Het samengaan der Latijnsche
zusters
Stappen te Berlijn?
Hoe werken paravanes?
In een geheimzinnig
VERHOOGING DER
STEUNNORMEN
Akkertje
RaJufAlaapt luui/i
KOU
weef,
Lijst der geredden
Simon Bolivar"
WAAS GEHULD
rig?
HET CHIQUE
HORLOGE
Buitenlandsch Overzicht
De „mare nostrum vrij
van het communisme
De beste waarborgen tegen
het mijnengevaar
MAANDAG 20 NOVEMBER 1939
NAAR DE NIEUWE GEMEEN
SCHAP
Neem
'n
Eerste klas-passagiers
Tweede klas-passagiers
TWENTSCHE SPINNERIJ
WORDT STOPGEZET
Derde klas-passagiers
Bemanning
Civiel personeel
Voortdurende waak
zaamheid vereischt
Post van Simon Bolivar
verloren gegaan
■j—
De statistieken en de practijk be
wijzen onwederlegbaar dat sinds
het "uitbreken van den oorlog de
kost&n van het levensonderhoud, ook
Van het meest elementaire, in niet on
belangrijke mate zijn gestegen, terwijl
de verwachting gewettigd is, dat zij ook
in de naaste toekomst nog zullen blijven
stijgen. De regeering waakt wel-is-waar
tegen ongemotiveerde prijsopdrijving,
n-.aar tegen een redelijke, door de we
reldomstandigheden geboden prijsver-
hooging vermag zij niet veel. Het van
hoogerhand fixeeren of zelfs drukken
van prijzen, die tengevolge van den oor
logstoestand met zijn beperkte en ris
kante vervoermogelijkheden, zijn groo-
t§r verbruik, voorraadvorming en afne
mende bereidheid of mogelijkheid om te
leveren moeten stijgen om producenten
en neringdoenden een bestaan te verze
keren, zou leiden ofwel tot een bedrei
ging van het bestaan van producenten
en distribuanten ofwel tot het subsidi
eeren van deze groepen. Deze methoden,
die ófwel de overheid en daardoor indi
rect ook de gemeenschap duur te staan
zouden komen ófwel de verpauperisee-
ring en uiteindelijk den economischen
ondergang van bedoelde groepen zoudefi
kunnen veroorzaken, verdienen dan ook
geen aanbeveling. Het eenige, wat de
regeering doen kan en dan 90k onder de
bekwame leiding van minister Steen-
berghe doet, is prijsregelend optreden
door ongemotiveerde prijsopdrijvingen
tegen te gaan en de redelijke prijsver-
hoogingen in banen van geleidelijkheid
te leiden. Maar dat het leven stelselma
tig duurder wordt, is daarmee niet te
voorkomen. -
Van die toenemende duurte zijn
vooral de toch.reeds zoo zwaar ge
troffen werkloozen op de eerste
en ergste plaats de dupe. Om de arbeids-
schuwheid niet te bevorderen zijn de
steunnormen lager gesteld dan de mini-
mumloonen, die in het vrije bedrijf be
taald plegen te worden. Door de werk
hebbende, maar minst betaalde arbei
ders wordt terecht op sommige'plaatsen
actie gevoerd tot loonsverhooging, duur-
te-toeslagen enz., vaak niet zonder suc
ces. En er zijn ook heel wat onderne
mers en werkgevers, die spontaan dien
arbeiders tegemoet zijn gekomen. De
werkloozen echter, wier levenspeil reeds
beneden dat der vooroorlogsche loonmi-
nima ligt, hebben terecht hun verwach
tingen gebouwd op een aanpassing der
steunregeling aan het gestegen prijsni
veau der meest onontbeerlijke levensbe
hoeften. Wij ontveinzen ons niet, dat
een dergelijke herziening heel wat voe
ten in de aarde heeft, maar juist daar
om dringen wij aan op het betrachten
van den meest grooten spoed in dezen.
Elke verloren dag beteekent voor den
werklooze meer achteruitgang, terwijl
zijn psychisch en materieel uithoudings
vermogen reeds zeer zwaar en vaak zeer
lang op de proef is gesteld. De pogingen
van de regeering om zooveel mogelijk
werkloozen weer in te schakelen in het
vrije bedrijf en, waar dit niet mogelijk-
blijkt, door de uitvoering van groote
werken van arbeid en loon te voorzien,
zijn zeer nuttig en lofwaardig, terwijl
het een gelukkige omstandigheid mag
heeten, dat het werkloosheidscijfer be-
teekenend is gedaald. Maar ten eerste
zullen er altijd een aantal werkloozen
overblijven en ten tweede kunnen de
thans nog werkloozen moeilijk wach
ten. Verhooging der steunnormen is dus
onvermijdelijk en zal snel moeten ge
schieden. Dat zal weer geld kosten,
maar dat geld zal goed besteed zijn, aan
gezien het aangewend wordt voor gees
telijke en moreele herbewapening van
het door de tijdsomstandigheden meest
weerloos gemaakte deel van ons volk.
Dinsdagavond 7.15 uur spreekt voor den KRO
mag. dr. S. Stokman O.F.M. voor de actie „Naar
de Nieuwe Gemeenschap" met als onderwerp:
„De noodzakelijkheid van de actie!"
dank zij de 3-minuten
VapoRub-Massage
Geen inwendig middel, dat
de maag van streek brengt. Om verkoudheid te
bestrijden, doe tegen bedtijd als volgt:
(1) Wrijf flink Vicks VapoRub op keel en borst.
(2) Daarna ook op den rug.
(3) Om de befaamde, dubbele werking te ver
sterken en te verlengen, nog eens dik een
laag op de borst doen en met warm flanel
bedekken.
Geen wachttijd—Werkt direct
Door deze massage begint VapoRub direct door
de huid te werken als een pappleister. Gelijktijdig
ontstaan door de lichaamswarmte de heilzame
VapoRub-dampen, die 18 x per minuut naar de
ontstoken luchtwegen van neus, keel en borst
worden ingeademd. Door de urenlang aanhou
dende, dubbele werking verzacht VapoRub de
prikkeling, lost het slijm op, vermindert het
hoesten en maakt het ademen gemakkelijk. Baby
slaapt rustig en 's morgens
is de ergste kou meestal
voorbij
Verlaagde Prijs 90 ets.
Volgens de tot dusverre bij de directie
van de K. N. S. M. ingekomen berichten,
zijn in Engeland aan wal gebracht:
De heer S. Adam, mej. I. BaUer, van het ge
zin Besson is de vader of een kind gered, de
heer E. M. Chanery, mej. F. Cohen, mej. M.
R. Dennis, mej. G. S. dos Santos, mevr. Freu-
denthal en kind, mej. B. M. Gentilomo, de
'heer H. P. S. Gilette m. d., mevr. Goeritz,
mevr. J. B. Gorsira, mevr. Gottselig, de heer
R. G. Gourlay en mevr. Gourlay, de heer P.
L. de Haseth, de heer N. Hazelhoff, de heer C.
J. Keith, mevr. Lepelaars, de heer F. Levi, de
heer K. Lewy, mevr. I. Lewy en de jongeheer
E. Lewy, mevr. E. R. Marriott, mevr. Martin
en kind, mej. M. A. Massiah, mej. M. Oroso-
vitz, dr. P. Roshauw, van het gezin Sandiford
zijn mevr. Sandiford en dochter gered, of de
heer Sandiford tot de geredden behoort is nog
dubieus, voorts de heer R. Schimon, de heer V.
G. Spier, mevr. Steinhardt, mej. L. M. Stein-
hardt, mej. R. Strong, de heer S. L. F. vaz
Dias, de heer St. Y. de Verteuil, dr. J. H. Wes-
termann, mevr. Westermann en kind, mevr.
Wright—Nooth, mej. D. A. Wright—Nooth, de
heer B. Zomber, de heer G. L. F. Zomber er
mej. E. M. Zomber.
De heer M. Aron, mevr. Aron en mej. B.
De geruchten omtrent een gemeenschappelijk
optreden of althans van een gelijktijdig kénbaar
maken van de interesse, die Italië en Spanje
hebben voor de onschendbaarheid van de Lage
Landen, leggen in elk geval den nadruk op de
langzaamaan steeds nauwer wordende samen
werking, die tusschen de twee Latijnsche schier
eilanden is ontstaan.
De nieuwe phase van deze politieke vriend
schap is ingegaan op het moment, toen Vor.
Ribbentrop voor het eerst de hand drukte var.
Molotof. Vol verbazing hebben de Italianen en
nog meer de Spanjaarden de photo's aan
schouwd, waarop de bezegeling van het bond
genootschap tusschen hakenkruis en sovjets te:
was vereeuwigd.
Want hoe soepel de politiek van de Zuid-
Europeesche dictatoren ook wezen mag, een
dergelijken reuzenzwaai kon hun diplomatieke
athletiek toch niet meer volgen.
Italië was nog het minst geschokt. Even leek
het, alsof de fascistische pers de acrobatische
toeren van haar nationaal-socialistische collega's
ging nadoen, door Stalin een fascistische in
borst toe te dichten, maar al spoedig kreeg het
nuchtere Latijnsche ontledende verstand de
overhand. Toch is de anti-communistische po
litiek van Italië en Spanje niet dezelfde. Voor
Spanje zijn de wonden, die de communistische
terreur in het land geslagen heeft, nog te versch
en te diep om vergeten te zijn. Dit land is nog
„pur-sang" anti-komintern. Het Italiaansche
fascisme heeft zijn vurig patriottisme eveneens
doen geboren worden uit den strijd tegen het
communisme, maar dit is reeds historie. Jaren
van opbouw, zonder eenig binnenlandsch com
munistisch gevaar, zijn er over heen gegaar,
Mussolini is zelfs de eerste geweest, die een
grootsch opgezet handelsverdrag met Moskou
heeft gesloten en daardoor de Sovjet-Unie de
kans heeft gegeven, om voor de Europeesche
landen „salonfëhig" te worden.
Zoo gaat ook thans Rome's tegenstand tegen
Moskou's politiek voornamelijk uit van overwe
gingen van eigen belang. Mussolini betwist
Statin den invloed op den Balkan. Eenige dagen
geleden heeft Radio-Roma zelfs in het Rus
sisch op feilen toon kond gedaan van de Ita
liaansche bezwaren tegen een opdringen van
Moskou in den Balkan. „Italië zal weerstand
bieden aan elke poging om het communisme
op den Balkan in te voeren, zooals het dat in
Spanje heeft gedaan. Mocht toch een dergelijke
poging ondernomen worden, dan zou net te ma
ken krijgen met een onmiddellijk Italiaansche
reactie, die niet minder vastberaden zou zijn,
dan Italië's actie in Spanje." Het klinkt als een
oorlogsverklaring aan de Komintern, deze sten;
uit dên aether.
Maar als men even later denzelfden
omroeper nog hoort verkondigen, dat de Sovjet-
regeering onafscheidelijk verbonden is met de
boosaardige communistische internationale, dan
begrijpt men, dat deze anti-Russische houding
meenens is. Gedurende de geheele verbonden
heid van het anti-kominternpact is steeds aan
de fictie vastgehouden van de scheiding der
communistische Internationale van de com
munistische regeering der Sovjet-Unie. Maar
thans heeft het fascistische Italië tegenover
Rusland eindelijk dezelfde houding aangenomen,
als het steeds zich zelf heeft gegeven, ni. de
eenheid van politiek stelsel en staat. En het
bevindt zich daardoor weer op één lijn met
Franco, die in zijn land bloedig genoeg heeft,
moeten ondervinden, dat er tusschen Russische
en komintern-vliegmachines geen verschil be
staat.
En de beide Latijnsche zusterlanden staan
eensgezind pal, om het communisme van de
Middellandsche Zee te weren. Merkwaardig ge
noeg vinden zij in Turkije een bondgenoot, dezen
verbondene met de geallieerden, die den stop op
de Zwarte Zee gesloten heeft gehouden, zooda*
het zwarte Russische vergif, als het eventueel
tot een treffen mocht komen, niet op oorlogs
schepen in de „mare nostrum" kan worden
aangevoerd.
De nieuwste SpaanschItaliaansche samen
werking zou zich geuit hebben in een kenbaar
maken aan Duitschland, dat Franco en Mus
solini zich ook interesseeren voor de positie van
de overige neutrale staten. Indien dit waar
mocht zijn nog is alles omtrent dezen poll-
tieken stap niet helder, te meer daar datgene
wat bekend geworden is op indiscretie berust
en dus allerzijds ontkerningen heeft ontlokt
dan zou men kunnen ontkennen, dat de afwach
tende Italiaansche neutraliteit „met het geweer
aan den voet" steeds een kans op uitbreiding
van het conflict moet beduiden.
Mochten de minstens nog officieel erkende
boezemvrienden van Duitschland aan dit lana
hun interesse voor het binnen de perken houden
van den oorlog' hebben uitgesproken, dan zou
het evengoed kunnen zijn, dat zij mede hun
krachten inspannen, om met de vorsten der
beide Nederlanden een vrede voor Europa te
bereiken.
Ons wordt medegedeeld, dat aan de spinnerij
„Eilermark" is aangeplakt, dat de fabriek 1 De
cember zal moeten worden stopgezet wegens
gebrek aan grondstoffen.
Alle arbeiders zijn ontslagen, waarbij Glaner-
brug wel het meest wordt getroffen, daar het
grootste contingent van hier komt. Er werken
echter ook nog verschillende arbeiders uit Gla-
ne, Overdinkel en Losser.
Als verzachtende omstandigheid werd echter
medegedeeld, dat de directie alle pogingen in
het werk stelt, om van de Rijksregeering grond
stoffen te krijgen.
Aron, de heer M. Bjelke, de heer C. den Boef,
en mevr. Den Boef. mej. I. Brandenstein', de
heer A. van Dijk. mevr. Van Dijk en twee kin
deren, de heer J. E. Forero c.e., de heer A. V.
Grace, de heer F. Heymann, mevr. E. M. F. v.
Heutsz en kind, mevr. H. C. B. van der Hoek,
van de familie G. P. Jansen zijn de heer Jan
sen, mevr. Jansen en een kind van drie jaar
gered, voorts de eerwaarde zuster W. C. M. Ju-
rissen, de heer K. de Jong en mevr. De Jong,
de heer J. F. Knevel en mevr. Knevel, de heer
J. LI. Kouwenberg, mej. E. Kouwer, de heer
L. Kwaak, mevr. Kwaak, mej. A. L. G. Kwaak
en mej. H. H. Kwaak, van den heer en me
vrouw Landenga en kind is één van de drie
gezinsleden gered, de eerwaarde zuster A. C.
M. H. Lisóne, de heer J. B. Lockton, mevr.
NeelemanVoets en kind, de heer H. J. M.
Onzenoort, mej. A. W. J. Onzenoort, de eer
waarde zuster C. G. A. Preising, mevr. G. de
Ries, mevr. S. de Roos, mevr. H. Slagter, mevr.
A. de Sola, de heer J. M. Suurendonk, mej.
V. I. w. Telfer, de heer D. H. Tucker en mevr.
Tucker, de heer H. I Ucko, mevr. E. S. Un-
terberger, de heer J. Velthuyzen, mevr. Velt-
huyzen en kind, de heer J. Velleman, de heer
S. Velleman, de heer L. Veltman, mevr. Velt-
man, mej. M. J. L. Veltman, mej. T. M. J.
Veltman en mej. M. E. T. Veltman, de heer
I. E. de Verteuil is waarschijnlijk gered, van
den heer en mevr. G. E. Wensing en hun vier
kinderen zijn alleen tot nu toe een kind van
zes en een kind van één jaar gered, voorts
de heer J. M. Wessels en mevr. Wessels en de
eerwaarde zuster E. W. M. Willemse.
G. A. Armstrong, J. L. van den Berg, G. J.
Berghuis, beiden te Amsterdam; A. Bikker,
Gorkum; W. I. Boningen (11 jaar), Amster
dam; mevr. L. Blumenthal, mevr. A. J. Bol
Raap, Schiedam; de heer L. M. van Bruggen,
Rotterdam; mej. R. C. Bloomes, de heer Wal-
lice Busby en mevr. B. Busby, mevr. M. Furest
de Claramunt, C. de Cocq, Rotterdam; mevr.
Van Castanyer, R. van den Ende, Amsterdam;
mevr. P, Degarcia, Brussel; J. de Gelder, Schie
dam; de heer J. Goldberg, mevr. G. Goldberg
en hun twee kinderen; J. Goldberg en J. Gold
berg, resp. 11 en 9 jaar, allen te Amsterdam;
mevr. P. Hannach, Brussel; de heer C. v. d.
Herik, de heer C. Heykop, beiden te Rotter
dam; mevr. A. Hoorn, Workum; mevr. H. J.
den Houting. Rotterdam; de heer H. C. Hugh,
de heer H. Kamsteeg, Middelburg; dé heer
J. Lans, Amsterdam; de heer J. H. J. Leen
heer, Dordrecht; de heer A, Leeuwensteijn,
Papendrecht; Mai Ping; mej. E. H. M. A. Lieu
tenant, Den Haag; A. Reece, de kinderen E.
A. en R. L. Matrona, uit Rotterdam, resp. 3 1/2
10 tot 12 jaar oud, C. Ramdeholl, de heer E.
C. Mesritz. Schiedam; de heer H. van Rijs-
bergen. Princenhage; de heer J. J. Spykers,
Rotterdam; H. Treur, Rotterdam; de heer J.
Wensvoort, mevr. H. Wensvoort en de kinde
ren P. (13 jaar). A. (12 jaar), C. (10 jaar), J.
(8 jaar) en W. Wensvoort (1 jaar), allen te
Rotterdam; voorts mevr F. Clarke en mej. S.
Clarke.
Van dé bemanning van de „Simon Bolivar"
zijn aan wal gebracht:
C. Smit, eerste stuurman, K. W. de Groot,
tweede stuurman, K. W. Praamsma, derde stuur
man, C. Kooistra, vierde stuurman, R. P. de
Haan en C. Bimmel, beiden leerlingstuurman, F.
Kann, eerste machinist, G. J. Jacobs, tweede
machinist, D. Emanuel en H. J. de Hamer, bei
den derde machinist, de assistent-machinisten
A. Settên van dé Meer, R. Hanrath en j. s.
Muller, voorts de leerling-machinist W. A. Hai-
üe, electricien G. J. Blekking, de geneesheer
Ebes, de marconisten J. H. Lindeman en A. F.
Jolir.ers, de klerk J. H. Hakvoort, de matroos
P Gielbert, de timmerman Th. van Llerop, dé
tweede timmerman F. A. de Valk, de matrozen
J. Bal, A. de Jong, c. de Jong, w. E. A. Veen,
E. Groen. E. Keus en H. Westerduin, A. Pronk,
matroos o.g. en A. Zwart, matroos o.g„ de lam
penist L J. den Duik, de jongens H. Schoo en
B Waardenburg, S. B. Piek, olieman, P. Web?-
ling, olieman en H. P. Wiels, olieman, de stokers
G. H- Anches en A. J. Mecidi en de jongen C.
G. Jonker.
Voorts zijn tot nu toe van het civiele perso
neel de volgende namen van geredden bekend:
De aspirant-purser A. P. Meyer Cluwen, de
barman W. A. Adler, de hutbediende J. A. Algra.
de fotograaf P. L. Bessem, ae hutbediende P.
M. Borg, de kapelmeester' J. J. W. Batenburg,
de slager P. c. Beentjes, de bedienden M. Bol-
hoven, H. j. Bousema en A. van Ede, de hut
bediende J. L. Bolterscjorf, de bellboy C. P. van
Eunen, de salonbediende A. L. P. Geene, de
hofmeester S. E. de Goyer, de hutbediende P.
van Haasteren, de bediende W. J. Hart, de
salonbediende P. A. den Hartog, de bediende C
van Hees, de koks H. R. Helweg en J. Herwaar
den, de bedienden A. van Hilst en H. R. A. v. d.
Hoek. de salonbediende O. Hofmann, de hof
meester J. Hulskemper, de salonbediende A
Imhof, de hutbediende K. k. Jansma, de be
diende H. J. Kasper, de twee broers Kervezee,
salonbedienaen, de tweede-linnenjuffrouw M.
M. Kleef, de hutbediende J. Kouseband, de sa
lonbediende E. M. Lenting. de wasscher W. F.
Monné, de assistent-magazijnmeester M. Nuberg,
de hutbediende A. Pasman, de tweede kok G
J. Peitsman, de bediende J. J. van Pelt, de chef-
hofmeester E. J. Preiss, de pantryman A. J. G.
Reimermk, de chefkok F. Scheelmgs, cte be
diende M. A. de Ruyter, de hutbediende A. P.
Schilt, de bediende A. Schutte, de pantryman
M. Sebregts, de patissier Th. W. Smals, de be
diende J. m. Snabel, de salonbedienae H. J.
Soet, de bediende B. Stork, de koks F. B. c!e
Swart en A. B. Torgler, de barman tweede klasse
P. W. Verloop, de salonbediende J. P. M. Vil-
ters, de koksmaat W. Vis, de dekbedlende L. W.
Vischer, de bediende H. Visser, de pantryman
tweede klasse J. Vlaanderen Olaenzeel, de koks
maat N. de Vrij, de muzikant S. F. A. Wielaert,
dé salonbediende C. G. van Woerekom, de rook-
kamerbediende J. H. Wristers, de barbier F. P.
Zwep, de bakker A. van Westen, de magazijn
meester p. c. Stolk en de salonbediende O
Kilcher.
Nu er bij het tragisch ongeval met het s.s.
..Simon Bolivar" weer sprake is van paravanes,
of juister van de jammerlijke afwezièhêid van
paravanes, willen wij er eens een klein technisch
artikeltje aan wijden, opdat onze lezers, als
deze nuttige voorwerpen genoemd worden, zul
len weten wat een paravane is en hoe deze
werkt.
Een paravane is eigenlijk gezegd het ei van
Columbus. Want de zekerheid, die met deze
apparaten gemakkelijk en practisch wordt ver
kregen, is van dien aard, dat als deze dingen
in 1915 bekend waren geweest, de wereldoorlog
anders zou zijn verloopen. Met paravanes uit
gerust zouden de Britsch-Fransche vloten in
staat zijn geweest, om ondanks de dichtge-
zaaide mijnenvelden de Dardanellen binnen te
varen en de zeeëngte te forceeren.
Inderdaad, het kan gezégd worden, een góed
en goed gemonteerd stel paravanes geeft in
ideale omstandigheden vrijwel de honderd pro
cent zekerheid, dat schepen niet meer op mij
nen zullen loopen.
En als men dan vraagt hoe zoo'n paravane
werkt, kunnen we het beste wijzen naar figuur
1. Daar onderscheidt men een torpedovormig
zinklichaam, voorzien van twee gestroomlijnde
vleugels en een klein opstaand stuurvlakje.
Aan de bovenzijde bevinden zich twee oogen,
waarin een door de stippellijnen afgebeelde
„kettingspruit" is vastgehaakt. Het geheel wordt
door een aan het splitsingspunt van de spruit
verbonden staaldraad voortgetrokken.
Men begrijpt den gang van zaken: de staal
draad trekt, de paravane zweeft in voorover
gebogen stand door het water en nu gelieve
men ons te gelooven, maar hierbij is de ver
houding der beide spruiteinden van het hoogste
belang. Die bepalen den duikstand en daaraan
is de diepte waarop de paravane zweeft even
redig.
Bij iederen bepaalden duikstand is de duik-
diepte gelijk aan„zooveel" maal de lengte
van den staaldraad. De juiste waarde "an dat
„zooveel" wordt proefondervindelijk bepaald en
dit „zooveel" is altijd slechts een breukgetal. De
lengte van den uitgevierden draad is veel groo-
ter dan de diepte.
Zoo'n paravane moet echter niet alleen dui
ken, doeh ook, zooals hét zeevaartkundige woord
heet, „uitscheren". De paravanes moeten zich
van het schip verspreiden en dat bereikt, men
door een ontzaglijk flauw trucje: met zet de
oogen, waaraan de spruit trekt, ietwat uit het
middenvlak. De staart wordt zoodoende ietwat
raar binnen getrokken, de stroom van het water
krijgt vat op de vleugels en de paravane scheert
naar buiten.
Op deze wijze krijgt men vanaf het voorschip
twee betrekkelijk stijf gespannen, onder water
wegloopende staaldraden. De staaldraden 'oc-tsen
tegen' de ankerdraden van de verankerde mijnen
en de draden slieren 'met 'n vaart langs elkar.
Ten slotte schuift de ankerdraad der mijn naar
het einde van de paravanedraad, waar de bnker-
draad in 'n vlijmscherp geslepen mes loopt. Dat
mes is verbonden aan paravanedraad en voor
spruit, zoodat het altijd in den goeden stand
staat en ten overvloede heeft 't nog een vorm,
dat de binnenschuivende draad niet meer ont
snapt. Op het laatste oogenblik staat natuurlijk
alles snaarstijf tegen elkaar en danknep. De
ankerdraad der mijn wordt half afgescheurd,
half afgesneden en de mijn drijft., op veiligen
afstand van het schip, zoetekens naar de opper
vlakte. Kapitein en stuurman van de wacht grie
zelen en wisselen een blik van verstandhouding.
Men moet echter rekening houden met het
feit, dat de mijn op gemiddeld een meter of
drie onder water zweeft. Als men dus de para
vanes aan den voorsteven en natuurlijk zoo laag
mogelijk bevestigt, komt er eerst een stukje
draad, waar de mijnen oolijk onderdoor auiken.
Daartegen is slechts één middel: de paravane
nog vroolijker dan den steven aan te brengen en
dat is uitsluitend uitvoerbaar door een „para-
vanespier", zooals wij die in de tweede teekening
afbeelden.
Zoo'n spier is een stevige houten of holle
stalen paal of boom,, dien men aan het begin
punt een „voetstuk" heeft gegeven, dat precies
c-m het voorschip past. Een flinke staaldraad
zorgt dat dit voetstuk niet wegzakt, nog een
"RiCiVÜ
draad zorgt dat de punt niet wegdompt en twee
draden naar weerszijden nemen de eventueele
zijdelingsche afdwalingen voor hun rekening.
Tegen opwippen behoeft de paravane niet te
worden beschermd. Daar zorgt de constante
trekkrcht der paravanes wel voor.
Op deze wijze bevindt de paravanedraad zich
reeds ter hoogte van den voorsteven op de ge-
wenschte diepte, doch dan blijft nog steeds een
heel klein poortje recht vooruit, waar de mijnen
alsnog onder kunnen doorduiken. Om dao weg
te wérken zou men de spier enkele meters onder
ae waterlijn moeten bevestigen, doch dat is prac
tisch onmogelijk. Bij een spiegelglad zeecje zou
het lukken daarom zou het in de Dardanellen
gelukt zijn doch bij eenigszins stampend
schip was er geen huis mee te houden.
Het is trouwens in zeevaartkundige krin
gen welbekend, dat de veiligheid der para
vanes niet gratis wordt geleverd. Ten eerste
kosten ze vrij duur wat overigens de za
ken van de maatschappij zijn en ten
tweede moeten ze permanent in de gaten
worden gehouden.
Men moet zich voorstellen hoe dat op een zee
reis van een paar dagen toegaat: dat spul daar
voor ramt en rost en rammelt en krijgt klappen
van de zee, die niet leuk meer zijn. Het gevolg
is, dat de staaldraden, waaraan de spier hangt,
permanent weer stijf gezet moeten worden, waar
stoomwinchen, handspaken, koevoeten, ketting
stoppers en manilla dwingers bij te pas komen.
Dat is vooral als het 's nachts moet gebeuren
en het heele dekvolk uit de kooien moet wor
den getrommeld een stoer stukje werk! En
men kan zich voorstellen hoe dat gaat: kankerend
en alle oorlogsaanstichters verwenschend, dat zij
en hun kinderen en kindskinderen tot in 't der
de geslacht eigenlijk geen gezond uur meer kun
nen beleven, maar ondertusschen aanpakkend,
zooais alleen Nederlandsche zeelui dat kunnen.
Tenslotte mag nog opgemerkt, dat er permanent
een mannetje bij de paravane moet staan. Het
afrukken van een mijn is vaak aanleiding dat
het spul scheef gaat zitten, of de desbetreffende
paravane onklaar raakt en met groot gekletter
der vleugels op de golven, aan de oppervlakte
komt drijven.
En wat dan uiteindelijk het rendement der
paravanes betreft: met zekerheid is het niet
vastgesteld. Ze zijn te laat in den vorigen oorlog
uitgevonden om een betrouwbare statistiek te
kweeken. Men berekent dat door te zeggen:
zooveel schepen met paravanes zooveel dagen in
het mijngebied gaf zooveel slachtoffers; zooveel
schepen zonder paravanes zooveel dagen in het
mijngebied maakt zooveel slachtoffers, ergo
hadden de schepen met paravanes naar verhou
ding zooveel minder ongelukken.
Op deze wijze kwam men tot de conclusie
dat de paravanes van 70 tot 90 procent be
scherming bieden tegen het mijngevaar,
waarbij die 90 procent bestemd is voor de
schepen met de paravanespieren. Hierbij
moet echter worden overwogen, dat het voor
al de grootere schepen met de bekwamere
officieren waren, die met paravanes werden
uitgerust. Er zit dus waarschijnlijk een gun
stige factor in, omdat deze lieden beter be
stek hielden en hun schepen beter buiten de
aangegeven mijnenvelden wisten te houden.
Aan boord van het s.s. Simon Bolivar bevond
zich een aanzienlijke hoeveelheid briefpost, n.L
alle poststukken voor Suriname, welke 16 No
vember ter post Werden bezorgd, alle poststuk
ken voor de andere Nederlandsche gebiedsdee-
len in de West, welke van 11 t/m. 16 November
ter post werden bezorgd, alle poststukken voor
Barbados en Trinidad, welke 16 November ter
post werden bezorgd en alle poststukken voor
Venezuela, welke van 30 October t/m. 16 No
vember ter post werden bezorgd. In totaal wa
ren er voor Nederlandsch West-Indië 4 zakken
briefpost en bijna 50 zakken drukwerk, voor
Trinidad 1 zak brieven en 10 zakken drukwerk,
voor Barbados 2 zakken brieven en 3 zakken
drukwerk en voor Venezuela 1 zak brieven en
14 zakken drukwerk aan boord.
Aangenomen moet worden, dat deze post ge
heel verloren is gegaan.
PRIJZEN VANAF F. 10.—
NAAR HET ENGELSCH
15
Daar Mrs. Leslie zich bijna nooit buiten ver
toonde en na de komst van kolenel Egremont
op Heron's Hast zich nog meer scheen af te
zonderen.'was het bijna uitgesloten dat een toe
vallige ontmoeting Vera en den kolonel bij el
kaar zou kunnen brengen. Clarice wilde ook
niet een „toevallige" ontmoeting tusschen die
twee bewerkstelligen.
Gladys was en bleef een groot Bewonderaar
ster van Mrs. Leslie en ze liep dikwijls op Tarn-
side aan. wat de bewoonster zeer aangenaam
scheen te zijn.
Het jonge meisje was zeer in den smaak ge
vallen sinds zij in de society was opgenomen,
maar dit had haar het hoofd niet op hol ge
bracht. Ze prefereerde het gezelschap van Jack
en Kenrick boven dat van de jongelui, die haar
zoo vurig het hof maakten.
De reputatie van Mrs. Leslie was er niet op
vooruitgegaan. De voortdurende geheimzinnig
heid over het al dan niet bestaan van een Mr.
Leslie yerhoogde het wantrouwen en eindelijk
werd de bewoonster van Tarnside dan ook ge
heel alleen gelaten, behalve door enkele bewo
ners van Straffem Court, die haar af en toe op
zochten.
Sir Harry bleef haar steeds verdedigen, of
schoon hij moest toegeven, dat zij wat excen
triek was. Lady Straffem zei zoo weinig moge
lijk, maar verbood daarom niet, dat Gladys er
heen ging. Dora en Julia bleven volhouden, dat
er iets „niet in den haak" was met Mrs. Leslie
terwijl Jack betuigde, dat ze bijzonder mooi was
en dat, als de geheimzinnige echtgenoot niet
spoedig opdaagde, hij wel veel lust had, zich
aan te melden als pretendent. Een rijke we
duwe was juist iets voor hem; Gladys moest
vooral maar eens een goed woordje voor hem
doen.
Het jonge meisje zou in de gelegenheid ko
men, haar oudere vriendin wat meer van nabij
waar te nemen. Op een van haar bezoeken liep
ze misschien wat te haastig de enkele treden
af, die naar dén tuin leidden; ze viel en ver
stuikte den enkel. De dokter, die onmiddellijk
geroepen werd, verklaarde, dat de patiënte veel
gauwer beter zou zijn, als ze niet dadelijk ver
voerd hoefde tg worden, maar rust kon hou
den.
Mrs. Leslie was bijzonder lief voor haar. Ze
richtte haar keurig boudoir op de benedenver
dieping in tot slaapkamer voor haar logéetje.
Het boudoir kwam uit op den salon, zoodat de
rustbank overdag daar binnen geschoven kon
worden. Vera nam zelf geheel de verpleegsters
diensten waar en wel met zóó veel zorg en toe-
wijding, dat het patiëntje geen betere zuster
had kunnen verlangen; toch had haar familie
op the Court gewild, dat een van de bedienden
Gladys op Tarnside zou komen oppassen. Mrs.
Leslie had dit echter verworpen en gezegd, dat
ze wat blij was, om dien plicht te kunnen ver
vullen en indien iemand van the Court het pa
tiëntje wilde komen opzoeken, zou hij ten allen
tijde van harte welkom zijn.
Het jonge meisje bleef een week op Tarnside.
Lady Leigh kwam haar iederen ochtend opzoe
ken en de andere leden van het huisgezin op
ongeregelde tijden.
Op een avond, even na de schemering, toen
Clarice in haar zitkamer bij een groot houtvuur
uitrustte, ging de deur open en trad Kenrick
Castleton binnen, die heel hartelijk door haar
ontvangen werd.
„Ik kom zoo juist van Tarnside," zei hij, ter
wijl hij aan den anderen kant van den haard
plaats nam.
„Ja? Gladys gaat goed vooruit, hè? Ze was
vanmorgen heel opgewekt."
„O, ja, ze maakt 't best! Ze denkt, dat ze
morgen wel verlof zal krijgen, om naar huis te
komen."
„Ze leek mij niet zoo'n haast te hebben, toen
ik haar vanmorgen heb opgezocht."
„Neen, ze geeft zelf toe, dat haar gevoelens
variëeren. Overdag vindt ze het daar heel pret
tig, maar tegen dat de avond valt, begint ze 't
een beetje „griezelig" te vinden. En dat ver
wondert mij niets."
Lady Leigh keek hem scherp aan en hij be
antwoordde dien blik op dezelfde wijze.
„Clatice," zei hü, hjj noemde haar maar
zelden bij haar voornaam, maar als hij dit
deed, was het een bewijs, dat hij geheel vervuld
was van een gedachte, „vindt je ook niet,
dat er iets geheimzinnigs is aan de bewoonster
van Tarnside? Wij weten, dat Mrs. Leslie de
een of andere geschiedenis heeft; maar vind je
haar nu de juiste verpleegster voor Gladys?"
Lady Leigh was altijd zoo bleek, dat het Ken
rick niet opviel, dat zij er op het oogenblik nog
witter uitzag. Ineens had zij zich met schrik
afgevraagd, hoe het toch mogelijk was dat zij
na de mededeeling van kolonel Egremont er
nooit aan had gedacht, dat Vera Leslie op som
mige oogenblikken wel eens gevaarlijk zou kun
nen zijn. Ze had haar dikwijls opgezocht en
was haar gaan lief hebben en vertrouwen, op
een manier, waartoe zij zich niet meer in staat
had geacht.
„Waarom vraag je dat, Kenrick? Is er iets
gebeurd?"
„Ik zal je eens precies vertellen wat ik ge
hoord heb en dan ben ik benieuwd, welke waar
de je er aan hecht. Mogelijk zie ik 't ook te
zwaar in; in ieder geval zou ik graag je opvat
ting eens weten. Ik ben vanmiddag bij Egre
mont geweest en we maakten samen een wan
deling, die ons dicht bij de Tam bracht; daar
scheidden wij. Ik wilde dwars over de heide
naar Tarnside om even bij Gladys aan te loo
pen, eer ik naar huis ging. Het werd al don
ker, toen ik de deur naderde en ik liep wat in
de schaduw. Vóór mij uit zag ik Mrs. Leslie en
de oude Barbara. Ik was juist van plan, Mrs.
Leslie achterop te loopen en haar aan te spre
ken. toen ze ineens stil stond, zich ball naar ge
rivier omwendde en op wanhopigen toon zei:
„Soms krijg ik een gevoel, Barbara, of ik het
hier niet langer kan uithouden. Waarom ben
ik toch geboren?Waarom moet ik toch
zoo'n vreeselijk bestaan leiden?Waarom
zou het nu een zonde zijn, als ik mij in het
water wierp?.... Mag ik met mijn eigen leven
niet doen, wat ik wil?" Ik weet niet, of ze
nog meer zei, want ik sloop stil weg en bereik
te het huis langs een anderen kant; maar die
vreemde wóórden bleven naklinken in mijn
ooren. Gladys was heel blij, dat zij bezoek kreeg.
Ze zei, dat Mrs. Leslie naar arme menschen
was gegaan, voor wie zij heel goed was, en ver
der schamade ze er zich voor, om te erkennen,
dat ze het nu niet zoo heel prettig vond, om in
het donker in dat huis alleen gelaten te wor
den. „Want," voegde ze er lachend aan toe,
„ik geloof toch ook, dat het „spookt" op Tarn
side; overdag vind ik dat zoo erg niet, maar
's avonds, weet je, dan vind ik 't wat griezelig!
Want ik kan immers niet wegloopen? En sofns
krijg ik ineens zoo'n vreeselijken angst, of
schoon ik het Vera niet heb willen zeggen." Ik
vroeg haar, hoe het kwam, dat ze zoo angstig
was en ze vertelde, dat ze wel eens in het holst
van den nacht voetstappen hoorde en gerulsch
van kleeren en soms ook vernam ze van een
afstand een lieflijk zingende stem. Ze wist zelf
niet, of het eigenlijk niet meer verbeelding
is, maar het maakt haar zenuwachtig, tegen
dat de avond valt en nu vraag ik mij al af, of
het wel raadzaam is, dat zij daar langer blijft.
Terwijl we aan het praten waren, ging de deur
open en keek Mrs. Leslie even binnen. Gladys
riep: „Vera!" en de gastvrouw trad een schrede
naderbij en glimlachte; maar toen verscheen
er ineens een uitdrukking van vreeselijken
angst in haar oogen; ze keerde ijlings terug en
we hoorden haar haastig de trap afloopen.
Gladys keek ontsteld en zei: „Ik begrijp niet,
waarom Vera af en toe zoo vreemd kan doen."
Ik vroeg haar, of dit dan soms meer had
plaats gehad en zij antwoordde, dat den eersten
nacht, dat zij daar geslapen had, Mrs. Leslie
was binnengekomen, naar haar had gekeken,
zich over haar heengebogen had en toen weer,
zonder een woord te spreken, teruggegaan was,
ofschoon Gladys misschien op slaperigen
toon haar wat had gevraagd.
Ze dacht toen, dat Mrs. Leslie daarvan geen
notitie had genomen, om haar niet te storen,
maar toen Gladys haar den volgenden ochtend
een vraag stelde betreffende dat nachtelijk be
zoek, werd Vera zenuwachtig, maar bleef het
antwoord schuldig. Dienzelfden dag nog werd
er een grendel op de deur gemaakt, dien
Gladys vanuit haar bed er voor of er af kon
schuiven en de gastvrouw vroeg, of ze 's nachts
toch vooral deze sluiting wilde gebruiken, wat
zij dan ook gedaan heeft."
(Wordt vervoigtW