„Oranjeboek" gepubliceerd
Gezinnen in zorg
BUITSCHE OORLOGSKEUKEN
l
Tm
Hitlers Weinig keuize, Ober 1"
meneer.
ZONDAG 5 NOVEMBER 1939
VAN WEEK TOT WEEK
BEGRAFENIS VAN MEVROUW
VISSER-HOOFT
Eduard van de Mortel 70 jaar
Wat het ministerie van Buiten
landsche Zaken reeds deed
in verband met den
oorlogstoestand
Vertraging passagiers-,
post-, goederenvervoer
Schending van het
rechtsgebied
Het oponthoud in Duins
Aanhouden van personen
Storing postverkeer
Samenwerking met de
Oslo-staten
UIT DE STAATSCOURANT
Voogdijraad
Raad van beroep
Directeur Rijksopvoe
dingsgesticht
W ater schappen
Kamer van toezicht
Pater Cox van de Congregatie der Heilige
Harten opent den elfden jaargang van het al
tijd prettig-leesbare tijdschrift H u w e 1 ij k
e n Huisgezin met een beschouwing, die
hem door de meest actueele nooden onzer da-
gen werd ingegeven. Hij gaat na, wat de hui
dige toestand, ook in ons eigen land, voor me-
hig huisgezin beteekent, en de schets der wer
kelijkheden, welke hij ontwerpt, stemt inder
daad tot ernstige bezinning. Menigeen ziet
zijn liefste geluk vandaag bedreigd en de
schrijver, begaan met het lot van degenen, wier
gezin onder déze omstandigheden het hevigst
te lijden heeft, propageert, behalve een actie
Van helpende naastenliefde, een geestelijk vre
desoffensief, dat gebed en inzicht tot wapens
heeft. Het gebed en hij herinnert in dit
Verband vooral aan de waarde van het rozen
kransgebed is dus niet het eenige middel
dat de schrijver aanbeveelt, maar hij pleit ook
Voor een apostolaat van het zuivere besef der
dingen en dit is inderdaad altijd een krachtig
Apostolaat. Wanneer wij iets zuiver bezien en
goed begrijpen, dan zijn wij reeds op weg om
ons eigen leven naar dit inzicht te regelen en
om ons inzicht aan anderen over te dragen. De
oudste geloofspredikers in ons land, en met
hame Sint Willibrord, dien wij in deze dagen
dankbaar herdenken, volgden volgens officieele
Voorschriften de methode der verspreiding
Van het zuivere inzicht. Op gematigde wijze,
Zoo lezen wij in hun instructies, moesten zij
kan de bevolking het besef bijbrengen van de
eindigheid der schepping, de vergankelijkheid
der dingen, de beteekenis van den dood. Zij
kenden dus, naast de rechtstreeksche prediking
Van de geloofsleer, het apostolaat van het
Zuivere inzicht. Zij lieten het verstand van de
mensehen zelfstandig werken (de methode van
Vragen-stellen en antwoorden-afwachten was
hun bijzonder aanbevolen) en dan tot de con
clusie komen: Zóó is het dus wel, en zóó is het
dus niet.
Het vredesoffensief, dat pater Cox voorstaat,
houdt hier verwantschap mee. Het werkt in
Zeker opzicht op dezelfde manier. De schrij
ver redeneert namelijk als volgt: de monster-
hjke middelen, welke in dezen oorlog worden
gebruikt, en waarmede mén dreigt, geven dui
delijk te kennen, dat in het oude Europa de
eerbied voor het leven verloren is gegaan,
hiaar hoe kan iemand den eerbied voor het
leven verliezen? Wij zijn toch van nature al
len aan het leven gehecht! Het verlies van
dezen eerbied begint, waar men den eerbied
voor de levenskiem en de levensvoorwaarde
prijs geeft, dus: waar men een gezonde huwe
lijks- en gezins-opvatting vervangt door een
onzuivere, egoïstische of materialistische ge
dachte hieromtrent. Om eerbied voor het le
ven te hebben, moet men de oorzaken van het
leven eerbiedigen. Dezen eerbied missen zij,
die het geheim des levens willen ontluisteren,
hetzij door de methode eener zondige kinder
beperking, hetzij door de toepassing eener ma
terialistische rastheorie.
De schrijver vat dit aldus pakkend samen:
.,Nu vraagt men „Lebensraum" niet uit eer
bied voor het leven, maar uit machtswellust en
grootheidswaan en men drijft de stervende
volkeren van Europa in een waanzinnigen
oorlog, die de laatste krachten voor de levens
vernieuwing zal uitputten en vernietigen."
Ook voor ons neutrale land heeft deze oor
lóg zijn gevolgen. Vele gezinnen zijn door de
mobilisatie en wat hiermede samenhangt, of
er uit voortvloeit, zwaar getroffen en in zorg
Êebracht. Vooral de ongewisheid omtrent den
huur en verdere vooruitzichten van de mobi
lisatie maken dezen druk voor menigeen zwaar.
Ook gevaren voor het huwelijksgeluk zijn niet
denkbeeldig. De reeds door de Regeering ge
troffen verlofregeling wordt door pater Cox
dankbaar vermeld, maar ondervangt natuurlijk
niet alle zorgen en gevaren.
Twee adviezen geeft de schrijver nu: ten
eerste raadt hij aan, te bidden, en ten tweede
Zegt hij: ons leven moet het stempel dragen
Van den ernst dezer tijden. Wij moeten dien
ernst beseffen. Hier begint het „apostolaat van
het zuivere inzicht", waarover wij al spraken.
Begrijpen wij eenmaal, dat het verlies van den
eerbied voor het leven een hoofdoorzaak is van
den oorlog, dan kunnen wij de gevolgtrekking
beamen: herstel van het gezin is het eerste
middel tot het wegnemen van die oorzaak. Niet
bij nieuwe theorieën, maar bij gezonde prac-
tijken moet de genezing worden gezocht, en de
schrijver vermaant dan ook:
„Mannen en vrouwen, houdt uw huwelijks
leven rein, bewaart elkanders trouwmoe
ders waakt over uwe kinderen."
Deze vermaning bedoelt hij op de eerste
plaats voor allen, die door de mobilisatie in
zorgen of in gevaar zijn geraakt, maar ze strekt
zich verder uit tot al degenen, die dezen tijd
niet met algeheele onverschilligheid zien voor
bijgaan in ellende. Het leek ons dan ook ge-
Past, deze gedachte van pater Cox hier over te
hemen, niet uitsluitend in zooverre zij een
vermaning behelst, maar ook voor zoover zij
een diepen troost inhoudt. Juist nu talrijke
gezinnen uiteengerukt en geslagen worden, nu
zich in Polen en elders herhaalde, wat wij ons
Uit den wereldoorlog in België herinneren, dat
ouders hun kinderen, vrouwen haar mannen in
de verwarring van den nood verliezen, is dit
een reden om ons te bezinnen op de krachten
tot den opbouw, die in het gezinsleven hun
diepste fundeering en ook hun mooiste sym
bool vinden. Vondel noemde het huwelijks
leven: „het krachtigste ciment, dat harten bindt
als muren breken tot puin" en de oorlog, die
door dit woord verondersteld wordt want
het wordt gesproken tijdens den ondergang
van het belegerd Amsterdam actualiseert
voor ons opnieuw de beteekenis van deze be
kende klanken. Er breken muren tot puin in
de wereld, waarin wij leven. Maar er is één
krachtiger ciment, er is de liefde „sterker dan
de dood", onze aardsche liefde van man en
vrouw, die als geen andere „Gods liefde nader
komt" en die den gezinsleden bij elkander een
Weerstand tegen de zorg kan geven, maar die
Zich bovendien mag troosten bij de gedachte,
dat zij zal voortbestaan, als deze tijd van ont
reddering achter den rug is, en dat zij de
kiem zal bevatten voor de vernieuwing van het
aanschijn der aarde, waarom wij van kindsaf
leerden bidden.
De huwelijksliefde is geschonden en deze
schennis wreekt zich in een feilen volkeren-
haat. Het oorlogsvuur „dat zelden loutert"
(zooals wij onlangs lazen) kan misschien dien
haat bevredigen, maar het kan die liefde niet
wederopbouwen. Dit is slechts dengenen gege
ven, die van goeden wil zijn.
Een diepe gedachte was het van Vondel, dc
„oprechte trouw" te plaatsen tegen de vergan
kelijkheid van brekende muren, want deze te
genstelling verzekert, dat er nog hoop is, zoo
lang er nog liefde bestaat, en dat het leven
niet geheel gedoemd is tot gewelddadigen on
dergang, zoolang er nog in het hart van een
man en een vrouw eerbied1 voor het leven be
staat.
Met het geluk zijn de gelukkigen altijd wat
slordig, zoolang het niet wordt bedreigd. Het
is, of zij er dan de volle waarde niet van besef
fen. De zieke weet immers ook het best, hoe
veel de gezondheid waard is! Welnu: zoo is
men slordig geweest, vaak'veel te slordig, ja
misdadig slordig met het gezinsgeluk. Wij heb
ben allerhande dwaze meeningen gehoord over
echtscheiding, proefhuwelijk, huwelijk in ka
meraadschap, gezinsbeperking, vrije opvoeding.
Alles is jarenlang ondernomen om het „krach
tigste ciment", waarover Vondel sprak, wat
losser te maken!
In het ongeluk leert men het geluk beter
waardeeren en het is de troost van de huidige
beproeving, dat zij aan de gezinnen in zorg de
verzekering biedt van de groote, wereldbehoe-
dende waarde der zorg voor het gezin. Hoe be
tere gezinnen, hoe beter wereld. Ziedaar het
zuivere inzicht, dat voor een practisch aposto
laat zeker in aanmerking komt! A. v. D.
Onder buitengewoon groote belangstelling is
Zaterdag op Oud Eik en Duinen te 's-Graven-
hage het stoffelijk overschot van mevr. Jenny
VisserHooft ter aarde besteld. Zooals bekend
heeft mevr. Visser, die de echtgenoote was van
or. Ph. C. Visser, Hr. Ms. gezant te Ankara,
groote verdienste gehad zoowel op sportief als
op wetenschappelijk gebied bij het ontdekken
van nieuwe gebieden, met name in Azië.
18 September j.l. is mevr. Visser te Ankara
overleden.
Onder de zeer talrijke aanwezigen waren de
minister van Buitenlandsche Zaken, mr. E. N.
van Klef fens, de vice-president van den Raad
van State, jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland
en deoud-ministers van Buitenlandsche Zaken,
jhr. mr. A. C. D. de Graeff en mr. J. A. N.
Patyn.
In de aula hebben het woord gevoerd mej.
mr. E. J. van Dorp, als vriendin van de over
ledene, dr. J. van Hink, namens het Kon. Ned.
Aardrijkskundig Genootschap, dr. J. A. Bierens
de Haan, namens de Ned. Alpenvereeniging en
mr. H. J. Knottenbelt.
Aan de groeve heeft dr. Visser een woord van
dank gesproken voor de laatste eer, aan zijn
echtgenoote bewezen.
De heer Eduard van de Mortel te 's-Herto-
genbosch, een zeer populaire en geziene fiuur
in zijn stad, wordt Vrijdag 17 November 70
jaar. Op zeer uiteenloopend terrein heeft hij
zich verdienstelijk weten te maken. Hij was
eens lid van den Bosschen Raad, luitenant der
Schutterij, hoofd-ingeland van het Waterschap
Oost-Noordbrabant, bestuurslid van het Groe
ne Kruis, plaatsvervangend voorzitter van de
Ongevallenwet, lid van het bestuur der Kon
School, vice-voorzitter van de Dierenbescher
ming, beschermheer van Wilhelmina, president
schepen van oud-'s-Hertogenbosch in 1909, pre
sident van Casino, voorzitter der Oeteldonk-
sche Club, hopman der padvinders, voorzitter
van het gewest Noordbrabant der Vrijwillige
Burgerwachters, plaatsvervangend agent der
Nederlandsche Bank. Reeds meer dan veertig
jaren is hij directeur der 's-Hertogenbossche
Brandwaarborgmaatschappij van 1841.
99
99
Bij de Memorie van Antwoord in
zake hoofdstuk III der Rijksbegroo-
ting 1940 heeft de minister van Bui
tenlandsche Zaken een Oranjeboek
overgelegd, waarin een overzicht is
opgenomen van de voornaamste
tot November in verband met den
oorlogstoestand door het ministerie
van Buitenlandsche Zaken behan
delde en voor openbaarmaking ge
schikte aangelegenheden.
Het 'Oranjeboek, dat 20 foliopagina druks
beslaat, opent met een bespreking van de
werkzaamheid der Regeering tot behoud van
den vrede. De oproep van de Oslo-staten van
23 Augustus is er in opgenomen, waarna het
aanbod van goede diensten van de Koningin en
den Koning der Belgen wordt vermeld. Daar
bij wordt gezegd, dat van Nederlandsche en
Belgische zijde aan dit aanbod geen ruchtbaar
heid werd gegeven, om eventueele inleidende
besprekingen niet te bemoeilijken. De eerste
berichten over dezen stap kwamen dan ook
uit het buitenland.
Voorts worden de Duitsche en de Britsche
verklaringen omtrent de eerbiediging onzei
neutraliteit volledig afgedrukt.
De vertaling van de Duitsche verklaring
luidt als volgt:
Wij zijn besloten ten aanzien van Neder
land, overeenkomstig de traditioneele vriend
schappelijke betrekking tusschen de beide lan
den en in aanmerking genomen de bekende
Nederlandsche onafhankelijkheidspollitiek, een
houding aan te nemen, die de onaantastbaar
heid en de integriteit van Nederland onder
geen enkele omstandigheid krenkt en te allen
tijde het Nederlandsch grondgebied respec
teert. Wij verwachten echter natuurlijk onzer
zijds, dat Nederland in een eventueel conflict
tegenover ons een volstrekte neutraliteit in
acht zal nemen. Daartoe behoort vooral, dat
Nederland inbreuken, die derden op zijn neu
traliteit zouden maken, niet zal dulden, doch
zich met alle beschikbare middelen daartegen
zal verzetten. Indien de Nederlandsche hou
ding in geval van een dergelijke neutraliteits-
jr-chending doori een derde tegen onze ver
wachting in een andere zou zijn, dan zouden
wij natuurlijk genoodzaakt worden onze belan
gen te behartigen op de wijze, die de toestand
van het oogenblik noodig zou maken.
De Britsche verklaring luidde als volgt:
Indien Nederland in' geval van een Euro-
peeschen oorlog een neutrale houding aan
neemt, zal Zijner Majesteits regeering, over
eenkomstig haar traditioneele politiek, vast be
sloten zijn, deze neutraliteit ten volle te eer
biedigen, mits deze ook door andere mogend
heden wordt geëerbiedigd.
De neutraliteitsproclamatie wordt nogmaals
in het Oranjeboek gepubliceerd.
In een hoofdstuk „Schendingen van het Ne
derlandsche rechtsgebied" wordt gezegd:
In tegenstelling met den vorigen oorlog, toen
schendingen van het Nederlandsch rechtsge
bied door vliegtuigen slechts betrekkelijk zel
den voorkwamen, zijn dergelijke voorvallen
thans een aantal malen voorgekomen.
Reeds van het begin van het conflict af,
was aan de Nederlandsche krijgsmacht bevel
gegeven op ieder onbekend vliegtuig te vuren,
behalve op burger-vliegtuigen, die zich aan
voorgeschreven routes hielden. In alle gevallen,
waarin zulks mogelijk bleek, is dan ook het
vuur geopend op overvliegende vliegtuigen.
Menigmaal zijn Nederlandsche jacht vliegtui
gen opgestegen, om vliegtuigen, welke boven
ons rechtsgebied gesignaleerd waren, te ver
drijven. Indien de nationaliteit der vliegtuigen
niet voldoende vaststond, werden aan beide
partijen inlichtingen gevraagd. Verder is tel
kenmale, wanneer daartoe de mogelijkheid be
stond, geprotesteerd. In gevallen, waarin de
feiten ook voor de wederpartij onbetwistbaar
vaststonden, werden verontschuldigingen aan
geboden, welke meer dan eens ook spontaan
werden uitgedrukt.
Slechts eenmaal is de Nederlandsche neutra
liteit geschonden door een schip. Deze schen
ding geschiedde door de Britsche Kanonneer
boot „Leith", die, zich van Nieuw-Zeeland naar
Singapore begevende, 13 September door Straat
Riouw voer, welke Straat een minimum-
breedte van slechts twee zeemijlen heeft. Aan
Harer Majesteits gezant te Londen werd op
gedragen de aandacht der Britsche regeering
op deze overtreding van de Nederlandsche
neutraliteitsbepalingen te vestigen en een
grondig onderzoek te vragen, benevens maat
regelen om een herhaling te voorkomen.
Dc aanvallen op Nederlandsche vliegtuigen
worden dan vermeld. Deze gevallen, betreffen
de de Mees en de beschieting van een Neder
landsche patrouille boven de provincie Gro
ningen, zijn bekend.
De Britsche, de Fransche en de Duitsche
contrabandelijsten gaven de Nederlandsche re
geering aanleiding stappen te ondernemen te
Londen, Parijs en Berlijn. Een nota werd aan
de Britsche reigeering gezonden, terwijl een
vrijwel gelijkluidende nota te Parijs werd over
handigd. Daarin werd o.m. gezegd:
Het systeem, gevolgd in de contrabandeUi'st,
geeft aanleiding tot een ontoelaatbare onze
kerheid voor de neutrale scheepvaart en han
del en laat anderzijds de grootste vrijheid aan
dc oorlogvoerenden voor het aanhouden van
schepen en ladingen.
Door de toepassing van deze contra
bandelijsten zou een groot aantal voorwer
pen door de Britsche autoriteiten als abso
lute contrabande kunnen worden behan
deld, waarvan onomstootelijk vaststaat, dat
zij onmisbaar zijn voor het leven van het
geheele volk, voor den handel, de nijver
heid en het verkeer, daar waar deze be
drijvigheid niets te maken heeft met het
militair apparaat.
De Nederlandsche regeering moet zich al
haar rechten voorbehouden voor die ge
vallen, waarin zou blijken, dat de belangen
van Nederlandsche onderdanen in strijd
met het volkenrecht zouden worden bena
deeld door de toepassing van deze contra
bandelijsten.
De te Berlijn overhandigde nota heeft mu
tatis mutandis een gelijken tekst.
Behalve de uitgebreide strekking van de con
trabandelijsten kon ook de definitie van den
vijand in de Britsche „Trade with the enemy
act" ongewenschte gevolgen medebrengen. Het
artikel van genoemde wet, waarin deze defini
tie is opgenomen gaf aanleiding tot een schrij
ven van den Nederlandschen gezant, te Londen,
waarin o.m. werd opgemerkt, dat de Neder
landsche regeering zich het recht moet voor
behouden om te protesteeren. indien de rechten
van Nederlandsche onderdanen schade lijden
door Britsche maatregelen, die niet in overeen
stemming zijn met het volkenrecht, afgezien
van de tusschen onze regeeringen bestaande
verdragen.
Reeds dadelijk bü het begin van den
oorlogstoestand begon de Britsche admi
raliteit neutrale schepen naar Duins te
dirigeeren voor het onderzoek naar contra
bande. De overmatig lange wachttijden voor
het onderzoek, welke dc Nederlandsche
scheepvaart groot nadeel toebrachten, ga
ven aanleiding in Londen stappen te onder
nemen ten einde het oponthoud van dc
Nederlandsche schepen in dc Britsche
havens te bekorten. Eerst werd een aide-
memoire met bijlage aan de Britsche re-
gecring overgelegd, later werd nog eens per
brief op beperking van het tijdverlies aan
gedrongen.
18 October schreef de Nederlandsche gezant
een brief aan den heer R. H. Cross, minister
van Economische Oorlogvoering, waarin onder
diens aandacht werd gebracht, dat de Neder
landsche reeders diep teleurgesteld waren door
de geringe aandacht, die aan hun belangen
geschonken wordt.
Op de aide-memoire werd 27 October ant
woord van de Britsche regeering ontvangen,
waarin werd medegedeeld, dat een hoogst zorg
vuldig onderzoek was ingesteld en dat zekere
maatregelen genomen waren, om het oponthoud
en andere moeilijkheden, waarover de Neder
landsche reeders geklaagd hadden, zoo gering
mogelijk te maken.
Voorts werd gezegd, dat de vertraging bij de
afhandeling van gevallen voor een groot deel
te wijten is geweest aan de onvolledigheid van
de lading-manifesten, hetgeen uitgebreide on
derzoekingen noodig maakte, vóór de goederen
konden worden vrijgegeven, vrijgegeven onder
zekerheid of als prijsgoed in beslag genomen.
Dienovereenkomstig zijn maatregelen genomen,
om de scheepvaartmaatschappijen te wijzen op
de noodzakelijkheid van duidelijke en volledige
manifesten. Ook hoopt men, dat vertraging
voor de scheepvaart in hooge mate zal worden
verminderd in gevallen, waarin de reeders er
voor zorgen, dat het ladingmanifest vóór de
aankomst van het schip in de Britsche wateren
aan de Britsche contrabande-autoriteiten wordt
toegezonden.
Opgemerkt werd voorts, dat de Nederlandsche
regeering zou kunnen bijdragen tot het ver
mijden van vertragingen van Nederlandsche
schepen, zoo zijn den reeders wilde toestaan een
overeenkomst te sluiten gelijk aan die, welke
gedurende den vorigen oorlog werd afgesloten
Bij die overeenkomst namen de Nederlandsche
reeders oo zich, in de Nederlandsche havens
van bestemming die deelen van de lading vast
te houden, die verdacht waren, totdat beslist
was, dat zij konden wórden vrijgegeven. Ter
zelfder tijd namen de reeders op zich ieder
stuk. waarvan eventueel zou worden beslist,
dat het moest worden onderworpen aan een
prjjsprocedure, naar het Vereenigd Koninkrijk
terug te zenden.
Niet uitsluitend het vervoer van goederen op
Nederlandsche schepen heeft moeilijkheden
medegebracht, ook het vervoer van personen
had onder de beperkingen van den oorlog te
lijden. Verschillende malen zijn passagiers en
leden van bemanning, welke de Duitsche natio
naliteit bezitten van Nederlandsche schepen
afgehaald. Dergelijke gevallen hebben zich zoo
wel in Frankrijk als in Groot-Brittannlë voor
gedaan.
Zoowel te Parijs als te Londen zijn stappen
tot vrijlating van de aangehoudenen onderno
men.
28 September zond de Nederlandsche gezant
te Londen aan Lord Halifax een schrijven in
verband met het weghalen van tien Duitschers
Zoo spreeki de Heer: Ik koes
ier gedachten van vrede en
niei van lijden. Roepi Mij aan
en Ik zal u verhooren.
Iniroiius
van boord van de Columbia", die tot de beman
ning behoorden.
De Nederlandsche regeering is van oor-
dfeel, aldus o.m. dit schrijven, dat zelfs in
dien de declaratie van Londen als bindend
recht kon worden aanvaard, passagiers van
vijandelijke nationaliteit, krachtens het hui
dige volkenrecht, niet van een neutraal
koopvaardijschip kunnen worden afgehaald,
indien, gelijk in dit geval, het schip door
een belligerent gedwongen is geweest bin
nen de territoriale wateren van dien belli
gerent te komen.
De vrijlating van bovengenoemde bemanning
en passagiers werd daarom verzocht.
Bij de verschillende storingen van het verkeer
behoort in het bijzonder de storing van het
postverkeer vermeld te worden. Storingen van
dezen aard gaven aanleiding tot drie brieven
van Harer Majesteits Gezant te Londen aan
den Britschen Minister van Buitenlandsche Za
ken. In de eerste werd medegedeeld dat de
Holiand—Amerika-Lijn de Nederlandsche Re
geering had bericht, dat alle postzakken, be
stemd voor Duitschland en Dantzig aan ooord
Van de „Nieuw Amsterdam" ten getale van 145
van het schip waren verwijderd en in verzekerde
bewaring waren genomen, terwijl het te Duins
lag. Betoogd werd, dat deze in beslag neming
in strijd was met artikel 1 van het Xle Haag-
sche verdrag van 1907, betreffende zekere be
perkingen in de uitoefening van het priisrecht
ter zee.
Het tweede schrijven bracht nog andere ge
vallen ter kennis der Britsche regeering. Gewe
zen werd op het in beslag nemen te Southamp
ton van postzakken bestemd voor Hamburg van
het ms. „Columbia" en van post, bestemd voor
België, van het s.s. „Pennland". Deze beide
schepen hadden de Britsche marine-autoriteiten
eveneens naar de Britsche teritoritale wateren
opgebracht.
Voorts waren 20 postzakken uit Nederlandsch -
Indië, bestemd voc-r Duitschland, in Colombo
door den censor van het s.s. „Marnix van St.
Aldegonde" van boord gehaald en 2 September
had de censor te Singapore post in beslag ge
nomen van een van de K. P. M.-schepen, cp
weg van Tandjong Priok naar Medan.
De Nederlandsche regeering was van oordeel,
dat het in 1907 de bedoe'ling was, inmenging oi
vertraging bij het verzenden van post door bel-
ligerenten te voorkomen. Derhalve dient de
onschendbaarheid in absoluten zin te worden
geëerbiedigd, d.w.z. onverschillig of de schepen,
die post vervoeren, zich in open zee, of, hetzij
vrijwillig, hetzij op bevel, zich binnen de terri
toriale wateren van oorlogvoerenden bevinden.
Verzocht werd dat de Britsche regeering
de verzekering zou geven, dat maatregelen
worden genomen, om te verzekeren, dat in
het vervolg geen bemoeiing meer zal piaats
vinden met post aan boord van Nederland
sche schepen, die binnen de Britsche terri
toria ie wateren komen of Britsche havens
aandoen, zoowel in het Vereenigd Konink
rijk als in de overzeesche gebiedsdeelen.
In den derden brief werd er tegen geprotes
teerd dat de post van het K.L.M.-vliegtuig
„Nandoe" op zijn terugweg door den censor tc
Singapore was opgehouden. De luchtpost be
vatte post voor Nederland, post van Semarang
vcor Medan en post voor het buitenland.
De censuur door een land van een tussehen-
'naven, aldus o.m. het schrijven, is in strijd met
de algemeen erkende vrijheid van doorvoer,
welke landen met postverbindingen noodig heb
ben en in het bijzonder voor de verbinding tus
schen Nederland en Nederlandsch-Indië. De
bovengenoemde maatregel schijnt bovendien
nauwelijks in overeenstemming met de vriend
schappelijke verhoudingen, welke inzake over
vliegen tusschen onze beider gebiedsdeelen be
staan.
Voor zoover de oorlogstoestand vraagstukken
opwerpt, die zich voor de neutralen op dezelfde
wijze voordoen, wordt geregeld contact gehouden
met andere neutrale mogendheden, in hel bij
zonder met de Oslo-staten. De vraagstukken
liggen evenwel bijkans steeds voor de verschil
lende landen iets anders, zoodat, ook al zijn de
gevolgde beginselen dezelfde, kleine nuances
blijven bestaan. Uiteraard zijn de wederzijdsche
mededeelingen over verschillende gemeenschap
pelijke vraagstukken van vertrc-uwelijken aard.
Zij leenen zich tot dusver niet tot publicatie
Op economisch gebied zijn besprekingen tus
schen ae vertegenwoordigers der Oslo-staten
gehouden 11 en 12 September.
Ten slotte wordt het vlagverbod vermeld en
wordt aangegeven waar en voor wie Nederland
de behartiigng van vreemde belangen op zich
heeft genomen.
Aan J. A- Sleijffers en mr. P. du Ry van
Beest Holle, is op hun verzoek eervol ontslag
verleend als lid van den Voogdijraad te 's-Gra-
venhage, ónder dankbetuiging voor de als zoo
danig bewezen diensten.
Benoemd tot plaatsvervangend griffier bij
den raad van beroep (sociale verzekering) te
Arnhem mr. H. W. Blaupot ten Cate, oud
griffier van gemelden raad, wonende te Arn
hem.
Benoemd tot directeur van het Rijksopvoe
dingsgesticht te Amersfoort H. L. A. Weusten,
hoofd der r.k. jongensschool voor buitenge
woon lager onderwijs te Eindhoven.
Benoemd zijn: in de provincie Nóord-Hol-
land:
a. tot dijkgraaf van het waterschap de Zuid
polder bü Edam, D. Neuteboom, te Edam;
b. tot heemraad van den polder Waard
Nieuwland op Wieringen, M. Heijblok Mzn. te
Wieringen, uiterlijk tot het einde van het zit
tingsjaar waarin hij zeventig jaar zal zijn ge
worden;
c. tót heemraad van den polder Waard
Nieuwland op Wieringen N. Mulder Dzn., te
Wieringen.
Herbenoemd is tot plaatsvervangend lid der
Kamer van Toezicht over 4e notarissen cn
candidaat-notarissen te Amsterdam, J. J. A
Phaff, inspecteur der registratie en domeinen
te Amsterdam.