ADMIRAAL POUND
t; ele»e®
Icrarateia
Mijnhardtjes
<Kdwtdad da§
Kabouter Flip en zijn vriendje Wip
w;
DE ONBEKENDE
ze snakken
- er naar -
Onderwijsvernieuwing
Vreemde kloosterlingen
in Limburg
in de kapel
Rede van dr. van der Spek
te Utrecht
werpe men niet weg;
stuur ze op naar Uw
vrienden en kennissen
onder de gemobiliseerden;
Plechtige viering van Christus-
Koning te Leiden
Fransche Capucijnen van Eysden
repatriëeren
Amities Catholiques Frangaises
Nijmegen
Prof.
Harvey Gushing
herdacht
Kon,Ned. Akademie van
W etenschappen
RETRAITEN TE BERGEN
DOOR A. HRUSCHKA
De Engelschen hebben altijd groote zeelui ge
had admiralen van wereldnaam. In' de oor'
logen, die de Zeven Provinciën in hun opko
mende macht en in hun gouden bloeitijd tegen de
Engelschen voerden, konden de Engelsche vloot-
bevelhebbers een tijdlang wel niet op tegen de
Nederlandsche admiralen, mannen als de Ruyter
en de Trompen en nog verschillende anderen
maar t>p den duur beheerschten de Engelsche
admiralen overal de wereldzeeën, omdat En
geland zich ontwikkelde tot imperium en zijn
grootste tegenstanders Spanje en Holland tot
groote beperktheid op zee werden teruggedron
gen- In de nieuwere tijden glansde vOoral de
naam van Nelson, die in Engeland met recht
niet minder vereerd wordt dan bij ons De
Ruyter. Er liggen een paar eeuwetl tusschen
beide mannen. Maar zij toonen gelijkenis in op
treden en houding. Hun positie in de geschie
denis is niet ongelijk. In de geheele negentien
de eeuw was het werk der vloten van geen
groote krijgskundige beteekenis. Engeland had
nergens concurrentie te duchten. Japan begon
zich weliswaar ter zee te ontwikkelen, maar
dit kon de Engelsche vloot weinig deren. Alleen
moesten de Engelsche vlootbases in het Verre
Ccsten tegenbver Japan worden versterkt, toen
de jonge marine van het land van de Rijzende
Zon de verouderde vloten van den Tsaar aller
Russen had vernietigd. In de negentiger jaren
begon Engeland ter zee een geduchten tegen
stander te krijgen in Duitschland, dat zijn vloOl
verontrustend begon uit te breiden en schepen
bouwde, die aan de Engelsche slagschepen niet
onevenwaardig waren. Engeland trachtte met
keizer Wilhelm II, die in groot-admiraal von
Tirpitz een organisator van den eersten ran:
had gevonden, tot een accoórd te komen. De
keizer wekte namelijk hevig Albion's wantrou
wen, toen hij zichzelf den symbolischen titel
verleende van admiraal van den Atlantischen
Oceaan en zijn dierbaren neef, Tsaar Niko-
laas II, onthaalde op den titel van admiraal
van den Stillen Oceaan (dit was vóór den
Japansch-Russischen oorlóg). Wilhelm n stoor
de zich niet aan het Engelsche wantrouwen
en bouwde voort. In den wereldoorlog was de
keizer zeer zuinig op zijn vloot, zeer tegen den
zin van von Tirpitz, die zeeslagen wilde leveren.
De Engelsche vloot kreeg niet veel meer te
doen dan konvooi-bewakings- en blokkade-
dienst en bestrijding der TJ-Booten. Eenmaal
slechts had een zeeslag plaats. Bij Skagerrak-
De slag bleef onbeslist. Beide partijen eischten
echter voor zich de overwinning op. Het roem
loos einde der Duitsche vloot kwam bij de
Duitsche ineenstorting te land. Zij moest uit
geleverd worden en pleegde later ..zelfmoord"
te Scapa Flow. Thans kan de Duitsche vloot
in getalssterkte zich niet met de Engelsche
meten.
De Engelsche vloot van nu is zeer machtig,
maar daarom niet minder trefbaar, wat we
in de laatste weken reeds drastisch hebben
beleefd. Als de .sterke man" der Engelsche
marine wordt op het oogenblik beschouwd
admiraalSir Dundley Pound, die als eerste
zeelord van de Admiraliteit de opperste bevel
hebber is van de Engelsche vloot. Hij is een
vooraanstaand vertegenwoordiger van de „mo
derne" school der strategie-ter-zee, welke op
komt voor de leer van het offensief en initia
tief en de min of meer passieve politiek der
Britsche marine-strategen uit den wereldoorlog
bestrijdt. Tevens is Sir Dundley de gezagheb
bende autoriteit in alle vraagstukken der zee
vaart. Hij heeft een boek over deze vraagstuk
ken geschreven en dit is tegenwoordig het tekst
boek der Britsche marine. Pound treedt ener
giek voor zijn opvattingen in het krijt, ook
wanneer hij de meeste stemmen tegen zich
heeft. Dit bezorgde hem vele vijanden. Zoo
wekte het bijvoorbeeld op de Geneesche ont
wapeningsconferentie groote sensatie, toen hij
heftige oppositie voerde tegen een algemeen
voorstel van de marine-commissie. Volgens dit
plan zou het aan oorlogvoerende mogendheden
verboden zijn, oorlogsschepen van vreemde
staten in beslag te nemen, welke bij het uit
breken van een oorlog op de werven van hun
eigen gebied in aanbouw zouden zijn. Dit ver
bod was reeds opgenomen in het verdrag van
Washington. Het feit, dat een Britsch admiraal
dit verdrag wilde veranderd zien, leidde tot
protesten der Vereenigde Staten, van Frank
rijk, Japan en Italië en van de Engelsche La
bour-part ij.
Admiraal Pound is een der beste organisators
der vloot. Reeds als kapitein zorgde hij voor
verbeteringen van organisatorischen aard, die
nog heden van kracht zijn. Het ambt van lei
der der operaties, dat hij in de laatste jaren
van den wereldoorlog bekleedde, was op de
eerste plaats van organisatorisch karakter.
Voor dien was Pound cbmmandant van het
linieschip „Colossus", op welks brug hij ook
stond tijdens den slag van Skagerrak en dat
de eenige Britsche eenheid was, die door Duit
sche granaten werd getroffen. Van 1925—27
was Pound chef van den staf van den comman
dant van de Middellandsche Zee-vloot, admi
raal Sir Roger Keyes. Vervolgens werd hij
stafchef van de admiraliteit te Whitehall. Pound
is ook een uitstekend diplomaat- Hij was gede
legeerd bij de vredesonderhandelingen te Ver
sailles en was langen tijd vertegenwoordiger
der Britsche marine in de permanente com
missie van den volkenbond. Deze diplomatieke
vaardigheid kwam hem bijzonder van pas, toen
hij van Maart 1936 tot Mei 1939 fungeerde als
commandant van de Middellandsche Zee-vloot.
Zijn schepen kwamen in dien tijd niet tot rust
en stoomden van het eene naar het andere
einde van de Middellandsche Zee, toen poli
tieke gebeurtenissen van den eersten rang plaats
hadden in Abessinië, Palestina, Spanje, Egypte
en Albanië. Pound organiseerde ook den inter
nationalen patrouilledienst tegen de onderzee
booten in de Middellandsche Zee tijdens den
Spaanschen burgeroorlog. Hij verhinderde ook
de verovering van Minorca door de Italianen
door bedachtzame diplomatieke stappen bij
Franco. TOen de opstand in Palestina in den
herfst van 1938 gevaarlijk werd, riep men Pound
te hulp.
Thans is hü eerste zeelord dqr Admiraliteit.
tegen Gevatte koude, Koorts, Griep
Voor de leden van de Vereeniging van In
specteurs en Schoolopzieners van het L. O. in
Nederland, die Maandag te Utrecht in verga
dering bijeengekomen waren, heeft de heer dr.
Joh. v. d. Spek, geneesheer-directeur van de psy
chologische inrichting „Maasoord" te Rotter
dam, gesproken over: „Onderwijsvernieuwing en
haar psychologische eischen."
Verschillende ervaringen aan onderwijsinsti
tuten, aldus spr., zijn oorzaak, dat onderwijs
vernieuwing een dwingende eisch is geworden.
In de school komt bijv. vaak voor, dat een
leerling de hem gegeven opdrachten niet kan
uitvoeren, omdat hij die opdrachten niet heeft
leeren verstaan. Hij kan dus niet lezen. Deze
omstandigheden o.m. hebben spr. er toe ge
bracht, dit onderwerp nader te bestudeeren.
Onderwijsvernieuwing heeft altijd bestaan. Her
haaldelijk heeft men gezien, dat de wezenlijke
stuwing voor onderwijsvernieuwing van de on
derwijzers is uitgegaan. Dit is ook psychologisch
juist. De taak van de inspectie is hier wel zeer
moeilijk, omdat het nieuwe geboren moest
worden uit de samenwerking van inspectie, on
derwijzers en ouders. Verschillende mannen en
vrouwen hebben invloed uitgeoefend op het ont
staan van het nieuwe: Herbart, Wundt, Piaget,
Montessori, Buehler, Maeder, enz.
De onderwijzer moet tot het kind komen.
Dat is de groote wet. Vooral bij het B.L.O.
is dit al heel duidelijk gesymboliseerd, door
dat in veel scholen de onderwijzer (es) lager
staat, in letterlijken zin, dan de kinderen
zitten. Ook de schoolbladen zijn van betee
kenis, vooral wat de casuistiek betreft. On
derwijsvernieuwing moet geen verbalisme'
worden.
In deze vernieuwing werken voornamelijk
drie factoren.
Op de eerste plaats de binding tusschen on
derwijzer en leerling. Vervolgens de juiste ver
houding van ouders en onderwijzers en ten
derde is de intelligentie psychologisch voor de
vernieuwing van juiste beteekenis. In de nieu
we school zullen weggenomen moeten worden
de remmende invloeden van minder begaafden.
Het onderwijs moet gezien in het geheel der
opvoeding. Wij moeten het kind zien als een
eigen psychologisch gegeven. Onderwijs en op
voeding moeten niet uitsluitend additie zijn.
De synthetische psychologie is hier van groote
beteekenis. Alle kennis moet een genetisch ge
groeid geheel worden. Bij kinderen zien wij
plotseling opkomen de belangstelling voor be
paalde dingen. Leeren is ook een biologische
functie. De school moet hier een groote factor
zijn. De veranderingen in het zieleleven van
den jongen mensch hebben beteekenis. De be
langstelling van het individu hangt hier ten
nauwste mee samen. De biologische ontwikke
ling vraagt daarom om zijn belangstelling.
Steeds moet de school zich wapenen voor een
volgende biologische periode. Met instemming
neemt spr. de ideeën over van den heer Bolke-
stein ten aanzien van het Middelbaar en Voor
bereidend Hooger Onderwijs. Voor het L. O.
hebben deze mede beteekenis. Maar we kun
nen niet alles loslaten. Er wordt bijv. tegen
woordig veel kwaad verteld van de parate ken
nis. We moeten nu eenmaal iets leeren en vast
houden; ook rijtjes. Het heeft zijn nut. We moe
ten ons steeds laten leiden door den genetisch-
functioneelen opbouw. Het vreeswekkende van
het nieuwe moet weggenomen worden. Het on
bekende, dat eerst glossisch wordt ervaren en
straks auditief en visueel wordt geleerd, moet
het kind geen vrees inboezemen. Gebruik bij
het veroveren van het onbekende zooveel mo
gelijk alle zintuigen. Hierbij is gebruik te ma
ken van het instinctieve, het spontane en het
actieve in het vind.
Uit het hoofd leeren is „apprendre par coeur".
Volgens het Fransche taaleigen. Dat is het ech
te. Het cordiale moet met het cerebrale samen
gaan. Kunnen de vakken psychologisch inge
deeld worden, zoodat ze op een bepaalden leef
tijd van het kind worden onderwezen? Dit is
volgens spr. onmogelijk. Wel kunnen we ons
toeleggen op de psychologie van het leersn
(studeeren) zelf. Vooral voor de kweekscholen
is dat van beteekenis voor de uitvoering van dit
plan.
Het zal vart den onderwijzer veel vragen. Zijn
werk schuift op naar het pastorale (dominee,
psychiater). Het artistieke zal hem eigen moe
ten zijn. Het vraagt zelfopoffering en een groo-
tere mate van voorbereiding.
Op deze met aandacht gevolgde voordracht
volgde een levendige discussie, die aan den re
ferent de gelegenheid gaf, enkele onderdeelen
nog eens duidelijker en uitvoeriger te bespreken
De vereeniging „Katholiek Leiden" heeft in
de groote Stadsgehoorzaal plechtig het Chris
tus-Koningschap gevierd.
Na een kort woord van welkom van den voor
zitter, den heer W. J. Kriek, werd een serie
„levende beelden" uitgevoerd door kinderen van
het R.K. Weeshuis, onder leiding van den Zeer-
eerw. Heer F. Lohman. De gedachte, die in de
verschillende tafereelen werd uitgebeeld, was
het menschelijk leed van armoede, ziekte, ge;
brek en verweesdheid. Eerst werd het begin van
leed en van de Goddelijke liefde uitgebeeld,
daarna de wijze, waarop Christus het leed ook
onderging en ten slotte de leer en de daden
van Christus, om het mensehenleed te verzach
ten en te genezen. Het R.K. Sleutelkoor zorgde
bij deze tafereelen voor een stemmingsvolle,
muzikale omlijsting.
Hierna betrad de Zeereerw. pater Borromaeus
de Greeve O.F.M. het spreekgestoelte. Deze ge
wijde redenaar had tot onderwerp van zijn rede
gekozen de grootheid van Christus' Koning
schap en de plaats, welke Christus Koning in
de huidige wereld inneemt. Onder den sugges
tieven titel „Weg met Hem?" schilderde hij, hoe
Paus Pius XI de viering van „Christus Koning"
heeft ingesteld om de wereld te wijzen op het
eenig heilsteeken, dat Christus Koning is, en
in de tweede plaats, om de katholieken tot
trouwen dienst aan God te brengen. „Weg met
Hem" is de kreet, zooals die in de vijf wereld-
deelen gehoord wordt De moderne wereld blijft
revolteeren tegen God.
Weet de wereld wel, wat zij doet, wanneer
zij Christus uitbant? Ten slotte schetste de ge
wijde redenaar God in al Zijn grootheid; Hij,
de Koning der Koningen, zal als laatste op deze
wereld blijven. „Eén rijk zal steeds blijven, Zijn
rjjk," besloot spr. zijn aandachtig aanhoorde
en met gloed uitgesproken rede.
De schoone avond werd besloten met zang
van he* R.K. Sleutelkoor en „levende beelden",
waarin Christus' Liefde voor de menschen, die
lijden, voorgesteld werd. Het lied van „Christus
Koning", door allen meegezongen, vormde een
grootsche manifestatie van Katholiek Leiden
aan den Koning der Koningen.
(Van onzen Zuid-Limburgschen correspondent)
Limburg, grensgewest bij uitnemendheid, was
steeds een toevluchtsoord voor uit hun vader
land verdreven religieuzen. Tijdens den Kul-
turkampf vonden tal van mannelijke en vrou
welijke Duitsche ordesgeestelijken hier een
tweede vaderland. In de dagen van Combes
kwamen vele Fransche kloosterlingen hierheen.
Enkele jaren geleden zochten hier zelfs Spaan-
sche Jezuïeten een onderdak, doch die zijn er
niet lang gebleven, ze konden niet wennen. Dat
vreemde religieuzen zich liefst in Limburg ves
tigden is niet toevallig. De provincie grenst
over heel haar lengte aan Duitsch Rijnland;
men heeft er dus veel verbindingen met centra
als Düsseldorf, Krefeld, M.-Gladbach, Aken en
Keulen. De Franschen zijn er niet te ver van
Luik, dat goede treinen heeft op Parijs. Boven
dien is de bevolking goed katholiek en met
vreemde talen vertrouwd. De vreemde klooster
lingen hebben steeds een zekere reserve be
tracht, doch huizen als van de Jezuïeten te Val
kenburg, (behoorende tot de Duitsche orde)
en van de Fransche Dominicanen te Gronsvéld,
beteekenden heel wat in het geestelijk en we
tenschappelijk leven der streek. Bleef Valken
burg door zijn sterrenwacht uniek in ons Zui
den, Ryckholt werd van beteekenis door de
latere opgravingen der neolithische of wellicht
zelfs palaeolithische vuursteenwerkplaatsen in
de omgeving. Deze zijn door Fransche Domini
canen geëxploreerd en menig mooi stuk siert nu
hun collecties in hun moederhuis in Savoye.
De groote dagen der vreemde kloosters gaan
voorbij. Ryckholt is geen studiehuis meer voor
de Fransche orde, doch alleen maar een bui-
tenlandsch klooster van locale beteekenis. Val
kenburg maakte door Duitsche overheidsmaat
regelen zoo moeilijke dagen door, dat geruch
ten over opheffing circuleerden. Dezer dagen
bereikte ons het bericht, dat ook het studiehuis
der Fransche paters Capucijnen te Eysden op
geheven wordt. Reeds is een aantal novicen
gerepatrieerd en is de bibliotheek verhuisd.
Eysden behoorde tot de provincie Parijs. Het
feit, dat verschillende kloosterlingen door de
Fransche overheden opgeroepen waren voor
militairen dienst is aan deze verplaatsing niet
vreemd, al zal de betere verhouding tusschen
Kerk en Staat daarginder wel mede van in
vloed geweest zijn. Het klooster te Eysden wordt
intusschen niet geheel en al verlaten, er blij
ven eenige paters en broeders achter. Het heen
gaan der Capucijnen werd zeker met leedwezen
in de omgeving vernomen. Deze „barrevoeters".
wier armoede spreekwoordelijk was, hadden
aller sympathie verworven. De beste wenschen
vergezellen de mannen van boete en gebed, ook
voor het overleven van het geweldige gewapen
de conflict, waaraan zoo menig geestelijke ac
tief deelnemen moet.
Voor de vereeniging Amitiés Catholiques
Francaises te Nijmegen sprak Z. H. Exc. Mgr.
Harscouët, bisschop van Chartres over de Ma-
riadevotie in Frankrijk en Chartres.
De voorzitter, Mgr. Prof. Dr. J. Hoogveld, kon
naast den spreker vele gasten begroeten, den
rector magnificus Prof. Mag. Dr. G. Kreling,
den secretaris van den senaat Prof. Dr. J. D. M.
Cornelissen en de professoren Dr. Brandsma,
Sassen, De Waale-Weerenbeek en lector Dr. v.
d. Meer.
Mgr. Prof. Dr. J. Hoogveld herinnerde in zijn
openingswoord aan de droeve omstandigheden
van oorlog en crisis, waarmede een mateloos
wee over de wereld gekomen is.
Mgr. Harscouët, van wiens lezing wij vorige
week reeds een samenvatting gaven, had ook
hier een aandachtig en dankbaar gehoor.
Prof. Dr. Doyens sprak een algemeen dank
woord namens de Amitiés Catholiques Frangai'
ses voor de prachtige lezing.
Velen der aanwezigen maakten vervolgens in
de receptiezaal der aula van de R. K. Universi
teit nog nader kennis met Mgr. Harscouët, die
vergezeld was van zijn secretaris.
Den avond, toen de groote schouwburg bij uit
zondering gesloten was, kwamen de voornaamste
artisten, die er aan verbonden waren, in een café
bij elkaar, om daar onder gezellig gekeuvel van
nun tijdelijke rust te genieten.
Toen het gezelschap vereenigd was, vroeg Ka-
rel de Winde: „En wat voor nieuws zoo al om
dit blijspel in ons leven nog belangwekkender
te maken, mijn waarde vriendinnen en vrien
den?" Hij wendde zich tot Dorine Mabels. „Zeg,
schoonste onder de schoone sterren aan onzen
tooneelhemel, weet jij zoo niets te vertellen? Je
ziet er vandaag zoo buitengewoon opgewekt uit,
dunkt me."
„Ik?" vroeg Dorine verwonderd. Ze keek even
de rookkrulletjes van haar sigaret na, glimlachte
en dronk haar glas wijn in één teug leeg. Toen
zei ze: „Ja, ik heb nieuws."
„Laat hooren! Voor den dag er mee!" riepen
een paar stemmen. „Ga je trouwen? Heb je
elders een contract afgesloten? Ga je soms naar
Hollywood?" klonk het verward.
„Ik ga trouwen," vertelde Dorine en genoot
van hun verbazing. Toen wenkte ze een kellner
en bestelde drie flesschen champagne.
„En wie is de gelukkige?" werd er gepolst.
„Hij komt ongeveer half twaalf hier."
„Kennen wij hem?"
„Mogelijk wel."
,.Is hij tooneelspeler?"
Dorine deed geen enkel teeken, waaruit iets
kon afgeleid worden: ze wilde de spanning niet
verbreken. „Ik zal jullie eens wat van mij zelf
vertellen," hernam ze. „Iets wat ik eens' onder
vonden heb. Op een avond, toen ik den trein
van Antwerpen naar Roosendaal genomen had,
waar ik een tante van me ging bezoeken, kwam
op het nippertje een heer mijn compartiment
in. Dit speet mij verschrikkelijk, want ik was
destijds in 't geheel niét op 't gezelschap van een
heer gesteld. Je moet weten, ik was toen nog
zoo nuchter. Hij lachte en zei: „Juist op tijd."
Hij wierp zijn valies en zqn hoed in het net.
Ik sprak geen enkel woord en keek uit het raam,
waar ik, daar 't buiten donker was, onzen coupé
in weerspiegeld zag. Nadat hij tegenover mij
was gaan zitten, begluurde hij mij, alsof hij nog
nooit een jong meisje gezien had. Ik voelde dat
ik een kleur kreeg en onwillekeurig keek ik hem
aan, maar sloeg mijn oogen voor zijn donkeren,
scherperen blik neer. Hij woelde met zijn hand
door zijn lang krulhaar en bleef mij als in ge
dachten strak aankijken. Het bloed steeg mij
heviger naar de wangen en dan weer voelde ik
het naar mijn hart terugvloeien en wist ik dat
ik doodsbleek zag. Eindelijk stond hij op en
begon de woorden te prevelen, waarbij hij alle
mogelijke gebaren maakte. Hij is waanzinnig,
dacht ik met schrik. Die oogen, dat vreemd
doenMijn blik ging naar de noodrem. Als
er iets gebeurde, zou ik er gebruik van maken.
Er was geen ander middel om de aandacht te
kunnen trekken en hulp te krijgen. De afdee-
ling had geen zijgang, dus waren wij tot Roo
sendaal op elkanders gezelschap aangewezen.
Opeens begon hij uit te vallen en zag mij woe
dend aan. „Ik zal je dooden, als je mij ver
smaadt!" Ik klappertandde en bedacht dat
het wellicht beter was niets te zeggen, hem
stil te laten begaan, totdatjaverder
durfde ik niet meer denken. Hij hernam: „Kniel
voor me neer, je bent mijn vrouw en hebt mü,
je man, te gehoorzamen en vraag mij om ver
giffenis." Toen kon ik mij niet langer bedwin
gen en zei met tranen in de oogen: Ik heb u
niets misdaan, ik ken u niet eens." „Kniel of ik
dood je," snauw-
de hij woest. Ik
liet mij van de I AnfïStvJP.
bank glijden en
stak bevend mijn
„Zeg i
me na," beval
hij„Ik bekend
dat ik door mijn ontrouw ons huwelijk geschon
den heb."
Weer kwam ik in opsstand en kreunde: „Ik
ben niet getrouwd." „Vlug!" kreet hij, zijn vuist
boven mijn hoofd. Met bevende lippen sprak ik
zijn woorden na. Toen hielp hij mij opstaan en
zei ernstig: „Wij moeten samen eens praten, juf
frouw. Hier is mijn kaartje. Ik heb u wel eenige
angstige oogenblikken bezorgd, waarvoor ik u
mijn verontschuldigingen aanbied, maar ik voor
spel u dat u een toekomst wacht, waarvoor u
mij misschien eeuwig dankbaar zult blijven." Ik
herademde, maar mijn lichaam trilde nog van de
hevige aandoening, die ik doorstaan had. En
hoewel hij .nu kalm was, bleef ik hem wantrou
wen. Hij nam mijn hand. Ik durfde ze niet te
rugtrekken en met zachte stem, waarin mede
lijden lag, zei hij„Ik heb u op de proef gesteld.
Zoodra ik u zag, hebt u mijn aandacht getrok
ken en ik bemerkte al gauw aan uw uiterlijk,
vol uitdrukking, dat u geschikt bent voor het
tooneel. U denkt dat ik zinneloos ben. Ik neem
het u niet kwalijk: ik heb u alle reden gegeven
om dit te veronderstellen, maar mijn geest ia
gezond." „Ik sprak niet en vermoedde steeds dat
hij aanvallen van waanzin had. Hij was welis
waar kalm en zijn blik was rustig, maar hoe-
velen hadden niet van dergelijke oogenblikken?
De verdere reis heeft hij gewoon met mij zitten
praten en vertelde hij mij van zijn loopbaan."
„En zijn kaartje? Wie was hij?" vroeg een der
vrienden. „Mogen we dit ook weten?"
Dorine wees naar de deur. „Daar komt mijn
verloofde juist aan. De zinnelooze," schaterde ze.
„Albert Waalhof!" klonk het juichend.
Anderen mompelden verwonderd: „Hij, de be
roemde tooneelschrijver en groot acteur!"
„Ik heb zoo juist onze reis naar Roosendaal
verteld," lachte Dorine.
„Heb je ook gezegd hoe prachtig en bewon
derenswaardig je toen was in je oningestudeerde
rol?"
„Dit laat Ik aan jou over, Albert," antwoord
de ze.
„Het was een onmenschelijke daad van me,"
verklaarde Waalhof. „Maar.... Dorine gaf er
zelf aanleiding toe. Haar zelfbeheersching, haar
kalme houding
„Ik was opgewonden, vreeselijk opgewonden,"
onderbrak Dorine. „Ik verkeerde in grooten
angst."
„Je hebt er niets van laten merken, kind," zei
Waalhof. „Daar zag ik toen je kunst in opge
sloten. Je ziet, gezien je succes, dat ik niet blind
was."
„En ik beklaag mij die proef niet, hoewel ze
erghard was," bekende Dorine. En haar glas
heffend, zei ze: „Laten wij klinken op onze ver
loving, mijn vrienden!"
Wat was Peter blij toen hij dat hoorde. Nu
leek alles wel weer in orde te komen. Ze zou
den de hulp inroepen van St. Nicolaas, in wien
ook hij een groot vertrouwen had, evenals Rita.
AI heel vroeg brak men des morgens op, om zoo
gauw mogelijk in bewoonde streken te komen,
waar meer te verdienen viel.
Rïnaldo riep Peter bij zich en zeï hem, dat
hij ook den kost moest gaan verdiener.. „Ken je
het messenvangspel niet?" vroeg hij. De schrik
sloeg Peter om het hart, toen hjj in het dreigend
gezicht van den zigeunerhoofdman keek. „Dan
moet je dat maar leeren," zei deze norsch, „deze
zweep zal je er wel in helpen.."
Rinaldo haalde een aantal scherpe dolken
voor den dag en begon ze in razend tempo in
de lucht te gooien en ze weer op te vangen,
zonder één schrammetje op te loopen. Wat keek
Peter benauwd! Ineens hoorde hij Flip zeggen:
„Zeg hem, dat je een veel grooter kunststuk,
kan laten zien, maar dat hij je dan een paar
minuten alleen moet laten."
Door prof. v. d. Hoeven in de
In de afd. Natuurkunde van de Kon.
Ned. Akaden.ie van Wetenschappen heeft
de voorzitter, prof. dr. J. van der Hoeven,
den onlangs overleden Amerikaanschen ge
leerde, prof. dr. Harvey Cushing, herdacht,
in wien de medische wetenschap een harer
grootste voorgangers heeft verloren.
Hij was een telg van een geslacht, dat aan
Amerika vele geneeskundigen heeft geschon
ken: Cushing's broeder was professor in de
pediatrie, de vader in obstetrie en gynaecolo
gie, grootvader en overgrootvader waren even
eens medici.
In 1895 werd Cushing medicinae doctor aan
de Harvard University. Na zich aan de John
Hopkins medical school tot chirurg te hebben
bekwaamd, studeerde hij in 1900 en 1901
heelkunde bij Kocher, physiologfe te Kronecker
te Bern en bij Shenington te Liverpool.
Behoudens een onderbreking tijdens de
jaren van den wereldoorlog, gedurende welke
hij zijn enorme werkkracht en groote talenten
ter beschikking van de geallieerden in Frank
rijk stelde, speelt zich Cushing's leven af in
drie der voornaamste medische centra van
Amerika: de Harvard! medical school te Bos
ton, de John Hopkins medical school te Balti
more en de Yale University te New Haven.
Cushing heeft als speciaal terrein zijner werk
zaamheid uitverkoren de chirurgie van het ze
nuwstelsel en wel voornamelijk van de herse
nen. Er behoorde waarlijk groote rr.oed toe in
dien tijd en men moet bewondering koesteren
voor het weerstandsvermogen, zoowel physiek
als psychisch, dat cushing hierbij toonde te
bezitten.
Cushing's groote werken op het gebied der
hersenchirurgie, „Tumors of the nervus acus-
ticus and the syndrome of the cerebellopon
tine angle; Meningiomas"; „The vascular tu
mors of the brains" e.a. worden als standaard
werken beschouwd.
De verdiensten van Cushing liggen voorzeker
niet alléén op practisch gebied; hij zag reaos
vroeg in, dat de neuro-chirurgie nooit de hoog
te zou kunnen bereiken, waarop dit onderdeel
der medische wetenschap behoort te staan, zon
der uitgebreide nauwkeurige bestudeering der
experimenteele physiologie en pathologie
het zenuwstelsel.
De herinnering aan Cushing zal blijven leven
in de harten van zijne patiënten, leerlingen en
vrienden en in den geest van alle tegenwoor-
dige en toekomstige beoefemren der neuro
chirurgie.
RETRAITEHUI VAN NO'RDPULLAN»..
•ST. PETRUS CANISIUS" BERGEN (NJI.)
Alle inlichtingen bij de Directie van net Re
traitehuis Bergen (NH.) bij Mkmaar Telef.
K 4082081 Gironummer *5537.
Zij. die van den trein gebruik maken stappen
te Alkmaar over op tram. die op net derde per
ron gereed staat Men bereikt het derde perron
door de tunnel Bjj de halte Oostdorp stapt men
uit en op vijf minuten af„tands is men oij het
retraitehuis De vergoeding voor- de retraite
kan voor (per giro) of tijdens de retraite vol
daan worden Aanvang van de retraite des
avonds half acht Uiterlijk zij men te zeven uur
in het retraitehuis aanwezig Einuc van de
retraite des middags twee uur
De Nederlandsche "-^orwegen zijn bereid een
aanzienlijke reductie te geven aan allen (ook
aan alleenreizenden) die net retraitehuis be
zoeken. Bij overlegging van een reductiebon kan
men een vierdaagsch retourbiljet krijgen tegen
zeer verminderden prijs. Degenen, die prijs stel
len op deze reductie, melden dit op de aanvrage
voor de retraite, waarop nun mét de deelne
merskaart een reductiebon wordt toegezonden.-
Dinsdag 2629 Gehuwde dames (Adam 8t
Willibr, Haarlem St Ells en Barbara e.a
t 650
NOVEMBER
Maandag 69 Gehuwde dames middenstand
1 10—
Vrijdag 10—13 Heeren Kerkzangers t 6.50.
Dinsdag 21—24 Ongehuwde dames f 6.50.
Zaterdag 18—21 -Jongemannen (A'dam.
ie zich over zijn geloot schaamt,
schaamt zich over God. Wie zich
over God schaamt, over dien zal
God zich schamen.
41
Niet in het begin. Eerst na de eerste be
handeling van het proces, dat ik uit nieuwsgie
righeid bijwoonde en waarbij vele dingen mij
boos maakten, begon ik er anders over te den
ken.
Mr. Kögler staat op:
Ik zou gaarne getuige een vraag stellen.
Hubert Sochor heeft in den loop van de eerste
instructie, bij het eenige verhoor, dat hem werd
afgenomen, voor den nacht van 21 op 22 April
een schijnbaar onberispelijk alibi aangevoerd. Hij
heeft verklaard, dat hij reeds om tien uur is
gaan slapen en dat hij den heelen nacht in zijn
bed heeft doorgebracht, 's Morgens van 22
April zou hij zich verslapen hebben en, daar hij
dringende zaken had te regelen, zonder ontbijt
zijn uitgegaan. Tegen tien uur zou hij op zijn
kantoor zijn gekomen. Dus kon hij onmogelijk
om negen uur te Vriebusweiler zijn geweest en
d&ar een moord geleegd hebben. Ik verzoek nu
getuige, ronduit en duidelijk te zeggen, wat eij
in den nacht van 21 op 22 April zooal heeft
waargenomen.
Julie Bailer zegt, dat zij slaapt in de keuken;
die keuken ligt juist onder de dienstbodenka
mer van de Sochors en deze grenst aan het
slaapvertrek van Hubert Sochor. In den be-
wusten nacht had Julie niet kunnen slapen;
want 21 April was de eerste verjaardag van
het overlijden van haar vader en 's avonds had
zij met moeder veel over hem gesproken, zoo
dat zij erg zenuwachtig was....
Kort voor middernacht had zij boven by de
Sochors het raam van de dienstbodenkamer
zacht hooren openen, en onmiddellijk daarna
op de binnenplaats een eigenaardig geluid
opgevangen: iemand moest zich laten afglij
den langs de dakgootbuis. 't Was maneschijn
en dus buiten nog al licht. Zij stond op en keek
door het gesloten venster van de keuken. En
juist zag zij tóen Hubert Sochor, afglijdend
langs de buis, den grond bereiken; hij liep op
de teenen en verliet het binnenplaatsje langs
de achterdeur van het huis. Julie dacht toen
enkel aan een liefdesavontuur, want iedereen
kende Hubert Sochor als een meisjesgek. Doch
later, toen zij vernam, dat Sochor had beweerd,
den heelen nacht thuis te zjjn geweest, had zij
dat wel een beetje zonderling gevonden. En
de heer Nemetz, die later een poos de dienst
bodenkamer bij de Sochors had bewoond, had
haar overgehaald, hier te komen vertellen wat
zij wist
Getuige is zich wel er van bewust, dat zij
hier spreekt onder eede? -
Ja, volkomen. En ik zeg eenvoudig de waar
heid.
Hebt u zich misschien in den datum ver
gist? Kan hetgeen u hebt gezien niet een dag
vroeger of later gebeurd zijn?
Neen. 't Was in den nacht van 21 op 22
April.
Aller oogen zijn nu op Hubert Sochor ge
vestigd. Trotsch, zelfs met een ironisch lachje
fixeert hij de getuige Julie Bailer....
Vervolgens leunt hij achterover, slaat de
beenen over elkaar en houdt zich alsof de heele
zaak hem niet, aanging
Het publiek is zóó onrustig geworden, dat
de voorzitter herhaaldelijk den hamer moet
hanteeren, om stilte te verkrijgen voor het
hooren van andere getuigen.
Dezen volgen elkander geregeld en vlug op.
Een slotenmakersknecht verklaart dat Hubert
Sochor ongeveer een jaar geleden den
juisten datum herinnert hij zich niet een
sleutel heeft laten maken volgens een meege-
brachten wasafdruk. Hij beweerde, dat het de
sleutel was der voordeur van 't huis, waar hij
een appartement bewoonde; dien sleutel had hij
verloren en liefst had hij, dat men dit niet te
weten kwam, opdat niemand zich ongerust zou
maken. Toevallig had kort daarna de knecht
voor een anderen bewoner van hetzelfde huis
in de Herrengasse op bevel van zijn meester
nogmaals een sleutel op de voordeur moeten
maken, en toen had hü bemerkt, dat die welke
hij voor Sochor had vervaardigd, in grootte en
vorm veel verschilde van het nieuwe model.
Toevallig had hij den wasafdruk bewaard en,
zonder eenige bedoeling, in zijn gereedschapsla
geworpen; verder had hij er niet naar omge
zien, maar op verzoek van advocaat Kögler had
hij 't ding nu meegebracht....
De wasafdruk bleek volkomen overeen te
stemmen met den sleutel der voordeur van
„Rozenhof"; de gezworenen werden onmiddel
lijk in de gelegenheid gesteld, zich daarvan te
overtuigen.
Op den slotenmakersknecht volgde een jon
gen van zestien jaar, met name Gottfried
Saxneth, die eenigen tijd in dienst was geweest
bij Sochor, toen deze nog een betrekking bij
een andere firma bekleedde. Hij moest bood
schappen doen, de auto's reinigen na de proef
ritten en de kleine werkplaats achter de garage
in orde houden.
Op een vraag van de verdediging ver
klaart de jongen, dat Hubert Sochor op 22
April eerst na elf uur in de zaak was versche
nen. Met een groenen auto, van onder tot boven
met slijk bespat, was hij recht de binnenplaats
achter de garage opgereden. Vervolgens was hij
de werkplaats binnengestormd en had Gottfried
bevolen, den groenen auto onmiddellijk en met
zorg te wasschen en op te poetsen.
Sochor bleef in de werkplaats. Hij was zeer
moe, zei hij tot Serneth, want reeds vroeg in
den morgen had hij met een reflectant voor den
groenen auto een langen proefrit buiten de stad
gemaakt. Hij moest zich wasschen en zijn
toilet 'n beetje in orde brengen, alvorens naar
't kantoor te gaan.
Toen mijnheer Sochor de werkplaats binnen
trad, droeg hü een grüs sportcostuum; maar
toen Gottfried hem een half uur later weer zag
op het kantoor, had hij dat costuum verwisseld
tegen 'n ander.
De auto werd den volgenden dag zwart ge
lakt. Sochor zei, dat de reflectant de ietwat
zonderlinge groene kleur afschuwelijk had ge
vonden en daarom van den aankoop had afge
zien.
Het sportcostuum had Gottfried Serneth
eenige weken later teruggevonden onder 'n hoop
rommel in een hoek van de werkplaats. Hij vroeg
toen Sochor, wat er mee gedaan moest worden.
Maar Sochor, die reeds eenigen tijd zeer op
vliegend was geweest, beet hem toe: „Loop naai
den drommel met je cóstuum! Gooi het weg of
maak er poetslappen van."
Toen had Gottfried gezegd:
Wel, mijnheer, dan zou ik het liever zelf
afdragen. Waarop Sochor antwoordde: Doe
ermee wat je wilt.
't Is hetzelfde costuum, zoo besloot de
jongen zijn verklaring, dat de heer Nemetz
later van mij kocht en dat nu hier op de tafel
ligt.
Het gemompel op de getuigenbank wordt
luider, het publiek wordt nerveus. Sochor senior
is vaal-bleek geworden; onwillekeurig verwijdert
hij zich door een slappe, schuivende beweging
van zijn zoon, die naast hem zit. Wat Hubert
betreft, die kijkt uitdagend om zich heen....
Ida Leitner, vrouw Blahac en Thomas Birk-
wieser zijn blijkbaar zeer opgewonden; zij
spreken fluisterend order elkaar, werpen
schuwe blikken in de richting van Sochor junior
en geven elkaar nu en dan een bemoedigend
stootje in de zijde....
Eindelijk staat Ida op. en zegt bedeesd:
Ik zou nog iets willen zeggen
Maar de voorzitter maakt een afwijzend ge
baar.
Later. Nu moet het testament gc-opend
en voorgelezen, worden.
Beide Sochors schijnen een electrischen schok
te voelen, Emil Sochor wil opslaan, maar hü
beeft zoo sterk over heel zijn lichaam, dat hü
terugvalt op de bank.
Dusdusstamelt hij, erer
is.... tocheen testament?
Hevig rumoer in de zaal. De hamer van den
voorzitter wordt driftig en dwingt tot stilte.
En nu wordt het testament van stephan
Winkler voorgelezen:
„Alles wat ik bezit komt na mijn overlijden
ten goede aan de familie Eltz, mijn éénige erf
gename, en wel in dezer voege: Mevrouw Fan
nie Eltz krijgt de helft van de aanwezige waar
den. De andere helft moet gelijkelijk worden
verdeeld onder haar zeven kinderen: Otto, Erna,
Annie, Sibylle, Rosa, Eberhard en Yvetta.
•t Is mijn verlangen, dat mevrouw Fannie
Eltz „.Rozenhof" piet verkoopt, maar de hui—
zinge zelf bewoont, opdat de villa de plaats van
büeenkomst der familie blijft. Maar dit is één
voudig een wensch en dienaangaande leg ik
geenerlei verplichting op. (Slot VQlgt)