Ons recht op neutraliteit "Pen woestijn Instelling van Leeningfonds PRAAKT ZOEK DE NEUTRALEN NA DEN OORLOG DONDERDAG 25 JANUARI 1940 OVERZICHT EERSTE KAMER Winkelpand uitgebrand te Alkmaar K.L.M. vloog tweemaal naar Urk PH'ACT had geringe motorstoring DISTRIBUTIE VAN KUNSTMEST Uitbreiding der verstrekking van bonnen ONVOORDEELIGE HOTEL GAST AANGEHOUDEN Vrijwillige burgerwachten Wetsontwerp ingediendoorlogs winstbelasting in voorbereiding Radiotelefoonverkeer met Indië Buitenlandsch tourisme in Indië Langzamerhand vertoont het weer een gunstige curve Doodelijk ongeluk met mitrailleur Drs. M. VAN DER HEIJDEN IJsbrekers maken overtocht onmogelijk Groenvoederverbouw Uiteenzetting van de werkwijze van Nacovo UIT DE STAATSCOURANT Onderscheiding Onderwijs Bedrijfsraad Rechterlijke macht FEUILLETON DOOR WILLY WATERMAN ia (Van onzen parlementairen redacteur) DEN HAAG, 24 Januari 1940. „Het Nederlandsche volk is een afzonderlijk volk met een eigen aard en eigen idealen. Aan zijn al oude vrijheden gehecht, beschouwt het zijn onafhankelijkheid, zijn on gereptheid, zijn vrijheid om zelf en naar eigen inzicht zijn zaken te re gelen als zijn hoogste goed." Deze woorden, door minister van Kleffens eenige maanden geleden in de Tweede Kamer Besproken, moeten tegenover onze belligerente laburen telkens opnieuw worden herhaald. Telkens' opnieuw immers poogt nu weer de een, dan weer de ander ons een opvatting van °hze neutraliteitsverplichtingen op te dringen, bie de onze niet is of zelfs gelijk dit en- Hele dagen door den Engelschen minister Churchill geschiedde ons zelfs het recht te ontzeggen uit eigen gezag de richting onzer Politiek te bepalen. Stellig: men moet, zooals de heer An erna fA. R.) zeide, begrip hebben voor den gedach- tengang, waaruit dergelijke pogingen van d« fcijde der belligerenten voortspruiten. Deze k>ch brengen voortdurend zware offers, sturen hun beste mannen in het geweer en wan neer straks het einde van den oorlog daar is sn er komt een hechtere wereldorde, dan Nukken de neutralen de groote zoowel als 3e kleine*daarvan mee de vruchten. Doch het Nederlandsche volk denkt er, zoo- sis alweer prof. Anema in een voortreffelijk "etoog uiteenzette, niet aan den belligerenten °°k maar een duimbreed in dergelijke over wegingen tegemoet te treden. Daartoe zijn zij 'e weinig gefundeerd. Wat immers kunnen de oorlogvoerende mo gendheden aanvoeren als argumenten tegen "Pt recht der neutralen op hun neutraliteit. Schenden de neutralen daardoor de verplich tingen, aangegaan als lid van den Volken bond. Vooreerst zijn landen als Engeland en frankrijk niet de eerst-geïoepenen om ach en Wee te roepen over de bloedarmoede van den volkenbond. Zij mogen, gelijk de heer Vorrink d. A. P.) zeer terecht opmerkte, de vraag biet zóó stellen; hoe zou de wereld er uitzien indien de neutralen thans de verplichtingen van het handvest kwamen, doch zóó: hoe ïpu de wereld er uitzien indien Engeland en ^'ankrijk van den beginne af aan deze ver plichtingen waren nagekomen in het Abes- synische conflict en bij de verscheidene daar in volgende aanvallen op leden van den Bond. En vervolgens; deze oorlog heeft formeel niets Net den Volkenbond uitstaande. Eer een oor log, krachtens artikel 16 van het Pact uit- I breekt, moet een wel omschreven en omslach- I Ige procedure worden gevolgd. Daar is alles I biets van gebeurd. De Volkenbondsverplich- tingen tasten dus, zelfs indien men van alle A lacultatiefverklaringen zou afzien, het recht lyler niet-belligerenten op handhaving hunner neutraliteit in geenen deele aan. Een andere vraag: kunnen de belligeren ten een moreele aanspraak op steun doen Belden krachtens de omstandigheid, dat zij voor het recht, de gerechtigheid en de alge- Neene beschaving de wapenen hebben om- Bord? Ook dat moeten wij van de hand wijzen, al- bus weer prof. Anema. Engeland en Frankrijk tijn voor Abessinië, voor Albanië, voor Oosten- tijk, voor Tsjecho-Slowakije niet in den oorlog Begaan en zij nemen tegenover den Russischen Sanval in Finland een ander standpunt in, dan Ngenover den Duitschen aanval op Polen, Waarom dat onderscheid? Omdat, zooals in het Lagerhuis werd verklaard, Engeland niet voor lederen willekeurigen kleinen staat zijn heele im perium in oorlog brengt, doch alleen dan, wan- beer het zijn eigen vitale belangen bedreigd 2iet. Zijn optreden als kampioen voor de kleine baties is, zooals een door prof. De Savornin Lobman (C.H.) geciteerd Amerikaansch auteur 2egt, niet zoozeer een kwestie van deugd dan b'el een kwestie van politiek. Daarmede is niet Bezegd, dat de uitslag van den oorlog geenerlei Bevolgen heeft voor het recht en de algemeene beschaving. Dat heeft de uitslag van iederen °orlog. Doch die gevolgen zijn geen andere, dan Bcwenschte of ongewenschte reflexen. De doel einden der belligerenten lagen bij het uitbre ken van den oorlog niet in idealen doch in na tionale belangen. Aan de idealen kunnen zij Been recht ontleenen om de neutrale staten te Nanen tot het laten varen hunner neutraliteit. Eu al zouden de neutralen de overtuiging heb ben, dat het recht wel aan de een of andere b'ide stond, dan nóg lag daarin geen reden tot bet prijsgeven der neutraliteit, aangezien in ben tegenwoordigen oorlog géén van die voor gaarden is vervuld, die, naar het oordeel der benkers van de laatste eeuw over de problemen Wn oorlog en vrede, gesteld moeten worden aan den rechtvaardigen krijg. Daar treedt géén Bfoot en sterk land, dat zélf geen belang bij "e hangende kwesties heeft, op ter interventie. Amerika blijft neutraal. Daar treedt aan geen an beide zijden een collectiviteit van staten bp; de drie belligerenten staan alleen. En de Nternationale rechtsorganisatie, de Volkenbond, b^aat er geheel en al buiten. De eischen 'voor 6n oorlog om het recht zijn niet vervuld daar zit dus géén argument in voor het prijs geven onzer neutraliteit. Ten slotte beroepen de belligerenten zich op het eigen belang der kleine landen. Dat kan een argument zijn. Doch wie het gebruikt moet er kennen, dat de kleine staten over hun eigen be lang in de eerste plaats zélf hebben te oordee- len en te beslissen. Het hééle betoog van prof. Anema, dat door verscheidene andere senatoren bij hun beschou wingen over de buitenlandsche politiek werd gecompleteerd, draaide om dit ééne punt: Wij zijn een vrij volk, niemand kan ons het recht ontzeggen onzen eigen weg te gaan te midden dei- Europeesche woelingen. En niemand krijgt ons daar was de hééle Eerste Kamer het over eens van den weg der neutraliteit af. Onze buitenlandsche poli tiek is de politiek van ons hééle volk. Onze neutraliteit wordt door de welgefundeerde over tuiging van ons heele volk gedragen. Tijdens den oorlog dus: geen in menging in den strijd. Doch na af loop, bij het voeren van de vredes onderhandelingen moeten de neu tralen zich dan óók afzijdig hou den, wachtend, gelijk jn 1918, tot de belligerenten hun het vredesver drag kant en klaar voorleggen? Dat nooit, zei prof. van Embden (V.D.)-. PJijf niet staan bij aanbiedingen van goede diensten. Zorg, dat de neutralen op de vredes conferentie hun woordje meespreken. Het ziet er immers naar uit, dat de neutralen aan het einde van dezen oorlog in een aanzienlijk gunstiger positie zullen verkeeren, dan aan het einde van den wereldvrede. Toen waren de on welwillende en onheusche bejegeningen niet van de lucht. Thans gaan in de oorlogvoerende landen stemmen op vóór de neutralen. Attlee heeft verklaard, dat de vredesvoorwaarden slechts mogen worden vastgesteld op een con ferentie van overwinnaars, overwonnenen èn neutralen. En in dien geest schreven en spra ken er meerderen. De neutralen mogen niet wachten tot zij gevraagd worden. Zij moeten zich ongevraagd melden. Eeuwig optimist zijt ge toch, antwoordde o.a. de heer VAN LANSCHOT (R.K.). Vroeger wil- det ge maar ontwapenen, want er zou tóch geen oorlog komen. En nu er oorlog is zijt ge met uw optimisme alweer verder. Maar pas op: niet optimisme moet den doorslag geven bij het uitstippelen van zulk een politieke lijn, doch staatsmanswijsheid en werkelijkheidsbe sef. Deze beide nu zeggen, dat het met groote heeren kwaad kersen eten is, ook in de inter nationale politiek. Zullen de belligerenten zich niet op het standpunt stellengij hebt niet meegevochten, geen .aandeel gehad in de over winning, gij hebt dus geen recht van mèè- praten? Vervolgens: prof. van Embden denke zich eens in, dat in 1918 de neutralen wél waren uitgenoodigd aan de conferentietafel van Ver sailles. Waren zij dan mee-aansprakelijk ge worden voor het vredesverdrag en al de ont zettende gevolgen van dien? Iets anders is het, voegde prof. DE SAVOR NIN EjOHMAN .(C.H.) hieraan toe, wanneer het er om gaat een nieuwe internationale gemeen schap op te bouwen na den oorlog. Daar moe ten de neutralen in meespreken. Geen opge drongen Volkenbond meer. Doch is het thans de tijd zich te verdiepen in de internationale problemen, die dan zullen rijzen? Het eenige, dat wij thans kunnen doen, is enkele groote be ginselen, enkele richtlijnen ontwerpen, die straks kunnen gelden. Een positieve richtlijn bijvoorbeeld, zooals de heer van Lanschot ont wierp: de komende internationale organisatie moet van meet af aan gelijkheid erkennen. Of negatieve richtlijnen, als door prof. Anema opgesteld: dat de nieuwe orde niet zou worden opgelegd, dat zij geen arbitrage zou inhouden, doch slechts overleg, aangezien groote mogend heden hun levensbelangen nu eenmaal niet aan arbitrage kunnen onderwerpen, en dat de toe treding van leden, waarvan men te voren weet, dat zij de beginselen, waarop de nieuwe orde is gebouwd, niet erkennen, worden geweerd. Geen communistisch Rusland meer in een Volkenbond! Dat heeft de Nederlandsche Re geering goed gezien toen zij zich verzette tegen de toelating van dit land enkele jaren geleden, verklaarde de heer van Lanschot nog eens. En met hem juichten velen op voorhand de gestie toe, die de Regeering voornemens is jegens Fin land te gaan stellen. Morgen spreekt de minister. Woensdagmiddag half vier is te Alkmaar brand uitgebroken in het winkelpand van de N. V. Karei Bos, gelegen aan de Mient. De Alkmaarsche brandweer, die gealarmeerd was voor binnenbrand en zoodoende met een autospuit verscheen, zag zich onmiddellijk ge noodzaakt, nog een tweetal autospuiten en een magirus-ladder te requireeren, aangezien het vuur zich vrij snel uitbreidde. Aanvankelijk stond alleen de zolderverdieping in brand, maar ondanks het zeer doortastend optreden van de brandweer deelde het vuur zich aan de lager gelegen verdiepingen mede en tastte ook de winkelruimte aan. De brandweer streed een uur lang tegen het vuur, dat veel rook ontwikkelde. Ten slotte, nadat zeer groote massa's water in het groote oude pand waren gespoten, week het gevaar voor uitbreiding en kon een deel van het materieel worden terug getrokken. Het huis brandde bijna geheel uit, terwijl de groote voorraad gereedschappen en machines, waarin handel werd gedreven, ói door het vuur óf door het water zwaar bescha digd werd. De naast gelegen panden, een leeg staand huis en een groote hoedenwinkel, kre gen waterschade. De oorzaak van den brand moet worden gezocht in den schoorsteen van de centrale verwarming, welke van oude con structie was en was doorgebrand in een logeer kamer. Woensdagmorgen landde op Urk het K.L.M.- vliegtuig PH—ACT, bestuurd door den heer Bax, met 42 zakken post. Toen het vliegtuig weer wilde vertrekken, werkte de automatische starter niet. In verband met de koude en glad heid lukte het starten met de hand niet, zoo dat gewocht werd op een twéede vliegtuig, de PHAEB, bestuurd door den heer Kooper. Dit nam de benoodigde onderdeelen mee, zoodat de starter weer kon worden gerepareerd en de PH—ACT om half drie naar Schiphol kon terug- keeren. De PHAEB was reeds eerder met vijf passa giers en twe zakken post van Urk vertrokken. Het had reeds des morgens in de bedoeling gelegen, twee vluchten naar Urk te maken, welke eehter aanvankelijk beide door de PH ACT ondernomen zouden worden. Er is dus geen sprake van een extra-vlucht. Van officieele zijde wordt het volgende mede gedeeld: Tot heden ryas 't alleen voor degenen, die een land-, tuin- of boschbouwbedrijf uitoefenden, mogelijk kunstmeststoffen te verkrijgen, aan gezien slechts aan die groep van personen kunstmestbonnen werden verstrekt, tegen in levering waarvan uitsluitend kunstmest kon worden betrokken. Thans is een regeling getroffen, dat mede kunstmestbonnen worden verstrekt aan: a. Degenen, die cultuurgrond met een opper vlakte van 10 Are of meer bewerken, om daar op gewassen te telen, uitsluitend voor eigen gebruik of genot; b. zoogenaamde detaillisten, onder wie zijn te verstaan personen, die kunstmeststoffen in kleine hoeveelheden plegen te verkoopen, als mede stichtingen of vereenigingen tot exploi tatie of beheer van school- of volkstuintjes. De tot deze groepen behoorende personen dienen een bij de provinciale voedselcommis- sarissen en de plaatselijke bureauhouders ver krijgbaar gesteld aanvraagformulier bij den voedselcommissaris hunner provincie in te zen den, waarna op dezelfde wijze, als dit thans ten aanzien van de eerstbedoelde groep van personen geschiedt, een kunstmesttoewijzing alsmede kunstmestbonnen worden verstrekt. Het is den detaillist toegestaan, de op deze wijze verkregen kunstmeststoffen te verkoopen, zonder dat hij hiervoor kunstmestbonnen in ontvangst behoeft te nemen, mits hij aan een bepaalden afnemer tegelijkertijd geen stikstof-, phosphorzuur- of kalihoudende kunstmeststof fen aflevert in hoeveelheden, elk afzonderlijk grooter dan 25 Kg. Door deze regeling zal het dus voor ieder, aan wie geen kunstmestbonnen zijn verstrekt, mogelijk zijn, in beperkte hoeveelheid kunst meststoffen te verkrijgen. Mede is een regeling getroffen, waardoor het mogelijk is, nader door het Kunstmestdistri- butiebureau te omschrijven kunstmeststoffen, welke bij zeer kleine hoeveelheden in een be paalde merkverpakking plegen te worden ver kocht, buiten de distributieregeling te doen vallen, mits bij den verkoop en de aflevering dezer kunstmeststoffen de door het Kunstmest- distributiebureau te 's-Gravenhage te stellen voorwaarden worden nagekomen. De politie van het bureau Warmoesstraat te Amsterdam heeft in een hotel aan het Damrak een 30-jarigen Haagschen chauffeur aangehou den, die in een hotel in de hoofdstad korten tijd heeft gelogeerd en gedineerd en daarna met de Noorderzon is vertrokken. Daar kreeg hij thans de kans niet meer toe. De politie zocht hem tevens voor diefstal van rijwielen in de hoofdstad en in Den Haag, waar hij bovendien wordt verdacht van diefstal van een auto. De minister van Binnenlandsche Zaken heeft in verband met het Koninklijk besluit van 2 Juli 1939, houdende bepalingen tot uitvoering van de wet op de weerkorpsen den termijn, bedoeld in art. 21, tweede lid van genoemd besluit, voor de Vrijwillige Burgerwachten, welke nog niet als zoodanig zijn erkend, nader verlenga met zes maanden. De minister van Financiën heeft bij de Tweede Kamer ingediend een wetsontwerp tot het instellen van een Leeningfonds. In de memorie van toelichting zegt de mi nister, dat hij in de millioenennota voor 1940 van het regeeringsvoornemen deed blijken om, evenals in 1914, ook thans met behulp van een Leeningsfonds den invloed van de huidige bui tengewone omstandigheden op 's Rijks finan ciën te regelen. Het behoeft geen betoog, dat dekking van deze uitgaven uit de gewone middelen van het jaar, waarin zij gedaan worden, uitgesloten is. In de aangehaalde millioenennota heeft de minister voorts in het licht gesteld, dat een dekking, welke zich over een zoo groot aantal jaren zou uitstrekken als met de kapitaalsuit gaven in het algemeen plaats heeft, kwalijk te verantwoorden zou zijn. Ten aanzien van de voorgestelde constructie van het fonds merkt hij o.m. het volgende op: De uitgaven, voor welker dekking de instel ling van dit fonds noodzakelijk is, zijn in het wetsontwerp aangeduid met den algemeenen term van uitgaven, welke voortvloeien uit de huidige buitengewone omstandigheden, kort heidshalve mobilisatie-uitgaven genoemd. Alle aldus gefinancierde uitgaven worden op de hoofdstukken der Rijksbegrooting, waarop zy behooren, uitgetrokken en ook ten laste van die hoofdstukken door de Algemeene Rekenka mer verevend. Daarna worden zij bij Koninklijk Besluit, op voordracht van den minister van Financiën en van de ministers, die het beheer over de be treffende hoofdstukken der Rijksbegrooting voeren, overgebracht naar den kapitaaldienst van de begrooting van het fonds. Tegenover deze uitgaven staan de inkomsten, welke rechtstreeks met haar verband houden, b.v. dte opbrengst van niet meer benoodigde en daarom verkochte uitrustingsstukken. Ook deze worden overgebracht van de rijksmiddelen naar den kapitaaldienst van het fonds. Een andere dekking van de uitgaven zal gevonden worden in de tegoed schrijving aan den kapitaaldienst van de bate, voort vloeiende uit de herwaardeering van het goud. In een der artikelen wordt gesproken van nog „overige inkomsten", waarmee de ka pitaaldienst van het fonds kan versterkt worden. Hierbij is in het bijzonder gedacht aan de opbrengst van de in voor bereiding zijnde oorlogswinstbelasting. Het resteerend bedrag der mobilisatie-uitga- ven zal gefinancierd moeten worden uit de op brengst van te sluiten geldleeningen. De rente en aflossing van deze leeningen zul len uiteraard dekking behooren te vinden in de inkomsten van den gewonen dienst van het fonds. Voor de hand zou dus liggen, den ge wonen dienst eenvoudig te bezwaren met de jaarlijksche kosten van de gesloten 'leeningen. Toch bestaat hiertegen bezwaar. Het bedrag, dat aan mobilisatie-uitgaven besteed is, zal im mers op menig moment heel wat grooter kun nen zijn dan de reeds gesloten geldleeningen, „aangewezen als te zijn aangegaan ter voor ziening" in de mobilisatie-uitgaven. Op dit oogenblik, nu nog geen enkele lee ning van dien aard gesloten is, is zulks wel het geval. In het wetsontwerp is daarom een vorm van belasting van den gewonen dienst gekozen, voor welke dit bezwaar niet aanwezig is. De gewone dienst wordt namelijk belast met bedragen, .welke gelijk zijn aan de annuïteiten, die ver schuldigd zouden zijn, indien telken jare voor de niet door inkomsten gedekte mobilisatie uitgaven een annuïteitsleening voor 15 jaren ware aangegaan. Het effect van deze regeling is, dat voor de mobilisatie-uitgaven, welke in een bepaald jaar zijn gedaan, in het volgend jaar een annuïteit, welke op een aflossingsduur van 15 jaren is berekend, moet worden opge bracht uit de gewone middelen van het fonds. Een gevolg zal o. a. zijn, dat voor de mobili satie-uitgaven, in 1938 en 1939 gedaan, in 1940 de bedoelde annuïteit zal moeten worden op gebracht. De middelen tot dekking van de uitgaven van den gewonen dienst zijn in het ontwerp nog slechts in het algemeen aangeduid. Buiten de inkomsten, welke meer rechtstreeks het ge volg zijn van de constructie van het fonds, zijn opgenomen als eigenlijke dekkingsmidde len: de opbrengst van heffingen, welke daar toe bjj de wet worden aangewezen en een uit- keering ten laste van het Rijk tot zoodanig bedrag als bij de Rijksbegrooting van elk dienstjaar zal worden bepaald. Een wetsontwerp tot regeling van de bedoel de heffingen zal eerlang worden ingediend. In het radiotelefoonverkeer met Ned.-Indië is in het afgeloopen jaar een aanzienlijke voor uitgang te bespeuren geweest. Werden in 1938 in totaal 13.383 gesprekken over en weer ge voerd, in 1939 bedroeg dit aantal 16.865, een stij ging dus van ruim 26 pCt. Voor een groot deel is deze stijging ongetwijfeld een gevolg van den oorlogstoestand, welke in vele gevallen tot da delijke gedachtenwisseling van Indië met het moederland, en omgekeerd, leidde. Ook het verkeer van andere landen via Neder land met Ned.-Indië is gestegen, en wel van 252 gesprekken in 1938 tot 374 in 1939, dus bijna met 50 pCt. De periode van het Kerst- en Nieuwjaarsver- keer van 18 December tot en met 6 Januari geeft eveneens een belangrijke stijging te zien. In het rechtstreeksch en transitoverkeer werden in totaal 1873 gesprekken tegen 1520 in de periode van 19381939 gevoerd. In December 1939 werden met Ned.-Indië in totaal 2264 radiotelefoongesprekken gevoerd, waarvan 737 in Nederland en 1527 in Indië wer den aangevraagd. Van de in Nederland aangevraagde gesprek ken waren 443 gewone en 33 goedkoope familie- gesprekken, terwijl 261 Kerst- en Nieuwjaarsge- sprekken werden gevoerd. Voor de in Indië aan gevraagde gesprekken bedroegen deze aantallen resp. 612, 180 en 735. Er kwamen 74 verzamelgesprekken tot stand, van welke 24 in Nederland en 50 in Indië wer den aangevraagd. Van andere landen uit kwamen via Nederland met Ned.-Indië 20 gesprekken tot stand, n.l. uit België en Duitschland elk 5, uit Denemaken en Italië elk 2, uit Estland en Noorwegen elk 1 en uit Zwitserland 4. In het verkeer van Nederland uit met de Philippijnen werden geen gesprekken gevoerd; het verkeer met Malaya is sinds September ge staakt. Naar het Nws. verneemt, is, nadat in de laat ste maanden van het vorig jaar het buiten landsch tourisme als gevolg van den oorlog een sterken teruggang vertoonde, daarin een ver andering ten goede gekomen. Wel moet worden geconstateerd, dat het tou risme uit Australië practisch dood is, waarvan de vermoedelijke oorzaken zijn de restrictie op het uitvoeren van geld en voorts dat de Austra liërs, die momenteel zeer goed verdienen (wij hoeven hier enkel aan het artikel wol te den ken), de zaken liever eerst een paar maanden wenschen aan te zien, alvorens een plezierreisje te gaan maken. Hetzelfde verschijnsel doet zich trouwens ook hier in Indië voor. Het spreekt vanzelf, dat na het uitbreken van den Europeeschen oorlog het touristenverkeer in de eerste plaats een zwaren klap kreeg en het heele „bedrijf", als wij dat zoo mogen zeg gen, practisch stilstond. De mensch went echter aan alles en zoo komt ook druppelsgewijs het tourisme via Singapore o.a. terug. Den grooten stoot echter aan het stijgend tourisme hier te lande hebben de Amerikanen gegeven. In de eerste plaats is, zooals bekend, het aan Amerikanen verboden naar Europa te reizen. Zij hebben dus uitgezien naar andere reismogelijkheden en deze zijn gevonden in de zoogenaamde „round-the-pacific-trips", welke tochten worden onderhouden met schepen van Madson en Co. met overscheep op Nederlandsche schepen. In hoeverre deze Amerikaansche touristen ook te bewegen zullen zijn een trip over Java te maken en naar andere eilanden van onzen archipel, moet voorshands worden afgewacht. De trek echter naar Ned.-Indië is reeds een feit geworden. Zoo kwam de „Jagersfontein" Soerabaja bin nen met een zeer goede bezetting aan Ameri kaansche touristen. Ook de berichten over de boekingen van vol gende schepen luiden zeer gunstig. Hieruit mag dus afgeleid worden, dat langzamerhand het buitenlandsch touristen verkeer weer een gunstige curve gaat ver- toonen. Niet in het minst werkt daartoe ook mede de naam, welken onze schepen hebben Met de „Jagersfontein" heeft men uit reclame oogpunt bekeken reeds een zeer goeden greep gedaan, terwijl voorts de bekende service van de schepen der Java-China-Japan-lijn, het comfort, het eten, kortom de bekende voordel len bfj het reizen met Nederlandsche schepen er het hunne toe hebben bijgedragen. Door het breken van een cordonbeugel van een lichte mitrailleur, is te Katwijk aan Zee een droevig ongeluk gebeurd. De lichte mitrail leur viel op den schouder van den helper J. van Duiyvenbode. Deze werd door eenige schoten doodeiyk getroffen. De overledene was 23 jaar oud en woonde te Katwijk aan Zee. Z. H. Exc. de Bisschop van 's Hertogenbosch heeft den weleerw. zeergel. heer drs. M. J. M. van der Heijden benoemd tot godsdienstleeraar aan de R.K. Lycea te 's Hertogenbosch. Aangezien ijsbrekers te Hardinxveld een vaar geul hebben gemaakt is de overtocht over de Merwede tusschen Hardinxveld en Werkendam niet meer mogelijk. In de bovenzaal van restaurant Royal" te Arnhem belegde Woensdag het Nationaal Comité voor Groenvoederverbouw, dat de besturen van de drie centrale landbouworganisaties en den F. N. L„ opnieuw hebben gesticht, een openbare vergadering, waarvan het doel was, aan belang hebbenden mededeeiingen te doen betreffende de werkzaamheden van het nieuwe comité, kortweg genaamd „Nacovo". De bijeenkomst stond onder leiding van prof. ir. C. Broekema, directeur van het Instituut voor Plantenveredeling te Wageningen, die in zyn openingswoord een algemeene beschouwing gaf over de vraagstukken, welke in deze bijeenkomst behandeld zouden worden. Voor 10 jaren werden de eerste stappen gezet op den weg der groenvoeder-beweging in ons land. Uit deze beweging ontstond de „Nacovo". Deze wordt bestuurd door een Raad, welke thans de hoofdlijnen van zyn werk heeft uit eengezet. Met waardeering getuigde spr. van het pionierswerk, voor Nacovo verricht, van ir. Ver- heij, directeur van de Landbouwwinterschool te Didam. De Nacovo zal als eerste hebben aan te toonen tegen de onderbewuste meening dat stoppelgewas, zooals rogge, een soort toegift is van ondergeschikten rang. Ook de stoppelge wassen verdienen een eigen-studiecentrum. Belangrijk is ook te bestudeeren wat er van de bijproducten van het groenvoeder is te maken. De Nacovo bedoelt onderzoek en voorlichting. Dit onderzoek behoeft echter niet te voldoen aan de eischen van een wetenschappeiyk experi ment. Spr. hechtte meer waarde aan de practyk. De Nacovo treedt thans niet in het mid den met de bedoeling op andermans terrein te treden, maar uitsluitend om te werken aan de bevordering van den groenvoederbouw met medewerking van alle landbouworgani saties. De Nacovo heeft het plan, te komen tot provinciale steunpunten. Daarvoor is de hulp der bestaande organisaties noodzakeiyk. Het sub-comité zal regionaal moeten worden opgevat. De naam „Procovo" achtte spr. niet onverdienstelijk. Dit provinciaal sub-comité kan worden samengesteld als de samenstelling van de .Nacovo". Ook het vormen van een raad kan hierby geschieden. In dezen raad moeten vogels van diverse pluimage vertegenwoordigd zyn. Daardoor wordt het contact tusschen alle ver eenigingen, diensten en andere instanties ten zeerste bevorderd. Spr. besprak vervolgens de werkwijze van zoo'n „Procovo". Ze zal een werkplan dienen te maken, dat op een vergade ring van de Nacovo zal kunnen worden bespro ken. Het meest wenscheiyk is, dat de Procovo's worden beschouwd als correspondentschappen van het Nacovo. Het secretariaat van het Pro covo kan men opdragen aan een consulent, op dat het contact met het voorlichtingsinstituut bestendigd blijft. Spr. vertrouwde, dat op die wijze een collectieve uitvoering van de pro gramma-punten van het Nacovo tot stand mocht komen en het vereischte federale karak ter daardoor mocht krygen. Voor een dergeiyke federatie zal noodig zijn een secretaris-directeur, die tevens als pionier in binnen- en buitenland zal kunnen optreden. Spr. hoopte spoedig zulk een persoon te kunnen vinden. Voor een goede werking van het Nacovo zal ieder jaar een bedrag van rond f 10.000 noodig zyn. Men denkt aan dit bedrag te komen door het lidmaatschap van 200 boeren in iedere pro vincie en 50 vereenigingen, zuivelfabrieken, enz. Op deze wijze hoopt men een minimum finan- cieele basis te bereiken. De onafhankeiykheid van het Nacovo dient onder alle omstandighe den gewaarborgd te zijn. Een beroep op de staatskas zal niet worden gedaan. In de middagvergadering hielden drie inspec teurs, betrokken by den groenvoederbouw, nl.ir. G. Veenstra, ir. H. Leignes Bakhoven en ir. G. Stevens, inleidingen over zaken, waarmede het Nacovo rekening zal hebben te houden, t.w. de organisatie van het Landbouwkundig Onderzoek, de voorlichting op het gebied van de veevoeding en de hulp aan kleine landbouwers. Aan jhr. mr. dr. E. A. van Beresteyn te 's-Gravenhage is de eerepenning in goud toe gekend. als blijk van waardeering voor ziin be langstelling voor openbare verzamelingen van wetenschap en kunst, door schenking betoond. 1 Februari 1940 is aan ir. J. F. Kipperman op zyn verzoek eervol ontslag verleend als tüdeiyk leeraar aan de Middelbare Koloniale Landbouw school te Deventer. De Minister van Sociale Zaken heeft benoemd onderscheidenlijk tot lid en plaatsvervangend lid van den bedrüfsraad voor de klompenin dustrie ir. H. F. G. J. Grevers te Delft en prof. H. A. Kaag te Tilburg. De rechtbank te Arnhem heeft, ter vervulling van de vacature van kantonrechter te Terborg, opgemaakt de navolgende alphabetische ïyst van aanbeveling: Mr. A. van Assendorp, griffier van het kan tongerecht te Maastricht; mr. J. H. J. Hoog, advocaat en procureur, kantonrechter-plaats- vervanger te Haarlem; mr. W. R. Rosingh, griffier van het kantongerecht te Zutfen. kie lui zijn ook wel zoo snugger, dat ze snappen Wij, als we eenmaal zijn waar we wezen moe- jjj11' dat document op tienduizend verschillende „fatsen kunnen verstoppen, ergens midden in Woestijn of zoo, een plek, waar ze het ten Wigen dage niet zullen vinden. Het is zoo als zeker dat ze ons op de hielen zullen lu etl van het oogenblik af, dat we op weg gaan o het binnenland. Wat beginnen we, als we v berweg door een man of tien van de bende J;ben overvallen?" Hm verzonk in gepeins. *t"£ls we maar eerder dan zy van deze boot v konden," merkte hy na een poosje op, „dan J®h we een heel stuk verder!" Ojj had het nauwelijks gezegd of Peter sprong ij,' en tipte met een heftigen tik de asch van sigaret. ^■Mandaar zeg je ietsdat is de oplos- Dat kan ik best met den kapitein in orde Seh.... ik weet,..t Hü,dacht even na en knikte. „Het gaat, ik ben er zeker van. Begin jü in- tusschen maar vast je koffers te pakken en zorg ervoor, dat je je papier niet zoek maakt door er je schoenen in te draaien of zooiets. Ik ga met den kapitein spreken!" Het volgend oogenblik was hy de deur uit, terwijl Clim hem verbaasd natuurde. Hoe wilde hij het klaarspelen, vóór de andere passagiers van boord te gaan? Maar in zyn leven had hij al veel zonderlinge dingen zien gebeuren en in dat speciale deel van zijn geheugen, dat voor college-herinneringen was gereserveerd, was de naam van Peter Regan omgeven door een waas van heldhaftige stoutmoedigheid. Dan hurkte hij neer voor de koffers die hem nog-restten, stak zijn handen in zijn haren en begon zich bezig te houden met het probleem, hoé daar al zijn bezittingen in te rammen, nu zijn hutkof fer was vernield. Het was geen gemakkelijk kar wei, maar ten laatste speelde hij het toch klaar. Hij haalde een kam uit zijn zak, trok die door zijn verwarde haren en ging toen op den rand van zijn bed een sigaret zitten rooken. V^aar bleef Peter toch? lïy keek op zijn pols horloge en zag de wyzers op vijf voor tien staan. De patrijspoorten van zijn hut, die nog licht waren geweest toen hy overvallen werd, waren nu al lang zwarte schijven geworden. Hij had een groot uur aan het pakken besteed. Juist-toen hij het plan begon te overwegen, in Peter's hut een onderzoek in te stellen, niet anders verwachtende dan dat dien dolenden rid- 'der op zyn beurt de eer ten deel was gevallen, met een paar lakens gebonden op den vloer van zijn hut te liggen, ging de deur open en de dolende ridder stak zyn hoofd naar binnen. „Klaar?" informeerde het hoofd. Clim grynsde. „Dacht je dat ik een volle week noodig had om te pakken? Ik zit al ik weet niet hoe lang hier te bepeinzen hoe jy aan je einde gekomen zou zyn.... waar heb je uitgehangen? In de dancing? Peter kwam verder naar binnen, sloot de deur, en keerde zich om. zyn gelaat vertoonde diepe verontwaardiging. „In de dancing! Eerst heb ik met den ka pitein gesproken, en toen ben ik mijn koffers gaan pakken. Die staan nu klaar, gereed voor de ontscheping." Clim zat ouder gewoonte op den rand van zijn bed, zwaaiend met zijn beenen. Hij staakte dat zwaaien en staarde Peter aan. „De ontscheping? Heb je dan al....?" Peter Imikte. „Inderdaad. Vannacht om een uur of twee, als alle normale menschen in bed liggen, krui pen wij tweeën in de motorsloep van het schip; de sloep wordt in alle stilte naar beneden ge laten met ons plus onze bagage er in. Morgen vroeg, bij zonsopgang, kunnen we aan elk wille keurig plekje van de Mexicaansche kust lan denlaten de heeren dan maar zoeken waar we gebleven zyn! Zelfs al weten ze, dat we met de motorsloep verdwenen zijn, en dat zullen ze wel moeten ontdekken als we op het heele schip niet meer te vinden zyn, dan kunnen ze toch nooit of te nimmer uitvisschen waar we ergens aan land zijn gegaanKlopt als een bus, nietwaar?" Clim keek nog steeds verbaasd. „Wat ik niet snap is, hoe je het hebt klaar gespeeld, den kapitein zyn motorboot afhandig te maken! Het schip heeft er maar één!" „Wel, ik vertelde hem, dat ik van boord wilde om lastige belangstelling bij aankomst te ont gaan, te zamen met mijn vriend Perroney. Dat scheen hy zich zeer goed te kunnen indenken. En voorts, dat we een belangrijke bespreking hadden in Tampico, die vereischte dat wij vóór twaalf uur daar aanwezig waren. Daarop vroeg ik, of dat op de een of andere manier voor el kaar te krijgen was, waarop hy een zeer be denkelijk gezicht zette en verklaarde, dat het alleen mogelyk zou zyn met de motorsloep van het schip, en dat hy als gezagvoerder van het schip moest instaan voor alles wat er bij het schip behoorde en dat hij dus, bij eventueel ver lies van de boot daarvoor aansprakelijk zou worden gesteld. Toen heb ik hem tweemaal de waarde van de sloep, in contanten, aangeboden en de zaak was in orde.... zoo eenvoudig mo gelyk!" „Dus vannacht om één uur verlaten we deze schuit?" Clim stond op en rekte zich uit. „Ik ben duivelsch benieuwd wat we voor avonturen tegemoet gaan, want dat we die zul len beleven, staat vast." „Het is te hopen voor je!" bromde Peter, naar zijn pijp zoekend, „als dat veelbelovende roem ruchte avontuur uitdraait op een alledaagsche sjouwparty door een woestyn, ben ik in staat om dat papier van jou te gappen en ermee van door te gaan, alleen om de sport. Ga mee naar den rooksalon, dan zullen we onze laatste whis ky aan boord drinken!" Ze vertrokken samen naar de bar, nadat Clim met groote zorgvuldigheid den knoop van het klepje boven zyn binnenzak had vastgemaakt. Achter een van de vele groengelakte deuren, die Clim en Peter op hun weg naar den rook salon passeerden, zaten drie mannen om een tafel, waarop een stapel glanzende stalen bui zen prijkte. In de hut hing een blauwe damp van sigarettenrook en door het blauwe waas ijs beerde de leider van de bende, hijgend van agitatie, van wand tot wand. Hij kauwde op een uitgedoofde sigaarstomp en veegde met tus- schenpoozen het zweet van zyn voorhoofd. Plotseling bleef hij stilstaan, zich met een ruk tot het driemanschap aan de tafel wendend. „Wéten jullie dan niets, kunnen jullie dan niets bedenken? Dat zyn nu drie doorgewinter de Amerikaansche all-round gangsters.... Mijn lijfwacht! Je zou ze een cent geven!" Hij beet verwoed op zijn sigaar, deed vier stappen, die hem bij den tegenoverliggenden wand brachten, keerde zich om en bekeek het onverstoorbare drietal met wraakzuchtigen bük. „Croftskom jij eens met iets voor den dag, inplaats van daar te zitten kijken of je op een begrafenis bent!" Crofts keek langzaam op en zyn gelaat gaf duidelijk te kennen, dat hy waarschynlyk een intens genoegen zou hebben geput uit het by- wonen van één enkele, zeer bepaalde begrafe nis, doch hij hield zyn persooniyke wenschen en verlangens vóór zich. „Kyk eens hier," zei hy, „we hoeven er geen van beiden doekjes om te winden. Die Perroney is ons allemaal te glad af geweest, jou net zoo goed als ons. Hy heeft nou langzamerhand ge noeg ervaring opgedaan om deksels voorzichtig te zijn voorzoover het dat papier betreft.... ge loof maar niet, dat we nog een kans zullen krij gen om hem dat document afhandig te maken vóór de schuit morgen aan wal is! Dat staat als een paal boven water. We zullen moeten zien, ergens aan wal onzen slag te slaan en re ken maar dat dat een akkefietje is, dat niet één-twee-drie is opgeknapt! En daar komt nog wat bij: je hebt in de afgeloopen paar dagen zelf kunnen zien, hoe dik Perroney met den ka pitein is. Reken maar dat hij van den kapitein gedaan heeft gekregen eerder van de schuit af te mogen dan de andere passagiers.... dat is voor hem geen kunstje, maar laten wy het eens probeeren, zoo iets gedaan te krygen! Nou, al is vriend Perroney maar vijf minuten eerder aan wal en door de douane dan wy, dan kun nen we gerust meteen naar kooi gaan en scha pen tellen.... Hij neemt een taxi, jakkert er als de gesmeerde bliksem mee naar de dichtst bijzijnde garage, huurt een auto, rydt naar de eerste de beste eenzame plek, die een flink eind uit de buurt ligt, en begraaft daar zijn papf^v (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 3