELEN
In dertig dagen 258.724 betalende
bezoekers
Een flinke
vrouw
Aan de burgerij van
Velsen-IJmuiden
Aanrijding te Aerdenhout
DOOR A. HRUSCHKA
Op 23 October a.s. wordt de vermaarde dich-
ter-zanger Koos Speenhoff, een in-Hollandsche
figuur en ongerept bohémien, 70 jaar. In ver
band daarmee heeft hij voor het tijdschrift
„Groot-Nederland" zijn zelfportret geteekend
en een zeer amusant stuk over zijn ouden vriend
Kees van Dongen geschreven. Het proza is
zeldzaam frisch-van-de-lever.
Gerard van Eckeren schrijft over Speenhoff
het volgende:
„Het succes van „Koos" Speenhoff heeft voor
een deel bestaan in een zwarte jas, een uitge
streken facie en een guitaar, die hij minder
meesterlijk hanteerde dan in onze dagen het
Django Reinhardt doet. Dit vast te stellen is
allerminst Speenhoff's verdiensten verkleinen.
Men kan hem niet werkelijk eeren alvorens zijn
trucjes te hebben doorzien. Immers dan eerst
bestaat er kans, dat we doordringen tot Koos,
den échten Koos, die op de planken staande
niet alleen zijn toehoorders, de vroede vaderen,
de schutters, mitsgaders zooveel andere nattige
en gewichtige instellingen méér, in het ootje
nam, maar ook zichzelf! Den Koos, wiens in
telligentie hem er voor behoedde den heer J. H.
Speenhoff te zeer au sérieux te nemen. En zoo
zijn publiek desondanks vaak geneigd is ge
weest hem ernstiger te nemen dan hij het zich
zelf deed, dan was dat, omdat er van zijn op
treden een zekere waardigheid uitging, die min
der in zijn gekleede jas dan daaronder school.
Het is waar: men heeft zelden in Speenhof! den
kunstenaar willen erkennen. Men vond zijn
liedjes aardig, geestig, soms ook plat maar
van de kunst met een groote K lag dit alles
wel heel ver af! Laat ons daar blij om zijn. De
begrippen kunstenaar en dichter dekken elkaar
zelden geheel, en zoo Speenhoff geen „kunste
naar" is, dan heeft hij in zijn beste momenten
zich toch zeker een dichter getoond. Een dich
ter van het levenslied; hetgeen men dan aldus
moet opvatten, dat er in zijn werk voorbeelden
zijn, waarin dichter, zanger en leven eenvoudig
op elkaar zijn toegeloopen en het leven neeft
hem de doodgewone woorden ingefluisterd, en
de muziek heeft die woorden doordrongen met
'n schalksch, een teer, een weemoedig geneurie,
waardoor ze werden omgevormd en bezield. Wie
in Speenhoff's bundels bladert zal er, naast
veel dat op een oogenblikkelijk succes is bere
kend, die enkele trillende en levende verzen
vinden: De Verloren Zoon, de Brief van een
Jongen in de nor aan zijn moeder, de Begrafe
nis van een vrijgezel e.z.m., welker beeldende
en emotioneele kracht u bijblijven".
Hieronder volgen eenige aanwijzigingen voor
het inkuilen van landbouwproducten. Over de
grasensilage is reeds zooveel gepubliceerd, dat
ik daarover dezen keer niets wil zeggen. Hoewei
de aardappel een belangrijk gewas is voor de
menschelijke consumptie, blijven toch steeds
groote partijen beschikbaar voor vervoedering
aan het vee.
Aardappelen. In Noord-Holland worden de
meeste aardappelen, welke niet voor de normale
consumptie dienen, vervoederd aan het rund
vee. Juist in verband hiermede is het stoomen
van aardappelen in deze provincie van geen be
tekenis. Indien men aardappelen voor varkens
voeder wil gebruiken is het een zeer Deslist
xflirdeel het product eerst te stoomen; men kan
ze dan direct na het stoomen vervoederen, maar
indien het een grootere partij is, ook zeer goed
ensileeren. De voederwaarde en verteerbaarheid
wordt door stoomen zeer gunstig beïnvloed, ter
wijl juist varkens dan meer van aardappelen
kunnen consumeeren en hierdoor de vetaanzet
wordt bevorderd.
Voor rundvee, dat in de eerste plaats om de
melk gehouden wordt, is het stoomen niet noo-
dig. Waar hier nog geen groote stoominstalla-
ties voor aardappelen werkzaam zijn, bepaal ik
mij hier tot het geven van eenige richtlijnen
voor ensilage van rauwe aardappelen. Deze kun
nen rauw geënsileerd worden zonder eenige toe
voeging. Tijdens de ensilage moet men de knol
len stukstooten en goed vasttrappen (straalma-
kersblok). Teneinde een goed silaat over te
houden moet voor prima drainage gezorgd wor
den. Men kan aardappelen uitstekend kuilen in
een silo; beschikt men daar niet over, dan kan
men zich ook goed behelpen met grondkuilen,
waarvan de bodem weer boven de grondwater
spiegel moet blijven. Een partij aardappelen van
pl.m. 18.000 K G. (is oogst van J4 H.A.) kan men
ensileeren in een grondkuil van pl.m. 3 x 4 M.
oppervlakte. Kan men geen gat in den grond
maken in verband met den grondwaterstand en
moet men op den grond ensileeren, dan kan
men een bekisting maken, berekend op een
flinken zijwaartschen druk. Deze bekisting kan
men desnoods maken van stroopakken en draad
Indien men aardappelen met veel kiemen moet
kuilen, is het beter de kiemen te verwijderen;
dit lukt meestal vrij goed indien men de aard
appelen eenigen tijd in den wind droogt. Gaat
men ze daarna flink omscheppen, dan is men
de kiemen grootendeels kwijt. Aardappelkuilen
moeten zwaar afgedekt worden; er moet min
stens 80 cm. grond op. Zij mogen pas openge
maakt worden nadat ze minstens zes weken
oud zijn. Omdat het ensilageproduct soms wat
onaangenaam ruikt, moet men het, alvorens in
den stal te brengen, wat laten uitluchten.
Bietenbladeren en -koppen. Dit materiaal
meet zoo schoon mogelijk aan de hoop worden
gereden. Het is „mooi-weer"-werk. Per H A. kan
men bij suikerbieten rekenen op ongeveer 20.000
K.G. blad en koppen. Wat voor ensilage be
schikbaar komt is waardevol voeder! Bij het
inkuilen van bietenblad moet het verrotte ma
teriaal zooveel mogelijk verwijderd worden
Te Alkmaar vond Maandag de traditioneele herdenking plaats van het ontzet der
stad. Schoolkinderen brachten den burgemeester, jhr. mr. F. H. van Kinschot, een
aubade
maar anderzijds mag het blad wel verwelkt zijn
alvorens het in te kuilen. (Het moet z'n veer
kracht verloren hebben). Aangezien bietenblad
minder gemakkelijk sluit, moet den deiT kuilhoop
zeer vast aantrappen. De massa slinkt sterk aan
de hoop, zoodat men vrij hoog mag optassen.
Het beste is den kuil 3 meter bodembreedte te
geven en haar vervolgens naar boven smaller
te laten toeloopen. De lengte neme men naar
behoefte. Hoe vaster men de massa aantrapt,
des te beter product zal men verkrijgen. Even
als bij alle andere ensilages wordt hier een snel
werktempo vereischt; iedere hoop moet liefst
binnen een dag of vier onder het gronddek zit
ten. Het gronddek moet minstens 50 cm. dik
zijn en zoo worden aangebracht, dat de geheele
kuilhoop (ook dus de zijkanten) is afgedekt. Ook
bij deze kuilhoopen kan beschutting aan de
windzijde tijdens het zetten noodig zijn.
Gras en aardappelen en/of bietenblad. Indien
men verschillende materialen tegelijk wil en
sileeren, doet men dit het beste in afwisselen
de, niet te dikke lagen. Aardappelen en gras
leveren een bruikbare ensilage op; hoewel men
het niet steeds doet, is het toch aan te bevelen
de aardappelen ook hier stuk te stooten (straat-
makersblok). De graslagen moeten ongeveer 10
tot 15 cm. dik zijn; de aardappellagen moeten
overeenkomen met een dikte van 23 knollen.
Bevroren aardappelen en bieten. Het genoem
de materiaal is tegen bederf te vrijwaren door
het zoo spoedig mogelijk in te kuilen. Men moet
de bieten in grove stukken snijden. Ook hier is
een zwaar gronddek noodzakelijk. In den winter
1938/1939 heb ik eenige kuilen gezien, welke ge
maakt waren van bevroren bieten. Het geënsi-
leerde product, dat in Maart 1939 vervoerderd
werd, was van prima kwaliteit; de koeien na
men het graag op; ondanks het feit, dat er in
sommige bieten nog ijs voorkwam!
Wie nog uitvoeriger gegevens wenscht over
ensilage-aangelegenheden, wende zich tot den
Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst.
De Rijkslandbouwconsulent voor
N.-Holland te Schagen,
IR. G. J. LIENESCH.
Een felle brand heeft Zondagmorgen om
streeks half zes gewoed in een garage op het
terrein van den gemeentelijken reinigingsdienst
aan de Eem te Amersfoort.
De brandweer kon niet beletten, dat het ge
bouw alsmede de vier daarin aanwezige vuil
nisauto's in de vlammen opgingen.
De oorzaak van den brand is onbekend. Ver
zekering dekt de schade.
Het blusschingswerk werd bijgewoond door
den loco-burgemeester, wethouder Noordewier
en den wethouder der bedrijven, den heer Spie-
kermann.
De brand is ontdekt door een landbouwer,
die in de buurt van de garage woont.
Door de groote droogte in het voorjaar heeft
men bij de eerstelingen van dit seizoen weer
heel wat meer last gehad van „pok" dan in de
voorafgegane jaren. Daarom is er ook weer be
langstelling voor dit onderwerp te verwachten
ook bij de practici.
Schurft of pok wordt veroorzaakt door een
laagontwikkelde zwam, die, zooals uit de prak
tijk bekend is, vooral voorkomt op gronden, die
een relatief hoog gehalte aan alcalische stof
fen (vooral kalk) bevatten. Wij zeggen dan
ook, dat de zuurheidsgraad bij het optreden
van deze ziekte een groote rol speelt.
Bestrijden van de ziekte bestond uit het toe
dienen van stoffen, waardoor de grond zuur
der werd, b.v. zwavel of mangaansulfaat. Deze
stoffen werden dan ook soms met succes, soms
zonder succes, toegepast.
Het toedienen van versch groen, b.v. het on
derwerken van versch gras of versche rogge of
afval van witlof of koolbladeren gaf meestal
een vrij zekere bestrijding doch dat kon niet
altijd even gemakkelijk worden toegepast.
Zooals gezegd gaf het toedienen van che
mische stoffen niet altijd het gewenschte resul
taat en omtrent de bestrijdingsmethoden be
stond dan ook wel verschil van meening. Wel
was het mogelijk de zwam in den grond te
dooden door het toedienen van zwamdoodende
middelen b.v. van sublimaat, doch ook dat is
in de praktijk nauwelijks loonend en een blij
vende genezing werd niet verkregen.
Nu zijn sedert eenige jaren onderzoekingen
aan den gang op het laboratorium van Pro
fessor Quanjer en door die onderzoekingen is
nog eens vastgesteld of liever bevestigd, dat
schurft bij aardappelen niet door een enkele
zwamsoort kan worden veroorzaakt doch, dat
enkele soorten, zij het dan nauwverwante
soorten, de oorzaak kunnen zijn van verschil
lende tamelijk uiteenloopende typen van schurft.
Ook in de praktijk kenden wij reeds jaren
de verschillende typen van „pok" zij het dan,
dat wij slechts plachten te spreken van on
diepe en diepe schurft. Waren de aardappelen
door diepe schurft aangetast, dan spraken wij
soms ook van „turven" als de knollen totaal
door de zwam waren misvormd.
Door de onderzoekingen is nu gebleken, dat
de verschillende typen door verschillende
soorten van de zwam worden veroorzaakt,
terwijl de verschillende zwamtypen bij ver
schillende aardappelrassen weer andere ver
schijnselen teweeg konden brengen.
Tevens zijn nog proeven genomen met de
bedoeling een praktische bestrijding mogelijk
te maken doch slechts met het toedienen van
een ijzerchloorverbinding, die voor de praktijk
onbruikbaar wordt geacht, werd de ziekte ta
melijk goed bestreden.
Uit de onderzoekingen is echter duidelijk
gebleken, dat pok wel degelijk door een of
meerdere zwammen wordt veroorzaakt, een feit,
waaraan nog wel eens werd getwijfeld en ook
zou ik voor mij er de conclusie uit willen trek
ken (ik weet niet of dat juist is) dat het niet
onverschillig kan zijn, of men aangetaste oi
schurftvrije knollen als pootgoed gebruikt. Men
zou zoo zeggen, dat men door het gebruik van
aangetast pootgoed de kans loopt een of ande:
type van de ziekte in den grond te brengen
en zoodoende het aantal typen vermeerdert met
de kans op een gevaarlijker type.
Voor de praktijk zou het verder van belang
zijn, als de onderzoekingen verder werden uit
gevoerd en dan vooral in de richting van de
verschillende zuurheidsgraden voor de verschil
lende typen.
Verder zou het van belang kunnen zijn te
weten, van welken invloed de vochtigheids
graad van den bodem is in verband met het
optreden der verschillende typen.
Zondagavond is de groote spoorweg
jubileumtentoonstelling op het terrein van
het voormalige Paleis voor Volksvlijt aan
het Frederiksplein te Amsterdam gesloten.
De laatste bezoeker, die de loketten pas
seerde, had het nummer 258.724. Een bezoek
dat formidabel kan worden genoemd, vooral
wanneer men het beziet in het licht der
tijdsomstandigheden.
Afgezien van tentoonstellingen, die maan
den duurden, was deze expositie de drukst be
zochte, welke sinds vele jaren in ons land werd
gehouden. Over een periode van dertig dagen
werd een daggemiddelde van bijna 9000 beta
lende bezoekers behaald. Op den druksten dag
passeerden 18334 menschen de controle.
Meer dan een derde van het totale aantal
bezoekers waren personen beneden achttien
jaar. Van deze jonge menschen kwamen er
ruim 40.000 met vader of moeder en 50.000
in klasse- of groepsverband. Het succes der ten
toonstelling het treintje van 1839 vervoerde
bijna 160.000 passagiers en legde een afstand af,
gelijk aan die tusschen Amsterdam en Constan-
tinopel: 3000 K.M.
Ziedaar eenige interessante cijfers, zij werden
met vreugde en dankbaarheid genoemd in "en
hartélijke toespraak, welke de voorzitter van het
uitvoerend comité, wethouder F. v. Meurs, Zon
dagavond na de sluiting hield tot de in het
restaurant verzamelde personen, die aan het
welslagen van de tentoonstelling hun beste
krachten hebben gegeven; jonge werkloozen, die
de expositie bouwden en inrichtten, spoorweg
beambten en ander personeel, die de duizenden
bezoekers op zoo voortreffelijke wijze hebben
voorgelicht.
Aan het slot van zijn rede noodigde de wet
houder zijn toehoorders uit een rit met het
treintje te maken, waaraan allen gevolg gaven.
Zoo werd de succesvolle expositie symbolisch
gesloten.
Vandaag is met de afbraak begonnen. Het
tentoonstellingsmateriaal zal met veel zorg wor
den ingepakt en naar Zwolle worden overge
bracht, waar het voorloopig in een leegstaande
werkplaats van de spoorwegen wordt opgebor
gen. Te zijner tijd zal het een plaats krijgen in
het Spoorwegmuseum, waarvoor het Maliebaan
station te Utrecht zal worden ingericht, maar
voor welk doel het eerst een grondige verbou
wing zal moeten ondergaan.
Geestelijke meerwaardigheid is ten
slotte de sterkste burcht voor een
volk. Er bestaat nog geen juiste ver
houding bij de Nederlandsche Katholieken
tusschen hun getal en hun aandeel in
de wetenschap. Geen krachtiger middel
om spoedig onzen volledigen uitgroei te
bereiken, dan mede te werken tot instand
houding en voltooiing onzer Universiteit.
Hij liep den winkel in en haalde van de
toonbank een paar warme krentenbollen. De
bakker kon Flip niet zien, maar wel zag hij tot
zijn groote verbazing hoe twee krentenbroodjes
aan den wandel gingen en door de deur ver
dwenen. De bakker wreef zijn oogen uit.
Hij' ging op een klok kijken hoe laat het was.
Zóó vroeg was het toch ook niet meer, dat hij
nu tooh zóó kon staan droomen. Hij telde
tweemaal het rijtje krentenbollen, maar allebei
de keeren kwam hij er twee te kort.
Intusschen had Flip zijn buit aan Peter ge
geven en deze had haastig de broodjes wegge
stopt. Ze kwamen voorbij een slagerswinkel,
waar dikke worsten hingen, die er heel verlei
delijk uitzagen. „Toe, Flip, haal nu ook nog
zoo'n worst voor me," bedelde Peter.
't Was een paar minuten na middernacht, dat
slot van Craig's winkeldeur, die in een smal
s. aatje in Pittsburgh een zaak in huishoudelijke
a. ikelen dreef, geforceerd open sprong. De deur
werd open gestooten en een man, met z'n pet
diep over z'n ooren getrokken, stapte behoed
zaam den donkeren winkel binnen. Hij scheen
-"en weg te kennen, want regelrecht liep hij
aar 't achter den winkel gelegen kantoortje
n liet het licht van z'n zaklantaarn in 't rond
chijnen.
Ei' was echter nog iemand aanwezig en wel
'e eigenaar, want op 't gelaat van den indrin
ger vertoonde zich een grijnslach en hij zei:
„Zoo Craig, prettig dat ik je hier tref."
„Uriah Hook," stamelde de ander verbaasd.
„Dezelfde, Craig. 't Schijnt jou veel beter ge
gaan te zijn dan mij, na ons compagnonschap.
Ik moet nog steeds nachtelijke bezoeken met
m'n loopers afleggen, om aan den kost te
komen."
„Maarwat wil je?" vroeg de nog steeds
verbaasde Craig. „Denk er aan, dat er al veer
tien jaren liggen tusschen onze zaken en nu."
„Ik zal je zeggen wat ik wil. Ik wil een bed
om op te slapen en uit de handen van de po
litie blijven. Toen ik vandaag langs je winkel
kwam en je naam las, dacht ik zoo: „Weet je
wat, Uriah, Craig zal je wel niet in den steek
laten als ik z'n hulp inroep."
En de inbreker ging op z'n gemak in een der
stoelen zitten, nadat hij eerst den knop van 't
electrisch licht had omgedraaid.
„Ziezóó, nu kunnen we tenminste zien wat we
zeggen," lachte hij.
Craig was blijkbaar in de war en scheen niet
te weten wat hij doen moest.
„Man, ga in 's hemelsnaam weg, want m'n
vrouw kan elk oogenblik thuis komen," smeek
te hij.
„Nu, wat zou dat?"
Eensklaps haalde Uriah Hook z'n neus op en
riep: „Zeg, de parfum, dien jij gebruikt, heeft
veel van petroleum."
Dit zeggend, keek hij naar eenige groote don
kere plekken van deze brandstof, die duidelijk
op een der kleedjes zichtbaar waren.
„Ojanu, ik heb zeker met de kan
gemorst" hakkelde Craig, niet meer wetend,
wat hij zeggen zou.
„O zoo," grijnslachte Hook; „nu begrijp ik
het. De zaken gaan slecht hè? Petroleum op 't
vloerkleed; een brandje en een hooge uitkeering
van de verzekering. Aardig, heel aardig!"
„Neen, neen," zei Craig haastig, maar de man
zag doodsbleek. Hook bemerkte dat hij goed
geraden had en hernam:
„Kom, kom, mjj houd je niet zoo gemakke
lijk voor den gek. Ik heb zoo'n idee, dat ik van
nacht nog goede zaakjes maak. Wat dacht je
er van, als je de verzekeringspremie eens eerlijk
met me deelde? Anders zal ik een en ander op
zeker kantoor moeten vertellen. Dat zal je dan
minstens drie jaar kosten en nog veel meer, als
er gevaar voor menschenlevens bestond. Ik raad
je dus sterk aan Craig, me een voorschot van
laten we zeggen, 200 dollars te geven, dan kom
ik over een week of drie, vier, de rest wel halen."
„Maar," zei de brandstichter met een benauwd
gezicht, „ik heb geen geld. Of denk je soms,
dat ik zoo iets uit weelde doe?"
„Zeur niet, man. Je hebt in elk geval wel iets,
want je weet heel goed, dat het minstens veer
tien dagen, misschien wel een maand zal duren,
vóór je geld krijgt uitbetaald van de verzeke
ring."
„Geloof me, ik heb niets dan een dollar of
tien."
Maar de ander liet ach daarmee niet af
schepen.
„Onderstel nu eens," zei hij tergend langzaam,
„dat ik naar die telefoon loop," en de inbreker
wees naar een smallen doorgang, die door een
glazen deur van 't kantoortje gescheiden was,
„en ik vertelde aan de politie, wat ze hier zou
den vinden. Geloof jij dan niet, dat ze binnen
enkele minuten een onderzoek kwamen instel
len? Me dunkt
luiimiHiuff*.
Hier zweeg hij en wees naar een vage scha
duw, die op de ruit te zien was.
„Wie is dat?" fluisterde hij.
„Allemachtig!" riep Craig, „dat is m'n vrouw!"
Op dit oogenblik trad een jonge vrouw binnen.
„Waarom ben je teruggekomen, Alice?" vroeg
Craig.
„Goedenavond, mevrouw," liet Uriah zich di
rect hooren. „Ik kwam precies op tijd om te
vernemen, dat uw man van plan was, deze oude
rammelkast met den grond gelijk te branden.
Bent u misschien ook in 't complot?"
„Neen, m'n vrouw weet eer niets van," zei
Craig haastig. „Daarom had ik 't juist in orde
willen maken vóór ze thuis kwam."
„Ik had een voorgevoel, dat er iets niet in
orde was," verklaarde de vrouw. „Je was zoo
somber in den laatsten tijd, Ben."
„Nu," zei Uriah brutaal, „ik wacht op m'n
belooning voor m'n zwijgen."
„En als Ben nu eens weigert?" vroeg ze.
„Dan zal ik de
politie waarschu
wen en je beiden
intusschen belet
ten de kleeden op
te ruimen. Dan
komen ze kijken i i
i t f11111III It I1111111111111111ff1111 III IllIMIIIIII
en gaat hij naar
de gevangenis. Dat is alles."
„Naar de gevangenis, zegt u?"
„O. ja, absoluut. Ik geef je nog vier minuten
tijd, Craig," zei Uriah, als je me dan nog geen
bod gedaan hebt dat ik met goed fatsoen kan
accepteeren, dan bel ik op."
Mevrouw Craig keek den afperser strak aan.
„Dan gaat hij maar naar de gevangenis," zei
ze beslist.
„Dus u weigert uw man te laten betalen?"
„Zeker, 't Kan me geen zier schelen of hij
naar de gevangenis gaat. Ik heb er meer dan
genoeg van om altijd maar in zorgen te leven.
Dan zal i k de zaken eens flink aanpakken en
ik denk, dat ik er best zal komen. Laat de po
litie hem maar meenemen."
Ze liep haar man voorbij, ging. het tusschen-
vertrek binnen en wierp de «deur achter zich in
't slot. Toen Uriah Hook de deur wilde openen,
werd aan den anderen kant juist de sleutel om
gedraaid.
„Vlug!" hoorde men haar roepen. „Verbindt
u me even met 't politiebureau."
Hook keek onzeker naar de winkeldeur.
„JaSpreek ik met 't politiebureau?" hoor
de hij mevrouw Craig na een korte pauze zeg
gen. „Stuurt u dan even een paar mannen naar
Jarvisstreet no. 267, naar den winkel van Craig's
huishoudelijke artikelen. Daar zijn twee oude
bekenden van u. De een wil brand stichten en
de andere is een inbreker, die hem geld wil af
persen. Maar vlug s.v.p. Vier minuten? Dank
u wel."
,,'t Wordt me hier wel wat te warm," meende
Hook, „als die vervlpolitie me hier treft,
loopt het niet goed met me af. Ik smeer 'm."
Hij rende den winkel door, rukte de buitendeur
open en was verdwenen.
Op dit oogenblik maakte Craig's vrouw de
verbindingsdeur weer open en vroeg:
„Waar is die kerel?"
„Weg; ik denk niet, dat we hem nog terug
zullen zien."
Mevrouw Craig keek haar echtgenoot vrien
delijk lachend aan.
„Ik ging je niet overleveren, Benjamin. Maar
nu moet je me ook beloven, dat je nooit meer
zóó iets misdadigs zult ondernemen, om uit de
moeilijkheden te geraken. We zullen er ons
heusch wel doorheen slaan. Ik ben toch bij je.
manlief, en samen zullen we ze best over
winnen."
Hij nam haar hand, gaf haar een kus en
vroeg:
„Maar Alice, waarom telefoneerde je dan de
politie?"
„O, dat hinderde niet," lachte ze. „Want die
kerel wist niet, dat de telefoon al drie dagen
geleden werd afgesneden, omdat we de laatste
kwitanties niet konden betalen."
Uit eenige rapporten is mij gebleken dat de
burgerij zich soms mengt in op straat voorko
mende kwesties tusschen militairen en militaire
meerderen en deze laatsten hindert bij de uit
oefening van hun plicht.
Het spreekt vanzelf dat het weldenkende deei
van de burgerij het met mij eens zal zijn, dat
dergelijke ergerlijke „bemoeizucht" van eenige
wat lanterfantende belhamels, met zaken die
hun niets aangaan en waarvan ze in het minst
geen verstand hebben, ongeoorloofd en onduld
baar is!
Van ieder rechtgeaard Nederlander mag toch
worden verwacht, dat hij allen steun aan de mi
litaire leiding geeft, welke noodig is om onze
weermacht op het organisatorisch hooge peil te
brengen, noodig ter bescherming van ons aller
gezinnen, doch wel in het bijzonder van de niet
weerbaar gemaakte burgerij.
Ik wil er dan op wijzen dat juist in deze
tijden, waarin onze plotseling uit het burger
leven saamgeroepen weermacht zoo snel moge
lijk op het vereischte oefeningspeil moet
worden gebracht, iedere belemmering, die
de militaire meerderen daarbij van burgers on
dervinden, als onvaderlandslievend moet worden
aangemerkt.
Wat voor een goede militaire organisatie
noodig is late men ter beoordeeling aan de mi
litaire deskundigen; de bovengenoemde lastpos
ten zullen toch nog wel zoo'n klein beetje be
scheidenheid hebben overgehouden, dat ze moe
ten erkennen, niet deskundig te zijn.
Laten anders hunne weldenkende vaders en
moeders het hun onder het oog brengen.
Daarenboven dienen de „bemoeizieken" te be
seffen dat, indien zich zulke gevallen herhalen,
ik genoodzaakt zou zijn de bewegingsvrijheid
van de militairen sterk te beknotten, teneinde
het terrein waarop ze zich bevinden gemakke
lijk te kunnen afpatrouilleeren. De militairen
geven mij daartoe tot dusverre gelukkig geen
aanleiding; hinderlijk gedrag van burgers i'1
militaire aangelegenheden zou mij er echter,
ten nadeele van die militairen toe kunnen
dwingen.
Ik vertrouw echter met deze mededeeling mü
te kunnen verzekeren van de hulp van de wel"
meenende burgerij dezer gemeente, zoodat verdere
onpleizierige maatregelen in deze achterwege
kunnen blijven.
De Commandant Positie IJmuiden-
Zaterdagvoormiddag had op den Bentveldweg
hoek Sparrenlaan een aanrijding plaats tus
schen een vrachtauto, bestuurd door den heer
J. B. uit Aerdenhout en een met paard bespan
nen groentenwagen, bestuurd door den heer A-
J. B. te Zandvoort. De vrachtauto kwam van
het Jachthuis in de richting Zandvoort. De be
stuurder van den groentenw"agen kwam uit de
Sparrenlaan en wilde links af naar den Bent
veldweg. Deze wagen reed op autobanden en de
bestuurder kon wegens de lading niet spoedig
genoeg bij de handrem komen, waardoor de
wagen over den weg gleed en een aanrijding
onvermijdelijk was. Het paard kreeg een z°°'
canigen klap teen zijn kop, dat de kaak geheel
werd verbrijzeld Het beest moest worden afge
maakt.
VINCENTIUS VRAAGT,
WAT U NIET MEER DRAAGT,
HELP ONS VEEL NOOD TE KEEREN
MET ÜW GEBRUIKTE KLEEREM.
NIEUWE GROENMARKT No.
OF TELEFOON 11018
22
lotn
21
't Was doodeenvoudig walgelijk, moeder!
Mijn eerste verklaring werd opgehaald. Ik
bracht er eenige wijziging in, omdat, zei ik,
t mij later was ingevallen, dat juffrouw Eltz
met iemand stond te praten aan het tuin
poortje. Ze lieten mij dat rustig vertellen, maar
toen zei de rechter van instructie spottend:
„Wel, daar krijgen we iets nieuws te hooren!"
Juffrouw Eltz, die intusschen opnieuw was
ondervraagd, had een heel andere verklaring
gegeven. Zij beweerde namelijk, dat ze vijf of
tien minuten in de bergplaats voor gereed
schappen was geweest en dat ik haar juist
daarom niet in het oog had gekregen. „Wie
van u beiden liegt?" vroeg de rechter.
„Ik haalde de schouders op. Maar toen ant
woordde ik: „Daar juffrouw Eltz 't zóó zegt,
mag de zaak als opgehelderd worden be
schouwd." „En hebt u mij iets voorgelogen,
nietwaar?" Die vraag klonk zoo inpertinent,
dat ik driftig werd en boos op mij zeiven, om
dat ik er mij zoo leelijk had ingepraat. „Noem
het zooals u wilt," antwoordde ik stug: „met al
uw gevraag zoudt u iedereen in de war bren
gen."
Maar nu begon 't gevraag eerst voorgoed.
Over mij, over Hardi, over Yvetta, over onze
betrekking tot elkaar, enz. Eindelijk verloor ik
het laatste greintje geduld. Toen hij absoluut
wilde weten, of er tusschen mij en Yvetta geen
bijzondere intieme betrekkingen bestonden,
werd 't mij te bont en verklaarde ik, op niet
één vraag meer te zullen antwoorden. En van
toen af zweeg ik.
O, Remi, als zij dat maar niet verkeerd
uitleggen
Dat doen ze toch; dat hebben zij van den
beginne af gedaan! Gelooft u, dat ik dat niet
onmiddellijk uit hun sluw en ironisch gevraag
begreep? Natuurlijk houden ze Hardi voor den
moordenaar. Maar Yvetta is zijn zuster, en ik ben
zijn vrienden onze verklaringen klopten
niet: dat is den rechter van instructie vol
doende. Ik kan mij niet ontveinzen dat heel die
rommel wel geschikt is om bij een vreemde
booze vermoedens te wekken. Ik kan er niets
aan veranderen
De moeder had krampachtig de handen ge
vouwen en bleef een oogenblik zwijgen.
't Was dus wel zooals zij in stilte had ge
vreesd
Wat zal je nu doen? vroeg zij eindelijk.
Hij haalde de schouders op.
Wat anders, dan vandaag nog Yvetta
g,aan opzoeken, om met haar te beraadslagen?
Zij moet toch weten, hoe 't staat; ze moet
weten, dat er, door mijn schuld, misschien ook
tegen haar verdenking bestaat.
„Doe het niet!" wil de moeder zeggen.
„Houd je ver van haar althans zoolang niet
alles is opgehelderd."
Maar zij knijpt de lippen opeen, en zwijgt.
Mag zij haar zoon zulk een raad geven? Het
moge verstandig zijn of niet zij plaatst zich
op 'n menschelijk standpunt en begrijpt, dat
Remi naar Yvetta verlangt en dat deze het
recht heeft, hem aan haar zijde te zien....
Yvetta had na haar tweede ondervraging
zich ongerust gemaakt over Remi, zooals hij
over haar. Zij vreesde, door haar houding hem
en zich-zelf meer kwaad dan goed te hebben
gedaan, trots alle zelfbeheersching haar gevoe
lens voor Remi niet voldoende verborgen te
hebben gehouden.
Zijn plotseling en onbegrijpelijk vertrek had
haar pijnlijk getroffen, en zij kon dat feit geen
oogenblik vergeten. Slechts één verklaring vond
zij er voor: Remi moest Hardi als schuldig be
schouwen en wilde daarom voorzichtigheids
halve ook met haar alle betrekkingen afbreken.
Toch vond zij het noodig, de tegenstrijdigheid
in hun beider verklaringen nog eens met hem
te bespreken. En nog dienzelfden namiddag
schreef zii aan Ferntal:
„Beste Remi,
Ik begrijp heel goed, dat je met de zuster
van een man, die van moord wordt verdacht,
niets meer te doen wilt hebben, en daarom
hecht ik aan je plotseling vertrek de beteeke-
nis, dat je onze verloving verbreekt. Niettemin
schijnt ht mij noodzakelijk, dringend nood
zakelijk, zoowel in jouw belang als in het
mijne, dat we het eens worden wat betreft
onze verklaringen voor de justitie, teneinde
elkaar niet tegen onzen wil te benadeelen.
jammer genoeg, is zulks reeds in zekere mate
het geval geweest zooals ik vandaag tot mijn
ontsteltenis ben te weten gekomen bij een
tweede verhoor. Wil je, om de zaak te bespre
ken, naar Vriebusweiler komen, of heb je lie
ver, dat ik naar Graz kom? Dat laat ik aan jou
over. Telegrafeer, in geval je het laatste
wenscht.
YVETTA.
Alleen 'n jong meisje, zóó onervaren op
velerlei gebied, zóó onnoozel steunend op een
sterke bewustheid van volkomen onschuld, kon
zulk een brief schrijven en toevertrouwen aan
de post!
Yvetta dacht in de verste verte niet aan
mogelijk gevaar. Waarom ook? Zij beschouwde
het briefgeheim onschendbaar; van een
tweede ondervraging van Remi was haar niets
bekend, en geen oogenblik dacht zij er aan, hem
tot een valsche verklaring over te halen. Zij
gevoelde slechts één ding: zijn verklaring
schijnt in tegenspraak met de feiten te zijn
dat moet tenminste anderen zoo voorkomen
en daarom is het noodzakelijk, uit zijn mond
opheldering te verkrijgen. Want bij de behan
deling van het proces vóór de rechtbank zouden
ze beiden nogmaals worden ondervraagd en dan
moest tusschen Ferntal en haar alles klaar en
duidelijk zijn.
Hoe had zij kunnen vermoeden, dat Ferntal
te Graz reeds op telegrafisch bevel van Mr.
Lörs voor de tweede maal in verhoor werd ge
nomen, nog vóórdat hij haar brief had ont
vangen? Hoe had zij kunnen vermoeden, dat
Mr. Lörs, door haar eigen houding ontstemd
en tot wantrouwen tegen haar en Ferntal ge
prikkeld, het noodig had geacht, zich op de
eerste plaats een juisten kijk op hun betrek
kingen tot elkaar te verschaffen en diensvol-
gens bevel had gegeven, al de uit Vriebusweiler
aan Remi Ferntal gerichte brieven te onder
scheppen?
Van 'n dergelijk recht der instructie had
Yvetta geen begrip.
Zoo deed de noodlottige brief, welks inhoud,
door vreemde oogen gelezen, bijna een beken
tenis was, zijn werk. In den loop van den
namiddag na Remi's verhoor kwam hij in han
den van den rechter van instructie.
Mr. Mally maakte er uit op, dat tusschen
Remi Ferntal en Yvetta Eltz een verloving be
stond, die met zekere bedoeling geheim werd
gehouden; dat zij het eens wilden worden aan
gaande hun verklaringen; dat die verklaringen
dus valsch waren geweest. Voorts zei de rech
ter bij zich zelf, dat gemeenschappelijk be
wustzijn van schuld aan die feiten ten grond
slag moest liggen.
Onschuldigen verheimelijken niet de waar
heid, spreken elkander niet tegen, om dan later
weer té pogen, in overleg die tegenstrijdigheid
uit de wereld te helpen. Dit alles was zoo
duidelijk, dat Mr. Mally nu onwrikbaar van
beider schuld aan den op „Rozenhof" gepleeg-
den moord overtuigd was.
Remi wilde met den trein van half zeven uit
Graz naar Vriebusweiler vertrekken. Zijn
moeder zou hem vergezellen naar het station-
Tegen vijf uur stonden beiden gereed om hun
woning te verlaten.
Op dat oogenblik komt Barbara, een heer
aanmelden, die, zonder zijn naam te zeggen,
den heer Ferntal voor een dringende zaak
wenscht te spreken.
De heer volgt Barbara op den voet, stelt
zich voor als beambte der crimineele politie en
toont hem een arrestatiebrief.
Ik hoop, mijnheer Ferntal, zegt hij, dat
u mij zult volgen zonder opzien te baren. Een
collega staat voor de deur en buiten wacht een
auto. Verzet zou vruchteloos zijn.
Remi denkt heelemaal niet aan verzet. Hij
vraagt ook niet naar de reden van zijn aan
houding. Voor hem is alles duidelijk en toch
zoo onbegrijpelijk!
Zwijgend drukt hij zijn moeder de hand;
zwijgend volgt hij.
Maar nauwelijks heeft hij den voet in de
gang gezet, of hij schrikt op: uit de kamer, die
hij heeft verlaten, dringt de doffe smak van een
val tot hem door
Alles is zoo snel gebeurd, dat Barbara geen
tijd heeft gevonden om zich te verwijderen.
Schreiend knielt zij neer bij de bewustelooze
vrouw, die zij reeds dertig jaar met liefde en
toewijding dient. (Wordt vervolgd.)