ADMIRAAL POUND t; ele»e® Icrarateia Mijnhardtjes <Kdwtdad da§ Kabouter Flip en zijn vriendje Wip w; DE ONBEKENDE ze snakken - er naar - Onderwijsvernieuwing Vreemde kloosterlingen in Limburg in de kapel Rede van dr. van der Spek te Utrecht werpe men niet weg; stuur ze op naar Uw vrienden en kennissen onder de gemobiliseerden; Plechtige viering van Christus- Koning te Leiden Fransche Capucijnen van Eysden repatriëeren Amities Catholiques Frangaises Nijmegen Prof. Harvey Gushing herdacht Kon,Ned. Akademie van W etenschappen RETRAITEN TE BERGEN DOOR A. HRUSCHKA De Engelschen hebben altijd groote zeelui ge had admiralen van wereldnaam. In' de oor' logen, die de Zeven Provinciën in hun opko mende macht en in hun gouden bloeitijd tegen de Engelschen voerden, konden de Engelsche vloot- bevelhebbers een tijdlang wel niet op tegen de Nederlandsche admiralen, mannen als de Ruyter en de Trompen en nog verschillende anderen maar t>p den duur beheerschten de Engelsche admiralen overal de wereldzeeën, omdat En geland zich ontwikkelde tot imperium en zijn grootste tegenstanders Spanje en Holland tot groote beperktheid op zee werden teruggedron gen- In de nieuwere tijden glansde vOoral de naam van Nelson, die in Engeland met recht niet minder vereerd wordt dan bij ons De Ruyter. Er liggen een paar eeuwetl tusschen beide mannen. Maar zij toonen gelijkenis in op treden en houding. Hun positie in de geschie denis is niet ongelijk. In de geheele negentien de eeuw was het werk der vloten van geen groote krijgskundige beteekenis. Engeland had nergens concurrentie te duchten. Japan begon zich weliswaar ter zee te ontwikkelen, maar dit kon de Engelsche vloot weinig deren. Alleen moesten de Engelsche vlootbases in het Verre Ccsten tegenbver Japan worden versterkt, toen de jonge marine van het land van de Rijzende Zon de verouderde vloten van den Tsaar aller Russen had vernietigd. In de negentiger jaren begon Engeland ter zee een geduchten tegen stander te krijgen in Duitschland, dat zijn vloOl verontrustend begon uit te breiden en schepen bouwde, die aan de Engelsche slagschepen niet onevenwaardig waren. Engeland trachtte met keizer Wilhelm II, die in groot-admiraal von Tirpitz een organisator van den eersten ran: had gevonden, tot een accoórd te komen. De keizer wekte namelijk hevig Albion's wantrou wen, toen hij zichzelf den symbolischen titel verleende van admiraal van den Atlantischen Oceaan en zijn dierbaren neef, Tsaar Niko- laas II, onthaalde op den titel van admiraal van den Stillen Oceaan (dit was vóór den Japansch-Russischen oorlóg). Wilhelm n stoor de zich niet aan het Engelsche wantrouwen en bouwde voort. In den wereldoorlog was de keizer zeer zuinig op zijn vloot, zeer tegen den zin van von Tirpitz, die zeeslagen wilde leveren. De Engelsche vloot kreeg niet veel meer te doen dan konvooi-bewakings- en blokkade- dienst en bestrijding der TJ-Booten. Eenmaal slechts had een zeeslag plaats. Bij Skagerrak- De slag bleef onbeslist. Beide partijen eischten echter voor zich de overwinning op. Het roem loos einde der Duitsche vloot kwam bij de Duitsche ineenstorting te land. Zij moest uit geleverd worden en pleegde later ..zelfmoord" te Scapa Flow. Thans kan de Duitsche vloot in getalssterkte zich niet met de Engelsche meten. De Engelsche vloot van nu is zeer machtig, maar daarom niet minder trefbaar, wat we in de laatste weken reeds drastisch hebben beleefd. Als de .sterke man" der Engelsche marine wordt op het oogenblik beschouwd admiraalSir Dundley Pound, die als eerste zeelord van de Admiraliteit de opperste bevel hebber is van de Engelsche vloot. Hij is een vooraanstaand vertegenwoordiger van de „mo derne" school der strategie-ter-zee, welke op komt voor de leer van het offensief en initia tief en de min of meer passieve politiek der Britsche marine-strategen uit den wereldoorlog bestrijdt. Tevens is Sir Dundley de gezagheb bende autoriteit in alle vraagstukken der zee vaart. Hij heeft een boek over deze vraagstuk ken geschreven en dit is tegenwoordig het tekst boek der Britsche marine. Pound treedt ener giek voor zijn opvattingen in het krijt, ook wanneer hij de meeste stemmen tegen zich heeft. Dit bezorgde hem vele vijanden. Zoo wekte het bijvoorbeeld op de Geneesche ont wapeningsconferentie groote sensatie, toen hij heftige oppositie voerde tegen een algemeen voorstel van de marine-commissie. Volgens dit plan zou het aan oorlogvoerende mogendheden verboden zijn, oorlogsschepen van vreemde staten in beslag te nemen, welke bij het uit breken van een oorlog op de werven van hun eigen gebied in aanbouw zouden zijn. Dit ver bod was reeds opgenomen in het verdrag van Washington. Het feit, dat een Britsch admiraal dit verdrag wilde veranderd zien, leidde tot protesten der Vereenigde Staten, van Frank rijk, Japan en Italië en van de Engelsche La bour-part ij. Admiraal Pound is een der beste organisators der vloot. Reeds als kapitein zorgde hij voor verbeteringen van organisatorischen aard, die nog heden van kracht zijn. Het ambt van lei der der operaties, dat hij in de laatste jaren van den wereldoorlog bekleedde, was op de eerste plaats van organisatorisch karakter. Voor dien was Pound cbmmandant van het linieschip „Colossus", op welks brug hij ook stond tijdens den slag van Skagerrak en dat de eenige Britsche eenheid was, die door Duit sche granaten werd getroffen. Van 1925—27 was Pound chef van den staf van den comman dant van de Middellandsche Zee-vloot, admi raal Sir Roger Keyes. Vervolgens werd hij stafchef van de admiraliteit te Whitehall. Pound is ook een uitstekend diplomaat- Hij was gede legeerd bij de vredesonderhandelingen te Ver sailles en was langen tijd vertegenwoordiger der Britsche marine in de permanente com missie van den volkenbond. Deze diplomatieke vaardigheid kwam hem bijzonder van pas, toen hij van Maart 1936 tot Mei 1939 fungeerde als commandant van de Middellandsche Zee-vloot. Zijn schepen kwamen in dien tijd niet tot rust en stoomden van het eene naar het andere einde van de Middellandsche Zee, toen poli tieke gebeurtenissen van den eersten rang plaats hadden in Abessinië, Palestina, Spanje, Egypte en Albanië. Pound organiseerde ook den inter nationalen patrouilledienst tegen de onderzee booten in de Middellandsche Zee tijdens den Spaanschen burgeroorlog. Hij verhinderde ook de verovering van Minorca door de Italianen door bedachtzame diplomatieke stappen bij Franco. TOen de opstand in Palestina in den herfst van 1938 gevaarlijk werd, riep men Pound te hulp. Thans is hü eerste zeelord dqr Admiraliteit. tegen Gevatte koude, Koorts, Griep Voor de leden van de Vereeniging van In specteurs en Schoolopzieners van het L. O. in Nederland, die Maandag te Utrecht in verga dering bijeengekomen waren, heeft de heer dr. Joh. v. d. Spek, geneesheer-directeur van de psy chologische inrichting „Maasoord" te Rotter dam, gesproken over: „Onderwijsvernieuwing en haar psychologische eischen." Verschillende ervaringen aan onderwijsinsti tuten, aldus spr., zijn oorzaak, dat onderwijs vernieuwing een dwingende eisch is geworden. In de school komt bijv. vaak voor, dat een leerling de hem gegeven opdrachten niet kan uitvoeren, omdat hij die opdrachten niet heeft leeren verstaan. Hij kan dus niet lezen. Deze omstandigheden o.m. hebben spr. er toe ge bracht, dit onderwerp nader te bestudeeren. Onderwijsvernieuwing heeft altijd bestaan. Her haaldelijk heeft men gezien, dat de wezenlijke stuwing voor onderwijsvernieuwing van de on derwijzers is uitgegaan. Dit is ook psychologisch juist. De taak van de inspectie is hier wel zeer moeilijk, omdat het nieuwe geboren moest worden uit de samenwerking van inspectie, on derwijzers en ouders. Verschillende mannen en vrouwen hebben invloed uitgeoefend op het ont staan van het nieuwe: Herbart, Wundt, Piaget, Montessori, Buehler, Maeder, enz. De onderwijzer moet tot het kind komen. Dat is de groote wet. Vooral bij het B.L.O. is dit al heel duidelijk gesymboliseerd, door dat in veel scholen de onderwijzer (es) lager staat, in letterlijken zin, dan de kinderen zitten. Ook de schoolbladen zijn van betee kenis, vooral wat de casuistiek betreft. On derwijsvernieuwing moet geen verbalisme' worden. In deze vernieuwing werken voornamelijk drie factoren. Op de eerste plaats de binding tusschen on derwijzer en leerling. Vervolgens de juiste ver houding van ouders en onderwijzers en ten derde is de intelligentie psychologisch voor de vernieuwing van juiste beteekenis. In de nieu we school zullen weggenomen moeten worden de remmende invloeden van minder begaafden. Het onderwijs moet gezien in het geheel der opvoeding. Wij moeten het kind zien als een eigen psychologisch gegeven. Onderwijs en op voeding moeten niet uitsluitend additie zijn. De synthetische psychologie is hier van groote beteekenis. Alle kennis moet een genetisch ge groeid geheel worden. Bij kinderen zien wij plotseling opkomen de belangstelling voor be paalde dingen. Leeren is ook een biologische functie. De school moet hier een groote factor zijn. De veranderingen in het zieleleven van den jongen mensch hebben beteekenis. De be langstelling van het individu hangt hier ten nauwste mee samen. De biologische ontwikke ling vraagt daarom om zijn belangstelling. Steeds moet de school zich wapenen voor een volgende biologische periode. Met instemming neemt spr. de ideeën over van den heer Bolke- stein ten aanzien van het Middelbaar en Voor bereidend Hooger Onderwijs. Voor het L. O. hebben deze mede beteekenis. Maar we kun nen niet alles loslaten. Er wordt bijv. tegen woordig veel kwaad verteld van de parate ken nis. We moeten nu eenmaal iets leeren en vast houden; ook rijtjes. Het heeft zijn nut. We moe ten ons steeds laten leiden door den genetisch- functioneelen opbouw. Het vreeswekkende van het nieuwe moet weggenomen worden. Het on bekende, dat eerst glossisch wordt ervaren en straks auditief en visueel wordt geleerd, moet het kind geen vrees inboezemen. Gebruik bij het veroveren van het onbekende zooveel mo gelijk alle zintuigen. Hierbij is gebruik te ma ken van het instinctieve, het spontane en het actieve in het vind. Uit het hoofd leeren is „apprendre par coeur". Volgens het Fransche taaleigen. Dat is het ech te. Het cordiale moet met het cerebrale samen gaan. Kunnen de vakken psychologisch inge deeld worden, zoodat ze op een bepaalden leef tijd van het kind worden onderwezen? Dit is volgens spr. onmogelijk. Wel kunnen we ons toeleggen op de psychologie van het leersn (studeeren) zelf. Vooral voor de kweekscholen is dat van beteekenis voor de uitvoering van dit plan. Het zal vart den onderwijzer veel vragen. Zijn werk schuift op naar het pastorale (dominee, psychiater). Het artistieke zal hem eigen moe ten zijn. Het vraagt zelfopoffering en een groo- tere mate van voorbereiding. Op deze met aandacht gevolgde voordracht volgde een levendige discussie, die aan den re ferent de gelegenheid gaf, enkele onderdeelen nog eens duidelijker en uitvoeriger te bespreken De vereeniging „Katholiek Leiden" heeft in de groote Stadsgehoorzaal plechtig het Chris tus-Koningschap gevierd. Na een kort woord van welkom van den voor zitter, den heer W. J. Kriek, werd een serie „levende beelden" uitgevoerd door kinderen van het R.K. Weeshuis, onder leiding van den Zeer- eerw. Heer F. Lohman. De gedachte, die in de verschillende tafereelen werd uitgebeeld, was het menschelijk leed van armoede, ziekte, ge; brek en verweesdheid. Eerst werd het begin van leed en van de Goddelijke liefde uitgebeeld, daarna de wijze, waarop Christus het leed ook onderging en ten slotte de leer en de daden van Christus, om het mensehenleed te verzach ten en te genezen. Het R.K. Sleutelkoor zorgde bij deze tafereelen voor een stemmingsvolle, muzikale omlijsting. Hierna betrad de Zeereerw. pater Borromaeus de Greeve O.F.M. het spreekgestoelte. Deze ge wijde redenaar had tot onderwerp van zijn rede gekozen de grootheid van Christus' Koning schap en de plaats, welke Christus Koning in de huidige wereld inneemt. Onder den sugges tieven titel „Weg met Hem?" schilderde hij, hoe Paus Pius XI de viering van „Christus Koning" heeft ingesteld om de wereld te wijzen op het eenig heilsteeken, dat Christus Koning is, en in de tweede plaats, om de katholieken tot trouwen dienst aan God te brengen. „Weg met Hem" is de kreet, zooals die in de vijf wereld- deelen gehoord wordt De moderne wereld blijft revolteeren tegen God. Weet de wereld wel, wat zij doet, wanneer zij Christus uitbant? Ten slotte schetste de ge wijde redenaar God in al Zijn grootheid; Hij, de Koning der Koningen, zal als laatste op deze wereld blijven. „Eén rijk zal steeds blijven, Zijn rjjk," besloot spr. zijn aandachtig aanhoorde en met gloed uitgesproken rede. De schoone avond werd besloten met zang van he* R.K. Sleutelkoor en „levende beelden", waarin Christus' Liefde voor de menschen, die lijden, voorgesteld werd. Het lied van „Christus Koning", door allen meegezongen, vormde een grootsche manifestatie van Katholiek Leiden aan den Koning der Koningen. (Van onzen Zuid-Limburgschen correspondent) Limburg, grensgewest bij uitnemendheid, was steeds een toevluchtsoord voor uit hun vader land verdreven religieuzen. Tijdens den Kul- turkampf vonden tal van mannelijke en vrou welijke Duitsche ordesgeestelijken hier een tweede vaderland. In de dagen van Combes kwamen vele Fransche kloosterlingen hierheen. Enkele jaren geleden zochten hier zelfs Spaan- sche Jezuïeten een onderdak, doch die zijn er niet lang gebleven, ze konden niet wennen. Dat vreemde religieuzen zich liefst in Limburg ves tigden is niet toevallig. De provincie grenst over heel haar lengte aan Duitsch Rijnland; men heeft er dus veel verbindingen met centra als Düsseldorf, Krefeld, M.-Gladbach, Aken en Keulen. De Franschen zijn er niet te ver van Luik, dat goede treinen heeft op Parijs. Boven dien is de bevolking goed katholiek en met vreemde talen vertrouwd. De vreemde klooster lingen hebben steeds een zekere reserve be tracht, doch huizen als van de Jezuïeten te Val kenburg, (behoorende tot de Duitsche orde) en van de Fransche Dominicanen te Gronsvéld, beteekenden heel wat in het geestelijk en we tenschappelijk leven der streek. Bleef Valken burg door zijn sterrenwacht uniek in ons Zui den, Ryckholt werd van beteekenis door de latere opgravingen der neolithische of wellicht zelfs palaeolithische vuursteenwerkplaatsen in de omgeving. Deze zijn door Fransche Domini canen geëxploreerd en menig mooi stuk siert nu hun collecties in hun moederhuis in Savoye. De groote dagen der vreemde kloosters gaan voorbij. Ryckholt is geen studiehuis meer voor de Fransche orde, doch alleen maar een bui- tenlandsch klooster van locale beteekenis. Val kenburg maakte door Duitsche overheidsmaat regelen zoo moeilijke dagen door, dat geruch ten over opheffing circuleerden. Dezer dagen bereikte ons het bericht, dat ook het studiehuis der Fransche paters Capucijnen te Eysden op geheven wordt. Reeds is een aantal novicen gerepatrieerd en is de bibliotheek verhuisd. Eysden behoorde tot de provincie Parijs. Het feit, dat verschillende kloosterlingen door de Fransche overheden opgeroepen waren voor militairen dienst is aan deze verplaatsing niet vreemd, al zal de betere verhouding tusschen Kerk en Staat daarginder wel mede van in vloed geweest zijn. Het klooster te Eysden wordt intusschen niet geheel en al verlaten, er blij ven eenige paters en broeders achter. Het heen gaan der Capucijnen werd zeker met leedwezen in de omgeving vernomen. Deze „barrevoeters". wier armoede spreekwoordelijk was, hadden aller sympathie verworven. De beste wenschen vergezellen de mannen van boete en gebed, ook voor het overleven van het geweldige gewapen de conflict, waaraan zoo menig geestelijke ac tief deelnemen moet. Voor de vereeniging Amitiés Catholiques Francaises te Nijmegen sprak Z. H. Exc. Mgr. Harscouët, bisschop van Chartres over de Ma- riadevotie in Frankrijk en Chartres. De voorzitter, Mgr. Prof. Dr. J. Hoogveld, kon naast den spreker vele gasten begroeten, den rector magnificus Prof. Mag. Dr. G. Kreling, den secretaris van den senaat Prof. Dr. J. D. M. Cornelissen en de professoren Dr. Brandsma, Sassen, De Waale-Weerenbeek en lector Dr. v. d. Meer. Mgr. Prof. Dr. J. Hoogveld herinnerde in zijn openingswoord aan de droeve omstandigheden van oorlog en crisis, waarmede een mateloos wee over de wereld gekomen is. Mgr. Harscouët, van wiens lezing wij vorige week reeds een samenvatting gaven, had ook hier een aandachtig en dankbaar gehoor. Prof. Dr. Doyens sprak een algemeen dank woord namens de Amitiés Catholiques Frangai' ses voor de prachtige lezing. Velen der aanwezigen maakten vervolgens in de receptiezaal der aula van de R. K. Universi teit nog nader kennis met Mgr. Harscouët, die vergezeld was van zijn secretaris. Den avond, toen de groote schouwburg bij uit zondering gesloten was, kwamen de voornaamste artisten, die er aan verbonden waren, in een café bij elkaar, om daar onder gezellig gekeuvel van nun tijdelijke rust te genieten. Toen het gezelschap vereenigd was, vroeg Ka- rel de Winde: „En wat voor nieuws zoo al om dit blijspel in ons leven nog belangwekkender te maken, mijn waarde vriendinnen en vrien den?" Hij wendde zich tot Dorine Mabels. „Zeg, schoonste onder de schoone sterren aan onzen tooneelhemel, weet jij zoo niets te vertellen? Je ziet er vandaag zoo buitengewoon opgewekt uit, dunkt me." „Ik?" vroeg Dorine verwonderd. Ze keek even de rookkrulletjes van haar sigaret na, glimlachte en dronk haar glas wijn in één teug leeg. Toen zei ze: „Ja, ik heb nieuws." „Laat hooren! Voor den dag er mee!" riepen een paar stemmen. „Ga je trouwen? Heb je elders een contract afgesloten? Ga je soms naar Hollywood?" klonk het verward. „Ik ga trouwen," vertelde Dorine en genoot van hun verbazing. Toen wenkte ze een kellner en bestelde drie flesschen champagne. „En wie is de gelukkige?" werd er gepolst. „Hij komt ongeveer half twaalf hier." „Kennen wij hem?" „Mogelijk wel." ,.Is hij tooneelspeler?" Dorine deed geen enkel teeken, waaruit iets kon afgeleid worden: ze wilde de spanning niet verbreken. „Ik zal jullie eens wat van mij zelf vertellen," hernam ze. „Iets wat ik eens' onder vonden heb. Op een avond, toen ik den trein van Antwerpen naar Roosendaal genomen had, waar ik een tante van me ging bezoeken, kwam op het nippertje een heer mijn compartiment in. Dit speet mij verschrikkelijk, want ik was destijds in 't geheel niét op 't gezelschap van een heer gesteld. Je moet weten, ik was toen nog zoo nuchter. Hij lachte en zei: „Juist op tijd." Hij wierp zijn valies en zqn hoed in het net. Ik sprak geen enkel woord en keek uit het raam, waar ik, daar 't buiten donker was, onzen coupé in weerspiegeld zag. Nadat hij tegenover mij was gaan zitten, begluurde hij mij, alsof hij nog nooit een jong meisje gezien had. Ik voelde dat ik een kleur kreeg en onwillekeurig keek ik hem aan, maar sloeg mijn oogen voor zijn donkeren, scherperen blik neer. Hij woelde met zijn hand door zijn lang krulhaar en bleef mij als in ge dachten strak aankijken. Het bloed steeg mij heviger naar de wangen en dan weer voelde ik het naar mijn hart terugvloeien en wist ik dat ik doodsbleek zag. Eindelijk stond hij op en begon de woorden te prevelen, waarbij hij alle mogelijke gebaren maakte. Hij is waanzinnig, dacht ik met schrik. Die oogen, dat vreemd doenMijn blik ging naar de noodrem. Als er iets gebeurde, zou ik er gebruik van maken. Er was geen ander middel om de aandacht te kunnen trekken en hulp te krijgen. De afdee- ling had geen zijgang, dus waren wij tot Roo sendaal op elkanders gezelschap aangewezen. Opeens begon hij uit te vallen en zag mij woe dend aan. „Ik zal je dooden, als je mij ver smaadt!" Ik klappertandde en bedacht dat het wellicht beter was niets te zeggen, hem stil te laten begaan, totdatjaverder durfde ik niet meer denken. Hij hernam: „Kniel voor me neer, je bent mijn vrouw en hebt mü, je man, te gehoorzamen en vraag mij om ver giffenis." Toen kon ik mij niet langer bedwin gen en zei met tranen in de oogen: Ik heb u niets misdaan, ik ken u niet eens." „Kniel of ik dood je," snauw- de hij woest. Ik liet mij van de I AnfïStvJP. bank glijden en stak bevend mijn „Zeg i me na," beval hij„Ik bekend dat ik door mijn ontrouw ons huwelijk geschon den heb." Weer kwam ik in opsstand en kreunde: „Ik ben niet getrouwd." „Vlug!" kreet hij, zijn vuist boven mijn hoofd. Met bevende lippen sprak ik zijn woorden na. Toen hielp hij mij opstaan en zei ernstig: „Wij moeten samen eens praten, juf frouw. Hier is mijn kaartje. Ik heb u wel eenige angstige oogenblikken bezorgd, waarvoor ik u mijn verontschuldigingen aanbied, maar ik voor spel u dat u een toekomst wacht, waarvoor u mij misschien eeuwig dankbaar zult blijven." Ik herademde, maar mijn lichaam trilde nog van de hevige aandoening, die ik doorstaan had. En hoewel hij .nu kalm was, bleef ik hem wantrou wen. Hij nam mijn hand. Ik durfde ze niet te rugtrekken en met zachte stem, waarin mede lijden lag, zei hij„Ik heb u op de proef gesteld. Zoodra ik u zag, hebt u mijn aandacht getrok ken en ik bemerkte al gauw aan uw uiterlijk, vol uitdrukking, dat u geschikt bent voor het tooneel. U denkt dat ik zinneloos ben. Ik neem het u niet kwalijk: ik heb u alle reden gegeven om dit te veronderstellen, maar mijn geest ia gezond." „Ik sprak niet en vermoedde steeds dat hij aanvallen van waanzin had. Hij was welis waar kalm en zijn blik was rustig, maar hoe- velen hadden niet van dergelijke oogenblikken? De verdere reis heeft hij gewoon met mij zitten praten en vertelde hij mij van zijn loopbaan." „En zijn kaartje? Wie was hij?" vroeg een der vrienden. „Mogen we dit ook weten?" Dorine wees naar de deur. „Daar komt mijn verloofde juist aan. De zinnelooze," schaterde ze. „Albert Waalhof!" klonk het juichend. Anderen mompelden verwonderd: „Hij, de be roemde tooneelschrijver en groot acteur!" „Ik heb zoo juist onze reis naar Roosendaal verteld," lachte Dorine. „Heb je ook gezegd hoe prachtig en bewon derenswaardig je toen was in je oningestudeerde rol?" „Dit laat Ik aan jou over, Albert," antwoord de ze. „Het was een onmenschelijke daad van me," verklaarde Waalhof. „Maar.... Dorine gaf er zelf aanleiding toe. Haar zelfbeheersching, haar kalme houding „Ik was opgewonden, vreeselijk opgewonden," onderbrak Dorine. „Ik verkeerde in grooten angst." „Je hebt er niets van laten merken, kind," zei Waalhof. „Daar zag ik toen je kunst in opge sloten. Je ziet, gezien je succes, dat ik niet blind was." „En ik beklaag mij die proef niet, hoewel ze erghard was," bekende Dorine. En haar glas heffend, zei ze: „Laten wij klinken op onze ver loving, mijn vrienden!" Wat was Peter blij toen hij dat hoorde. Nu leek alles wel weer in orde te komen. Ze zou den de hulp inroepen van St. Nicolaas, in wien ook hij een groot vertrouwen had, evenals Rita. AI heel vroeg brak men des morgens op, om zoo gauw mogelijk in bewoonde streken te komen, waar meer te verdienen viel. Rïnaldo riep Peter bij zich en zeï hem, dat hij ook den kost moest gaan verdiener.. „Ken je het messenvangspel niet?" vroeg hij. De schrik sloeg Peter om het hart, toen hjj in het dreigend gezicht van den zigeunerhoofdman keek. „Dan moet je dat maar leeren," zei deze norsch, „deze zweep zal je er wel in helpen.." Rinaldo haalde een aantal scherpe dolken voor den dag en begon ze in razend tempo in de lucht te gooien en ze weer op te vangen, zonder één schrammetje op te loopen. Wat keek Peter benauwd! Ineens hoorde hij Flip zeggen: „Zeg hem, dat je een veel grooter kunststuk, kan laten zien, maar dat hij je dan een paar minuten alleen moet laten." Door prof. v. d. Hoeven in de In de afd. Natuurkunde van de Kon. Ned. Akaden.ie van Wetenschappen heeft de voorzitter, prof. dr. J. van der Hoeven, den onlangs overleden Amerikaanschen ge leerde, prof. dr. Harvey Cushing, herdacht, in wien de medische wetenschap een harer grootste voorgangers heeft verloren. Hij was een telg van een geslacht, dat aan Amerika vele geneeskundigen heeft geschon ken: Cushing's broeder was professor in de pediatrie, de vader in obstetrie en gynaecolo gie, grootvader en overgrootvader waren even eens medici. In 1895 werd Cushing medicinae doctor aan de Harvard University. Na zich aan de John Hopkins medical school tot chirurg te hebben bekwaamd, studeerde hij in 1900 en 1901 heelkunde bij Kocher, physiologfe te Kronecker te Bern en bij Shenington te Liverpool. Behoudens een onderbreking tijdens de jaren van den wereldoorlog, gedurende welke hij zijn enorme werkkracht en groote talenten ter beschikking van de geallieerden in Frank rijk stelde, speelt zich Cushing's leven af in drie der voornaamste medische centra van Amerika: de Harvard! medical school te Bos ton, de John Hopkins medical school te Balti more en de Yale University te New Haven. Cushing heeft als speciaal terrein zijner werk zaamheid uitverkoren de chirurgie van het ze nuwstelsel en wel voornamelijk van de herse nen. Er behoorde waarlijk groote rr.oed toe in dien tijd en men moet bewondering koesteren voor het weerstandsvermogen, zoowel physiek als psychisch, dat cushing hierbij toonde te bezitten. Cushing's groote werken op het gebied der hersenchirurgie, „Tumors of the nervus acus- ticus and the syndrome of the cerebellopon tine angle; Meningiomas"; „The vascular tu mors of the brains" e.a. worden als standaard werken beschouwd. De verdiensten van Cushing liggen voorzeker niet alléén op practisch gebied; hij zag reaos vroeg in, dat de neuro-chirurgie nooit de hoog te zou kunnen bereiken, waarop dit onderdeel der medische wetenschap behoort te staan, zon der uitgebreide nauwkeurige bestudeering der experimenteele physiologie en pathologie het zenuwstelsel. De herinnering aan Cushing zal blijven leven in de harten van zijne patiënten, leerlingen en vrienden en in den geest van alle tegenwoor- dige en toekomstige beoefemren der neuro chirurgie. RETRAITEHUI VAN NO'RDPULLAN».. •ST. PETRUS CANISIUS" BERGEN (NJI.) Alle inlichtingen bij de Directie van net Re traitehuis Bergen (NH.) bij Mkmaar Telef. K 4082081 Gironummer *5537. Zij. die van den trein gebruik maken stappen te Alkmaar over op tram. die op net derde per ron gereed staat Men bereikt het derde perron door de tunnel Bjj de halte Oostdorp stapt men uit en op vijf minuten af„tands is men oij het retraitehuis De vergoeding voor- de retraite kan voor (per giro) of tijdens de retraite vol daan worden Aanvang van de retraite des avonds half acht Uiterlijk zij men te zeven uur in het retraitehuis aanwezig Einuc van de retraite des middags twee uur De Nederlandsche "-^orwegen zijn bereid een aanzienlijke reductie te geven aan allen (ook aan alleenreizenden) die net retraitehuis be zoeken. Bij overlegging van een reductiebon kan men een vierdaagsch retourbiljet krijgen tegen zeer verminderden prijs. Degenen, die prijs stel len op deze reductie, melden dit op de aanvrage voor de retraite, waarop nun mét de deelne merskaart een reductiebon wordt toegezonden.- Dinsdag 2629 Gehuwde dames (Adam 8t Willibr, Haarlem St Ells en Barbara e.a t 650 NOVEMBER Maandag 69 Gehuwde dames middenstand 1 10— Vrijdag 10—13 Heeren Kerkzangers t 6.50. Dinsdag 21—24 Ongehuwde dames f 6.50. Zaterdag 18—21 -Jongemannen (A'dam. ie zich over zijn geloot schaamt, schaamt zich over God. Wie zich over God schaamt, over dien zal God zich schamen. 41 Niet in het begin. Eerst na de eerste be handeling van het proces, dat ik uit nieuwsgie righeid bijwoonde en waarbij vele dingen mij boos maakten, begon ik er anders over te den ken. Mr. Kögler staat op: Ik zou gaarne getuige een vraag stellen. Hubert Sochor heeft in den loop van de eerste instructie, bij het eenige verhoor, dat hem werd afgenomen, voor den nacht van 21 op 22 April een schijnbaar onberispelijk alibi aangevoerd. Hij heeft verklaard, dat hij reeds om tien uur is gaan slapen en dat hij den heelen nacht in zijn bed heeft doorgebracht, 's Morgens van 22 April zou hij zich verslapen hebben en, daar hij dringende zaken had te regelen, zonder ontbijt zijn uitgegaan. Tegen tien uur zou hij op zijn kantoor zijn gekomen. Dus kon hij onmogelijk om negen uur te Vriebusweiler zijn geweest en d&ar een moord geleegd hebben. Ik verzoek nu getuige, ronduit en duidelijk te zeggen, wat eij in den nacht van 21 op 22 April zooal heeft waargenomen. Julie Bailer zegt, dat zij slaapt in de keuken; die keuken ligt juist onder de dienstbodenka mer van de Sochors en deze grenst aan het slaapvertrek van Hubert Sochor. In den be- wusten nacht had Julie niet kunnen slapen; want 21 April was de eerste verjaardag van het overlijden van haar vader en 's avonds had zij met moeder veel over hem gesproken, zoo dat zij erg zenuwachtig was.... Kort voor middernacht had zij boven by de Sochors het raam van de dienstbodenkamer zacht hooren openen, en onmiddellijk daarna op de binnenplaats een eigenaardig geluid opgevangen: iemand moest zich laten afglij den langs de dakgootbuis. 't Was maneschijn en dus buiten nog al licht. Zij stond op en keek door het gesloten venster van de keuken. En juist zag zij tóen Hubert Sochor, afglijdend langs de buis, den grond bereiken; hij liep op de teenen en verliet het binnenplaatsje langs de achterdeur van het huis. Julie dacht toen enkel aan een liefdesavontuur, want iedereen kende Hubert Sochor als een meisjesgek. Doch later, toen zij vernam, dat Sochor had beweerd, den heelen nacht thuis te zjjn geweest, had zij dat wel een beetje zonderling gevonden. En de heer Nemetz, die later een poos de dienst bodenkamer bij de Sochors had bewoond, had haar overgehaald, hier te komen vertellen wat zij wist Getuige is zich wel er van bewust, dat zij hier spreekt onder eede? - Ja, volkomen. En ik zeg eenvoudig de waar heid. Hebt u zich misschien in den datum ver gist? Kan hetgeen u hebt gezien niet een dag vroeger of later gebeurd zijn? Neen. 't Was in den nacht van 21 op 22 April. Aller oogen zijn nu op Hubert Sochor ge vestigd. Trotsch, zelfs met een ironisch lachje fixeert hij de getuige Julie Bailer.... Vervolgens leunt hij achterover, slaat de beenen over elkaar en houdt zich alsof de heele zaak hem niet, aanging Het publiek is zóó onrustig geworden, dat de voorzitter herhaaldelijk den hamer moet hanteeren, om stilte te verkrijgen voor het hooren van andere getuigen. Dezen volgen elkander geregeld en vlug op. Een slotenmakersknecht verklaart dat Hubert Sochor ongeveer een jaar geleden den juisten datum herinnert hij zich niet een sleutel heeft laten maken volgens een meege- brachten wasafdruk. Hij beweerde, dat het de sleutel was der voordeur van 't huis, waar hij een appartement bewoonde; dien sleutel had hij verloren en liefst had hij, dat men dit niet te weten kwam, opdat niemand zich ongerust zou maken. Toevallig had kort daarna de knecht voor een anderen bewoner van hetzelfde huis in de Herrengasse op bevel van zijn meester nogmaals een sleutel op de voordeur moeten maken, en toen had hü bemerkt, dat die welke hij voor Sochor had vervaardigd, in grootte en vorm veel verschilde van het nieuwe model. Toevallig had hij den wasafdruk bewaard en, zonder eenige bedoeling, in zijn gereedschapsla geworpen; verder had hij er niet naar omge zien, maar op verzoek van advocaat Kögler had hij 't ding nu meegebracht.... De wasafdruk bleek volkomen overeen te stemmen met den sleutel der voordeur van „Rozenhof"; de gezworenen werden onmiddel lijk in de gelegenheid gesteld, zich daarvan te overtuigen. Op den slotenmakersknecht volgde een jon gen van zestien jaar, met name Gottfried Saxneth, die eenigen tijd in dienst was geweest bij Sochor, toen deze nog een betrekking bij een andere firma bekleedde. Hij moest bood schappen doen, de auto's reinigen na de proef ritten en de kleine werkplaats achter de garage in orde houden. Op een vraag van de verdediging ver klaart de jongen, dat Hubert Sochor op 22 April eerst na elf uur in de zaak was versche nen. Met een groenen auto, van onder tot boven met slijk bespat, was hij recht de binnenplaats achter de garage opgereden. Vervolgens was hij de werkplaats binnengestormd en had Gottfried bevolen, den groenen auto onmiddellijk en met zorg te wasschen en op te poetsen. Sochor bleef in de werkplaats. Hij was zeer moe, zei hij tot Serneth, want reeds vroeg in den morgen had hij met een reflectant voor den groenen auto een langen proefrit buiten de stad gemaakt. Hij moest zich wasschen en zijn toilet 'n beetje in orde brengen, alvorens naar 't kantoor te gaan. Toen mijnheer Sochor de werkplaats binnen trad, droeg hü een grüs sportcostuum; maar toen Gottfried hem een half uur later weer zag op het kantoor, had hij dat costuum verwisseld tegen 'n ander. De auto werd den volgenden dag zwart ge lakt. Sochor zei, dat de reflectant de ietwat zonderlinge groene kleur afschuwelijk had ge vonden en daarom van den aankoop had afge zien. Het sportcostuum had Gottfried Serneth eenige weken later teruggevonden onder 'n hoop rommel in een hoek van de werkplaats. Hij vroeg toen Sochor, wat er mee gedaan moest worden. Maar Sochor, die reeds eenigen tijd zeer op vliegend was geweest, beet hem toe: „Loop naai den drommel met je cóstuum! Gooi het weg of maak er poetslappen van." Toen had Gottfried gezegd: Wel, mijnheer, dan zou ik het liever zelf afdragen. Waarop Sochor antwoordde: Doe ermee wat je wilt. 't Is hetzelfde costuum, zoo besloot de jongen zijn verklaring, dat de heer Nemetz later van mij kocht en dat nu hier op de tafel ligt. Het gemompel op de getuigenbank wordt luider, het publiek wordt nerveus. Sochor senior is vaal-bleek geworden; onwillekeurig verwijdert hij zich door een slappe, schuivende beweging van zijn zoon, die naast hem zit. Wat Hubert betreft, die kijkt uitdagend om zich heen.... Ida Leitner, vrouw Blahac en Thomas Birk- wieser zijn blijkbaar zeer opgewonden; zij spreken fluisterend order elkaar, werpen schuwe blikken in de richting van Sochor junior en geven elkaar nu en dan een bemoedigend stootje in de zijde.... Eindelijk staat Ida op. en zegt bedeesd: Ik zou nog iets willen zeggen Maar de voorzitter maakt een afwijzend ge baar. Later. Nu moet het testament gc-opend en voorgelezen, worden. Beide Sochors schijnen een electrischen schok te voelen, Emil Sochor wil opslaan, maar hü beeft zoo sterk over heel zijn lichaam, dat hü terugvalt op de bank. Dusdusstamelt hij, erer is.... tocheen testament? Hevig rumoer in de zaal. De hamer van den voorzitter wordt driftig en dwingt tot stilte. En nu wordt het testament van stephan Winkler voorgelezen: „Alles wat ik bezit komt na mijn overlijden ten goede aan de familie Eltz, mijn éénige erf gename, en wel in dezer voege: Mevrouw Fan nie Eltz krijgt de helft van de aanwezige waar den. De andere helft moet gelijkelijk worden verdeeld onder haar zeven kinderen: Otto, Erna, Annie, Sibylle, Rosa, Eberhard en Yvetta. •t Is mijn verlangen, dat mevrouw Fannie Eltz „.Rozenhof" piet verkoopt, maar de hui— zinge zelf bewoont, opdat de villa de plaats van büeenkomst der familie blijft. Maar dit is één voudig een wensch en dienaangaande leg ik geenerlei verplichting op. (Slot VQlgt)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10