Geallieerden op zoek naar Duitschlands Achilleshiel Koning Carol neemt maatregelen IVOR ÖL Theorieën van Dr. Goebbels Ti ïen jaren zuivelcrisis cn ropenliefde Petroleumoorlog in Roemenië tWooêa witte tonden, Verstopping Buitenlandsch Overzicht ZATERDAG 20 JANUARI 1940 DOOS 20 CT. TUBE 40 EN 60 CT. Wat zal Hitier doen? „Jonge volkeren" Apostolaat der Hereeniging Plechtige Byzantijnsche liturgie tijdens de Studiedagen De Zaandam" vertrokken K.L.M.-VLIEGTUIG NAAR EILANDEN SLACHTOFFERS ONTPLOF- FING BEGRAVEN PRINS BERNHARD PRINSES JULIANA BIJ HET ROODE KRUIS PLUIMVEETEELTREGELING „De cracht van 't landt bestaedt" Thans blijkt het fiasco der boterpolitiek Boterproductie steeg van 87 tot 107 millioen k.g.; 't binnenlandsch verbruik van 49 tot 50 millioen kilogram Door Charles Bruce Reeds lang voordat tusschen Duitschland en <fe Geallieerden de militaire oorlog uitbrak Rerd er tussciien dezelfde mogendheden een économische oorlog gevoerd, welke, hoewel on bloedig, vaak even Wreed en meedoogenloos was ®ls de strijd met de vuurwapenen. De Geallieer den hopen thans zelfs door middel van den economischen oorlog den militairen oorlog te binnen, daar hij den vijand een strop om den bals legt, die steeds nauwer wordt toegehaald He blokkade is niet voldoende, want zij sluit bog lang niet alle wegen af, waarlangs Duitsch- l®nd kan in- en uitvoeren. De Geallieerden pas één daarom nog andere methoden toe om hun doel, een barrière te maken rondom het Duit- éche gebied, te bereiken. Volgens een verklaring, die de Engelsche minister van Economische Oorlogvoering Ronald Cross Woensdag in het lagerhuis aflegde, is een dezer methoden het ■•zeer concurreerend koopen en verkoopen in dommige neutrale landen"'. En zoo zien wij, dat °P het oogenblik tusschen de Geallieerden en buitschland de economische oorlog in al zijn felheid en scherpte gevoerd wordt. Het oorlogs- ferrein is de heele Balkan, maar de slag wordt geleverd in Roemenië, het land, dat de grootste boeveelheid van het voor den modernen oorlog °nontbeerlijke product, petroleum, bezit. Was het louter toeval, dat op denzelfden dag, daarop in het Engelsche Lagerhuis het La- bourlid Dalton de vraag stelde, waarom de Öritsche regeering zoo lang gewacht had met bet opkoopen van alle beschikbare Roemeen fehe olie, een koninklijk decreet in het Roe bieensche staatsblad verscheen, volgens hetwelk fen commissariaat voor de geheele petroleum- bidustrie werd ingesteld, dat controle moet uit- °éfenen op den verkoop en bijzonder moet reke- bing houden met de belangen van den staat? Dr. Clodius, de leider van de Duitsche econo mische commissie, die juist een maand geleden •het Roemenië een overeenkomst sloot, volgens Welke Boekarest zich verplichtte een groote hoe veelheid petroleum aan Duitschland te leveren, Verscheen dezer dagen wederom in de Roemeen- Sche hoofdstad om zijn ontevredenheid te uiten Over de wijze, utaaj'op het accoord werd nage komen. Wat was er dan gebeurd? Het blijkt nahs, dat de Engélscheri den laatsten tijd tegen Veel hoogere prijzen, dan Duitschland kon be- felen, de enorme voorraden' petroleum van en kele groote maatschappijen hebben opgekocht, toodat deze tlians niet in staat zijn aan Duitsch- fend te leveren. Men begrijpt in wat voor een moeilijke positie de Roemeensche regeering hier- Öoor tegenover Duitschland is geraakt. Het fengste decreet, waarbij een nationaal commis- é&riaat voor de petroleumindustrie wordt inge heid, heeft dan ook ten doel een herhaling van feh dergelijke actie der Geallieerden te voor komen, want Roemenië wil toch, hoewel zijn 6ïrnpathienaar de Geallieerden uitgaat, van Wie het een garantie tegen Duitsche agressie beeft ontvangen, zooveel mogelijk zijn neutra- üteit handhaven. Intusschen tracht Duitsch- fehd op alle mogelijke wijze in zijn behoefte aan betroleum te voorzien. Wat in Roemenië niet bikt, krijgt het misschien bij zijn nieuwen bond genoot Rusland gedaan. Zoo gaan er thans ge- achten, dat Sovjet-Rusland het petroleumge- bfed ten Zuid-Oosten van Lemberg, nabij de Roemeensche grens, aan Duitschland zou heb ben, afgestaan. Heel veel hebben de Duitschers bfer voorloopig ook niet aan, want de Polen hebben bij hun terugtocht de bronnen ernstig beschadigd, doch de Duitsche technici zullen er ^el in slagen de bronnen binnen niet al te lan den tijd weer exploitabel te maken. Tot dusver beeft echter het economisch en vriendschaps verdrag met Rusland, dat Von Ribbentrop te Moskou sloot, Duitschland nog niet veel opge- feverd en het is de vraag of de Sovjet-Unie met de eerste paar jaar wel in staat zal zijn den nieuwen bondgenoot aan de allernoodzakelijkste grondstoffen te helpen. In het jongste nummer van het bekende Amerikaansche tijdschrift Foreign Affairs wijdt Prof. Hopper van de Harvard Universiteit aan deze kwestie een in teressante beschouwing De schrijver gaat na wat Duitschland noodig heeft aan voedingsstoffen, olie, metalen en an dere producten, waarvan de aanvoer door de geallieerde blokkade tot minder dan de helft geslonken is. Daarna vraagt hij zich af in hoe verre Rusland in de behoeften van Duitschland kan voorzien. Er is in den Sovjet-staat geen sprake van groote overschotten. De graanoogst van 100 mil- lioen ton laat niets voor export beschikbaar; als de oorlog een paar jaar zou duren zou mën een surplus kunnen krijgen door uitbreiding van het bezaaide oppervlak. Boter en eieren worden sinds 1936 niet meer geëxporteerd. De uitvoer van plantaardige oliën is even groot als de invoer. Varkensvoer zou mettertijd kunnen wor den geleverd. Overschotten aan ijzererts, man- gaanerts en enkele andere ertsen zouden, als men twee jaar zou mogen besteden aan een voorgenomen uitbreiding, voor Duitschland van beteekenis kunnen worden. In het tekort aan hout kan Rusland voorzien. Katoen en rubber zijn geheel, petroleum bijna geheel noodig voor het binnenlandsch verbruik. Rusland kan echter voldoende olie voort brengen voor Duitschlands buitengewone oor logsbehoeften, als Duitsche technici de Russi sche industrie- en transportmoeilijkheden zou den komen oplossen, wat waarschijnlijk twee jaar zou kosten. De Duitsche ingenieurs hebben op het oogenblik evenwel hun handen vol werk en gaan dus niet naar Rusland. Het transport is een van de lastigste kwes ties. De situatie is zoo, dat het vervoer hoofd zakelijk per spoor moet geschieden. Maar het Russische spoorwegstelsel is in het geheel niet voorden uitvoer ingericht. Olie, soja-boonen uit Mandsjoekwo, en mangaan-erts zouden het vervoer zoo zeer belasten, dat er geen twijfel bestaat of Rusland zal deze goederen slechts in beperkte mate kunnen transporteeren. Bovendien: hoe zal Duitschland betalen? Het is niet waarschijnlijk dat het, zooals de Russen vragen, alleen machines en instrumenten zal kunnen of willen geven in ruil voor de ruwe grondstoffen: de industrie heeft al meer dan genoeg te doen met voor oorlogsdoeleinden te fabriceeren. Misschien zal het de bezittingen van de uit Rusland gerepatrieerde en te repa- trieeren volks-Duitschers als betaling aanbie den. Daar komt nog bij, dat de transportkosten voor sommige producten twee of drie keer zoo groot zullen zijn als de prijs van het artikel zelf. Uit het bovenstaande blijkt, dat Duitschland in een korten oorlog met groote offensieven door Rusland niet afdoende kan worden geholpen. Wanneer echter de oorlog twee jaar sleepende zou blijven, zou dit wel het geval zijn. Dit ver onderstelt echter, dat Duitschland een beleg van twee jaar zou kunnen uithouden en dat Rusland zijn eigen behoeften zou willen opof feren voor de Duitsche. Prof. Hopper twijfelt hieraan. Zoolang Rus land het machtsevenwicht op het Europeesche vasteland beheerscht zal het de bevoorrading van Duitschland als een strikt zakelijke han delstransactie beschouwen. Maar wanneer de Geallieerden Duitschland zoo in het nauw zou den drijven, dat de Nazi-leiders koste wat kost de militaire hulp van Rusland trachten te ver krijgen om een Carthaagschen vrede af te wen den, en wanneer Rusland de nationaal-socia- listische revolutie in het spoor van de bolsje wistische zou kunnen schuiven, dan zou het grondstoffen en andere hulp willen verschaffen op lang crediet, zelfs ten koste van binnenland- sche behoeften. Rusland zal zich waarschijnlijk geen werke lijke opofferingen voor Duitschland getroosten, behalve wanneer de internationale situatie daar rijp wordt voor een verdieping van het bruin van het nationaal-socialisme tot de kleur die de bolsjewisten prefereeren. POSEN, 20 Jan. (D. N. B.). Minister Dr. Goebbels heeft (naar in een deel on zer vorige oplage reeds gemeld werd, Red.) te Posen een rede gehouden voor meer dan 15.000 émigranten uit de randstaten van Wolhynië. Hij zeide onder meer, dat Enge land er nooit ernstig aan gedacht heeft Polen te hulp te komen. Polen had slechts de taak Duitschland tot het uiterste te pro- voceeren, omdat Engeland hoopte op deze wijze den oorlog te kunnen ontketenen. „Deze oorlog aldus vervolgde Goebbels is in werkelijkheid een botsing tusschen de af geleefde plutocratie en het nieuwe socialisti sche Duitschland. De steriele plutocratie heeft ingezien, dat het geen stand zou kunnen hou den, als zich in het hart van Europa een volk van 80 millioen verheft, dat is opgebouwd naar de wetten van binnenlandsche orde en sociale gerechtigheid. Eigenlijk hadden Londen en Pa rijs uit dezen veldtocht moeten leeren dat het militair en politiek onzinnig is te velde te trek ken tegen het rijk, dat op militair en econo misch gebied op elk geval van nood is voorbe reid. Londen en Parijs hebben van den aanvang af het doel gehad Duitschland te verbrokkelen en het Duitsche volk voor de politieke beslis singen in Europa uit te schakelen. Zij hadden een tweede en slechter Versailles in den zin. De oorlog is dus voor geheel Duitschland een strijd voor het nationale bestaan. Ook de po gingen der Fransch-Britsche plutocratie, de schuld aan den oorlog op Duitschland te schui ven, moeten op de stelligste wijze afgewezen worden. Alle documenten over het uitbreken van den oorlog bewijzen het tegendeel, en wan neer documenten niet voldoende zijn, behoeft men slechts de vraag te stellen, wie den oor log heeft verklaard. Goebbels zeide verder, dat de Fuehrer den westelijken mogendheden de hand der verzoe ning heeft toegestoken. Het westen heeftsteeds geantwoord met een ijzig weigeren, een belee- digend zwijgen en zelfs hoon en verachting. „Duitschland als land van arbeid, orde en socialen vrede is aangevallen door de chaoti sche machten der internationale plutocratie. Deze plutocratieën zijn de ondergang van de menschheid van het Avondland. Niet het En gelsche of het Fransche volk is het rijkste ter wereld. Over die volken regeeren een paar honderd plutocraten, die de rijkste menschen op aarde zijn. Zij hebben het grootste deel der wereld onder hun controle: zij plunderen alle volken. Een der hoofddoelen van den oor log is het, daaraan voorgoed een einde te ma ken. Tachtig millioen Duitschers eischen de erkenning van de vitaalste hunner levensrech ten. Een Engelsch minister heeft dezer dagen ge zegd, dat het Engelsche en het Fransche volk, anders dan het Duitsche, jong zijn. Doch men behoeft slechts de geboortenstatistieken te be zien om aan te toonen waar het verleden en waar de toekomst ligt. In het afgeloopen jaar zijn in Duitschland 300.000 kinderen meer ter wereld gekomen dan in Engeland en Frankrijk samen. Dit is ook de reden, waarom de Engel sche ophitsers het Duitsche volk en in het bij zonder het nat. soc. regime met helschen haat vervolgen. Het is ook geheel onjuist vergelijkingen te treffen tusschen het Duitschland van 1914 en dat van 1940. De militaire uitrusting van Duitschland, de economische voedingsbronnen zijn meer dan voldoende om den oorlog zege vierend te doorstaan. Het vierjarenplan heeft een herhaling van de Engelsche blokkade van 19141918 reeds bij voorbaat tot ondoelmatig heid gedoemd. Op het oogenblik houdt men zich te Lon den en Parijs bezig met het oplossen van po litieke-raadsels. Dat raadsel is, wat Hitier zal gaan doen. Nu eens beweert men dat Hitier, daar hij geen uitweg meer zag, door middel van de neutrale staten, het Vaticaan, Rome of Washington gepolst heeft, welke vredesmoge- Iijkheden er bestaan. Een paar dagen later wordt er gezegd dat hij definitief tot het of fensief heeft besloten. Voor het Duitsche volk echter is er geen aanleiding om op deze hysterische alarm- berichten in te gaan. Het ziet daarin slechts een uiting van de angstneurose der wereld parasieten. Het is ook niet de taak van Duitsche leiders te reageeren op elk alarm- bericht, waarmede Londen en Parijs de wereld tot nervositeit trachten te brengen. Men zal daar vroeg genoeg ervaren, wat de Fuehrer zal doen. Het groote Duitsche volk aldus besloot de minister moet en zal in dezen strijd overwinnen." schans, de heer G. Wisman en de burgemeester van Roden mr. H. W. Bloemers, alsmede het personeel van de zuivelfabriek Roden, waar de overledene werkzaam was. Aan het graf spraken achtereenvolgens een majoor en ds. H. Dufour, uit Roden. Toen de kist in het graf was neergelaten, loste het vuurpeleton een salvo als laatsten •groet aan den overledene. Een zwager van Ho- man dankte voor de betoonde belangstelling. Diep onder den indruk verlieten allen den doo- denakker. In Wedderheide is het stoffelijk overschot van den soldaat F. L. Kolthof aan den schoot der aarde toevertrouwd. Bij deze begrafenis was eveneens veel belang stelling. Gelijk reeds gemeld werd. zal tijdens de Stu diedagen van het Apostolaat der Hereeniging, die Dinsdag en Woensdag a.s. te Nijmegen wor den gehouden, Woensdagmorgen 9 uur in de kerk van den Carmel. Augustijnenstraat, een plechtige Byzantijnsche Liturgie gevierd worden met concelebratie van Nederlandsche priesters van den Byzantijnschen ritus. In de kerk zal 'n Ikonostase worden geplaatst, door dezen ritus vereischt om het priesterkoor,van het schip der kerk af te scheiden. Als eerste celebrans zal de prior van de Benedictijnen der Hereeniging van Chevetogne (vroeger Amay sur Meuse) Dom Belpaire, geassisteerd door Dom Strotman als diaken en Dom K. Bouman als lector in de Grieksche taai de H. Mis zingen, terwijl pater dr. Zacharias O.M. Cap. en pater Andreas O. M. Cap., beiden in Estland werkzaam, zullen concelebreeren in de Slavische taal. De litur gische gezangen van het koor zullen in de Grieksche taal onder leiding van pater Lange- veld O.E.S. Aug. worden gezongen door de fra ters Theologanten van het Studiehuis der Pa ters Augustijnen te Nijmegen. De feestvergadering, gewijd aan de herden king van het eeuwfeest van het Concilie van Florence, waarop prof. dr. D. Franses O.F.M. de feestrede zal houden en het bovengenoemde koor eveneens Grieksche liturgische gezangen zal uitvoeren, wordt gehouden in de Aula van de Kath. Universiteit aan den Bijleveldsingel, des avonds 8 uur. De vergaderingen van de Studiedagen zijn voor alle belangstellenden toegankelijk. Hedenmorgen in de vroegte is het s.s. „Zaan dam" van de Holland-Amerika-lijn van Rotter dam naar New York vertrokken. Het schip heeft ongeveer 150 passagiers aan boord, waar van de helft Duitsche emigranten. Het schip heeft direct koers gezet naar New York en doet Southampton niet aan. Om 8.20 uur is vanmorgen van Schiphol ver trokken het K.L.M.-vliegtuig „Wulp", gezag voerder Bax. Via Eelde wordt een vlucht met post en passagiers naar Ameland en Schiermon nikoog gemaakt. Vrijdag is vanuit het Nederlandsch Hervormd Jeugdgebouw te Roden ter aarde besteld het stoffelijk overschot van den soldaat Th. Ho- man. De begrafenis geschiedde met militaire eer. Hiervoor was een deputatie militairen, ter sterkte van 40 man, aanwezig. De lijkdienst werd gehouden in het jeugdgebouw. Vervolgens trok de stoet onder enorme belangstelling en onder klokgelui naar het kerkhof te Roden, voorafgegaan door een vuurpeleton van 12 man. 12 slippendragers en een tamboer. Op de kist lag de Nederlandsche vlag. De minister van De fensie was ook hier vertegenwoordigd. Voorts waren aanwezig de burgemeester van Nieuwe- Prins Bemhard heeft Donderdagmiddag op iet nationaal hoofdkwartier van de Ned. pad- inders te Den Haag de vergadering van het lagelijksch bestuur bijgewoond. Prinses Juliana woonde Vrijdag te Den Haag de gewone wekelijksche vergadering van het dagelijksch bestuur van het Roode Kruis bij. Het bestuur der Algemeene Nederlandsche Pluimveeteelt Vereeniging (A.N.P.V.), alsmede de commissies der in haar georganiseerde fok kers en houders van vermeerderingsbedrijven hebben zich tot den minister van Economische Zaken gewend met een bezwaarschrift, waarin zij zich teleurgesteld verklaren over de afge kondigde teeltregeling voor het jaar 1940. Teneinde de fokkers en houders van vermeer deringsbedrijven in de gelegenheid te blijven stellen goed pluimvee af te leveren, verzoeken zij den minister een in het request berekende steunregeling aan hen te willen verleenen. De minister van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen, de Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland en de burgemeester der gemeente 's-Gravenhage hebben zich be reid verklaard het eerecomité te vormen voor de uitvoering van het nationaal oratorium „De cracht van 't landt bestaedt" (muziek van Hubert Cuypers, woorden van Martien Bever sluis). welke de groep Nederland van het Alge meen Nederlandsch Verbond op 2 Februari a.s. in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te 's-Gravenhage zal geven. Met het jaar 1939 is voor den landbouw in Nederland een periode van tien ja ren crisis afgesloten. In 1930 immers kon men zeggen, dat voor een groot deel van het bedrijf de slechte tijd begonnen is en in de jaren daarna zijn geleidelijk aan de ver schillende regeeringsmaatregelen genomen, die ten doel hebben gehad den boeren, niet tegenstaande de gedaalde wereldmarktprij zen, een behoorlijke belooning voor hun ar beid te geven en op deze wijze den landbouw in Nederland in stand te houden. In hoeverre de regeering er in is geslaagd, den boeren een behoorlijke belooning te verze keren, kan hier buiten beschouwing blijven, vooral ook, omdat de direct belanghebbenden over deze aangelegenheid van meening verschil len. Uit de historie van de laatste decade zijn echter wel belangwekkende conclusies te halen, waarbij wij eenige gegevens ontleenen aan een beschouwing in het Algemeen Zuivel- en Melk- hygiënisch Weekblad. In 1932 zijn de eerste steunmaatregelen voor de zuivel gekomen en men kan thans, zij het misschien nog niet definitief, dan toch wel voor loopig eenige conclusies trekken nopens de werking dezer maatregelen. Het is in deze jaren gebleken, dat de grootte van de melkproductie betrekkelijk ongevoelig blijft voor de prijzen, die voor de melk gemaakt kunnen worden. Als de melkprijs hoog is, tracht de melkveehouder zooveel mogelijk t-e verkoo pen tegen dezen hoogen prijs; en als de prijs laag is, tracht hij eveneens zooveel mogelijk te ver koopen om door den grooten omzet ten minste nog iets goed te maken. Met de productie van de hoeveelheid melk houdt de productie van boter en kaas ten nauwste verband, en uit deze beide laat zich afleiden hoeveel de melkproductie in de afgeloopen tien jaren is gestegen. De pro ductie van boter is toegenomen van 87 millioen K.G. in 1930 tot 107 millioen K.G. in 1939. De kaasproductie is gedaald van 137 millioen K.G tot ongeveer 124 millioen K.G., terwijl de pro ductie van condens en poeder toegenomen is. In de laatste tien jaren is de productie van melkvet toegenomen van 1.5 tot 1.8 milliard K.G., dus ongeveer 20 pCt. Dit alles zou een zeer verheugend verschijnsel zijn geweest als men dezen stroom van melk, al dan niet verwerkt, ook had kunnen verkoopen, doch ten aanzien van deze kwestie zijn juist zeer groote moeilijkheden gerezen, die zoo lang zamerhand overal wel bekend zijn geraakt. Als voornaamste kan men hier de boter noe men. De productie hiervan is gestegen van 87 millioen K.G. in 1930 tot 107 millioen K.G. in 1939. In 1930 werd 49 millioen K.G. in het bin nenland verbruikt, in 1939 50 millioen K.G. In percenten verrekend, blijkt, dat Nederland in 1930 56.3 pCt. van de productie consumeerde, in 1939 echter slechts 46.7 pCt.; een daling dus van bijna 10 pCt. De export is in dezelfde verhouding gestegen, en het merkwaardige verschijnsel doet zich dus voor, dat bij een stijging van de boter productie van 20 millioen K.G. het binnen landsch verbruik slechts met één millioen K.G. is gestegen. Het meerendeel van de geëxpor teerde boter ging naar Engeland, en wel tegen een prijs, die niet rendabel was en waarop aan de producenten een toeslag werd verleend uit den zgn. zuivelpot, die bijeen was gebracht en nog gebracht wordt door de heffing op mar garine in Nederland. Het doel van deze politiek is geweest ook in de moeilijke crisisjaren den afzet van de melk te verzekeren en zoo ons zuivelbedrijf in stand te houden. Dit doel is bereikt. De Nederland sche melkveehouderij is thans technisch zeer sterk en het geheele Nederlandsche volk is er van overtuigd, dat wij daarvoor vooral in dezen tijd de regeering dankbaar moeten zijn. Maar waarom eigenlijk? De veehouderij is zoo sterk, dat de regeering eenigen tijd heeft gevreesd, en daar thans nog niet geheel en al overheen is dat we zeer groote moeilijkheden zouden krijgen met 't veevoeder en dat hierin schaarsch- te zou ontstaan. Zij is zoo sterk, dat Neder land thans reeds geen afzetgebied meer kan vinden voor zijn boter, en dat de contingen- teering van de boter in Engeland beschouwd wordt als een ramp voor de Nederlandsche melkveehouderij. Men kan hiertegen opwerpen, dat geen en kele regeering dezen oorlog heeft kunnen voor zien en dus ook niet heeft kunnen vermoeden, dat Engeland zijn invoer zou gaan contingen teeren. Het eerste is zeer zeker juist. Toen de regeering in 1932 en in de latere jaren haar crisismaatregelen trof, was deze oorlog niet te overzien geweest, maar zelfs de meest bijziende in rebus economicis kon bemerken, dat over de gansche wereld een streven naar autarkie opkwam, hetwelk zich in Engeland uitte niet in een streven naar autarkie voor Groot-Brittan- nië, maar voor het Imperium; een streven, waarvan bijvoorbeeld enkele symptomen merk baar waren in verband met den invoer van melkpoeder en condens en in verband met het contingent, dat aan Canada was toegestaan voor den invoer van bacon. In dit licht bezien was het te verwachten, dat onze boterexport naar Engeland niet ongelimiteerd zou kunnen worden uitgevoerd en in dat licht bezien ook is het foutief geweest door steunmaatregelen de oneconomisch gebleken uitbreiding der melk productie in de hand te werken. Maar waarom moeten we de regeering dankbaar zijn voor de instandhouding van de melkveehouderij op te groote en econo misch niet-verantwoord gebleken schaal? Het klinkt wel zeer verheugend, dat Neder land in dezen tijd overvloed van melk er. boter produceert, maar welke voordeelen heeft het Nederlandsche volk van deze pro ductie, als het meerendeel ervan voor dat volk onbereikbaar is wegens den te hoogen prijs en als het zelfs daarvoor nog moet betalen in den vorm van heffingen op mar garine? De volledige cijfers over 1939 zijn nog niet bekend, maar over 1938, toen de boter productie 101 millioen kg. bedroeg en het binnenlandsche verbruik, evenals in 1939 50 millioen kg., was volgens de driemaan- delijksche verslagen nopens de landbouw crisismaatregelen de margarine-consumpt ie 62.048.763 kg., waarvoor in totaal aan heffing werd betaald f 31324.17625. Wat heeft het Nederlandsche volk aan een bo terproductie van 107 millioen kg., als het gedwongen wordt meer margarine dan boter te eten en als het daarenboven voor de niet gegeten boter nog 31 millioen gulden moet betalen? Welke reden tot dankbaarheid we gens het in stand houden van den melk veestapel hierin gelegen is, ontgaat ons. Maar, zoo zal men misschien meenen. door on zen uitvoer van boter stroomt dan toch een aan zienlijke som geld per jaar naar Nederland, waardoor de rükdom van ons land toeneemt. Ook dit is waar, doch daartegenover staat, dat een zeer groot deel van dit geld gebruikt moet wor den voor het betalen van het uit het buitenland geïmporteerde krachtvoeder en voor de uit het buitenland geïmporteerde grondstoffen voor de margarine1--: Het resunaai, u&. men nëfeft bereikt, is wel erg mooi, maar het is doelloos. De melkveehouderij is immers niet in stand gehouden ten bate van het Nederlandsche volk, want terwijl de tendenz merkbaar is geweest om door rationalisatie en betere bedrijfsvoering de productiekosten van de melk en de zuivel te verlagen, zijn door de regee ringsmaatregelen de producten steeds duurder geworden, zoodat we een prachtigen veestapel hebben, welks producten voor het meerendeel van het volk onbereikbaar zijn. Dat het anders had kunnen zijn. bewijst de kaas. Bij dit product immers is de steun van de regeering belangrijk lager geweest dan voor de boter. De productie van kaas is gedaald van 137 millioen kg. in 1930 tot 124 millioen kg. in 1939. maar het binnenlandsche verbruik is gestegen van 44 millioen kg. tot 72 millioen kg., terwijl uiteraard de export in gelijke verhouding is ge daald. Men kan zich echter afvragen, waarom de regeering den boterprijs gerandeert en de kaas min of meer aan zichzelf wordt overgelaten. Het resultaat hiervan is immers, dat de zuivelberei- der, die zeker in dezen tijd liever geen risico neemt, zich van de kaas afwendt en boter gaat maken, waardoor de toch al zoo zware boterpo- sitie steeds meer bemoeilijkt wordt. Nu moet men eerlijkheidshalve erkennen, dat deze maatregelen in den loop der jaren zijn ont staan en dat de huidige regeering, die de erfenis en de fouten van haar voorgangsters heeft moe ten overnemen, niet alle blaam treft voor het resultaat der getroffen regelingen en dat te min der omdat zij door het uitbreken van den oorlog plotseling voor groote moeilijkheden wordt ge plaatst, die zich anders waarschijnlijk in den loop van enkele jaren zouden voordoen. Zij zal echter wel de les der geschiedenis van de afge loopen decade ter harte moeten nemen. De groote fout is geweest, dat men geloofae aan een toevallige verandering, toen door het sluiten van Duitschland als afzetgebied een nieuwe markt moest worden gezocht en men deze vond in Engeland. Dat was geen acciden- teele, doch een essentieele verandering, omdat het een der eerste sympthomen was van het streven naar autarkie. Nu ook de Engelsche markt voor ons gesloten wordt, voor sommige producten zoo goed als geheel, zal zij niet meer den uitweg moeten zoeken door, koste wat het kost, den veestapel in stand te houden en voor de zuivelproducten tegen eiken prijs een nieuw afzetgebied te zoeken. We zullen de structuur van onzen landbouw moeten veranderen. Even gemakkelijk als het is om dit te zeggen, zal het moeilijk zijn om uit te voeren. Het zal harde en bittere offers kosten van onze boeren en dus ook van onze geheele bevolking. Noodgedwongen zullen we den weg van de autarkie op moeten gaan. Want ook al meent men. dat na dezen oorlog een vrijer ruilverkeer zal ontstaan en dat wij ons daarom moeten toeleggen op het vervaardigen van een kwali teitsproduct, waarmede we kunnen concurree- ren op de Europeesche markt, dan nog zal men zich moeten afvragen, welk volk na den oorlog, die allen verarmt, deze kwaliteitsproducten zal kunnen betalen. Als het niveau van gansch Europa daalt, zullen wij ons daaraan moeten aanpassen. Het is geen verheugend perspectief, maar als de regeering meent, dat zij zich met den landbouw moet blijven bemoeien een mee ning, die wij deelen kan zij beter zoo spoe dig mogelijk en met een vast omlijnd plan haar maatregelen nemen, dan dat zij, zooals in net 'verleden geschied is, zich laat overrompelen door de gebeurtenissen en toevallige regelingen moet treffen. Dat is ook om deze reden van zoo groot belang, dat zij bij een vastomlijnd plan beter rekening kan houden met de men schen en beter kan zorgen, dat de boeren een behoorlijke belooning voor hun arbeid krijgen, zonder dat dit zooals in het verleden be hoeft te geschieden ten koste van den consu ment, waarbij de minst draagkrachtige vaak het zwaarst werd getroffen. of moeilijke en on regelmatige stoel gang regelt men vlug zonder kramp of pijn met Mijjnhardt's Laxerrlablellen Prijs per doos 60 ct. Bij Apoth. en Drogisten 4» Nog geen duim bovtn zijn rechterhand ^ou de spits van de speer gevolgd zijn in het kabbelende water. Achter de verschansing had ^n vijand zich weten schuil te houden. Nu Schoot het hem ineens te binnen, dat er twee kerels die richting waren uitgegaan. Een er van "ad hij omver gestoken. De andere was ge bleven. Krijgslist had hier zijns gelijke gevonden. ™fet een zucht van verlichting en vrees trok Hulangga zich terug naar zijn schuilplaats, Jfaaruit hij zich door dezen nu wel erg doorzich- '%en kunstgreep had laten verlokken. Si Munal was nu verloren, maar Si Gajah ^as gebleven. Hij haalde zijn trouwen vriend uit "fe scheede en sloeg met een onbehouwen slag °I> den arm in. Een gil, een gereutel en het vol gend oogenblik was alles weer even stil Voor hém uit trokken de mannen zich rustig naar den étideren oever terug. Hij leunde doodop tegen de rots. Zes waren nu van het tooneel verdwenen, maar er bleven ?v nog genoeg. Hoe lang zou hij dien strijd "hnnen volhouden. „Uitstel," dacht hij, „uitstel, "s* is het eenige wat ih wensch. Wat zouden ze nu in den zin hebben? Zou het tot hen door dringen, dat hij nu geen speer bezat en Si Gajah alles was, waarop hij kon bogen? Wie zou het nu wagen om over te steken? Indien zij reke ning hielden met zijn verlies en hem met hun speren kwamen bestormen, wat dan? Het zou hem en zijn kris een kwestie van hard en vlug werken worden, maar wellicht dat hij er in slagen kon, zich er door heen te werken." Het lange uitstel maakte hem kregelig. Waren ze zich overal aan het verspreiden en verstop pen voor een nieuwen aanval of hadden ze zich werkelijk teruggetrokken? Omzichtig kroop hij als een slang naar de opening van de pas en loerde naar den overkant. Het kleine stukje vlakke grond aan den anderen oever en ook de kleine grintbaai waren verlaten. Alleen het bruine lichaam, dat achterover was geslagen op een reuschtigenkei hing half boven het water, dat armen en beenen spookachtig bewoog. Dat lichaam, de stroom en de zacht ruisende boomen was alles wat bewoog. Hij luisterde, maar vernam geen andere teekenen van leven. Verwonderd over deze verandering van stem ming, en al zijn aandacht concentreerend op een onverhoedschen uitval in den rug, kroop hij terug naar de rots. Zoo ver trok hij zich terug, dat het rumoer van het water slechts een vaag geluid was geworden. Daar luisterde hij weer, elke zenuw gespannen, ooren en oogen inge steld op elk mogelijk teeken van verraad. Daar wachtte hij tot hij eindelijk zou vernemen in het breken van een tak, het ritselen van blade ren, het zuchten van een mensch, dat de laat ste vinnige stojé kon beginnen. Hoog boven zijn hoofd brak een tak af in de stilte. Zou het eindelijk gebeuren? Zij wilden hem dus in de flank aanvallen? Zoo ze verko zen. Indien oog en hand hem niet te vlug in den steek lieten kon hij nog enkele kostbare minu ten uitstel koopen. Van schaduw naar schaduw kroop hij tegen de steile rots naar boven en in iedere schaduwplek bleef hij stilstaan om te luisteren, zijn oor te spitsen op het naderen van den vijand. Zonder gezien of gehoord te worden vond hij zijn schuilplaats op het kleine plateau Hij stelde zich met zijn rug tegen den stam van een belunuboom, langs het kleine pad, wachtte, keek en luisterde. Daar kwamen ze. Het ge ritsel van bladeren op de steile helling boven de pas geleidde zijn oog en hij voelde de don kere gestalten nog beter, dan dat hij ze kon waarnemen. Alles was hem nu duidelijk. Hij kon zich niet weerhouden even te grinniken van genoegen, toen hij met eigen oogen het door hen zorgvuldig uitgedachte en volvoerde krijgsplan bemerkte. De helft van den troep kroop voort om den pas van achteren te berei ken. De andere helft zou nogmaals'de gevaren van een overtocht aan den waterkant trotsee- ren en hem van voren bestoken. Doch hij was nergens meer te zien. Langzaam, langzaam daalde het troepje, zonder verder om te zien, langs de steile helling naar den pas. Wat een kans, als hij het gewaagd had naar voren te springen en links en reehts op die bloote ruggen in te hakken. Man voor man zouden ze naar beneden zijn getuimeld, stuk- voor stuk had hij ze afgeslacht. Maar nee. Het was voor zijn doel beter, dat ze tijd verloren met dit moeizame omtrekken. Hoe langer hjj hen in hun onwe tendheid liet begaan, hoe meer kans hij kreeg hen op te houden. Zijn kansen zouden er slechts door stijgen. Om te ontsnappen? O, nee, die gedachte had hij sinds lang uit zijn hoofd gezet. Maar om het blanke meisje te redden en, indien Kinaringan hem genadig was, naar de toppen van den Aru een verhaal mee te nemen, van een dood, die hem daarboven in hoog aan zien zou brengen. Een geschreeuw in de bergengte en een woe dende uitval naar het plateau zeiden hem alles wat hij weten wilde. Zijn vlucht was ontdekt en nu stonden ze daar voor hem, bijna binnen het bereik van zijn zwaard, met schelle, kijverige stemmen te bedisselen, wat er gedaan moest worden. Veertien, vijftien? Een heel karwei. Maar hij had tijd gehad om uit te rusten en op krachten te komen. Het gekijf hield op en zij kwamen nu op hem af. Met strakke gezichten volgden zij het pad door de jungle, begeerig hun wild te vinden. Zwijgend haalde de oude strijder Si Gajah te voorschijn. Zojn hand streelde met haar rug het slanke lichaam van zijn vriend, die geheel met stof en bloed was besmeurd. Hij was gereed. Zonder iets te bemerken gingen de twee eerste mannen hem voorbij, en hij liet ze begaan. Een lichtflits en de derde viel zonder een kik te geven in het zand. Nu was het oogenblik ge komen en hij zong zijn zwanenzang. De ver vaarlijke, blufferige oorlogskreet die reeds voor zoovelen het doodvonins had beteekend, klonk door den nacht. «Aai—aiai—at—aü Hier beo fk, Pulangga, jullie stamhoofd! Dachten jullie, dat ik gevlucht was! Jullie kennen me niet, jullie kennen Si Gajah niet. Wij gaan voor honden niet uit den weg. Vooruit Si Gajah, sla dood!" Hij sprong als een tijger te midden der ver baasde mannen, die in elkaar krompen onder de verschrikkelijke bedreiging en als angstige schapen op het naderen van den wolf steun zochten aan elkanders weerloosheid. „Ik heb slaven noodig, die mij gezelschap moeten houden, ik heb honden noodig, die mijn komst zullen verkondigen door hun gejank, als ik als overwinnaar mijn intrede doe in den kring der grooten en getrouwen op Aru. Vooruit, jijen jij en jij Drie vervaarlijke houwen hadden drie lijken gemaakt. Toen sprong hij vlug even behendig terug tegen den boom. Een willekeurige uitval van een der mannen had hem in linkerarm en -zijde getroffen. Hij voelde de wonde nauwelijks. Maar zijn krachten verminderden met groote snelheid, toen het warme bloed gutsend over zijn dij liep. Het druppelde uit zijn arm, stroomde uit zijn zijde en ontnam hem druppel voor druppel de krachten, die hij tot het laat ste besteden wilde aan het volbrengen van zijn belofte. „Kom maar op. honden! Kom naar je meester! Hoor je zijn stem niet? Hij sommeert je te komen. Hij denkt er niet aan. naar jullie te komen! Waarom aarzelen jullie? Mijn oogen worden doffer, mijn ana verslapt. Kom, voor dat het te laat is." Deze beleedigende woorden brachten weer be weging in den kleinen troep. Langzaam kropen ze voorwaarts. Voorzichtig omringden ze de slanke gestalte tegen den boom. De maan stond nu hoog en helder aan den hemel. Duidelijk zagen ze zijn bronzen lichaam tegen den grij zen, mosbegroeiden stam afsteken. Zijn hoofd bedekking was losgeraakt en lag op den grond. De groote oogen schitterden van strijdlust door de verwarde grijze haren heen. Onophoudelijk loerden ze van links naar rechts. Geen enkele beweging scheen hem te ontgaan. „Ha," zei hij, „ik zie jullie blinken." Zachter vervolgde hij. „Kom kinderen, maakt er eind aan. Ik ben moe, doodmoe en de blanke vrouw is nu in veiligheid. Ik, jullie opperhoofd, zal je voor gaan. Breng den Toean mijn laatste woorden over. Zeg hem, dat zijn broeder hem laat groe ten en geef hem Si Gajah als mijn aandenken. Ik ben trouw in den dood, en Si Gajah sterft nooit." Hij hield op, verzamelde het laatste restje krachten, en wierp zich met een rauwen gil in den ring van staal. Een opgeheven speer hield hem een oogenblik op. Hij trok ze uit zijn borst, haalde voor het laatst doodelijk uit en viel toen onder een regen van slagen machteloos tegen den grond. oweetft vwwulgg)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 9