*Z^hangerW
"AKKERÏJÉ*.
De viering vanSt. Willibrorddag
8
14
An i)»'/
Katholieke medische missie
DE LES VAN
SINT WILLEBRORDUS
HERDENKINGSZITTING
IN DEN DOM
H\j r
AEG
im^MWÊËzïmm
DINSDAG 7 NOVEMBER 1939
Benoemingen aartsbisdom
WILLIBRORDUS
Een nieuw punt in komende
propaganda-actie
HEESCH?
HOEST?.
Het eeuwgetij van St. Willebrordus'
zalig afsterven wordt niet alleen
door de katholieken, maar ook
°or alle Christenen en hen, die de groo-
e be teekenis en waarde van het Chris-
ndom en zijn beschaving erkennen, ge-
^lerd als een nationaal feest van een na-
lQbale figuur. Allen romantischen verha-
11 ?an de zachtheid, zuiverheid en edel-
aajdigheid der vóór-Christelijke Ger-
^hen, Bataven, Kaninefaten, Friezen
e|te. ten spijt, verhalen, die van zekere
met anti-Christelijke politieke bij-
Voelingen worden verspreid, wordt ge-
«kkig doQf het Nederlandsche volk de
°hist van St. Willebrordus en zijn ge-
en de verkondiging van het Chris-
bdom nog altijd beschouwd als een
e8en en een weldaad voor ons land en
°tis volk, onze ontwikkeling, historie en
latuur. Het Walhalla met de drinkho-
bs vol schuimende mede moge de Wo-
J^nvereerders aantrekken, onze ver
achtingen van de eeuwige zaligheid
behoeven niet allen als Willebrordus
Crken en kloosters stichtend en predi
kend rond te trekken. Dat is de taak der
ö°or God daartoe in het bijzonder ge-
r°epenen. Maar wel rust op ons de on
afwijsbare plicht den arbeid dier geroe
penen te steunen, te bevorderen en te
estendigen door ons H. Geloof zoo con
fluent en principieel mogelijk te bele-
fn en door het te beleven middels ons
°°rbeeld ook te verkondigen. Om het
*el°of zoo te kunnen beleven, dat die be-
eving door ons voorbeeld tot verkondi
ng wordt, moeten wij het geloof gron-
'8 kennen en ons op zijn diepe waar-
e<fen bezinnen. Dat geloof moet ons
°°rdrenken als het water de spons. Het
Pfbet voor onze ziel zijn wat het bloed is
v°°r ons lichaam. Zooals het lichaam
®terft, wanneer het bloed wegstroomt,
800 sterft ook de ziel, die het geloof
Verliest. Zooals het bloed kracht en le-
ven geeft aan het lichaam en de fijnste
Ceren doorstroomt, zoo sterkt het ge-
°°f ook de ziel. In woord en daad en
b°°r den zichtbaren geest van onze
^°orden en daden moeten wij voorbeel
dige geloofsverkondigers zijn. Niet pro-
^°ceerend, niet agressief, niet in afstoo-
fhde overdrevenheid, in onverdraag-
Zaibe tactloosheid en nog minder in zich-
superieur wanende hoovaardigheid,
Pf^ar rustig en bezonnen, bescheiden en
bemoedig, overtuigd en overtuigend,
goedig en volhardend altijd en overal.
ij moeten hen, die de gave des geloofs
b'et hebben ontvangen, met liefde en be-
®-*P. met beleid en hartelijkheid tege-
bioettreden, erkennend en waardeerend
er aan natuurlijk goeds in hen is.
natuurlijk goede in den niet-geloo-
vigen evenmensch biedt den grondslag
de mogelijkheid voor den zin voor
bet bovennatuurlijk goede. Onverzettelijk
J^genover de dwalingen, moeten wij
iofderijke mildheid betrachten tegen-
°?er de dwalenden. En voor hen, die wij
bet ons voorbeeld niet kunnen berei-
Cp, moeten wij God bidden, opdat Hij
beh deelachtig make, wat wij onver-
bepd door Zijn onbegrijpelijke Goedheid
bebben gekregen.
Zóó was de geest van St. Willebrordus,
moet ook onze geest zijn. Dit is de
es van zijn leven, ook voor ons in onzen
HJd.
Ws
Prof. dr. Gerard Brom
Electrische
Geschenken
-
Deze plaat is aangebracht in den Kloosterhof te Utrecht en door den Commissaris
iIer Koningin m de Provincie Utrecht, jhr. mr. dr. L. H. N. Bosch Ridder van Ro
senthal hedenmiddag onthuld
Onthulling van een
gedenksteen
PALESTRINA'S MIS
Ter gelegenheid van de Sint Wïllïbrordh er denking werd heden in de St. Willibror-
duskerk te Utrecht de nieuwe St. Willibrord-kapel in gebruik genomen, waarvan
onze foto het interieur met het St. Willibrord-altaar weergeeft
Prof. ér. J. Huizinga
Prin* Bernhard bezoekt Minister
van Onderwijs
Organisatie en karakter
DE JAARVERGADERING VAN
„PETRUS CANISIUS"
Medisch missiewerk door de Congrega
tie van zusters, welke dr. Eleonore
Lippits m om land vertegenwoordigt
Prinses Juliana bij het Fonds
voor Bijzondere Nooden
en rillerig? Opgepast - Griep
dreigt! Direct 'n "AKKERTJE"
(lot 4 per dag). Onder de
wol. De Griep zet niet door!
*ijii
öie
ietwat hooger gestemd dan van hen,
zich reeds tevreden stellen met een
®eïhealiseerde bierkneip.
I Hoezeer wij ook van harte en met
°uëde instemmen met de algemeene
I hrkennine en viering van den H. Wille-
°rdus als nationale figuur, voor ons,
I Cholieken, heeft deze Heilige Gods,
eze eerste bisschop van Utrecht, een
I ee* bijzondere en eigene beteekenis en
Dn roem- en zegenrijk leven leert ons
n bijzondere les. Wanneer men het
«ge leven van St. Willebrordus in een
nkel woord zou moeten karakterisee-
cri; hati kan men dat niet beter en vol-
'ëer doen dan als het leven van een
Ufig en volhardend geloofsverkondiger,
le tot op hoogen ouderdom gewerkt en
gezwoegd en georganiseerd heeft in den
'ehst van God. En in deze karakteris-
lek ligt de les besloten, welke het leven
Van St. Willibrordus ons leert. Immers,
I ^ij, katholieken, hebben den plicht, ieder
I °P zijn eigen wijze en in zijn eigen om-
I handigheden, milieu en mogelijkheden,
geloofsverkondigers te zijn. En deze
Wicht weegt zwaarder dan ooit, nu het
°üde heidendom in nieuwe en vaak be-
I briegelijke gedaante het Christendom
at> alle gebieden des levens tracht te be
ogen, te verdringen en te vernietigen.
(Vervolg).
De samenkomst ving aan met orgelspel door
den organist van de Domkerk St. van Vliegen:
es-dur praeludium van J. S. Bach. Hierna werd
gegeven „Intrada" van dr. Joh. Wagenaar door
trompetten, bazuinen en contrafagot, onder lei
ding van Eduard van Beinum, waarna het koor
van de R. K. Kerkmuziekschool, onder leiding
van dr. Caecilianus Huygens, zong de antifbon:
„Egregius Christi Pontifex Willibrordus". gevolgd
door het Magnificat.
t De eerste spreker was prof. dr. Gerard Brom
over Willibrord. apostel van het Christendom-
In grootsche eendracht herdenken wij, aldus
prof. Brom, hier onzen geestelijken vader. Hoe
weinig we ook bepaald van zijn persoon afwe
ten, hij is geen schim voor ons, want hij blijkt
te stralen in het volle licht van het kruis. Hf)
duikt niet vaag uit het doodenrijk, waar my
then zich op de ijle verbeelding afschaduwen;
zijn bezielde geest is werkelijk en wezenlijk le
vend in den logos, in 't vleeschgeworden woord.
Zakelijk als de Nederlandsche aard, zoo staat
Willibrord midden onder ons volk.
Nu de voorzienigheid wil, dat er geen woord
van Willibrord is overgeleverd dan Gods woord,
verheerlijken wij de voorzienigheid. Weten we
immers van den hemelschen feesteling niet veel
wat we weten is toch het eene noodige. Blijft
het dan niet algemeen? Ja, zoo algemeen, dat
het ons allen dankbaar samenbrengt Werden
Nederlanders als Grotius en Erasmus eigenlijk
buiten het volk om gevierd, de hulde aan Willi
brord komen zijn kleinste en zijn grootste kin
deren in één geestdrift meemaken.
Bij de viering van een held of een genie kan
het gebeuren, dat ons hart er vreemd aan blijft,
zooolang het niet door liefde wordt bewogen.
Bewegen doet ons vooral de openbaring, door
ons van het menschelijkste in ons wezen be
wust te maken, van den diepsten nood, die be-
teekent, dat wij God noodig hebben. Willibrord
kent den mensch genoeg om te begrijpen, dat
de waarheid eerst den vrijen Fries innerlijk be
vrijden kan. Hij komt de blijde boodschap bren
gen van den Verlosser. Christus is voor geen
enkel volk een vreemde Godheid, Christus is
ieder van ons eigen als onze ziel, die door Zijn
herscheppende kracht opleeft. Al is Willibrord
oorspronkelijk geen landgenoot, hij wordt dan
ook één met ons volk. Daarom herdenken wij
het verheffende feit, dat de geest boven het
bloed uitgaat. Ver van het bloed te verlooche
nen. belijden wij, dat het christendom is beze
geld met het Goddelijk Bloed, dat alle geloo-
vigen in de hoogste bloedverwantschap en of
fergemeenschap vereenigt. Om ons in dat heil
te laten deelen, heeft Willibrord bij gevaren op
zee en gevaren te land telkens weer zijn leven
gewaagd.
Deze ontdekker en veroveraar is gevormd in
de stilte, waar hij met den Hemel mocht ver-
keeren. Daar leerde hij zijn roeping en richting
uit het mysterie van de Verlossende Liefde ver
staan. Binnen den kloostervrede opgegroeid,
weet hij, in overeenstemming en samenwerking
met de dragers van de openbare orde, een gees
telijke familie onder vijandige Franken en Sak
sen te stichten. De grondslag van onze volks
eenheid ligt in dezen christenvrede.
Evenals Paulus, begint Willibrord zijn apos
tolaat met Petrus te gaan zien. Vanuit Rome
wordt Utrecht als cenrum aangewezen. Maar
de ziener Willibrord leef in de toekomst en
werkt voor volgende geslachten. Hij heeft geen
blijvende woonplaats op aarde en is levenslang
onderweg, alsof hij rondom zijn zetel zoo wijd
mogelijke kringen moet beschrijven, waarin de
profetie van onze broederschap te lezen staat.
Zijn bisschopsstaf wordt een pelgrimsstaf, om
alle gewesten van ons land voor zijn vruchtbare
bouwplannen uit te meten.
De aartsvader van Nederland heeft zichtbaar
de belofte gestand gedaan, dat zijn geslacht
talrijk zal zijn als het zand aan de Noordzee,
waarop hij zijn gezegende voeten neerzette,
toen hij den vrede ging preken.
Onsterfelijk leeft Willibrord bij zijn dankbare
kinderen. Het geloof van Nederland is geen ta
lent, dat in polders wordt begraven. Nog zweeft
de geest Gods met almachtige scheppingskracht
over de wateren. De geloofsverkondiging, die bij
Willibrord inzette, is met onze geschiedenis
meer en meer sanjengegroeid. Onder de helden,
waarop onze natie recht heeft te roemen, trek
ken de mannen en vrouwen voorop, die het lieve
vaderland verlaten, om alle volken voor het
godsrijk te winnen. Apostelgeest vormt de rijk
ste erfenis van Willibrord, vanouds vereerd als
de grondlegger van onze eenheid, „unanimita-
tis nostrae auctor", omdat hij ons heeft ver-
eenigd in den Eenige, Christus, gisteren en van
daag en in eeuwigheid.
Een mannenkoor, samengesteld uit leden
van verschillende Utrechtsche vereenigin-
gen met een knapenkoor, zong vervolgens
onder leiding van Eduard van Beinum het
vijfstemmige „Exsultate deo adjutori nostro"
van Palestrina.
Prof. dr. J. Huizinga sprak vervolgens
over Willibrord's beteekenis voor de Neder
landsche beschaving.
Het wonderlijk geval, dat uit de kloosters
Zijne Hoogwaardige Excellentie de Aartsbis
schop van utrecht heeft op voordracht van
Hoogeerwaarden Pater Provinciaal der Pa
tie
Dominicanen den Weleerwaaraen Heer A.
Van Noord O.P. benoemd tot deservitor van
Parochie van den H. Dominicus te Utrecht
heeft voorts benoemd tot kapelaan te Duis-
'e*voorde den Weleerwaarden Heer G. O.
öfcket*
van het verre Ierland het lacht moest komen,
heeft meegebracht, dat de Angelsaks Willibrord,
in een Iersch klooster opgevoed, hier het evan
gelie kwam prediken. Hij zou aartsbisschop der
Friezen zijn, maar zijn werk benoorden den
Rijn is slechts ten deele gelukt. Hij werd bis
schop te Utrecht, niet in den vollen zin des
woords bisschop van Utrecht. Hij bleef een
zendingsbisschop, een kloosterbisschop naar den
Ierschen trant, en het vruchtbaarste van zijn
werk ligt in Zuidelijker streken: Brabant, Lim
burg, in zijn abdij Echternach bovenal.
Kan men zeggen, dat Willibrord de grond
slagen heeft gelegd voor de vorming van een
Noord-Nederlandsche beschaving? Onder zeker
voorbehoud wel: het winnen van deze streken
voor het christelijk geloof beteekende tegelijk
hun opgaan in het Frankische Rijk en daarmede
hun deelhebben in de verdere ontwikkeling der
Romaansch-Germaansche wereld. Willibrord
had althans zooveel kunnen doen, dat na hem
voor deze landen geen nieuwe zendeling-predi
ker meer noodig was. Hij bleef, ondanks de
leemten in zijn welslagen, als apostel der Frie
zen in eere. In hem zagen in later eeuwen Hol
land, Zeeland en Utrecht het beginsel van hun
Christelijken wasdom. Iets van den samenhang
van een Noord-Nederlandsche kern van heer
schappij, volksleven en beschaving schijnt zich
:n den uitslag van Willibrords arbeid reeds aan
te kondigen.
Na deze rede werd door trompetten,
hoorns, bazuinen en contrafagot geblazen
„Sonata pia e forte" van Gabrieli onder lei
ding van Eduard van Beinum.
De laatste spreker, prof. dr. W. J. Aalders,
sprak over Willibrord en het heden.
Willibrord is de man van de daad. „Venie-
bam", ik kwam, schrijft hij zelf in het cartula-
rium. Dit woord is pregnant. Hij heeft gehan
deld, met den inzet van zijn persoon en leven
en hij voelde zich daarbij gelukkig. „Feliciter"
zegt het cartularium. Ook wij moeten handelen,
partij kiezen, voor ons christendom en voor
onze beschaving. Bepaaldelijk onze tijd is er
een, die geen toeschouwers duldt, maar deel
nemer-s oproept.
Het gaat niet alleen om handeling, maar om
roeping: „Quamvis indignus fuit ordinatus epis-
copus", ofschoon onwaardig, werd hij tot bis
schop geordend, schrijft Willibrord van zich
zelf. Deze man is een geroepene. Hij staat in
hooger dienst en weet zich dien dienst on
waardig. Dit is het geheim van zijn leven en
van zijn boodschap.
Het gaat niet alleen om roeping, maar om
bestemming. Ook hierbij kan Willibrord ons in-
spireeren. In het calendarium wordt tot vier
malen toe gesproken van „in nomine Dei" of ,,in
nomine domini": in den Naam Gods of des
Heeren.
Willibrord gelooft aan een Goddelijke bestem
ming. Deze wereld bevindt zich in een kritie
ken toestand.
Willibrord wijst ons den weg. Deze getuige be
hoort tot de „wolk der getuigen", waarvan de
Apostel spreekt. Hij wijst daarom boven zich
zelf uit naar den „oppersten leidsman en volein
der des geloofs", wien zijn getuigenis geldt.
Wij willen deze aanwijzing volgen, zooals hij
het gedaan heeft, toen hij met het kruis, of lie
ver met den Gekruisigde, onze landen zegende.
Wij willen op Willibrords gedenkdag aan Willi
brords Zender en Heer, en in Hem aan elkan
der, trouw beloven. Het geheim van Willibrord
was, dat hij alles zag en deed in nomine domi
ni, zooals hij zelf schrijft. Volgen wij hem nu en
als onze wegen zich weder scheiden, mogen wij
elkander herkennen, zij het al uit de verte, aan
de leus, die op christendom en beschaving, op
verleden en heden en ook op de toekomst
Varltrijgb'aor tij ede en
goeden hondèioor
wijdend beslag legt: in nomine domini, in den
Naam des Heeren.
Na deze laatste toespraak verhieven alle aan
wezigen zich en zongen gezamenlijk, begeleid
door orgel, trompetten en bazuinen, het eerste
couplet van het „Wilhelmus".
Na afloop van de bijeenkomst heeft de Com
missaris der Koningin in de provincie Utrecht,
jhr mr. dr. L. H. N. Bosch Ridder van Ro
senthal, in den Kloosterhof van den Dom een
gedenkplaat onthuld, die het volgende opschrift
vermeldt:
In den jare 1939 XII eeuwen na zijn
verscheiden is eendrachtig dankbaar het-
daeh'' de zegenrijke arbeid van den Apostel
WILLIBRORD
den verkondiger van het evangelie in deze
landen.
Het mag beschouwd worden als een vanzelf
sprekende voorwaarde, dat bij de pontificale
Hoogmis, waarmede hedenmorgen te Utrecht de
liooge feestdag ter herdenking van het twaalfde
eeuwfeest van St. Willibrord werd ingezet, de
kerkmuziek door een van haar grootste compo
nisten vertegenwoordigd zou zijn. Dat daarvoor
de vorst der kerkmusici, Palestrina, werd uitge
kozen, bewijst, dat men het beste nauwelijks
goed genoeg achtte voor dezen dag, doch wij
hebben ons niettemin afgevraagd, of juist op dit
feest van den apostel van Nederland, die de
grondlegger was van onze cultuur, de keuze niet
zinvoller had kunnen zijn. De Nederlandsche
scholen hebben werken opgeleverd van een
schoonheid, die meer verwaarloosd pleegt te
worden naarmate men nadrukkelijker betoogt,
dat zij onvergankelijk is. Deze werken zijn de
voortbrengselen der cultuur, die door St. Willi
brord gegrondvest werd. Wij zouden door op
dezen dag een Nederlandsche Mis-compositie uit
te voeren niet alleen bewezen hebben, dat wij
Sint Willibrord met den mond eeren wegens de
cultuur, die hij in onze landen vestigde, wij
hadden tevens kunnen toonen hoe wij onze cul
tuurschatten met liefde en toewijding als levend
bezit beheeren.
Het heeft niet zoo mogen zijn en men heeft
dus Palestrina's Missa ,,Fratres ego enim accepi"
uitverkoren. Op zichzelf valt daar natuurlijk
volstrekt niets tegen te zeggen, want de Mis is
een meesterwerk en een in ons land zelfs nog
onbekend meesterwerk. Deze winst heeft deze
Sint Willibrord-herdenking zonder twijfel opge
leverd, zoodat ons daarvoor erkentelijkheid past.
Over het werk werd in ons blad reeds uitvoe
rig geschreven, zoodat wij daarover thans niet
veel meer behoeven *te zeggen. De aanwezigen
in de kerk hedenmorgen zullen de stichtende
schoonheid van deze zingende en altijd dienst
bare muziek hebben ervaren als een element van
de liturgie, dat wij in dezen vorm en van deze
kwaliteit in onze nog maar ternauwernood her
stelde en gezuiverde kerkmuzikale traditie eigen
lijk niet kennen. Deze muziek, die aan den
geheelen eeredienst een ongemeenen gloed ver
leent, komt tot ons als uit een andere wereld,
waar een groot, algemeen aanvaard christelijk
geloofsleven de menschelijke vermogens op het
rijkst deed ontplooien, zoodat zij al hun pracht
en Kracht opbrachten om den luister van Gods
huis te verhoogen. Hier is geen angstvalligheid,
geen schroom, geen bleekzuchtige soberheid, die
vroom geheeten wordt, hier heerscht een door
niets belemmerde levensmoed, die het gescha
pene ten volle aanvaardt, de stemmen op het
schoonst kan doen klinken, het geheim van
maat en tijd doorgrondt, pe muziek hanteert als
een wetenschap van onvergelijkelijke noblesse,
een levensmoed, die de materie souverein be-
heerscht en haar waarlijk met heerlijkheid bezit,
om haar tevens in alle nederigheid dienstbaar te
doen zijn aan den dienst van den Schepper, van
wien al die schoonheid in laatsten grond af
komstig is. Deze muziek is de stem, waai mee de
Kerk op haar hoogtijdagen jubelt en smeekt. Die
stem heeft in onze landen zeer lang niet zoo
helder en vrij geklonken. Doch eenmaal hebben
wij, ten tijde van de groote Nederlanders, haar
ook zoo menigmaal de stof tot zingen gegeven
in werken, die vaak nauwelijks onderdeden voor
die van Palestrina, al zij erkend, dat Giovanni
Pierluigi nog altijd de eerste onder zijns gelijken
is.
Was het dus stellig te zien als een nieuw symp
toom van den vooruitgang, dien onze kerkmuziek-
practijk doormaakt, dat bij deze pontificale
Hoogmis de Palestrijnsche zang net altaar om
stroomde, er was tevens reden om vast te stellen,
dat dit voor de uitvoerenden nog een experiment
is geweest, dat zij niet ten volle meester zijn ge
worden. Zij hebben, als wij ons niet vergissen,
de draagwijdte van de velerlei vraagstukken, die
bij zulk een uitvoering aan de orde komen, niet
overzien met het gevolg, dat zij ons, om maar
direct een bezwaar te noemen, de mis „Fratres
ego enim accepi" presenteerden zonder Credo,
alsof men in de complete uitgave van Palestri-
na's werken dit Credo maar niet voor het op
slaan heeft. In plaats van het Credo, dat bij
deze dubbelkorige mis past, werd nu uitgevoerd
het Credo uit de ook in ons land beroemde Missa
„Papae Marcelli", een zesstemmig stuk, dat in
stijl en structuur, in behandeling ook van den
Mistekst, niet onbelangrijk afwijkt van de Missa
„Fratres ego enim accepi". Een vergeeflijke on
volmaaktheid, zal men zeggen. Zij is stellig te
vergeven, maar zij ware te voorkomen geweest,
indien men in artistiek verantwoordelijkheids
gevoel niet onder had willen doen voor het besef
van verantwoordelijkheid, waarmee Palestrina
zelf de kerkmuziek beoefende.
De uitvoering, die werd verzorgd door de koren
van de kathedraal en van de kerk aan de Bilt-
straat, leverde het ongebruikelijke verschijnsel
op, dat zij door twee dirigenten geleid werd, n.l.
resp. de heeren v. d. Eerden en Smit. Iedere
dirigent leidde zijn eigen koor (met dien ver
stande, dat het Credo werd geleid door v. d.
Eerden), een eigenaardigheid, die zin zou gehad
hebben, indien de beide koren ook van elkaar
verwijderd waren opgesteld geweest. Zij ston
den echter achter in de kerk naast elkaar, met
moeite een smai pad vrij latend, waardoor de
Aartsbisschop zijn entrée moest maken. Deze
opstelling was er de oorzaak van, dat men zon
der in de partituur te kijken van de dubbei-
korigheid weinig of niets bemerkte en het stem-
menweefsel in de toch al gevaarlijke acoustiek
van de kerk onontwarbaar in den knoop raakte.
Dat men met ijver en toewijding gestudeerd
heeft, was in sommige passages even verheugend
bemerkbaar, als het op vele andere momenten
niet verborgen kon blijven, dat men de moei
lijkheden geenszins te boven was gekomen. Men
zong de noten van deze muziek voorzichtig,
zwaar en bij lange na niet met die plasticiteit,
welke den klank levendig en doorzichtig maakt,
om dan van het élan en de geestdrift, de im-
materieele lichtheid, welke deze muziek als eisch
stelt, nog maar te zwijgen.
Tekortkomingen als deze heoben aan de waar
deering, die men moest opbrengen voor het feit,
dat Palestrina de kerkmuziek voor deze Hoogmis
leverde, in niet onbedenkelijke mate afbreuk ge
daan zoodat men zich tenslotte moest afvragen
of het niet verkieslijker zou geweest zjjn om
minder hoog te grijpen en niet boven het niveau
te gaan van de middelen, welke hier nu eenmaal
ter beschikking stonden. Een eenvoudiger mu
ziek, goed uitgevoerd, heeft meer uitwerking dan
een'Palestrina, waarvan slechts een 50 pet.
gerealiseerd werd.
L. h.
Hij gal Zichzelven en Zijn werk,
Hij moest een volk voor Christus winnen,
En uit zijn stout en kloek beginnen
Rees groot en stralend Neerlands Kerk.
Ziet thans een volk, dat looft en juicht
Op Willibrordus' eeuwgetijde,
Ziet thans een land, dat vroom en blijde
Zijn hulde en zijn dank betuigt.
Maar om de plek, waar eenmaal stond
Sint Willibrordus' bisschopszetel,
Grijpt thans, onteerend en vermetel,
Het nieuwe heidendom weer rond.
Maar houden wij ons erfdeel hoog
Door Christus' vaandel uit te dragen;
Sint Willibrordus moog' ons schragen,
Die ook niet voor den heiden boog.
O, mochten velen door deez' dag
Zich weer op 't oud geloof bezinnen;
Mocht zoo weer nieuwe bloei beginnen
'Lijk Neerlands Kerk dien eenmaal zag!
HERMAN KRAME:
Z. K. H. Prins Bernhard heeft hedenochtend
een bezoek gebracht aan den minister van On
derwijl Kunsten en Wetenschappen,
Terwijl de vraag „of de medische missie
zusters zich niet. beter te Nijmegen dan te
Heerlen hadden kunnen vestigen", in een twist
gesprek dreigde te ontaarden, werkt zuster dr.
Eleonore Lippits met energie aan den uitbouw
van haar eerste verblijf in ons land: het be
scheiden perceel aan de Cauwerbeeklaan te
Heerlen.
Bij een vorige gelegenheid deelden wij reeds
mede, dat thans drie vrouwelijke missionarissen
van Nederlandschen stam in het bezit zijn van
een artsdiploma, namelijk Zuster Lippits, Zuster
Tummers en Zuster Wijnen. En men denkt, dat
het aantal spoedig kan worden opgevoerd.
Hoever strekt nu de medische opleiding van
Nederlandsche priesters en religieuzen in eigen
land?, heeft men ons gevraagd.
Tot goed begrip diene, dat priesters en reli
gieuzen in ons land zich niet toeleggen op de
medische wetenschap. Doch de hier genoemde
vrouwelijke religieuzen, die zich als missionaris
sen hebben verbonden, kregen in Washington
gelegenheid, zich medisch te bekwamen, om
eenmaal in het heidensche missieland volledig
te kunnen werkzaam zijn: voor het zieleheil èn
voor het lichamelijk heil van de inlanders.
Jonge vrouwelijke religieuzen uit ons land
treden thans te Heerlen in de nieuwe stichting
van dr. Anna Dengel: het gezelschap van ka
tholieke medische missionarissen. Die congrega
tie streeft een belangrijk apostolaat na en tracht
ook in ons land nieuwe leden te winnen.
De belangrijke stichting op missiologisch ter
rein heeft een voorgeschiedenis. Wijl het name
lijk in sommige missielanden, bijvoorbeeld waar
Mahomedanen en Hindoes wonen, practisch on
mogelijk is, dat mannelijke missionarissen in
direct contact komen met inlandsche vrouwen,
zelfs niet door scholen of ziekenhuizen, werd
reeds lang naar een uitweg gezocht. Die is nu
gevonden in de nieuwe stichting van dr. Dengel.
Als leekenarts was deze ondernemende Tyrool-
sche jonge vrouw naar Indië gekomen. Zij be
greep al spoedig, dat in de groote geestelijke
en medische nooden van de inlandsche vrouwen
alleen afdoende kon worden voorzien door een in
religieus verband levende groep van medische
vrouwelijke missionarissen. Zij heeft haar plan
energiek doorgezet; en van de ontwikkeling, de
organisatie en het karakter van dit religieuze
gezelschap heeft Zr. Lippits reeds eerder iets
verteld in het vraaggesprek, dat wij voor cms
blad met haar hadden.
Het groote doei van het gezelschap is, om
medische vrouwelijke missionarissen uit te zen
den, en wel: artsen, apothekeressen, verpleeg
sters, vroedvrouwen, ten einde aan de vrouwen
en kinderen in de missies, waar de man tot deze
groepen geen toegang heeft, medische en tevens
geestelijke hulp te verleenen. Evenwel geschiedt
dit in georganiseerd religieus verband. Vandaar,
dat het gezelschap een gezelschap van religieu
zen is met eenvoudige geloften. Bij decreet
11 Februari 1936 heeft Rome toegestaan, d;
dergelijke religieuzen ook verloskunde en chirur
gie studeeren en beoefenen.
De leden moeten de volgende vorming door
maken: Vooreerst een half jaar apostolaat;
daarna een jaar noviciaat; Vervolgens tijdelijke
geloften en de missie-eed voor een periode van
drie jaar. Daarvan is het eerste halfjaar be
stemd voor een scholasticaat. Daarna kunnen zij,
die reed6 afgestudeerd zijn, uitgezonden worden
naar de missie; de anderen beginnen na het
scholasticaat hun studie voor arts, verpleegster,
enz. Ook zijn er leden, die cp niet-medische
wijze- (administratie, propaganda, huishouden,
enz.) in de stichting medewerken.
Na deze driejarige periode worden tijdelijke
geloften en missie-eed wederom voor drie jaren
vernieuwd. Hierop volgt nog een tweede novici
aat van één jaar en ten slotte worden de eeuwige
geloften afgelegd.
Behalve de godsdienstige oefeningen, die ii
religieuze communiteiten zijn voorgeschreven,
worden primen en completen van het brevier ge
beden als morgen- en avondgebed. Bovendien is
het een ernstig streven om in het dagelijksch
leven zooveel mogelijk de liturgie van de Kerk
mee te vieren, ten einde uit deze bron van bo
vennatuurlijk leven de noodige kracht en steun
te putten voor het bereiken van het mooie maar
moeilijke apostolaat, dat het gezelschap na
streeft.
Het werk van deze medische missionarissen
bepaalt zich uitsluitend tot medischen arbeid in
de missies, dien zij in volle vrijheid kunnen uit
oefenen. Dit werk wordt verricht in ziekenhui
zen, poliklinieken, centra van wijkverpleging,
reizende armen-apotheken, opleidingsscholen
zoowel voor inlandsche verpleegsters als vroed
vrouwen.
Reeds tientallen missie-bisschoppen richtten
dringende aanvragen tot 't gezelschap, waarvan
dr. Anna Dengel algemeen overste is, om hulp
van de medische missionarissen. Helaas zijn er
nog te weinig deskundige leden, om aan die vele
aanvragen gehoor te geven.
Het noviciaat te Heerlen is natuurlijk de eerste
etappe op den weg van de opleiding der medische
missiezusters. En pastoor Schiphorst (2c Ooster
parkstraat 220) te Amsterdam, is er op uit, zoo
veel mogelijk belangstellenden te vereenigen in
den pasgestichten vriendenkring ten bate van
dit jonge, krachtig groeiende medische missie
werk
A. v. O.
- N
De algemeene jaarvergadering van de Apolo
getische Vereeniging „Petrus Canisius", welke
oorspronkelijk gehouden zou worden 5 Sep
tember, doch vanwege den gespannen interna
tionalen toestand geen doorgang vond, is thans
vastgesteld op Dinsdag 14 November in een
der zalen van Hotel de l'Europe, Nieuwe Doe
lenstraat 2, Amsterdam.
Behalve de gewone agendapunten zal het on
derwerp behandeld worden, in hoeverre ge-
loofspropaganda gebruik kan en moet maken
van de moderne reclame-techniek.
Naar wij vernemen, woonde H. K. H. Prinses
Juliana heden de gewone wekelijksche verga
dering bij van het dagelijksch bestuur van het
Nationaal Fonds voor bijzondere nooden.
/bereid
met de genees-1
krachtige ingrediënten van
Mkkt_V^poRub._&roott doos 2Sc.