Het financ ie el beleid De schipbreuk der coalitie DE p RFENIS VAN EEN Lu ZONDERLING MUSSERT EN MOSKOU ZAKENVERLOVEN VOOR GEMOBILISEERDEN Klove is volgens Dr. Colijn onoverbrugbaar ZATERDAG 28 OCTOBER 1939 TWEEDE KAMER Allerlei desiderata Wijziging der IJkwet voorgesteld Ministerieel rondschrijven aan de burgemeesters BOEKHOUDER PLEEGT VERDUISTERING Arbeidsovereen komsten Bepalingen over loonen enz. in de rijksbestekken Zandschip bij laden gezonken Genootschap voor heilgymnastiek NEDERLANDSCHE BANK UIT DE STAATSCOURANT Rijkslandbouwwinter school Hoofdcommies Eervol ontslag Voorzitter regentencollege Rijnvaart-commissaris Rijksinspecteur verkeer H FEUILLETON DOOR WILLY WATERMAN (Van onzen parlementairen redacteur) DEN HAAG, 27 October 1939 Indien Nederland, gedwongen door den stijgenden last van zijn defensie-uitgaven, eenigszins zou af wijken van het nauwe pad eener strenge budgetpolitiek, dan zou het nóg steeds blijven het symbool van de harde financieele orthodoxie.' Zoo oordeelt het buitenland over de finan cieele positie van Nederland. Zoo oordeelde de Manchester Guardian Commercial. En geluk kig vindt deze gedachte allengs meer erken ning in ons eigen land. Toen wij eenige maan den geleden in een kabinetscrisis werden gestort, kon men van bepaalde zijde bij herhaling ver nemen, dat enkele negen mannen gereed stonden het Vaderland te redden, mits men onvoorwaardelijk hun inzichten omtrent het te voeren financieele beleid wilde deelen en men hen rustig liet schalten und walten in het staatsapparaat. En zou men dezen mannen geen gewillig oor verleenen, dan zou de geldmarkt haar macht toonen; socialisten in de Regee ring, dan geen cent meer voor het Rijk! Het hielp gelukkig alles niet. De beurs reageerde niet, zooals in 1935! En de redders des vader lands! De heeren financiers! De negen vrien den! Hun grooter vertrouwen in buitenland - sche staatscredieten liep wel zéér smadelijk op een défcacle uit. Openlijk werd in een der meest gezaghebbende beursbladen geschreven, dat de presidentswisseling bij de Nederland- sche Handelmaatschappij een erkenning in hield, dat er door den heer Crena de Iongh dat was een van de negen mannen beleids fouten werden gemaakt. En hoe staat het met den Directeur van de Nederlandsche Bank, mr. Trip? Heeft deze géén beleidsfouten gemaakt? De Regeering be waarde in de schriftelijke stukken daarover angstvallig het zwijgen, maar de Kamer wil het weten. Mr. Teulings de financieele spe cialist der katholieke Kamerfractie vroeg er thans uitdrukkelijk naar. Deze heer Trip pleegt zich met zoo groote vrijmoedigheid uit te spre ken over het beleid van anderen. Thans zal hij moeten gedoogen, dat anderen zich met even groote vrijmoedigheid uitspreken en de Regeering verzoeken zich eveneens uit te spreken over zijn beleid over zijn fouten! Onder de verwekkers van angstpsychose staat de heer Trip vooraan. Verleden jaar werd den toenmaligen minister van Financiën óók door Mr. Teulings op den man af gevraagd wat hij van diens optreden dacht. Minister De Wilde gaf toen een ontwijkend antwoord. Hij wilde den president van de Nederlandsche Bank niet openlijk afvallen. Zal thans de heer De Geer opnieuw mr. Trip sauveeren? In ieder geval: voor angstpsychosen is er geen reden. Geen pessimisme. De opbrengst der middelen loopt voortdu rend mee. In het midden van verleden jaar meende de Regeering nog voor 1937 op den ge wonen dienst een voordeelig saldo van ruim 37 millioen te mogen verwachten en voor 1938 een nadeelig van ruim 13 millioen. In werke lijkheid bleken beide jaren een voordeelig saldo te hebben opgeleverd van respectievelijk 41 en 11.5 millioen. Eind Augustus overtrof de op brengst der belastingen de ramingen met niet minder dan 17 millioen. Het spoorwegtekort daalt. De winsten van de PTT stijgen. Ware het niet, dat de defensiekosten zoo zéér toe nemen, dan zou het algemeene beeld der be grooting duidelijk toonen, dat er in den Rijks dienst volstrekt niet met geld wordt gesmeten, dat integendeel in den loop der laatóte vijf jaren constant is bezuinigd. Men zie slechts de alweer door mr. Teulings gegeven cijfers: De Rijksuitgaven stegen tusschen de jaren 1935 en 1939, in een tijdsbestek dus van vijf jaren; in totaal van 764 tot 837 millioen, d,i. met 9.6 pet. voor de civiele diensten van 674.3 tot 695.9 millioen, d.i. 3.2 pet. voor de militaire behoeften van 89.8 tot 141.4 millioen, d.i. met 57.5 pet. Wanneer men nu weet, dat het normale ac cres der Rijksuitgaven ieder jaar 10 millioen bedraagt, volgt hieruit, dat in de laatste vijf jaren op den gewonen, civielen dienst bijna 30 millioen is bezuinigd. En dat alles terwijl het budget voor een bedrag van 79 millioen is ge saneerd! Terwijl dus bijna 80 millioen van den buitengewonen naar den gewonen dienst is overgeheveld! Hoe kan men in het licht van zulke cijfers zeggen, dat het Nederlandsche financieele be leid onvoorzichtig is? Voor lichtzinnigheid zal de Regeering zich natuurlijk moeten wachten vooral nu straks de financiering der buitengewone militaire maatregelen zware uitgaven gaat vergen doch aan den anderen kant défaitisme? Neen! Veelvuldig blijven de desiderata, die de Ka mer in de aandacht der Regeering aanbeveelt. Daarbij houdt zij natuurlijk voor oogen, dat zij niet al te hard meet roepen, indien niet op stel en sprong aan die verschillende ver langens gehoor wordt gegeven. De oorlogstoe stand maant tot geduld. Niettemin mag de aandacht der Regeering er niet geheel aan worden onttrokken. Gisteren vroeg dr. Deckers reeds hoe de Re geering stond tegenover de plannen van mi nister Romme aangaande de karakterverande ring, de zoogenaamde veredeling van de werk verschaffing en ten aanzien van de bestrij ding der jeugdwerkloosheid. Hoe stelt de Re geering zich voor, vroeg hij, de noodige gege vens te verzamelen omtrent den omvang van dit euvel, nu het wetsontwerp op het staat- van-dienst-boekje is ingetrokken? Drie ge dachten nopens de werkloosheidsbestrijding meende hij de Regeering in overweging te mogen geven: zoo weinig mogelijk overwerk - vergunningen meer verleenen; zoo veel moge lijk den beschikbaren arbeid uitspreiden over een zoo groot mogelijk aantal arbeiders en de subsidieering van wachtgeldregelingen als een tijdelijk middel tot het bevorderen van deze arbeidsspreiding. Zoowel van Roomsch-Katholieke als van vrijwel alle andere zijden werd voorts de aan dacht gevraagd voor de leerlingenschaal. De heer Tilanus (C. H.) herinnerde nog met eeni ge spijt aan zijn desbetreffend voorstel van verleden jaar. Men wacht af of de Regeering iets kan doen en wat. Men vroeg grooter pu bliciteit. Waarom moest het Nederlandsche volk en waarom moest vooral de Volksverte genwoordiging van allerlei kanten ingelicht worden over den toestand der benzinevoorra den en alles wat met de beperking van het benzinegebruik samenhangt, doch mochten zij niets van de Regeering vernemen! Tijdig de Kamer inlichten Excellenties! Sneller contact, zooals in Engeland, meende de heer Drees, die vandaag nog een lans brak voor het Plan van den arbeid. Men drong aan op een snelle be slissing inzake de maritieme defensie van Ne- derlandsch Indië, op een grootere zorg voor den luchtafweer enzoovoort enzoovoort. Eén ding vooral trok de aandacht: de aan passing van het loonpeil aan het steeds hoo- gere peil der prijzen in dezen oorlogstijd. Die aanpassing moet geschieden, snel doch zonder schokken. Wat! Schokken moeten er komen, meenden de communisten. Tien procent erboven op en da delijk! De heer de Visser, die, nu de sociaal-demo craten in de Regeering zitten, een prachtige kans heeft om hen in de schaduw te stellen, diende onder luid geroep van onvriendelijkhe den tusschen hem en de sociaal-democraten, onder luid gehamer ook van den voorzitter, een tweetal moties in waarvan ééne tien procent vroeg op de salarissen en steunnormen en de tweede een heffing ineens van „het kapitaal" ter dekking van de mobilisatie-uitgaven. Om in behandeling te komen moet zul:k een motie gesteund wor den door vijf leden. De communis tische fractie echter telt slechts drie leden. „Wordt deze motie verder gesteund?" vroeg de president. En aanstonds gingen de handen omhoog van de twee aanwezige na- tionaal-socialisten, de heeren De Marchant et d'Ansembourg en Rost van Tonningen. En dat riep gisteren in de ver gadering nog uit, dat Nede'rland maar één keus had: Mussert óf Moskou. Mussert én Moskou bedoelden de heeren zekerI De Kamer ontving deze prachtige vertoo ning van communistische en nationaal-socia listische solidariteit met een lachsalvo. Later hadden de twee bruine broeders kennelijk mee- ningsverschil. Of spijt? zou zijn te voorzien door een aanvulling van de betreffende wetsbepaling in dier voege,, dat de mogelijkheid wordt geopend om voor een be paald onderdeel dier werkzaamheden, namelijk den herijk, gebruik te maken van den dienst van assistenten. In deze functie, waarvan de nieuwe IJkwet 1937 gewag maakt en welke spe ciaal ook met het oog op den herijk in het leven wordt geroepen, werden reeds eenige personen opgeleid en in dienst genomen, die zonder be zwaar reeds thans zich aan die bezigheid kun nen wijden. Het onderhavige ontwerp nu beoogt in de vigeerende ijkwet de daartoe strekkende wijziging aan te brengen, zulks in afwachting van de nieuwe wet, waarvan de inwerkingtre ding om technische redenen nog niet binnen kort kan plaats hebben. In een circulaire aan de burgemeesters schrijft de minister van Defensie o.a.: Zooals bekend is onlangs de mogelijkheid opengesteld tot het op zeer beperkte schaal ver leenen van zakenverlof aan hen, die onder de wapenen zijn geroepen. In verband hiermede is aan het departement van Defensie een bureau „verloven aan mili tairen" ingesteld,- waaraan- door tusschenkomst van de commandanten der oorlogsonderdeeien de aanvragen tot 't bekomen van verlof worden gericht. Voor de beoordeeling van de ingediende ver zoeken zal ik dan ook in vele gevallen een be roep moeten doen op de medewerking van an dere instanties, ter verkrijging van een deugde lijk advies, omtrent de noodzakelijkheid van het gevraagde verlof. Het is om deze reden, dat ik mij mede na mens mijn ambtgenoot van Binnenlandsche Zaken tot u wend, met het verzoek, mij in het bijzonder in die gevallen, welke betreffen den middenstand en de landbouw-bedrijven in den meest ruimen zin van het woord, wel van voor lichting te willen dienen. De minister geeft verder in overweging, voor- zooveel noodig, andere instanties in de betref fende gemeenten bü het in te stellen onder zoek in te schakelen, b.v. die welke met de or ganisatie van den vrijwiliigen burgerlijken dienst is belast, zoo noodig in samenwerking met de arbeidsbeurs ter plaatse. Ook de plaatselijke organen van het Alge meen Steuncomité 1939 zouden wellicht kunnen worden ingeschakeld. Zoolang de omstandigheden zulks gedoogen, kan slechts aan 6 pCt. van de sterkte der oor logsonderdeeien tegelijkertijd zakenverlof wor den verleend, zoodat dit, geiyk gezegd, op zeer beperkte schaal mogelijk is. In verband hiermede is het gewenscht, dat voorloopig slechts diegenen voor zaken verlof in aanmerking worden gebracht, die daaraan zeer dringend behoefte hebben, waarbij rekening is gehouden met het feit, dat aan officieren en onderofficieren niet dan in de uiterste noodzaak verlof zal wor den verleend. In verband hiermede Verdient het volgens den minister aanbeveling, dat tevens wordt nage gaan of het wellicht mogelijk zal zijn op andere wijze of ten deele tegemoet te komen aan de bezwaren, welke de gemobiliseerde door zijn verblijf in den militairen dienst ondervindt. De minister denkt hierbij o.m. aan het tewerk stel len van een vervanger, hetzij voor den geheelen dag, hetzij voor een gedeelte van den dag, dan wel aan het verleenen van hulp op andere wijze. Uit den aard der zaak zal daarbij moeten worden nagegaan, of de gemobiliseerde in staat is een betaalden vervanger te bekostigen, in welk geval langs den weg van de gewone ar beidsmarkt in de behoefte kan worden voor zien. Blijkt deze mogelijkheid uitgesloten, dan zou wellicht door middel van den vrijwiliigen bur gerlijken dienst een plaatsvervanger, die bereid is zijn diensten belangeloos beschikbaar te stel len, kunnen worden gezocht. Voorop stellend, dat deugdelijke en betrouw bare inlichtingen op prijs worden gesteld, dringt de minister daarnaast om meer dan een reden op een spoedige afdoening van de te verstrekken adviezen aan. In het bijzonder voor landbouw- verloven acht hij het noodzakelijk, dat deze op korten termijn worden verleend. In vele gevallen zal aan de belangen van een dienstplichtige tegemoet worden gekomen door hem slechts enkele dagen per week verlof te verleenen. Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging der IJkwet. In de memorie van toelichting wordt het vol gende gezegd: Ten gevolge van de buitengewone opkomst on der de wapenen is een tekort ontstaan in het korps van ijkers en adjunct-ijkers der maten en gewichten. Een regelmatig functionneeren van den dienst van het ijkwezen wordt daardoor in gevaar gebracht, in het bijzonder, omdat volgens artikel 22 der thans nog van kracht zijnde IJk wet de werkzaamheid van het ijken en herijken niet aan anderen dan aan genoemde functiona rissen kan worden opgedragen. In dit bezwaar De rechtbank te Assen behandelde de zaak tegen J. B„ boekhouder te Hoogeveen, die in het tijdvak Januari tot half September van dit jaar een bedrag van ongeveer 3000.heeft verduisterd ten nadeele van de N.V. Alumi- niumfabriek Hoogeveen, waar hij sedert 1937 als boekhouder werkzaam was. Verdachte gaf de feiten toe. Uit een uitge bracht reclasseeringsrapport bleek, dat ver dachte al heel wat had meegemaakt in zijn leven. Hij had veel geld verdiend, doch was ook straatarm geweest. Ofschoon het feit zeer ernstig werd geacht meende de rapporteur te moeten adviseeren tot een gedeeltelijk voor waardelijke straf. De officier van justitie kon zich daarmede vereenigen en eischte twaalf maanden gevan genisstraf, waarvan zeven maanden voorwaar delijk. De verdediger, mr. Bekker uit Amsterdam, vroeg zeer dringend een nog kortere onvoor waardelijke staf, vooral ook wegens de familie omstandigheden van verdachte. Uitspraak 10 November. De minister van Waterstaat heeft bepaald, dat met ingang van 1 November a.s. de algemeene voorschriften voor de uitvoering en het onder houd van werken onder beheer van het depar tement van Waterstaat worden aangevuld met een bepaling, luidende: Toepasselijk zijn de bepalingen omtrent loo nen en andere arbeidsvoorwaarden, voorkomen de in collectieve arbeidsovereenkomsten, die voor het geheele land gelden, zooals deze voor waarden ten tijde van de gunning luiden en door wijziging of door vaststelling van nieuwe collectieve arbeidsovereenkomsten zullen komen te luiden. Vrijdagmiddag is op de Maas bij Blitterswijk het schip „Threcbr", schipper Olman, tijdens het zandladen, hetgeen met een transbordeur geschiedde, gezonken. Toen het schip ongeveer voor twee derde ge laden was, begPn het plotseling, door tot nog toe onopgehelderde oorzaak, snel weg te zak ken. Een in de nabijheid gelegen motorboot schoot toe en kon den schipper en nog zes an dere personen, die zich aan boord bevonden, overnemen, zoodat gelukkig geen persoonlijke ongelukken zijn gebeurd. Een baggermolen, welke nabij het schip lag, heeft dit nog zoo dicht mogelijk naar den wal gesleept, doch op eenigen afstand voor den wal zonk het schip geheel weg. Het ligt thans twee meter onder water. Men hoopt, dat wanneer de Maas valt, het schip weer zoover boven water zal komen, dat het geborgen kan worden. Dit jaar is het een halve eeuw geleden dat op initiatief van de heeren Minkman en Reys het Nederlandsch Genootschap voor Heilgymnastiek en Massage werd opgericht. Het doel van de oprichting van het genoot schap beoogde de heilgymnastiek en massage te brengen in handen van -den gymnastiekonder- wijzer, die hiervan een speciale studie gemaakt had. In verband hiermede stelde men zich voor dat van de regeering verkregen zou worden, dat hiervoor een afzonderlijk examen zou worden ingesteld. Nadat dit doel meerdere jaren gevolgd was, kwam er een strooming, die van meening was dat het genootschap zich ook met de sociale belangen der leden en van het vak moest in laten. Er ontstond ontevredenheid en tweedracht, welke leidde tot een crisis. Bijna alle bestuurde- ren en meerdere leden traden uit en het voort bestaan van het genootschap liep ernstig gevaar. Het was de heer J. H. Reys Sr., die de ver- eeniging deze moeilijkheden te boven deed ko men. In een buitengewone vergadering op 7 No vember 1908 hield hij een krachtig pleidooi om de eenheid te herstellen en slaagde er in. Verschillende belangrijke resultaten zijn in den loop der jaren bereikt en het vak is gron dig gesaneerd, juist door toedoen van het ge nootschap, dat 400 leden en 100 ondersteunen de leden telt. Ter herdenking van het 50-jarig bestaan zal het genootschap op beperkte wijze feest vieren. Zaterdag 4 November zal te Den Haag een twee- daagsch Congres worden geopend in tegenwoor digheid van den burgemeester, waarna een her denkingsbijeenkomst volgt. Des middags is er officieele ontvangst ten stadhuize en receptie. Op Zondag 5 November zullen verschillende sprekers over vakonderwerpen het woord voeren. Maandag 6 November zullen bezoeken wor den afgelegd aan klinieken te Leiden, Haarlem en Bloemendaal. Mr. J. Westerman Holstijn is met ingang van 15 Januari 1940 herbenoemd als directeur secretaris van de Nederlandsche Bank N.V. De voltooiing van een katholieke Uni versiteit zal al uw inspanning eischen, maar het is Mijn vurige en innige wensch, dat gij dit groote werk, van zoo'n verstrekkend belang voor uw land en uw geloof, tot een goed einde zult brengen. Paus Pius XI op de audiëntie bij de heiligverklaring van Petrus Canisius, 20 Mei 1925. Op het Centrale Convent der Anti-Re- volutionnaire partij, dat onder leiding stond van dr. H. Colijn, heeft de oud-mi nister-president een rede gehouden over de huidige positie der Anti-Revolutionnai- ren. Aangezien hij daarbij belangrijke din gen heeft gezegd over de breuk A.R.R.K. ontleenen wij aan het verslag van de A.R. „Standaard" eenige passages. Op de eerste plaats stelde dr. Colijn vast, dat het feit, dat de A. R. met dit kabinet geen ge zegde relatie hebben, van hoegenaamd geen beteekenis is voor hun oordeel over dit kabinet. Zij zullen dit doen naar de daden van zijn re- geerbeleid. Bovendien zou hetfatsoenshalve ook niet passend zijn als zij er aanmerking op gingen maken dat er geen A. R. voormannen in zitting hebben. Niet over het hoofd mag gezien worden dat de formateur moeite ge noeg gedaan heeft dezulken in zijn kabinet op te nemen. Het was met volkomen instemming van het Centraal Comité dat de aangezochte personen de aangeboden portefeuille niet hebben aan vaard. Deze weigering was uitsluitend -gevolg van zakelijke overwegingen. Men mag er niets anders onder verstaan. Dr. Colijn wil zelfs zoover gaan te zeggen, dat er geen enkel be zwaar tegen de samenstelling van het zittend Kabinet bestaat, al rechtvaardigt dit niet, dat dit Kabinet is opgetreden zonder dat vooraf een andere poging was aangewend. Ons bezwaar, dat leidde tot afwijzing van aangeboden portefeuilles, was niet gelegen in de voorgenomen compositie vwi het Kabinet, maar in de omstandigheid, dat vooraf niet de formatie beproefd was die naar onze meening uit de parlementaire verantwoordelijkheden met strikte noodwendigheid voortvloeide. Het werkelijk belangrijke dat zijn stem pel drukt op de politieke verhoudingen in Nederiand en dat ons roept tot nieuwe verkenning en vaststelling ee_.er nieuwe positie dat werkelijk belangrijke is de breuk in de rechtsche coalitie, als gevolg van gebleken onmogelijkheid om op ge wichtige punten van practisch staatsbe leid met elkaar tot overeenstemming te komen. Onmiddellijke aanleiding tot die breuk lag in het verschil van inzicht in den financieelen toestand van het land. Maar hoe gewichtig die aanleiding ook moge zijn geweest, daar mede is niet alles gezegd. De oppervlakkigen aan beide kanten waren spoedig klaar met een verklaring voor dit ver schijnsel. Van Roomschen kant gezien was dr. Colijn de man die schuldig stond. Het was of zijn conservatisme of zijn beperkt inzicht of zijn liefde voor het kapitalisme hem beletten om de zegeningen eener „nieuwe economie" te waardeeren, terwijl aan onzen kant, zij het in veel geringer mate, bij de Roomschen wel eens motieven verondersteld zijn, die van gelijke waarde moeten worden geacht. De oorzaak ligt echter veel dieper. De tegenstelling R.K. er. A.R. dagteekent niet van dezen zomer of van de laatste jaren, maar in haar wezen draagt zij een zeer duur zaam karakter. Ze komt uit in de tegenstelling R.K.Cal vinist, het begrip Calvinist nemende niet in confessioneelen zin, maar in den zin van oor sprong en aard der Reformatie in de Neder landen. Ze komt uit in de beschouwing onzer Va- derlandsche historie. Aan den eenen kant de nog levende grieven over de behandeling der Roomsch-Katholieken tijdens de Republiek der Vereenigde Nederlanden en aan den an deren kant de herinneringen aan de geloofs vervolgingen in het reformatorische tijdvak. Er is dan ook aan Frotestantschen kant altijd een duidelijk verzet gebleven van de tegenstel lingen ok bij de vaders van de coalitie. De stof voor het ontstaan van acute tegen stellingen was dus altijd latent aanwezig. Maar of die tegenstellingen tot uiting zouden komen, hing af van de vraag, wanneer zij binnen de sfeer der practische staatkunde zou den treden. Dit nu was de laatste jaren meer en meer het geval geworden. De verwarringen op fi nancieel en economisch terrein hebben een stroom van geschriften het licht doen zien, waarin allerlei middelen en soms zeer zon derlinge werden aangeprezen om de verlo ren welvaart te herwinnen. Uit een baaierd van gedachten is tenslotte iets te voorschijn gekomen, dat zich aandient als een „nieuwe economie", die zich niet het minst kenmerkt door het terzijde stellen van de op eeuwen oude ervaring opgebouwde waarheden. In die sfeer van strijd tusschen voorstan ders van die nieuwere opvattingen en hen die het met de oude waarheden hielden, groeiden van lieverlede de tegenstellingen tusschen R.K. en A.R. Van 1933 af kan men dit spoor duide lijk volgen. Op het terrein van de z.g. orde ning leidde dit nog niet tot acute conflicten. Ten eerste zijn we zelf, onder zekere voor waarden, voorstanders van maatschappelijke c dening, maar ten tweede is die ordenings gedachte nog te zeer in een beginperiode van ontwikkeling, dan dat de divergentie in de opvattingen op dat punt reeds thans tot een botsing van meeningen kon leiden. Anders stond het echter met het inzicht van wat onder de sinds enkele jaren ingetre den omstandigheden op financieel terrein al dan niet mogelijk geacht mocht worden. Hoewel het feitelijk slechts om een bedrag ging, dat, gezien in het licht van het totaal cijfer van het budget, van niet zoo schrikke lijk groote beteekenis was. was het geschil evenwel symptomatisch voor den geest waar mede het zoo alles beheerschende financieele probleem werd bezien. Terwijl dan natuurlijk de zegswijze van den laatsten druppel, die den emmer doet overloopen, ook hier mag worden toegepast. Dr. Colijn gaat dan in op de directe aan leiding tot de breuk, die gelegen was in de onmogelijkheid t.a.v. de Rijksbegrooting 1940 tot overeenstemming te geraken. De oud-minister-president stelt dan de gewichtige vraag of deze breuk blijvend zal zijn: Hij acht, afgezien van de abnormale tijdsomstandigheden, die op een gegeven moment in een bepaalde richting kunnen dwingen, op herstel der oude coalitie-ge dachte, weinig of geen uitzicht aanwezig. Dr. Colijn merkte echter uitdrukkelijk op, dat indien de toestand in de wereld ons land zou plaatsen voor veel ernstiger moeilijkheden dan wij thans ervaren, dat dan de A. R. bereid zijn zelf de rol van houthakker en waterputter te vervullen en dus ook mede verantwoordelijkheid te dragen voor een be wind van een Kabinet, welks geboortebewijs zij overigens niet in orde achtten te zijn. Maar buiten dit geval, aldus Dr. Colijn, kunnen wij niet wel zien, dat we voorshands geroepen zouden kunnen worden tot deelne ming aan een Regeeringsverantwoordelijkheid. De Coalitie is, normaal gesproken, niet mo gelijk meer. Een minderheidskabinet met de „starre" A. R. er in. heeft geen levensvat baarheid. Over de verhouding tot de S.D.A.P. verklaarde Dr. Colijn het volgende: Ook kunnen wij de S.D.A.P. niet zien als een groep, die remplagant zou kunnen zijn van de R.K. Staatspartij in een meerderheidscombina tie. Niet slechts scheidt het diepere levensbe ginsel hen van ons, maar afgezien daarvan zou eerst nog moeten blijken, hoe zij reageeren zuilen op de eerstvolgende revolutionnaire schokken, die zeker op dezen oorlog zullen vol gen. Dr. Colijn deed zijn voorkeur kennen voor den Kabinetsvorm van 1933: Nog één mogelijkheid is er, n.l. terugkeer tot den Kabinetsvorm van 1933. Wat er ook moge zijn aan te voeren voor een sa menwerking tusschen hen, die in het geestelijke een zekere verwantschap ver- toonen, er moet daarvoor een practische mo gelijkheid aanwezig zijn en waar mijn geloof daaraan tot het nulpunt gedaald is, verberg ik mijn voorkeur niet voor dien vorm van 1933, omdat tenslotte, gelijk de arvaring mij leer de, de minste moeiïijkhi een heeft opgeleverd, maar in den boezem van het Kabinet tot een zeer voldoende homogeniteit heeft geleid en het meest past bij de toestanden, zooals zij de laat ste jaren waren er, nog vele jaren zullen blijven. Tenslotte gaf Dr. Colijn de taak aan van de A. R. in onzen tijd. Voor het tijdvak van 1 October 1939 tot 1 October 1940 is wederom benoemd tot tijde lijk leeraar aan de Rijkslandbouwwinterschool te Groningen, A. Schuringa, aldaar. Voor het tijdvak van 1 October 1939 tot 1 October 1940 is wederom benoemd tot tijdelijk, leeraar aan de rijkslandbouwwinterschool te- Groningen, A. Schuringa, aldaar. Bij de Algemeene Rekenkamer zijn bevorderd tot hoofdcommies, L. G. Bosman, thans com mies, en tot commies F. Troll, thans adjunct- commies. Aan mr. T. Alma is, op zjjn verzoek, eervol ontslag verleend als griffier bij het kantonge recht te Sneek, met ingang van 1 Januari 1940. Aan prof. mr. M. H. Bregstein is, op zijn ver zoek, eervol ontslag verleend, als rechter-plaats- vervanger in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, onder dankbetuiging voor de als zoodanig bewezen diensten. Aan mevr. Ch. M. Beelaerts van Blokland, geboren Besier, is, op haar verzoek, eervol ont slag verleend als lid van 'den Voogdijraad te Middelburg, onder dankbetuiging voor de als zoodanig bewez endiensten. Aan mr. A. H. Prins, is, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als lid, tevens onder voorzitter van den Voogdijraad te Amsterdam, onder dankbetuiging voor de als zoodanig be wezen diensten. Aan ds. J. C. van Apeldoorn, predikant te Leiden, is, op zijn verzoek, eervol ontslag ver leend als reserve-veldprediker voor den tijd van oorlog bij het leger te velde. Benoemd is tot voorzitter van het college van regenten over de gevangenissen te 's-Graven- hage, jhr. mr. dr. O. Reuchlin, lid van voor noemd college. Benoemd is tot plaatsvervangend Rijnvaart- commissaris mr. C. J. M. Schaepman, Admi nistrateur chef van de afdeeling consulaire en handelszakei van het departement van Bui- tenlandsche Zaken. Met ingang van 1 Januari 1940 is benoemd tot rijksinspecteur van het verkeer voor den tijd van ten hoogste een jaar ter standplaats 's-Gravenhage, ir. M. J. Breuning, te Heeren veen. 28 „Allemachtig!" zei de brigadier, „allemach tig! Hoe kom je hier verzeild, heb je te veel gedronken, je was altijd zoo'n matig man.... ik herinner me Bealie uitte een schreeuw van ongeduld: „Ik heb niet te veel gedronken, ik ben net zoo normaal als jij!" Hier achtte de brigadier het noodzakelijk, een korte rectificatie aan te brengen in den vorm van: t „Nou, nou Doch Bealie voer onversaagd voort: „Ik werd hun te lastig, en toen hebben ze me gewoon beetgepakt en in dezen kelder ge stopt; ze houden me hier gevangen!" De brigadier staarde nog steeds naar hem. Het onbegrijpelijk probleem van Bealie's ver rijzenis uit den kelder scheen hem zeer te boeien. „Wie hebben jou in den kelder van meneer Crofts gestopt?" wilde hij weten, „meneer Crofts, tenminste, zijn zuster, zei dat er een man in zat, die aan delirium tremens leed!" Bealie maakte binnensmonds enkele opmer kingen, en Pete was er inwendig van overtuigd, dat ze betrekking hadden op den intelligentie graad van brigadiers van politie. „Begrijp je het dan niet!" zuchtte hij, „Crofts en zijn zuster hebben me hier opgesloten.... met hem daar!" en met zijn duim wees hij op Pete, die midden in den kelder het heele re laas belangstellend volgde. „Met hem!" zei de brigadier, scheen stch te herinneren, dat er nog een tweede in den kel der was, en wuifde met zijn pistool heen en weer tusschen Bealie en den ander: „Wie is hij dan? Hij heeft hier ingebroken! Ik zag hem tegen het huis opklimmen, en een raam binnengaan." Pete achtte nu het oogenblik gekomen, om zelf tot het offensief over te gaan, en hij deed het op tactische wijze. „Brigadier!" zei hij, en toen die man met een ruk van zijn hoofd te kennen gaf, dat hij voor verdere confidenties een open oor had, haalde hij diep adem en begon: „Brigadier, ik heb steeds een groote bewon dering gehad voor het snelle bevattingsvermo gen en het scherpe oordeel der politie. Ik woon hier, logeer hier.... ik kwam vannacht hier aan, en er was niemand thuis, dus moest ik op de een of andere manier zien binnen te komen, en ik ben er in geklommen. Als meneer Crofts dadelijk thuiskomt, kan hij het getuigen." De brigadier keek hem peinzend aan alsof hij het niet geheel met zichzelf eens was, maar Pete kreeg plotseling bijstand uit een hoek. waaruit hij dien heelemaal niet verwachtte. „Zoo is het brigadier!" zei Bealie. „Hij lo geert hier en er is op het oogenblik niemand thuis!" De brigadier knikte en keek Pete belangstel lend van boven tot onder aan. „Ik was hier vannacht een beetje in de buurt gebleven!" zei hij, „want toen ik wist, wat voor een gevaarlijke gek hier in huis was, vond ik het geraden, een beetje uit te kijken, en op een gegeven moment zag ik iemand tegen den muur klauteren, en ik er achter aan. Dus dat is in orde!" voegde hij er aan toe, en wreef met zijn vrije hand onder zijn uniformpet. „Maar wie heeft dan zoo in den kelder zitten rondspoken, als jij het niet was!" zei hij toen, perplex, en keek van den een naar den ander. Bealie grinnikte op boosaardige wijze en wees op Pete: „Hij! Ze hadden het heele zaakje prachtig in mekaar gezet en toen de politie kwam, speelde hij in den kelder voor gek, terwijl ze mij weg wilden brengen! Maar ik brak los, rolde in een moddersloot, en toen ik losbrak, en de hall in- rende, zag je mij voor een idioot aan!" „Ja!" zei de brigadier, met een gezicht, of dat bezwaarlijk anders kon. Bealie uitte een klaaglijk geluid: „Ja, en ik riep nog wel: Ik ben Bealie!" De brigadier maakte een brommend geluid: „Dacht je, dat ik op die rare geluiden van jou lette, toen je pikzwart, met je armen zwaaiend op me af kwam rennen? Natuurlijk dacht ik, dat jij de vent uit den kelder was. Maar waar om hebben ze je opgesloten?" „Vraag dat maar aan hem!" zei Bealie listig en ging voort: „Ik dien tegen hem een aan klacht in wegens vrijheidsberooving. Hij, me neer Crofts en zijn zuster hebben me drie da gen tegen mijn wil opgesloten gehouden in den kelder. Ik dien een aanklacht in, neem hem gevangen!" De brigadier zag er uit, of hij voor het groot ste dilemma van zijn leven stond. Hij her haalde: „Meneer Crofts en zijn zuster!" Daarop keek hij twijfelend naar Bealie, dan weer naar Pete. Het was duidelijk, dat hij Pete best in staat achtte tot zulk een wandaad als het opsluiten van vrije burgersmaar John en zijn zusterDaarbij kwam, dat ook Bea lie voor de politie steeds een probleem was ge weest, zijn weg leidde nog al eens langs duis tere papen, en Pete, die zooiets wel vermoedde, ging plotseling tot het offensief over: „Brigadiertenzij deze man zijn aanklacht intrekt, dien ik er een tegen hem in wegens diefstal van een auto, mijn auto, drie dagen geleden, en diefstal van een belangrijk docu ment uit dit huis! Ik eisch onmiddellijke in hechtenisneming Het lot scheen den armen brigadier dien avond niet gunstig te zijn, tenminste, hij had het uiterlijk van iemand, die boven zijn krach ten wordt beproefd. „Wat is dat nou allemaal?" zei hij, en keek verwijtend, „wat is dat nou toch allemaal?" Pete maakte gebruik van zijn verwarring, door het eenmaal behaalde voordeel nog ver der uit te buiten: „Brigadier!" zei hij streng. „Bealie hier maakt het mijnheer Crofts en zijn zuster sedert eenige maanden zeer lastig. Hoe dat in elkaar zit, kunt u beter aan mijnheer Crofts zelf vragen! Ik ben een vriend van mijnheer Crofts, en kwam enkele dagen geleden hier, om bij hem te lo- geeren. Den eersten avond al heeft dit individu mijn auto gestolen, die buiten mijn landhuisje stond, en in denzelfden nacht drong hij dit huis binnen, en stal er een papier, dat voor ons drieën zeer gewichtig was en verdween er mee. Ik geef toe, dat het niet heelemaal in orde was, dat we Bealie opsloten, maar als hij er op staat, er herrie over te maken, draait hij, even goed als ik, de gevangenis in, en veel langer, dus daaren Pete uitte die woorden met nadruk en heel langzaam, „bereikt hij totaal niets mee, want we hebben een grooten voor sprong op hem in dat geval, hij begrijpt wel, wat ik bedoel!" Aan Bealie's gezicht was duidelijk te zien, dat hij 't inderdaad begreep. Hij had trouwens wel een zeer groote sukkel moeten zijn, om het niet te begrijpen! Als beide partijen hun aanklacht doorzetten en van beide zijden werd even hard opgetreden, wat zeer twijfelachtig was, daar John blijkbaar een groot aanzien genoot bij de locale politie, om van zijn zuster niet eens te spreken, dan zou de straf van Bealie voor die twee feiten veel zwaarder zijn dan die van een van hen, als er hun straf werd opgelegd. Als Bealie dan nog zat te brommen, waren Pete en de twee anderen op hun doode gemak weer be zig, hun voorwerpen op te snorren. „Als hij ervan afziet, een aanklacht in te dienen," zei Pete, „dan zal ik ervan afzien, een aanklacht tegen hem in te dienen, en hij kan dan natuurlijk weggaan!" Hij ving een plotselingen glans in de oogen van Bealie op, en bemerkte, dat hij zich dan op één punt blootgaf: „Dat is te zeggen, wanneer hij er in toestemt, een verklaring te teekenen, waarbij de briga dier getuige is, dat hij in de toekomst óók geen aanklacht in zal dienen, anders speelt hij ons morgen die poets, en is gevlogen, voor we de onze kunnen indienen!" Bealie mompelde een woord tusschen zijn tanden, en Pete lachte zachtjes. De brigadier keek van den een naar den ander, en bepaalde zich ertoe, niets, te zeggen. „Nou, Bealie!" zei Pete, „wat zeg je ervan? Als je dat papiertje teekent, dan kun je weg gaan en streken uithalen zooveel je wilt, als ik je maar niet in de buurt vind!" Bealie schoot omhoog: „Brigadier! Hoor je dat? Hij dreigt!" De brigadier oordeelde dit terrein, waarop htf thuis was, en haalde met een superieur air de schouders op: „Klets niet!" zei hij, „als je op particulier terrein komt. kan hij je er af schoppen, als hij trek heeft!" Het was het einde van de scène en Bealie was niet zulk een ezel, dat hij dat niet inzag. De sympathieën van den brigadier hadden zich snel aan de zijde van Lois en John geschaard, en het was zelfs te bespeuren, dat zijn weer zin tegen Pete zoetjesaan begon te verdwijnen. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 3