m
Naar Egypte
*mAnfS)
Bevriezing
DE GROOTE DESILLUSIE
m
m
in naar
ELFSTEDENTOCHT
in de
ZONDAG 14 JANUARI 1940
VAN WEEK TOT WEEK
Proeven met paravanen
in de Java-zee
AUe schepen van de K.P.M. worden
er mee uitgerust
Wekelijksche index
cijfers
•V'
Regeerïngsaankoopen
van Beeldende Kunst
Op de tentoonstelling in het
Rijksmuseum
Ned. Kanker instituut
bestaat 25 jaar
150.000 gulden voor
Finsche Roode Kruis
Ontploffing in een villa
te Tiel
Ketel der centrale verwarming
sprong uiteen
Hulpverleening
aan Turkije
„PICUS" WERKT WEER
Het is eigenaardig, dat de heilige Maagc
Maria, die in hare litanie en in de andere ge
beden van de vrome christenheid door zoo mem-
8e aanroeping wordt vereerd als troosteres van
be bedrukten, hulp der zieken, Koningin der
Martelaren, moeder der stervenden, raadgeefstei
ber schier hopeloozen, nooit in het bijzonder is
Sehuldigd als geleidster van de vluchtelingen
Want zij heeft zeker recht op dezen glorietitel,
bie het kind Jezus, om het te beschermen teger.
be wraak van den nijdigen Herodes, in duizerm
bngsten en onzekerheden meevoerde naar h<H
0libekende Egypte, niet eens vertrekkend van
baar eigen woonhuis in Nazareth uit, doch van
bet stadje Bethlehem, waar zij toevallig en als
eene vreemdelinge vertoefde, toen de maanden
barer verwachting vervuld werden. Hoe menig
balling moet niet troost gevonden hebben bij de
bedachte aan dezen schamelen uittocht uit het
heilige Land! Toch is die gedachte weinig door
drongen tot het algemeene geestesleven van de
Seloovigen, en al roepen wij Maria aan als gc-
bkdster naar het vaderland, al noemen wij ons
belven daarbij verbannenen, het is toch als pel-
Êi'ims op aarde, als „ballingen, kinderen vao
^va", dat wij Maria aan het tijdperk liarer bat-
bflgschap herinneren.
„De vrouw vluchtte in ballingschap, waar zij
d oord vond, haar door God bereid", zegt
Sint Jan in het Boek zijner openbaring.
Deze vlucht in de ballingschap is alleen een
bijzonder punt van overweging voor den chris
ten, die de zeven smarten van Maria herdenkt.
Het is een smartelijk, een duister punt. Het is
Wn stuk menschelijke levensgeschiedenis, waar-
°ver men maar liefst zoo weinig mogelijk zou
sPreken. Menschen, die zoo iets hebben meege
maakt, verzekeren u, dat het maar beter is
baarover spaarzaam met Woorden te zijn. Het
leed van den balling laat zich toch niet volledig
beschrijven. Het is een dagelijksche last, door
buizenderlei kleine aliedaagschheden verzwaard.
Het brood van de ballingschap is zout, zegt
Hante, en het is hard, de trappen te moeten
betreden van vreemae woningen. Maria met
baar kind, dat zij onder haren mantel verborgen
bieid om het veilig toe te dekken voor de kou
eti voor de loerende oogen van mogelijke spie
ts in Herodes' dienst, heeft deze bitterheid
^smaakt en al de zwaarte van dit lot gedragen.
Zeven zwaarden zouden haar moederhart
boorboren. Welnu, dit was het eerste en zij leer-
be hier het staal kennen, waarmede God haar
*°t de Koningin der martelaren zou adelen!
Dit zwaard raakt het hart. Het is geen onver
schillig vaarwel, dit pijnlijke „Adieu", dit ,,Go-
bebevolen', waarmee men alles achterlaat om
ych toe te vertrouwen aan de verschrikkelij
ke willekeur der menschen. Zij, die geen plaats
bad gevonden, noch in de herbergen, noch in
be harten der menschen, kende deze willekeur
eh wist maar al te goed, hoe een koude spelonk
'angs den weg, op de hei, welkom kan zijn als
e«n genade van de schepping, nadat zij den
btuvil van de menschen heeft ervaren. Groote
verwachtingen nam zij niet mee. Maar in haar
had zij haar kind. Het was gekomen te
midden van de zijnen en de zijnen ontvingen
bem niet. De mystieke maagd zag de volle duis
ternis van dezen onwil voor zich als een zwart
Geheim van de menschelijke natuur. De men
schen aanvaarden niet de goedheid, maar zijn
schuw voor de macht. Zeker, het was een troost
geweest, dat arme herders kwamen en het kind
efkenden. Het was een weidsch vooruitzicht, dat
0Penging, toen de drie Koningen nederknielden
'h den stal, goud offerend, wierook en myrrhe
Maar goud is spoedig verteerd, als men in
ballingschap moet gaan. En de drie Koningen
^"aren vertrokken in de stilte, elk hun eigen weg
baar de verre landen hunner herkomst. Een
ebgel sprak tot Sint Joseph: dat hij gaan moest.
De
heerlijkheden dier eerste ontvankelijkheid
Van de menschen verduisterden weer in het lot
Vah armelieden, die zonder bezittingen zijn, zon-
ber verwanten, zonder hulp in de wereld. Een
kind wordt zwaar op den arm, als er geen plaats
|b het land is, waar men het veilig nederzetten
bh. Elk oogenpaar, dat zich richt op den pas
geborene, kan verraderlijk isijn. Het veiligst is
donker.
De Zoon des menschen vindt geen steen, waar
•blh hoofd op rusten kan. Als in den avond de
Heilige Familie een omweg maakt om de kom
Van een dorp in het gebied van Koning Herodes
^°orzichtig te vermijden, keeren de landlieden
bsar huis en zeggen goedenavond in de winter-
°h- Sint Joseph antwoordt schuchter goeden
avond, maar hij is niet iemand, die naar zijn
bis gaat en naar zijri rust. Iedere voetstap, die
ard op den weg klinkt, kan van een soldaat
Jh. Iedere hoefslag in de verte is misschien
^h naderend gevaar. Zoolang de grens van het
eilige Land, het koninkrijk van Vader David,
biet bereikt is, zoolang smaakt het brood niet
jegens de haast, en de lippen verdrogen liever
ah dorst dan dat men zich zou laten opmerken
'J de bron, waar de vrouwen met de waterkrui-
®h komen en daaronder misschien een spraak-
Me Samaritaansche, die argeloos van haar
^bthioeting zal vertellen in de stad. Het is nu
6 UJd niet voor de Samaritaansche vrouw. In-
lch men u achtervolgt, ga naar een andere
5tad.
De vlucht kan eeii lafheid zijn, maar er is
ch vlucht, die in het Evangelie wordt aanbe-
Voi,
len en die de leerlingen moeten aandurven,
.'is al zouden zij den heldendood liever kiezen.
et is de vlucht, waardoor het beginsel wordt
^red. De engel zelf gebiedt: Het is tijd, neem
e Oioeder en het kind, vertrek met hen naar
6f;
^ypte.
^eest ballingen, maar geeft het Kind niet
Us! Zwerft zonder vaderland, zonder voedsel,
J'nber uitzicht, maar beschut het Kind! Het
g. b zal uw vaderland zijn en uw eenige troost,
l^bsar, waarom de vlucht naar Egypte zoo
l"rijk is voor ons allen, kinderen van Eva, in
kbingschap.
groote Fransche schrijver Paul Claudel
jjbt in zijn laatste boek, getiteld „L'Epèe et le
r°ir", enkele mooie bladzijden aan de vlucht
Egypte. Hij behandelt in dit boek de zeven
artcn van Maria. De vlucht naar Egypte
°ubt hij ons voor als een exempel.
oioeten zoo leert hij altijd zorgen
r een alibi ten opzichte der wereld, wij moe-
°hs een middel voorbehouden om te ont
snappen, om elders te zijn, om een zekere af
wezigheid te bewerken: een mantel, dien wij
altijd nog kunnen achterlaten in de handen dei
eventueele vrouw' van Putiphar, een papier,
waarmee wij den douane kunnen tevreden stel
len en den veldwachter onderweg, een duit voor
den overtocht. Wij moeten aldoor vooruit, an
ders haalt Herodes ons in, want hij is vlug. Wij
moeten ook niet te veel luisteren naar de men
schen onderweg. Zij weten iets niet. Zij hebben
geen levend kind onder de plooi van hun man
tel. Zij dragen niet dit gewicht mee van het
heelal en van God zelf, tusschen hun armen en
op hun hart
Dit zijn mooie gedachten, waardoor de voort
vluchtige Maria, die met haar kind in balling
schap gaat, tot een voorbeeld wordt voor ons.
die onthecht van de wereld onzen schat door de
wereld moeten dragen.
In haar Worden alle vluchtelingen onze ver
wanten. Zij is de geleidster der voortvluchtiger..
die hun schat niet uitleveren aan Koning He
rodes, de troost der verbijsterde emigranten, die
ons aanzien met vreemde, holle oogen, angstig
en slim geworden op den al te langen weg. On:
haar moeten wij barmhartig zijn jegens de va-
derlandloozen. Want uit hun nood, dien wij maar
ten halve begrijpen, wordt misschien eenmaal
het heil hersteld eener wereld, die nooit zoo
dicht den ondergang nabij scheen. De vrouw, die
naar Egypte trok, droeg onder haar mantel het
Kind. Wat dragen de duizenden ballingen mee,
die thans over de wereld dolenWij weten
het niet. Maar dit dwingt ons tot respect en tot
barmhartigheid.
A. v. D.
In aansluiting op het telegrafisch bericht van
Aneta/A.N.P. betreffende de proeven, welke
door de K. P. M., in samenwerking met den
mijnendienst van de marine, in Indië met pa
ravanen zullen worden genomen, kan de Java-
bode nog het volgende melden:
Sinds eenigen tijd worden door vrijwel alle
scheepvaart-maatschappijen in Nederland proe
ven genomen met paravanen, aangezien het
mijnen-gevaar vooral in de Noordzee groot is.
Deze proeven werden ook door <Je K. P. M. in
Nederland genomen, doch daar de K. P. M.-
scheepvaart zich in hoofdzaak bepaalt tot de
Indische wateren, werd onlangs besloten -ook
hier proeven te nemen.
Het wachten was op een stel paravanen. Nu
de K. P. M. de hand heeft weten te leggen op
een paar dlezer toestellen van den „Rotterdam-
schen Lloyd", zal met de proefnemingen bin
nenkort een aanvang kunnen worden gemaakt.
Het K. P. M.-schip „Van Lansbergen", mo
menteel te Soerabaja dokkend, zal 14 dezer met
paravanen worden uitgerust en voordat het
schip zijn normalen dienst hervat zullen proe
ven in de Java-zee plaats hebben, ten einde na
te gaan, welke K. P. M.-ers hiermede zullen
kunnen worden uitgerust.
Een feit is namelijk, dat paravanen niet op
alle schepen kunnen worden aangebracht, aan
gezien hiervoor vereischt is, dat het schip min
stens 10 mijl loopt.
Verder ligt de situatie hier te lande geheel
anders dan in Europa. Voor de meestentijds
onstuimige Noordzee worden andere eischen
gesteld dan voor de Indische wateren, welke
over het algemeen kalm zijn.
Het ligt in de bedoeling der K.P. M., te
zijner tijd al haar schepen, welke zich daar
toe leenen, met paravanen uit te rusten,
niet omdat het mijnen-gevaar in deze wa
teren zoo groot is, doch om op alle even
tualiteiten voorbereid te zijn.
De K. P. M.-schepen hebben tot dusver
niet veel last ondervonden van de mijnen
velden in de buurt van Singapore.
Voorzichtigheid is natuurlijk te allen tijde
geboden, doch de autoriteiten te Singapore zijn
op het gebied van tijdig waarschuwen enz. zeer
diligent. Ook van drijvende mijnen werd tot
nu toe geen overlast ondervonden. Sinds het
uitbreken van den oorlog is slechts een tweetal
losgeslagen mijnen gesignaleerd, welke gemak
kelijk waren te ontloopen.
Het is nog niet bekend, wanneer paravanen
tot de uitrusting der daarvoor in aanmerking
komende K. P. M.-schepen zullen gaan behoo-
ren, wijl de levering dezer toestellen momen
teel zeer onzeker is.
De onderstaande indexcijfers van groot-
handelsprijzen zijn berekend op basis 1936—
1938 100.
Aug. 39 Nov. Dec. 2 Jan. '40 9 Jan.
1938 100
Plsmti&circli^G
voedingsmidd. 92,9 101,5 106,5 107,3 108,0
Dierlijke
voedingsmidd. 101,3 124,5 120,7 123,2 124,1
Totaal voedings
middelen 973 113,6 114,0 115,7 116,4
Grondstoffen 96,8 130,5 137,0 139,9 140,4
Afgewerkte
producten 101,8 117,2 117,7 118,3 118,8
Algemeen
indexcijfer 99,8 118,4 119,9 121,1 121,6
In de berekening der indexcijfers kleinhan
delsprijzen van voedingsmiddelen zijn prijzen
opgenomen van aardappelen, brood, grutters
waren, vleesch, melk, kaas, eieren vetten en
kruidenierswaren. De uitgaven voor genoemde
artikelen te zamen omvatten ongeveer 87 pet.
van de totale gezinsuitgaven voor voeding.
Augustus 1939 100
Aug. 1939 Nov. Dec. 2 Jan. 1940 9 Jan. '40
100,0 108,7 108,4 108,0 108,1
De berekening van de geschatte indexcijfers
kosten van levensonderhoud is gebaseerd op
het gemiddelde verbruik van 276 gezinnen met
een inkomen van minder dan f 1.800 per jaar
uit verschillende deelen van Nederland, zoo
als in 1935/1933 door een gezinsuitgavenonder-
zoek werd vastgesteld.
Als basis is gekozen 1938 100, omdat in dat
jaar de prijsstijgingen als gevolg van de deva
luatie van den gulden na September 1936 uit
gewerkt waren, terwijl de daarmee verband
houdende loonsverhoogingen toen haar beslag
gekregen hadden. De berekeningen betreffen de
uitgavenposten: kleeding, schoeisel, huishoude
lijke artikelen, reinigingsmiddelen en brand
stoffen.
De indexcijfers zijn op heele, eventueel halve
punten afgerond.
Aug. 1939 Nov, Dec. 2 Jan. 1940 9 Jan. '40
98,5 104 105 105 105
TTi'rftm
ifc w-
Almachtige, eeuwige God, Gij
Die de hemelen en ook de
aardsche lotgevallen leidt,
verhoor goedgunstig het
smeeken van Uw volk en ver
leen aan onze tijden Uw
vrede. Door Christus onzen
Heer.
Oratie
Ingevolge het advies van de Commissie voor
de Vrije Kunsten der samenwerkende Kunste-
naarsvereenigingen heeft de minister van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen op de ten
toonstelling „Onze Kunst van Heden" in het
Rijksmuseum te Amsterdam nog de navolgende
aankoopen gedaan:
M. Adamse, Kinderportretje; Bella van Beek
Stroeve, Begonia's; Han Bolte, Stadje in
Zuid-Frankrijk (teek.)Machiel Brandenburg,
Stilleven met ficus; Johan Buning, Kalkovens;
Bob Buys, Amstel; A. J. C. Colnot, Landschap;
Elise Dom, Stilleven; A. J. van Driesten, Wil
gen (aquarel); Van Duimen Krumpelman,
Boerenmeisjes in een beek; G. Eberhardt,
Aquarium; Stien Eelsingh, Kindje; D. H. W.
Filarski, Wapen van Staphorst; S. Garf, Stil
leven met doodskop; C. M. Garms, Avond,
Duivendrecht; A. G. Hulshof Poll, Eoerderij
met hooiberg (pastel); Gerrit de Jong, Doode
riethen; Roelf Jongman, Tongeren; J. B. Kamp,
Dood roodborstje; A. Keus, Dennen (aquarel);
Willem Klijn, Stilleven snoeken; Corn, Koning,
Landschap, Eist; Corn, van Leeuwen, Sneeuw
landschap; C. J. Mension, Kakatoe; Elie Neu-
burger, Gezicht op het 's G-ravelandsche Veer;
Johanna Pieneman, Rhedensche veer; H. N.
Postma, Amsterdam, Burgwal (aquarel); Piet
de Regt, Slootje tusschen struiken; Willem E.
Roelofs Jr., Visch (aquarel); M. Rompelman,
Liggend naakt (aquarel); Jaap Sax, Landschap;
C. A. Smout, Guur weer (sculptuur); Chris
Snijders Zeegezicht; L. Soonius, Kalme zee;
P. Starreveld, Kinderportret (sculptuur); W.
Steyn, 't Spaarne bij zonnig weer; Suze van
der Stok, Stilleven, eieren; J. Surie, Stilleven,
paddenstoelen; Jan Th. C. Teggen, Stilleven,
geranium; C. Timmer, Beer en leeuwin (ge-
aquar. potloodteekenlng)Jan Trapman, Reetje
(sculptuur); Jelle Troelstra, Giethoorn (teeke-
ning); Wilh. Wouters, Cechische typen (teeke-
ning); Piet van Wijngaerdt, Landschap, Bra
bant; J. Altink, Landschap.
Door particulieren werd, behalve het vroeger
vermelde, nog gekocht:
G. Altmann, In de Betuwe; Jan C. Bander,
De Die (ets); J. Bezaan, een ets; J. Bogaerts,
Stilleven met knoflook; Cees Bolding, Veluw-
sche Boerin (ets); A. Breetveld, Javaansche
maskers (houtsn.); C. Cox, Bloemen; JosCroin,
Place Falquière; G. van Duffelen, Winter (ets)
en Haven (ets); W. J. van Dijck, Noordzee
(ets); N. M. Eekman, Boer en paardekop
(aquarel)A. Egter van Wissekerke, Brielsche
Toren (lith.), Selva de Mallorca (lith.)Jac.
Eriks, Dorpsraad; Jan Everts, Portret; D. van
Gelder, Op Zeebodem (teekening)J. M. Graadt
van Roggen, Grot, Italië (ets); Dirk Harting,
O. Z. Voorburgwal (ets)Wim Heinecke, Bes
sen; Arend Hendriks, Polderlandschap (ets);
W. G. Hofker, Brouwersgracht (ets) 4x, Vier
Heemskinderen (ets), Montelbaanstoren (ets),
Keizersgracht bij Amstel (ets); Tine Honig,
Stilleven; dr. D. M. Hoogeveen, Zomeravond;
Gerard Hordijk, Circus (aquarel)Toon de
Jong, bij Barendrecht (ets) Rie Knipscheer,
Aanbidding der Koningen (houtsnede) 2x;
Gerard Koekkoek, Aan de Rijn bij Rhencn
(ets); W. de Kok, Chrysanthemum; W. van
Kuilenburg, Kameelengroep (tufsteen); Sjoerd
Kuperus, Visschertje (teekening), Eend met
Jongen (ets) 2x; G. Langeweg, Rand van Pa
rijs (teekening)W. van Nieuwenhoven, Le
zende man; Willem Oeps, Port de Collioure
(teekening); Anna op "t Land, Kuiken (brons);
A. Pakkoo, Weidebloempjes, Landschap; J.
Pletser, Stilleven, Perzische potten; Fem Poel,
doorkijkje, Fiodino (teekening); Arend van de
Pol, Aan de plas; Riekele Prins, Kerkje Tran-
sum (ets), Groninger wad (ets), Oude schuiten
(ets) 2x; Herman Romijn, Goudsbloemen; A
Schotel, Arbeiders (ets), Maaimachine (ets);
Henri Sicking, In de bergen; Willy Sluiter, Ve
netië (aquarel)H.. Stolle, Westduinpark (tee
kening); Frans Timmers, Atelierhoekje; Tjipke
Visser, wandschaal, Ibissen (brons); Tula di
Vista, Rijpe padi; Maurice Volkhemer, Dier-
studie, kameel (aquarel)Th. ter Weeme, Hoek
atelier; Ido Wiersma, bij Woudsend (ets)G.
Woudt, Wilgen (ets) 2 x; Woutersen van Does
burg, De brief; E. A. Kliema, Landschap; Joh.
Hendrik van Zweden, Son ja (sculpt.).
Door het Rijksprentenkabinet werden aan de
vroegere aankoopen toegevoegd:
J. Briedé, 1001 Bottles (teekening); John
Grosman, Naakt (teekening); Gijs Jacobs van
den Hof, Naakt (teekening); Gerrit de Jong,
Insecten en schelpen (ets), Denappel (ets);
Edzard Koning, Normandisch landschap (tee
kening); L. W. van Kooten Jr., Etrennes, Pa
ris (ets); Theo van Reyn, Moeder en kind
(teekening); Maurice Volkhemer, dierstudie,
Hert (aquarel)
De belangstelling voor de tentoonstelling
houdt aan, hetgeen zoowel uit het hooge be
zoekcijfer van 25.000, als uit de aankoopen
blijkt, de aard van het gekochte laat zien, dat
de kunstwerken grootendeels bestemd zijn voor
kamerversiering. Jammer dat er tot dusver
weinig aandacht besteed werd aan aankoopen
voor vergaderzalen e.d. De koopers buiten
Amsterdam overtreffen in aantal die van
binnen de stad.
ËJIIIIIIIII
lllllllll!M
Nu allemaal naar 't Noorden toe,
Nu Friesland opgezocht!
Naar 't hoogtepunt van 't ijsseizoen,
Want 't is: Elfstedentocht!
De honderden doen nu weer mee,
Zij slaan de ijzers uit,
Nu Koning Winter 't waterland
In witte kluisters sluit.
Met ferme slagen, links en rechts,
Nu over 't spieg'lend vlak,
De armen rustig, beenen los,
De koppen stil en strak;
In vroegen morgen reeds den weg
Door duisternis gezocht,
En doorgezet, steeds doorgezet,
Want 't is: Elfstedentocht!
Al snijdt de wind scherp als een mes,
Al is de tocht ook lang,
De Nederlanders van stavast
Zijn op de schaats niet bang.
En zonder ophef, stil en kalm,
Wordt daar een daad volbracht,
Die weer getuigt van Neerlands durf,
Van Neerlands fiere kracht.
Heel 't land rijdt met de rijders mee
Door lange baan en bocht
En Friesland is weer 't middelpunt,
Want: 't is Elfstedentocht!
HERMAN KRAMER I
De vereeniging „Het Nederlandsche Kanker
instituut" zal 17 Januari haar 25-jarig bestaan
herdenken. Deze herdenking zal geschieden in
den vorm van een plechtigheid op genoemden
datum in het Antoni van Leeuwenhoek-huis,
Sarphatistraat 108, Amsterdam, des namiddags
3 uur.
Wij vememen, dat de geldinzamelingen,
uitgaande van de Finsch-Nederlandsche
Vereeniging in samenwerking met het Ne
derlandsche Roode Kruis, ten behoeve van
het Finsche Roode Kruis, thans tot een
totaal bedrag van 150.000 is gestegen.
Zaterdagmorgen heeft zich in de villa van dr.
J. Brinkman, inspecteur van het lager onder
wijs in de inspecue Tiel, te Drumpt, een ernstige
ontploffing voorgedaan.
De familie was naar Franeker vertrokken en
zou des middags weer naar huis terugkeeren.
Het dienstmeisje besloot daarom Zaterdagmor
gen de centrale verwarming te ontsteken. Zij
vulde de buizen gedeeltelijk met water, doch
vergat daarbij, dat dit water door de strenge
koude vrijwel onmiddellijk bevroor, zoodat, toen
zij den ketel opstookte, het water niet kon cir-
culeeren.
De gevolgen waren zeer ernstig. Met een
hevigen knal sprong de ketel uit elkaar,
waardoor in de keuken, waar hij stond opge
steld, een ware ravage werd aangericht en
een begin van brand ontstond. Het dienst
meisje snelde toe, doch was zoo geschrok
ken, dat zij bewusteloos ineenzakte. Gelukkig
had een aan de overzijde van de straat wo
nende mevrouw het ongeluk door het raam
zien gebeuren. Zij snelde te hulp en kon, ge
assisteerd door een groenteboer, het begin
van brand blusschen en het meisje, wier
haren reeds geschroeid waren, in veiligheid
brengen.
De schade in de keuken is -aanzienlijk. Alle
ruiten zijn vernield, terwijl ook het plafond ge
deeltelijk is ingestort.
Het hoofdbestuur van het Nederlandsche
Roode Kruis heeft van het Internationale Roode
Kruis te Genève bijzonderheden ontvangen om
trent den nood in Turkije ten gevolge van de
aardbeving, die de streek ten Noord-Oosten van
Ankara heeft geteisterd. Groot is de omvang
van die ramp. Tot dusver telde men 23150 doo-
den, 8030 gewonden en 26290 verwoeste huizen.
Bsnoodigd zijn ambulance-auto's, zeilen, tenten,
hospitaaibedden, brancards, wollen dekens en
verbandmiddelen. Onder de gegeven omstandig
heden kan het verleenen van hulp in natura
van hier uit niet in overweging worden geno
men. Gaarne echter verklaart het hoofdbestuur
van het Nederlandsche Roode Kruis (postreke
ning 22120) zich bereid, gelden aan het Inter
nationale Roode Kruis door te zenden, welke
ten behoeve van de hulpverleening in Turkije
mochten worden ontvangen.
In verband met een onlangs omtrent de
N. V. Houtindustrie „Picus" te Eindhoven in de
pers verschenen bericht aangaande een reor
ganisatie wegens den oorlogstoestand vernemen
wij, dat de noodige maatregelen thans vrijwel
hun beslag gekregen hebben. Alle fabrieksat-
deelingen werken thans weder, zij het ook
sommige op wat kleineren voet.
Alle orders worden normaal uitgevoerd.
In het Tijdschrift van de Rijksverzekerings
bank vertelt dr. L. Smit, dat in den winter van
het vorige jaar 1832 gevallen van bevriezing
voor de ongevallenwet werden aangegeven; men
kan vermoeden, dat er nog een belangrijk aan
tal bevriezingen waren, die niet onder de onge
vallenwet vielen; de bevriezing is dus iets,
waarvoor men ter dege op zijn hoede moet zijn.
Algemeene bevriezing is iets geheel anders dan
plaatselijke bevriezing. De eerste lijkt merkwaar
digerwijze veel op dronkenschap en het is dan
ook voorgekomen, dat bijna bevroren menschen
voor dronkaards werden gehouden. In 't begin
wordt de betroffen persoon koud en voelt zich
ook koud en is dan ook bleek, maar weldra
wordt de huid rood en de koude wordt niet meer
gevoeld. De gang wordt wankelend en er is een
zeer sterke neiging tot slapen: wanneer de
mensch in zulk een geval werkelijk inslaapt, is
hij natuurlijk spoedig zoo sterk afgekoeld,aat
hij sterft. Daarbij komt dan nog, dat gezicht en
gehoor doffer worden, de waarneming in 't al
gemeen verflauwt. Wanneer nu de patiënt, nij
gend en strompelend en dronken van de koude,
zoo wordt gevonden, dan kan hij nog behouden
worden.
De bevriezingsdood bedreigt vooral hen, die te
veel sterkAi drank gebruikt hebben, omdat zij
toch al slecht opletten en vooral omdat zij de
koude niet voelen.
Dood door bevriezing komt in ons land wei
nig voor. Veel vaker komt zooals gezegd
plaatselijke bevriezing voor. Zeer opmerkelijk is
het, dat onder de patiënten van de Rijksver
zekeringsbank er verschillende waren, die on
danks dreigende en reeds voortgeschreden be
vriezing doorwerkten, zoodat de bevriezing haar
einde bereikte, n.l. het afsterven van de betrok
ken lichaamsdeelen. Dat zijn uiteraard vooral
de ooren, vingers, teenen en onderbeenen.
Zooals ieder weet, wordt de eerste inwerking
van plaatselijke koude gevoeld als tintelend en
brandend gevoel, maar weldra wordt het ge
troffen lichaamsdeel ongevoelig. De huid worat
wit. Is er nu toch door de felle koude een begin
van bevriezing geweest, d. w. z. zijn de weefsels
tot op zekere diepte door de koude ernstig oe-
schadigd, dan ontstaan er blaren, die meestal
donkerrood van uitzicht en ook donker van in
houd zijn. De huid boven de blaar is dood en
dus gevoelloos; het weefsel onder de blaar is
echter uitermate gevoelig. Soms gaat het ver
sterf iets dieper, zoodat een gedeelte van de
geheele huid afsterft.
Is de bevriezing nog erger geweest, dan is het
versterf dieper en treft spieren, pezen en been
deren, juist als bij een brandwond. Komt er geen
infectie bij, dan wordt het doode weefsel lang
zaam afgestooten; is een der ledematen be
vroren, dan gaat dit vaak tot aan het gewricht
verloren.
Maar evenals bij brandwonden, treedt dikwijls
infectie op en dat is uit den aard der zaak zeer
onwelkom en slechts langzaam te genezen, om
dat het omliggende weefsel, zoo diep door de
koude getroffen, weinig geneeskracht bezit.
Van de ruim 1800 gevallen waren er negen,
die na acht maanden nog niet geheel genezen
waren. Verschillende van deze patiënten bleven
ondanks de bevriezing doorwerken (De zuinig
heid bedriegt de wijsheid). Maar het gebeurde
ook, dat de betroffen persoon eerst later merkte
dat zijn vingers of teenen bevroren waren: om
dat zij n.l. ongevoelig waren geworden. Maar
ook al merkten ze dat, werkten ze soms toch
door; zoo was er een, die doorwerkte, totdat het
vel en de nagels van zijn vingers afvielen. Het
noodzakelijk gevolg is dan, dat vingers of ge
deelten van vingers moeten worden geampu
teerd, want zou men dit niet doen, dan tart men
het gevaar van infectie in de bevroren en afge
storven deelen.
Het is dus zaak er op te letten, eerst of de
vingers tintelen en branden, of ze wit worden,
daarna of ze ongevoelig worden. Dan is het tijd,
om zich aan de koude te onttrekken en zorg te
dragen, dat d^ bloedsomloop in de bevroren
deelen wordt hersteld en dat ze tijd krijgen om
te genezen.
Diverse malen bemerkten de getroffenen, dat
de vingertoppen of teenen zwart waren: dan is
het in den regel te laat en zijn enkele deelen
hopeloos verloren. Zoo ver moet men het dus
niet laten komen.
Uiteraard gebeuren de meeste ongelukken
door het hanteeren van koude voorwerpen, zoo
als metalen, steenkolen, steenen; maar ook door
de inwerking van ijskoud water of vriezenden
wind.
Men meene niet, dat het juist moet vriezen,
om te kunnen bevriezen; in den vorigen oorlog
is het gebleken, dat er ook voeten bevroren zyn,
die lang in koud water, in de loopgraven ge
staan hadden; de kans op bevriezing werd groo-
ter, wanneer de beenwindsels zeer nauw toege
snoerd waren.
Wat de behandeling betreft, is het van het
doorslaggevend belang te weten, dat bevroren
menschen en ook bevroren lichaamsdeelen niet
plotseling en ook niet snel verwarmd mogeu
worden. Men moet dus bevroren vingers, teenen
of ooren niet in warm water steken of met war
me verbanden bedekken. De bedoeling van de
behandeling is n.l. niet het verwarmen dier
lichaamsdeelen, maar het herstel van den bloeds
omloop en dit moet langzaam geschieden. De
gewone methode is: voorzichtig wrijven met
sneeuw, of bedekken met natte omslagen en
heel, heel langzaam, d. w. z. in enkele uren. de
temperatuur opdrijven tot de gewone lichaams
temperatuur.
Hetzelfde geldt voor menschen, die geheel be
vroren zijn; brengt men deze in een warm ver
trek, dan kunnen ze plotseling sterven. De be
handeling bestaat in het wrijven met sneeuw;
later in het bad van kamertemperatuur, dat
dan in den loop van enkele uren tot lichaams
temperatuur gebracht wordt. Daarbij komt daa
nog de toepassing van kunstmatige ademhaling,
indien noodig en de toediening van hart-
middelen.
Natuurlijk is de een gevoeliger voor koude dan
de ander. Magere menschen kunnen veel min
der koude verdragen dan dikke. Bloedarme, on
dervoede menschen, kinderen en grijsaards kun
nen in T algemeen de koude niet goed verduren;
hoewel men somtijds oude menschen ziet, die er
verbazend goed tegen kunnen.
Ten laatste wil ik nog even wijzen op twee
aandoeningen, die eveneens door de koude ver
oorzaakt worden, nJ. wintervoeten en -handen,
en anderzijds de blauwachtig-roode zwelling van
de onderbeenen, die vooral bij vrouwen met
kunstzijden kousen voorkomt. De beste behan
deling daarvan bestaat in betere kleeding en
verder vooral in de wisselbaden; vijf a tien
seconden afwisselend in heet en koud water, een
keer of vijftien achtereen, te beginnen met koud
en te eindigen met koud. Daarna goed afdrogen.
En zoo naar bed.
Dr. TH. H. SCHLICHTING