BLOUSE EN ROK
BLOEMEN VAN VILT
DE KRUISWEG VAN DEN VIC
L -
Trouw-tradities
LEKO RIJWIELLAMPEN
otten en
pannen
Allerzielen
REESINK
t I
TWEE GOEDE HUISMIDDELTJES
VRIJDAG 27 OCTOBER 1939
bïA
T A
I I
A
lÊÊtkmM
A
illlsSS
en het soldatenbruidje
LEKO LICHT - BETER ZICHT
ANDIJVIE
BRABANTSCHE BRIEVEN
Wa
KUNT U GOED MET UW
KACHEL OMGAAN?
VOOR ALLE
SANITAIR
Tegen rheumatiek en spierpijnen
Tegen verkoudheid en hoest
Bewaar deze twee receptjes goed
:":s
^^•"WHHtWütfÜirahfcuHiit^ur
jT
Na jaren lang deze dracht versmaad te
hebben, zijn wij sedert geruimen tijd weer tot
de tweedeelige wijze van kleeden teruggekeerd.
En terecht. De blouse-en-rokeombinatie biedt
allerlei gemakken, daar het bovendeel, de
blouse,, het belangrijkste, althans het opval
lendste deel van het tenue, voor veel verwis
seling vatbaar is, waardoor wij naar gelang
onzer luimen en de noodzakelijkheid er meer
of minder gekleed uit kunnen zien. Ook heeft
de blouse het voordeel gewoonlijk gewasschen
te kunnen worden. Zonder in bijzonderheden
te hoeven treden, weet iedereen wel, dat het
bovendeel .van onze kleeding eerder neiging
vertoont reiniging te behoeven dan de rok.
En wel bijna iedere vrouw is handig genoeg
om zelfs haar gekleede blouse voorzichtig te
wasschen en te strijken. Mocht dit door plis-
sé's of andere watervreezende toevoegsels on
mogelijk zijn, dan kan de stoomerij er voor
een luttel bedrag aan te pas komen.
Er zijn zoo wel eens vrouwen, die klagen over
het afzakken van den rok. Inderdaad is dit een
euvel voor haar,' die geen flink strakken taille
band kunnen velen. Een eenvoudige oplossing
voor deze narigheid is den rok doodgewoon aan
een lflfje vast te naaien en de onderzijde der
blouse met een elastiek af te werken. Deze
dracht voelt prettig aan en de angst voor het
zoo gevreesde hiaat is uit de wereld. Onze
grootouders deden dat nog anders. Die droegen
om de blouse een band die van achteren vast
gehecht was en blouse en rok werden met een
zoogenaamde rokspeld aan elkaar vastgeprikt-
Maar dat doen wij niet meer. Wij zijn er veel
te veel op gesteld, dat onze kleeding mooi glad
en strak zit, dan dat wij er iets onnoodigs aan
toe zouden voegen.
De blouse op deze foto is een aardig en
sierlijk exemplaar uit de vele modellen ter
Fransche blouse van ivoorkleurige
mousseline de soie, sluitend mtt een rij
knoopjes van hetzelfde materiaal
keuze. Op het oogenblik, nu zoovele landsver
dedigers snel in het huwelijk wenschen te tre
den, lijkt het mij lang geen onaardige dracht
voor het soldatenbruidje, dat het aan tijd of
geld ontbreekt om een heusche trouwjapon
uit den grond te stampen. Haar gekleede man
telpakje er bij en klaar is ze.
Dit model is van dun mousseline, maar
iedere soepele zijde of crêpe Georgette is even
zeer geschikt. Het opstaande kraagje met ge
plooid strookje is heel flatteus. Misschien
schrikt u een beetje van de gesmokte voor
zijde. Die ziet er inderdaad bewerkelijk uit,
maar is het niet. Ik zal u het geheim daar
van verklappen. Er is namelijk een soort
rubberdraad in den handel, dien u gewoon op
de machine kunt gebruiken en die alleraardig
ste resultaten oplevert.
Het practische is, dat het inhaalsel geheel
recht getrokken kan worden, wat het strijken
vergemakkelijkt. Door de elasticiteit van den
draad springen de plooitjes vanzelf weer in.
CLARA.
Er wordt nog steeds getrouwd door man
nen in uniform, en dit najaar is de stroom
van trouwboekjes, die aan jonggehuwden wordt
uitgereikt, grooter dan het in de voorjaars
maanden in normale omstandigheden pleegt
te zijn.
Als het bruidje in het wit trouwt, draagt ze
daarbij den bruidssluier, die zijn oorsprong
vindt in het symbool, dat de primitieve volken
aan de gesluierde vrouw hechtten, namelijk
dat der onderdanigheid.
De oranjebloesem, zonder welken men zich
geen witte bruid kan voorstellen, is een sym
bool van toekomstig geluk. De „gouden appel",
dien Juno aan Jupiter gaf op den huwelijksdag,
zegt men. was een sinaasappel; dus de vrucht
van den oranjebloesem.
In Engeland is het traditie, dat de bruid
haar bruidsboeket in den kring van haar vrien
dinnen werpt. Zij, die zoo gelukkig is, dien te
bemachtigen, zal de eerstvolgende zijn om in
het huwelijksbootje te stappen. In vroegere da
gen bezat de kousenband van den bruidegom
dezelfde tooverkracht!
Dat de jonge echtgenoot in Engeland zyn
bruid over den drempel van hun nieuwe wo
ning draagt is het gevolg van een oud bijge
loof, volgens hetwelk het ongeluk beteekentals
iemand over den drempel struikelt.
Een oud versje dicteert de bruid „iets nieuws,
iets ouds, iets geleends en iets blauws te dra
gen." Het „oude en geleende" slaat op 't ver
leden van het bruidje, het nieuwe verbeeldt
de toekomst en het blauw was bij de oude
Israëlieten de kleur, die reinheid, liefde en
trouw symboliseerde.
De ring is volgens oeroud gebruik het tee-
ken, dat er een belofte is gegeven, en hij wordt
aan den vierden vinger gedragen, omdat de
oude Grieken meenden, dat er een ader liep
van deze vinger linea recta naar het hart.
Wel overal is het bruidsmaal het hoogtepunt
van het uiterlijke feest en het gebruik, dat de
bruid de bruidstaart moet aansnijden is om
te voorkomen, dat een ander vóór haar de
taart met een mes zal raken en daardoor het
Van de oudste en meest bekende
fabriek in Nederland. Pr. fabrik.
VRAAGT UWEN WINKELIER
geluk van den bruidegom in stukken zal rij
ten.
Tenslotte vinden wij de bewering, dat de
huwelijksreis een suggereeren is van den vroe-
geren bruidsroof. De bruidegom kwam de bruid
immers stelen uit haar ouderlijk huis!
Andijvie is een uitermate gezonde groente en
een groot deel van het jaar voor luttel gelds te
koopen. Op het oogenblik is deze groente zelfs
buitengewoon mooi.
De andijvie heeft de laatste jaren een neiging
gekregen minder geel van hart te zijn. Maar dat
is haar schuld niet. Dat komt omdat wij zoover
gevorderd raken op het gebied van voedselken-
nis. Groene groenten bevatten de meeste vitami
nen. Dus heeft de andijvie haar gele binnenste
moeten verwisselen tegen een groen, als ware
zij aan de mode onderhevig. In den smaak maakt
dat echter geen verschil en als het nu gezonder
is
Het meerendeel van de menschheid kookt de
andijvie gewoon, „met het aanhangende water",
zooals dat in de kookboeken heet. Is de groente
gaar, dan wordt ze gestoofd. Deze doet dat met
boter, gene met een sausje. Ik voor mij verkies
de eerste methode, vooral waar men hier in Hol
land al te zeer geneigd is de groente in de saus
te verdrinken, zoodat er groentepap inplaats van
iets smakelijks op tafel komt.
Nu is het echter ook heel goed mogelijk en
zelfs zeer smakelijk voor de afwisseling om an
dijvie rauw te eten. Dat is dus nog gezonder.
Ten eerste als sla. In den tijd dat de kropsla
is Uitgestorven, is sla van andijvie lang niet te
versmaden. Hiertoe worden de buitenste harde
bladen verwijderd en de rest heel, heel fijn ge
sneden. Na de waschbeurt wordt de andijvie aan
gemaakt met een smakelijke slasaus. Dus niet
veel azijn en weinig olie, maar veel olie, weinig
azijn, een beetje ui en peterselie, wat aroma, wat
mosterd en ik zeg altijd een kriezeltje knoflook.
Als het kan ook een hard gekookt ei. Is dat alles
met naar uw zin, dan kan een goede mayon
naise ook best dienst doen.
Ten' tweede bestaat er een stamppot van rauwe
andijvie. Het is een stokoud gerecht en ik1 weet
er den naam niet van. De bereiding geschiedt als
volgt:
De andijvie wordt wederom heel fijn gesneden
en gewasschen. Drie struikjes andijvie tegen
twee kilo aardappelen. Deze aardappelen worden
gewoon gekookt. Ondertusschen bakken wij een
pond of meer doorregen gerookt spek. Dat hou
den wij warm.
Zijn de aardappelen gaar, dan gieten wij ze af
en stampen ze fijn zonder ze eerst te stoomen. Nu
roeren wij er vlug de rauwe groente, het opge
vangen spekvet en twee tot drie lepels azijn
doorheen. Is alles goed gemengd dan nog even
op een klein vuurtje al roerende om het geheel
goed warm te hebben. Vooral even en niet ko
ken, want de groente mag haar staat van rauw
heid niet verliezen. Nu vlug er mee op tafel en
het gebakken spek er bij gepresenteerd.
CL. E
Een pullover of een effen wollen jurk kan
vragen, werkelijk smeeken om een kleine ver
siering, een fleurig dingske, een „iets", om er
wat meer charme aan te geven en toch schud
den we telkens het hoofd, als we voor den
spiegel afwisselend een shawltje, een ketting,
een bloem, een ornament of een kraagje pro-
beeren. Het effect is niet dat, wat we in ge
dachte hebben. Waar 'm dat in zit? Dikwijls
hierin, dat we meenen, het in een afstekende
kleur te moeten vinden en dat juist een ap
plicatie van dezelfde kleur, misschien wel in
hetzelfde materiaal, de oplossing zou geven.
Om echter bloemen te vinden, of één bloem
of een corsage precies in de gewenschte kleur,
zal dikwijls moeilijk zijn. Nog lastiger wordt
het geval, wanneer we op een wollen jurkje
bloemen van hetzelfde materiaal wenschen.
Wat we zelf kunnen maken, bespaart ons
veel gezoek in winkel en magazijn en met het
aanschaffen van vilt (per meter te verkrij
gen) hebben we den eersten stap al gezet om
in het bezit te komen van het bloementoefje,
zooals dat hierbij is afgebeeld. Het stelt ko
renbloemen voor, welke uit blauw vilt zijn ge-
Ulvenhout, 25 Oct. 1939
Amico,
Moei en triest stond den ouwen buiten te
peinzen in roerlooze berusting. Gin blaaike be
woog onder de glanslooze locht, die gansch zon
der kleur, zonder beweeg zoomaar somber neer-
hong over den zuren herfstdag.
En als ik veromree uit stad, deur den grijzen
middag, dan huiverde 'nen vroegen schemer
zulverzwart achter de gedunde boomkruinen.
Staag douwde-n-ik m'nen wagel deur,de stilte,
die ievers op de weareld stond. Den vroegen
doom, 't avondzwartsel, wemelde weemoed over
de verlaten velden, die gunderwijd vernevelden
teugen den donkeren boschkant.
In d' huizekes, hier en daar langs den keiweg,
stond 't lat van de rolgordijn dwars teugen 't
raamhout; zoo vongen de menschen daarbinnen
nog 'n vleugske licht uit den schrielen dag.
Want onze boerkes motten zuinig zijn. En als
ik langs ree, hier en daar 'ns binnenkijkend naar
"n bekend gezicht, dan gloorde in den schemer
binnenshuis 't vuur in de laai van de platte-
buis; gloeide 'n rooi sterreke, al karbonkelend,
veur 't heilig beeld daar op de „mooie" kast.
De veurhovekes lagen stil, onverstoord mee
herfstgeblaart, dat tot in de dorre eikenhaag
hong vastgehaakt.
'n Kraai wiekte krijschend deur de lage locht.
En als den veugel uit m'n oog was, dan woog
den triesten dag zwaar op m'nen nek.
Ik klakte mee m'n tong. „Vort, Blekske, de
vrouw wacht!"
Verlangend gromde den goeien beest, daar
onder den wagel. Hij had me verstaan. En snel
ler en vinniger nog kretsten zijn zwaargenagelde
pooten over de kouwe keien. Den beest snakte
naar zijnen wermen schottel. Net als den baas,
Toen we den erf oprejen, werlde den vroegen
avond uit den notenleer. Kil golfde den duister
uit de peerse velden gunder achter 't struweel
langs den sloot. De kiepen scherlden naar bin
nen, klokkend, teutend lijk 'n gezelschap ouwe
wefkes, dat nog nie goed scheien kan van den
theekrans. Maar Baas Haan stond lijk 'nen bo
venmeester bü 't poortje van 't binnenhok, fier
rekkend mee zijnen groen-peerlmoerigen veeren-
nek, schokkend den vurigen baard, nou en dan
ongeduldig schrapend in z'n raspige keel, rus
tend van den eenen klaauwpoot op den anderen,
zóó z'n ongeduld „verbijtend" over dat vrouw
volk, dat al tij maar tijd genogt hee! Trui kan
'm nie uitstaan, dieën „protsmakert",Want
da lee maar gin eiers en hee 'n verbeelding as
'nen burgemeester van 'n afgebrand durp." En
als zij zoo wijd is mee heuren critiek op den
„bovenmeester", dan doet Zijnedele verstandig
mee fier weg te stappen, want om de teuten van
Trui's klompen zitten gin watjes gewindeld
Ik mag 't wel, deuzen zelfbewusten paauwentrots
in dieën fieren veugel: ge zijt kearel of ge zijt 't
nie! Marsch!
Daar kwamen Dré III en den Eeker van 't
land. De klok in huiliën buik loopt pront op
tijd, amicol
„Opa!"
„Baas!"
„Middag jongens! Rett™
„Niks, horre!"
„Honger?"
Gelach. „Ik rutik den krippot éhaché), opa.
Gij?'
„We zullen 'm 'n opkajer geven, jonk!"
En in dat vooruitzicht hielpen ze rap efkes
mee, de bennen van den wagel in t stalleke te
tassen, onderwijl als ik Blek uitspande, die mee
drie sprongen naar binnen schoot, naar zijn
werm maal onder de plattebuis. Trui kwam nie
te voorschijn. Heb ik nie geren. „Allee, wefke,
lot oew eigen 'ns zien," riep ik. ,,'t Gerij is bin
nen, toeteloeris!"
„Ze is stillekes vandaag," vezelde den kleinen
Dré mee 'nen seerjeuzen toet. Ik keek 'm 'ns
vragend aan, zag naar den Eeker. Die knikte.
Maar daar stond m'n trouwe wijf al in 't deur
gat, 'nen pinhaar op 't veurhoofd, vochtig van
de kokerij daar bij die werme plattebuis.
„Goed verkocht, Dré?" Allee, die stem was 'n
bietje anders dan gewoon. Dat merkt ge zoo
gaauw bij 'n gewoontevraag, ee?
„Jazekers, Trui.... eh
,,'t Sta-d-opgeschept, horre!"
„We komen, wijf! Vort jongens aan den
bak!"
't Viel me toch op, dat Trui heur kruiske wat
plechtiger sloeg dan anders. Want somsdan
kan ze 'r iets van maken, horre! Zoo in deuzen
trant: O. L. H. wit nou onderhand wel wa 'k
bedoel! Ook trok ze minder plazierig aan 't eten.
„EhTruiIs 'riets?"
Efkes keek ze op me aan. Ochèrm, wat ston
den heur oogen dof. Oud! Ze voelde dat ik 't
bespeurde. Dan zee ze, den vurk neerleggend,
de handen in den schoot: „Jja, Drédaar
isiets."
Ik schee onwillekurig ok uit mee eten. Staarde
Trui strak aan, zonder den moed te hebben 't
nuuws uit haren mond te trekken. Wijd weg
hoorde-n-ik den tik van m'n steertklok wijd
weg!
Dan: ,,'k Had 't oe liever n^ den eten willen
zeggen, Dré, maar
Haar lippen trilden, d'oogen wierden rood.
„Maarmeneer Zonneveld is van den mergen
hier gewist."
Den vurk viel uit m'n handen. Ik voelde m'n
eigen in malkaar krimpen, maar toch, geloof ik
wel, bleef ik gewoon zitten. De steertklok klonk
dichterbij nou, veul nadrukkelijker. Den duister
kringelde dichter om ons henen.
„Jaa....? Trui....?" vroeg ik zachtjes. En
knipt. Met beiiuip van een geldstuk trekt men
een potloodcirkel op het materiaal, de cirkel
wordt uitgeknipt, waarna men met een puntig
schaartje, wat durf en wat fantasie, de blaad
jes inknipt en kartelt. Voor het hart, dat een
afstekende met zorg gekozen kleur heeft, knip
pen we een lang smal reepje aan één kant in,
welk franjeband we stijf om het steeltje rol
len en met een stukje vastzetten. Elk steeltje
is een dubbele smalle viltreep, voor de stevig
heid aan beide kanten doorgestikt met knoops
gatenzij.
Het vierpuntig bladgedeelte op de teekening
is een van de zes deelen, die een margriet vor
men, welke een platten overtrokken knoop tot
hart krijgt.
Acht figuren, geknipt als het meest recht-
sche blad bovenaan, maken een anjer. De bla
den worden twee aan twee op elkaar gelegd
en eenige malen dubbelgevouwen. Het papa
verblad, geteekend links onder de anjer, knip
pen we zes maal om er 'n klaproos mee te vor
men. Een knoop, met donkergroen overtrok
ken, geeft het hart, zwarte viltfranje de meel
draden.
Wie over schaar, naald en viltlapjes zit te
zuchten, hale eens een oude, afgedankte cor
sage uit elkaar. Dat ontsluiert vele geheimen
van het bloemen-maken.
Het zal wel iedere vrouw eens zoo vergaan
zijn, dat ze een kleedingstuk, waar ze ineens
genoeg van had, afdankte en het apart leg
de om het weg te geven. Min of meer verge
ten, kwam het echter bij het zoeken naar
een ander ding, plotseling weer in haar
handen, waarbij ze verrukt was, nog zóó iets
goeds te bezitten. „Met een kleine verande
ring"U kent dat: de metamorfose is in
droombeeld al spoedig gebeurd.
De metamorfose, die een veelgedragen
wintermantel of overgangsjas zou kunnen
ondergaan, om een gedemodeerde halsaf
werking en een eenigszins kaal geworden
overslag te vervangen, toont de linkerfiguur
op bijgaand plaatje. Aan het rechter model
ziet u, hoe een veelgedragen wollen jurkje
met een lap andere stof te vernieuwen is.
Vooral de roklijn, zooals op het plaatje is
aangegeven, even laten oploopen.
Om in deze tijden oordeelkundig
dus zuinig te stoken, houde men
zich aan de volgende punten.
In de volkomen leege stookplaats
brengt men slechts weinig aan-
maalc-materiaal en men giete nooit
petroleum of spiritus in de bran
dende kachel. Het is onncodig en
gevaarlijk.
Met bijvullen wacht men zoo
lang, tot zich een gloeiende onder
laag heeft gevormd.
Ken uw kachel. Zoowel de rege
ling van den luchttoevoerals de
soort brandstof, die zij behoeft.
Regelmatig schoonmaken is nood
zakelijk, om volledige warmte-uit-
straling te behouden.
Stook geen enkele kachel zoo, dat
het metaal roodgloeiend wordt. Het
materiaal slijt daarvan. Temper
het vuur dus tijdig. Door overdre
ven hard te stoken en daapna
schielijk te temperen, vormen zich
slakken. Want slakken krijgt men,
wanneer de temperatuur zoo hoog
is, dat de asch smelt.
Temper het kolenvuur en laat
petroleum-, electrische of gas
kachel niet branden, 'wanneer uw
woning onbeheerd achterblijft.
Slakkenvorming heeft niets te
maken met de soort brandstof, die
men stookt. Men voorkomt slak
kenvorming door op oordeelkun
dige manier met de stookplaats om
te gaan. D.i.: des ochtends het
rooster tijdig schoonpoken, dan
het vuur laten doorbranden, de
circulatie inschakelen en bijvullen.
Het vuur rustig laten branden en
op gezette tijden brandstof toe
voegen.
Bij het poken moet het rooster
volkomen schoon werden; het
slechts een gaatje in de asch po-
ken, bevordert slakvorming.
Commissie tot Voorlichting f
i op Huishoudelijk gebied
ZUTPHEN - ROTTERDAM (Leuvehavsn 127)
AMSTERDAM d 4 S0A^a£ande,ï
V Prins Hendrikkade 162
RECEPT. In alle gevallen
van rheumatiek, spierpijnen,
stijfheid, enz., brengt geen
enkel middel spoediger ver
lichting dan dit eenvoudige
recept voor een sterke rheu-
matiek-olie. Koopt bij Uw
apotheker of drogist 85 gram
terpentijn of indien niet
verkrijgbaar 85 gram brandspiritus en
15 gram Rheumagic-olie (geconcentreerd),
die 5 krachtige pijndoodende bestanddeelen
bevat. Een 15-grams fleschje Rheumagic-olie
(geconcentreerd) kost maar 65 cent, dus met
de terpentijn of de brandspiritus bent U voor
ongeveer drie kwartjes klaar en heeft U 100
gr. liniment. Vermeng de twee bestanddeelen
in een schoone flesch goed door elkaar. Be
vochtig de pijnlijke plaatsen ermede, zonder
te wrijven of te masseeren en de pijn ver
dwijnt direct. 15 minuten in een Rheumagic-
olie-bad is uitstekend; voeg dan een thee
lepel vol reeds verdunde Rheumagic-olie bij
een heet bad. Vergeet niet de benoodigde
85 gram terpentijn of brandspiritus en de
15 gram Rheumagic-olie bij Uw apotheker
of drogist te koopen.
RECEPT. Geen enkel
middel brengt spoediger
verlichting in gevallen
van verkoudheid, hoest,
enz., dan dit eenvoudige
recept, dat door de hoog
ste medische autoriteiten
werd goedgekeurd. Koopt
bij Uw apotheker of dro
gist een 30-grams fleschje
Vervus (dubbel geconcen
treerd) dat tegen den vastgestelden prijs van
75 cent verkocht wordt. Vermeng het thuis
met een kwart liter heet water en een eet
lepel suiker. Het resultaat is een groote
flesch met de sterkste en doelmatigste me
dicijn, zoo aangenaam van smaak, dat zelfs
de kinderen, die lastig innemen, het graag
lusten. Deze Vervussiroop doet onmiddellijk
de hinderlijke verkoudheid ophouden. Het is
gemakkelijk te maken en zoo'n groote flesch
van ruim een kwart liter van deze uitste
kende medicijn is natuurlijk zeer voordeeiig.
Vergeet niet de benoodigde 30 gram Vervus
bij Uw apotheker of drogist te koopen.
dan laf; „Toch.... eh.... toch nie t ergste?"
Maar ik wist al lank van wel!
Trui knikte, 'k Dee m'n oogen efkens toe.
Want aHes was te veul. De witte tafel, t gloei-
licht van de plattebuis, ja den smakelijken
kruiëngeur van den krippot stond me teugen.
En zoo, mee m'n oogen toe, zag ik weer den
Vic zitten verlejen week Zondag in zijnen
atelier, ge wit waar ie den slag te wachten
zat, daar midden in 't herfstbosch, in den gou
wen regen van blarenval, die ruischte om den
houten atelierbouw. Tc Schoof m'n bord weg.
„Jezus! Den Vic! Hanneke, sta ze bij!"
,,'k Ben er heel den dag al broerd van," hoor
de-n-ik Trui zeggen; „Hij was er kapot van,
dieën vent."
„Wanneer is ie gewist?"
„Gij was ten goeie weg. Kwart over achten
omtrent."
„Zoovroegal?"
„Ja. Mevrouw is vannacht om drie uur ge
storven. Van half vier af hee-t-ie rondgeloopen,
rondgeloopen deur de bosschen. Hij mot ver
scheien keeren gevallen zijn, dunkt me. Zag er
uit as 'nen landlooper; bloeddruppen lagen ge
stold op z'n gezicht. Sjuust of ie gevochten had.
En wit, wit as 'nen doek. En akelige oogen, Dré!
Rood hard, wanhopig; net gek."
„Wat zee-t-ie?"
„Niks."
„Daar hee-t-ie gezeten," wees Trui. 'n Uur
lank. Doodmoei, 'k Heb 'm 'n tas koffie gegeven."
„Bestig, Truike, bestig."
Ineens vloog ie op. Hij schrok. „Jezus, Han
neke," snikte-n-ie. Toen liep ie op 'nen draf
weer weg.
,,'k Gaai er dalijk naar toe, Trui."
„Da's goed, jongen, maar eet nu eerst 'n
paar hapkes. Ge zijt 'nen heelen dag onder-
weuge gewist."
„Mensch, ik kan gin eten zien. Dré geef m'nen
stok 'ns aan, 't is nou hardstikkedonker in 't
bosch."
'k Was content weer buiten te zijn. 't Asemen
gong hier gemakkelijker. Lijk ik gezeed had:
't bosch was nachtzwart. Alleen hier en daar
'nen witten maneglinster in 'nen boordevollen
boschgreppel. Ik weet hier goed den weg. Van
kindsbeen af. 'k Weet sjuust waar zware wor-
telteenen boven den eerde uitpuilen, waar on
verwachte greppels liggen, waar ge bukken mot
veur 'nen lagen tak. 'k Weet blindelings waar
den bojem hard, waar ie drassig is. En toch
Ik sperde m'n oogen deur den dikken bosch-
donker, sloeg mee m'nen stok al controleerend
teugen boomen, die ik wist. En ik deurgrondde
den tocht, den kruisweg van den Vic, die Man
nacht z'n eigen hier deur den strengelenden
donker gevochten had, om de pijn van die eerste
smarte-uren te verdooven. Ik besefte hoe ie hier
geworsteld had teugen 't verschrikkelijke, zwarte
Niks, dat 'm geslagen had mee zwiepende tak
ken, de beenen onder 'm uit gesleurd, hum had
laten neersmakken in doornen en teugen eik
stronken.
M'n oogen begosten te pieken van den dichten
donker. M'n vel zwitte koud over heel m'n lijf.
M'n beenen beefden in den zuigenden bojem,
't azemen wierd zwaar als thuis.
Den Vicvrimd maar ineens zag ik m'n
eigen teugenover 'm zitten in den schokkenden
trein, anderhalf jaar gelejen omtrent, toen ik
'm wegbrocht naar den boot op Amerika, als ie,
na zooveul jaren, z'n vrouw gong opzoeken, daar
in 't verre ziekenhuis, aan den overkant van den
Oceaan, waar Hanneke toen al was.
Ik zag 'm weer twijfelen, daar dicht bij de
haven, als we 't water roken en den Vic heim
wee kreeg naar z'n boschhuis, waar z'nen moei
lijken maar onmisbaren arbeid was stilgeleed.
'k Zag 'm, deur de ramen, zitten tobben op 'nen
Z'ondagmergen, daar aan zijnen rolbureau, de
lamp nog brandend van den afgeloopen nacht,
den heerd vol asch van pampieren.
Hier in dieën dikken, dieën smoordichten don
ker filmden verschillende beelden mee den wit
ten Vic temidden, helder op veur m'nen geest.
Beelden oers-en-dwars deur malkaar, maar
scherp lijk den dag. Ik zag 'm vedelend staan
bidden veur ons Kerststalleke, snakkend naar
geluk, dat buiten menschelijk bereik scheen te
liggen.
Hij had 't tóch achterhaald, deuzen witten
toovenèèr, die alle wonders put uit zijn rijke
hart, waaruit ie schildert, waaruit ie leeft, waar
uit ie geluk rondstrooit mee volle handen.
'k Schrok. Stond bij z'n deur. Nog ruischte
den blarenval rondomme; manezulver looverde
teugen 't donkere sterfhuis, hier midden in 't
zwarte herfstbosch waar „Allerzielen" gevezeld
wierd in den tik van neveldruppen, die traan
den op den blarenbojem.
„Allerzielen", 't wierd gefluisterd hier bin
nen deus heimelijke bosch, dat volstond van de
smorende stilte, die zwart om me henen plooide.
Ik klopte. Zachtjes maar, doch hard klonk 't
in de leege holte achter de deur. Zoo hard, zoo
wreed hard, da'k den knokkel van m'nen vin
ger „proper" wreef aan m'nen jas. Maar 'k
moest nog drie keer kloppen, altij harder, altij
holler veur 'n schriel lichtje deur 't bovenlicht
gloorde.
Zachtekens, voorzichtig, weifelend gong ein
delijk de deur los.
Den Vic.
Gebogen lijk 'nen stokouwen man. Den witten
kop mee de groote, doode oogen wat schuins als
'n te zware blom op teeren, ranken stengel.
„Vic."
„Dré."
Dan zwegen we, de handen in malkaar. En
heel, heel diep, uit 'n diepte van peilloos ver
driet, kwam heesch: „Lien.... is...."
„Ik wéét, Vic."
Hij knikte moei den zwaren kop. Dan, dan
richtte den geteisterden kop z'n eigen efkes
krachtig op, de oogen begosten te leven, te glan
zen van dikke tranen; en mee bevenden mond,
waarlangs werendig 'n vleug van fier geluk:
„Dré, wat 'n troost, dat ik haar voor anderhalf
jaar geleden terug gehaald heb van den ande
ren kant der weareld. Ikikik mag
nouik kan nou m'n arme, ax-me vrouw be
treuren." 'Nen weldadigen tranenstroom, die t
afgetobde lichaam schokte en snukte, volgde op
z'n eigen woorden en stillekes hoopte-n-ik, als
ik mijnen goeien kameraad op den rug klopte,
da-'k ook Hanneke zoo mocht aantreffen.
„HannekeVic?"
Triestig schudde-n-ie den kop. „Kom maar
mee, Dré," sprak ie heesch. Zachtkens kwamen
we in de sterfkamer, 't Ouwe mevrouwke lag,
nietig als 'n omgevallen blom, in 't wit van
beddegoed. 't Gezichtje verjongd in den dood,
omkranst mee 't zijen rag van heur sneeuw
witte haar.
Fel kneep den Vic in m'nen arm. En snikte:
„wat is zij mooi, hè Dré, m'n vrouwke." Dan:
„zij kón toch nooittoen zakte-n-ie in el
kaar en 'k vong nog op: „slecht zijn?"
Hanneke, die star te turen zat mee leege
oogen, vol verwondering om 't groote verdriet
dat ovemuuw in heur jonge leven was gekomen,
knielde neer bij den Vic.
„Vadertje, Vadertje, bedankt voor deze woor
den." Toen ook, Goddank, brak 't verdriet Han
neke kapot. Daar op den vloer, onder 't doode
Mevrouwke.
Ik ben stil weggegaan.
Weet nie hoe 'k uit 't zwarte bosch gekomen
ben. Meen, da Tc uren heb gezeten op 'n natte
bank, daar midden in den blarenvaldie
fluisterde van „Allerzielen".
God, wa 'n triest tij.
DRÉ.