Katholieken in vondels tijd
I
Op de Firth of Forth Bridge
DE TROTS DER
SCHOTTEN
Er viel een bom in de politiek
Turkije's belangen
D
de%etl
Mijnhardljes
Oorzaak en gevolg
van het Ankara-pact
HUN POSITIE IN
AMSTERDAM
m k\
V
Büitenlandsch Overzicht
ZATERDAG 21 OCTOBER 1939
tea;
mocht wezen. Eenige opvallende bekeerin
DE NIMMER
OVERTROFFEN
CHOCO LAAD
Geen Canadeesche
schepen verloren
SULTAN VAN DJOKJA IS
ERNSTIG ZIEK
INDISCHE POSTZEGELS
urn
De Firth oj Forth-bridge in Schotland
e sterke wijkt niet voor tegen
wind, slechts de zwakke waait mee.
ONZE
R'ONDE VORM
IS VERVALLEN
VOOR DE
De houding van Italië
In het nieuwe fratershuis „De Vliert" te
's Hertogenbosch is heden door Z. H.
Exc. Mgr. A. F. Diepen het altaar in de
kapel geconsacreerd en de H. Mis
opgedragen. De beeldhouwer Cephas
Stauthamer vervaardigde voor de kapel
o.TTt. een bronzen Madonna, die wij
hierbij afbeelden,
De herdenking van Vondels bekeering, die op
'1 October te Amsterdam wordt gevierd, voert
onze gedachten terug naar het Amsterdam der
Dde eeuw. In de machtige koopmansstad aan
net Ij heerschte sinds 1578 de Reformatie, maar
net Katholieke leven was niet uitgestorven. In
net midden der 17de eeuw waren er vele schuil
kerken waar de trouwe geloovigen de H. Ge
heimen vierden. Vele priesters waagden hun
Vrijheid om het ware geloof te behouden en uit
te breiden in de hoofdstad der Republiek. Bij-
Zonderheden daarover vindt men vooral in de
Verslagen, welke door den Pauselijken Nuntius
te Keulen, die belast was met het toezicht op
be Nederlandsche Katholieke Kerk, naar Rome
berden gezonden. Rond 1640 was Mgr. Fabio
chigi als Pauselijk gezant te Keulen werkzaam
fn zijn geschriften hebben vele bizonderheden
bewaard over het Katholieke leven in Amster
dam. in zijn „Amstelodamensia" heeft Mgr.
Klönne een aantal van de papieren uit de
verzameling Chigi gepubliceerd. Ze vormen ook
ben ondergrond voor deze bijdrage.
In FebruariMaart 1578 had Amsterdam de
Spaansche zijde verlaten en was overgegaan
baar de partij van den Prins van Oranje. In het
Verdrag dat dien overgang regelde, was het
Volgende bepaald:
„Binnen de stad, de vrijheid en de ambachts
heerlijkheid van Amsterdam zal geen andere
godsdienst toegelaten zijn dan de Roomsch-
Katholieke en niemand mag zich met woor
den of werken tegen hare uitoefening verzet
ten."
Maar reeds op 26 Mei daaraanvolgende wer
den de Katholieke Magistraat en 'n gedeelte der
geestelijkheid verjaagd en de Katholieke kerken
Geplunderd. Het verdrag van overgang bestond
te dit opzicht niet meer.
En op 10 September 1579 werden de geeste
lijke goederen door de Staten van Holland aan
be Hervormden toegewezen.
De openbare uitoefening van den Katholieken
godsdienst werd in April van het volgende jaar
Verboden.
Een lijst van kloosters en hare bezittingen
tferd opgemaakt en daaruit blijkt, dat Amster
dam ten tijde der Reformatie twintig mannen-
en vrouwenconventen telde. Ze werden alle
gesloten en voor andere doeleinden bestemd.
Het Begijnhof bleef echter gespaard en kon
het centrum van het verborgen katholiek Am
sterdam worden. Men beschouwde het als par
ticulier eigendom, staande onder het bestuur
Van de meesteressen der Begijnen. Verschillen
de van hen waren verwant met Amsterdamsche
fegenten. Alleen de Kerk ging verloren aan de
Presbyterianen en het ziekenhuis werd eveneens
aan de Begijnen ontnomen. Het overige bleef
gespaard en onder leiding van Meester Sibran-
dus Sixtus van Oostervirum als Pastoor en
Overste van het Hof zetten de Begijnen hun
afgezonderd leven voort.
Buiten de muren van het Hof bleef de toe
stand voor de katholieken zeer ongunstig. Na
dat de katholieke stadsregeering in 1578 was
Verwijderd, is er in 1585 opnieuw een uitzetting
gevolgd. Na den dood van Prins Willem van
Oranje was de positie der Nederlanders zeer
Précair geworden en aanstonds zag men den
Weerslag daarvan in het scherpere optreden te
gen de katholieken. In Amsterdam was sprake
Van samenzwering der papisten en op 25 Juli
1585 werden 45 personen van allen rang en
Stand uitgeleid. De Oud-Burgemeester Jan
Vechterssen, en Simon Jansen „den houtcoper",
een schoenmaker en een mandenmaker, maar
ook Jacob van Campen „nu ter tijt sessendertich
Wesende" (lid van het stadsbestuur).
Na deze „zuivering" is de scherpe uitvoering
der plakkaten geruimen tijd doorgezet en vele
geestelijken hebben met gevaar voor vrijheid
en leven zich in Amsterdam gewaagd, om met
feester Sibrandus van het Begijnhof samen te
Werken tot behoud van het geloof.
Rond 1620 werd de vervolging minder; aller
lei gegevens doen veronderstellen, dat de over
heid een gematigde houding aannam; op steeds
tneer plaatsen werden godsdienstoefeningen ge
houden, steeds minder hoort men van versto
ringen ervan.
Met de komst van Leonardus Marius in Am-
Sterdam is na eenige maanden van spanning
een soort van wapenstilstand gekomen. Deze
beroemde man, afkomstig uit Zeeland, was in
Keulen het hoofd van het Hollandsche semina
rie, pastoor der St. Laurentiuskerk, professor
aan de universiteit en was als kanselredenaar
befaamd. Vermoedelijk in de vasten van 1629
te hij naar Amsterdam gekomen, werd daar na
ben dood van Meester Sibrandus, pastoor van
het Begijnhof en deken van Amstelland. Daar
naast was hij als provicaris van Philippus Ro-
venius het hoofd der Missie in de voormalige
bisdommen Haarlem, Deventer en Leeuwarden.
De komst van Marius trok de aandacht der
Amsterdamsche magistraten. Dat zulk een be-
teemd man, naar Amsterdam komende, zijn
schitterende positie in Keulen opgaf, had zeker
groote beteekenis. Men vermoedde aanstonds,
bat hij met het bestuur der kerkelijke aange
legenheden was belast. Wanneer men daarvan
be bewijzen in handen kreeg dan zou aan Ma
rius' verblijf spoedig een einde komen. Boete
eb vooral ballingschap stonden te wachten.
Hoe nauwlettend ook de schout en zijn rak
kers de handelingen van Marius bespionneerden,
Gedurende den geheelen zomer en herfst van
1629 kregen ze geen -kans. Maar op den tweeden
kerstdag van dat jaar vierde de Pastoor de H.
pehcimen in de woning van een aanzienlijk
burger, het was uitgelekt en Marius werd over
vallen en vastgezet.
Onder de Katholieken heerschten vrees en
augst de boete was het minste kwaad, erger
teas het dreigende banvonnis. Maar het onver -
teachte gebeurde: De burgemeesters van Am
sterdam hadden nu de kans om nader kennis
te maken met den befaamden prediker en
Schrijver. Bijzonderheden over dit verhoor ont
reken. maar de uitkomst bewees, dat Marius
boor zijn zeldzame welsprekendheid de Heeren
bermatë voor zich had ingenomen, dat hij niet
jhleen in vrijheid werd gesteld, maar dat van
teen af Amsterdams katholieken in hun schuil
hoeken ongestoord de godsdienstplechtigheden
k°Uden bijwonen. Wanneer de predikanten bij
be burgemeesters over de schending der plak
katen gingen klagen, bleken deze doof op dit
teint; schout en schepenen eveneens. Vooral de
tehout voer er goed bij, voortdurend werden
*tem geldsommen in de hand gestopt om toch
teaar niets te zien, en de koster van de Engel-
tehe kerk op het Begijnhof liet zich voor en-
jtele guldens vinden om niet als spion op te
r®den voor de predikanten.
Dit de papierenvan Mgr. Chigi blijkt, dat
?et aan Marius' beleid, aan het aanzien en
tem eerbied dien hij zich bij de overheid had ver
dorven, te danken was, dat de Katholieken een
apenstilstand van bijna 13 jaren hadden.
j°oit sedert de Hervorming was hun oogluikend
Zoveel vrijheid gegeven als toen. Met grooter
j6rUstheid dan ooit kwamen zij te zamen om
ar> de godsdienstplechtigheden deel te nemen.
v hlaar gedurende het lange bestand vergaten
(teen, dat er geen godsdienstvrede, doch slechts
/te Wapenstilstand heerschte. Sommige gees-
te'Uken achtten het niet meer noodig gestadig
au schuilkerk te wisselen of in de bijeenkom-
teri niet al te veel personen toe te laten. Ze
^eenden dat ze niets meer te vreezen hadden,
de burgemeesters niet, dat was zoo; maar
Predikanten bleven in actie en Marius
'krschuwde voortdurend, dat men niet te ge-
gen, waaronder op de eerste plaats die van
Joost van den Vondel moet vermeld worden,
hebben de predikanten nog meer verbitterd.
Steeds scherper formuleerden ze hun bezwaren
en toen ze bij het stadsbestuur geen gehoor kre
gen, richtten ze klaagbrieven tot de Staten van
Holland. Nadrukkelijk wijzen ze op den on
rustbarenden aanwas der pausgezinden. „Het
lant is vol papen, monnicken, nonnen, baggij-
nen, doppen en paepsche vergaderingen. Alle
monden der yverige christenen syn vol dach
ten. Alle christelycke patriotten staen verwon
dert over de stoutigheit der papisten en alle
godtvruchige sielen suchten tot Godt, vreesen-
de dat het eynde sal syn het verderf van 't
Lant en de ruyne van de onsen."
Hun voortdurende aansporingen tot scherper
optreden hadden eindelijk het verlangde re
sultaat. Na vele jaren rust brak plotseling
de storm over Amsterdams Katholieken los
Op Donderdag 30 Mei 1641, het feest van het
H. Sacrament, kwam 's morgens te 9 uur het
Gerecht van Amsterdam in het stadhuis op
den Dam bijeen. In de recht- of schepenkamer
zouden de schepenen hun gewone vergadering
houden, maar 't scheen, dat er iets bizonders
op handen was, want ook de schout Jan ten
Grootenhuys, de onderschouten en de twaalf
rakkers waren opgeroepen ter vergadering.
Zoodra allen aanwezig waren, werden de deu
ren gesloten en schepen Ernst Roeters hield
een uitvoerige beschouwing over de Katholie
ken. Op onrustbarende wijze hadden ze in de
laatste jaren het hoofd opgestoken, op vele
plaatsen hielden ze hun conventikeleri, in weer
wil der plakkaten. Sommige priesters dreven de
stoutmoedigheid zoover, dat ze jarenlang in het
zelfde huis kerk hielden en een grooten toeloop
van volk trokken, tot groote ergernis der ware
geloovigen. Hij behoefde de vergaderplaatsen
niet op te noemen, ze waren aan alle inwoners
bekend; want bij volle daglicht traden de paus
gezinden er onbeschaamd bij talrijke groepen
binnen.
Dan wendde de spreker zich tot den Schout
en beschuldigde hem van grof plichtsverzuim.
Hij had immers in de laatste elf jaren geen
enkelen schuldige gegrepen, geen enkele over
treding der plakkaten met boete of kerker be
straft, geen enkele bijeenkomst verstoord.
Schout Ten Grootenhuys kon zich niet ver
ontschuldigen; nog minder kon hij als verde
diging aanvoeren, dat het schoutambt, dat hij
nu ruim 20 jaren bekleedde, hem in de laatste
jaren door omkooping veel meer had opge
bracht dan voordien toen hij ijverig jacht
maakte op de priesters.
Met een beroep op alle dienaren van den
gerechte om stipt hun plicht te vervullen, sloot
Roeters de bijeenkomst op het stadhuis. Ver
volgens noodigde hij allen uit hem te volgen.
De geheele stoet begaf zich over den Dam naar
de Kalverstraat en hield stil bij het huis waar
„de Zijdeworm" uithing. Daar vierde Pater
Laurentius met ruim 500 geloovigen het H. Sa
cramentsfeest. Schepenen, schout en rakkers
drongen de schuilkerk binnen. De H. Mis werd
onderbroken, alle kerkelijke gewaden en gewij
de voorwerpen werden in beslag genomen, het
altaar vernield. Alle aanwezigen werden geteld
en hun namen opgeschreven want voor elk
moest 5.boete betaald worden. In totaal
werd de boete op 2900 gulden gesteld; nadat
de eigenaar zich borg gesteld had kregen de
aanwezigen verlof om te vertrekken. Ook Pa
ter Laurentius werd vrijgelaten.
Dan richtten schout en schepenen hun schre
den naar den Fluweelen Burgwal en drongen
de schuilkerk binnen waar Pater Van Teylin-
gen de H. Mis opdroeg. Ook hier werd een
zware geldboete opgelegd.
In den namiddag werden de verbeurdver
klaarde kerkelijke goederen uit beide schuilker
ken opgehaald en de Heeren konden verzekeren
aan de predikanten, dat ze een welbesteden dag
achter den rug haden.
30 Mei 1641 was voor Amsterdams katholieken
echter een dag van rouw en droefheid. De ver
volgingsgeest was wakker geschud en het was
te vreezen, dat de tijden van betrekkelijke rust
voorbij waren.
Op 31 Mei werden nog twee schuilkerken der
Paters Franciscanen bezocht, maar zonder veel
resultaat omdat er geen kerkelijke dienst werd
gehouden.
Van 1 tot 4 Juni werden nieuwe speurtochten
georganiseerd, zonder succes. Maar op 5 Juni
werd den Schout medegedeeld dat Leonardus
Marius een H. Mis opdroeg in het huis der we
duwe van Joannes Bruijn. Onmiddellijk werd
een inval georganiseerd, maar net op tijd is
Marius gewaarschuwd, zoodat schout en rakkers
niets verdachts ontdekten. Toen ze echter op
het stadhuis verslag van hun tocht deden, en
verdere instructies omtrent Marius vroegen,
kwamen de burgemeesters tusschenbeide. Duit-
TROMMELS f 1.50 DOOSJES 75 - 45 - 25 ets.
delijk werd te verstaan gegeven, dat Marius met
rust gelaten moest worden, anders zou de
schout de volle laag krijgen!
Voor de katholieken was het een aangename
verrassing, dat de storm even plotseling weer
bedaarde als hij opgestoken was. Na den mis
lukten aanslag op Marius was de ijver van den
schout weer afgekoeld.
Uit de jaarberichten der Paters Jezuïeten en
Franciscanen blijkt dat er na 5 Juni weinig
meer gebeurde. Alleen een scherp plakkaat van
30 Augustus moest voor den vorm den ijver der
Amsterdamsche gerechtsdienaars demonstree-
ren. Invloed had het weinig, alleen hadden de
gebeurtenissen weer tot de noodige voorzichtig
heid aangespoord.
Een naspel van deze gebeurtenissen volgde in
1643 toen de Staten Generaal Leonardus Ma
rius naar Den Haag ontboden. Men verdacht
hem ervan, dat hij als plaatsvervanger van den
in 1640 verbannen Apostolisch Vicaris Philip
pus Rovenius optrad. In een brief aan kardinaal
Barberini maakt Mgr. Chigi uitvoerig melding
van deze gebeurtenis. Hij verhaalt:
„Marius nam zijn toevlucht tot de burge
meesters van Amsterdam. Deze stelden hem ge
rust en antwoordden op de dagvaarding dat
Marius reeds 15 jaren hun stadgenoot was; aan
niemand reden tot klagen had gegeven, en zoo
de Staten iets tegen hem hadden in te brengen
ze zich tot Amsterdams magistraat hadden te
wenden. Zij hielden aan hun privilegies en wil
den zelf over Marius, zoo het noodig was, recht
spreken en daardoor hoefde deze Amsterdam
niet te verlaten." Het antwoord van Amsterdam
was afdoende en Mgr. Chigi besluit zijn relaas
met de mededeeling, dat Marius nog meer vrij
heid had. dan vóór die dagvaarding.
Een laatste poging was de Klaagbrief der pre
dikanten van 1644 waarin speciaal de aanhou
ding van Marius „het Principaele Hooft van de
paepsche factie" gevraagd werd. Het resultaat
was nihil.
Tot zijn dood op 18 October 1652 is Marius
rustig in Amsterdam gebleven. En de katholie
ken genoten betrekkelijken vrede: een lijst van
1656 vermeldt 66 plaatsen waar de katholieken
bijeenkwamen. Opmerkelijk is de vermelding
onder no. 59: „bij Burgemr. Oetiëns op de Sin
gel in St. Andries". Daarmede is Oetgens van
Waveren bedoeld, een der groote 17e-eeuwsche
patriciërs en regenten der hoofdstad.
W. M. VAN DE PAS
OTTAWA, 21 Oct. (Reuter) Het Departe
ment van Landsverdediging van Canada heeft
medegedeeld, dat sedert het uitbreken van den
oorlog geen enkel van de schepen, die passa
giers of vracht of beide vervoerden en die van
Canadeesche havens zijn uitgevaren naar ver
schillende overzeesche bestemmingen, door den
vijand tot zinken is gebracht. Dit bewijst wel,
dat de beschermingsmaatregelen der Canadee
sche vloot in samenwerking met andere landen
van het Britsche rijk succes hebben gehad.
DJOKJAKARTA, 21 Oct. (Aneta). Vanmid
dag arriveerde met de eendaagsche de sultan
van Djokja alhier. Reeds vanuit Poerwakarta
was om een dokter geseind, terwijl, zooals reeds
werd medegedeeld, de officieeie ontvangst werd
afgelast.
De sultan was bij aankomst buiten bewust
zijn. Onmiddellijk werd de vorst op een bran
card naar het ziekenhuis overgebracht, waar
men aanstonds overging tot het toedienen van
injecties.
Zijn toestand wordt ernstig ingezien.
BATAVIA, 21 Oct. (Aneta) De „Java-bode"
meldt, dat besloten is de Indische postzegels
voortaan in Nederlandsch-Indië te doen druk
ken. De bedrijven, welke hiervoor in aanmer
king komen, zijn de Kon. drukkerij „De Unie"
en de drukkerij Kolff en Co.
(Van een bijzonderen correspondent.)
Wij staan op de Firth of Forth-Bridge en
staren de diepte in. De zee is effen. Daar liggen
onder ons twee Engelsche kruisers van de Home
Fleet, nabij het versterkte eiland, midden in
de baai.
Grijsgrauw is de zee tot aan de kim. Er is
geen boot te zien, geen rookpluim, geen wit
zeil.
Achter ons glinstert de baai in het late zon
licht en gaat Edinburgh verloren in een vaal-
grijzen nevel, die van het land opkomt naar de
zee. Er is daar gerucht van veel geluiden: een
veerpont steunt en kreunt in de diepte; een
claxon gilt doordringend; een stoomfluit over
stemt weer den claxon; er toeteren ongedul
dige chauffeurs aan den kant, die al te lang op
de pont moesten wachten. Een spoorsein wordt
kletterend „in stelling" gebracht.
Aan den noordkant van brug en baai doemen
de heuvels dreigend op, voorboden van het ge
bergte, dat zich daar bevindt tot den Atlan-
tischen Oceaan, met de Hebriden aan de kim.
Een fijne, gele streep teekent in de richting
der zee, tusschen rotsen en water, wat strand
af, waarboven de contouren van een paar een
zame dorpen.
Dit is de zee en het land van de Firth of
Forth Bridge.
Dit is de zee en het land van de brug, die
het object vormde van verwoede Duitsche aan
vallen.
En wij huiveren
Maar overal heerscht vrede. Zelfs het grim
mige beeld van de gevechtsklare kruisers ver
mag dit niet te verstoren; zijn de Schotten de
schepen op deze plaats niet gewend? Zij hoo-
ren toch bij het landschap, zij hooren bij de
brug, die beide zonder deze schepen immers
niet denkbaar zijn
En tóch is de vrede hier slechts schijnvrede,
want „over the sea" woedt de gruwel der ver
woesting, die zich elk oogenblik tot dit schoone,
heerlijke land kan uitbreiden, tot deze majes
tueuze brug, tot de kruisers in de diepte, zooals
wij dezer dagen hebben ondervonden!
Is het wonder, dat in dit land de oogen zich
telkens richten naar de wijde zee, naar de verre
kim, om te speuren naar stippen en lijnen, die
bommenwerpers kunnen worden?
Is het wonder, dat velen in de stad den heu
vel van het „Castle of Edinburgh" nu met an
dere intentie beklimmen dan om de dooden te
eeren in het Memorial? Van den heuvel im
mers kunnen zij, nog verder dan van de brug,
de zee inzien, de geheimzinnige zee met haar
nog geheimzinniger luchten, waar de demonen
huizen en de duivels, de duivels van de lucht.
Een nieuw element verontrust het hart van
Bonnie Scotland en doet het sneller kloppen:
de Duitsche bommenwerpers, die met hun brute
kracht de romantiek bedreigen van dit stukje
Het verdrag van Ankara beheerscht nog steeds
de gemoederen. Als een bom heeft de snelle slui
ting van 't driemanschapsverdrag ingeslagen, al is
het dan meer een diepzee-bom, waar-van de uit
werking niet direct is vast te stellen. Want het
is nog' steeds met geheel duidelijk wie van de
mogendheden zich getroffen moet voelen. Im
mers het land dat de meeste trefkans zou heb
ben, is Turkije's oudste vriend Rusland. Het
land van Stalin is bij protocol uitdrukkelijk
uitgesloten, om een in werking treden van de
Turksche bijstandsverplichtingen te kunnen ver
oorzaken. Tegen Italië kan het ook moeilijk ge
richt zijn. Want er bestaat nog steeds de En-
gelsch-Italiaansche overeenkomst, om geen
veranderingen te brengen in den status quo
rondom de Middellandsche Zee. Italië's houding
om zwijgend te werken aan het behoud van den
vrede in zijn omgeving is hier geheel mee in
overeenstemming. Mussolini kan zich dus ook
niet getroffen voelen. Turkije's Balkanburen
Griekenland en ook Roemenië kunnen dit ver
drag alleen als een grootere zekerheid opvatten.
Turkije wordt immers medegarant van deze
landen, indien Frankrijks en Engelands mili
taire verplichtingen tegenover deze landen in
werking treden. En Bulgarije, dat natuurlijk als
verliezer van den vorigen oorlog tot de
onvoldane landen moet gerekend worden, kan
toch niet in staat geacht worden om een aanval
te ontketenen. Het is wel merkwaardig, dat op
denzelfden dag, dat te Ankara het verdrag ge-
teekend wordt, te Sofia door koning Boris een
kabinetsreconstructie is verordend. De oude regee
ring bestond uit vakkundigen, die geen speciale
politieke overtuiging aanhingen. Wanneer dus
Bulgarije een ministerie gaat krijgen, dat na
tionaal moet heeten, dan kan men alleen ver
wachten, dat ook de politieke richtingen van
het land hun vertegenwoordiging in de regee
ring zullen krijgen.
Joego-Slavië voert een zoo nauwgezette
politiek van absolute neutraliteit, dat men
evenmin kan meenen, dat het richting kiezen
van Turkije tegen Belgrado gericht zou kunnen
zijn. En aangezien er geen andere mogendheden
dan bovengenoemde en de verdragsluitende
partijen zich in het Oostelijk Middelandsche
Zeegebied bevinden, lijkt het wel, als men den
tekst van het verdrag leest, of dat accoord een
slag in de lucht is.
Toch is dit zeker niet het geval. De heftige
beroering, die in de Duitsche politieke wate
ren te constateeren valt, is bewijs genoeg dat
het verdrag wel is ingeslagen. De Duitsche am
bassadeurs van Ankara, Von Papen, van Rome.
Von Mackensen en van Moskou, Von der Schu-
lenburg, zijn allen te Berlijn ontboden. Hoe
onschuldig de tekst van het accoord der drie
mogendheden ook gericht lijkt op slechts plaat
selijke en beperkte belangen, de bom is wel
zoodanig ingeslagen, dat ze wijde kringen in
het politieke water vertoont. Bij het zoeken
van een verklaring van deze reactie mag men
niet de voorgeschiedenis van het verdrag uit het
oog verliezen. Toen het pact op stapel werd
gezet, was de oorlog nog niet uitgebroken. In
Mei en Juni was de voorloopige overeenstem
ming al gepubliceerd en het verdrag was toen
als het sluitstuk van wat de as-genooten Enge
lands omsingelingspolitiek noemden. Nu is de
houding van den Zuidelijken as-genoot sindsdien
veel gewijzigd. Diens politiek van neutraliteit
in den oorlog belet het, om de felle afwijzende
houding tegen de „omsingeling" voort te zet
ten. Het kan zich niet meer omsingeld voelen,
nu het geen partij wil kiezen. Maar Eerlijn er
kent nog steeds de omsingeling en de beteeke
nis van het verdrag van Ankara als schakel in
deze keten. De daad van de verdragsluiting zelf,
niet de inhoud van het pact belet Duitschland
om een gelijke houding als zijn nieuwe vriend
in het Oosten aan te nemen. Het Ankara-pact,
heeft immers kennelijk ten doel, om zijn ouden
vriend in het Zuiden te dictancieeren. Of Italië
zoo zal reageeren is nog een vraagteeken. Het
is opvallend, hoe lang het duurt, voordat de
officieeie Italiaansche pers haar houding kan
bepalen. Nog geen enkel commentaar is er ver
schenen, om binnen- en buitenland te beleeren,
hoe de fascistische regeering op deze Engelsch-
Fransche inmenging in de Middellandsche Zee-
belangen reageert. Deze stellingname is van zeer
groot belang, want het kan tevens een verdui
delijking beteekenen van de houding, die Rome
tegenover de as-politiek thans inneemt. Valt
het Italië zoo zwaar om stelling te nemen, om
dat het zelf hieraan groote waarde hecht?
Uit Turksche kringen wordt vernomen, dat
Inonu heel wat aarzeling heeft moeten over
winnen, voordat hij den stap van de onder-
teekening heeft durven zetten. En dit valt te
begrijpen. Turkije is als het Ware het knooppunt
van vele politieke wegen. Hier kruist zich de
Duitsche traditioneele drang naar het Oosten
met de reeds oude Engelsche Levant-politiek en
de oogen van Rusland zijn steeds op den sleutel
van de Zwarte Zee gericht geweest, dien Turkije
in handen houdt. Het oude verzwakte Turkije
onder den sultan van voor den oorlog kon zich
aan deze stroomingen niet onttrekken en was
een gewillige speelbal in het internationale
politieke spel. Maar het jonge Turkije van
Ataturk laat niet meer met zich sollen, doch
wil partij kiezen volgens beginselen, die voor
het land zelf van belang zijn. En wat het
Turkije van thans als grootste gevaar aanvoelt,
is een overheerschende positie van Duitschland
en niet zoo zeer het Russische gevaar. Voor Tur
kije vooral is het verdrag van Ankara een poging
om een nauw samengaan van Italië met Duitsch
land te verhinderen en in Berlijn is dat zeer
duidelijk begrepen,
aarde, waar alles voor een eeuwigen vrede ge
schapen schijnt.
Want alles, in en rond de stad, „de stad en
de wereld" hier, is romantiek. Wat wonder,
dat Walter Scott hier gaarne was, dat hij uren
lang kon toeven op de hoogste heuvelen bij
Hollyrood Castle om dan maar de wijde wereld
in te staren met haar schoone stad, met haar
welvarende dorpen, met haar blauwe baai en
golvende zee.
Dwaal vandaag door de straten en de stegen
en over de pleinen en overal droomen de hui
zen en de kleuren in de geheimzinnige sfeer
van het sprookje, van het: Er was 'ns. Onzeg
baar-vreemd en tóch teer, verleidelijk en Aan
lokkend is dat wonderbare hart van Edin-
burg zélf: het glorieuze Castle, dat eenmaal de
stad en de landen rond de stad met zijn ka
nonnen, die nu als speelgoed staan opgesteld
achter de kanteelen der meters dikke muren,
beheerschte.
Eenmaal toen men de geschiedenis van
Schotland nog met louter bloed schreef was
Maria Stuart in deze vesting gevangen; leef
den de grooten van Bonnie Scotland hier hun
woelig en avontuurlijk leven vol minnenijd en
bloedig verzet; was dit kasteel tooneel van
liefdeloozen en verbitterden strijd tusschen de
Schotten en hun erfvijanden, de Engelschen
Dat alles is nu historie, maar wat opnieuw
werkelijkheid werd is de oorlog, de oorlog met
nieuwe, andere „erfvijanden", die reeds eerder
bloedige wonden sloegen in het Schotsche le
ven. En ook daar getuigt dit Kasteel van, want
op het hoogste plateau staan in een wijdings
vol Memorial ten eeuwigen dage de namen ge
grift van hen, die vielen in de World War en
nu daar zijn, zooals de wanden melden, „waar
nevel noch mist is".
Van hier naar Hollyrood Castle, het trot-
sche zomerverblijf der Engelsche koningen,
strekt zich de Royal Mile uit, waar iedere steen
in historischen luister of in bloed gedoopt werd.
Eeuwen gingen voorbij, de huizen bleven én de
slecht-geplaveide straten. Maar hier voltrok
zich de roemrijke geschiedenis van het Schot
sche land; hier trokken in oppersten luister de
koningen en de grooten naar hun vorstelijke
verblijven buiten de stad; hier leefde en streed
John Knox zijn verfoeilijken strijd; hier werd
de eendracht der natie verscheurd; hier braken
de opstanden los; hier vloeide het bloed.
Maar dan wordt de herinnering weer over
straald door den luister van de vorstelijke fees
ten na grootsche overwinningen; hier krioelde
het volk rond de gouden munten, die overmoe
dige grooten hun toewierpen; hier juichte het
volk om heldendaden: hier werden de paarden
afgespannen en de helden op de schouders der
sterkste mannen verder gedragen naar Holly
rood; hier leeft het trotsche en fiere Schotland
van alle eeuwen voort.
Toch komen de vreemdelingen niet allereerst
om zich te dompelen in de romantiek van de
Royal Mile; de moderne mensch verlangt an
dere dingen dan historie en romantiek, hij ver
langt staal, hij eischt beton, hij roept om ijzer.
En zijn verlangen, zijn eisch, zijn roep worden
ingewilligd, Edinburgh is immers óók de stad
van de Firth of Forth, de stad van DE brug.
DE brugEn weer staren wij de diepte in.
De kruisers liggen er nog altijd, waakzaam en
strijdlustig. De nacht is naderbij gekomen. De
zee zingt haar romantisch lied, dat zoo won
derlijk past bij dit heerlijke land van Walter
Scott.
Deze brug is inderdaad een prachtig staaltje
van menschelijk vernuft. Deze brug is iets om
trotsch op te zijn, zooals de Schotten op deze
brug trotsch zijn! Daar, aan het rechter-brug-
genhoofd, ligt Dalmeny en aan de andere zijde,
aan den noordkant, Dunfermline, beroemd door
het feit, dat hier voor zooveel jaren de eerste
vrouwelijke conductrices werden aangesteld en
thans ook door dat andere, heel wat triestere
feit, dat er granaatscherven terecht kwamen
van Duitsche vliegers
Deze twee gemeenten zijn door de brug ver
bonden, die aldus een afstand overspant van
2 Ms kilometer. De overspanning boven het wa
ter, tot stand gebracht door twee geweldige
bogen, bedraagt niet minder dan 548 meter en
behoort tot de grootste overspanningen van de
wereld. De hoogte boven den zeespiegel be
draagt 55 meter, tot den bovensten boogrand
reikt de Utrechtsche dom!
Dat alles geeft een massalen indruk, hoe kan
het anders. Zeven jaar werd er aan deze brug
gebouwd van 1883 tot 1890 met een totaal aan
bouwkosten van ongeveer 40 millioen gulden!
De onderhoudskosten loopen nog immer in de
tienduizenden guldens per jaar; wanneer men
met het schilderwerk is gereed gekomen, kan
men aan de andere zijde opnieuw beginnen. Er
wordt dan ook permanent aan de Firth of Forth
Bridge geschilderd!
Overigens is dit niet de eenige typische bij
zonderheid van de brug. De meest typische is
ongetwijfeld, dat de brug niet bezocht mag
worden door vrouwen.
Dat zit zoo. Het is toegestaan onder deskun
dige leiding een tocht over de brug te maken,
die ruim een half uur vergt. Maar natuurlijk
hebben de bouwmeesters van de brug de in
genieurs Benjamin Baker en John Fowler
met wandelaars geen rekening gehouden: het
kostte hun al zorg genoeg voldoende ruimte t«
vinden voor dubbelspoor!
Wie dus de brug als wandelweg gebruiken wil,
moet, wanneer hij onderweg een trein tege
moet komt, dezen uit den weg gaan door in
de ijzerconstructie te kruipen. Of vrouwen dat
niet kunnen?
Maar natuurlijk. Echter is bij ervaring geble
ken in den tijd, toen het ook den vrouwen toe
gestaan was op de brug te wandelen, dat zij
vrijwel allen de neiging krijgen, wanneer de
trein in hun onmiddellijke nabijheid is, zich
vóór den trein te werpen.... Tweemaal moet
dit in den aanvang gebeurd zijn, toen vond de
omdat ronde cachet» vaak worden
nagemaakt. Dit is met onze hart
vormige cachets niet mogelijk want
deze zijn wettelijk beschermd tegen
namaak en vervalsching. Daarom
geeft de hartvorm U de zekerheid dat
U de echte Mijnhardtjes ontvangt.
De Mijnhardtjes die zoo veilig en vlug
helpen bijhoofdpijn, kiespijn, zenuw
pijnen, maandbezwaren, rheumatische
pijnen, gevatte kou, griep,
moe en lusteloos gevoel. ty,,
12 stuks 50 ct. 6 stuks 30 ct.
spoorwegdirectie het welletjes en liet aan het
begin van de brug het bordje ophangen: „No
women".. Géén vrouwen op de Forth-bridge.
Zoodat nu alleen den heeren der Schepping
deze eer en dit genoegen te beurt vallen!
Interessant is die tocht zeker. Om niet meer
te vergeten, wanneer er een trein voorbijdavert
en je als het ware hangt boven een peillooze
diepte.
LONDEN, 21 Oct. (Reuter) De „Times"-
correspondent te Rome zet in een uitvoerig ar
tikel uiteen, dat voor Italië drie wegen open
staan: Italië kan verkiezen voort te gaan met
de niet-inmenging, het kan den oorlog ingaan
aan de zijde van Duitschland en het kan over-
loopen naar het Engelsch-Fransche kamp.
Het zou stoutmoedig zijn, zoo vervolgt de
correspondent, te voorspellen, welke houding
Italië zal aannemen, maar het derde punt kan
mei het minst waarschijnlijke geacht worden.
Waarschijnlijk heeft Mussolini nog niets be
slist, maar algemeen neemt men aan, dat in
elk geval de Italiaansche politiek zich niet zal
wijzigen voor de lente van het volgend jaar.
Zeer bevoegde waarnemers hellen over tot de
meening, dat Italië tot het einde toe buiten den
oorlog zal blijven.