„Oranjeboek" gepubliceerd Gezinnen in zorg BUITSCHE OORLOGSKEUKEN l Tm Hitlers Weinig keuize, Ober 1" meneer. ZONDAG 5 NOVEMBER 1939 VAN WEEK TOT WEEK BEGRAFENIS VAN MEVROUW VISSER-HOOFT Eduard van de Mortel 70 jaar Wat het ministerie van Buiten landsche Zaken reeds deed in verband met den oorlogstoestand Vertraging passagiers-, post-, goederenvervoer Schending van het rechtsgebied Het oponthoud in Duins Aanhouden van personen Storing postverkeer Samenwerking met de Oslo-staten UIT DE STAATSCOURANT Voogdijraad Raad van beroep Directeur Rijksopvoe dingsgesticht W ater schappen Kamer van toezicht Pater Cox van de Congregatie der Heilige Harten opent den elfden jaargang van het al tijd prettig-leesbare tijdschrift H u w e 1 ij k e n Huisgezin met een beschouwing, die hem door de meest actueele nooden onzer da- gen werd ingegeven. Hij gaat na, wat de hui dige toestand, ook in ons eigen land, voor me- hig huisgezin beteekent, en de schets der wer kelijkheden, welke hij ontwerpt, stemt inder daad tot ernstige bezinning. Menigeen ziet zijn liefste geluk vandaag bedreigd en de schrijver, begaan met het lot van degenen, wier gezin onder déze omstandigheden het hevigst te lijden heeft, propageert, behalve een actie Van helpende naastenliefde, een geestelijk vre desoffensief, dat gebed en inzicht tot wapens heeft. Het gebed en hij herinnert in dit Verband vooral aan de waarde van het rozen kransgebed is dus niet het eenige middel dat de schrijver aanbeveelt, maar hij pleit ook Voor een apostolaat van het zuivere besef der dingen en dit is inderdaad altijd een krachtig Apostolaat. Wanneer wij iets zuiver bezien en goed begrijpen, dan zijn wij reeds op weg om ons eigen leven naar dit inzicht te regelen en om ons inzicht aan anderen over te dragen. De oudste geloofspredikers in ons land, en met hame Sint Willibrord, dien wij in deze dagen dankbaar herdenken, volgden volgens officieele Voorschriften de methode der verspreiding Van het zuivere inzicht. Op gematigde wijze, Zoo lezen wij in hun instructies, moesten zij kan de bevolking het besef bijbrengen van de eindigheid der schepping, de vergankelijkheid der dingen, de beteekenis van den dood. Zij kenden dus, naast de rechtstreeksche prediking Van de geloofsleer, het apostolaat van het Zuivere inzicht. Zij lieten het verstand van de mensehen zelfstandig werken (de methode van Vragen-stellen en antwoorden-afwachten was hun bijzonder aanbevolen) en dan tot de con clusie komen: Zóó is het dus wel, en zóó is het dus niet. Het vredesoffensief, dat pater Cox voorstaat, houdt hier verwantschap mee. Het werkt in Zeker opzicht op dezelfde manier. De schrij ver redeneert namelijk als volgt: de monster- hjke middelen, welke in dezen oorlog worden gebruikt, en waarmede mén dreigt, geven dui delijk te kennen, dat in het oude Europa de eerbied voor het leven verloren is gegaan, hiaar hoe kan iemand den eerbied voor het leven verliezen? Wij zijn toch van nature al len aan het leven gehecht! Het verlies van dezen eerbied begint, waar men den eerbied voor de levenskiem en de levensvoorwaarde prijs geeft, dus: waar men een gezonde huwe lijks- en gezins-opvatting vervangt door een onzuivere, egoïstische of materialistische ge dachte hieromtrent. Om eerbied voor het le ven te hebben, moet men de oorzaken van het leven eerbiedigen. Dezen eerbied missen zij, die het geheim des levens willen ontluisteren, hetzij door de methode eener zondige kinder beperking, hetzij door de toepassing eener ma terialistische rastheorie. De schrijver vat dit aldus pakkend samen: .,Nu vraagt men „Lebensraum" niet uit eer bied voor het leven, maar uit machtswellust en grootheidswaan en men drijft de stervende volkeren van Europa in een waanzinnigen oorlog, die de laatste krachten voor de levens vernieuwing zal uitputten en vernietigen." Ook voor ons neutrale land heeft deze oor lóg zijn gevolgen. Vele gezinnen zijn door de mobilisatie en wat hiermede samenhangt, of er uit voortvloeit, zwaar getroffen en in zorg Êebracht. Vooral de ongewisheid omtrent den huur en verdere vooruitzichten van de mobi lisatie maken dezen druk voor menigeen zwaar. Ook gevaren voor het huwelijksgeluk zijn niet denkbeeldig. De reeds door de Regeering ge troffen verlofregeling wordt door pater Cox dankbaar vermeld, maar ondervangt natuurlijk niet alle zorgen en gevaren. Twee adviezen geeft de schrijver nu: ten eerste raadt hij aan, te bidden, en ten tweede Zegt hij: ons leven moet het stempel dragen Van den ernst dezer tijden. Wij moeten dien ernst beseffen. Hier begint het „apostolaat van het zuivere inzicht", waarover wij al spraken. Begrijpen wij eenmaal, dat het verlies van den eerbied voor het leven een hoofdoorzaak is van den oorlog, dan kunnen wij de gevolgtrekking beamen: herstel van het gezin is het eerste middel tot het wegnemen van die oorzaak. Niet bij nieuwe theorieën, maar bij gezonde prac- tijken moet de genezing worden gezocht, en de schrijver vermaant dan ook: „Mannen en vrouwen, houdt uw huwelijks leven rein, bewaart elkanders trouwmoe ders waakt over uwe kinderen." Deze vermaning bedoelt hij op de eerste plaats voor allen, die door de mobilisatie in zorgen of in gevaar zijn geraakt, maar ze strekt zich verder uit tot al degenen, die dezen tijd niet met algeheele onverschilligheid zien voor bijgaan in ellende. Het leek ons dan ook ge- Past, deze gedachte van pater Cox hier over te hemen, niet uitsluitend in zooverre zij een vermaning behelst, maar ook voor zoover zij een diepen troost inhoudt. Juist nu talrijke gezinnen uiteengerukt en geslagen worden, nu zich in Polen en elders herhaalde, wat wij ons Uit den wereldoorlog in België herinneren, dat ouders hun kinderen, vrouwen haar mannen in de verwarring van den nood verliezen, is dit een reden om ons te bezinnen op de krachten tot den opbouw, die in het gezinsleven hun diepste fundeering en ook hun mooiste sym bool vinden. Vondel noemde het huwelijks leven: „het krachtigste ciment, dat harten bindt als muren breken tot puin" en de oorlog, die door dit woord verondersteld wordt want het wordt gesproken tijdens den ondergang van het belegerd Amsterdam actualiseert voor ons opnieuw de beteekenis van deze be kende klanken. Er breken muren tot puin in de wereld, waarin wij leven. Maar er is één krachtiger ciment, er is de liefde „sterker dan de dood", onze aardsche liefde van man en vrouw, die als geen andere „Gods liefde nader komt" en die den gezinsleden bij elkander een Weerstand tegen de zorg kan geven, maar die Zich bovendien mag troosten bij de gedachte, dat zij zal voortbestaan, als deze tijd van ont reddering achter den rug is, en dat zij de kiem zal bevatten voor de vernieuwing van het aanschijn der aarde, waarom wij van kindsaf leerden bidden. De huwelijksliefde is geschonden en deze schennis wreekt zich in een feilen volkeren- haat. Het oorlogsvuur „dat zelden loutert" (zooals wij onlangs lazen) kan misschien dien haat bevredigen, maar het kan die liefde niet wederopbouwen. Dit is slechts dengenen gege ven, die van goeden wil zijn. Een diepe gedachte was het van Vondel, dc „oprechte trouw" te plaatsen tegen de vergan kelijkheid van brekende muren, want deze te genstelling verzekert, dat er nog hoop is, zoo lang er nog liefde bestaat, en dat het leven niet geheel gedoemd is tot gewelddadigen on dergang, zoolang er nog in het hart van een man en een vrouw eerbied1 voor het leven be staat. Met het geluk zijn de gelukkigen altijd wat slordig, zoolang het niet wordt bedreigd. Het is, of zij er dan de volle waarde niet van besef fen. De zieke weet immers ook het best, hoe veel de gezondheid waard is! Welnu: zoo is men slordig geweest, vaak'veel te slordig, ja misdadig slordig met het gezinsgeluk. Wij heb ben allerhande dwaze meeningen gehoord over echtscheiding, proefhuwelijk, huwelijk in ka meraadschap, gezinsbeperking, vrije opvoeding. Alles is jarenlang ondernomen om het „krach tigste ciment", waarover Vondel sprak, wat losser te maken! In het ongeluk leert men het geluk beter waardeeren en het is de troost van de huidige beproeving, dat zij aan de gezinnen in zorg de verzekering biedt van de groote, wereldbehoe- dende waarde der zorg voor het gezin. Hoe be tere gezinnen, hoe beter wereld. Ziedaar het zuivere inzicht, dat voor een practisch aposto laat zeker in aanmerking komt! A. v. D. Onder buitengewoon groote belangstelling is Zaterdag op Oud Eik en Duinen te 's-Graven- hage het stoffelijk overschot van mevr. Jenny VisserHooft ter aarde besteld. Zooals bekend heeft mevr. Visser, die de echtgenoote was van or. Ph. C. Visser, Hr. Ms. gezant te Ankara, groote verdienste gehad zoowel op sportief als op wetenschappelijk gebied bij het ontdekken van nieuwe gebieden, met name in Azië. 18 September j.l. is mevr. Visser te Ankara overleden. Onder de zeer talrijke aanwezigen waren de minister van Buitenlandsche Zaken, mr. E. N. van Klef fens, de vice-president van den Raad van State, jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland en deoud-ministers van Buitenlandsche Zaken, jhr. mr. A. C. D. de Graeff en mr. J. A. N. Patyn. In de aula hebben het woord gevoerd mej. mr. E. J. van Dorp, als vriendin van de over ledene, dr. J. van Hink, namens het Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap, dr. J. A. Bierens de Haan, namens de Ned. Alpenvereeniging en mr. H. J. Knottenbelt. Aan de groeve heeft dr. Visser een woord van dank gesproken voor de laatste eer, aan zijn echtgenoote bewezen. De heer Eduard van de Mortel te 's-Herto- genbosch, een zeer populaire en geziene fiuur in zijn stad, wordt Vrijdag 17 November 70 jaar. Op zeer uiteenloopend terrein heeft hij zich verdienstelijk weten te maken. Hij was eens lid van den Bosschen Raad, luitenant der Schutterij, hoofd-ingeland van het Waterschap Oost-Noordbrabant, bestuurslid van het Groe ne Kruis, plaatsvervangend voorzitter van de Ongevallenwet, lid van het bestuur der Kon School, vice-voorzitter van de Dierenbescher ming, beschermheer van Wilhelmina, president schepen van oud-'s-Hertogenbosch in 1909, pre sident van Casino, voorzitter der Oeteldonk- sche Club, hopman der padvinders, voorzitter van het gewest Noordbrabant der Vrijwillige Burgerwachters, plaatsvervangend agent der Nederlandsche Bank. Reeds meer dan veertig jaren is hij directeur der 's-Hertogenbossche Brandwaarborgmaatschappij van 1841. 99 99 Bij de Memorie van Antwoord in zake hoofdstuk III der Rijksbegroo- ting 1940 heeft de minister van Bui tenlandsche Zaken een Oranjeboek overgelegd, waarin een overzicht is opgenomen van de voornaamste tot November in verband met den oorlogstoestand door het ministerie van Buitenlandsche Zaken behan delde en voor openbaarmaking ge schikte aangelegenheden. Het 'Oranjeboek, dat 20 foliopagina druks beslaat, opent met een bespreking van de werkzaamheid der Regeering tot behoud van den vrede. De oproep van de Oslo-staten van 23 Augustus is er in opgenomen, waarna het aanbod van goede diensten van de Koningin en den Koning der Belgen wordt vermeld. Daar bij wordt gezegd, dat van Nederlandsche en Belgische zijde aan dit aanbod geen ruchtbaar heid werd gegeven, om eventueele inleidende besprekingen niet te bemoeilijken. De eerste berichten over dezen stap kwamen dan ook uit het buitenland. Voorts worden de Duitsche en de Britsche verklaringen omtrent de eerbiediging onzei neutraliteit volledig afgedrukt. De vertaling van de Duitsche verklaring luidt als volgt: Wij zijn besloten ten aanzien van Neder land, overeenkomstig de traditioneele vriend schappelijke betrekking tusschen de beide lan den en in aanmerking genomen de bekende Nederlandsche onafhankelijkheidspollitiek, een houding aan te nemen, die de onaantastbaar heid en de integriteit van Nederland onder geen enkele omstandigheid krenkt en te allen tijde het Nederlandsch grondgebied respec teert. Wij verwachten echter natuurlijk onzer zijds, dat Nederland in een eventueel conflict tegenover ons een volstrekte neutraliteit in acht zal nemen. Daartoe behoort vooral, dat Nederland inbreuken, die derden op zijn neu traliteit zouden maken, niet zal dulden, doch zich met alle beschikbare middelen daartegen zal verzetten. Indien de Nederlandsche hou ding in geval van een dergelijke neutraliteits- jr-chending doori een derde tegen onze ver wachting in een andere zou zijn, dan zouden wij natuurlijk genoodzaakt worden onze belan gen te behartigen op de wijze, die de toestand van het oogenblik noodig zou maken. De Britsche verklaring luidde als volgt: Indien Nederland in' geval van een Euro- peeschen oorlog een neutrale houding aan neemt, zal Zijner Majesteits regeering, over eenkomstig haar traditioneele politiek, vast be sloten zijn, deze neutraliteit ten volle te eer biedigen, mits deze ook door andere mogend heden wordt geëerbiedigd. De neutraliteitsproclamatie wordt nogmaals in het Oranjeboek gepubliceerd. In een hoofdstuk „Schendingen van het Ne derlandsche rechtsgebied" wordt gezegd: In tegenstelling met den vorigen oorlog, toen schendingen van het Nederlandsch rechtsge bied door vliegtuigen slechts betrekkelijk zel den voorkwamen, zijn dergelijke voorvallen thans een aantal malen voorgekomen. Reeds van het begin van het conflict af, was aan de Nederlandsche krijgsmacht bevel gegeven op ieder onbekend vliegtuig te vuren, behalve op burger-vliegtuigen, die zich aan voorgeschreven routes hielden. In alle gevallen, waarin zulks mogelijk bleek, is dan ook het vuur geopend op overvliegende vliegtuigen. Menigmaal zijn Nederlandsche jacht vliegtui gen opgestegen, om vliegtuigen, welke boven ons rechtsgebied gesignaleerd waren, te ver drijven. Indien de nationaliteit der vliegtuigen niet voldoende vaststond, werden aan beide partijen inlichtingen gevraagd. Verder is tel kenmale, wanneer daartoe de mogelijkheid be stond, geprotesteerd. In gevallen, waarin de feiten ook voor de wederpartij onbetwistbaar vaststonden, werden verontschuldigingen aan geboden, welke meer dan eens ook spontaan werden uitgedrukt. Slechts eenmaal is de Nederlandsche neutra liteit geschonden door een schip. Deze schen ding geschiedde door de Britsche Kanonneer boot „Leith", die, zich van Nieuw-Zeeland naar Singapore begevende, 13 September door Straat Riouw voer, welke Straat een minimum- breedte van slechts twee zeemijlen heeft. Aan Harer Majesteits gezant te Londen werd op gedragen de aandacht der Britsche regeering op deze overtreding van de Nederlandsche neutraliteitsbepalingen te vestigen en een grondig onderzoek te vragen, benevens maat regelen om een herhaling te voorkomen. Dc aanvallen op Nederlandsche vliegtuigen worden dan vermeld. Deze gevallen, betreffen de de Mees en de beschieting van een Neder landsche patrouille boven de provincie Gro ningen, zijn bekend. De Britsche, de Fransche en de Duitsche contrabandelijsten gaven de Nederlandsche re geering aanleiding stappen te ondernemen te Londen, Parijs en Berlijn. Een nota werd aan de Britsche reigeering gezonden, terwijl een vrijwel gelijkluidende nota te Parijs werd over handigd. Daarin werd o.m. gezegd: Het systeem, gevolgd in de contrabandeUi'st, geeft aanleiding tot een ontoelaatbare onze kerheid voor de neutrale scheepvaart en han del en laat anderzijds de grootste vrijheid aan dc oorlogvoerenden voor het aanhouden van schepen en ladingen. Door de toepassing van deze contra bandelijsten zou een groot aantal voorwer pen door de Britsche autoriteiten als abso lute contrabande kunnen worden behan deld, waarvan onomstootelijk vaststaat, dat zij onmisbaar zijn voor het leven van het geheele volk, voor den handel, de nijver heid en het verkeer, daar waar deze be drijvigheid niets te maken heeft met het militair apparaat. De Nederlandsche regeering moet zich al haar rechten voorbehouden voor die ge vallen, waarin zou blijken, dat de belangen van Nederlandsche onderdanen in strijd met het volkenrecht zouden worden bena deeld door de toepassing van deze contra bandelijsten. De te Berlijn overhandigde nota heeft mu tatis mutandis een gelijken tekst. Behalve de uitgebreide strekking van de con trabandelijsten kon ook de definitie van den vijand in de Britsche „Trade with the enemy act" ongewenschte gevolgen medebrengen. Het artikel van genoemde wet, waarin deze defini tie is opgenomen gaf aanleiding tot een schrij ven van den Nederlandschen gezant, te Londen, waarin o.m. werd opgemerkt, dat de Neder landsche regeering zich het recht moet voor behouden om te protesteeren. indien de rechten van Nederlandsche onderdanen schade lijden door Britsche maatregelen, die niet in overeen stemming zijn met het volkenrecht, afgezien van de tusschen onze regeeringen bestaande verdragen. Reeds dadelijk bü het begin van den oorlogstoestand begon de Britsche admi raliteit neutrale schepen naar Duins te dirigeeren voor het onderzoek naar contra bande. De overmatig lange wachttijden voor het onderzoek, welke dc Nederlandsche scheepvaart groot nadeel toebrachten, ga ven aanleiding in Londen stappen te onder nemen ten einde het oponthoud van dc Nederlandsche schepen in dc Britsche havens te bekorten. Eerst werd een aide- memoire met bijlage aan de Britsche re- gecring overgelegd, later werd nog eens per brief op beperking van het tijdverlies aan gedrongen. 18 October schreef de Nederlandsche gezant een brief aan den heer R. H. Cross, minister van Economische Oorlogvoering, waarin onder diens aandacht werd gebracht, dat de Neder landsche reeders diep teleurgesteld waren door de geringe aandacht, die aan hun belangen geschonken wordt. Op de aide-memoire werd 27 October ant woord van de Britsche regeering ontvangen, waarin werd medegedeeld, dat een hoogst zorg vuldig onderzoek was ingesteld en dat zekere maatregelen genomen waren, om het oponthoud en andere moeilijkheden, waarover de Neder landsche reeders geklaagd hadden, zoo gering mogelijk te maken. Voorts werd gezegd, dat de vertraging bij de afhandeling van gevallen voor een groot deel te wijten is geweest aan de onvolledigheid van de lading-manifesten, hetgeen uitgebreide on derzoekingen noodig maakte, vóór de goederen konden worden vrijgegeven, vrijgegeven onder zekerheid of als prijsgoed in beslag genomen. Dienovereenkomstig zijn maatregelen genomen, om de scheepvaartmaatschappijen te wijzen op de noodzakelijkheid van duidelijke en volledige manifesten. Ook hoopt men, dat vertraging voor de scheepvaart in hooge mate zal worden verminderd in gevallen, waarin de reeders er voor zorgen, dat het ladingmanifest vóór de aankomst van het schip in de Britsche wateren aan de Britsche contrabande-autoriteiten wordt toegezonden. Opgemerkt werd voorts, dat de Nederlandsche regeering zou kunnen bijdragen tot het ver mijden van vertragingen van Nederlandsche schepen, zoo zijn den reeders wilde toestaan een overeenkomst te sluiten gelijk aan die, welke gedurende den vorigen oorlog werd afgesloten Bij die overeenkomst namen de Nederlandsche reeders oo zich, in de Nederlandsche havens van bestemming die deelen van de lading vast te houden, die verdacht waren, totdat beslist was, dat zij konden wórden vrijgegeven. Ter zelfder tijd namen de reeders op zich ieder stuk. waarvan eventueel zou worden beslist, dat het moest worden onderworpen aan een prjjsprocedure, naar het Vereenigd Koninkrijk terug te zenden. Niet uitsluitend het vervoer van goederen op Nederlandsche schepen heeft moeilijkheden medegebracht, ook het vervoer van personen had onder de beperkingen van den oorlog te lijden. Verschillende malen zijn passagiers en leden van bemanning, welke de Duitsche natio naliteit bezitten van Nederlandsche schepen afgehaald. Dergelijke gevallen hebben zich zoo wel in Frankrijk als in Groot-Brittannlë voor gedaan. Zoowel te Parijs als te Londen zijn stappen tot vrijlating van de aangehoudenen onderno men. 28 September zond de Nederlandsche gezant te Londen aan Lord Halifax een schrijven in verband met het weghalen van tien Duitschers Zoo spreeki de Heer: Ik koes ier gedachten van vrede en niei van lijden. Roepi Mij aan en Ik zal u verhooren. Iniroiius van boord van de Columbia", die tot de beman ning behoorden. De Nederlandsche regeering is van oor- dfeel, aldus o.m. dit schrijven, dat zelfs in dien de declaratie van Londen als bindend recht kon worden aanvaard, passagiers van vijandelijke nationaliteit, krachtens het hui dige volkenrecht, niet van een neutraal koopvaardijschip kunnen worden afgehaald, indien, gelijk in dit geval, het schip door een belligerent gedwongen is geweest bin nen de territoriale wateren van dien belli gerent te komen. De vrijlating van bovengenoemde bemanning en passagiers werd daarom verzocht. Bij de verschillende storingen van het verkeer behoort in het bijzonder de storing van het postverkeer vermeld te worden. Storingen van dezen aard gaven aanleiding tot drie brieven van Harer Majesteits Gezant te Londen aan den Britschen Minister van Buitenlandsche Za ken. In de eerste werd medegedeeld dat de Holiand—Amerika-Lijn de Nederlandsche Re geering had bericht, dat alle postzakken, be stemd voor Duitschland en Dantzig aan ooord Van de „Nieuw Amsterdam" ten getale van 145 van het schip waren verwijderd en in verzekerde bewaring waren genomen, terwijl het te Duins lag. Betoogd werd, dat deze in beslag neming in strijd was met artikel 1 van het Xle Haag- sche verdrag van 1907, betreffende zekere be perkingen in de uitoefening van het priisrecht ter zee. Het tweede schrijven bracht nog andere ge vallen ter kennis der Britsche regeering. Gewe zen werd op het in beslag nemen te Southamp ton van postzakken bestemd voor Hamburg van het ms. „Columbia" en van post, bestemd voor België, van het s.s. „Pennland". Deze beide schepen hadden de Britsche marine-autoriteiten eveneens naar de Britsche teritoritale wateren opgebracht. Voorts waren 20 postzakken uit Nederlandsch - Indië, bestemd voc-r Duitschland, in Colombo door den censor van het s.s. „Marnix van St. Aldegonde" van boord gehaald en 2 September had de censor te Singapore post in beslag ge nomen van een van de K. P. M.-schepen, cp weg van Tandjong Priok naar Medan. De Nederlandsche regeering was van oordeel, dat het in 1907 de bedoe'ling was, inmenging oi vertraging bij het verzenden van post door bel- ligerenten te voorkomen. Derhalve dient de onschendbaarheid in absoluten zin te worden geëerbiedigd, d.w.z. onverschillig of de schepen, die post vervoeren, zich in open zee, of, hetzij vrijwillig, hetzij op bevel, zich binnen de terri toriale wateren van oorlogvoerenden bevinden. Verzocht werd dat de Britsche regeering de verzekering zou geven, dat maatregelen worden genomen, om te verzekeren, dat in het vervolg geen bemoeiing meer zal piaats vinden met post aan boord van Nederland sche schepen, die binnen de Britsche terri toria ie wateren komen of Britsche havens aandoen, zoowel in het Vereenigd Konink rijk als in de overzeesche gebiedsdeelen. In den derden brief werd er tegen geprotes teerd dat de post van het K.L.M.-vliegtuig „Nandoe" op zijn terugweg door den censor tc Singapore was opgehouden. De luchtpost be vatte post voor Nederland, post van Semarang vcor Medan en post voor het buitenland. De censuur door een land van een tussehen- 'naven, aldus o.m. het schrijven, is in strijd met de algemeen erkende vrijheid van doorvoer, welke landen met postverbindingen noodig heb ben en in het bijzonder voor de verbinding tus schen Nederland en Nederlandsch-Indië. De bovengenoemde maatregel schijnt bovendien nauwelijks in overeenstemming met de vriend schappelijke verhoudingen, welke inzake over vliegen tusschen onze beider gebiedsdeelen be staan. Voor zoover de oorlogstoestand vraagstukken opwerpt, die zich voor de neutralen op dezelfde wijze voordoen, wordt geregeld contact gehouden met andere neutrale mogendheden, in hel bij zonder met de Oslo-staten. De vraagstukken liggen evenwel bijkans steeds voor de verschil lende landen iets anders, zoodat, ook al zijn de gevolgde beginselen dezelfde, kleine nuances blijven bestaan. Uiteraard zijn de wederzijdsche mededeelingen over verschillende gemeenschap pelijke vraagstukken van vertrc-uwelijken aard. Zij leenen zich tot dusver niet tot publicatie Op economisch gebied zijn besprekingen tus schen ae vertegenwoordigers der Oslo-staten gehouden 11 en 12 September. Ten slotte wordt het vlagverbod vermeld en wordt aangegeven waar en voor wie Nederland de behartiigng van vreemde belangen op zich heeft genomen. Aan J. A- Sleijffers en mr. P. du Ry van Beest Holle, is op hun verzoek eervol ontslag verleend als lid van den Voogdijraad te 's-Gra- venhage, ónder dankbetuiging voor de als zoo danig bewezen diensten. Benoemd tot plaatsvervangend griffier bij den raad van beroep (sociale verzekering) te Arnhem mr. H. W. Blaupot ten Cate, oud griffier van gemelden raad, wonende te Arn hem. Benoemd tot directeur van het Rijksopvoe dingsgesticht te Amersfoort H. L. A. Weusten, hoofd der r.k. jongensschool voor buitenge woon lager onderwijs te Eindhoven. Benoemd zijn: in de provincie Nóord-Hol- land: a. tot dijkgraaf van het waterschap de Zuid polder bü Edam, D. Neuteboom, te Edam; b. tot heemraad van den polder Waard Nieuwland op Wieringen, M. Heijblok Mzn. te Wieringen, uiterlijk tot het einde van het zit tingsjaar waarin hij zeventig jaar zal zijn ge worden; c. tót heemraad van den polder Waard Nieuwland op Wieringen N. Mulder Dzn., te Wieringen. Herbenoemd is tot plaatsvervangend lid der Kamer van Toezicht over 4e notarissen cn candidaat-notarissen te Amsterdam, J. J. A Phaff, inspecteur der registratie en domeinen te Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 5