BLOUSE EN ROK BLOEMEN VAN VILT DE KRUISWEG VAN DEN VIC L - Trouw-tradities LEKO RIJWIELLAMPEN otten en pannen Allerzielen REESINK t I TWEE GOEDE HUISMIDDELTJES VRIJDAG 27 OCTOBER 1939 bïA T A I I A lÊÊtkmM A illlsSS en het soldatenbruidje LEKO LICHT - BETER ZICHT ANDIJVIE BRABANTSCHE BRIEVEN Wa KUNT U GOED MET UW KACHEL OMGAAN? VOOR ALLE SANITAIR Tegen rheumatiek en spierpijnen Tegen verkoudheid en hoest Bewaar deze twee receptjes goed :":s ^^•"WHHtWütfÜirahfcuHiit^ur jT Na jaren lang deze dracht versmaad te hebben, zijn wij sedert geruimen tijd weer tot de tweedeelige wijze van kleeden teruggekeerd. En terecht. De blouse-en-rokeombinatie biedt allerlei gemakken, daar het bovendeel, de blouse,, het belangrijkste, althans het opval lendste deel van het tenue, voor veel verwis seling vatbaar is, waardoor wij naar gelang onzer luimen en de noodzakelijkheid er meer of minder gekleed uit kunnen zien. Ook heeft de blouse het voordeel gewoonlijk gewasschen te kunnen worden. Zonder in bijzonderheden te hoeven treden, weet iedereen wel, dat het bovendeel .van onze kleeding eerder neiging vertoont reiniging te behoeven dan de rok. En wel bijna iedere vrouw is handig genoeg om zelfs haar gekleede blouse voorzichtig te wasschen en te strijken. Mocht dit door plis- sé's of andere watervreezende toevoegsels on mogelijk zijn, dan kan de stoomerij er voor een luttel bedrag aan te pas komen. Er zijn zoo wel eens vrouwen, die klagen over het afzakken van den rok. Inderdaad is dit een euvel voor haar,' die geen flink strakken taille band kunnen velen. Een eenvoudige oplossing voor deze narigheid is den rok doodgewoon aan een lflfje vast te naaien en de onderzijde der blouse met een elastiek af te werken. Deze dracht voelt prettig aan en de angst voor het zoo gevreesde hiaat is uit de wereld. Onze grootouders deden dat nog anders. Die droegen om de blouse een band die van achteren vast gehecht was en blouse en rok werden met een zoogenaamde rokspeld aan elkaar vastgeprikt- Maar dat doen wij niet meer. Wij zijn er veel te veel op gesteld, dat onze kleeding mooi glad en strak zit, dan dat wij er iets onnoodigs aan toe zouden voegen. De blouse op deze foto is een aardig en sierlijk exemplaar uit de vele modellen ter Fransche blouse van ivoorkleurige mousseline de soie, sluitend mtt een rij knoopjes van hetzelfde materiaal keuze. Op het oogenblik, nu zoovele landsver dedigers snel in het huwelijk wenschen te tre den, lijkt het mij lang geen onaardige dracht voor het soldatenbruidje, dat het aan tijd of geld ontbreekt om een heusche trouwjapon uit den grond te stampen. Haar gekleede man telpakje er bij en klaar is ze. Dit model is van dun mousseline, maar iedere soepele zijde of crêpe Georgette is even zeer geschikt. Het opstaande kraagje met ge plooid strookje is heel flatteus. Misschien schrikt u een beetje van de gesmokte voor zijde. Die ziet er inderdaad bewerkelijk uit, maar is het niet. Ik zal u het geheim daar van verklappen. Er is namelijk een soort rubberdraad in den handel, dien u gewoon op de machine kunt gebruiken en die alleraardig ste resultaten oplevert. Het practische is, dat het inhaalsel geheel recht getrokken kan worden, wat het strijken vergemakkelijkt. Door de elasticiteit van den draad springen de plooitjes vanzelf weer in. CLARA. Er wordt nog steeds getrouwd door man nen in uniform, en dit najaar is de stroom van trouwboekjes, die aan jonggehuwden wordt uitgereikt, grooter dan het in de voorjaars maanden in normale omstandigheden pleegt te zijn. Als het bruidje in het wit trouwt, draagt ze daarbij den bruidssluier, die zijn oorsprong vindt in het symbool, dat de primitieve volken aan de gesluierde vrouw hechtten, namelijk dat der onderdanigheid. De oranjebloesem, zonder welken men zich geen witte bruid kan voorstellen, is een sym bool van toekomstig geluk. De „gouden appel", dien Juno aan Jupiter gaf op den huwelijksdag, zegt men. was een sinaasappel; dus de vrucht van den oranjebloesem. In Engeland is het traditie, dat de bruid haar bruidsboeket in den kring van haar vrien dinnen werpt. Zij, die zoo gelukkig is, dien te bemachtigen, zal de eerstvolgende zijn om in het huwelijksbootje te stappen. In vroegere da gen bezat de kousenband van den bruidegom dezelfde tooverkracht! Dat de jonge echtgenoot in Engeland zyn bruid over den drempel van hun nieuwe wo ning draagt is het gevolg van een oud bijge loof, volgens hetwelk het ongeluk beteekentals iemand over den drempel struikelt. Een oud versje dicteert de bruid „iets nieuws, iets ouds, iets geleends en iets blauws te dra gen." Het „oude en geleende" slaat op 't ver leden van het bruidje, het nieuwe verbeeldt de toekomst en het blauw was bij de oude Israëlieten de kleur, die reinheid, liefde en trouw symboliseerde. De ring is volgens oeroud gebruik het tee- ken, dat er een belofte is gegeven, en hij wordt aan den vierden vinger gedragen, omdat de oude Grieken meenden, dat er een ader liep van deze vinger linea recta naar het hart. Wel overal is het bruidsmaal het hoogtepunt van het uiterlijke feest en het gebruik, dat de bruid de bruidstaart moet aansnijden is om te voorkomen, dat een ander vóór haar de taart met een mes zal raken en daardoor het Van de oudste en meest bekende fabriek in Nederland. Pr. fabrik. VRAAGT UWEN WINKELIER geluk van den bruidegom in stukken zal rij ten. Tenslotte vinden wij de bewering, dat de huwelijksreis een suggereeren is van den vroe- geren bruidsroof. De bruidegom kwam de bruid immers stelen uit haar ouderlijk huis! Andijvie is een uitermate gezonde groente en een groot deel van het jaar voor luttel gelds te koopen. Op het oogenblik is deze groente zelfs buitengewoon mooi. De andijvie heeft de laatste jaren een neiging gekregen minder geel van hart te zijn. Maar dat is haar schuld niet. Dat komt omdat wij zoover gevorderd raken op het gebied van voedselken- nis. Groene groenten bevatten de meeste vitami nen. Dus heeft de andijvie haar gele binnenste moeten verwisselen tegen een groen, als ware zij aan de mode onderhevig. In den smaak maakt dat echter geen verschil en als het nu gezonder is Het meerendeel van de menschheid kookt de andijvie gewoon, „met het aanhangende water", zooals dat in de kookboeken heet. Is de groente gaar, dan wordt ze gestoofd. Deze doet dat met boter, gene met een sausje. Ik voor mij verkies de eerste methode, vooral waar men hier in Hol land al te zeer geneigd is de groente in de saus te verdrinken, zoodat er groentepap inplaats van iets smakelijks op tafel komt. Nu is het echter ook heel goed mogelijk en zelfs zeer smakelijk voor de afwisseling om an dijvie rauw te eten. Dat is dus nog gezonder. Ten eerste als sla. In den tijd dat de kropsla is Uitgestorven, is sla van andijvie lang niet te versmaden. Hiertoe worden de buitenste harde bladen verwijderd en de rest heel, heel fijn ge sneden. Na de waschbeurt wordt de andijvie aan gemaakt met een smakelijke slasaus. Dus niet veel azijn en weinig olie, maar veel olie, weinig azijn, een beetje ui en peterselie, wat aroma, wat mosterd en ik zeg altijd een kriezeltje knoflook. Als het kan ook een hard gekookt ei. Is dat alles met naar uw zin, dan kan een goede mayon naise ook best dienst doen. Ten' tweede bestaat er een stamppot van rauwe andijvie. Het is een stokoud gerecht en ik1 weet er den naam niet van. De bereiding geschiedt als volgt: De andijvie wordt wederom heel fijn gesneden en gewasschen. Drie struikjes andijvie tegen twee kilo aardappelen. Deze aardappelen worden gewoon gekookt. Ondertusschen bakken wij een pond of meer doorregen gerookt spek. Dat hou den wij warm. Zijn de aardappelen gaar, dan gieten wij ze af en stampen ze fijn zonder ze eerst te stoomen. Nu roeren wij er vlug de rauwe groente, het opge vangen spekvet en twee tot drie lepels azijn doorheen. Is alles goed gemengd dan nog even op een klein vuurtje al roerende om het geheel goed warm te hebben. Vooral even en niet ko ken, want de groente mag haar staat van rauw heid niet verliezen. Nu vlug er mee op tafel en het gebakken spek er bij gepresenteerd. CL. E Een pullover of een effen wollen jurk kan vragen, werkelijk smeeken om een kleine ver siering, een fleurig dingske, een „iets", om er wat meer charme aan te geven en toch schud den we telkens het hoofd, als we voor den spiegel afwisselend een shawltje, een ketting, een bloem, een ornament of een kraagje pro- beeren. Het effect is niet dat, wat we in ge dachte hebben. Waar 'm dat in zit? Dikwijls hierin, dat we meenen, het in een afstekende kleur te moeten vinden en dat juist een ap plicatie van dezelfde kleur, misschien wel in hetzelfde materiaal, de oplossing zou geven. Om echter bloemen te vinden, of één bloem of een corsage precies in de gewenschte kleur, zal dikwijls moeilijk zijn. Nog lastiger wordt het geval, wanneer we op een wollen jurkje bloemen van hetzelfde materiaal wenschen. Wat we zelf kunnen maken, bespaart ons veel gezoek in winkel en magazijn en met het aanschaffen van vilt (per meter te verkrij gen) hebben we den eersten stap al gezet om in het bezit te komen van het bloementoefje, zooals dat hierbij is afgebeeld. Het stelt ko renbloemen voor, welke uit blauw vilt zijn ge- Ulvenhout, 25 Oct. 1939 Amico, Moei en triest stond den ouwen buiten te peinzen in roerlooze berusting. Gin blaaike be woog onder de glanslooze locht, die gansch zon der kleur, zonder beweeg zoomaar somber neer- hong over den zuren herfstdag. En als ik veromree uit stad, deur den grijzen middag, dan huiverde 'nen vroegen schemer zulverzwart achter de gedunde boomkruinen. Staag douwde-n-ik m'nen wagel deur,de stilte, die ievers op de weareld stond. Den vroegen doom, 't avondzwartsel, wemelde weemoed over de verlaten velden, die gunderwijd vernevelden teugen den donkeren boschkant. In d' huizekes, hier en daar langs den keiweg, stond 't lat van de rolgordijn dwars teugen 't raamhout; zoo vongen de menschen daarbinnen nog 'n vleugske licht uit den schrielen dag. Want onze boerkes motten zuinig zijn. En als ik langs ree, hier en daar 'ns binnenkijkend naar "n bekend gezicht, dan gloorde in den schemer binnenshuis 't vuur in de laai van de platte- buis; gloeide 'n rooi sterreke, al karbonkelend, veur 't heilig beeld daar op de „mooie" kast. De veurhovekes lagen stil, onverstoord mee herfstgeblaart, dat tot in de dorre eikenhaag hong vastgehaakt. 'n Kraai wiekte krijschend deur de lage locht. En als den veugel uit m'n oog was, dan woog den triesten dag zwaar op m'nen nek. Ik klakte mee m'n tong. „Vort, Blekske, de vrouw wacht!" Verlangend gromde den goeien beest, daar onder den wagel. Hij had me verstaan. En snel ler en vinniger nog kretsten zijn zwaargenagelde pooten over de kouwe keien. Den beest snakte naar zijnen wermen schottel. Net als den baas, Toen we den erf oprejen, werlde den vroegen avond uit den notenleer. Kil golfde den duister uit de peerse velden gunder achter 't struweel langs den sloot. De kiepen scherlden naar bin nen, klokkend, teutend lijk 'n gezelschap ouwe wefkes, dat nog nie goed scheien kan van den theekrans. Maar Baas Haan stond lijk 'nen bo venmeester bü 't poortje van 't binnenhok, fier rekkend mee zijnen groen-peerlmoerigen veeren- nek, schokkend den vurigen baard, nou en dan ongeduldig schrapend in z'n raspige keel, rus tend van den eenen klaauwpoot op den anderen, zóó z'n ongeduld „verbijtend" over dat vrouw volk, dat al tij maar tijd genogt hee! Trui kan 'm nie uitstaan, dieën „protsmakert",Want da lee maar gin eiers en hee 'n verbeelding as 'nen burgemeester van 'n afgebrand durp." En als zij zoo wijd is mee heuren critiek op den „bovenmeester", dan doet Zijnedele verstandig mee fier weg te stappen, want om de teuten van Trui's klompen zitten gin watjes gewindeld Ik mag 't wel, deuzen zelfbewusten paauwentrots in dieën fieren veugel: ge zijt kearel of ge zijt 't nie! Marsch! Daar kwamen Dré III en den Eeker van 't land. De klok in huiliën buik loopt pront op tijd, amicol „Opa!" „Baas!" „Middag jongens! Rett™ „Niks, horre!" „Honger?" Gelach. „Ik rutik den krippot éhaché), opa. Gij?' „We zullen 'm 'n opkajer geven, jonk!" En in dat vooruitzicht hielpen ze rap efkes mee, de bennen van den wagel in t stalleke te tassen, onderwijl als ik Blek uitspande, die mee drie sprongen naar binnen schoot, naar zijn werm maal onder de plattebuis. Trui kwam nie te voorschijn. Heb ik nie geren. „Allee, wefke, lot oew eigen 'ns zien," riep ik. ,,'t Gerij is bin nen, toeteloeris!" „Ze is stillekes vandaag," vezelde den kleinen Dré mee 'nen seerjeuzen toet. Ik keek 'm 'ns vragend aan, zag naar den Eeker. Die knikte. Maar daar stond m'n trouwe wijf al in 't deur gat, 'nen pinhaar op 't veurhoofd, vochtig van de kokerij daar bij die werme plattebuis. „Goed verkocht, Dré?" Allee, die stem was 'n bietje anders dan gewoon. Dat merkt ge zoo gaauw bij 'n gewoontevraag, ee? „Jazekers, Trui.... eh ,,'t Sta-d-opgeschept, horre!" „We komen, wijf! Vort jongens aan den bak!" 't Viel me toch op, dat Trui heur kruiske wat plechtiger sloeg dan anders. Want somsdan kan ze 'r iets van maken, horre! Zoo in deuzen trant: O. L. H. wit nou onderhand wel wa 'k bedoel! Ook trok ze minder plazierig aan 't eten. „EhTruiIs 'riets?" Efkes keek ze op me aan. Ochèrm, wat ston den heur oogen dof. Oud! Ze voelde dat ik 't bespeurde. Dan zee ze, den vurk neerleggend, de handen in den schoot: „Jja, Drédaar isiets." Ik schee onwillekurig ok uit mee eten. Staarde Trui strak aan, zonder den moed te hebben 't nuuws uit haren mond te trekken. Wijd weg hoorde-n-ik den tik van m'n steertklok wijd weg! Dan: ,,'k Had 't oe liever n^ den eten willen zeggen, Dré, maar Haar lippen trilden, d'oogen wierden rood. „Maarmeneer Zonneveld is van den mergen hier gewist." Den vurk viel uit m'n handen. Ik voelde m'n eigen in malkaar krimpen, maar toch, geloof ik wel, bleef ik gewoon zitten. De steertklok klonk dichterbij nou, veul nadrukkelijker. Den duister kringelde dichter om ons henen. „Jaa....? Trui....?" vroeg ik zachtjes. En knipt. Met beiiuip van een geldstuk trekt men een potloodcirkel op het materiaal, de cirkel wordt uitgeknipt, waarna men met een puntig schaartje, wat durf en wat fantasie, de blaad jes inknipt en kartelt. Voor het hart, dat een afstekende met zorg gekozen kleur heeft, knip pen we een lang smal reepje aan één kant in, welk franjeband we stijf om het steeltje rol len en met een stukje vastzetten. Elk steeltje is een dubbele smalle viltreep, voor de stevig heid aan beide kanten doorgestikt met knoops gatenzij. Het vierpuntig bladgedeelte op de teekening is een van de zes deelen, die een margriet vor men, welke een platten overtrokken knoop tot hart krijgt. Acht figuren, geknipt als het meest recht- sche blad bovenaan, maken een anjer. De bla den worden twee aan twee op elkaar gelegd en eenige malen dubbelgevouwen. Het papa verblad, geteekend links onder de anjer, knip pen we zes maal om er 'n klaproos mee te vor men. Een knoop, met donkergroen overtrok ken, geeft het hart, zwarte viltfranje de meel draden. Wie over schaar, naald en viltlapjes zit te zuchten, hale eens een oude, afgedankte cor sage uit elkaar. Dat ontsluiert vele geheimen van het bloemen-maken. Het zal wel iedere vrouw eens zoo vergaan zijn, dat ze een kleedingstuk, waar ze ineens genoeg van had, afdankte en het apart leg de om het weg te geven. Min of meer verge ten, kwam het echter bij het zoeken naar een ander ding, plotseling weer in haar handen, waarbij ze verrukt was, nog zóó iets goeds te bezitten. „Met een kleine verande ring"U kent dat: de metamorfose is in droombeeld al spoedig gebeurd. De metamorfose, die een veelgedragen wintermantel of overgangsjas zou kunnen ondergaan, om een gedemodeerde halsaf werking en een eenigszins kaal geworden overslag te vervangen, toont de linkerfiguur op bijgaand plaatje. Aan het rechter model ziet u, hoe een veelgedragen wollen jurkje met een lap andere stof te vernieuwen is. Vooral de roklijn, zooals op het plaatje is aangegeven, even laten oploopen. Om in deze tijden oordeelkundig dus zuinig te stoken, houde men zich aan de volgende punten. In de volkomen leege stookplaats brengt men slechts weinig aan- maalc-materiaal en men giete nooit petroleum of spiritus in de bran dende kachel. Het is onncodig en gevaarlijk. Met bijvullen wacht men zoo lang, tot zich een gloeiende onder laag heeft gevormd. Ken uw kachel. Zoowel de rege ling van den luchttoevoerals de soort brandstof, die zij behoeft. Regelmatig schoonmaken is nood zakelijk, om volledige warmte-uit- straling te behouden. Stook geen enkele kachel zoo, dat het metaal roodgloeiend wordt. Het materiaal slijt daarvan. Temper het vuur dus tijdig. Door overdre ven hard te stoken en daapna schielijk te temperen, vormen zich slakken. Want slakken krijgt men, wanneer de temperatuur zoo hoog is, dat de asch smelt. Temper het kolenvuur en laat petroleum-, electrische of gas kachel niet branden, 'wanneer uw woning onbeheerd achterblijft. Slakkenvorming heeft niets te maken met de soort brandstof, die men stookt. Men voorkomt slak kenvorming door op oordeelkun dige manier met de stookplaats om te gaan. D.i.: des ochtends het rooster tijdig schoonpoken, dan het vuur laten doorbranden, de circulatie inschakelen en bijvullen. Het vuur rustig laten branden en op gezette tijden brandstof toe voegen. Bij het poken moet het rooster volkomen schoon werden; het slechts een gaatje in de asch po- ken, bevordert slakvorming. Commissie tot Voorlichting f i op Huishoudelijk gebied ZUTPHEN - ROTTERDAM (Leuvehavsn 127) AMSTERDAM d 4 S0A^a£ande,ï V Prins Hendrikkade 162 RECEPT. In alle gevallen van rheumatiek, spierpijnen, stijfheid, enz., brengt geen enkel middel spoediger ver lichting dan dit eenvoudige recept voor een sterke rheu- matiek-olie. Koopt bij Uw apotheker of drogist 85 gram terpentijn of indien niet verkrijgbaar 85 gram brandspiritus en 15 gram Rheumagic-olie (geconcentreerd), die 5 krachtige pijndoodende bestanddeelen bevat. Een 15-grams fleschje Rheumagic-olie (geconcentreerd) kost maar 65 cent, dus met de terpentijn of de brandspiritus bent U voor ongeveer drie kwartjes klaar en heeft U 100 gr. liniment. Vermeng de twee bestanddeelen in een schoone flesch goed door elkaar. Be vochtig de pijnlijke plaatsen ermede, zonder te wrijven of te masseeren en de pijn ver dwijnt direct. 15 minuten in een Rheumagic- olie-bad is uitstekend; voeg dan een thee lepel vol reeds verdunde Rheumagic-olie bij een heet bad. Vergeet niet de benoodigde 85 gram terpentijn of brandspiritus en de 15 gram Rheumagic-olie bij Uw apotheker of drogist te koopen. RECEPT. Geen enkel middel brengt spoediger verlichting in gevallen van verkoudheid, hoest, enz., dan dit eenvoudige recept, dat door de hoog ste medische autoriteiten werd goedgekeurd. Koopt bij Uw apotheker of dro gist een 30-grams fleschje Vervus (dubbel geconcen treerd) dat tegen den vastgestelden prijs van 75 cent verkocht wordt. Vermeng het thuis met een kwart liter heet water en een eet lepel suiker. Het resultaat is een groote flesch met de sterkste en doelmatigste me dicijn, zoo aangenaam van smaak, dat zelfs de kinderen, die lastig innemen, het graag lusten. Deze Vervussiroop doet onmiddellijk de hinderlijke verkoudheid ophouden. Het is gemakkelijk te maken en zoo'n groote flesch van ruim een kwart liter van deze uitste kende medicijn is natuurlijk zeer voordeeiig. Vergeet niet de benoodigde 30 gram Vervus bij Uw apotheker of drogist te koopen. dan laf; „Toch.... eh.... toch nie t ergste?" Maar ik wist al lank van wel! Trui knikte, 'k Dee m'n oogen efkens toe. Want aHes was te veul. De witte tafel, t gloei- licht van de plattebuis, ja den smakelijken kruiëngeur van den krippot stond me teugen. En zoo, mee m'n oogen toe, zag ik weer den Vic zitten verlejen week Zondag in zijnen atelier, ge wit waar ie den slag te wachten zat, daar midden in 't herfstbosch, in den gou wen regen van blarenval, die ruischte om den houten atelierbouw. Tc Schoof m'n bord weg. „Jezus! Den Vic! Hanneke, sta ze bij!" ,,'k Ben er heel den dag al broerd van," hoor de-n-ik Trui zeggen; „Hij was er kapot van, dieën vent." „Wanneer is ie gewist?" „Gij was ten goeie weg. Kwart over achten omtrent." „Zoovroegal?" „Ja. Mevrouw is vannacht om drie uur ge storven. Van half vier af hee-t-ie rondgeloopen, rondgeloopen deur de bosschen. Hij mot ver scheien keeren gevallen zijn, dunkt me. Zag er uit as 'nen landlooper; bloeddruppen lagen ge stold op z'n gezicht. Sjuust of ie gevochten had. En wit, wit as 'nen doek. En akelige oogen, Dré! Rood hard, wanhopig; net gek." „Wat zee-t-ie?" „Niks." „Daar hee-t-ie gezeten," wees Trui. 'n Uur lank. Doodmoei, 'k Heb 'm 'n tas koffie gegeven." „Bestig, Truike, bestig." Ineens vloog ie op. Hij schrok. „Jezus, Han neke," snikte-n-ie. Toen liep ie op 'nen draf weer weg. ,,'k Gaai er dalijk naar toe, Trui." „Da's goed, jongen, maar eet nu eerst 'n paar hapkes. Ge zijt 'nen heelen dag onder- weuge gewist." „Mensch, ik kan gin eten zien. Dré geef m'nen stok 'ns aan, 't is nou hardstikkedonker in 't bosch." 'k Was content weer buiten te zijn. 't Asemen gong hier gemakkelijker. Lijk ik gezeed had: 't bosch was nachtzwart. Alleen hier en daar 'nen witten maneglinster in 'nen boordevollen boschgreppel. Ik weet hier goed den weg. Van kindsbeen af. 'k Weet sjuust waar zware wor- telteenen boven den eerde uitpuilen, waar on verwachte greppels liggen, waar ge bukken mot veur 'nen lagen tak. 'k Weet blindelings waar den bojem hard, waar ie drassig is. En toch Ik sperde m'n oogen deur den dikken bosch- donker, sloeg mee m'nen stok al controleerend teugen boomen, die ik wist. En ik deurgrondde den tocht, den kruisweg van den Vic, die Man nacht z'n eigen hier deur den strengelenden donker gevochten had, om de pijn van die eerste smarte-uren te verdooven. Ik besefte hoe ie hier geworsteld had teugen 't verschrikkelijke, zwarte Niks, dat 'm geslagen had mee zwiepende tak ken, de beenen onder 'm uit gesleurd, hum had laten neersmakken in doornen en teugen eik stronken. M'n oogen begosten te pieken van den dichten donker. M'n vel zwitte koud over heel m'n lijf. M'n beenen beefden in den zuigenden bojem, 't azemen wierd zwaar als thuis. Den Vicvrimd maar ineens zag ik m'n eigen teugenover 'm zitten in den schokkenden trein, anderhalf jaar gelejen omtrent, toen ik 'm wegbrocht naar den boot op Amerika, als ie, na zooveul jaren, z'n vrouw gong opzoeken, daar in 't verre ziekenhuis, aan den overkant van den Oceaan, waar Hanneke toen al was. Ik zag 'm weer twijfelen, daar dicht bij de haven, als we 't water roken en den Vic heim wee kreeg naar z'n boschhuis, waar z'nen moei lijken maar onmisbaren arbeid was stilgeleed. 'k Zag 'm, deur de ramen, zitten tobben op 'nen Z'ondagmergen, daar aan zijnen rolbureau, de lamp nog brandend van den afgeloopen nacht, den heerd vol asch van pampieren. Hier in dieën dikken, dieën smoordichten don ker filmden verschillende beelden mee den wit ten Vic temidden, helder op veur m'nen geest. Beelden oers-en-dwars deur malkaar, maar scherp lijk den dag. Ik zag 'm vedelend staan bidden veur ons Kerststalleke, snakkend naar geluk, dat buiten menschelijk bereik scheen te liggen. Hij had 't tóch achterhaald, deuzen witten toovenèèr, die alle wonders put uit zijn rijke hart, waaruit ie schildert, waaruit ie leeft, waar uit ie geluk rondstrooit mee volle handen. 'k Schrok. Stond bij z'n deur. Nog ruischte den blarenval rondomme; manezulver looverde teugen 't donkere sterfhuis, hier midden in 't zwarte herfstbosch waar „Allerzielen" gevezeld wierd in den tik van neveldruppen, die traan den op den blarenbojem. „Allerzielen", 't wierd gefluisterd hier bin nen deus heimelijke bosch, dat volstond van de smorende stilte, die zwart om me henen plooide. Ik klopte. Zachtjes maar, doch hard klonk 't in de leege holte achter de deur. Zoo hard, zoo wreed hard, da'k den knokkel van m'nen vin ger „proper" wreef aan m'nen jas. Maar 'k moest nog drie keer kloppen, altij harder, altij holler veur 'n schriel lichtje deur 't bovenlicht gloorde. Zachtekens, voorzichtig, weifelend gong ein delijk de deur los. Den Vic. Gebogen lijk 'nen stokouwen man. Den witten kop mee de groote, doode oogen wat schuins als 'n te zware blom op teeren, ranken stengel. „Vic." „Dré." Dan zwegen we, de handen in malkaar. En heel, heel diep, uit 'n diepte van peilloos ver driet, kwam heesch: „Lien.... is...." „Ik wéét, Vic." Hij knikte moei den zwaren kop. Dan, dan richtte den geteisterden kop z'n eigen efkes krachtig op, de oogen begosten te leven, te glan zen van dikke tranen; en mee bevenden mond, waarlangs werendig 'n vleug van fier geluk: „Dré, wat 'n troost, dat ik haar voor anderhalf jaar geleden terug gehaald heb van den ande ren kant der weareld. Ikikik mag nouik kan nou m'n arme, ax-me vrouw be treuren." 'Nen weldadigen tranenstroom, die t afgetobde lichaam schokte en snukte, volgde op z'n eigen woorden en stillekes hoopte-n-ik, als ik mijnen goeien kameraad op den rug klopte, da-'k ook Hanneke zoo mocht aantreffen. „HannekeVic?" Triestig schudde-n-ie den kop. „Kom maar mee, Dré," sprak ie heesch. Zachtkens kwamen we in de sterfkamer, 't Ouwe mevrouwke lag, nietig als 'n omgevallen blom, in 't wit van beddegoed. 't Gezichtje verjongd in den dood, omkranst mee 't zijen rag van heur sneeuw witte haar. Fel kneep den Vic in m'nen arm. En snikte: „wat is zij mooi, hè Dré, m'n vrouwke." Dan: „zij kón toch nooittoen zakte-n-ie in el kaar en 'k vong nog op: „slecht zijn?" Hanneke, die star te turen zat mee leege oogen, vol verwondering om 't groote verdriet dat ovemuuw in heur jonge leven was gekomen, knielde neer bij den Vic. „Vadertje, Vadertje, bedankt voor deze woor den." Toen ook, Goddank, brak 't verdriet Han neke kapot. Daar op den vloer, onder 't doode Mevrouwke. Ik ben stil weggegaan. Weet nie hoe 'k uit 't zwarte bosch gekomen ben. Meen, da Tc uren heb gezeten op 'n natte bank, daar midden in den blarenvaldie fluisterde van „Allerzielen". God, wa 'n triest tij. DRÉ.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 9