o. IS m Een mooi gedicht CHURCHILL OVER DE NEUTRALEN 'n Huiselijk praatje bij den baard HET ZAL AL R GAAN ZONDAG 28 JANUARI 1940 ut de VAN WEEK TOT WEEK Fabriek dagvaardt den Staat Onrechtmatige daad gepleegd? Collecte Ned. Roode Kruis „EVEROJA" TE ROTTERDAM DE „MEES" OP AMELAND Aan de gevolgen van een val overleden Spreekuur directeur-generaal der P.T.T. Sü li ÈWÊÊ. Doch Hij zeide mij: Mijn ge nade is u voldoende! Een krachi komi namelijk hei meesi in hem ioi volmaakt heid, die zwak is. Daarom wil ik mei vreugde op mijn arm zaligheden roemen, opdat de kracht van Christus ïn mi; wone. Epistel Opcenten op winst belasting Wetsontwerp ten behoeve van de gemeenten Brandstichters vallen door de mand DE TOESTAND VAN F ASTOOR J. P. A. BRINKMAN oooooooooooooooooooooooooooooo 'T OORLOGSMONUMENT Q Geen vrede zonder Godserkenning Manifest van „De Nieuwe Gemeenschap" De verbinding Texel— Den Helder Last van ijs en lagen waterstand Vrachtdienst over het ijs UIT DE STAATSCOURANT P.T.T. Hoog er Onderwijs Het Zuiden wordt verder ontsloten Zakelijk contact In zoowat alle Duitsche bloemlezingen, ook die voor schoolgebruik vervaardigd zijn, kan men gedichten vinden van Theodor Storm, die geboren werd in 1817 en stierf in 1888. Het zijn meestal eenvoudige gedichten, ook voor eer. leerling niet te moeilijk. Zezijn zuiver van toon, soms wat weemoedig en toch hartelijk. Kortom, ze beantwoorden aan hetgeen men verwacht van goede Duitsche verzen. De dich ter is bovendien een beroemd novellist, en in Duitschland geniet hij nog bijzondere veree: ring, omdat hij, geboren in Holstein, toen dit hog Deensch was, propaganda voor de inlij ving bij Duitschland maakte Dit alles is heel Wetenswaardig, maar zou ons geen aanleiding geven, om hier vandaag over Theodor Storm iets te schrijven. Tusschen zijn gedichten bevindt zich er ech ter één, dat meestal niet in schoolbloemlezingen wordt opgenomen, hoewel het naar onzen smaak verre al het overige, heel genietelijke Werk van dezen dichter overtreft. Misschien is het niet zoo geschikt voor de schooljeugd, omdat de diepe, melancholieke gedachte, welke het uitspreekt, door jonge menschen nog niet ten volle kan worden begrepen. Wellicht maken paedagogen ook het bezwaar, dat het eigenlijk een liefdelied is, en een hartstochtelijk liefde lied. Maar het is zoo mooi, en het dwingt zoo spontaan tot meditatie, dat wij er hier de aan dacht van onze lezers op willen vestigen. Het heele gedichtje beslaat niet meer dan acht korte regels. Het draagt ten titel: „Lied des Harfenmadschens" en het is ook niets anders dan een zuivere „harptoon der geliefde". De vele gerekte klinkers in dit lied trillen na als snaren. Een harplied is het werkelijk. Ziehier Wat het meisje zingt: Heute, nur heute Bin ich so schön; Morgen, ach morgen Musz alles vergehn! Nur diese Stunde Bist du noch mein; Sterben, ach sterben Soil ich allein! Dit is alles, maar dit is een meesterwerk. Hoe meer men het leest en bemijmert en zacht in zichzelf opzegt, hoe meer schoonheid het te proeven geeft en hoe dieper wijsheid het ont hult. Het is geschreven in den volkstoon, die dierbaar was aan dezen dichter. Hij veraf schuwde alle taalgekunstel en alle dichterlijke duisterheden. Men behoeft, als Nederlander, nauwelijks Duitsch te kennen, om de woorden te kunnen vertalen: „Heden, slechts heden ben ik zoo schoon; morgen, ach morgen moet alles vergaan! Slechts deze stonde nog zijt gij van mij. Sterven, ach sterven, moet ik (zonder u...) alléén." Zoo spreekt inderdaad de zuivere lief de, die zich van het vergankelijke der aardsche dingen bewust, is. Welk een weemoed, welk een diepte van wee moed ligt er in alle menscheiijkheid. Ons arme hart heeft nauwelijks het solaas van de liefde gevonden en het geluk van de overgave ge kend, of het wéét, dat hier beneden alles maar tijdelijk is en dat wij afscheid zullen moeten nemen. Slechts deze stonde nog zijn wij voor elkander. Sterven, ach sterven moeten wij alléén. Het allerdiepste van ons menscheljjk wezen is onze eenzaamheid. Alle verrukking, die wij vinden in de wereld, maakt deze eenzaamheid slechts dieper en ver drietiger. „Heden" zingt het meisje bij de harp, dat de stem van ons aller weemoed in zich draagt: „Slechts heden ben ik zoo schoon". Het duurt niet lang met ons. Morgen zal alles voorbij zijn. Wij hechten ons aan de schoon heid van de wereld, wij geven ons over aan de liefde, die wij ontmoeten, maar het mag niet lang duren: slechts deze korte stonde. Het is de korte stonde van ons lachend zelfbedrog, dit heele menschenleven, en meer is het niet. Wanneer wij op ons doodsbed liggen, zal dit bedrog niet meer baten. Wij zullen alléén zijn. Wij zullen zéér alleen zijn! Dit is alles, wat de dichter zegt. Het is zwaar van oneindigen weemoed. En toch is er in dit prachtige, eenvoudige, melancholieke lied niets van dat Duitsche pessimisme, waardoor leven en wereld worden aangezien voor waardeloos en verwerpelijk. Neen, wanneer men luistert naar deze heerlijke woorden, breekt er door die smart om de onweerstaanbare vergankelijkheid en door dat snikkende voorgevoel van de ver laten eenzaamheid, die ons zal overvallen op het sterfbed, een zachte, aanhoudende jubel heen. Het is de jubel van de ware liefde die hartstochtelijk haar voorwerp vasthoudt; „bist du noch mein". Welk een nadruk van gevoel ligt op dit laatste woordje. Je bent nog van mij. je bent nog van mijHet leven is niet zinneloos voor mij, zingt het meisje, want ik heb hoe kort het dan ook duren mag ttijjn liefde nog en die is alles, alles voor mij! Dit onstuimige liefdegevoel, dat door deze sombere harpklanken hcenjuicht, maakt juist het lied zoo onvergetelijk. Hoe droevig het ook Is, het is een liefdeslied, een feestlied van de liefde, die ons mooi maakt, heden, heden nog, zoo lang het nog kan. Morgen zal alles voorbij zijn, maar vandaag zijt gij nog van mij, vandaag ben ik nog de Uwe. diepgeliefde. Ik weet, dat ik alléén zal liggen, als ik doodga. Het is een verschrikkelijke Wetenschap. Ik zie voor mij die toekomstige spelonk van donkere radeloosheid: het sterf uur. Maar heden, slechts deze stonde, zijt gij öe mijne nog! Deze uitbrekende hartstocht van ter dood Veroordeelde liefde heeft niets te maken met godvruchtige gevoelens, maar brengt ons toch aan dien rand van tijd en eeuwigheid, waar Wjj het leven leeren begrijpen. Was er niets ^hders aan de overzijde dan de voortgezette eenzaamheid van het doodsuur ons heele be- staan zou ondraaglijk worden als een door Scuwen en eeuwen van menschelijk leed te Zwaar geworden smartenketen. Maar wie liefde ®sgt, zegt onsterfelijkheid. Dit staat niet in de woorden van net lied. Maar het wordt uitgedrukt door de hijgende hunkering van zijn toon. Het kan niet zijn, dat alles ophoudt, Deze stonde is niet genoeg voor onze ziel. Wij hebben honger naar veel meer. Een meisje zingt bij de harp en het leven vergaat, de schoonheid verwelkt, de aardsche liefde vloeit voorbij naar de eenzaamheid van den dood. Maar als haar stem breekt in den laatsten snik van dat woordje „allein", trillen de snaren nog na door de stilte en geven aan de vroege duisternis, die binnenvalt, een hoo- gen, gouden klank, hel als een lichtstraal van elders. Het is goed, naar dien hoogen klank te luis teren. De weemoed wordt erin gestild door het verlangen. De schijnbare zinneloosheid van dit kortstondige bestaan wordt erdoor vervuld met een voorgevoel van eeuwigheid. Wij zullen niet vergeefs hebben bemind. Wij zullen niet ver geefs alléén geweest zijn bij deze bittere schei ding. Als wij ontwaken uit den dood, zullen wij het goud van dien trillenden klank her kennen en alles, wat verdrietig en verganke lijk was, zal vreugdevol en eeuwig worden. In den boventijdelijken hartstocht van dit kleine, hunkerende lied wordt ons de eeuwigheid van de ware liefde beloofd, dwars tegen de bètee- kenis der woorden in. Het is een zeer schoon lied, A. v. D. Het Handelsblad verneemt, dat de Utrecht- sche Veevoederfabriek „De Adelaar" den Staat in kort geding heeft gedagvaard, ter zake van een onrechtmatige daad, n.l. het doen sluiten harer fabriek en het dsponeeren der sleutels op het hoofdbureau van politie. Het gaat hier om de fabriek, waarvan de Veeartsenijkundige Dienst veronderstelt, dat zij de haard is van de huidige miltvuur-infectie Langs indirecten weg, want bacteriologisch monsteronderzoek leverde géén positieve resul taten op, meenden de officieele instanties, dat de besmetting was gekomen via de mineralen- mengsels, welke „De Adelaar" had bereid en aan de voeder-fabrieken had geleverd. Wel had het monster-onderzoek aangetoond, dat, althans gedeeltelijk, gewoon in plaats van ontlijmd beendermeel was verwerkt en op grond daérvan werd de mengvergunning der firma ingetrokken en de fabriek op slot gedaan. Te vens werd, eveneens op 5 Januari, aan iederen voederfabrikant, handelaar of veehouder, die mineralen van „De Adelaar" in voorraad had, gekocht na 27 November, dan wel veevoeder waarin deze waren verwerkt, geboden deze af te zonderen en te blokkeeren. W. C. J. baron van Voorst tot Voorst verzoekt opneming van het volgende: In de week van 27 Januari tot en met 3 Februari a.s. zal in vele honderden ge meenten van ons land een straat- en huis collecte gehouden worden ten behoeve van het Roode Kruiswerkin Nederland. Als vertegenwoordiger van de Souvereine en Militaire Orde van Malta in het Hoofdbestuur van het Nederlandsche Roode Kruis, wensch ik deze collecte bij de katholieken van Neder land met een enkel woord warm in hunne wel dadigheid aan te bevelen. En dit doe ik des te sterker, nu ik door Zjjne Hoogwaardige Excel lentie den Aartsbisschop van Utrecht gemach tigd ben, mede te deelen, dat deze collecte niet alleen diens sympathie heeft, doch bovendien door Zijne Hoogwaardige Excellentie gaarne wordt aanbevolen. Het Roode Kruiswerk omvat het vervoer en de verpleging van de zieke en gewonde mili tairen in tijd van oorlog, de opleiding van ver plegend en transportpersoneel, de organisatie en de inrichting van hulpziekenhuizen en bloed transfusiedienst enz. enz. Kortom alles wat kan strekken om den zieken en gewonden mi litair de meest doelmatige hulp te verschaffen om hem voor het leven te behouden. Dat is een menschlievend werk van de eerste orde. Dit werk verdient ons aller steun, ook gel delijk, want voor dat werk is zeer veel geld noodig. Mloge dan een ieder aan deze collecte bij dragen, zooveel als in zijn vermogen ligt om het werk van het Roode Kruis te steunen. Uw gift komt ten goede aan hem, die Uwe vrijheid en Uwe onafhankelijkheid daadwer kelijk heeft helpen verdedigen en daarbij ziek en gewond is geworden. W. C. J. VAN VOORST TOT VOORST Het Letlandsche s.s. „Everoja"', dat bij Ter schelling op een zandbank heeft gezeten en met sleepboothulp is vlot gekomen, is Zater dagmiddag op eigen kracht als bijlegger den Nieuwen Waterweg binnengekomen. Het schip zal te Rotterdam ligpaats nemen in de Mer- wehaven. Het K. L. M.-vliegtuig „Mees", bestuurd door den heer Bax, is Zaterdagmiddag met zestig postzakken en zeven passagiers op Ameland ge land. Onder de passagiers bevond zich mej. B. de Boer, die ongeveer veertien dagten geleden veneens per vliegtuig van Ameland naar Groningen was gebracht, om daar een blinde darmoperatie te ondergaan. Het vliegtuig ver trok weer met vier passagiers naar het vlieg veld Eelde te Groningen, het had eveneens een reis naar Schiermonnikoog gemaakt. De Waddenzee tusschen het eiland en de Friesche kust is thans geheel met ijs bedekt, doch het is nog niet mogelijk te voet de kust te bereiken. Bij doorvriezend weer is die mo gelijkheid edhter niet uitgesloten. De heer Cam. Mels te Roosendaal, die verle den week Zaterdag bij het schoonmaken van een paar kozijnen van het balcon, achter zijn woning, door het glazen dak van een warande viel en met zijn hoofd op den betegelden vloer terecht kwam, is thans in het ziekenhuis aan de gevolgen van zijn val overleden. Het wekelijksch spreekuur van den Direc teur-Generaal der P.T.T. zal voortaan des Dinsdags van 14—15 uur worden gehouden. i V- Ingediend is een wetsontwerp tot heffing van opcenten ten behoeve van de gemeente op winstbelasting. Aan de toelichting is het volgende ont leend Het onderhavige ontwerp strekt tot het heffen van opcenten op de winstbelasting ten behoeve van de gemeenten en wel op denzelfden voet als thans op de dividend en tantièmebelasting. Opcenten worden geheven krachtens de wet van 26 Juli 1918, gewijzigd bfj de wetten van 17 April 1925, en van 27 December 1926. Beoogd is, ten behoeve van de gemeenten in de toekomst eenzelfde opbrengst wegens opcen ten op de winstbelasting te verkrijgen, als thans verkregen wordt ter zake van opcenten op de dividend- en tantièmebelasting. Wegens de onzekerheid van de totale opbrengst der belasting en ook daar de mogelijkheid bestaat, dat in het profijt der opcentenheffing zich eenige verschuiving tusschen de gemeenten zal voordoen, is het wenschelijk, het aantal opcen ten na een jaar ervaring opnieuw vast te stel len. De verschillen tusschen het ontwerp en de be staande wet zijn alle van ondergeschikten aard. In beginsel heeft de gemeente van aanslag, aangewezen door artikel II van het ontwerp „Wet op de winstbelasting 1940" steeds aan spraak op opcenten. In den regel zal deze ge meente (de gemeente van vestiging, of, zoo hier te lande een bedrijf wordt uitgeoefend, de ge meente, waar dit geschiedt) zelfs de eenige gemeente zijn, die aanspraak op de opcenten heeft. In die aanspraak kunnen echter andere gemeenten deelen. In zulk een andere gemeente moeten dan twee vereischten vervuld zijn: het aldaar gebezigd worden van een „vaste inrich ting" en een zekere personeelssterkte als ken merk van de belangrijkheid van de vaste in richting (en) op het grondgebied van de ge meente. Het ontwerp legt dan ook verband tus schen de inrichting en het personeel, in dier voege, dat in de gemeente geregeld meer dan 10 personen aan de vaste inrichting(en) ver bonden en werkzaam waren. Door deze formu leering vervalt tevens de noodzakelijkheid van een afzonderlijke personeelslimiet voor het spoorwegbedrijf (in de bestaande wet: meer dan 40 personen). Het rijdend personeel immers kan niet geacht worden aan een station „verbon den en werkzaam" te zijn, tenzij het uitsluitend dienst doet op het emplacement. De gemeentepolitie te Rotterdam sloeg 31 Aug. j.l. een goeden slag, door den 35-jarigen schil der P. B. te arresteeren onder verdenking, dat hij met behulp van een tijdbom brand in de Statenlaan had gesticht. Enkele dagen later arresteerde de politie nog een medeplichtige van B., den 32-jarigen J. J. C. van Z. Beiden had den zij zich voor de rechtbank te verant woorden en werden enkele weken geleden ver oordeeld respectievelijk tot 5 en 2 jaar gevan genisstraf. In het voorjaar en in den zomer van 1939 waren in Rotterdam talrijke branden uitge broken, waarvan de oorzaak niet kon worden vastgesteld, dach waarvan de politie vermoedde, dat zij gesticht waren. Er werd verband gezocht en gevonden tus schen deze branden en den brand in de Staten laan. Een en ander had tot gevolg, dat B. en zijn medeplichtige nogmaals aan een zeer streng verhoor werden onderworpen. Het succes bleef niet uit. Zoo is het der politie thans gelukt, klaarheid te brengen in een brand in het voor jaar van 1939. Een drietal personen is in verband hiermede thans gearresteerd. Het zijn de 38-jarige sla ger C. H., de 32-jarige huishoudster A. B. A. H. en de 55-jarige caféhouder J. G. van Z., vader van den reeds veroordeelden medeplichtige van B. Zij hebben allen een volledige bekentenis af gelegd en zijn naar het Huis van Bewaring overgebracht. Vermoedelijk zullen zij Maandag worden voorgeleid. De politie zet het onderzoek met kracht voort. Naar wij Zaterdagavond bij Informatie aan de pastorie te Den Burg vernamen, is <Je toe stand van pastoor J. F. A. Brinkman, die Vrij dagmiddag bij .een aanrijding ernstig werd ge wond, van dien aard, dat direct levensgevaar niet aanwezig wordt geacht. De patiënt lijdt veel pijn en met zijn herstel zal ongetwijfeld een lange periode gemoeid zijn. O Hoewel Neerland moog' 't zoo blijven! Buiten dezen oorlog staat, Is reeds menigeen gevallen, Janmaat, burger en soldaat. Rampen trof jen onze schepen. Eiken dag weer loert de dood, Velen moesten 't leven laten In het leger, op de vloot. Hoeveel zullen er nog volgen, Die in angsten, nood en pijn Van deez' nieuwen wreeden oorlog Ook weer offers zullen zijn? Hoeveel rampspoed en ellende Wacht ons dierbaar vaderland, Ook al blijft het wat God geve Uit den felsten oorlogsbrand? Bloemendaal gaat reeds aan 't bouwen Aan zijn oorlogsmonument, Met de namen van wie vielen, Waarvan men daar twee reeds kent-.... Hoeveel zullen er nog komen, In dat dorp, en overal Want ook in den vorigen oorlog Waren offers zonder tal Bidt om vrede voor de wereld, Bidt om vrede, eiken dag, Bidt, dat op deez' monumenten Géén naam méér verschijnen mag! HERMAN KRAMER ÖOOGOGOOGOGGOOOOGOOOOOOOOOGOCG In een manifest, dat het Algemeen Comité voor de Actie „Naar de Nieuwe Gemeenschap" huis aan huis door geheel Nederland laat ver spreiden, wendt het comité zich opnieuw tot het Nederlandsche volk. Bet wijst in dit manifest er op, dat binnen een kwart eeuw een tweede oorlog in Europa uitgebroken is met al de ellende, welke deze ramp meebrengt. Verder gaat het na, dat de wereld terug naar God moet'en dat wij ons ten vrede moeien be reiden, door te werken aan de vernieuwing van den geest, aan de hervorming van de maat schappelijke zeden en aan de verbetering van Staat en Maatschappij. Het manifest zegt voorts nog: „Geen vrede zonder Godserkenning! Geen vrede zonder waarheid, rechtvaardigheid en liefde! Noch op internationaal gebied, noch op nationaal ter rein!" De sterke Oostenwind heeft den waterstand in de Waddenzee en in het bijzonder in het Mars diep op een zeer laag peil gebracht. Mede door den sterken ijsgang was het daardoor niet mo gelijk, meer dan één boot van Den Helder naar Oudeschild v.v. te laten varen. Wel is later nog de boot van het vliegkamp De Mok het Marsdiep overgestoken, doch dit schip had voor den kleinen afstand den tijd van drie uur noodig. Vandaag zal, tenzij de weersomstandigheden sterk verbeteren, de dienst OudeschildDen Helder v.v. eveneens slechts éénmaal worden onderhouden. De boot uit Oudeschild vertrekt om 7 uur, die uit Den Helder om half 8. Sedert Woensdag 24 Januari heeft de firma J. Slump te Lemmer, in overleg met de midden- standsvereeniging te Urk, een tweemaal daag- schen vrachtautodienst over het ijs tusschen Lemmer en Urk ingesteld. De resultaten van dezen dienst zijn zoo gunstig geweest, dat thans besloten is, met in gang van Maandag as. den dienst driemaal per dag te onderhouden. Het ijs is volkomen be trouwbaar. Met ingang van 16 Februari is aan den com mies bij den Post-, Telegraaf- en Telefoon dienst J. J. Sparreboom op zijn verzoek eervol ontslag verleend. Dr. E. C. Wassink. te Utrecht, ls tot weder- opzeegens toegelaten als privaat-docent in de faculteit der wis- en natuurkunde aan de Rijks universiteit te Utrecht, om onderwijs te geven in de radiobiologie. (Van een correspondent) Jongetjes, die thans nog naast hun vader achter het stuur zitten en mopperen over allerlei oponthoud, dat hun het genot van 'n reis verkleint, zul en. wanneer ze zelf het stuurrad over eenige jaren in handen zullen nemen, nauwelijks meer weten, dat ze eens geklaagd hebben, toen de route Zuidwaarts ging. 't Zal inderdaad niet lang meer duren of Zuid en Zuidwest zijn voor alle Noorder lingen even gemakkelijk bereikbaar als Haarlem allang bereikbaar is voor iemand uit Amsterdam. De grootste hinderpalen zijn al uit den weg geruimd. Het wachten voer het eer Zwijn: rechtDordrecht behoort tot het ver leden. Reeds eerder was al de lastige ..over steek" WillemsdorpMoerdijk geëlimineerd, hetgeen vooral in deze dagen ven strenge verst zijn waarde dubbel en dwars demon streert. Hoe schoon, hoe onvergelijkelijk schoon ook de aanblik is van een bevroren Holiand'ch Diep, dat in deze dagen één onafzienbare massa is van besneeuwd ijs, allen, die den tijd gekend hebben, dat er in zulke omstandigheden niets anders opzat dan wachten tot ondernemende lieden ijsbrekers hadden in dienst genomen om een vaargeul te verkrijgen waardoor tegen nos zeer verhoogde tarieven een transport mogelijk gemaakt werd, zullen het ten zeerste loven, dat er thans een brug ligt, waarover, zij 't dan ook niet zonder moeilijkheden, transporten kunnen worden geleid. De brug ligt er, auto's zijn er en dus zou er gereden kunnen worden. Dus wordt er ook ge reden. Maar men moet niet vragen hoe. Tot bulten Dubbeldam gaat het nog wel, maar dan begint de misère. Dan toch schijnt men ineens van sneeuwrui men een ander begrip gekregen te hebben, daar schijnt het ijs zich steviger op den weg te heb ben vastgezet, daar moet de auto-bestuurder vaart en veel vaart verminderen, omdat de achterwielen van zijn wagen hem anders parten spelen, dan blijkt de gewone route van een auto busdienst plots omgelegd, omdat het langs de gebruikelijke geen doen meer is. We komen bij een overweg, waarvoor vele auto's staan. De dienstregeling der treinen bennen wij niet uit ons hoofd, het is mogelijk, dat het verkeer hier altijd nogal intensief is, het kan ook zijn dat tengevolge van den sneeuwval vele treinen zijn vertraagd en er dus enkele achter elkaar den overweg passeeren. maar druk is T er ln ieder geval en slechts voor de voetgangers wor den de boomen even op manshoogte geopend. Ter weerszijden staan vele wagens, vrachtwa gens meest, met letters uit onderscheidene pro vincies. 't Moet hier wel een druk punt zijn, hier bij Zevenbergschen hoek. waar. zooals de tabel in het station van Lage Zwa'uwe ons later inlicht, 32 maal daags treinen passeeren. Geen wonder dat men dcende is hier vlotter verkeer mogelijk te maken door den aanleg van viaducten, waarna de bijna onophoudelijk aan- i vloeiende stroom van auto's uit Nocrd en Zuid onbelemmerden doorgang vinden kan. I Want wachten voor een overweg is wel heel erg ouderwetsch geworden nu en Brabant wil den smaad van ouderwetsch te zijn eens en voor goed van zich afwerpen. Het kan en zal meedoen als het er om gaat veel en vlot ver keer te verwerken, ook al zal, hoe vlotter het verkeer wordt langs de al beter en beter wordende wegen, de behoefte aan de overvloe dig langs den weg gestrooide pleisterplaatsen minder en minder worden. En hier kennen we aan het „maar". 't Zij verre van ons en nog verder van de Bra- banters, wien men zulke doorgewinterde streken geenszins mag aanwrijven, hier een theorie te verkondigen of een praktijk aan te bevelen, waardoor het mogelijk zou zijn haastige reizigers wat in hun spoed te remmen en hen. al be loonde men hen ook met een allervriendelijkste gastvrijheid voor het opgelegde oponthoud, door allerlei vernuftige middelen als daar zijn kop- spijkertjes op den weg. tollen en bewaakte, maar zeer langzaam vrijgegeven overwegen, een beetje bij zich te houden. En tóch is het jammer, dat de al meer en meer jtperfecticnncerde wegen, de al meer en meer opgeheven belemmeringen, die ontegen zeggelijk het verre verkeer ten goede komen, afbreuk zullen gaan doen aan het verkeer van nabij, aan het contact, anders dan het louter zakelijke, dat altijd wel blijven zal, tusschen de bewoners van Noord en Zuid. Weer een stukje gemoedelijkheid zal worden opgeofferd, weer minder zullen de landelijke pleisterplaatsen, die toch met een bepaald doel daar langs den weg werden neergezet, te doen krijgen, omdat de eigenwijze stadsklanten van stad naar stad zullen rijden, meenend. dat zij alleen in een stad naar wensch en wenk be diend kunnen worden. Zoo zal dan geleidelijk heel Brabant komen open te liggen voor het groote verkeer. De we gen zullen worden verhard en verbreed, er zal dat is te wenschen tenminste verlichting komen, autobussen zullen snorren waar voor heen de huifkarren reden met paarden bespan nen, die met een puntmutsje den kop hadden gedekt en het achterdeel met bladeren, die zwie pend de vliegen weghielden. Het rulle, mulle zand zal verdwijnen en plaats maken voor Mac-Adam of voor asfaltachtige producten, die de wegen stofvrij zullen maken en glad en snel-berijdbaar, maar die ook auto bussen zullen aantrekken, die zoo groot zijn en zoo hoog van zitting, dat de passagiers letterlijk zullen neerkijken op de kleine huisjes langs den kant, 'li® van zoo'n hoog standpunt uit bekeken, zoo onooglijk zijn. maar waarin zooveel goedheid en zooveel hartelijkheid verscholen zit. Noord en Zuid zullen weer dichter, nog dich ter tot elkaar gekomen zijn, wanneer de vier viaducten, die bezuiden Zevenbergschen Hoek zullen worden aangelegd, zullen ziin gereedge komen. Moge Nord er wel bij varen en het er Zuid niet minder om gaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 5