m Naar Egypte *mAnfS) Bevriezing DE GROOTE DESILLUSIE m m in naar ELFSTEDENTOCHT in de ZONDAG 14 JANUARI 1940 VAN WEEK TOT WEEK Proeven met paravanen in de Java-zee AUe schepen van de K.P.M. worden er mee uitgerust Wekelijksche index cijfers •V' Regeerïngsaankoopen van Beeldende Kunst Op de tentoonstelling in het Rijksmuseum Ned. Kanker instituut bestaat 25 jaar 150.000 gulden voor Finsche Roode Kruis Ontploffing in een villa te Tiel Ketel der centrale verwarming sprong uiteen Hulpverleening aan Turkije „PICUS" WERKT WEER Het is eigenaardig, dat de heilige Maagc Maria, die in hare litanie en in de andere ge beden van de vrome christenheid door zoo mem- 8e aanroeping wordt vereerd als troosteres van be bedrukten, hulp der zieken, Koningin der Martelaren, moeder der stervenden, raadgeefstei ber schier hopeloozen, nooit in het bijzonder is Sehuldigd als geleidster van de vluchtelingen Want zij heeft zeker recht op dezen glorietitel, bie het kind Jezus, om het te beschermen teger. be wraak van den nijdigen Herodes, in duizerm bngsten en onzekerheden meevoerde naar h<H 0libekende Egypte, niet eens vertrekkend van baar eigen woonhuis in Nazareth uit, doch van bet stadje Bethlehem, waar zij toevallig en als eene vreemdelinge vertoefde, toen de maanden barer verwachting vervuld werden. Hoe menig balling moet niet troost gevonden hebben bij de bedachte aan dezen schamelen uittocht uit het heilige Land! Toch is die gedachte weinig door drongen tot het algemeene geestesleven van de Seloovigen, en al roepen wij Maria aan als gc- bkdster naar het vaderland, al noemen wij ons belven daarbij verbannenen, het is toch als pel- Êi'ims op aarde, als „ballingen, kinderen vao ^va", dat wij Maria aan het tijdperk liarer bat- bflgschap herinneren. „De vrouw vluchtte in ballingschap, waar zij d oord vond, haar door God bereid", zegt Sint Jan in het Boek zijner openbaring. Deze vlucht in de ballingschap is alleen een bijzonder punt van overweging voor den chris ten, die de zeven smarten van Maria herdenkt. Het is een smartelijk, een duister punt. Het is Wn stuk menschelijke levensgeschiedenis, waar- °ver men maar liefst zoo weinig mogelijk zou sPreken. Menschen, die zoo iets hebben meege maakt, verzekeren u, dat het maar beter is baarover spaarzaam met Woorden te zijn. Het leed van den balling laat zich toch niet volledig beschrijven. Het is een dagelijksche last, door buizenderlei kleine aliedaagschheden verzwaard. Het brood van de ballingschap is zout, zegt Hante, en het is hard, de trappen te moeten betreden van vreemae woningen. Maria met baar kind, dat zij onder haren mantel verborgen bieid om het veilig toe te dekken voor de kou eti voor de loerende oogen van mogelijke spie ts in Herodes' dienst, heeft deze bitterheid ^smaakt en al de zwaarte van dit lot gedragen. Zeven zwaarden zouden haar moederhart boorboren. Welnu, dit was het eerste en zij leer- be hier het staal kennen, waarmede God haar *°t de Koningin der martelaren zou adelen! Dit zwaard raakt het hart. Het is geen onver schillig vaarwel, dit pijnlijke „Adieu", dit ,,Go- bebevolen', waarmee men alles achterlaat om ych toe te vertrouwen aan de verschrikkelij ke willekeur der menschen. Zij, die geen plaats bad gevonden, noch in de herbergen, noch in be harten der menschen, kende deze willekeur eh wist maar al te goed, hoe een koude spelonk 'angs den weg, op de hei, welkom kan zijn als e«n genade van de schepping, nadat zij den btuvil van de menschen heeft ervaren. Groote verwachtingen nam zij niet mee. Maar in haar had zij haar kind. Het was gekomen te midden van de zijnen en de zijnen ontvingen bem niet. De mystieke maagd zag de volle duis ternis van dezen onwil voor zich als een zwart Geheim van de menschelijke natuur. De men schen aanvaarden niet de goedheid, maar zijn schuw voor de macht. Zeker, het was een troost geweest, dat arme herders kwamen en het kind efkenden. Het was een weidsch vooruitzicht, dat 0Penging, toen de drie Koningen nederknielden 'h den stal, goud offerend, wierook en myrrhe Maar goud is spoedig verteerd, als men in ballingschap moet gaan. En de drie Koningen ^"aren vertrokken in de stilte, elk hun eigen weg baar de verre landen hunner herkomst. Een ebgel sprak tot Sint Joseph: dat hij gaan moest. De heerlijkheden dier eerste ontvankelijkheid Van de menschen verduisterden weer in het lot Vah armelieden, die zonder bezittingen zijn, zon- ber verwanten, zonder hulp in de wereld. Een kind wordt zwaar op den arm, als er geen plaats |b het land is, waar men het veilig nederzetten bh. Elk oogenpaar, dat zich richt op den pas geborene, kan verraderlijk isijn. Het veiligst is donker. De Zoon des menschen vindt geen steen, waar •blh hoofd op rusten kan. Als in den avond de Heilige Familie een omweg maakt om de kom Van een dorp in het gebied van Koning Herodes ^°orzichtig te vermijden, keeren de landlieden bsar huis en zeggen goedenavond in de winter- °h- Sint Joseph antwoordt schuchter goeden avond, maar hij is niet iemand, die naar zijn bis gaat en naar zijri rust. Iedere voetstap, die ard op den weg klinkt, kan van een soldaat Jh. Iedere hoefslag in de verte is misschien ^h naderend gevaar. Zoolang de grens van het eilige Land, het koninkrijk van Vader David, biet bereikt is, zoolang smaakt het brood niet jegens de haast, en de lippen verdrogen liever ah dorst dan dat men zich zou laten opmerken 'J de bron, waar de vrouwen met de waterkrui- ®h komen en daaronder misschien een spraak- Me Samaritaansche, die argeloos van haar ^bthioeting zal vertellen in de stad. Het is nu 6 UJd niet voor de Samaritaansche vrouw. In- lch men u achtervolgt, ga naar een andere 5tad. De vlucht kan eeii lafheid zijn, maar er is ch vlucht, die in het Evangelie wordt aanbe- Voi, len en die de leerlingen moeten aandurven, .'is al zouden zij den heldendood liever kiezen. et is de vlucht, waardoor het beginsel wordt ^red. De engel zelf gebiedt: Het is tijd, neem e Oioeder en het kind, vertrek met hen naar 6f; ^ypte. ^eest ballingen, maar geeft het Kind niet Us! Zwerft zonder vaderland, zonder voedsel, J'nber uitzicht, maar beschut het Kind! Het g. b zal uw vaderland zijn en uw eenige troost, l^bsar, waarom de vlucht naar Egypte zoo l"rijk is voor ons allen, kinderen van Eva, in kbingschap. groote Fransche schrijver Paul Claudel jjbt in zijn laatste boek, getiteld „L'Epèe et le r°ir", enkele mooie bladzijden aan de vlucht Egypte. Hij behandelt in dit boek de zeven artcn van Maria. De vlucht naar Egypte °ubt hij ons voor als een exempel. oioeten zoo leert hij altijd zorgen r een alibi ten opzichte der wereld, wij moe- °hs een middel voorbehouden om te ont snappen, om elders te zijn, om een zekere af wezigheid te bewerken: een mantel, dien wij altijd nog kunnen achterlaten in de handen dei eventueele vrouw' van Putiphar, een papier, waarmee wij den douane kunnen tevreden stel len en den veldwachter onderweg, een duit voor den overtocht. Wij moeten aldoor vooruit, an ders haalt Herodes ons in, want hij is vlug. Wij moeten ook niet te veel luisteren naar de men schen onderweg. Zij weten iets niet. Zij hebben geen levend kind onder de plooi van hun man tel. Zij dragen niet dit gewicht mee van het heelal en van God zelf, tusschen hun armen en op hun hart Dit zijn mooie gedachten, waardoor de voort vluchtige Maria, die met haar kind in balling schap gaat, tot een voorbeeld wordt voor ons. die onthecht van de wereld onzen schat door de wereld moeten dragen. In haar Worden alle vluchtelingen onze ver wanten. Zij is de geleidster der voortvluchtiger.. die hun schat niet uitleveren aan Koning He rodes, de troost der verbijsterde emigranten, die ons aanzien met vreemde, holle oogen, angstig en slim geworden op den al te langen weg. On: haar moeten wij barmhartig zijn jegens de va- derlandloozen. Want uit hun nood, dien wij maar ten halve begrijpen, wordt misschien eenmaal het heil hersteld eener wereld, die nooit zoo dicht den ondergang nabij scheen. De vrouw, die naar Egypte trok, droeg onder haar mantel het Kind. Wat dragen de duizenden ballingen mee, die thans over de wereld dolenWij weten het niet. Maar dit dwingt ons tot respect en tot barmhartigheid. A. v. D. In aansluiting op het telegrafisch bericht van Aneta/A.N.P. betreffende de proeven, welke door de K. P. M., in samenwerking met den mijnendienst van de marine, in Indië met pa ravanen zullen worden genomen, kan de Java- bode nog het volgende melden: Sinds eenigen tijd worden door vrijwel alle scheepvaart-maatschappijen in Nederland proe ven genomen met paravanen, aangezien het mijnen-gevaar vooral in de Noordzee groot is. Deze proeven werden ook door <Je K. P. M. in Nederland genomen, doch daar de K. P. M.- scheepvaart zich in hoofdzaak bepaalt tot de Indische wateren, werd onlangs besloten -ook hier proeven te nemen. Het wachten was op een stel paravanen. Nu de K. P. M. de hand heeft weten te leggen op een paar dlezer toestellen van den „Rotterdam- schen Lloyd", zal met de proefnemingen bin nenkort een aanvang kunnen worden gemaakt. Het K. P. M.-schip „Van Lansbergen", mo menteel te Soerabaja dokkend, zal 14 dezer met paravanen worden uitgerust en voordat het schip zijn normalen dienst hervat zullen proe ven in de Java-zee plaats hebben, ten einde na te gaan, welke K. P. M.-ers hiermede zullen kunnen worden uitgerust. Een feit is namelijk, dat paravanen niet op alle schepen kunnen worden aangebracht, aan gezien hiervoor vereischt is, dat het schip min stens 10 mijl loopt. Verder ligt de situatie hier te lande geheel anders dan in Europa. Voor de meestentijds onstuimige Noordzee worden andere eischen gesteld dan voor de Indische wateren, welke over het algemeen kalm zijn. Het ligt in de bedoeling der K.P. M., te zijner tijd al haar schepen, welke zich daar toe leenen, met paravanen uit te rusten, niet omdat het mijnen-gevaar in deze wa teren zoo groot is, doch om op alle even tualiteiten voorbereid te zijn. De K. P. M.-schepen hebben tot dusver niet veel last ondervonden van de mijnen velden in de buurt van Singapore. Voorzichtigheid is natuurlijk te allen tijde geboden, doch de autoriteiten te Singapore zijn op het gebied van tijdig waarschuwen enz. zeer diligent. Ook van drijvende mijnen werd tot nu toe geen overlast ondervonden. Sinds het uitbreken van den oorlog is slechts een tweetal losgeslagen mijnen gesignaleerd, welke gemak kelijk waren te ontloopen. Het is nog niet bekend, wanneer paravanen tot de uitrusting der daarvoor in aanmerking komende K. P. M.-schepen zullen gaan behoo- ren, wijl de levering dezer toestellen momen teel zeer onzeker is. De onderstaande indexcijfers van groot- handelsprijzen zijn berekend op basis 1936— 1938 100. Aug. 39 Nov. Dec. 2 Jan. '40 9 Jan. 1938 100 Plsmti&circli^G voedingsmidd. 92,9 101,5 106,5 107,3 108,0 Dierlijke voedingsmidd. 101,3 124,5 120,7 123,2 124,1 Totaal voedings middelen 973 113,6 114,0 115,7 116,4 Grondstoffen 96,8 130,5 137,0 139,9 140,4 Afgewerkte producten 101,8 117,2 117,7 118,3 118,8 Algemeen indexcijfer 99,8 118,4 119,9 121,1 121,6 In de berekening der indexcijfers kleinhan delsprijzen van voedingsmiddelen zijn prijzen opgenomen van aardappelen, brood, grutters waren, vleesch, melk, kaas, eieren vetten en kruidenierswaren. De uitgaven voor genoemde artikelen te zamen omvatten ongeveer 87 pet. van de totale gezinsuitgaven voor voeding. Augustus 1939 100 Aug. 1939 Nov. Dec. 2 Jan. 1940 9 Jan. '40 100,0 108,7 108,4 108,0 108,1 De berekening van de geschatte indexcijfers kosten van levensonderhoud is gebaseerd op het gemiddelde verbruik van 276 gezinnen met een inkomen van minder dan f 1.800 per jaar uit verschillende deelen van Nederland, zoo als in 1935/1933 door een gezinsuitgavenonder- zoek werd vastgesteld. Als basis is gekozen 1938 100, omdat in dat jaar de prijsstijgingen als gevolg van de deva luatie van den gulden na September 1936 uit gewerkt waren, terwijl de daarmee verband houdende loonsverhoogingen toen haar beslag gekregen hadden. De berekeningen betreffen de uitgavenposten: kleeding, schoeisel, huishoude lijke artikelen, reinigingsmiddelen en brand stoffen. De indexcijfers zijn op heele, eventueel halve punten afgerond. Aug. 1939 Nov, Dec. 2 Jan. 1940 9 Jan. '40 98,5 104 105 105 105 TTi'rftm ifc w- Almachtige, eeuwige God, Gij Die de hemelen en ook de aardsche lotgevallen leidt, verhoor goedgunstig het smeeken van Uw volk en ver leen aan onze tijden Uw vrede. Door Christus onzen Heer. Oratie Ingevolge het advies van de Commissie voor de Vrije Kunsten der samenwerkende Kunste- naarsvereenigingen heeft de minister van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen op de ten toonstelling „Onze Kunst van Heden" in het Rijksmuseum te Amsterdam nog de navolgende aankoopen gedaan: M. Adamse, Kinderportretje; Bella van Beek Stroeve, Begonia's; Han Bolte, Stadje in Zuid-Frankrijk (teek.)Machiel Brandenburg, Stilleven met ficus; Johan Buning, Kalkovens; Bob Buys, Amstel; A. J. C. Colnot, Landschap; Elise Dom, Stilleven; A. J. van Driesten, Wil gen (aquarel); Van Duimen Krumpelman, Boerenmeisjes in een beek; G. Eberhardt, Aquarium; Stien Eelsingh, Kindje; D. H. W. Filarski, Wapen van Staphorst; S. Garf, Stil leven met doodskop; C. M. Garms, Avond, Duivendrecht; A. G. Hulshof Poll, Eoerderij met hooiberg (pastel); Gerrit de Jong, Doode riethen; Roelf Jongman, Tongeren; J. B. Kamp, Dood roodborstje; A. Keus, Dennen (aquarel); Willem Klijn, Stilleven snoeken; Corn, Koning, Landschap, Eist; Corn, van Leeuwen, Sneeuw landschap; C. J. Mension, Kakatoe; Elie Neu- burger, Gezicht op het 's G-ravelandsche Veer; Johanna Pieneman, Rhedensche veer; H. N. Postma, Amsterdam, Burgwal (aquarel); Piet de Regt, Slootje tusschen struiken; Willem E. Roelofs Jr., Visch (aquarel); M. Rompelman, Liggend naakt (aquarel); Jaap Sax, Landschap; C. A. Smout, Guur weer (sculptuur); Chris Snijders Zeegezicht; L. Soonius, Kalme zee; P. Starreveld, Kinderportret (sculptuur); W. Steyn, 't Spaarne bij zonnig weer; Suze van der Stok, Stilleven, eieren; J. Surie, Stilleven, paddenstoelen; Jan Th. C. Teggen, Stilleven, geranium; C. Timmer, Beer en leeuwin (ge- aquar. potloodteekenlng)Jan Trapman, Reetje (sculptuur); Jelle Troelstra, Giethoorn (teeke- ning); Wilh. Wouters, Cechische typen (teeke- ning); Piet van Wijngaerdt, Landschap, Bra bant; J. Altink, Landschap. Door particulieren werd, behalve het vroeger vermelde, nog gekocht: G. Altmann, In de Betuwe; Jan C. Bander, De Die (ets); J. Bezaan, een ets; J. Bogaerts, Stilleven met knoflook; Cees Bolding, Veluw- sche Boerin (ets); A. Breetveld, Javaansche maskers (houtsn.); C. Cox, Bloemen; JosCroin, Place Falquière; G. van Duffelen, Winter (ets) en Haven (ets); W. J. van Dijck, Noordzee (ets); N. M. Eekman, Boer en paardekop (aquarel)A. Egter van Wissekerke, Brielsche Toren (lith.), Selva de Mallorca (lith.)Jac. Eriks, Dorpsraad; Jan Everts, Portret; D. van Gelder, Op Zeebodem (teekening)J. M. Graadt van Roggen, Grot, Italië (ets); Dirk Harting, O. Z. Voorburgwal (ets)Wim Heinecke, Bes sen; Arend Hendriks, Polderlandschap (ets); W. G. Hofker, Brouwersgracht (ets) 4x, Vier Heemskinderen (ets), Montelbaanstoren (ets), Keizersgracht bij Amstel (ets); Tine Honig, Stilleven; dr. D. M. Hoogeveen, Zomeravond; Gerard Hordijk, Circus (aquarel)Toon de Jong, bij Barendrecht (ets) Rie Knipscheer, Aanbidding der Koningen (houtsnede) 2x; Gerard Koekkoek, Aan de Rijn bij Rhencn (ets); W. de Kok, Chrysanthemum; W. van Kuilenburg, Kameelengroep (tufsteen); Sjoerd Kuperus, Visschertje (teekening), Eend met Jongen (ets) 2x; G. Langeweg, Rand van Pa rijs (teekening)W. van Nieuwenhoven, Le zende man; Willem Oeps, Port de Collioure (teekening); Anna op "t Land, Kuiken (brons); A. Pakkoo, Weidebloempjes, Landschap; J. Pletser, Stilleven, Perzische potten; Fem Poel, doorkijkje, Fiodino (teekening); Arend van de Pol, Aan de plas; Riekele Prins, Kerkje Tran- sum (ets), Groninger wad (ets), Oude schuiten (ets) 2x; Herman Romijn, Goudsbloemen; A Schotel, Arbeiders (ets), Maaimachine (ets); Henri Sicking, In de bergen; Willy Sluiter, Ve netië (aquarel)H.. Stolle, Westduinpark (tee kening); Frans Timmers, Atelierhoekje; Tjipke Visser, wandschaal, Ibissen (brons); Tula di Vista, Rijpe padi; Maurice Volkhemer, Dier- studie, kameel (aquarel)Th. ter Weeme, Hoek atelier; Ido Wiersma, bij Woudsend (ets)G. Woudt, Wilgen (ets) 2 x; Woutersen van Does burg, De brief; E. A. Kliema, Landschap; Joh. Hendrik van Zweden, Son ja (sculpt.). Door het Rijksprentenkabinet werden aan de vroegere aankoopen toegevoegd: J. Briedé, 1001 Bottles (teekening); John Grosman, Naakt (teekening); Gijs Jacobs van den Hof, Naakt (teekening); Gerrit de Jong, Insecten en schelpen (ets), Denappel (ets); Edzard Koning, Normandisch landschap (tee kening); L. W. van Kooten Jr., Etrennes, Pa ris (ets); Theo van Reyn, Moeder en kind (teekening); Maurice Volkhemer, dierstudie, Hert (aquarel) De belangstelling voor de tentoonstelling houdt aan, hetgeen zoowel uit het hooge be zoekcijfer van 25.000, als uit de aankoopen blijkt, de aard van het gekochte laat zien, dat de kunstwerken grootendeels bestemd zijn voor kamerversiering. Jammer dat er tot dusver weinig aandacht besteed werd aan aankoopen voor vergaderzalen e.d. De koopers buiten Amsterdam overtreffen in aantal die van binnen de stad. ËJIIIIIIIII lllllllll!M Nu allemaal naar 't Noorden toe, Nu Friesland opgezocht! Naar 't hoogtepunt van 't ijsseizoen, Want 't is: Elfstedentocht! De honderden doen nu weer mee, Zij slaan de ijzers uit, Nu Koning Winter 't waterland In witte kluisters sluit. Met ferme slagen, links en rechts, Nu over 't spieg'lend vlak, De armen rustig, beenen los, De koppen stil en strak; In vroegen morgen reeds den weg Door duisternis gezocht, En doorgezet, steeds doorgezet, Want 't is: Elfstedentocht! Al snijdt de wind scherp als een mes, Al is de tocht ook lang, De Nederlanders van stavast Zijn op de schaats niet bang. En zonder ophef, stil en kalm, Wordt daar een daad volbracht, Die weer getuigt van Neerlands durf, Van Neerlands fiere kracht. Heel 't land rijdt met de rijders mee Door lange baan en bocht En Friesland is weer 't middelpunt, Want: 't is Elfstedentocht! HERMAN KRAMER I De vereeniging „Het Nederlandsche Kanker instituut" zal 17 Januari haar 25-jarig bestaan herdenken. Deze herdenking zal geschieden in den vorm van een plechtigheid op genoemden datum in het Antoni van Leeuwenhoek-huis, Sarphatistraat 108, Amsterdam, des namiddags 3 uur. Wij vememen, dat de geldinzamelingen, uitgaande van de Finsch-Nederlandsche Vereeniging in samenwerking met het Ne derlandsche Roode Kruis, ten behoeve van het Finsche Roode Kruis, thans tot een totaal bedrag van 150.000 is gestegen. Zaterdagmorgen heeft zich in de villa van dr. J. Brinkman, inspecteur van het lager onder wijs in de inspecue Tiel, te Drumpt, een ernstige ontploffing voorgedaan. De familie was naar Franeker vertrokken en zou des middags weer naar huis terugkeeren. Het dienstmeisje besloot daarom Zaterdagmor gen de centrale verwarming te ontsteken. Zij vulde de buizen gedeeltelijk met water, doch vergat daarbij, dat dit water door de strenge koude vrijwel onmiddellijk bevroor, zoodat, toen zij den ketel opstookte, het water niet kon cir- culeeren. De gevolgen waren zeer ernstig. Met een hevigen knal sprong de ketel uit elkaar, waardoor in de keuken, waar hij stond opge steld, een ware ravage werd aangericht en een begin van brand ontstond. Het dienst meisje snelde toe, doch was zoo geschrok ken, dat zij bewusteloos ineenzakte. Gelukkig had een aan de overzijde van de straat wo nende mevrouw het ongeluk door het raam zien gebeuren. Zij snelde te hulp en kon, ge assisteerd door een groenteboer, het begin van brand blusschen en het meisje, wier haren reeds geschroeid waren, in veiligheid brengen. De schade in de keuken is -aanzienlijk. Alle ruiten zijn vernield, terwijl ook het plafond ge deeltelijk is ingestort. Het hoofdbestuur van het Nederlandsche Roode Kruis heeft van het Internationale Roode Kruis te Genève bijzonderheden ontvangen om trent den nood in Turkije ten gevolge van de aardbeving, die de streek ten Noord-Oosten van Ankara heeft geteisterd. Groot is de omvang van die ramp. Tot dusver telde men 23150 doo- den, 8030 gewonden en 26290 verwoeste huizen. Bsnoodigd zijn ambulance-auto's, zeilen, tenten, hospitaaibedden, brancards, wollen dekens en verbandmiddelen. Onder de gegeven omstandig heden kan het verleenen van hulp in natura van hier uit niet in overweging worden geno men. Gaarne echter verklaart het hoofdbestuur van het Nederlandsche Roode Kruis (postreke ning 22120) zich bereid, gelden aan het Inter nationale Roode Kruis door te zenden, welke ten behoeve van de hulpverleening in Turkije mochten worden ontvangen. In verband met een onlangs omtrent de N. V. Houtindustrie „Picus" te Eindhoven in de pers verschenen bericht aangaande een reor ganisatie wegens den oorlogstoestand vernemen wij, dat de noodige maatregelen thans vrijwel hun beslag gekregen hebben. Alle fabrieksat- deelingen werken thans weder, zij het ook sommige op wat kleineren voet. Alle orders worden normaal uitgevoerd. In het Tijdschrift van de Rijksverzekerings bank vertelt dr. L. Smit, dat in den winter van het vorige jaar 1832 gevallen van bevriezing voor de ongevallenwet werden aangegeven; men kan vermoeden, dat er nog een belangrijk aan tal bevriezingen waren, die niet onder de onge vallenwet vielen; de bevriezing is dus iets, waarvoor men ter dege op zijn hoede moet zijn. Algemeene bevriezing is iets geheel anders dan plaatselijke bevriezing. De eerste lijkt merkwaar digerwijze veel op dronkenschap en het is dan ook voorgekomen, dat bijna bevroren menschen voor dronkaards werden gehouden. In 't begin wordt de betroffen persoon koud en voelt zich ook koud en is dan ook bleek, maar weldra wordt de huid rood en de koude wordt niet meer gevoeld. De gang wordt wankelend en er is een zeer sterke neiging tot slapen: wanneer de mensch in zulk een geval werkelijk inslaapt, is hij natuurlijk spoedig zoo sterk afgekoeld,aat hij sterft. Daarbij komt dan nog, dat gezicht en gehoor doffer worden, de waarneming in 't al gemeen verflauwt. Wanneer nu de patiënt, nij gend en strompelend en dronken van de koude, zoo wordt gevonden, dan kan hij nog behouden worden. De bevriezingsdood bedreigt vooral hen, die te veel sterkAi drank gebruikt hebben, omdat zij toch al slecht opletten en vooral omdat zij de koude niet voelen. Dood door bevriezing komt in ons land wei nig voor. Veel vaker komt zooals gezegd plaatselijke bevriezing voor. Zeer opmerkelijk is het, dat onder de patiënten van de Rijksver zekeringsbank er verschillende waren, die on danks dreigende en reeds voortgeschreden be vriezing doorwerkten, zoodat de bevriezing haar einde bereikte, n.l. het afsterven van de betrok ken lichaamsdeelen. Dat zijn uiteraard vooral de ooren, vingers, teenen en onderbeenen. Zooals ieder weet, wordt de eerste inwerking van plaatselijke koude gevoeld als tintelend en brandend gevoel, maar weldra wordt het ge troffen lichaamsdeel ongevoelig. De huid worat wit. Is er nu toch door de felle koude een begin van bevriezing geweest, d. w. z. zijn de weefsels tot op zekere diepte door de koude ernstig oe- schadigd, dan ontstaan er blaren, die meestal donkerrood van uitzicht en ook donker van in houd zijn. De huid boven de blaar is dood en dus gevoelloos; het weefsel onder de blaar is echter uitermate gevoelig. Soms gaat het ver sterf iets dieper, zoodat een gedeelte van de geheele huid afsterft. Is de bevriezing nog erger geweest, dan is het versterf dieper en treft spieren, pezen en been deren, juist als bij een brandwond. Komt er geen infectie bij, dan wordt het doode weefsel lang zaam afgestooten; is een der ledematen be vroren, dan gaat dit vaak tot aan het gewricht verloren. Maar evenals bij brandwonden, treedt dikwijls infectie op en dat is uit den aard der zaak zeer onwelkom en slechts langzaam te genezen, om dat het omliggende weefsel, zoo diep door de koude getroffen, weinig geneeskracht bezit. Van de ruim 1800 gevallen waren er negen, die na acht maanden nog niet geheel genezen waren. Verschillende van deze patiënten bleven ondanks de bevriezing doorwerken (De zuinig heid bedriegt de wijsheid). Maar het gebeurde ook, dat de betroffen persoon eerst later merkte dat zijn vingers of teenen bevroren waren: om dat zij n.l. ongevoelig waren geworden. Maar ook al merkten ze dat, werkten ze soms toch door; zoo was er een, die doorwerkte, totdat het vel en de nagels van zijn vingers afvielen. Het noodzakelijk gevolg is dan, dat vingers of ge deelten van vingers moeten worden geampu teerd, want zou men dit niet doen, dan tart men het gevaar van infectie in de bevroren en afge storven deelen. Het is dus zaak er op te letten, eerst of de vingers tintelen en branden, of ze wit worden, daarna of ze ongevoelig worden. Dan is het tijd, om zich aan de koude te onttrekken en zorg te dragen, dat d^ bloedsomloop in de bevroren deelen wordt hersteld en dat ze tijd krijgen om te genezen. Diverse malen bemerkten de getroffenen, dat de vingertoppen of teenen zwart waren: dan is het in den regel te laat en zijn enkele deelen hopeloos verloren. Zoo ver moet men het dus niet laten komen. Uiteraard gebeuren de meeste ongelukken door het hanteeren van koude voorwerpen, zoo als metalen, steenkolen, steenen; maar ook door de inwerking van ijskoud water of vriezenden wind. Men meene niet, dat het juist moet vriezen, om te kunnen bevriezen; in den vorigen oorlog is het gebleken, dat er ook voeten bevroren zyn, die lang in koud water, in de loopgraven ge staan hadden; de kans op bevriezing werd groo- ter, wanneer de beenwindsels zeer nauw toege snoerd waren. Wat de behandeling betreft, is het van het doorslaggevend belang te weten, dat bevroren menschen en ook bevroren lichaamsdeelen niet plotseling en ook niet snel verwarmd mogeu worden. Men moet dus bevroren vingers, teenen of ooren niet in warm water steken of met war me verbanden bedekken. De bedoeling van de behandeling is n.l. niet het verwarmen dier lichaamsdeelen, maar het herstel van den bloeds omloop en dit moet langzaam geschieden. De gewone methode is: voorzichtig wrijven met sneeuw, of bedekken met natte omslagen en heel, heel langzaam, d. w. z. in enkele uren. de temperatuur opdrijven tot de gewone lichaams temperatuur. Hetzelfde geldt voor menschen, die geheel be vroren zijn; brengt men deze in een warm ver trek, dan kunnen ze plotseling sterven. De be handeling bestaat in het wrijven met sneeuw; later in het bad van kamertemperatuur, dat dan in den loop van enkele uren tot lichaams temperatuur gebracht wordt. Daarbij komt daa nog de toepassing van kunstmatige ademhaling, indien noodig en de toediening van hart- middelen. Natuurlijk is de een gevoeliger voor koude dan de ander. Magere menschen kunnen veel min der koude verdragen dan dikke. Bloedarme, on dervoede menschen, kinderen en grijsaards kun nen in T algemeen de koude niet goed verduren; hoewel men somtijds oude menschen ziet, die er verbazend goed tegen kunnen. Ten laatste wil ik nog even wijzen op twee aandoeningen, die eveneens door de koude ver oorzaakt worden, nJ. wintervoeten en -handen, en anderzijds de blauwachtig-roode zwelling van de onderbeenen, die vooral bij vrouwen met kunstzijden kousen voorkomt. De beste behan deling daarvan bestaat in betere kleeding en verder vooral in de wisselbaden; vijf a tien seconden afwisselend in heet en koud water, een keer of vijftien achtereen, te beginnen met koud en te eindigen met koud. Daarna goed afdrogen. En zoo naar bed. Dr. TH. H. SCHLICHTING

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 5