Katholieken in vondels tijd I Op de Firth of Forth Bridge DE TROTS DER SCHOTTEN Er viel een bom in de politiek Turkije's belangen D de%etl Mijnhardljes Oorzaak en gevolg van het Ankara-pact HUN POSITIE IN AMSTERDAM m k\ V Büitenlandsch Overzicht ZATERDAG 21 OCTOBER 1939 tea; mocht wezen. Eenige opvallende bekeerin DE NIMMER OVERTROFFEN CHOCO LAAD Geen Canadeesche schepen verloren SULTAN VAN DJOKJA IS ERNSTIG ZIEK INDISCHE POSTZEGELS urn De Firth oj Forth-bridge in Schotland e sterke wijkt niet voor tegen wind, slechts de zwakke waait mee. ONZE R'ONDE VORM IS VERVALLEN VOOR DE De houding van Italië In het nieuwe fratershuis „De Vliert" te 's Hertogenbosch is heden door Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen het altaar in de kapel geconsacreerd en de H. Mis opgedragen. De beeldhouwer Cephas Stauthamer vervaardigde voor de kapel o.TTt. een bronzen Madonna, die wij hierbij afbeelden, De herdenking van Vondels bekeering, die op '1 October te Amsterdam wordt gevierd, voert onze gedachten terug naar het Amsterdam der Dde eeuw. In de machtige koopmansstad aan net Ij heerschte sinds 1578 de Reformatie, maar net Katholieke leven was niet uitgestorven. In net midden der 17de eeuw waren er vele schuil kerken waar de trouwe geloovigen de H. Ge heimen vierden. Vele priesters waagden hun Vrijheid om het ware geloof te behouden en uit te breiden in de hoofdstad der Republiek. Bij- Zonderheden daarover vindt men vooral in de Verslagen, welke door den Pauselijken Nuntius te Keulen, die belast was met het toezicht op be Nederlandsche Katholieke Kerk, naar Rome berden gezonden. Rond 1640 was Mgr. Fabio chigi als Pauselijk gezant te Keulen werkzaam fn zijn geschriften hebben vele bizonderheden bewaard over het Katholieke leven in Amster dam. in zijn „Amstelodamensia" heeft Mgr. Klönne een aantal van de papieren uit de verzameling Chigi gepubliceerd. Ze vormen ook ben ondergrond voor deze bijdrage. In FebruariMaart 1578 had Amsterdam de Spaansche zijde verlaten en was overgegaan baar de partij van den Prins van Oranje. In het Verdrag dat dien overgang regelde, was het Volgende bepaald: „Binnen de stad, de vrijheid en de ambachts heerlijkheid van Amsterdam zal geen andere godsdienst toegelaten zijn dan de Roomsch- Katholieke en niemand mag zich met woor den of werken tegen hare uitoefening verzet ten." Maar reeds op 26 Mei daaraanvolgende wer den de Katholieke Magistraat en 'n gedeelte der geestelijkheid verjaagd en de Katholieke kerken Geplunderd. Het verdrag van overgang bestond te dit opzicht niet meer. En op 10 September 1579 werden de geeste lijke goederen door de Staten van Holland aan be Hervormden toegewezen. De openbare uitoefening van den Katholieken godsdienst werd in April van het volgende jaar Verboden. Een lijst van kloosters en hare bezittingen tferd opgemaakt en daaruit blijkt, dat Amster dam ten tijde der Reformatie twintig mannen- en vrouwenconventen telde. Ze werden alle gesloten en voor andere doeleinden bestemd. Het Begijnhof bleef echter gespaard en kon het centrum van het verborgen katholiek Am sterdam worden. Men beschouwde het als par ticulier eigendom, staande onder het bestuur Van de meesteressen der Begijnen. Verschillen de van hen waren verwant met Amsterdamsche fegenten. Alleen de Kerk ging verloren aan de Presbyterianen en het ziekenhuis werd eveneens aan de Begijnen ontnomen. Het overige bleef gespaard en onder leiding van Meester Sibran- dus Sixtus van Oostervirum als Pastoor en Overste van het Hof zetten de Begijnen hun afgezonderd leven voort. Buiten de muren van het Hof bleef de toe stand voor de katholieken zeer ongunstig. Na dat de katholieke stadsregeering in 1578 was Verwijderd, is er in 1585 opnieuw een uitzetting gevolgd. Na den dood van Prins Willem van Oranje was de positie der Nederlanders zeer Précair geworden en aanstonds zag men den Weerslag daarvan in het scherpere optreden te gen de katholieken. In Amsterdam was sprake Van samenzwering der papisten en op 25 Juli 1585 werden 45 personen van allen rang en Stand uitgeleid. De Oud-Burgemeester Jan Vechterssen, en Simon Jansen „den houtcoper", een schoenmaker en een mandenmaker, maar ook Jacob van Campen „nu ter tijt sessendertich Wesende" (lid van het stadsbestuur). Na deze „zuivering" is de scherpe uitvoering der plakkaten geruimen tijd doorgezet en vele geestelijken hebben met gevaar voor vrijheid en leven zich in Amsterdam gewaagd, om met feester Sibrandus van het Begijnhof samen te Werken tot behoud van het geloof. Rond 1620 werd de vervolging minder; aller lei gegevens doen veronderstellen, dat de over heid een gematigde houding aannam; op steeds tneer plaatsen werden godsdienstoefeningen ge houden, steeds minder hoort men van versto ringen ervan. Met de komst van Leonardus Marius in Am- Sterdam is na eenige maanden van spanning een soort van wapenstilstand gekomen. Deze beroemde man, afkomstig uit Zeeland, was in Keulen het hoofd van het Hollandsche semina rie, pastoor der St. Laurentiuskerk, professor aan de universiteit en was als kanselredenaar befaamd. Vermoedelijk in de vasten van 1629 te hij naar Amsterdam gekomen, werd daar na ben dood van Meester Sibrandus, pastoor van het Begijnhof en deken van Amstelland. Daar naast was hij als provicaris van Philippus Ro- venius het hoofd der Missie in de voormalige bisdommen Haarlem, Deventer en Leeuwarden. De komst van Marius trok de aandacht der Amsterdamsche magistraten. Dat zulk een be- teemd man, naar Amsterdam komende, zijn schitterende positie in Keulen opgaf, had zeker groote beteekenis. Men vermoedde aanstonds, bat hij met het bestuur der kerkelijke aange legenheden was belast. Wanneer men daarvan be bewijzen in handen kreeg dan zou aan Ma rius' verblijf spoedig een einde komen. Boete eb vooral ballingschap stonden te wachten. Hoe nauwlettend ook de schout en zijn rak kers de handelingen van Marius bespionneerden, Gedurende den geheelen zomer en herfst van 1629 kregen ze geen -kans. Maar op den tweeden kerstdag van dat jaar vierde de Pastoor de H. pehcimen in de woning van een aanzienlijk burger, het was uitgelekt en Marius werd over vallen en vastgezet. Onder de Katholieken heerschten vrees en augst de boete was het minste kwaad, erger teas het dreigende banvonnis. Maar het onver - teachte gebeurde: De burgemeesters van Am sterdam hadden nu de kans om nader kennis te maken met den befaamden prediker en Schrijver. Bijzonderheden over dit verhoor ont reken. maar de uitkomst bewees, dat Marius boor zijn zeldzame welsprekendheid de Heeren bermatë voor zich had ingenomen, dat hij niet jhleen in vrijheid werd gesteld, maar dat van teen af Amsterdams katholieken in hun schuil hoeken ongestoord de godsdienstplechtigheden k°Uden bijwonen. Wanneer de predikanten bij be burgemeesters over de schending der plak katen gingen klagen, bleken deze doof op dit teint; schout en schepenen eveneens. Vooral de tehout voer er goed bij, voortdurend werden *tem geldsommen in de hand gestopt om toch teaar niets te zien, en de koster van de Engel- tehe kerk op het Begijnhof liet zich voor en- jtele guldens vinden om niet als spion op te r®den voor de predikanten. Dit de papierenvan Mgr. Chigi blijkt, dat ?et aan Marius' beleid, aan het aanzien en tem eerbied dien hij zich bij de overheid had ver dorven, te danken was, dat de Katholieken een apenstilstand van bijna 13 jaren hadden. j°oit sedert de Hervorming was hun oogluikend Zoveel vrijheid gegeven als toen. Met grooter j6rUstheid dan ooit kwamen zij te zamen om ar> de godsdienstplechtigheden deel te nemen. v hlaar gedurende het lange bestand vergaten (teen, dat er geen godsdienstvrede, doch slechts /te Wapenstilstand heerschte. Sommige gees- te'Uken achtten het niet meer noodig gestadig au schuilkerk te wisselen of in de bijeenkom- teri niet al te veel personen toe te laten. Ze ^eenden dat ze niets meer te vreezen hadden, de burgemeesters niet, dat was zoo; maar Predikanten bleven in actie en Marius 'krschuwde voortdurend, dat men niet te ge- gen, waaronder op de eerste plaats die van Joost van den Vondel moet vermeld worden, hebben de predikanten nog meer verbitterd. Steeds scherper formuleerden ze hun bezwaren en toen ze bij het stadsbestuur geen gehoor kre gen, richtten ze klaagbrieven tot de Staten van Holland. Nadrukkelijk wijzen ze op den on rustbarenden aanwas der pausgezinden. „Het lant is vol papen, monnicken, nonnen, baggij- nen, doppen en paepsche vergaderingen. Alle monden der yverige christenen syn vol dach ten. Alle christelycke patriotten staen verwon dert over de stoutigheit der papisten en alle godtvruchige sielen suchten tot Godt, vreesen- de dat het eynde sal syn het verderf van 't Lant en de ruyne van de onsen." Hun voortdurende aansporingen tot scherper optreden hadden eindelijk het verlangde re sultaat. Na vele jaren rust brak plotseling de storm over Amsterdams Katholieken los Op Donderdag 30 Mei 1641, het feest van het H. Sacrament, kwam 's morgens te 9 uur het Gerecht van Amsterdam in het stadhuis op den Dam bijeen. In de recht- of schepenkamer zouden de schepenen hun gewone vergadering houden, maar 't scheen, dat er iets bizonders op handen was, want ook de schout Jan ten Grootenhuys, de onderschouten en de twaalf rakkers waren opgeroepen ter vergadering. Zoodra allen aanwezig waren, werden de deu ren gesloten en schepen Ernst Roeters hield een uitvoerige beschouwing over de Katholie ken. Op onrustbarende wijze hadden ze in de laatste jaren het hoofd opgestoken, op vele plaatsen hielden ze hun conventikeleri, in weer wil der plakkaten. Sommige priesters dreven de stoutmoedigheid zoover, dat ze jarenlang in het zelfde huis kerk hielden en een grooten toeloop van volk trokken, tot groote ergernis der ware geloovigen. Hij behoefde de vergaderplaatsen niet op te noemen, ze waren aan alle inwoners bekend; want bij volle daglicht traden de paus gezinden er onbeschaamd bij talrijke groepen binnen. Dan wendde de spreker zich tot den Schout en beschuldigde hem van grof plichtsverzuim. Hij had immers in de laatste elf jaren geen enkelen schuldige gegrepen, geen enkele over treding der plakkaten met boete of kerker be straft, geen enkele bijeenkomst verstoord. Schout Ten Grootenhuys kon zich niet ver ontschuldigen; nog minder kon hij als verde diging aanvoeren, dat het schoutambt, dat hij nu ruim 20 jaren bekleedde, hem in de laatste jaren door omkooping veel meer had opge bracht dan voordien toen hij ijverig jacht maakte op de priesters. Met een beroep op alle dienaren van den gerechte om stipt hun plicht te vervullen, sloot Roeters de bijeenkomst op het stadhuis. Ver volgens noodigde hij allen uit hem te volgen. De geheele stoet begaf zich over den Dam naar de Kalverstraat en hield stil bij het huis waar „de Zijdeworm" uithing. Daar vierde Pater Laurentius met ruim 500 geloovigen het H. Sa cramentsfeest. Schepenen, schout en rakkers drongen de schuilkerk binnen. De H. Mis werd onderbroken, alle kerkelijke gewaden en gewij de voorwerpen werden in beslag genomen, het altaar vernield. Alle aanwezigen werden geteld en hun namen opgeschreven want voor elk moest 5.boete betaald worden. In totaal werd de boete op 2900 gulden gesteld; nadat de eigenaar zich borg gesteld had kregen de aanwezigen verlof om te vertrekken. Ook Pa ter Laurentius werd vrijgelaten. Dan richtten schout en schepenen hun schre den naar den Fluweelen Burgwal en drongen de schuilkerk binnen waar Pater Van Teylin- gen de H. Mis opdroeg. Ook hier werd een zware geldboete opgelegd. In den namiddag werden de verbeurdver klaarde kerkelijke goederen uit beide schuilker ken opgehaald en de Heeren konden verzekeren aan de predikanten, dat ze een welbesteden dag achter den rug haden. 30 Mei 1641 was voor Amsterdams katholieken echter een dag van rouw en droefheid. De ver volgingsgeest was wakker geschud en het was te vreezen, dat de tijden van betrekkelijke rust voorbij waren. Op 31 Mei werden nog twee schuilkerken der Paters Franciscanen bezocht, maar zonder veel resultaat omdat er geen kerkelijke dienst werd gehouden. Van 1 tot 4 Juni werden nieuwe speurtochten georganiseerd, zonder succes. Maar op 5 Juni werd den Schout medegedeeld dat Leonardus Marius een H. Mis opdroeg in het huis der we duwe van Joannes Bruijn. Onmiddellijk werd een inval georganiseerd, maar net op tijd is Marius gewaarschuwd, zoodat schout en rakkers niets verdachts ontdekten. Toen ze echter op het stadhuis verslag van hun tocht deden, en verdere instructies omtrent Marius vroegen, kwamen de burgemeesters tusschenbeide. Duit- TROMMELS f 1.50 DOOSJES 75 - 45 - 25 ets. delijk werd te verstaan gegeven, dat Marius met rust gelaten moest worden, anders zou de schout de volle laag krijgen! Voor de katholieken was het een aangename verrassing, dat de storm even plotseling weer bedaarde als hij opgestoken was. Na den mis lukten aanslag op Marius was de ijver van den schout weer afgekoeld. Uit de jaarberichten der Paters Jezuïeten en Franciscanen blijkt dat er na 5 Juni weinig meer gebeurde. Alleen een scherp plakkaat van 30 Augustus moest voor den vorm den ijver der Amsterdamsche gerechtsdienaars demonstree- ren. Invloed had het weinig, alleen hadden de gebeurtenissen weer tot de noodige voorzichtig heid aangespoord. Een naspel van deze gebeurtenissen volgde in 1643 toen de Staten Generaal Leonardus Ma rius naar Den Haag ontboden. Men verdacht hem ervan, dat hij als plaatsvervanger van den in 1640 verbannen Apostolisch Vicaris Philip pus Rovenius optrad. In een brief aan kardinaal Barberini maakt Mgr. Chigi uitvoerig melding van deze gebeurtenis. Hij verhaalt: „Marius nam zijn toevlucht tot de burge meesters van Amsterdam. Deze stelden hem ge rust en antwoordden op de dagvaarding dat Marius reeds 15 jaren hun stadgenoot was; aan niemand reden tot klagen had gegeven, en zoo de Staten iets tegen hem hadden in te brengen ze zich tot Amsterdams magistraat hadden te wenden. Zij hielden aan hun privilegies en wil den zelf over Marius, zoo het noodig was, recht spreken en daardoor hoefde deze Amsterdam niet te verlaten." Het antwoord van Amsterdam was afdoende en Mgr. Chigi besluit zijn relaas met de mededeeling, dat Marius nog meer vrij heid had. dan vóór die dagvaarding. Een laatste poging was de Klaagbrief der pre dikanten van 1644 waarin speciaal de aanhou ding van Marius „het Principaele Hooft van de paepsche factie" gevraagd werd. Het resultaat was nihil. Tot zijn dood op 18 October 1652 is Marius rustig in Amsterdam gebleven. En de katholie ken genoten betrekkelijken vrede: een lijst van 1656 vermeldt 66 plaatsen waar de katholieken bijeenkwamen. Opmerkelijk is de vermelding onder no. 59: „bij Burgemr. Oetiëns op de Sin gel in St. Andries". Daarmede is Oetgens van Waveren bedoeld, een der groote 17e-eeuwsche patriciërs en regenten der hoofdstad. W. M. VAN DE PAS OTTAWA, 21 Oct. (Reuter) Het Departe ment van Landsverdediging van Canada heeft medegedeeld, dat sedert het uitbreken van den oorlog geen enkel van de schepen, die passa giers of vracht of beide vervoerden en die van Canadeesche havens zijn uitgevaren naar ver schillende overzeesche bestemmingen, door den vijand tot zinken is gebracht. Dit bewijst wel, dat de beschermingsmaatregelen der Canadee sche vloot in samenwerking met andere landen van het Britsche rijk succes hebben gehad. DJOKJAKARTA, 21 Oct. (Aneta). Vanmid dag arriveerde met de eendaagsche de sultan van Djokja alhier. Reeds vanuit Poerwakarta was om een dokter geseind, terwijl, zooals reeds werd medegedeeld, de officieeie ontvangst werd afgelast. De sultan was bij aankomst buiten bewust zijn. Onmiddellijk werd de vorst op een bran card naar het ziekenhuis overgebracht, waar men aanstonds overging tot het toedienen van injecties. Zijn toestand wordt ernstig ingezien. BATAVIA, 21 Oct. (Aneta) De „Java-bode" meldt, dat besloten is de Indische postzegels voortaan in Nederlandsch-Indië te doen druk ken. De bedrijven, welke hiervoor in aanmer king komen, zijn de Kon. drukkerij „De Unie" en de drukkerij Kolff en Co. (Van een bijzonderen correspondent.) Wij staan op de Firth of Forth-Bridge en staren de diepte in. De zee is effen. Daar liggen onder ons twee Engelsche kruisers van de Home Fleet, nabij het versterkte eiland, midden in de baai. Grijsgrauw is de zee tot aan de kim. Er is geen boot te zien, geen rookpluim, geen wit zeil. Achter ons glinstert de baai in het late zon licht en gaat Edinburgh verloren in een vaal- grijzen nevel, die van het land opkomt naar de zee. Er is daar gerucht van veel geluiden: een veerpont steunt en kreunt in de diepte; een claxon gilt doordringend; een stoomfluit over stemt weer den claxon; er toeteren ongedul dige chauffeurs aan den kant, die al te lang op de pont moesten wachten. Een spoorsein wordt kletterend „in stelling" gebracht. Aan den noordkant van brug en baai doemen de heuvels dreigend op, voorboden van het ge bergte, dat zich daar bevindt tot den Atlan- tischen Oceaan, met de Hebriden aan de kim. Een fijne, gele streep teekent in de richting der zee, tusschen rotsen en water, wat strand af, waarboven de contouren van een paar een zame dorpen. Dit is de zee en het land van de Firth of Forth Bridge. Dit is de zee en het land van de brug, die het object vormde van verwoede Duitsche aan vallen. En wij huiveren Maar overal heerscht vrede. Zelfs het grim mige beeld van de gevechtsklare kruisers ver mag dit niet te verstoren; zijn de Schotten de schepen op deze plaats niet gewend? Zij hoo- ren toch bij het landschap, zij hooren bij de brug, die beide zonder deze schepen immers niet denkbaar zijn En tóch is de vrede hier slechts schijnvrede, want „over the sea" woedt de gruwel der ver woesting, die zich elk oogenblik tot dit schoone, heerlijke land kan uitbreiden, tot deze majes tueuze brug, tot de kruisers in de diepte, zooals wij dezer dagen hebben ondervonden! Is het wonder, dat in dit land de oogen zich telkens richten naar de wijde zee, naar de verre kim, om te speuren naar stippen en lijnen, die bommenwerpers kunnen worden? Is het wonder, dat velen in de stad den heu vel van het „Castle of Edinburgh" nu met an dere intentie beklimmen dan om de dooden te eeren in het Memorial? Van den heuvel im mers kunnen zij, nog verder dan van de brug, de zee inzien, de geheimzinnige zee met haar nog geheimzinniger luchten, waar de demonen huizen en de duivels, de duivels van de lucht. Een nieuw element verontrust het hart van Bonnie Scotland en doet het sneller kloppen: de Duitsche bommenwerpers, die met hun brute kracht de romantiek bedreigen van dit stukje Het verdrag van Ankara beheerscht nog steeds de gemoederen. Als een bom heeft de snelle slui ting van 't driemanschapsverdrag ingeslagen, al is het dan meer een diepzee-bom, waar-van de uit werking niet direct is vast te stellen. Want het is nog' steeds met geheel duidelijk wie van de mogendheden zich getroffen moet voelen. Im mers het land dat de meeste trefkans zou heb ben, is Turkije's oudste vriend Rusland. Het land van Stalin is bij protocol uitdrukkelijk uitgesloten, om een in werking treden van de Turksche bijstandsverplichtingen te kunnen ver oorzaken. Tegen Italië kan het ook moeilijk ge richt zijn. Want er bestaat nog steeds de En- gelsch-Italiaansche overeenkomst, om geen veranderingen te brengen in den status quo rondom de Middellandsche Zee. Italië's houding om zwijgend te werken aan het behoud van den vrede in zijn omgeving is hier geheel mee in overeenstemming. Mussolini kan zich dus ook niet getroffen voelen. Turkije's Balkanburen Griekenland en ook Roemenië kunnen dit ver drag alleen als een grootere zekerheid opvatten. Turkije wordt immers medegarant van deze landen, indien Frankrijks en Engelands mili taire verplichtingen tegenover deze landen in werking treden. En Bulgarije, dat natuurlijk als verliezer van den vorigen oorlog tot de onvoldane landen moet gerekend worden, kan toch niet in staat geacht worden om een aanval te ontketenen. Het is wel merkwaardig, dat op denzelfden dag, dat te Ankara het verdrag ge- teekend wordt, te Sofia door koning Boris een kabinetsreconstructie is verordend. De oude regee ring bestond uit vakkundigen, die geen speciale politieke overtuiging aanhingen. Wanneer dus Bulgarije een ministerie gaat krijgen, dat na tionaal moet heeten, dan kan men alleen ver wachten, dat ook de politieke richtingen van het land hun vertegenwoordiging in de regee ring zullen krijgen. Joego-Slavië voert een zoo nauwgezette politiek van absolute neutraliteit, dat men evenmin kan meenen, dat het richting kiezen van Turkije tegen Belgrado gericht zou kunnen zijn. En aangezien er geen andere mogendheden dan bovengenoemde en de verdragsluitende partijen zich in het Oostelijk Middelandsche Zeegebied bevinden, lijkt het wel, als men den tekst van het verdrag leest, of dat accoord een slag in de lucht is. Toch is dit zeker niet het geval. De heftige beroering, die in de Duitsche politieke wate ren te constateeren valt, is bewijs genoeg dat het verdrag wel is ingeslagen. De Duitsche am bassadeurs van Ankara, Von Papen, van Rome. Von Mackensen en van Moskou, Von der Schu- lenburg, zijn allen te Berlijn ontboden. Hoe onschuldig de tekst van het accoord der drie mogendheden ook gericht lijkt op slechts plaat selijke en beperkte belangen, de bom is wel zoodanig ingeslagen, dat ze wijde kringen in het politieke water vertoont. Bij het zoeken van een verklaring van deze reactie mag men niet de voorgeschiedenis van het verdrag uit het oog verliezen. Toen het pact op stapel werd gezet, was de oorlog nog niet uitgebroken. In Mei en Juni was de voorloopige overeenstem ming al gepubliceerd en het verdrag was toen als het sluitstuk van wat de as-genooten Enge lands omsingelingspolitiek noemden. Nu is de houding van den Zuidelijken as-genoot sindsdien veel gewijzigd. Diens politiek van neutraliteit in den oorlog belet het, om de felle afwijzende houding tegen de „omsingeling" voort te zet ten. Het kan zich niet meer omsingeld voelen, nu het geen partij wil kiezen. Maar Eerlijn er kent nog steeds de omsingeling en de beteeke nis van het verdrag van Ankara als schakel in deze keten. De daad van de verdragsluiting zelf, niet de inhoud van het pact belet Duitschland om een gelijke houding als zijn nieuwe vriend in het Oosten aan te nemen. Het Ankara-pact, heeft immers kennelijk ten doel, om zijn ouden vriend in het Zuiden te dictancieeren. Of Italië zoo zal reageeren is nog een vraagteeken. Het is opvallend, hoe lang het duurt, voordat de officieeie Italiaansche pers haar houding kan bepalen. Nog geen enkel commentaar is er ver schenen, om binnen- en buitenland te beleeren, hoe de fascistische regeering op deze Engelsch- Fransche inmenging in de Middellandsche Zee- belangen reageert. Deze stellingname is van zeer groot belang, want het kan tevens een verdui delijking beteekenen van de houding, die Rome tegenover de as-politiek thans inneemt. Valt het Italië zoo zwaar om stelling te nemen, om dat het zelf hieraan groote waarde hecht? Uit Turksche kringen wordt vernomen, dat Inonu heel wat aarzeling heeft moeten over winnen, voordat hij den stap van de onder- teekening heeft durven zetten. En dit valt te begrijpen. Turkije is als het Ware het knooppunt van vele politieke wegen. Hier kruist zich de Duitsche traditioneele drang naar het Oosten met de reeds oude Engelsche Levant-politiek en de oogen van Rusland zijn steeds op den sleutel van de Zwarte Zee gericht geweest, dien Turkije in handen houdt. Het oude verzwakte Turkije onder den sultan van voor den oorlog kon zich aan deze stroomingen niet onttrekken en was een gewillige speelbal in het internationale politieke spel. Maar het jonge Turkije van Ataturk laat niet meer met zich sollen, doch wil partij kiezen volgens beginselen, die voor het land zelf van belang zijn. En wat het Turkije van thans als grootste gevaar aanvoelt, is een overheerschende positie van Duitschland en niet zoo zeer het Russische gevaar. Voor Tur kije vooral is het verdrag van Ankara een poging om een nauw samengaan van Italië met Duitsch land te verhinderen en in Berlijn is dat zeer duidelijk begrepen, aarde, waar alles voor een eeuwigen vrede ge schapen schijnt. Want alles, in en rond de stad, „de stad en de wereld" hier, is romantiek. Wat wonder, dat Walter Scott hier gaarne was, dat hij uren lang kon toeven op de hoogste heuvelen bij Hollyrood Castle om dan maar de wijde wereld in te staren met haar schoone stad, met haar welvarende dorpen, met haar blauwe baai en golvende zee. Dwaal vandaag door de straten en de stegen en over de pleinen en overal droomen de hui zen en de kleuren in de geheimzinnige sfeer van het sprookje, van het: Er was 'ns. Onzeg baar-vreemd en tóch teer, verleidelijk en Aan lokkend is dat wonderbare hart van Edin- burg zélf: het glorieuze Castle, dat eenmaal de stad en de landen rond de stad met zijn ka nonnen, die nu als speelgoed staan opgesteld achter de kanteelen der meters dikke muren, beheerschte. Eenmaal toen men de geschiedenis van Schotland nog met louter bloed schreef was Maria Stuart in deze vesting gevangen; leef den de grooten van Bonnie Scotland hier hun woelig en avontuurlijk leven vol minnenijd en bloedig verzet; was dit kasteel tooneel van liefdeloozen en verbitterden strijd tusschen de Schotten en hun erfvijanden, de Engelschen Dat alles is nu historie, maar wat opnieuw werkelijkheid werd is de oorlog, de oorlog met nieuwe, andere „erfvijanden", die reeds eerder bloedige wonden sloegen in het Schotsche le ven. En ook daar getuigt dit Kasteel van, want op het hoogste plateau staan in een wijdings vol Memorial ten eeuwigen dage de namen ge grift van hen, die vielen in de World War en nu daar zijn, zooals de wanden melden, „waar nevel noch mist is". Van hier naar Hollyrood Castle, het trot- sche zomerverblijf der Engelsche koningen, strekt zich de Royal Mile uit, waar iedere steen in historischen luister of in bloed gedoopt werd. Eeuwen gingen voorbij, de huizen bleven én de slecht-geplaveide straten. Maar hier voltrok zich de roemrijke geschiedenis van het Schot sche land; hier trokken in oppersten luister de koningen en de grooten naar hun vorstelijke verblijven buiten de stad; hier leefde en streed John Knox zijn verfoeilijken strijd; hier werd de eendracht der natie verscheurd; hier braken de opstanden los; hier vloeide het bloed. Maar dan wordt de herinnering weer over straald door den luister van de vorstelijke fees ten na grootsche overwinningen; hier krioelde het volk rond de gouden munten, die overmoe dige grooten hun toewierpen; hier juichte het volk om heldendaden: hier werden de paarden afgespannen en de helden op de schouders der sterkste mannen verder gedragen naar Holly rood; hier leeft het trotsche en fiere Schotland van alle eeuwen voort. Toch komen de vreemdelingen niet allereerst om zich te dompelen in de romantiek van de Royal Mile; de moderne mensch verlangt an dere dingen dan historie en romantiek, hij ver langt staal, hij eischt beton, hij roept om ijzer. En zijn verlangen, zijn eisch, zijn roep worden ingewilligd, Edinburgh is immers óók de stad van de Firth of Forth, de stad van DE brug. DE brugEn weer staren wij de diepte in. De kruisers liggen er nog altijd, waakzaam en strijdlustig. De nacht is naderbij gekomen. De zee zingt haar romantisch lied, dat zoo won derlijk past bij dit heerlijke land van Walter Scott. Deze brug is inderdaad een prachtig staaltje van menschelijk vernuft. Deze brug is iets om trotsch op te zijn, zooals de Schotten op deze brug trotsch zijn! Daar, aan het rechter-brug- genhoofd, ligt Dalmeny en aan de andere zijde, aan den noordkant, Dunfermline, beroemd door het feit, dat hier voor zooveel jaren de eerste vrouwelijke conductrices werden aangesteld en thans ook door dat andere, heel wat triestere feit, dat er granaatscherven terecht kwamen van Duitsche vliegers Deze twee gemeenten zijn door de brug ver bonden, die aldus een afstand overspant van 2 Ms kilometer. De overspanning boven het wa ter, tot stand gebracht door twee geweldige bogen, bedraagt niet minder dan 548 meter en behoort tot de grootste overspanningen van de wereld. De hoogte boven den zeespiegel be draagt 55 meter, tot den bovensten boogrand reikt de Utrechtsche dom! Dat alles geeft een massalen indruk, hoe kan het anders. Zeven jaar werd er aan deze brug gebouwd van 1883 tot 1890 met een totaal aan bouwkosten van ongeveer 40 millioen gulden! De onderhoudskosten loopen nog immer in de tienduizenden guldens per jaar; wanneer men met het schilderwerk is gereed gekomen, kan men aan de andere zijde opnieuw beginnen. Er wordt dan ook permanent aan de Firth of Forth Bridge geschilderd! Overigens is dit niet de eenige typische bij zonderheid van de brug. De meest typische is ongetwijfeld, dat de brug niet bezocht mag worden door vrouwen. Dat zit zoo. Het is toegestaan onder deskun dige leiding een tocht over de brug te maken, die ruim een half uur vergt. Maar natuurlijk hebben de bouwmeesters van de brug de in genieurs Benjamin Baker en John Fowler met wandelaars geen rekening gehouden: het kostte hun al zorg genoeg voldoende ruimte t« vinden voor dubbelspoor! Wie dus de brug als wandelweg gebruiken wil, moet, wanneer hij onderweg een trein tege moet komt, dezen uit den weg gaan door in de ijzerconstructie te kruipen. Of vrouwen dat niet kunnen? Maar natuurlijk. Echter is bij ervaring geble ken in den tijd, toen het ook den vrouwen toe gestaan was op de brug te wandelen, dat zij vrijwel allen de neiging krijgen, wanneer de trein in hun onmiddellijke nabijheid is, zich vóór den trein te werpen.... Tweemaal moet dit in den aanvang gebeurd zijn, toen vond de omdat ronde cachet» vaak worden nagemaakt. Dit is met onze hart vormige cachets niet mogelijk want deze zijn wettelijk beschermd tegen namaak en vervalsching. Daarom geeft de hartvorm U de zekerheid dat U de echte Mijnhardtjes ontvangt. De Mijnhardtjes die zoo veilig en vlug helpen bijhoofdpijn, kiespijn, zenuw pijnen, maandbezwaren, rheumatische pijnen, gevatte kou, griep, moe en lusteloos gevoel. ty,, 12 stuks 50 ct. 6 stuks 30 ct. spoorwegdirectie het welletjes en liet aan het begin van de brug het bordje ophangen: „No women".. Géén vrouwen op de Forth-bridge. Zoodat nu alleen den heeren der Schepping deze eer en dit genoegen te beurt vallen! Interessant is die tocht zeker. Om niet meer te vergeten, wanneer er een trein voorbijdavert en je als het ware hangt boven een peillooze diepte. LONDEN, 21 Oct. (Reuter) De „Times"- correspondent te Rome zet in een uitvoerig ar tikel uiteen, dat voor Italië drie wegen open staan: Italië kan verkiezen voort te gaan met de niet-inmenging, het kan den oorlog ingaan aan de zijde van Duitschland en het kan over- loopen naar het Engelsch-Fransche kamp. Het zou stoutmoedig zijn, zoo vervolgt de correspondent, te voorspellen, welke houding Italië zal aannemen, maar het derde punt kan mei het minst waarschijnlijke geacht worden. Waarschijnlijk heeft Mussolini nog niets be slist, maar algemeen neemt men aan, dat in elk geval de Italiaansche politiek zich niet zal wijzigen voor de lente van het volgend jaar. Zeer bevoegde waarnemers hellen over tot de meening, dat Italië tot het einde toe buiten den oorlog zal blijven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 9