Het samengaan der Latijnsche zusters Stappen te Berlijn? Hoe werken paravanes? In een geheimzinnig VERHOOGING DER STEUNNORMEN Akkertje RaJufAlaapt luui/i KOU weef, Lijst der geredden Simon Bolivar" WAAS GEHULD rig? HET CHIQUE HORLOGE Buitenlandsch Overzicht De „mare nostrum vrij van het communisme De beste waarborgen tegen het mijnengevaar MAANDAG 20 NOVEMBER 1939 NAAR DE NIEUWE GEMEEN SCHAP Neem 'n Eerste klas-passagiers Tweede klas-passagiers TWENTSCHE SPINNERIJ WORDT STOPGEZET Derde klas-passagiers Bemanning Civiel personeel Voortdurende waak zaamheid vereischt Post van Simon Bolivar verloren gegaan ■j— De statistieken en de practijk be wijzen onwederlegbaar dat sinds het "uitbreken van den oorlog de kost&n van het levensonderhoud, ook Van het meest elementaire, in niet on belangrijke mate zijn gestegen, terwijl de verwachting gewettigd is, dat zij ook in de naaste toekomst nog zullen blijven stijgen. De regeering waakt wel-is-waar tegen ongemotiveerde prijsopdrijving, n-.aar tegen een redelijke, door de we reldomstandigheden geboden prijsver- hooging vermag zij niet veel. Het van hoogerhand fixeeren of zelfs drukken van prijzen, die tengevolge van den oor logstoestand met zijn beperkte en ris kante vervoermogelijkheden, zijn groo- t§r verbruik, voorraadvorming en afne mende bereidheid of mogelijkheid om te leveren moeten stijgen om producenten en neringdoenden een bestaan te verze keren, zou leiden ofwel tot een bedrei ging van het bestaan van producenten en distribuanten ofwel tot het subsidi eeren van deze groepen. Deze methoden, die ófwel de overheid en daardoor indi rect ook de gemeenschap duur te staan zouden komen ófwel de verpauperisee- ring en uiteindelijk den economischen ondergang van bedoelde groepen zoudefi kunnen veroorzaken, verdienen dan ook geen aanbeveling. Het eenige, wat de regeering doen kan en dan 90k onder de bekwame leiding van minister Steen- berghe doet, is prijsregelend optreden door ongemotiveerde prijsopdrijvingen tegen te gaan en de redelijke prijsver- hoogingen in banen van geleidelijkheid te leiden. Maar dat het leven stelselma tig duurder wordt, is daarmee niet te voorkomen. - Van die toenemende duurte zijn vooral de toch.reeds zoo zwaar ge troffen werkloozen op de eerste en ergste plaats de dupe. Om de arbeids- schuwheid niet te bevorderen zijn de steunnormen lager gesteld dan de mini- mumloonen, die in het vrije bedrijf be taald plegen te worden. Door de werk hebbende, maar minst betaalde arbei ders wordt terecht op sommige'plaatsen actie gevoerd tot loonsverhooging, duur- te-toeslagen enz., vaak niet zonder suc ces. En er zijn ook heel wat onderne mers en werkgevers, die spontaan dien arbeiders tegemoet zijn gekomen. De werkloozen echter, wier levenspeil reeds beneden dat der vooroorlogsche loonmi- nima ligt, hebben terecht hun verwach tingen gebouwd op een aanpassing der steunregeling aan het gestegen prijsni veau der meest onontbeerlijke levensbe hoeften. Wij ontveinzen ons niet, dat een dergelijke herziening heel wat voe ten in de aarde heeft, maar juist daar om dringen wij aan op het betrachten van den meest grooten spoed in dezen. Elke verloren dag beteekent voor den werklooze meer achteruitgang, terwijl zijn psychisch en materieel uithoudings vermogen reeds zeer zwaar en vaak zeer lang op de proef is gesteld. De pogingen van de regeering om zooveel mogelijk werkloozen weer in te schakelen in het vrije bedrijf en, waar dit niet mogelijk- blijkt, door de uitvoering van groote werken van arbeid en loon te voorzien, zijn zeer nuttig en lofwaardig, terwijl het een gelukkige omstandigheid mag heeten, dat het werkloosheidscijfer be- teekenend is gedaald. Maar ten eerste zullen er altijd een aantal werkloozen overblijven en ten tweede kunnen de thans nog werkloozen moeilijk wach ten. Verhooging der steunnormen is dus onvermijdelijk en zal snel moeten ge schieden. Dat zal weer geld kosten, maar dat geld zal goed besteed zijn, aan gezien het aangewend wordt voor gees telijke en moreele herbewapening van het door de tijdsomstandigheden meest weerloos gemaakte deel van ons volk. Dinsdagavond 7.15 uur spreekt voor den KRO mag. dr. S. Stokman O.F.M. voor de actie „Naar de Nieuwe Gemeenschap" met als onderwerp: „De noodzakelijkheid van de actie!" dank zij de 3-minuten VapoRub-Massage Geen inwendig middel, dat de maag van streek brengt. Om verkoudheid te bestrijden, doe tegen bedtijd als volgt: (1) Wrijf flink Vicks VapoRub op keel en borst. (2) Daarna ook op den rug. (3) Om de befaamde, dubbele werking te ver sterken en te verlengen, nog eens dik een laag op de borst doen en met warm flanel bedekken. Geen wachttijd—Werkt direct Door deze massage begint VapoRub direct door de huid te werken als een pappleister. Gelijktijdig ontstaan door de lichaamswarmte de heilzame VapoRub-dampen, die 18 x per minuut naar de ontstoken luchtwegen van neus, keel en borst worden ingeademd. Door de urenlang aanhou dende, dubbele werking verzacht VapoRub de prikkeling, lost het slijm op, vermindert het hoesten en maakt het ademen gemakkelijk. Baby slaapt rustig en 's morgens is de ergste kou meestal voorbij Verlaagde Prijs 90 ets. Volgens de tot dusverre bij de directie van de K. N. S. M. ingekomen berichten, zijn in Engeland aan wal gebracht: De heer S. Adam, mej. I. BaUer, van het ge zin Besson is de vader of een kind gered, de heer E. M. Chanery, mej. F. Cohen, mej. M. R. Dennis, mej. G. S. dos Santos, mevr. Freu- denthal en kind, mej. B. M. Gentilomo, de 'heer H. P. S. Gilette m. d., mevr. Goeritz, mevr. J. B. Gorsira, mevr. Gottselig, de heer R. G. Gourlay en mevr. Gourlay, de heer P. L. de Haseth, de heer N. Hazelhoff, de heer C. J. Keith, mevr. Lepelaars, de heer F. Levi, de heer K. Lewy, mevr. I. Lewy en de jongeheer E. Lewy, mevr. E. R. Marriott, mevr. Martin en kind, mej. M. A. Massiah, mej. M. Oroso- vitz, dr. P. Roshauw, van het gezin Sandiford zijn mevr. Sandiford en dochter gered, of de heer Sandiford tot de geredden behoort is nog dubieus, voorts de heer R. Schimon, de heer V. G. Spier, mevr. Steinhardt, mej. L. M. Stein- hardt, mej. R. Strong, de heer S. L. F. vaz Dias, de heer St. Y. de Verteuil, dr. J. H. Wes- termann, mevr. Westermann en kind, mevr. Wright—Nooth, mej. D. A. Wright—Nooth, de heer B. Zomber, de heer G. L. F. Zomber er mej. E. M. Zomber. De heer M. Aron, mevr. Aron en mej. B. De geruchten omtrent een gemeenschappelijk optreden of althans van een gelijktijdig kénbaar maken van de interesse, die Italië en Spanje hebben voor de onschendbaarheid van de Lage Landen, leggen in elk geval den nadruk op de langzaamaan steeds nauwer wordende samen werking, die tusschen de twee Latijnsche schier eilanden is ontstaan. De nieuwe phase van deze politieke vriend schap is ingegaan op het moment, toen Vor. Ribbentrop voor het eerst de hand drukte var. Molotof. Vol verbazing hebben de Italianen en nog meer de Spanjaarden de photo's aan schouwd, waarop de bezegeling van het bond genootschap tusschen hakenkruis en sovjets te: was vereeuwigd. Want hoe soepel de politiek van de Zuid- Europeesche dictatoren ook wezen mag, een dergelijken reuzenzwaai kon hun diplomatieke athletiek toch niet meer volgen. Italië was nog het minst geschokt. Even leek het, alsof de fascistische pers de acrobatische toeren van haar nationaal-socialistische collega's ging nadoen, door Stalin een fascistische in borst toe te dichten, maar al spoedig kreeg het nuchtere Latijnsche ontledende verstand de overhand. Toch is de anti-communistische po litiek van Italië en Spanje niet dezelfde. Voor Spanje zijn de wonden, die de communistische terreur in het land geslagen heeft, nog te versch en te diep om vergeten te zijn. Dit land is nog „pur-sang" anti-komintern. Het Italiaansche fascisme heeft zijn vurig patriottisme eveneens doen geboren worden uit den strijd tegen het communisme, maar dit is reeds historie. Jaren van opbouw, zonder eenig binnenlandsch com munistisch gevaar, zijn er over heen gegaar, Mussolini is zelfs de eerste geweest, die een grootsch opgezet handelsverdrag met Moskou heeft gesloten en daardoor de Sovjet-Unie de kans heeft gegeven, om voor de Europeesche landen „salonfëhig" te worden. Zoo gaat ook thans Rome's tegenstand tegen Moskou's politiek voornamelijk uit van overwe gingen van eigen belang. Mussolini betwist Statin den invloed op den Balkan. Eenige dagen geleden heeft Radio-Roma zelfs in het Rus sisch op feilen toon kond gedaan van de Ita liaansche bezwaren tegen een opdringen van Moskou in den Balkan. „Italië zal weerstand bieden aan elke poging om het communisme op den Balkan in te voeren, zooals het dat in Spanje heeft gedaan. Mocht toch een dergelijke poging ondernomen worden, dan zou net te ma ken krijgen met een onmiddellijk Italiaansche reactie, die niet minder vastberaden zou zijn, dan Italië's actie in Spanje." Het klinkt als een oorlogsverklaring aan de Komintern, deze sten; uit dên aether. Maar als men even later denzelfden omroeper nog hoort verkondigen, dat de Sovjet- regeering onafscheidelijk verbonden is met de boosaardige communistische internationale, dan begrijpt men, dat deze anti-Russische houding meenens is. Gedurende de geheele verbonden heid van het anti-kominternpact is steeds aan de fictie vastgehouden van de scheiding der communistische Internationale van de com munistische regeering der Sovjet-Unie. Maar thans heeft het fascistische Italië tegenover Rusland eindelijk dezelfde houding aangenomen, als het steeds zich zelf heeft gegeven, ni. de eenheid van politiek stelsel en staat. En het bevindt zich daardoor weer op één lijn met Franco, die in zijn land bloedig genoeg heeft, moeten ondervinden, dat er tusschen Russische en komintern-vliegmachines geen verschil be staat. En de beide Latijnsche zusterlanden staan eensgezind pal, om het communisme van de Middellandsche Zee te weren. Merkwaardig ge noeg vinden zij in Turkije een bondgenoot, dezen verbondene met de geallieerden, die den stop op de Zwarte Zee gesloten heeft gehouden, zooda* het zwarte Russische vergif, als het eventueel tot een treffen mocht komen, niet op oorlogs schepen in de „mare nostrum" kan worden aangevoerd. De nieuwste SpaanschItaliaansche samen werking zou zich geuit hebben in een kenbaar maken aan Duitschland, dat Franco en Mus solini zich ook interesseeren voor de positie van de overige neutrale staten. Indien dit waar mocht zijn nog is alles omtrent dezen poll- tieken stap niet helder, te meer daar datgene wat bekend geworden is op indiscretie berust en dus allerzijds ontkerningen heeft ontlokt dan zou men kunnen ontkennen, dat de afwach tende Italiaansche neutraliteit „met het geweer aan den voet" steeds een kans op uitbreiding van het conflict moet beduiden. Mochten de minstens nog officieel erkende boezemvrienden van Duitschland aan dit lana hun interesse voor het binnen de perken houden van den oorlog' hebben uitgesproken, dan zou het evengoed kunnen zijn, dat zij mede hun krachten inspannen, om met de vorsten der beide Nederlanden een vrede voor Europa te bereiken. Ons wordt medegedeeld, dat aan de spinnerij „Eilermark" is aangeplakt, dat de fabriek 1 De cember zal moeten worden stopgezet wegens gebrek aan grondstoffen. Alle arbeiders zijn ontslagen, waarbij Glaner- brug wel het meest wordt getroffen, daar het grootste contingent van hier komt. Er werken echter ook nog verschillende arbeiders uit Gla- ne, Overdinkel en Losser. Als verzachtende omstandigheid werd echter medegedeeld, dat de directie alle pogingen in het werk stelt, om van de Rijksregeering grond stoffen te krijgen. Aron, de heer M. Bjelke, de heer C. den Boef, en mevr. Den Boef. mej. I. Brandenstein', de heer A. van Dijk. mevr. Van Dijk en twee kin deren, de heer J. E. Forero c.e., de heer A. V. Grace, de heer F. Heymann, mevr. E. M. F. v. Heutsz en kind, mevr. H. C. B. van der Hoek, van de familie G. P. Jansen zijn de heer Jan sen, mevr. Jansen en een kind van drie jaar gered, voorts de eerwaarde zuster W. C. M. Ju- rissen, de heer K. de Jong en mevr. De Jong, de heer J. F. Knevel en mevr. Knevel, de heer J. LI. Kouwenberg, mej. E. Kouwer, de heer L. Kwaak, mevr. Kwaak, mej. A. L. G. Kwaak en mej. H. H. Kwaak, van den heer en me vrouw Landenga en kind is één van de drie gezinsleden gered, de eerwaarde zuster A. C. M. H. Lisóne, de heer J. B. Lockton, mevr. NeelemanVoets en kind, de heer H. J. M. Onzenoort, mej. A. W. J. Onzenoort, de eer waarde zuster C. G. A. Preising, mevr. G. de Ries, mevr. S. de Roos, mevr. H. Slagter, mevr. A. de Sola, de heer J. M. Suurendonk, mej. V. I. w. Telfer, de heer D. H. Tucker en mevr. Tucker, de heer H. I Ucko, mevr. E. S. Un- terberger, de heer J. Velthuyzen, mevr. Velt- huyzen en kind, de heer J. Velleman, de heer S. Velleman, de heer L. Veltman, mevr. Velt- man, mej. M. J. L. Veltman, mej. T. M. J. Veltman en mej. M. E. T. Veltman, de heer I. E. de Verteuil is waarschijnlijk gered, van den heer en mevr. G. E. Wensing en hun vier kinderen zijn alleen tot nu toe een kind van zes en een kind van één jaar gered, voorts de heer J. M. Wessels en mevr. Wessels en de eerwaarde zuster E. W. M. Willemse. G. A. Armstrong, J. L. van den Berg, G. J. Berghuis, beiden te Amsterdam; A. Bikker, Gorkum; W. I. Boningen (11 jaar), Amster dam; mevr. L. Blumenthal, mevr. A. J. Bol Raap, Schiedam; de heer L. M. van Bruggen, Rotterdam; mej. R. C. Bloomes, de heer Wal- lice Busby en mevr. B. Busby, mevr. M. Furest de Claramunt, C. de Cocq, Rotterdam; mevr. Van Castanyer, R. van den Ende, Amsterdam; mevr. P, Degarcia, Brussel; J. de Gelder, Schie dam; de heer J. Goldberg, mevr. G. Goldberg en hun twee kinderen; J. Goldberg en J. Gold berg, resp. 11 en 9 jaar, allen te Amsterdam; mevr. P. Hannach, Brussel; de heer C. v. d. Herik, de heer C. Heykop, beiden te Rotter dam; mevr. A. Hoorn, Workum; mevr. H. J. den Houting. Rotterdam; de heer H. C. Hugh, de heer H. Kamsteeg, Middelburg; dé heer J. Lans, Amsterdam; de heer J. H. J. Leen heer, Dordrecht; de heer A, Leeuwensteijn, Papendrecht; Mai Ping; mej. E. H. M. A. Lieu tenant, Den Haag; A. Reece, de kinderen E. A. en R. L. Matrona, uit Rotterdam, resp. 3 1/2 10 tot 12 jaar oud, C. Ramdeholl, de heer E. C. Mesritz. Schiedam; de heer H. van Rijs- bergen. Princenhage; de heer J. J. Spykers, Rotterdam; H. Treur, Rotterdam; de heer J. Wensvoort, mevr. H. Wensvoort en de kinde ren P. (13 jaar). A. (12 jaar), C. (10 jaar), J. (8 jaar) en W. Wensvoort (1 jaar), allen te Rotterdam; voorts mevr F. Clarke en mej. S. Clarke. Van dé bemanning van de „Simon Bolivar" zijn aan wal gebracht: C. Smit, eerste stuurman, K. W. de Groot, tweede stuurman, K. W. Praamsma, derde stuur man, C. Kooistra, vierde stuurman, R. P. de Haan en C. Bimmel, beiden leerlingstuurman, F. Kann, eerste machinist, G. J. Jacobs, tweede machinist, D. Emanuel en H. J. de Hamer, bei den derde machinist, de assistent-machinisten A. Settên van dé Meer, R. Hanrath en j. s. Muller, voorts de leerling-machinist W. A. Hai- üe, electricien G. J. Blekking, de geneesheer Ebes, de marconisten J. H. Lindeman en A. F. Jolir.ers, de klerk J. H. Hakvoort, de matroos P Gielbert, de timmerman Th. van Llerop, dé tweede timmerman F. A. de Valk, de matrozen J. Bal, A. de Jong, c. de Jong, w. E. A. Veen, E. Groen. E. Keus en H. Westerduin, A. Pronk, matroos o.g. en A. Zwart, matroos o.g„ de lam penist L J. den Duik, de jongens H. Schoo en B Waardenburg, S. B. Piek, olieman, P. Web?- ling, olieman en H. P. Wiels, olieman, de stokers G. H- Anches en A. J. Mecidi en de jongen C. G. Jonker. Voorts zijn tot nu toe van het civiele perso neel de volgende namen van geredden bekend: De aspirant-purser A. P. Meyer Cluwen, de barman W. A. Adler, de hutbediende J. A. Algra. de fotograaf P. L. Bessem, ae hutbediende P. M. Borg, de kapelmeester' J. J. W. Batenburg, de slager P. c. Beentjes, de bedienden M. Bol- hoven, H. j. Bousema en A. van Ede, de hut bediende J. L. Bolterscjorf, de bellboy C. P. van Eunen, de salonbediende A. L. P. Geene, de hofmeester S. E. de Goyer, de hutbediende P. van Haasteren, de bediende W. J. Hart, de salonbediende P. A. den Hartog, de bediende C van Hees, de koks H. R. Helweg en J. Herwaar den, de bedienden A. van Hilst en H. R. A. v. d. Hoek. de salonbediende O. Hofmann, de hof meester J. Hulskemper, de salonbediende A Imhof, de hutbediende K. k. Jansma, de be diende H. J. Kasper, de twee broers Kervezee, salonbedienaen, de tweede-linnenjuffrouw M. M. Kleef, de hutbediende J. Kouseband, de sa lonbediende E. M. Lenting. de wasscher W. F. Monné, de assistent-magazijnmeester M. Nuberg, de hutbediende A. Pasman, de tweede kok G J. Peitsman, de bediende J. J. van Pelt, de chef- hofmeester E. J. Preiss, de pantryman A. J. G. Reimermk, de chefkok F. Scheelmgs, cte be diende M. A. de Ruyter, de hutbediende A. P. Schilt, de bediende A. Schutte, de pantryman M. Sebregts, de patissier Th. W. Smals, de be diende J. m. Snabel, de salonbedienae H. J. Soet, de bediende B. Stork, de koks F. B. c!e Swart en A. B. Torgler, de barman tweede klasse P. W. Verloop, de salonbediende J. P. M. Vil- ters, de koksmaat W. Vis, de dekbedlende L. W. Vischer, de bediende H. Visser, de pantryman tweede klasse J. Vlaanderen Olaenzeel, de koks maat N. de Vrij, de muzikant S. F. A. Wielaert, dé salonbediende C. G. van Woerekom, de rook- kamerbediende J. H. Wristers, de barbier F. P. Zwep, de bakker A. van Westen, de magazijn meester p. c. Stolk en de salonbediende O Kilcher. Nu er bij het tragisch ongeval met het s.s. ..Simon Bolivar" weer sprake is van paravanes, of juister van de jammerlijke afwezièhêid van paravanes, willen wij er eens een klein technisch artikeltje aan wijden, opdat onze lezers, als deze nuttige voorwerpen genoemd worden, zul len weten wat een paravane is en hoe deze werkt. Een paravane is eigenlijk gezegd het ei van Columbus. Want de zekerheid, die met deze apparaten gemakkelijk en practisch wordt ver kregen, is van dien aard, dat als deze dingen in 1915 bekend waren geweest, de wereldoorlog anders zou zijn verloopen. Met paravanes uit gerust zouden de Britsch-Fransche vloten in staat zijn geweest, om ondanks de dichtge- zaaide mijnenvelden de Dardanellen binnen te varen en de zeeëngte te forceeren. Inderdaad, het kan gezégd worden, een góed en goed gemonteerd stel paravanes geeft in ideale omstandigheden vrijwel de honderd pro cent zekerheid, dat schepen niet meer op mij nen zullen loopen. En als men dan vraagt hoe zoo'n paravane werkt, kunnen we het beste wijzen naar figuur 1. Daar onderscheidt men een torpedovormig zinklichaam, voorzien van twee gestroomlijnde vleugels en een klein opstaand stuurvlakje. Aan de bovenzijde bevinden zich twee oogen, waarin een door de stippellijnen afgebeelde „kettingspruit" is vastgehaakt. Het geheel wordt door een aan het splitsingspunt van de spruit verbonden staaldraad voortgetrokken. Men begrijpt den gang van zaken: de staal draad trekt, de paravane zweeft in voorover gebogen stand door het water en nu gelieve men ons te gelooven, maar hierbij is de ver houding der beide spruiteinden van het hoogste belang. Die bepalen den duikstand en daaraan is de diepte waarop de paravane zweeft even redig. Bij iederen bepaalden duikstand is de duik- diepte gelijk aan„zooveel" maal de lengte van den staaldraad. De juiste waarde "an dat „zooveel" wordt proefondervindelijk bepaald en dit „zooveel" is altijd slechts een breukgetal. De lengte van den uitgevierden draad is veel groo- ter dan de diepte. Zoo'n paravane moet echter niet alleen dui ken, doeh ook, zooals hét zeevaartkundige woord heet, „uitscheren". De paravanes moeten zich van het schip verspreiden en dat bereikt, men door een ontzaglijk flauw trucje: met zet de oogen, waaraan de spruit trekt, ietwat uit het middenvlak. De staart wordt zoodoende ietwat raar binnen getrokken, de stroom van het water krijgt vat op de vleugels en de paravane scheert naar buiten. Op deze wijze krijgt men vanaf het voorschip twee betrekkelijk stijf gespannen, onder water wegloopende staaldraden. De staaldraden 'oc-tsen tegen' de ankerdraden van de verankerde mijnen en de draden slieren 'met 'n vaart langs elkar. Ten slotte schuift de ankerdraad der mijn naar het einde van de paravanedraad, waar de bnker- draad in 'n vlijmscherp geslepen mes loopt. Dat mes is verbonden aan paravanedraad en voor spruit, zoodat het altijd in den goeden stand staat en ten overvloede heeft 't nog een vorm, dat de binnenschuivende draad niet meer ont snapt. Op het laatste oogenblik staat natuurlijk alles snaarstijf tegen elkaar en danknep. De ankerdraad der mijn wordt half afgescheurd, half afgesneden en de mijn drijft., op veiligen afstand van het schip, zoetekens naar de opper vlakte. Kapitein en stuurman van de wacht grie zelen en wisselen een blik van verstandhouding. Men moet echter rekening houden met het feit, dat de mijn op gemiddeld een meter of drie onder water zweeft. Als men dus de para vanes aan den voorsteven en natuurlijk zoo laag mogelijk bevestigt, komt er eerst een stukje draad, waar de mijnen oolijk onderdoor auiken. Daartegen is slechts één middel: de paravane nog vroolijker dan den steven aan te brengen en dat is uitsluitend uitvoerbaar door een „para- vanespier", zooals wij die in de tweede teekening afbeelden. Zoo'n spier is een stevige houten of holle stalen paal of boom,, dien men aan het begin punt een „voetstuk" heeft gegeven, dat precies c-m het voorschip past. Een flinke staaldraad zorgt dat dit voetstuk niet wegzakt, nog een "RiCiVÜ draad zorgt dat de punt niet wegdompt en twee draden naar weerszijden nemen de eventueele zijdelingsche afdwalingen voor hun rekening. Tegen opwippen behoeft de paravane niet te worden beschermd. Daar zorgt de constante trekkrcht der paravanes wel voor. Op deze wijze bevindt de paravanedraad zich reeds ter hoogte van den voorsteven op de ge- wenschte diepte, doch dan blijft nog steeds een heel klein poortje recht vooruit, waar de mijnen alsnog onder kunnen doorduiken. Om dao weg te wérken zou men de spier enkele meters onder ae waterlijn moeten bevestigen, doch dat is prac tisch onmogelijk. Bij een spiegelglad zeecje zou het lukken daarom zou het in de Dardanellen gelukt zijn doch bij eenigszins stampend schip was er geen huis mee te houden. Het is trouwens in zeevaartkundige krin gen welbekend, dat de veiligheid der para vanes niet gratis wordt geleverd. Ten eerste kosten ze vrij duur wat overigens de za ken van de maatschappij zijn en ten tweede moeten ze permanent in de gaten worden gehouden. Men moet zich voorstellen hoe dat op een zee reis van een paar dagen toegaat: dat spul daar voor ramt en rost en rammelt en krijgt klappen van de zee, die niet leuk meer zijn. Het gevolg is, dat de staaldraden, waaraan de spier hangt, permanent weer stijf gezet moeten worden, waar stoomwinchen, handspaken, koevoeten, ketting stoppers en manilla dwingers bij te pas komen. Dat is vooral als het 's nachts moet gebeuren en het heele dekvolk uit de kooien moet wor den getrommeld een stoer stukje werk! En men kan zich voorstellen hoe dat gaat: kankerend en alle oorlogsaanstichters verwenschend, dat zij en hun kinderen en kindskinderen tot in 't der de geslacht eigenlijk geen gezond uur meer kun nen beleven, maar ondertusschen aanpakkend, zooais alleen Nederlandsche zeelui dat kunnen. Tenslotte mag nog opgemerkt, dat er permanent een mannetje bij de paravane moet staan. Het afrukken van een mijn is vaak aanleiding dat het spul scheef gaat zitten, of de desbetreffende paravane onklaar raakt en met groot gekletter der vleugels op de golven, aan de oppervlakte komt drijven. En wat dan uiteindelijk het rendement der paravanes betreft: met zekerheid is het niet vastgesteld. Ze zijn te laat in den vorigen oorlog uitgevonden om een betrouwbare statistiek te kweeken. Men berekent dat door te zeggen: zooveel schepen met paravanes zooveel dagen in het mijngebied gaf zooveel slachtoffers; zooveel schepen zonder paravanes zooveel dagen in het mijngebied maakt zooveel slachtoffers, ergo hadden de schepen met paravanes naar verhou ding zooveel minder ongelukken. Op deze wijze kwam men tot de conclusie dat de paravanes van 70 tot 90 procent be scherming bieden tegen het mijngevaar, waarbij die 90 procent bestemd is voor de schepen met de paravanespieren. Hierbij moet echter worden overwogen, dat het voor al de grootere schepen met de bekwamere officieren waren, die met paravanes werden uitgerust. Er zit dus waarschijnlijk een gun stige factor in, omdat deze lieden beter be stek hielden en hun schepen beter buiten de aangegeven mijnenvelden wisten te houden. Aan boord van het s.s. Simon Bolivar bevond zich een aanzienlijke hoeveelheid briefpost, n.L alle poststukken voor Suriname, welke 16 No vember ter post Werden bezorgd, alle poststuk ken voor de andere Nederlandsche gebiedsdee- len in de West, welke van 11 t/m. 16 November ter post werden bezorgd, alle poststukken voor Barbados en Trinidad, welke 16 November ter post werden bezorgd en alle poststukken voor Venezuela, welke van 30 October t/m. 16 No vember ter post werden bezorgd. In totaal wa ren er voor Nederlandsch West-Indië 4 zakken briefpost en bijna 50 zakken drukwerk, voor Trinidad 1 zak brieven en 10 zakken drukwerk, voor Barbados 2 zakken brieven en 3 zakken drukwerk en voor Venezuela 1 zak brieven en 14 zakken drukwerk aan boord. Aangenomen moet worden, dat deze post ge heel verloren is gegaan. PRIJZEN VANAF F. 10.— NAAR HET ENGELSCH 15 Daar Mrs. Leslie zich bijna nooit buiten ver toonde en na de komst van kolenel Egremont op Heron's Hast zich nog meer scheen af te zonderen.'was het bijna uitgesloten dat een toe vallige ontmoeting Vera en den kolonel bij el kaar zou kunnen brengen. Clarice wilde ook niet een „toevallige" ontmoeting tusschen die twee bewerkstelligen. Gladys was en bleef een groot Bewonderaar ster van Mrs. Leslie en ze liep dikwijls op Tarn- side aan. wat de bewoonster zeer aangenaam scheen te zijn. Het jonge meisje was zeer in den smaak ge vallen sinds zij in de society was opgenomen, maar dit had haar het hoofd niet op hol ge bracht. Ze prefereerde het gezelschap van Jack en Kenrick boven dat van de jongelui, die haar zoo vurig het hof maakten. De reputatie van Mrs. Leslie was er niet op vooruitgegaan. De voortdurende geheimzinnig heid over het al dan niet bestaan van een Mr. Leslie yerhoogde het wantrouwen en eindelijk werd de bewoonster van Tarnside dan ook ge heel alleen gelaten, behalve door enkele bewo ners van Straffem Court, die haar af en toe op zochten. Sir Harry bleef haar steeds verdedigen, of schoon hij moest toegeven, dat zij wat excen triek was. Lady Straffem zei zoo weinig moge lijk, maar verbood daarom niet, dat Gladys er heen ging. Dora en Julia bleven volhouden, dat er iets „niet in den haak" was met Mrs. Leslie terwijl Jack betuigde, dat ze bijzonder mooi was en dat, als de geheimzinnige echtgenoot niet spoedig opdaagde, hij wel veel lust had, zich aan te melden als pretendent. Een rijke we duwe was juist iets voor hem; Gladys moest vooral maar eens een goed woordje voor hem doen. Het jonge meisje zou in de gelegenheid ko men, haar oudere vriendin wat meer van nabij waar te nemen. Op een van haar bezoeken liep ze misschien wat te haastig de enkele treden af, die naar dén tuin leidden; ze viel en ver stuikte den enkel. De dokter, die onmiddellijk geroepen werd, verklaarde, dat de patiënte veel gauwer beter zou zijn, als ze niet dadelijk ver voerd hoefde tg worden, maar rust kon hou den. Mrs. Leslie was bijzonder lief voor haar. Ze richtte haar keurig boudoir op de benedenver dieping in tot slaapkamer voor haar logéetje. Het boudoir kwam uit op den salon, zoodat de rustbank overdag daar binnen geschoven kon worden. Vera nam zelf geheel de verpleegsters diensten waar en wel met zóó veel zorg en toe- wijding, dat het patiëntje geen betere zuster had kunnen verlangen; toch had haar familie op the Court gewild, dat een van de bedienden Gladys op Tarnside zou komen oppassen. Mrs. Leslie had dit echter verworpen en gezegd, dat ze wat blij was, om dien plicht te kunnen ver vullen en indien iemand van the Court het pa tiëntje wilde komen opzoeken, zou hij ten allen tijde van harte welkom zijn. Het jonge meisje bleef een week op Tarnside. Lady Leigh kwam haar iederen ochtend opzoe ken en de andere leden van het huisgezin op ongeregelde tijden. Op een avond, even na de schemering, toen Clarice in haar zitkamer bij een groot houtvuur uitrustte, ging de deur open en trad Kenrick Castleton binnen, die heel hartelijk door haar ontvangen werd. „Ik kom zoo juist van Tarnside," zei hij, ter wijl hij aan den anderen kant van den haard plaats nam. „Ja? Gladys gaat goed vooruit, hè? Ze was vanmorgen heel opgewekt." „O, ja, ze maakt 't best! Ze denkt, dat ze morgen wel verlof zal krijgen, om naar huis te komen." „Ze leek mij niet zoo'n haast te hebben, toen ik haar vanmorgen heb opgezocht." „Neen, ze geeft zelf toe, dat haar gevoelens variëeren. Overdag vindt ze het daar heel pret tig, maar tegen dat de avond valt, begint ze 't een beetje „griezelig" te vinden. En dat ver wondert mij niets." Lady Leigh keek hem scherp aan en hij be antwoordde dien blik op dezelfde wijze. „Clatice," zei hü, hjj noemde haar maar zelden bij haar voornaam, maar als hij dit deed, was het een bewijs, dat hij geheel vervuld was van een gedachte, „vindt je ook niet, dat er iets geheimzinnigs is aan de bewoonster van Tarnside? Wij weten, dat Mrs. Leslie de een of andere geschiedenis heeft; maar vind je haar nu de juiste verpleegster voor Gladys?" Lady Leigh was altijd zoo bleek, dat het Ken rick niet opviel, dat zij er op het oogenblik nog witter uitzag. Ineens had zij zich met schrik afgevraagd, hoe het toch mogelijk was dat zij na de mededeeling van kolonel Egremont er nooit aan had gedacht, dat Vera Leslie op som mige oogenblikken wel eens gevaarlijk zou kun nen zijn. Ze had haar dikwijls opgezocht en was haar gaan lief hebben en vertrouwen, op een manier, waartoe zij zich niet meer in staat had geacht. „Waarom vraag je dat, Kenrick? Is er iets gebeurd?" „Ik zal je eens precies vertellen wat ik ge hoord heb en dan ben ik benieuwd, welke waar de je er aan hecht. Mogelijk zie ik 't ook te zwaar in; in ieder geval zou ik graag je opvat ting eens weten. Ik ben vanmiddag bij Egre mont geweest en we maakten samen een wan deling, die ons dicht bij de Tam bracht; daar scheidden wij. Ik wilde dwars over de heide naar Tarnside om even bij Gladys aan te loo pen, eer ik naar huis ging. Het werd al don ker, toen ik de deur naderde en ik liep wat in de schaduw. Vóór mij uit zag ik Mrs. Leslie en de oude Barbara. Ik was juist van plan, Mrs. Leslie achterop te loopen en haar aan te spre ken. toen ze ineens stil stond, zich ball naar ge rivier omwendde en op wanhopigen toon zei: „Soms krijg ik een gevoel, Barbara, of ik het hier niet langer kan uithouden. Waarom ben ik toch geboren?Waarom moet ik toch zoo'n vreeselijk bestaan leiden?Waarom zou het nu een zonde zijn, als ik mij in het water wierp?.... Mag ik met mijn eigen leven niet doen, wat ik wil?" Ik weet niet, of ze nog meer zei, want ik sloop stil weg en bereik te het huis langs een anderen kant; maar die vreemde wóórden bleven naklinken in mijn ooren. Gladys was heel blij, dat zij bezoek kreeg. Ze zei, dat Mrs. Leslie naar arme menschen was gegaan, voor wie zij heel goed was, en ver der schamade ze er zich voor, om te erkennen, dat ze het nu niet zoo heel prettig vond, om in het donker in dat huis alleen gelaten te wor den. „Want," voegde ze er lachend aan toe, „ik geloof toch ook, dat het „spookt" op Tarn side; overdag vind ik dat zoo erg niet, maar 's avonds, weet je, dan vind ik 't wat griezelig! Want ik kan immers niet wegloopen? En sofns krijg ik ineens zoo'n vreeselijken angst, of schoon ik het Vera niet heb willen zeggen." Ik vroeg haar, hoe het kwam, dat ze zoo angstig was en ze vertelde, dat ze wel eens in het holst van den nacht voetstappen hoorde en gerulsch van kleeren en soms ook vernam ze van een afstand een lieflijk zingende stem. Ze wist zelf niet, of het eigenlijk niet meer verbeelding is, maar het maakt haar zenuwachtig, tegen dat de avond valt en nu vraag ik mij al af, of het wel raadzaam is, dat zij daar langer blijft. Terwijl we aan het praten waren, ging de deur open en keek Mrs. Leslie even binnen. Gladys riep: „Vera!" en de gastvrouw trad een schrede naderbij en glimlachte; maar toen verscheen er ineens een uitdrukking van vreeselijken angst in haar oogen; ze keerde ijlings terug en we hoorden haar haastig de trap afloopen. Gladys keek ontsteld en zei: „Ik begrijp niet, waarom Vera af en toe zoo vreemd kan doen." Ik vroeg haar, of dit dan soms meer had plaats gehad en zij antwoordde, dat den eersten nacht, dat zij daar geslapen had, Mrs. Leslie was binnengekomen, naar haar had gekeken, zich over haar heengebogen had en toen weer, zonder een woord te spreken, teruggegaan was, ofschoon Gladys misschien op slaperigen toon haar wat had gevraagd. Ze dacht toen, dat Mrs. Leslie daarvan geen notitie had genomen, om haar niet te storen, maar toen Gladys haar den volgenden ochtend een vraag stelde betreffende dat nachtelijk be zoek, werd Vera zenuwachtig, maar bleef het antwoord schuldig. Dienzelfden dag nog werd er een grendel op de deur gemaakt, dien Gladys vanuit haar bed er voor of er af kon schuiven en de gastvrouw vroeg, of ze 's nachts toch vooral deze sluiting wilde gebruiken, wat zij dan ook gedaan heeft." (Wordt vervoigtW

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 2