Jean Racine herdenking
Geestelycke
Wyngaert
ETËRIMA
DE „VRIJE" ZEE
i-
T GROOT GEZIN
Statisch element in de
Fransche dichtkunst
ZONDAG 26 NOVEMBER 1939
VAN WEEK TOT WEEK
he
ï'ai ïs.
Het nieuwe belasting-
ontwerp
1'Esprit francais
Rede prof. dr. K. R. Gallas
Rede dr. A. v. Duinkerken
NAAR DE NIEUWE GEMEEN
SCHAP
DREIGEND CONFLICT TE OSS
KWALITEITS-HORLOGES
EEN ETERNA UURWERK IS
'T MEEST SECURE WERK
Sinterklaas en P.T.T.
Verpak St. Nicolaaspakketten goed
en bied ze vroegtijdig aan
Militairen half geld
DE WEG DEN HAAG-
UTRECHT
OMGEKOMEN VLIEGER
GEVONDEN
En alle volkeren der aarde
zullen weeklagen en zij zul
len den Menschenzoon zien
komen op de wolken des
hemels mei grooie krachi en
heerlijkheid.
Evangelie
St. Willibrord-
herdenking
Prof. dr. Titus Brandsma O.Carm.
spreekt over den Apostel
van Friesland
UIT DE STAATSCOURANT
Rechterlijke macht
Gevangeniswezen
Voogdijraad
P. T. T.
Ue deeltjes, die in de Schijnwerpers-reeks
van de uitgeverij „Het Spectrum'' verschijnen,
'°open naar den inhoud even ver uiteen als de
v«rschillende lezingen van een programma dei
Volksuniversiteit. Het zijn kleine handige boek
les over van alles en nog wat, steeds populair
"flhandeld. Vroeger zou de inhoud van zulk een
boekje niet afzonderlijk zijn uitgegeven, maar
bij verscheen als geïllustreerde bijdrage in een
°f ander „stuiversmagazijn", dat men 's avonds
b'j den haard gezellig las, of aan elkander voor-
las- De levenswijze is veel sneller geworden, en
bot ouderwetsche tijdschrift met volkslectuur-
Van-de-betere-soort is vervangen door de ge
bundelde fotopagina's van het geïllustreerde
Weekblad, terwijl men boekjes maakt, zoodra
"ion zestig of zelfs minder bladzijden op schrift
beeft gebracht. Potgieter schreef indertijd over
Crabbe een tijdschrift-artikel van bijna driehon
derd bladzijden, en hij gaf het nooit uit als
boek. Vandaag is er geen enkel tijdschrift meer,
flat driehonderd bladzijden beschikbaar stelt
v°or de behandeling van één enkel onderwerp,
^eifs de „vervolgroman" is een zeldzaamheid
Geworden. In de jongere periodieken treft men
bern niet aan.
Zoo kwamen de kleine boekjes in leven, die
bet midden houden tusschen het voorlichtend
handboek en het subjectieve vlugschrift. Ze
bevatten een kort tractaat over een onderwerp,
flat verondersteld wordt, de belangstelling van
6en ruim publiek te genieten: iets uit de na
tuurkunde, de sterrenkunde, de geschiedenis, de
theologie of de wijsbegeerte wordt er vluchtig
'h medegedeeld door een vakman, die een beetje
bopulair kan schrijven en die zijn lezers zoo
Geinig mogelijk lastig valt met het keukengerei
btjner wetenschap om hen alleen maar van de
^hoteltjes te laten proeven.
Ze worden gewoonlijk mooi opgediend, deze
^hoteltjes, maar ze zijn niet altijd solied en
maag wordt er meer door geprikkeld dan
ttevoed. Een blaadje sla, een schijfje tomaat,
^t gehakte aardappelen daaromheen, en fïët
Wèce-de-résistance, dat overblijft, is dikwijls
blaar een matig balletje gehakt, waarnaar wij
Afzocht worden, den smaak van kalfsvleesch
beoordeelen.
Of het een voordeel is, dat in de uitgeverij
b't haastige Cafetaria-systeem, klaarblijkelijk
biet hetzelfde succes als in het restaurant-
H'czen, doordrong, willen wij niet blindelings
bitmaken, maar een beetje meer degelijkheid,
öah vaak bij de bereiding van geestelijk volks-
v°€dsel aan den dag wordt gelegd, zou zeker
biet schaden. Wij voelen wel iets voor de ver-
bhderstelling van Herman de Man, dat het.
katholieke publiek zoo gauw tevreden is, omdat
b'in oplevende cultuur betrekkelijk nog zoo
Geinig „belegen" is. Wanneer een boek maai
biet te veel geld kost, en het ziet er toch net
jes uit, zoodat men zich niet behoeft te schamen,
a's men het cadeau geeft, dan meent men al
heel wat gewonnen te hebbeh, ja, dan laat men
bilh bezwaar al spoedig vallen, wordt buitenge
woon vergevensgezind en oncritisch. Het kost
biet veel moeite meer, de menschen, die in deze
hemming zijn, enthousiast te maken. En de
iuchtige Cafetaria-kost gaat erin, want hij is
biet duur, hij ziet er aantrekkelijk uit, hij wordt
b°k door duizenden anderen verteerd, hij is
bïodern, voor de massa, en hij lijkt toch een
^etje op hetgeen geboden wordt in echte
ifistaurants.
Men mag niet verwachten, dat boekjes, die
b'genlijk maar tijdschrift-artikelen van popu-
'b'ren aard zijn, ernstig en critisch beoordeeld
bbilen worden. Daarom vinden ze gewoonlijk
e<itl mild onthaal bij de pers. Hun bedoeling >s
®°ed, hun voorkomen aardig, hun onderwerp
biet slecht gekozen, hun stijl verstaanbaar,
*bt alles geldt voor de meeste schijnwerpers
Vah de uitgeverij „Het Spectrum", een reeks,
Wier verschijnen wij geenszins als een uitkomst,
bis een impasse, noch als de eindelijke redding
b®r Roomsche cultuur kunnen beschouwen, maar
flie
wij in haar geheel gerust kunnen aanbevelen
bis aardige, oppervlakkige ontwikkelingslectuur
v°°r het Roomsche gezin.
Uitzondering willen wij echter maken voor
*eh enkel deeltje, dat dezer dagen verscheen en
bat getiteld is „Vrugten uyt den geestelycken
Wyngaert", verzameld door Henri Bouchette.
kit is werkelijk een heel bijzonder boekje. Het
b®vat naamiooze kerkboekteksten, meest op rijm,
bit den tijd van de Contra-Reformatie, en al
vri'zwijgt de samensteller, aan Welke boeken
deze gedichten ontleende, al schijnt hij het
6cbande te achten, de in dit verband zeer noe
menswaardige namen van mannen als Bene-
bictus van Haeften, Lodewijk Makeblijde, Phi-
i'bpus Rovenius en Wilhelmus Nakatenus te
boemen, al wordt de herkomst der mooie (maar
biet alle mooi afgedrukte) plaatjes aangeduid
b de weinig omvattende mededeeling, dat ze
merendeels ontleend zijn aan 17e eeuwsche
Maatwerken en boeken, die welwillend ter be
schikking werden gesteld door het Bisschoppe-
lik Museum te Haarlem, terwijl er op dit ge-
'ed ook in andere verzamelingen heel wat te
"hielen ware, al is dus in het algemeen de schijn
ah wetenschappelijkheid verdrongen door een
b°Puiaire nonchalance ten opzichte van het
^rieden, die alleen maar een slecht voorbeeld
ah worden genoemd: gaarne bevelen wij dit
Wri'kje in aller aandacht aan.
Uet is jammer, naar onzen smaak, dat de
mihensteller zich verleiden liet tot aanpassing
'J de „goedkoopheid" van de serie, tVaarin zijn
Cl'kje uitkwam, doch ook onder deze voor
aarden, allerminst de gunstigste, die zich voor
U1k een uitgave laten verbeelden, is dit kleine
erkje welkom. Het is een bloemlezing uit ker-
Mijke gezangen en gebeden, die de vroomheid
"bzer vaderen aanwakkerden en onderhielden,
ki een kort voorwoord zegt de samensteller:
2e boekjes kunnen ons slechts tot nederig-
ld dwingen" en zoo is het inderdaad. Hij legt
had ruk op, dat in de zeventiende eeuw de
J'lr)°vigen het liturgische medeleven met het
en den eeredienst der Kerk hebben ge-
.ebd; hij wijst er op, dat zij in sommige op-
chten (b.v. bij dood en begrafenis) stijlvoller
W'oonten volgden dan tegenwoordig veelal het
De teksten, welke hij verzamelde, zijn voor
een deel uitlatingen of fragmenten daaruit
van kerkelijke hymnen. Wij halen ter kennis
making een strofe aan uit een Lofzang uit
Driekoningendag, vertaald naar het lied: „Hostis
Herodes impie".
De wijzen zijn op reis gegaan,
Zij reisden op een sterre aan,
Die hen was voorgetreden:
Zij hebben Jesum opgezocht,
Zij hebben giften meegcbrocht
En hem als God aanbeden.
In zulk eenvoudig en welluidend Nederlandsch
zijn deze ten onrechte vergeten gezangen ge
schreven. Het is te hopen, dat zij een compo
nist inspireeren, die ze toonzet voor kerkge
bruik. Want vooral op die wijze kunnen deze
oude w'oorden door het huidige geslacht op
nieuw worden levend gemaakt, gelijk ze ver
dienen.
A. v. D.
Aan de memorie van antwoord op het voor-
loopig verslag der Eerste Kamer over het ont
werp van wet, houdende tijdelijke voorzieningen
tot versterking van de middelen tot dekking van
de uitgaven des Rijks, ontleenen wij het vol
gende;
Met de bedoeling van het ontwerp, op korten
termijn een tijdelijken maatregel te treffen ter
gedeeltelijke voorziening in het voor 1940 ge
raamde begrootingstekort, zou niet te veree
nigen geweest zijn daaraan te verbinden
voorstellen tot voorziening in dsn financieeler.
nood der gemeenten, welke een langdurige
voorbereiding vereischen.
Kaar aanleiding van de bezwaren die som
mige leden vooralsnog hebben tegen het finan-
cieele kader, waarin het onderwerpelijke wets
voorstel is geplaatst, merkt de minister op, dal
het ontwerp inderdaad niet anders beoogt dan,
te zamen met de in uitzicht gestelde vervanging
van de dividend- en tantièmebelasting door een
winstbelasting, de middelen te verschaffen tot
dekking van het voor 1940 geraamde begroo
tingstekort. Gegeven de urgentie van deze voor
ziening, was het den minister onmogelijk, daar
aan te verbinden het nemen van maatregelen
tot dekking van de buitengewone uitgaven. Dat
van de opbrengst van een oorlogswinstbelasting
ten deze in de gegeven omstandigheden niet te
veel mag worden verwacht, is ook de meening
van den minister.
VOOR IEDERE HAND
EN IEDERE BEURS
Gistermiddag vond in de aula der Ge
meente-Universiteit te Amsterdam een her
denking plaats van den Franschen dichter
Jean Racine, die 300 jaar geleden geboren
werd.
De aula was bij deze gelegenheid tot den nok
gevuld met leden der vereenigingen, die het ini
tiatief tot deze herdenking genomen hadden, en
belangstellenden.
Om ongeveer kwart voor drie betraden de
hoogleeraren de zaal. Onder hen merkten wij op
prof. dr. J. C. Tielrooy, prof. dr. Valkhoff, prof.
dr. K. R. Gallas en prof. E. Guilhou.
Namens de „Alliance Frangai.se", het genoot
schap „Nederland-Frankrijk" en de drie kunste
naarsverenigingen „Het Nederlandsch P.E.N.-
centrum", de „Noord-Nederlandsche Vereeniging
van Letterkundigen" en het „Nederlandsch Too-
neelverbond" hield prof. dr. J. B. Tielrooy een
korte inleidende rede.
Spr. heette in de eerste plaats alle aanwezigen
hartelijk welkom in naam der bovengenoemde
vereenigingen en schetste daarna in het kort de
bedoeling der plechtigheid.
Op 22 December, aldus spr., zal het 300 jaar
geleden zijn, dat de groote Fransche dichter Jean
Racine gedoopt werd. Zijn geboortedatum staat
niet vast. Men neemt echter gewoonlijk aan, dat
Racine op 21 September 1639 geboren werd.
Het bestuur van het genootschap „Nederland-
Frankrijk" heeft overwogen, dat Nederland Jean
Racine niet altijd recht heeft gedaan, aldus spr.
Bij alle aandacht, die Nederland in den loop dei-
eeuwen voor Jean Racine heeft overgehad, is de
belangstelling toch niet altijd gestadig gebleven.
Moge deze herdenking een aanleiding zijn, om
onze kennis van den grooten dichter te verdie
pen.
Wij eeren in Racine den mensch, maar vooral
den dichter, zoo vervolgde spr. Jean Racine is
een man van de wereld geweest, een „homête
homme" en een man van een veelzijdige en har
monische ontwikkeling, maar bovenal is hij een
groot schrijver geweest, die begrepen heeft, wat
de kunst van het tooneel voor zijn tijd betee-
kende.
Hij heeft de nooden en vreugden gekend van
den kunstenaar; het genot der inspiratie en de
inspanning van de vormgeving. Racine leefde
geheel met het tooneel van zijn tijd mee, hij be
reidde zijn stukken voor met practische kennis
van de moeilijkheden van het tooneel; met ac
teurs en actrices had hij omgang en met de
meeste actrices van zijn tijd heeft Racine een
liefdesverhouding gehad.
Zijn kunstenaarschap was gebonden aan het
tooneel, daarom moet Racine ook gehuldigd
worden door geleerden èn kunstenaars.
Namens de eerste categorie, zoo besloot spr.
zijn rede, zal prof. Gallas het woord tot u voeren
en namens de tweede de dichter en essayist dr.
Anton van Duinkerken.
Vervolgens betrad prof. dr. K. R. Gallas het
spreekgestoelte voor het uitspreken van een
rede, getiteld „Hoe staat een vreemdeling tegen
over Racine", waaraan wij het volgende ont
leenen:
Te midden van tragische omstandigheden zal
Frankrijk den tragicus Racine eeren, met wien
het cultureel is samengegroeid. De vreemdeling
zal trachten hem te herdenken door nederig en
liefdevol hem te benaderen, al eischen Ma
dame de Staël, Jules Lemaitre, onlangs Thierry
Maulnier nog, hem voor hun land alleen op
Waarom zou de vreemde over Chateaubriand
of Diderot mogen schrijven, niet over hém? Er
zijn groote moeilijkheden die hij moet over
winnen. Kan hij waarlijk van hem houden, zoo-
als hij van Verlaine of Vigny houdt, van Mo
lière of, misschien van Corneille? De roman
tische critiek heeft zeker bij ons veel schade ge
daan. aan zijn naam, evenals Taine; met hen
heeft men hem tegenover Shakespeare gesteld,
tegenover Dante of Goethe, als ware hij de ver
tegenwoordiger der Fransche letteren bij uitne
mendheid en Frankrijk „le pays de Racine"
zooals wij het land van Rembrandt zijn.
Frankrijk, land van stille gelijkmatigheid en
zacht blauwe luchten, heeft geen uitzonder
lijke vertegenwoordigers op eenig gebied; 't is
noch Cloude Gelée, noch Delacroix, noch Cou-
perin, noch Berlioz of Debussy. Een primaat
schap kan den vreemdeling dus niet aantrek
ken. Hij moet naar Racine gaan en hem, lang
zaam, tot zijn eigendom maken; hij moet zich
rekenschap geven van de elementen die Racine
voor hem verbergen: de ziel der Fransch-klas-
sieke tragedie vol afgestemd schoon, het spy-
chologisch analyseeren door een superieure in
telligentie die Racine was, de geest van het hof
van Lodewijk XIV, de vaak complimenteuze
taal, die zoo beperkt is of lijkt, de kunst die
suggereert en aanduidt met een half woord en
dus koud lijkt, terwijl de mensch van onze da
gen gewend is aan sterke kleuren, aan losheid
van vorm, aan sterke actie.
Racine is één met de afgestemde, gereser
veerde kunst van een sonnet van Baudelaire,
het kwartet in F van Ravel, een achtergrond
van groen in de horizontale lijnen van Ver
sailles, een paar vruchten op een schaal van
Chardin of Cézanne.
Met voorbeelden liet spr. de dreigende zwaarte
zien van het noodlot in enkele verzen van
Racine, die toch zoo eenvoudig zijn; hij sprak
verder over de bezwaren van het alexandrijn,
maar wees er op, dat ondanks den dreun en
de soms armelijke rijmen dit vers schoonheid-
kan hebben in caesuur en muziek van klank en
rhythme. Ons land is dat van Vermeer en Floris
Verster; Albert Verwey gaf eens van de kunst
van den laatste deze karakteristiek: „zuiver
aandachtig zijn en toch bewogen". En zouden
wij dan niet Racine kunnen benaderen, als de
drie Chineesche theebusjes van Verster, een
verborgen schoonheid van harmonie, gereser
veerd, streng gesurveilleerd werkmanschap,
Fransche cultuur in zich heeft, die hem maken
tot een uitzonderlijke bron van stil genot?
Daarna droeg prof. C. Guilhou enkele frag
menten uit de werken en brieven van Racïne
voor, voorafgegaan door korte inleidingen. De
voordracht betrof niet alleen den dichter, maar
ook den mensch Racine.
Als derde spreker voerde dr. Anton van Duin
kerken het woord over het onderwerp: „De ritus
van het menschenoffer in de tragedie van Ra
cine".
Aan deze rede ontleenen wij het volgende:
De veronderstelling van eenige hedendaag-
sche schrijvers, die verband leggen tusschen
den oorsprong der klassieke tragedie en het
ritueele menschenoffer der primitieve oudheid
kan ons, aldus spreker, nader brengen tot een
juist begrip van het wezen der ongeveinsde en
rijk genuanceerde wreedheid, die bij Racïne het
spel met menschengevoelens en menschenlevens
beheerscht. Racine plaatst den mensch tegen
over het onontkoombare „als de muis tegen
over de kat"
Telkens op het oogenblik, dat cle hartstocht
een schuilplaats zal vinden, zal de aard van den
hartstocht de rust van de schuilplaats verstoren.
Met vele voorbeelden uit de drama's van Racine
werd dit aangetoond. Vervolgens gaf spr. een
beschrijving van de offerplechtigheden bij de
antieken en wees op de punten van overeen
komst in de keuze van het slachtoffer (de tra
gische held)de motiveering dier keuze (de
tragische schuld), de toewijding van het offer
aan de Godheid, het „Sacer esto", dat in de
Tot de hechtste steunpilaren
Van den Nederlandschen Staat
Hoort toch zeker de minister,
Die nu over 't eten gaat!
Wat diè alles aan z'n hoofd heeft,
Mensch, wat houdt dat toch veel in!
Die kan zich nu waarlijk voelen:
Vader van een groot gezin!
Vader, zeg ik? Moeder óók nog:
Hij zorgt dat er eten is,
Maar daarnaast dat 't goed
verdeeld wordt,
Anders liep het heel gauw mis.
Ja, ik weet, die Excellentie
Heeft geen kind aan u en mij,
Maar er zijn dat zie je altijd
Van die last'ge schreeuwers bij.
Daarom is het zoo begrijp'lijk
Dat hij zoetje s-a a n begon,
Want de eerste distributie
Bracht de suiker op den bon!
Maar op alles moet hij letten:
Erwten, boonen, melk en kaas,
Alles moet hij ons bezorgen,
't Lijkt wel wat op Sinterklaas!
't Is een heele toer, te kijken
Dat nu elk zijn portie krijgt,
Ook wanneer de aanvoer klein is,
Ook wanneer te kort soms dreigt.
Excellentie, zelden had men
zoo'n waardeering voor Den Haag,
Want u weet wel, bij zoovelen
Gaat de liefde.... door de maag!
HERMAN KRAMER Li
rechtsformule van het klassieke doodvonnis be
waard bleef en eindelijk de katharsis: „het
bloed vloeit en de God daalt neer", door Racine
beschreven in het -vijfde bedrijf van Iphigénie.
Dat Racine zich van dezen oorsprong der
tragedie bewust was, acht spr. niet aannemelijk,
maar wel is Racine diep doorgedrongen tot het
religieuze wezen van het treurtooneel. Hij be
schouwt het bloedoffer of tenminste de alge-
heele vermorzeling van de persoonlijkheid als de
eenige oplossing in het conflict van den onder
daan met de souvereinitelt. Voor Racine heeft
de tragedie geen andere beteekenis dan dat de
Godheid zal gewroken worden op het leven.
Vandaar het liturgische karakter zijner spelen,
waarin voor z.g. poésie pure even weinig plaats
is als voor naturalistische uitbeelding. Elk vers
is ondergeschikt aan de ritueele functie van het
drama.
Spr. vergeleek dit bij de beteekenis van den
Gregoriaanschen zang in den Katholieken kerk
dienst. Tenslotte toonde spr. aan, dat bij Racïne
de liefde altijd de tragische schuld is, overeen
komstig de opvatting, welke de dichter huldigde
omtrent de Godheid als een ijverzuchtige God.
Het duidelijkst blijkt dit uit Phèdre. In zijn
tragiek toont Racine zich een mysticus, die diep
is doorgedrongen tot de bestaansvoorwaarden
dfer menschelijke natuur, welke zich alleen in
harmonie met God kan zuiveren. Dit kan door
de vrijwillige zelfopoffering, verheerlijkt in het
drama Esther.
Dinsdagavond a.s. van 7.15 tot 7.35 spreekt
voor den K. R. O. de heer J. A. Schutte over
het onderwerp: „Wat wij de actie?"
De rijksbemiddelaar, mr. Verschuur, heeft
inlichtingen gevraagd aan partijen betrokken
bij een dreigend conflict aan de N.V. Gebr. v.
d. Berghs Kon. Tapijtfabrieken te Oss.
Teneinde een zoo vlot mogelijke verzending
en tijdige uitreiking van Sint Nicolaas-pakket-
ten te verkrijgen verzoekt de P. T. T.-dienst het
publiek vooral te zorgen voor:
a. Een zoo volledig mogelijk adres en dit op
de pakketten zelf te schrijven of er goed op
vast te plakken (vasthechting met lak is ver
boden)
b. Een deugdelijke verpakking, met gebruik
van stevig touw en papier.
c. Geen saprijk fruit in te sluiten, ter voor
koming van beschadiging van den overigen in
houd.
d. Een tweede adres, met naam en adres van
den afzender in de pakketten te sluiten en
bovenop den inhoud te leggen.
e. De pakketten zooveel mogelijk reeds op 1
en 2 December ter post te bezorgen, aangezien
3 December een Zondag is en bij aanbieding op
4 December uitreiking op St. Nicolaasdag niet
kan worden gewaarborgd.
Er wordt aan herinnerd, dat alleen Maandag.
Dinsdag, Woensdag en Donderdag a.s. de ge
legenheid bestaat tot het aanbieden op de post
kantoren van St. Nicolaaspakketten tegen
half tarief voor gemobiliseerden beneden den
rang van officier.
De pakketten moeten worden geadresseerd aan
het veldpostadres van den betrokkene, terwijl
Wet adres en de bijbehoorende adreskaart voor
zien moeten zijn van 2 elkaar schuin snijdende
lijnen.
Deze pakketten zullen zooveel mogelijk op 5
December worden uitgereikt.
Zaterdagochtend is het gedeelte van den spe-
cialen autoweg Den Haag-Utrecht, tusschen Bo
degraven en het verkeersplein onder Utrecht,
voor het verkeer opengesteld. Er waren vele be
langstellenden samengekomen ten einde eenig
cachet aan deze openstelling te geven. Daar
door ontstond er een stoet van omstreeks 50
auto's. Ook waren aanwezig waterstaats- en
andere autoriteiten en burgemeesters van om
liggende gemeenten.
Ir. Bergansius, die de werkzaamheden geleid
heeft, hield een korte toespraak, waarop twee
oranje linten werden doorgeknipt.
De heer H. W. O. de Bruyn, directeur wegen
A. N. W. B., heeft zich gemaakt tot tolk van
de weggebruikers en hulde aan den rijkswater
staat gebracht.
Zaterdagmiddag is men erin geslaagd, het te
Hillegersberg verongelukte legervliegtuig uit den
kuil te halen. Het stoffelijk overschot van den
piloot J. Clinge Dorenbos bevond zich nog in het
toestel.
Ook m Frieslands hoofdstad is op waardige
wijze het 12e eeuwfeest herdacht van het af
sterven van St. Willibrord. den „Aartsbisschop
van de Friezen".
Na de plechtige gezongen H. Mis in de St.
Eonifatiuskerk werd des middags in de Har
monie, vanwege de vereeniging „Frisia Catho-
lica" een feestvergadering gehouden, die ge
opend werd door den Hoogecrw. Deken Mgr.
J. H. Vaas, waarna het woord werd verleend
aan prof dr. Titus Brandsma O. Carm. van
Nijmegen, die sprak over ..St. Willibrord, Apos
tel van Friesland".
Het mag niemand verwonderen, dat. nu ge
heel Nederland zich heeft opgemaakt, om zijn
Apostel te eeren, ook de afstammelingen van
de oude Friezen in het hun nog gebleven eigen
gebied de oude herinneringen ophalen, welke er
in hun provincie nog leven aan hem, die eerst
en vooral hun Apostel wordt genoemd.
Nu de Posterijen zijn beeltenis over de we
reld dragen, nu in het centrum van zijn werk
zaamheid voor ons vaderland te Utrecht een
zoo zinrijk ruiter-standbeeld van den monnik
missionaris wordt opgericht, nu vraagt met re
den de trouwe Fries zich af, welk beeld van den
Aartsbisschop der Friezen bij het F'riesche volk
nog voortleeft en of het er een eigen plaats
mocht verwerven.
Men is er bij deze herdenking wel wat achte
loos aan voorbij gegaan en heeft vaak al te
gemakkelijk het Nederlandsche volk met het
oude Friesche vereenzelvigd en Frieslands
grenzen nu eens te eng, dan weer te ver ge
trokken.
Des te schooner is het, dat in de rij der
huldigingen van Sint Willibrord nu ook een is
ingeschakeld in het oude Friesland en deze
wordt besloten met een toespraak van den
Vader der Provincie, afstammeling van een
oud Friesch geslacht, Mr. P. A. V. Baron van
Harinxma thoe Slooten, Commissaris der Ko
ningin in Frieslarfd.
Drie dingen treffen in het leven van Sint
Willibrord als Apostel van de Friezen. Het
eerste is, dat hij is opgegroeid in de liefde tot
Friesland, aldus spr.; het tweede is: hij bleef
Friesland trouw. En het derde is: de moed
zijner belijdenis ontwapende de Friezen en
dwong hun eerbied af. Spr. schetste hier den
moed van St. Willibrord, tegenover Radboud
en de hoofdmannen der Friezen.
Was Willibrord trouw aan Friesland, Fries
land heeft ook de eeuwen door de vereering
van St. Willibrord bewaard. Al heeft die ver
eering wisselingen ondergaan, zij is oud en
leeft nog heden. Naast de Willibrordus-dobbe
op Ameland, waar hij volgens de traditie zou
hebben gedoopt, is er in Wolsum in de late
middeleeuwen een St. Willibrordus-fontein,
waarvan de juiste ligging nu met veler mede
werking weder door mij is vastgesteld.
In Holwerd aan de monding, te Goinga bij
Sneek aan het einde van de oude Middelzee
stonden tot in de achttiende eeuw mooie kleine
St. Willibrordus-kerkjes, te Holwerd is er de
toren nog van over. Dan waren er de abdijen
zijner Orde, waar zijn feest werd gevierd en
die tientalle.n kerkjes onder haar rechtsmacht
hadden, die in de feesten der abdij moeten
hebben gedeeld. Spreker noemde Foswerd,
daarnaast Stavoren later Hemelum, ver
volgens de vrouwenkloosters Bethanië en dat
aan de Smalle Ee bij Drachten. Maar bijzon
der merkwaardig is het, hoe de oude Friesche
rechtsboeken en kronieken, welker historische
waarde niet zoo hoog mag worden aangesla
gen, maar waarin zich een volksoverlevering
weerspiegelt, hier en daar, met voorbijgaan van
Bonifacius en van andere Apostelen, altijd
weer Willibrord huldigen en eeren als den man,
die door de prediking van het Christendom den
grondslag legde voor den Frieschen Vrijdom. En
die beteekende wat voor Friesland. Fries en vrij
was synoniem.
Zoo leve hij nog voor Friesland. Houde hij
het vrij van het opdringende heidendom, waar
van hij het eenmaal vrij wist te maken en
brenge hij het weder dichter bij God, tot Wien
het te brengen, het ideaal was van zijn leven.
Na deze rede voerde een jongenskoor, onder
leiding van den heer Jac. Bos, uit twee Anti
fonen en een Sequentia uit de oude St. Willi-
brordsgetijden.
Het slotwoord in deze bijeenkomst werd ge
sproken door den Staatsraad i. b, d„ Commis
saris der Koningin in deze provincie, Mr. P.
A. V. Baron van Harinxma thoe Slooten.
Des avonds werd nog door de „Vereenigde
Haagsche Spelers", onder leiding van Pierre
Balledux, opgevoerd het historisch spel „St.
Willibrordus Glorie".
Benoemd tot president der arrondissements-
echtbank te Assen mr. L. van den Bijtel, thans
vice-president van gemelde rechtbank.
Benoemd tot lid van het college van regenten
over de gevangenissen te 's Gravenhage dr. P.
L. van Andel, geneesheer-directeur van de stich
ting „Bloemendaal" te Loosduinen.
Aan mr. F. Braakman is, op zijn verzoek, eer
vol ontslag verleend als lid van den Voogdijraad
te Amsterdam, onder dankbetuiging voor de als
zoodanig bewezen diensten.
Benoemd tot lid van den voogdijraad te Dord
recht, mr. H. B. Wildt Meyboom, voorzitter van
den Raad van Arbeid te Dordrecht, wonende al
daar.
Met ingang van 1 December 1939 is benoemd
tot inspecteur der P.T.T. de referendaris der
P.T.T. A. J. Bruggeman, thans aangewezen als
adjunct-directeur van het postkantoor te 's Gra
venhage.