Ons recht op neutraliteit
"Pen woestijn
Instelling van
Leeningfonds
PRAAKT ZOEK
DE NEUTRALEN NA DEN
OORLOG
DONDERDAG 25 JANUARI 1940
OVERZICHT EERSTE KAMER
Winkelpand uitgebrand
te Alkmaar
K.L.M. vloog tweemaal
naar Urk
PH'ACT had geringe motorstoring
DISTRIBUTIE VAN
KUNSTMEST
Uitbreiding der verstrekking
van bonnen
ONVOORDEELIGE HOTEL
GAST AANGEHOUDEN
Vrijwillige burgerwachten
Wetsontwerp ingediendoorlogs
winstbelasting in voorbereiding
Radiotelefoonverkeer
met Indië
Buitenlandsch tourisme
in Indië
Langzamerhand vertoont het weer
een gunstige curve
Doodelijk ongeluk met
mitrailleur
Drs. M. VAN DER HEIJDEN
IJsbrekers maken overtocht
onmogelijk
Groenvoederverbouw
Uiteenzetting van de werkwijze
van Nacovo
UIT DE STAATSCOURANT
Onderscheiding
Onderwijs
Bedrijfsraad
Rechterlijke macht
FEUILLETON
DOOR WILLY WATERMAN
ia
(Van onzen parlementairen redacteur)
DEN HAAG, 24 Januari 1940.
„Het Nederlandsche volk is een
afzonderlijk volk met een eigen
aard en eigen idealen. Aan zijn al
oude vrijheden gehecht, beschouwt
het zijn onafhankelijkheid, zijn on
gereptheid, zijn vrijheid om zelf en
naar eigen inzicht zijn zaken te re
gelen als zijn hoogste goed."
Deze woorden, door minister van Kleffens
eenige maanden geleden in de Tweede Kamer
Besproken, moeten tegenover onze belligerente
laburen telkens opnieuw worden herhaald.
Telkens' opnieuw immers poogt nu weer de
een, dan weer de ander ons een opvatting van
°hze neutraliteitsverplichtingen op te dringen,
bie de onze niet is of zelfs gelijk dit en-
Hele dagen door den Engelschen minister
Churchill geschiedde ons zelfs het recht te
ontzeggen uit eigen gezag de richting onzer
Politiek te bepalen.
Stellig: men moet, zooals de heer An erna
fA. R.) zeide, begrip hebben voor den gedach-
tengang, waaruit dergelijke pogingen van d«
fcijde der belligerenten voortspruiten. Deze
k>ch brengen voortdurend zware offers, sturen
hun beste mannen in het geweer en wan
neer straks het einde van den oorlog daar is
sn er komt een hechtere wereldorde, dan
Nukken de neutralen de groote zoowel als
3e kleine*daarvan mee de vruchten.
Doch het Nederlandsche volk denkt er, zoo-
sis alweer prof. Anema in een voortreffelijk
"etoog uiteenzette, niet aan den belligerenten
°°k maar een duimbreed in dergelijke over
wegingen tegemoet te treden. Daartoe zijn zij
'e weinig gefundeerd.
Wat immers kunnen de oorlogvoerende mo
gendheden aanvoeren als argumenten tegen
"Pt recht der neutralen op hun neutraliteit.
Schenden de neutralen daardoor de verplich
tingen, aangegaan als lid van den Volken
bond. Vooreerst zijn landen als Engeland en
frankrijk niet de eerst-geïoepenen om ach en
Wee te roepen over de bloedarmoede van den
volkenbond. Zij mogen, gelijk de heer Vorrink
d. A. P.) zeer terecht opmerkte, de vraag
biet zóó stellen; hoe zou de wereld er uitzien
indien de neutralen thans de verplichtingen
van het handvest kwamen, doch zóó: hoe
ïpu de wereld er uitzien indien Engeland en
^'ankrijk van den beginne af aan deze ver
plichtingen waren nagekomen in het Abes-
synische conflict en bij de verscheidene daar
in volgende aanvallen op leden van den Bond.
En vervolgens; deze oorlog heeft formeel niets
Net den Volkenbond uitstaande. Eer een oor
log, krachtens artikel 16 van het Pact uit-
I breekt, moet een wel omschreven en omslach-
I Ige procedure worden gevolgd. Daar is alles
I biets van gebeurd. De Volkenbondsverplich-
tingen tasten dus, zelfs indien men van alle
A lacultatiefverklaringen zou afzien, het recht
lyler niet-belligerenten op handhaving hunner
neutraliteit in geenen deele aan.
Een andere vraag: kunnen de belligeren
ten een moreele aanspraak op steun doen
Belden krachtens de omstandigheid, dat zij
voor het recht, de gerechtigheid en de alge-
Neene beschaving de wapenen hebben om-
Bord?
Ook dat moeten wij van de hand wijzen, al-
bus weer prof. Anema. Engeland en Frankrijk
tijn voor Abessinië, voor Albanië, voor Oosten-
tijk, voor Tsjecho-Slowakije niet in den oorlog
Begaan en zij nemen tegenover den Russischen
Sanval in Finland een ander standpunt in, dan
Ngenover den Duitschen aanval op Polen,
Waarom dat onderscheid? Omdat, zooals in het
Lagerhuis werd verklaard, Engeland niet voor
lederen willekeurigen kleinen staat zijn heele im
perium in oorlog brengt, doch alleen dan, wan-
beer het zijn eigen vitale belangen bedreigd
2iet. Zijn optreden als kampioen voor de kleine
baties is, zooals een door prof. De Savornin
Lobman (C.H.) geciteerd Amerikaansch auteur
2egt, niet zoozeer een kwestie van deugd dan
b'el een kwestie van politiek. Daarmede is niet
Bezegd, dat de uitslag van den oorlog geenerlei
Bevolgen heeft voor het recht en de algemeene
beschaving. Dat heeft de uitslag van iederen
°orlog. Doch die gevolgen zijn geen andere, dan
Bcwenschte of ongewenschte reflexen. De doel
einden der belligerenten lagen bij het uitbre
ken van den oorlog niet in idealen doch in na
tionale belangen. Aan de idealen kunnen zij
Been recht ontleenen om de neutrale staten te
Nanen tot het laten varen hunner neutraliteit.
Eu al zouden de neutralen de overtuiging heb
ben, dat het recht wel aan de een of andere
b'ide stond, dan nóg lag daarin geen reden tot
bet prijsgeven der neutraliteit, aangezien in
ben tegenwoordigen oorlog géén van die voor
gaarden is vervuld, die, naar het oordeel der
benkers van de laatste eeuw over de problemen
Wn oorlog en vrede, gesteld moeten worden
aan den rechtvaardigen krijg. Daar treedt géén
Bfoot en sterk land, dat zélf geen belang bij
"e hangende kwesties heeft, op ter interventie.
Amerika blijft neutraal. Daar treedt aan geen
an beide zijden een collectiviteit van staten
bp; de drie belligerenten staan alleen. En de
Nternationale rechtsorganisatie, de Volkenbond,
b^aat er geheel en al buiten. De eischen 'voor
6n oorlog om het recht zijn niet vervuld
daar zit dus géén argument in voor het prijs
geven onzer neutraliteit.
Ten slotte beroepen de belligerenten zich op
het eigen belang der kleine landen. Dat kan een
argument zijn. Doch wie het gebruikt moet er
kennen, dat de kleine staten over hun eigen be
lang in de eerste plaats zélf hebben te oordee-
len en te beslissen.
Het hééle betoog van prof. Anema, dat door
verscheidene andere senatoren bij hun beschou
wingen over de buitenlandsche politiek werd
gecompleteerd, draaide om dit ééne punt: Wij
zijn een vrij volk, niemand kan ons het recht
ontzeggen onzen eigen weg te gaan te midden
dei- Europeesche woelingen.
En niemand krijgt ons daar was de hééle
Eerste Kamer het over eens van den weg
der neutraliteit af. Onze buitenlandsche poli
tiek is de politiek van ons hééle volk. Onze
neutraliteit wordt door de welgefundeerde over
tuiging van ons heele volk gedragen.
Tijdens den oorlog dus: geen in
menging in den strijd. Doch na af
loop, bij het voeren van de vredes
onderhandelingen moeten de neu
tralen zich dan óók afzijdig hou
den, wachtend, gelijk jn 1918, tot
de belligerenten hun het vredesver
drag kant en klaar voorleggen?
Dat nooit, zei prof. van Embden (V.D.)-.
PJijf niet staan bij aanbiedingen van goede
diensten. Zorg, dat de neutralen op de vredes
conferentie hun woordje meespreken. Het ziet
er immers naar uit, dat de neutralen aan het
einde van dezen oorlog in een aanzienlijk
gunstiger positie zullen verkeeren, dan aan het
einde van den wereldvrede. Toen waren de on
welwillende en onheusche bejegeningen niet
van de lucht. Thans gaan in de oorlogvoerende
landen stemmen op vóór de neutralen. Attlee
heeft verklaard, dat de vredesvoorwaarden
slechts mogen worden vastgesteld op een con
ferentie van overwinnaars, overwonnenen èn
neutralen. En in dien geest schreven en spra
ken er meerderen. De neutralen mogen niet
wachten tot zij gevraagd worden. Zij moeten
zich ongevraagd melden.
Eeuwig optimist zijt ge toch, antwoordde o.a.
de heer VAN LANSCHOT (R.K.). Vroeger wil-
det ge maar ontwapenen, want er zou tóch
geen oorlog komen. En nu er oorlog is zijt ge
met uw optimisme alweer verder. Maar pas op:
niet optimisme moet den doorslag geven bij
het uitstippelen van zulk een politieke lijn,
doch staatsmanswijsheid en werkelijkheidsbe
sef. Deze beide nu zeggen, dat het met groote
heeren kwaad kersen eten is, ook in de inter
nationale politiek. Zullen de belligerenten zich
niet op het standpunt stellengij hebt niet
meegevochten, geen .aandeel gehad in de over
winning, gij hebt dus geen recht van mèè-
praten?
Vervolgens: prof. van Embden denke zich
eens in, dat in 1918 de neutralen wél waren
uitgenoodigd aan de conferentietafel van Ver
sailles. Waren zij dan mee-aansprakelijk ge
worden voor het vredesverdrag en al de ont
zettende gevolgen van dien?
Iets anders is het, voegde prof. DE SAVOR
NIN EjOHMAN .(C.H.) hieraan toe, wanneer het
er om gaat een nieuwe internationale gemeen
schap op te bouwen na den oorlog. Daar moe
ten de neutralen in meespreken. Geen opge
drongen Volkenbond meer. Doch is het thans
de tijd zich te verdiepen in de internationale
problemen, die dan zullen rijzen? Het eenige,
dat wij thans kunnen doen, is enkele groote be
ginselen, enkele richtlijnen ontwerpen, die
straks kunnen gelden. Een positieve richtlijn
bijvoorbeeld, zooals de heer van Lanschot ont
wierp: de komende internationale organisatie
moet van meet af aan gelijkheid erkennen. Of
negatieve richtlijnen, als door prof. Anema
opgesteld: dat de nieuwe orde niet zou worden
opgelegd, dat zij geen arbitrage zou inhouden,
doch slechts overleg, aangezien groote mogend
heden hun levensbelangen nu eenmaal niet aan
arbitrage kunnen onderwerpen, en dat de toe
treding van leden, waarvan men te voren weet,
dat zij de beginselen, waarop de nieuwe orde
is gebouwd, niet erkennen, worden geweerd.
Geen communistisch Rusland meer in een
Volkenbond! Dat heeft de Nederlandsche Re
geering goed gezien toen zij zich verzette tegen
de toelating van dit land enkele jaren geleden,
verklaarde de heer van Lanschot nog eens. En
met hem juichten velen op voorhand de gestie
toe, die de Regeering voornemens is jegens Fin
land te gaan stellen.
Morgen spreekt de minister.
Woensdagmiddag half vier is te Alkmaar
brand uitgebroken in het winkelpand van de
N. V. Karei Bos, gelegen aan de Mient.
De Alkmaarsche brandweer, die gealarmeerd
was voor binnenbrand en zoodoende met een
autospuit verscheen, zag zich onmiddellijk ge
noodzaakt, nog een tweetal autospuiten en een
magirus-ladder te requireeren, aangezien het
vuur zich vrij snel uitbreidde.
Aanvankelijk stond alleen de zolderverdieping
in brand, maar ondanks het zeer doortastend
optreden van de brandweer deelde het vuur
zich aan de lager gelegen verdiepingen mede en
tastte ook de winkelruimte aan. De brandweer
streed een uur lang tegen het vuur, dat veel
rook ontwikkelde. Ten slotte, nadat zeer groote
massa's water in het groote oude pand waren
gespoten, week het gevaar voor uitbreiding en
kon een deel van het materieel worden terug
getrokken. Het huis brandde bijna geheel uit,
terwijl de groote voorraad gereedschappen en
machines, waarin handel werd gedreven, ói
door het vuur óf door het water zwaar bescha
digd werd. De naast gelegen panden, een leeg
staand huis en een groote hoedenwinkel, kre
gen waterschade. De oorzaak van den brand
moet worden gezocht in den schoorsteen van
de centrale verwarming, welke van oude con
structie was en was doorgebrand in een logeer
kamer.
Woensdagmorgen landde op Urk het K.L.M.-
vliegtuig PH—ACT, bestuurd door den heer
Bax, met 42 zakken post. Toen het vliegtuig
weer wilde vertrekken, werkte de automatische
starter niet. In verband met de koude en glad
heid lukte het starten met de hand niet, zoo
dat gewocht werd op een twéede vliegtuig, de
PHAEB, bestuurd door den heer Kooper. Dit
nam de benoodigde onderdeelen mee, zoodat
de starter weer kon worden gerepareerd en de
PH—ACT om half drie naar Schiphol kon terug-
keeren.
De PHAEB was reeds eerder met vijf passa
giers en twe zakken post van Urk vertrokken.
Het had reeds des morgens in de bedoeling
gelegen, twee vluchten naar Urk te maken,
welke eehter aanvankelijk beide door de PH
ACT ondernomen zouden worden. Er is dus
geen sprake van een extra-vlucht.
Van officieele zijde wordt het volgende mede
gedeeld:
Tot heden ryas 't alleen voor degenen, die een
land-, tuin- of boschbouwbedrijf uitoefenden,
mogelijk kunstmeststoffen te verkrijgen, aan
gezien slechts aan die groep van personen
kunstmestbonnen werden verstrekt, tegen in
levering waarvan uitsluitend kunstmest kon
worden betrokken.
Thans is een regeling getroffen, dat mede
kunstmestbonnen worden verstrekt aan:
a. Degenen, die cultuurgrond met een opper
vlakte van 10 Are of meer bewerken, om daar
op gewassen te telen, uitsluitend voor eigen
gebruik of genot;
b. zoogenaamde detaillisten, onder wie zijn te
verstaan personen, die kunstmeststoffen in
kleine hoeveelheden plegen te verkoopen, als
mede stichtingen of vereenigingen tot exploi
tatie of beheer van school- of volkstuintjes.
De tot deze groepen behoorende personen
dienen een bij de provinciale voedselcommis-
sarissen en de plaatselijke bureauhouders ver
krijgbaar gesteld aanvraagformulier bij den
voedselcommissaris hunner provincie in te zen
den, waarna op dezelfde wijze, als dit thans
ten aanzien van de eerstbedoelde groep van
personen geschiedt, een kunstmesttoewijzing
alsmede kunstmestbonnen worden verstrekt.
Het is den detaillist toegestaan, de op deze
wijze verkregen kunstmeststoffen te verkoopen,
zonder dat hij hiervoor kunstmestbonnen in
ontvangst behoeft te nemen, mits hij aan een
bepaalden afnemer tegelijkertijd geen stikstof-,
phosphorzuur- of kalihoudende kunstmeststof
fen aflevert in hoeveelheden, elk afzonderlijk
grooter dan 25 Kg.
Door deze regeling zal het dus voor ieder,
aan wie geen kunstmestbonnen zijn verstrekt,
mogelijk zijn, in beperkte hoeveelheid kunst
meststoffen te verkrijgen.
Mede is een regeling getroffen, waardoor het
mogelijk is, nader door het Kunstmestdistri-
butiebureau te omschrijven kunstmeststoffen,
welke bij zeer kleine hoeveelheden in een be
paalde merkverpakking plegen te worden ver
kocht, buiten de distributieregeling te doen
vallen, mits bij den verkoop en de aflevering
dezer kunstmeststoffen de door het Kunstmest-
distributiebureau te 's-Gravenhage te stellen
voorwaarden worden nagekomen.
De politie van het bureau Warmoesstraat te
Amsterdam heeft in een hotel aan het Damrak
een 30-jarigen Haagschen chauffeur aangehou
den, die in een hotel in de hoofdstad korten
tijd heeft gelogeerd en gedineerd en daarna
met de Noorderzon is vertrokken. Daar kreeg
hij thans de kans niet meer toe. De politie zocht
hem tevens voor diefstal van rijwielen in de
hoofdstad en in Den Haag, waar hij bovendien
wordt verdacht van diefstal van een auto.
De minister van Binnenlandsche Zaken heeft
in verband met het Koninklijk besluit van 2 Juli
1939, houdende bepalingen tot uitvoering van de
wet op de weerkorpsen den termijn, bedoeld in
art. 21, tweede lid van genoemd besluit, voor de
Vrijwillige Burgerwachten, welke nog niet als
zoodanig zijn erkend, nader verlenga met zes
maanden.
De minister van Financiën heeft
bij de Tweede Kamer ingediend een
wetsontwerp tot het instellen van
een Leeningfonds.
In de memorie van toelichting zegt de mi
nister, dat hij in de millioenennota voor 1940
van het regeeringsvoornemen deed blijken om,
evenals in 1914, ook thans met behulp van een
Leeningsfonds den invloed van de huidige bui
tengewone omstandigheden op 's Rijks finan
ciën te regelen.
Het behoeft geen betoog, dat dekking van
deze uitgaven uit de gewone middelen van het
jaar, waarin zij gedaan worden, uitgesloten is.
In de aangehaalde millioenennota heeft de
minister voorts in het licht gesteld, dat een
dekking, welke zich over een zoo groot aantal
jaren zou uitstrekken als met de kapitaalsuit
gaven in het algemeen plaats heeft, kwalijk te
verantwoorden zou zijn.
Ten aanzien van de voorgestelde constructie
van het fonds merkt hij o.m. het volgende op:
De uitgaven, voor welker dekking de instel
ling van dit fonds noodzakelijk is, zijn in het
wetsontwerp aangeduid met den algemeenen
term van uitgaven, welke voortvloeien uit de
huidige buitengewone omstandigheden, kort
heidshalve mobilisatie-uitgaven genoemd.
Alle aldus gefinancierde uitgaven worden op
de hoofdstukken der Rijksbegrooting, waarop
zy behooren, uitgetrokken en ook ten laste van
die hoofdstukken door de Algemeene Rekenka
mer verevend.
Daarna worden zij bij Koninklijk Besluit, op
voordracht van den minister van Financiën en
van de ministers, die het beheer over de be
treffende hoofdstukken der Rijksbegrooting
voeren, overgebracht naar den kapitaaldienst
van de begrooting van het fonds.
Tegenover deze uitgaven staan de inkomsten,
welke rechtstreeks met haar verband houden,
b.v. dte opbrengst van niet meer benoodigde en
daarom verkochte uitrustingsstukken. Ook deze
worden overgebracht van de rijksmiddelen naar
den kapitaaldienst van het fonds.
Een andere dekking van de uitgaven zal
gevonden worden in de tegoed schrijving aan
den kapitaaldienst van de bate, voort
vloeiende uit de herwaardeering van het
goud.
In een der artikelen wordt gesproken van
nog „overige inkomsten", waarmee de ka
pitaaldienst van het fonds kan versterkt
worden. Hierbij is in het bijzonder
gedacht aan de opbrengst van de in voor
bereiding zijnde oorlogswinstbelasting.
Het resteerend bedrag der mobilisatie-uitga-
ven zal gefinancierd moeten worden uit de op
brengst van te sluiten geldleeningen.
De rente en aflossing van deze leeningen zul
len uiteraard dekking behooren te vinden in
de inkomsten van den gewonen dienst van het
fonds. Voor de hand zou dus liggen, den ge
wonen dienst eenvoudig te bezwaren met de
jaarlijksche kosten van de gesloten 'leeningen.
Toch bestaat hiertegen bezwaar. Het bedrag,
dat aan mobilisatie-uitgaven besteed is, zal im
mers op menig moment heel wat grooter kun
nen zijn dan de reeds gesloten geldleeningen,
„aangewezen als te zijn aangegaan ter voor
ziening" in de mobilisatie-uitgaven.
Op dit oogenblik, nu nog geen enkele lee
ning van dien aard gesloten is, is zulks wel
het geval.
In het wetsontwerp is daarom een vorm van
belasting van den gewonen dienst gekozen, voor
welke dit bezwaar niet aanwezig is. De gewone
dienst wordt namelijk belast met bedragen,
.welke gelijk zijn aan de annuïteiten, die ver
schuldigd zouden zijn, indien telken jare voor
de niet door inkomsten gedekte mobilisatie
uitgaven een annuïteitsleening voor 15 jaren
ware aangegaan. Het effect van deze regeling
is, dat voor de mobilisatie-uitgaven, welke in
een bepaald jaar zijn gedaan, in het volgend
jaar een annuïteit, welke op een aflossingsduur
van 15 jaren is berekend, moet worden opge
bracht uit de gewone middelen van het fonds.
Een gevolg zal o. a. zijn, dat voor de mobili
satie-uitgaven, in 1938 en 1939 gedaan, in 1940
de bedoelde annuïteit zal moeten worden op
gebracht.
De middelen tot dekking van de uitgaven
van den gewonen dienst zijn in het ontwerp
nog slechts in het algemeen aangeduid. Buiten
de inkomsten, welke meer rechtstreeks het ge
volg zijn van de constructie van het fonds,
zijn opgenomen als eigenlijke dekkingsmidde
len: de opbrengst van heffingen, welke daar
toe bjj de wet worden aangewezen en een uit-
keering ten laste van het Rijk tot zoodanig
bedrag als bij de Rijksbegrooting van elk
dienstjaar zal worden bepaald.
Een wetsontwerp tot regeling van de bedoel
de heffingen zal eerlang worden ingediend.
In het radiotelefoonverkeer met Ned.-Indië
is in het afgeloopen jaar een aanzienlijke voor
uitgang te bespeuren geweest. Werden in 1938
in totaal 13.383 gesprekken over en weer ge
voerd, in 1939 bedroeg dit aantal 16.865, een stij
ging dus van ruim 26 pCt. Voor een groot deel
is deze stijging ongetwijfeld een gevolg van den
oorlogstoestand, welke in vele gevallen tot da
delijke gedachtenwisseling van Indië met het
moederland, en omgekeerd, leidde.
Ook het verkeer van andere landen via Neder
land met Ned.-Indië is gestegen, en wel van 252
gesprekken in 1938 tot 374 in 1939, dus bijna
met 50 pCt.
De periode van het Kerst- en Nieuwjaarsver-
keer van 18 December tot en met 6 Januari
geeft eveneens een belangrijke stijging te zien.
In het rechtstreeksch en transitoverkeer werden
in totaal 1873 gesprekken tegen 1520 in de
periode van 19381939 gevoerd.
In December 1939 werden met Ned.-Indië in
totaal 2264 radiotelefoongesprekken gevoerd,
waarvan 737 in Nederland en 1527 in Indië wer
den aangevraagd.
Van de in Nederland aangevraagde gesprek
ken waren 443 gewone en 33 goedkoope familie-
gesprekken, terwijl 261 Kerst- en Nieuwjaarsge-
sprekken werden gevoerd. Voor de in Indië aan
gevraagde gesprekken bedroegen deze aantallen
resp. 612, 180 en 735.
Er kwamen 74 verzamelgesprekken tot stand,
van welke 24 in Nederland en 50 in Indië wer
den aangevraagd.
Van andere landen uit kwamen via Nederland
met Ned.-Indië 20 gesprekken tot stand, n.l. uit
België en Duitschland elk 5, uit Denemaken en
Italië elk 2, uit Estland en Noorwegen elk 1 en
uit Zwitserland 4.
In het verkeer van Nederland uit met de
Philippijnen werden geen gesprekken gevoerd;
het verkeer met Malaya is sinds September ge
staakt.
Naar het Nws. verneemt, is, nadat in de laat
ste maanden van het vorig jaar het buiten
landsch tourisme als gevolg van den oorlog een
sterken teruggang vertoonde, daarin een ver
andering ten goede gekomen.
Wel moet worden geconstateerd, dat het tou
risme uit Australië practisch dood is, waarvan
de vermoedelijke oorzaken zijn de restrictie op
het uitvoeren van geld en voorts dat de Austra
liërs, die momenteel zeer goed verdienen (wij
hoeven hier enkel aan het artikel wol te den
ken), de zaken liever eerst een paar maanden
wenschen aan te zien, alvorens een plezierreisje
te gaan maken.
Hetzelfde verschijnsel doet zich trouwens ook
hier in Indië voor.
Het spreekt vanzelf, dat na het uitbreken van
den Europeeschen oorlog het touristenverkeer
in de eerste plaats een zwaren klap kreeg en
het heele „bedrijf", als wij dat zoo mogen zeg
gen, practisch stilstond.
De mensch went echter aan alles en zoo komt
ook druppelsgewijs het tourisme via Singapore
o.a. terug.
Den grooten stoot echter aan het stijgend
tourisme hier te lande hebben de Amerikanen
gegeven. In de eerste plaats is, zooals bekend,
het aan Amerikanen verboden naar Europa te
reizen. Zij hebben dus uitgezien naar andere
reismogelijkheden en deze zijn gevonden in de
zoogenaamde „round-the-pacific-trips", welke
tochten worden onderhouden met schepen van
Madson en Co. met overscheep op Nederlandsche
schepen.
In hoeverre deze Amerikaansche touristen
ook te bewegen zullen zijn een trip over Java te
maken en naar andere eilanden van onzen
archipel, moet voorshands worden afgewacht.
De trek echter naar Ned.-Indië is reeds een
feit geworden.
Zoo kwam de „Jagersfontein" Soerabaja bin
nen met een zeer goede bezetting aan Ameri
kaansche touristen.
Ook de berichten over de boekingen van vol
gende schepen luiden zeer gunstig.
Hieruit mag dus afgeleid worden, dat
langzamerhand het buitenlandsch touristen
verkeer weer een gunstige curve gaat ver-
toonen. Niet in het minst werkt daartoe ook
mede de naam, welken onze schepen hebben
Met de „Jagersfontein" heeft men uit reclame
oogpunt bekeken reeds een zeer goeden greep
gedaan, terwijl voorts de bekende service van
de schepen der Java-China-Japan-lijn, het
comfort, het eten, kortom de bekende voordel
len bfj het reizen met Nederlandsche schepen
er het hunne toe hebben bijgedragen.
Door het breken van een cordonbeugel van
een lichte mitrailleur, is te Katwijk aan Zee
een droevig ongeluk gebeurd. De lichte mitrail
leur viel op den schouder van den helper J. van
Duiyvenbode. Deze werd door eenige schoten
doodeiyk getroffen. De overledene was 23 jaar
oud en woonde te Katwijk aan Zee.
Z. H. Exc. de Bisschop van 's Hertogenbosch
heeft den weleerw. zeergel. heer drs. M. J. M. van
der Heijden benoemd tot godsdienstleeraar aan
de R.K. Lycea te 's Hertogenbosch.
Aangezien ijsbrekers te Hardinxveld een vaar
geul hebben gemaakt is de overtocht over de
Merwede tusschen Hardinxveld en Werkendam
niet meer mogelijk.
In de bovenzaal van restaurant Royal" te
Arnhem belegde Woensdag het Nationaal Comité
voor Groenvoederverbouw, dat de besturen van
de drie centrale landbouworganisaties en den F.
N. L„ opnieuw hebben gesticht, een openbare
vergadering, waarvan het doel was, aan belang
hebbenden mededeeiingen te doen betreffende de
werkzaamheden van het nieuwe comité, kortweg
genaamd „Nacovo".
De bijeenkomst stond onder leiding van prof.
ir. C. Broekema, directeur van het Instituut voor
Plantenveredeling te Wageningen, die in zyn
openingswoord een algemeene beschouwing gaf
over de vraagstukken, welke in deze bijeenkomst
behandeld zouden worden.
Voor 10 jaren werden de eerste stappen gezet
op den weg der groenvoeder-beweging in ons
land.
Uit deze beweging ontstond de „Nacovo".
Deze wordt bestuurd door een Raad, welke
thans de hoofdlijnen van zyn werk heeft uit
eengezet.
Met waardeering getuigde spr. van het
pionierswerk, voor Nacovo verricht, van ir. Ver-
heij, directeur van de Landbouwwinterschool te
Didam. De Nacovo zal als eerste hebben aan te
toonen tegen de onderbewuste meening dat
stoppelgewas, zooals rogge, een soort toegift is
van ondergeschikten rang. Ook de stoppelge
wassen verdienen een eigen-studiecentrum.
Belangrijk is ook te bestudeeren wat er van de
bijproducten van het groenvoeder is te maken.
De Nacovo bedoelt onderzoek en voorlichting.
Dit onderzoek behoeft echter niet te voldoen
aan de eischen van een wetenschappeiyk experi
ment. Spr. hechtte meer waarde aan de practyk.
De Nacovo treedt thans niet in het mid
den met de bedoeling op andermans terrein
te treden, maar uitsluitend om te werken aan
de bevordering van den groenvoederbouw
met medewerking van alle landbouworgani
saties.
De Nacovo heeft het plan, te komen tot
provinciale steunpunten. Daarvoor is de hulp
der bestaande organisaties noodzakeiyk.
Het sub-comité zal regionaal moeten worden
opgevat. De naam „Procovo" achtte spr. niet
onverdienstelijk. Dit provinciaal sub-comité kan
worden samengesteld als de samenstelling van
de .Nacovo". Ook het vormen van een raad kan
hierby geschieden. In dezen raad moeten vogels
van diverse pluimage vertegenwoordigd zyn.
Daardoor wordt het contact tusschen alle ver
eenigingen, diensten en andere instanties ten
zeerste bevorderd. Spr. besprak vervolgens de
werkwijze van zoo'n „Procovo". Ze zal een
werkplan dienen te maken, dat op een vergade
ring van de Nacovo zal kunnen worden bespro
ken. Het meest wenscheiyk is, dat de Procovo's
worden beschouwd als correspondentschappen
van het Nacovo. Het secretariaat van het Pro
covo kan men opdragen aan een consulent, op
dat het contact met het voorlichtingsinstituut
bestendigd blijft. Spr. vertrouwde, dat op die
wijze een collectieve uitvoering van de pro
gramma-punten van het Nacovo tot stand
mocht komen en het vereischte federale karak
ter daardoor mocht krygen. Voor een dergeiyke
federatie zal noodig zijn een secretaris-directeur,
die tevens als pionier in binnen- en buitenland
zal kunnen optreden. Spr. hoopte spoedig zulk
een persoon te kunnen vinden.
Voor een goede werking van het Nacovo zal
ieder jaar een bedrag van rond f 10.000 noodig
zyn. Men denkt aan dit bedrag te komen door
het lidmaatschap van 200 boeren in iedere pro
vincie en 50 vereenigingen, zuivelfabrieken, enz.
Op deze wijze hoopt men een minimum finan-
cieele basis te bereiken. De onafhankeiykheid
van het Nacovo dient onder alle omstandighe
den gewaarborgd te zijn. Een beroep op de
staatskas zal niet worden gedaan.
In de middagvergadering hielden drie inspec
teurs, betrokken by den groenvoederbouw, nl.ir.
G. Veenstra, ir. H. Leignes Bakhoven en ir. G.
Stevens, inleidingen over zaken, waarmede het
Nacovo rekening zal hebben te houden, t.w. de
organisatie van het Landbouwkundig Onderzoek,
de voorlichting op het gebied van de veevoeding
en de hulp aan kleine landbouwers.
Aan jhr. mr. dr. E. A. van Beresteyn te
's-Gravenhage is de eerepenning in goud toe
gekend. als blijk van waardeering voor ziin be
langstelling voor openbare verzamelingen van
wetenschap en kunst, door schenking betoond.
1 Februari 1940 is aan ir. J. F. Kipperman op
zyn verzoek eervol ontslag verleend als tüdeiyk
leeraar aan de Middelbare Koloniale Landbouw
school te Deventer.
De Minister van Sociale Zaken heeft benoemd
onderscheidenlijk tot lid en plaatsvervangend
lid van den bedrüfsraad voor de klompenin
dustrie ir. H. F. G. J. Grevers te Delft en prof.
H. A. Kaag te Tilburg.
De rechtbank te Arnhem heeft, ter vervulling
van de vacature van kantonrechter te Terborg,
opgemaakt de navolgende alphabetische ïyst
van aanbeveling:
Mr. A. van Assendorp, griffier van het kan
tongerecht te Maastricht; mr. J. H. J. Hoog,
advocaat en procureur, kantonrechter-plaats-
vervanger te Haarlem; mr. W. R. Rosingh,
griffier van het kantongerecht te Zutfen.
kie lui zijn ook wel zoo snugger, dat ze snappen
Wij, als we eenmaal zijn waar we wezen moe-
jjj11' dat document op tienduizend verschillende
„fatsen kunnen verstoppen, ergens midden in
Woestijn of zoo, een plek, waar ze het ten
Wigen dage niet zullen vinden. Het is zoo
als zeker dat ze ons op de hielen zullen
lu etl van het oogenblik af, dat we op weg gaan
o het binnenland. Wat beginnen we, als we
v berweg door een man of tien van de bende
J;ben overvallen?"
Hm verzonk in gepeins.
*t"£ls we maar eerder dan zy van deze boot
v konden," merkte hy na een poosje op, „dan
J®h we een heel stuk verder!"
Ojj had het nauwelijks gezegd of Peter sprong
ij,' en tipte met een heftigen tik de asch van
sigaret.
^■Mandaar zeg je ietsdat is de oplos-
Dat kan ik best met den kapitein in orde
Seh.... ik weet,..t
Hü,dacht even na en knikte.
„Het gaat, ik ben er zeker van. Begin jü in-
tusschen maar vast je koffers te pakken en
zorg ervoor, dat je je papier niet zoek maakt
door er je schoenen in te draaien of zooiets. Ik
ga met den kapitein spreken!"
Het volgend oogenblik was hy de deur uit,
terwijl Clim hem verbaasd natuurde. Hoe wilde
hij het klaarspelen, vóór de andere passagiers
van boord te gaan? Maar in zyn leven had hij
al veel zonderlinge dingen zien gebeuren en in
dat speciale deel van zijn geheugen, dat voor
college-herinneringen was gereserveerd, was de
naam van Peter Regan omgeven door een waas
van heldhaftige stoutmoedigheid. Dan hurkte
hij neer voor de koffers die hem nog-restten,
stak zijn handen in zijn haren en begon zich
bezig te houden met het probleem, hoé daar al
zijn bezittingen in te rammen, nu zijn hutkof
fer was vernield. Het was geen gemakkelijk kar
wei, maar ten laatste speelde hij het toch klaar.
Hij haalde een kam uit zijn zak, trok die door
zijn verwarde haren en ging toen op den rand
van zijn bed een sigaret zitten rooken.
V^aar bleef Peter toch? lïy keek op zijn pols
horloge en zag de wyzers op vijf voor tien
staan. De patrijspoorten van zijn hut, die nog
licht waren geweest toen hy overvallen werd,
waren nu al lang zwarte schijven geworden. Hij
had een groot uur aan het pakken besteed.
Juist-toen hij het plan begon te overwegen, in
Peter's hut een onderzoek in te stellen, niet
anders verwachtende dan dat dien dolenden rid-
'der op zyn beurt de eer ten deel was gevallen,
met een paar lakens gebonden op den vloer
van zijn hut te liggen, ging de deur open en de
dolende ridder stak zyn hoofd naar binnen.
„Klaar?" informeerde het hoofd.
Clim grynsde.
„Dacht je dat ik een volle week noodig had
om te pakken? Ik zit al ik weet niet hoe lang
hier te bepeinzen hoe jy aan je einde gekomen
zou zyn.... waar heb je uitgehangen? In de
dancing?
Peter kwam verder naar binnen, sloot de deur,
en keerde zich om. zyn gelaat vertoonde diepe
verontwaardiging.
„In de dancing! Eerst heb ik met den ka
pitein gesproken, en toen ben ik mijn koffers
gaan pakken. Die staan nu klaar, gereed voor
de ontscheping."
Clim zat ouder gewoonte op den rand van
zijn bed, zwaaiend met zijn beenen. Hij staakte
dat zwaaien en staarde Peter aan.
„De ontscheping? Heb je dan al....?"
Peter Imikte.
„Inderdaad. Vannacht om een uur of twee,
als alle normale menschen in bed liggen, krui
pen wij tweeën in de motorsloep van het schip;
de sloep wordt in alle stilte naar beneden ge
laten met ons plus onze bagage er in. Morgen
vroeg, bij zonsopgang, kunnen we aan elk wille
keurig plekje van de Mexicaansche kust lan
denlaten de heeren dan maar zoeken waar
we gebleven zyn! Zelfs al weten ze, dat we met
de motorsloep verdwenen zijn, en dat zullen ze
wel moeten ontdekken als we op het heele schip
niet meer te vinden zyn, dan kunnen ze toch
nooit of te nimmer uitvisschen waar we ergens
aan land zijn gegaanKlopt als een bus,
nietwaar?"
Clim keek nog steeds verbaasd.
„Wat ik niet snap is, hoe je het hebt klaar
gespeeld, den kapitein zyn motorboot afhandig
te maken! Het schip heeft er maar één!"
„Wel, ik vertelde hem, dat ik van boord wilde
om lastige belangstelling bij aankomst te ont
gaan, te zamen met mijn vriend Perroney. Dat
scheen hy zich zeer goed te kunnen indenken.
En voorts, dat we een belangrijke bespreking
hadden in Tampico, die vereischte dat wij vóór
twaalf uur daar aanwezig waren. Daarop vroeg
ik, of dat op de een of andere manier voor el
kaar te krijgen was, waarop hy een zeer be
denkelijk gezicht zette en verklaarde, dat het
alleen mogelyk zou zyn met de motorsloep van
het schip, en dat hy als gezagvoerder van het
schip moest instaan voor alles wat er bij het
schip behoorde en dat hij dus, bij eventueel ver
lies van de boot daarvoor aansprakelijk zou
worden gesteld. Toen heb ik hem tweemaal de
waarde van de sloep, in contanten, aangeboden
en de zaak was in orde.... zoo eenvoudig mo
gelyk!"
„Dus vannacht om één uur verlaten we deze
schuit?"
Clim stond op en rekte zich uit.
„Ik ben duivelsch benieuwd wat we voor
avonturen tegemoet gaan, want dat we die zul
len beleven, staat vast."
„Het is te hopen voor je!" bromde Peter, naar
zijn pijp zoekend, „als dat veelbelovende roem
ruchte avontuur uitdraait op een alledaagsche
sjouwparty door een woestyn, ben ik in staat
om dat papier van jou te gappen en ermee van
door te gaan, alleen om de sport. Ga mee naar
den rooksalon, dan zullen we onze laatste whis
ky aan boord drinken!"
Ze vertrokken samen naar de bar, nadat Clim
met groote zorgvuldigheid den knoop van het
klepje boven zyn binnenzak had vastgemaakt.
Achter een van de vele groengelakte deuren,
die Clim en Peter op hun weg naar den rook
salon passeerden, zaten drie mannen om een
tafel, waarop een stapel glanzende stalen bui
zen prijkte. In de hut hing een blauwe damp
van sigarettenrook en door het blauwe waas ijs
beerde de leider van de bende, hijgend van
agitatie, van wand tot wand. Hij kauwde op een
uitgedoofde sigaarstomp en veegde met tus-
schenpoozen het zweet van zyn voorhoofd.
Plotseling bleef hij stilstaan, zich met een
ruk tot het driemanschap aan de tafel wendend.
„Wéten jullie dan niets, kunnen jullie dan
niets bedenken? Dat zyn nu drie doorgewinter
de Amerikaansche all-round gangsters.... Mijn
lijfwacht! Je zou ze een cent geven!"
Hij beet verwoed op zijn sigaar, deed vier
stappen, die hem bij den tegenoverliggenden
wand brachten, keerde zich om en bekeek het
onverstoorbare drietal met wraakzuchtigen bük.
„Croftskom jij eens met iets voor den
dag, inplaats van daar te zitten kijken of je op
een begrafenis bent!"
Crofts keek langzaam op en zyn gelaat gaf
duidelijk te kennen, dat hy waarschynlyk een
intens genoegen zou hebben geput uit het by-
wonen van één enkele, zeer bepaalde begrafe
nis, doch hij hield zyn persooniyke wenschen en
verlangens vóór zich.
„Kyk eens hier," zei hy, „we hoeven er geen
van beiden doekjes om te winden. Die Perroney
is ons allemaal te glad af geweest, jou net zoo
goed als ons. Hy heeft nou langzamerhand ge
noeg ervaring opgedaan om deksels voorzichtig
te zijn voorzoover het dat papier betreft.... ge
loof maar niet, dat we nog een kans zullen krij
gen om hem dat document afhandig te maken
vóór de schuit morgen aan wal is! Dat staat
als een paal boven water. We zullen moeten
zien, ergens aan wal onzen slag te slaan en re
ken maar dat dat een akkefietje is, dat niet
één-twee-drie is opgeknapt! En daar komt nog
wat bij: je hebt in de afgeloopen paar dagen
zelf kunnen zien, hoe dik Perroney met den ka
pitein is. Reken maar dat hij van den kapitein
gedaan heeft gekregen eerder van de schuit af
te mogen dan de andere passagiers.... dat is
voor hem geen kunstje, maar laten wy het eens
probeeren, zoo iets gedaan te krygen! Nou, al
is vriend Perroney maar vijf minuten eerder
aan wal en door de douane dan wy, dan kun
nen we gerust meteen naar kooi gaan en scha
pen tellen.... Hij neemt een taxi, jakkert er
als de gesmeerde bliksem mee naar de dichtst
bijzijnde garage, huurt een auto, rydt naar de
eerste de beste eenzame plek, die een flink eind
uit de buurt ligt, en begraaft daar zijn papf^v
(Wordt vervolgd)