Geallieerden op zoek naar
Duitschlands Achilleshiel
Koning Carol neemt
maatregelen
IVOR ÖL
Theorieën van Dr. Goebbels
Ti
ïen jaren zuivelcrisis
cn
ropenliefde
Petroleumoorlog in
Roemenië
tWooêa witte tonden,
Verstopping
Buitenlandsch Overzicht
ZATERDAG 20 JANUARI 1940
DOOS 20 CT. TUBE 40 EN 60 CT.
Wat zal Hitier doen?
„Jonge volkeren"
Apostolaat der
Hereeniging
Plechtige Byzantijnsche liturgie
tijdens de Studiedagen
De Zaandam"
vertrokken
K.L.M.-VLIEGTUIG NAAR
EILANDEN
SLACHTOFFERS ONTPLOF-
FING BEGRAVEN
PRINS BERNHARD
PRINSES JULIANA BIJ HET
ROODE KRUIS
PLUIMVEETEELTREGELING
„De cracht van 't landt bestaedt"
Thans blijkt het fiasco
der boterpolitiek
Boterproductie steeg van 87 tot 107
millioen k.g.; 't binnenlandsch
verbruik van 49 tot 50
millioen kilogram
Door Charles Bruce
Reeds lang voordat tusschen Duitschland en
<fe Geallieerden de militaire oorlog uitbrak
Rerd er tussciien dezelfde mogendheden een
économische oorlog gevoerd, welke, hoewel on
bloedig, vaak even Wreed en meedoogenloos was
®ls de strijd met de vuurwapenen. De Geallieer
den hopen thans zelfs door middel van den
economischen oorlog den militairen oorlog te
binnen, daar hij den vijand een strop om den
bals legt, die steeds nauwer wordt toegehaald
He blokkade is niet voldoende, want zij sluit
bog lang niet alle wegen af, waarlangs Duitsch-
l®nd kan in- en uitvoeren. De Geallieerden pas
één daarom nog andere methoden toe om hun
doel, een barrière te maken rondom het Duit-
éche gebied, te bereiken. Volgens een verklaring,
die de Engelsche minister van Economische
Oorlogvoering Ronald Cross Woensdag in het
lagerhuis aflegde, is een dezer methoden het
■•zeer concurreerend koopen en verkoopen in
dommige neutrale landen"'. En zoo zien wij, dat
°P het oogenblik tusschen de Geallieerden en
buitschland de economische oorlog in al zijn
felheid en scherpte gevoerd wordt. Het oorlogs-
ferrein is de heele Balkan, maar de slag wordt
geleverd in Roemenië, het land, dat de grootste
boeveelheid van het voor den modernen oorlog
°nontbeerlijke product, petroleum, bezit.
Was het louter toeval, dat op denzelfden dag,
daarop in het Engelsche Lagerhuis het La-
bourlid Dalton de vraag stelde, waarom de
Öritsche regeering zoo lang gewacht had met
bet opkoopen van alle beschikbare Roemeen
fehe olie, een koninklijk decreet in het Roe
bieensche staatsblad verscheen, volgens hetwelk
fen commissariaat voor de geheele petroleum-
bidustrie werd ingesteld, dat controle moet uit-
°éfenen op den verkoop en bijzonder moet reke-
bing houden met de belangen van den staat?
Dr. Clodius, de leider van de Duitsche econo
mische commissie, die juist een maand geleden
•het Roemenië een overeenkomst sloot, volgens
Welke Boekarest zich verplichtte een groote hoe
veelheid petroleum aan Duitschland te leveren,
Verscheen dezer dagen wederom in de Roemeen-
Sche hoofdstad om zijn ontevredenheid te uiten
Over de wijze, utaaj'op het accoord werd nage
komen. Wat was er dan gebeurd? Het blijkt
nahs, dat de Engélscheri den laatsten tijd tegen
Veel hoogere prijzen, dan Duitschland kon be-
felen, de enorme voorraden' petroleum van en
kele groote maatschappijen hebben opgekocht,
toodat deze tlians niet in staat zijn aan Duitsch-
fend te leveren. Men begrijpt in wat voor een
moeilijke positie de Roemeensche regeering hier-
Öoor tegenover Duitschland is geraakt. Het
fengste decreet, waarbij een nationaal commis-
é&riaat voor de petroleumindustrie wordt inge
heid, heeft dan ook ten doel een herhaling van
feh dergelijke actie der Geallieerden te voor
komen, want Roemenië wil toch, hoewel zijn
6ïrnpathienaar de Geallieerden uitgaat, van
Wie het een garantie tegen Duitsche agressie
beeft ontvangen, zooveel mogelijk zijn neutra-
üteit handhaven. Intusschen tracht Duitsch-
fehd op alle mogelijke wijze in zijn behoefte aan
betroleum te voorzien. Wat in Roemenië niet
bikt, krijgt het misschien bij zijn nieuwen bond
genoot Rusland gedaan. Zoo gaan er thans ge-
achten, dat Sovjet-Rusland het petroleumge-
bfed ten Zuid-Oosten van Lemberg, nabij de
Roemeensche grens, aan Duitschland zou heb
ben, afgestaan. Heel veel hebben de Duitschers
bfer voorloopig ook niet aan, want de Polen
hebben bij hun terugtocht de bronnen ernstig
beschadigd, doch de Duitsche technici zullen er
^el in slagen de bronnen binnen niet al te lan
den tijd weer exploitabel te maken. Tot dusver
beeft echter het economisch en vriendschaps
verdrag met Rusland, dat Von Ribbentrop te
Moskou sloot, Duitschland nog niet veel opge-
feverd en het is de vraag of de Sovjet-Unie
met
de eerste paar jaar wel in staat zal zijn den
nieuwen bondgenoot aan de allernoodzakelijkste
grondstoffen te helpen. In het jongste nummer
van het bekende Amerikaansche tijdschrift
Foreign Affairs wijdt Prof. Hopper van de
Harvard Universiteit aan deze kwestie een in
teressante beschouwing
De schrijver gaat na wat Duitschland noodig
heeft aan voedingsstoffen, olie, metalen en an
dere producten, waarvan de aanvoer door de
geallieerde blokkade tot minder dan de helft
geslonken is. Daarna vraagt hij zich af in hoe
verre Rusland in de behoeften van Duitschland
kan voorzien.
Er is in den Sovjet-staat geen sprake van
groote overschotten. De graanoogst van 100 mil-
lioen ton laat niets voor export beschikbaar;
als de oorlog een paar jaar zou duren zou mën
een surplus kunnen krijgen door uitbreiding van
het bezaaide oppervlak. Boter en eieren worden
sinds 1936 niet meer geëxporteerd. De uitvoer
van plantaardige oliën is even groot als de
invoer. Varkensvoer zou mettertijd kunnen wor
den geleverd. Overschotten aan ijzererts, man-
gaanerts en enkele andere ertsen zouden, als
men twee jaar zou mogen besteden aan een
voorgenomen uitbreiding, voor Duitschland van
beteekenis kunnen worden. In het tekort aan
hout kan Rusland voorzien. Katoen en rubber
zijn geheel, petroleum bijna geheel noodig voor
het binnenlandsch verbruik.
Rusland kan echter voldoende olie voort
brengen voor Duitschlands buitengewone oor
logsbehoeften, als Duitsche technici de Russi
sche industrie- en transportmoeilijkheden zou
den komen oplossen, wat waarschijnlijk twee
jaar zou kosten. De Duitsche ingenieurs hebben
op het oogenblik evenwel hun handen vol werk
en gaan dus niet naar Rusland.
Het transport is een van de lastigste kwes
ties. De situatie is zoo, dat het vervoer hoofd
zakelijk per spoor moet geschieden. Maar het
Russische spoorwegstelsel is in het geheel niet
voorden uitvoer ingericht. Olie, soja-boonen
uit Mandsjoekwo, en mangaan-erts zouden het
vervoer zoo zeer belasten, dat er geen twijfel
bestaat of Rusland zal deze goederen slechts
in beperkte mate kunnen transporteeren.
Bovendien: hoe zal Duitschland betalen? Het
is niet waarschijnlijk dat het, zooals de Russen
vragen, alleen machines en instrumenten zal
kunnen of willen geven in ruil voor de ruwe
grondstoffen: de industrie heeft al meer dan
genoeg te doen met voor oorlogsdoeleinden te
fabriceeren. Misschien zal het de bezittingen
van de uit Rusland gerepatrieerde en te repa-
trieeren volks-Duitschers als betaling aanbie
den. Daar komt nog bij, dat de transportkosten
voor sommige producten twee of drie keer zoo
groot zullen zijn als de prijs van het artikel
zelf.
Uit het bovenstaande blijkt, dat Duitschland
in een korten oorlog met groote offensieven door
Rusland niet afdoende kan worden geholpen.
Wanneer echter de oorlog twee jaar sleepende
zou blijven, zou dit wel het geval zijn. Dit ver
onderstelt echter, dat Duitschland een beleg
van twee jaar zou kunnen uithouden en dat
Rusland zijn eigen behoeften zou willen opof
feren voor de Duitsche.
Prof. Hopper twijfelt hieraan. Zoolang Rus
land het machtsevenwicht op het Europeesche
vasteland beheerscht zal het de bevoorrading
van Duitschland als een strikt zakelijke han
delstransactie beschouwen. Maar wanneer de
Geallieerden Duitschland zoo in het nauw zou
den drijven, dat de Nazi-leiders koste wat kost
de militaire hulp van Rusland trachten te ver
krijgen om een Carthaagschen vrede af te wen
den, en wanneer Rusland de nationaal-socia-
listische revolutie in het spoor van de bolsje
wistische zou kunnen schuiven, dan zou het
grondstoffen en andere hulp willen verschaffen
op lang crediet, zelfs ten koste van binnenland-
sche behoeften.
Rusland zal zich waarschijnlijk geen werke
lijke opofferingen voor Duitschland getroosten,
behalve wanneer de internationale situatie daar
rijp wordt voor een verdieping van het bruin
van het nationaal-socialisme tot de kleur die
de bolsjewisten prefereeren.
POSEN, 20 Jan. (D. N. B.). Minister
Dr. Goebbels heeft (naar in een deel on
zer vorige oplage reeds gemeld werd, Red.)
te Posen een rede gehouden voor meer dan
15.000 émigranten uit de randstaten van
Wolhynië. Hij zeide onder meer, dat Enge
land er nooit ernstig aan gedacht heeft
Polen te hulp te komen. Polen had slechts
de taak Duitschland tot het uiterste te pro-
voceeren, omdat Engeland hoopte op deze
wijze den oorlog te kunnen ontketenen.
„Deze oorlog aldus vervolgde Goebbels
is in werkelijkheid een botsing tusschen de af
geleefde plutocratie en het nieuwe socialisti
sche Duitschland. De steriele plutocratie heeft
ingezien, dat het geen stand zou kunnen hou
den, als zich in het hart van Europa een volk
van 80 millioen verheft, dat is opgebouwd naar
de wetten van binnenlandsche orde en sociale
gerechtigheid. Eigenlijk hadden Londen en Pa
rijs uit dezen veldtocht moeten leeren dat het
militair en politiek onzinnig is te velde te trek
ken tegen het rijk, dat op militair en econo
misch gebied op elk geval van nood is voorbe
reid.
Londen en Parijs hebben van den aanvang
af het doel gehad Duitschland te verbrokkelen
en het Duitsche volk voor de politieke beslis
singen in Europa uit te schakelen. Zij hadden
een tweede en slechter Versailles in den zin.
De oorlog is dus voor geheel Duitschland een
strijd voor het nationale bestaan. Ook de po
gingen der Fransch-Britsche plutocratie, de
schuld aan den oorlog op Duitschland te schui
ven, moeten op de stelligste wijze afgewezen
worden. Alle documenten over het uitbreken
van den oorlog bewijzen het tegendeel, en wan
neer documenten niet voldoende zijn, behoeft
men slechts de vraag te stellen, wie den oor
log heeft verklaard.
Goebbels zeide verder, dat de Fuehrer den
westelijken mogendheden de hand der verzoe
ning heeft toegestoken. Het westen heeftsteeds
geantwoord met een ijzig weigeren, een belee-
digend zwijgen en zelfs hoon en verachting.
„Duitschland als land van arbeid, orde en
socialen vrede is aangevallen door de chaoti
sche machten der internationale plutocratie.
Deze plutocratieën zijn de ondergang van de
menschheid van het Avondland. Niet het En
gelsche of het Fransche volk is het rijkste
ter wereld. Over die volken regeeren een paar
honderd plutocraten, die de rijkste menschen
op aarde zijn. Zij hebben het grootste deel
der wereld onder hun controle: zij plunderen
alle volken. Een der hoofddoelen van den oor
log is het, daaraan voorgoed een einde te ma
ken. Tachtig millioen Duitschers eischen de
erkenning van de vitaalste hunner levensrech
ten.
Een Engelsch minister heeft dezer dagen ge
zegd, dat het Engelsche en het Fransche volk,
anders dan het Duitsche, jong zijn. Doch men
behoeft slechts de geboortenstatistieken te be
zien om aan te toonen waar het verleden en
waar de toekomst ligt. In het afgeloopen jaar
zijn in Duitschland 300.000 kinderen meer ter
wereld gekomen dan in Engeland en Frankrijk
samen. Dit is ook de reden, waarom de Engel
sche ophitsers het Duitsche volk en in het bij
zonder het nat. soc. regime met helschen haat
vervolgen.
Het is ook geheel onjuist vergelijkingen te
treffen tusschen het Duitschland van 1914 en
dat van 1940. De militaire uitrusting van
Duitschland, de economische voedingsbronnen
zijn meer dan voldoende om den oorlog zege
vierend te doorstaan. Het vierjarenplan heeft
een herhaling van de Engelsche blokkade van
19141918 reeds bij voorbaat tot ondoelmatig
heid gedoemd.
Op het oogenblik houdt men zich te Lon
den en Parijs bezig met het oplossen van po
litieke-raadsels. Dat raadsel is, wat Hitier zal
gaan doen. Nu eens beweert men dat Hitier,
daar hij geen uitweg meer zag, door middel van
de neutrale staten, het Vaticaan, Rome of
Washington gepolst heeft, welke vredesmoge-
Iijkheden er bestaan. Een paar dagen later
wordt er gezegd dat hij definitief tot het of
fensief heeft besloten.
Voor het Duitsche volk echter is er geen
aanleiding om op deze hysterische alarm-
berichten in te gaan. Het ziet daarin slechts
een uiting van de angstneurose der wereld
parasieten. Het is ook niet de taak van
Duitsche leiders te reageeren op elk alarm-
bericht, waarmede Londen en Parijs de
wereld tot nervositeit trachten te brengen.
Men zal daar vroeg genoeg ervaren, wat
de Fuehrer zal doen. Het groote Duitsche
volk aldus besloot de minister moet
en zal in dezen strijd overwinnen."
schans, de heer G. Wisman en de burgemeester
van Roden mr. H. W. Bloemers, alsmede het
personeel van de zuivelfabriek Roden, waar de
overledene werkzaam was.
Aan het graf spraken achtereenvolgens een
majoor en ds. H. Dufour, uit Roden.
Toen de kist in het graf was neergelaten,
loste het vuurpeleton een salvo als laatsten
•groet aan den overledene. Een zwager van Ho-
man dankte voor de betoonde belangstelling.
Diep onder den indruk verlieten allen den doo-
denakker.
In Wedderheide is het stoffelijk overschot
van den soldaat F. L. Kolthof aan den schoot
der aarde toevertrouwd.
Bij deze begrafenis was eveneens veel belang
stelling.
Gelijk reeds gemeld werd. zal tijdens de Stu
diedagen van het Apostolaat der Hereeniging,
die Dinsdag en Woensdag a.s. te Nijmegen wor
den gehouden, Woensdagmorgen 9 uur in de
kerk van den Carmel. Augustijnenstraat, een
plechtige Byzantijnsche Liturgie gevierd worden
met concelebratie van Nederlandsche priesters
van den Byzantijnschen ritus. In de kerk zal 'n
Ikonostase worden geplaatst, door dezen ritus
vereischt om het priesterkoor,van het schip der
kerk af te scheiden. Als eerste celebrans zal de
prior van de Benedictijnen der Hereeniging van
Chevetogne (vroeger Amay sur Meuse) Dom
Belpaire, geassisteerd door Dom Strotman als
diaken en Dom K. Bouman als lector in de
Grieksche taai de H. Mis zingen, terwijl pater
dr. Zacharias O.M. Cap. en pater Andreas
O. M. Cap., beiden in Estland werkzaam, zullen
concelebreeren in de Slavische taal. De litur
gische gezangen van het koor zullen in de
Grieksche taal onder leiding van pater Lange-
veld O.E.S. Aug. worden gezongen door de fra
ters Theologanten van het Studiehuis der Pa
ters Augustijnen te Nijmegen.
De feestvergadering, gewijd aan de herden
king van het eeuwfeest van het Concilie van
Florence, waarop prof. dr. D. Franses O.F.M.
de feestrede zal houden en het bovengenoemde
koor eveneens Grieksche liturgische gezangen
zal uitvoeren, wordt gehouden in de Aula van
de Kath. Universiteit aan den Bijleveldsingel,
des avonds 8 uur.
De vergaderingen van de Studiedagen zijn
voor alle belangstellenden toegankelijk.
Hedenmorgen in de vroegte is het s.s. „Zaan
dam" van de Holland-Amerika-lijn van Rotter
dam naar New York vertrokken. Het schip
heeft ongeveer 150 passagiers aan boord, waar
van de helft Duitsche emigranten. Het schip
heeft direct koers gezet naar New York en doet
Southampton niet aan.
Om 8.20 uur is vanmorgen van Schiphol ver
trokken het K.L.M.-vliegtuig „Wulp", gezag
voerder Bax. Via Eelde wordt een vlucht met
post en passagiers naar Ameland en Schiermon
nikoog gemaakt.
Vrijdag is vanuit het Nederlandsch Hervormd
Jeugdgebouw te Roden ter aarde besteld het
stoffelijk overschot van den soldaat Th. Ho-
man. De begrafenis geschiedde met militaire
eer. Hiervoor was een deputatie militairen, ter
sterkte van 40 man, aanwezig. De lijkdienst
werd gehouden in het jeugdgebouw. Vervolgens
trok de stoet onder enorme belangstelling en
onder klokgelui naar het kerkhof te Roden,
voorafgegaan door een vuurpeleton van 12 man.
12 slippendragers en een tamboer. Op de kist
lag de Nederlandsche vlag. De minister van De
fensie was ook hier vertegenwoordigd. Voorts
waren aanwezig de burgemeester van Nieuwe-
Prins Bemhard heeft Donderdagmiddag op
iet nationaal hoofdkwartier van de Ned. pad-
inders te Den Haag de vergadering van het
lagelijksch bestuur bijgewoond.
Prinses Juliana woonde Vrijdag te Den Haag
de gewone wekelijksche vergadering van het
dagelijksch bestuur van het Roode Kruis bij.
Het bestuur der Algemeene Nederlandsche
Pluimveeteelt Vereeniging (A.N.P.V.), alsmede
de commissies der in haar georganiseerde fok
kers en houders van vermeerderingsbedrijven
hebben zich tot den minister van Economische
Zaken gewend met een bezwaarschrift, waarin
zij zich teleurgesteld verklaren over de afge
kondigde teeltregeling voor het jaar 1940.
Teneinde de fokkers en houders van vermeer
deringsbedrijven in de gelegenheid te blijven
stellen goed pluimvee af te leveren, verzoeken
zij den minister een in het request berekende
steunregeling aan hen te willen verleenen.
De minister van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen, de Commissaris der Koningin in
de provincie Zuid-Holland en de burgemeester
der gemeente 's-Gravenhage hebben zich be
reid verklaard het eerecomité te vormen
voor de uitvoering van het nationaal oratorium
„De cracht van 't landt bestaedt" (muziek van
Hubert Cuypers, woorden van Martien Bever
sluis). welke de groep Nederland van het Alge
meen Nederlandsch Verbond op 2 Februari a.s.
in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen
te 's-Gravenhage zal geven.
Met het jaar 1939 is voor den landbouw
in Nederland een periode van tien ja
ren crisis afgesloten. In 1930 immers kon
men zeggen, dat voor een groot deel van het
bedrijf de slechte tijd begonnen is en in de
jaren daarna zijn geleidelijk aan de ver
schillende regeeringsmaatregelen genomen,
die ten doel hebben gehad den boeren, niet
tegenstaande de gedaalde wereldmarktprij
zen, een behoorlijke belooning voor hun ar
beid te geven en op deze wijze den landbouw
in Nederland in stand te houden.
In hoeverre de regeering er in is geslaagd,
den boeren een behoorlijke belooning te verze
keren, kan hier buiten beschouwing blijven,
vooral ook, omdat de direct belanghebbenden
over deze aangelegenheid van meening verschil
len.
Uit de historie van de laatste decade zijn
echter wel belangwekkende conclusies te halen,
waarbij wij eenige gegevens ontleenen aan een
beschouwing in het Algemeen Zuivel- en Melk-
hygiënisch Weekblad.
In 1932 zijn de eerste steunmaatregelen voor
de zuivel gekomen en men kan thans, zij het
misschien nog niet definitief, dan toch wel voor
loopig eenige conclusies trekken nopens de
werking dezer maatregelen.
Het is in deze jaren gebleken, dat de grootte
van de melkproductie betrekkelijk ongevoelig
blijft voor de prijzen, die voor de melk gemaakt
kunnen worden. Als de melkprijs hoog is, tracht
de melkveehouder zooveel mogelijk t-e verkoo
pen tegen dezen hoogen prijs; en als de prijs laag
is, tracht hij eveneens zooveel mogelijk te ver
koopen om door den grooten omzet ten minste
nog iets goed te maken. Met de productie van
de hoeveelheid melk houdt de productie van
boter en kaas ten nauwste verband, en uit deze
beide laat zich afleiden hoeveel de melkproductie
in de afgeloopen tien jaren is gestegen. De pro
ductie van boter is toegenomen van 87 millioen
K.G. in 1930 tot 107 millioen K.G. in 1939. De
kaasproductie is gedaald van 137 millioen K.G
tot ongeveer 124 millioen K.G., terwijl de pro
ductie van condens en poeder toegenomen is.
In de laatste tien jaren is de productie van
melkvet toegenomen van 1.5 tot 1.8 milliard
K.G., dus ongeveer 20 pCt.
Dit alles zou een zeer verheugend verschijnsel
zijn geweest als men dezen stroom van melk, al
dan niet verwerkt, ook had kunnen verkoopen,
doch ten aanzien van deze kwestie zijn juist
zeer groote moeilijkheden gerezen, die zoo lang
zamerhand overal wel bekend zijn geraakt.
Als voornaamste kan men hier de boter noe
men. De productie hiervan is gestegen van 87
millioen K.G. in 1930 tot 107 millioen K.G. in
1939. In 1930 werd 49 millioen K.G. in het bin
nenland verbruikt, in 1939 50 millioen K.G. In
percenten verrekend, blijkt, dat Nederland in
1930 56.3 pCt. van de productie consumeerde, in
1939 echter slechts 46.7 pCt.; een daling dus van
bijna 10 pCt. De export is in dezelfde verhouding
gestegen, en het merkwaardige verschijnsel doet
zich dus voor, dat bij een stijging van de boter
productie van 20 millioen K.G. het binnen
landsch verbruik slechts met één millioen K.G.
is gestegen. Het meerendeel van de geëxpor
teerde boter ging naar Engeland, en wel tegen
een prijs, die niet rendabel was en waarop aan
de producenten een toeslag werd verleend uit
den zgn. zuivelpot, die bijeen was gebracht en
nog gebracht wordt door de heffing op mar
garine in Nederland.
Het doel van deze politiek is geweest ook in
de moeilijke crisisjaren den afzet van de melk
te verzekeren en zoo ons zuivelbedrijf in stand
te houden. Dit doel is bereikt. De Nederland
sche melkveehouderij is thans technisch zeer
sterk en het geheele Nederlandsche volk is er
van overtuigd, dat wij daarvoor vooral in dezen
tijd de regeering dankbaar moeten zijn. Maar
waarom eigenlijk? De veehouderij is zoo sterk,
dat de regeering eenigen tijd heeft gevreesd,
en daar thans nog niet geheel en al overheen
is dat we zeer groote moeilijkheden zouden
krijgen met 't veevoeder en dat hierin schaarsch-
te zou ontstaan. Zij is zoo sterk, dat Neder
land thans reeds geen afzetgebied meer kan
vinden voor zijn boter, en dat de contingen-
teering van de boter in Engeland beschouwd
wordt als een ramp voor de Nederlandsche
melkveehouderij.
Men kan hiertegen opwerpen, dat geen en
kele regeering dezen oorlog heeft kunnen voor
zien en dus ook niet heeft kunnen vermoeden,
dat Engeland zijn invoer zou gaan contingen
teeren. Het eerste is zeer zeker juist. Toen de
regeering in 1932 en in de latere jaren haar
crisismaatregelen trof, was deze oorlog niet te
overzien geweest, maar zelfs de meest bijziende
in rebus economicis kon bemerken, dat over
de gansche wereld een streven naar autarkie
opkwam, hetwelk zich in Engeland uitte niet in
een streven naar autarkie voor Groot-Brittan-
nië, maar voor het Imperium; een streven,
waarvan bijvoorbeeld enkele symptomen merk
baar waren in verband met den invoer van
melkpoeder en condens en in verband met het
contingent, dat aan Canada was toegestaan
voor den invoer van bacon. In dit licht bezien
was het te verwachten, dat onze boterexport
naar Engeland niet ongelimiteerd zou kunnen
worden uitgevoerd en in dat licht bezien ook
is het foutief geweest door steunmaatregelen
de oneconomisch gebleken uitbreiding der melk
productie in de hand te werken.
Maar waarom moeten we de regeering
dankbaar zijn voor de instandhouding van
de melkveehouderij op te groote en econo
misch niet-verantwoord gebleken schaal?
Het klinkt wel zeer verheugend, dat Neder
land in dezen tijd overvloed van melk er.
boter produceert, maar welke voordeelen
heeft het Nederlandsche volk van deze pro
ductie, als het meerendeel ervan voor dat
volk onbereikbaar is wegens den te hoogen
prijs en als het zelfs daarvoor nog moet
betalen in den vorm van heffingen op mar
garine? De volledige cijfers over 1939 zijn nog
niet bekend, maar over 1938, toen de boter
productie 101 millioen kg. bedroeg en het
binnenlandsche verbruik, evenals in 1939
50 millioen kg., was volgens de driemaan-
delijksche verslagen nopens de landbouw
crisismaatregelen de margarine-consumpt ie
62.048.763 kg., waarvoor in totaal aan
heffing werd betaald f 31324.17625. Wat
heeft het Nederlandsche volk aan een bo
terproductie van 107 millioen kg., als het
gedwongen wordt meer margarine dan boter
te eten en als het daarenboven voor de niet
gegeten boter nog 31 millioen gulden moet
betalen? Welke reden tot dankbaarheid we
gens het in stand houden van den melk
veestapel hierin gelegen is, ontgaat ons.
Maar, zoo zal men misschien meenen. door on
zen uitvoer van boter stroomt dan toch een aan
zienlijke som geld per jaar naar Nederland,
waardoor de rükdom van ons land toeneemt. Ook
dit is waar, doch daartegenover staat, dat een
zeer groot deel van dit geld gebruikt moet wor
den voor het betalen van het uit het buitenland
geïmporteerde krachtvoeder en voor de uit het
buitenland geïmporteerde grondstoffen voor de
margarine1--:
Het resunaai, u&. men nëfeft bereikt, is wel erg
mooi, maar het is doelloos. De melkveehouderij
is immers niet in stand gehouden ten bate van
het Nederlandsche volk, want terwijl de tendenz
merkbaar is geweest om door rationalisatie en
betere bedrijfsvoering de productiekosten van de
melk en de zuivel te verlagen, zijn door de regee
ringsmaatregelen de producten steeds duurder
geworden, zoodat we een prachtigen veestapel
hebben, welks producten voor het meerendeel
van het volk onbereikbaar zijn.
Dat het anders had kunnen zijn. bewijst de
kaas. Bij dit product immers is de steun van de
regeering belangrijk lager geweest dan voor de
boter. De productie van kaas is gedaald van 137
millioen kg. in 1930 tot 124 millioen kg. in 1939.
maar het binnenlandsche verbruik is gestegen
van 44 millioen kg. tot 72 millioen kg., terwijl
uiteraard de export in gelijke verhouding is ge
daald. Men kan zich echter afvragen, waarom de
regeering den boterprijs gerandeert en de kaas
min of meer aan zichzelf wordt overgelaten. Het
resultaat hiervan is immers, dat de zuivelberei-
der, die zeker in dezen tijd liever geen risico
neemt, zich van de kaas afwendt en boter gaat
maken, waardoor de toch al zoo zware boterpo-
sitie steeds meer bemoeilijkt wordt.
Nu moet men eerlijkheidshalve erkennen, dat
deze maatregelen in den loop der jaren zijn ont
staan en dat de huidige regeering, die de erfenis
en de fouten van haar voorgangsters heeft moe
ten overnemen, niet alle blaam treft voor het
resultaat der getroffen regelingen en dat te min
der omdat zij door het uitbreken van den oorlog
plotseling voor groote moeilijkheden wordt ge
plaatst, die zich anders waarschijnlijk in den
loop van enkele jaren zouden voordoen. Zij zal
echter wel de les der geschiedenis van de afge
loopen decade ter harte moeten nemen.
De groote fout is geweest, dat men geloofae
aan een toevallige verandering, toen door het
sluiten van Duitschland als afzetgebied een
nieuwe markt moest worden gezocht en men
deze vond in Engeland. Dat was geen acciden-
teele, doch een essentieele verandering, omdat
het een der eerste sympthomen was van het
streven naar autarkie. Nu ook de Engelsche
markt voor ons gesloten wordt, voor sommige
producten zoo goed als geheel, zal zij niet meer
den uitweg moeten zoeken door, koste wat het
kost, den veestapel in stand te houden en voor
de zuivelproducten tegen eiken prijs een nieuw
afzetgebied te zoeken. We zullen de structuur
van onzen landbouw moeten veranderen. Even
gemakkelijk als het is om dit te zeggen, zal
het moeilijk zijn om uit te voeren. Het zal harde
en bittere offers kosten van onze boeren en dus
ook van onze geheele bevolking.
Noodgedwongen zullen we den weg van de
autarkie op moeten gaan. Want ook al meent
men. dat na dezen oorlog een vrijer ruilverkeer
zal ontstaan en dat wij ons daarom moeten
toeleggen op het vervaardigen van een kwali
teitsproduct, waarmede we kunnen concurree-
ren op de Europeesche markt, dan nog zal men
zich moeten afvragen, welk volk na den oorlog,
die allen verarmt, deze kwaliteitsproducten zal
kunnen betalen. Als het niveau van gansch
Europa daalt, zullen wij ons daaraan moeten
aanpassen.
Het is geen verheugend perspectief, maar
als de regeering meent, dat zij zich met den
landbouw moet blijven bemoeien een mee
ning, die wij deelen kan zij beter zoo spoe
dig mogelijk en met een vast omlijnd plan haar
maatregelen nemen, dan dat zij, zooals in net
'verleden geschied is, zich laat overrompelen
door de gebeurtenissen en toevallige regelingen
moet treffen. Dat is ook om deze reden van
zoo groot belang, dat zij bij een vastomlijnd
plan beter rekening kan houden met de men
schen en beter kan zorgen, dat de boeren een
behoorlijke belooning voor hun arbeid krijgen,
zonder dat dit zooals in het verleden be
hoeft te geschieden ten koste van den consu
ment, waarbij de minst draagkrachtige vaak
het zwaarst werd getroffen.
of moeilijke en on
regelmatige stoel
gang regelt men vlug zonder kramp of pijn met
Mijjnhardt's Laxerrlablellen
Prijs per doos 60 ct. Bij Apoth. en Drogisten
4»
Nog geen duim bovtn zijn rechterhand
^ou de spits van de speer gevolgd zijn in het
kabbelende water. Achter de verschansing had
^n vijand zich weten schuil te houden. Nu
Schoot het hem ineens te binnen, dat er twee
kerels die richting waren uitgegaan. Een er van
"ad hij omver gestoken. De andere was ge
bleven. Krijgslist had hier zijns gelijke gevonden.
™fet een zucht van verlichting en vrees trok
Hulangga zich terug naar zijn schuilplaats,
Jfaaruit hij zich door dezen nu wel erg doorzich-
'%en kunstgreep had laten verlokken.
Si Munal was nu verloren, maar Si Gajah
^as gebleven. Hij haalde zijn trouwen vriend uit
"fe scheede en sloeg met een onbehouwen slag
°I> den arm in. Een gil, een gereutel en het vol
gend oogenblik was alles weer even stil Voor
hém uit trokken de mannen zich rustig naar den
étideren oever terug.
Hij leunde doodop tegen de rots. Zes waren
nu van het tooneel verdwenen, maar er bleven
?v nog genoeg. Hoe lang zou hij dien strijd
"hnnen volhouden. „Uitstel," dacht hij, „uitstel,
"s* is het eenige wat ih wensch. Wat zouden
ze nu in den zin hebben? Zou het tot hen door
dringen, dat hij nu geen speer bezat en Si Gajah
alles was, waarop hij kon bogen? Wie zou het
nu wagen om over te steken? Indien zij reke
ning hielden met zijn verlies en hem met hun
speren kwamen bestormen, wat dan? Het zou
hem en zijn kris een kwestie van hard en vlug
werken worden, maar wellicht dat hij er in
slagen kon, zich er door heen te werken."
Het lange uitstel maakte hem kregelig. Waren
ze zich overal aan het verspreiden en verstop
pen voor een nieuwen aanval of hadden ze zich
werkelijk teruggetrokken? Omzichtig kroop hij
als een slang naar de opening van de pas en
loerde naar den overkant. Het kleine stukje
vlakke grond aan den anderen oever en ook
de kleine grintbaai waren verlaten. Alleen het
bruine lichaam, dat achterover was geslagen op
een reuschtigenkei hing half boven het water,
dat armen en beenen spookachtig bewoog. Dat
lichaam, de stroom en de zacht ruisende
boomen was alles wat bewoog. Hij luisterde,
maar vernam geen andere teekenen van leven.
Verwonderd over deze verandering van stem
ming, en al zijn aandacht concentreerend op
een onverhoedschen uitval in den rug, kroop hij
terug naar de rots. Zoo ver trok hij zich terug,
dat het rumoer van het water slechts een vaag
geluid was geworden. Daar luisterde hij weer,
elke zenuw gespannen, ooren en oogen inge
steld op elk mogelijk teeken van verraad. Daar
wachtte hij tot hij eindelijk zou vernemen in
het breken van een tak, het ritselen van blade
ren, het zuchten van een mensch, dat de laat
ste vinnige stojé kon beginnen.
Hoog boven zijn hoofd brak een tak af in de
stilte. Zou het eindelijk gebeuren? Zij wilden
hem dus in de flank aanvallen? Zoo ze verko
zen. Indien oog en hand hem niet te vlug in den
steek lieten kon hij nog enkele kostbare minu
ten uitstel koopen. Van schaduw naar schaduw
kroop hij tegen de steile rots naar boven en
in iedere schaduwplek bleef hij stilstaan om te
luisteren, zijn oor te spitsen op het naderen van
den vijand. Zonder gezien of gehoord te worden
vond hij zijn schuilplaats op het kleine plateau
Hij stelde zich met zijn rug tegen den stam van
een belunuboom, langs het kleine pad, wachtte,
keek en luisterde. Daar kwamen ze. Het ge
ritsel van bladeren op de steile helling boven
de pas geleidde zijn oog en hij voelde de don
kere gestalten nog beter, dan dat hij ze kon
waarnemen. Alles was hem nu duidelijk. Hij
kon zich niet weerhouden even te grinniken
van genoegen, toen hij met eigen oogen het
door hen zorgvuldig uitgedachte en volvoerde
krijgsplan bemerkte. De helft van den troep
kroop voort om den pas van achteren te berei
ken. De andere helft zou nogmaals'de gevaren
van een overtocht aan den waterkant trotsee-
ren en hem van voren bestoken. Doch hij was
nergens meer te zien. Langzaam, langzaam
daalde het troepje, zonder verder om te zien,
langs de steile helling naar den pas. Wat een
kans, als hij het gewaagd had naar voren te
springen en links en reehts op die bloote ruggen
in te hakken. Man voor man zouden ze naar
beneden zijn getuimeld, stuk- voor stuk had hij
ze afgeslacht. Maar nee. Het was voor zijn doel
beter, dat ze tijd verloren met dit moeizame
omtrekken. Hoe langer hjj hen in hun onwe
tendheid liet begaan, hoe meer kans hij kreeg
hen op te houden. Zijn kansen zouden er
slechts door stijgen. Om te ontsnappen? O, nee,
die gedachte had hij sinds lang uit zijn hoofd
gezet. Maar om het blanke meisje te redden en,
indien Kinaringan hem genadig was, naar de
toppen van den Aru een verhaal mee te nemen,
van een dood, die hem daarboven in hoog aan
zien zou brengen.
Een geschreeuw in de bergengte en een woe
dende uitval naar het plateau zeiden hem alles
wat hij weten wilde. Zijn vlucht was ontdekt
en nu stonden ze daar voor hem, bijna binnen
het bereik van zijn zwaard, met schelle, kijverige
stemmen te bedisselen, wat er gedaan moest
worden. Veertien, vijftien? Een heel karwei.
Maar hij had tijd gehad om uit te rusten en op
krachten te komen.
Het gekijf hield op en zij kwamen nu op hem
af. Met strakke gezichten volgden zij het pad
door de jungle, begeerig hun wild te vinden.
Zwijgend haalde de oude strijder Si Gajah te
voorschijn. Zojn hand streelde met haar rug het
slanke lichaam van zijn vriend, die geheel met
stof en bloed was besmeurd. Hij was gereed.
Zonder iets te bemerken gingen de twee eerste
mannen hem voorbij, en hij liet ze begaan. Een
lichtflits en de derde viel zonder een kik te
geven in het zand. Nu was het oogenblik ge
komen en hij zong zijn zwanenzang. De ver
vaarlijke, blufferige oorlogskreet die reeds voor
zoovelen het doodvonins had beteekend, klonk
door den nacht.
«Aai—aiai—at—aü Hier beo fk, Pulangga,
jullie stamhoofd! Dachten jullie, dat ik gevlucht
was! Jullie kennen me niet, jullie kennen Si
Gajah niet. Wij gaan voor honden niet uit den
weg. Vooruit Si Gajah, sla dood!"
Hij sprong als een tijger te midden der ver
baasde mannen, die in elkaar krompen onder
de verschrikkelijke bedreiging en als angstige
schapen op het naderen van den wolf steun
zochten aan elkanders weerloosheid.
„Ik heb slaven noodig, die mij gezelschap
moeten houden, ik heb honden noodig, die mijn
komst zullen verkondigen door hun gejank, als
ik als overwinnaar mijn intrede doe in den
kring der grooten en getrouwen op Aru. Vooruit,
jijen jij en jij
Drie vervaarlijke houwen hadden drie lijken
gemaakt.
Toen sprong hij vlug even behendig terug
tegen den boom. Een willekeurige uitval van een
der mannen had hem in linkerarm en -zijde
getroffen. Hij voelde de wonde nauwelijks.
Maar zijn krachten verminderden met groote
snelheid, toen het warme bloed gutsend over
zijn dij liep. Het druppelde uit zijn arm,
stroomde uit zijn zijde en ontnam hem druppel
voor druppel de krachten, die hij tot het laat
ste besteden wilde aan het volbrengen van zijn
belofte.
„Kom maar op. honden! Kom naar je meester!
Hoor je zijn stem niet? Hij sommeert je te
komen. Hij denkt er niet aan. naar jullie te
komen! Waarom aarzelen jullie? Mijn oogen
worden doffer, mijn ana verslapt. Kom, voor
dat het te laat is."
Deze beleedigende woorden brachten weer be
weging in den kleinen troep. Langzaam kropen
ze voorwaarts. Voorzichtig omringden ze de
slanke gestalte tegen den boom. De maan stond
nu hoog en helder aan den hemel. Duidelijk
zagen ze zijn bronzen lichaam tegen den grij
zen, mosbegroeiden stam afsteken. Zijn hoofd
bedekking was losgeraakt en lag op den grond.
De groote oogen schitterden van strijdlust door
de verwarde grijze haren heen. Onophoudelijk
loerden ze van links naar rechts. Geen enkele
beweging scheen hem te ontgaan.
„Ha," zei hij, „ik zie jullie blinken."
Zachter vervolgde hij.
„Kom kinderen, maakt er eind aan. Ik ben
moe, doodmoe en de blanke vrouw is nu in
veiligheid. Ik, jullie opperhoofd, zal je voor
gaan. Breng den Toean mijn laatste woorden
over. Zeg hem, dat zijn broeder hem laat groe
ten en geef hem Si Gajah als mijn aandenken.
Ik ben trouw in den dood, en Si Gajah sterft
nooit."
Hij hield op, verzamelde het laatste restje
krachten, en wierp zich met een rauwen gil in
den ring van staal. Een opgeheven speer hield
hem een oogenblik op. Hij trok ze uit zijn borst,
haalde voor het laatst doodelijk uit en viel
toen onder een regen van slagen machteloos
tegen den grond.
oweetft vwwulgg)