Wat er omgaat in Duitschland
en het bezette Polen
EN WOESTIJN
RAAKT ZOEK
RECENTE INDRUKKEN
VAN EEN ZAKENMAN
'n Garantie voor kwaliteit.
VERHOOGDE INVOER VAN
INDISCHE KOFFIE
ZONDAG 28 JANUARI 1940
Geruchten in het zwaar
geteisterde Warschau
x.
MINDER STRAFZAKEN IN 1938
Weekprijzen
HARDRIJDERIJ TE
ENKHUIZEN
UIT INTERNEERING
VRIJGELATEN
BESTUURSHERVORMING
IN INDIË
50 pet. meer export naar Nederland
WIJZIGING AAN BRITSCH
GEZANTSCHAP
GOED VOORBEELD DOET
GOED VOLGEN
FEUILLETON
DOOR WILLY WATERMAN
De algemeene verwachting is, dat het jaar
1940 voor het lot van Europa beslissend zal
zijn. Hoe denkt men eigenlijk in Duitschland
over de komende gebeurtenissen? Wat gaat
er om, vandaag, in het bezette Polen? Hoe
ziet men er de toekomst, den overwinnaar,
zoo goed als den overwonnene? Wij hebben
een onderhoud gehad met 'n vooraanstaand
Nederlandsch zakenman, die sinds jaren
Pelen en de Baltische landen bereist en er
ook na de gebeurtenissen van September
1939 heeft vertoefd. Dezer dagen in ons land
teruggekeerd, heeft hij ons zijn indrukken
gegeven, zoowel uit Duitschland als uit het
zwaar getroffen Polen. Indrukken, die uiter
aard persoonlijk zijn en vaak oppervlakkig,
maar die toch een inzicht geven in hetgeen
zich op het oogenblik over onze grenzen en
in het Oosten van Europa afspeelt, wat de
menschen er zeggen, wat hun gedachten zijn.
Twee tot drie maanden, aldus onze zegsman,
zijn verloopen tusschen mijn voorlaatste en
mijn jongste bezoek aan Duitschland. Twee a
drie oorlogsmaanden, waarin het stil is geworden
in Duitschland. Er wordt belangrijk minder
gesproken dan in October. In de treinen, op de
stations hoort men alleen de stemmen van de
met verlof gaande soldaten. Zij, die terug gaan
naar het front, zijn met hun gedachten elders
en minder luidruchtig. De belangstelling van de
overige reizigers schijnt alleen uit te gaan naar
hun reis, en deze vraagt dan ook wel extra aan
dacht. De treinen hebben vele uren vertraging.
Plotseling vallen treinen uit; men zegt voor het
enorme kolentransport naar het Oosten. De
winter is dan ook onbarmhartig streng. In
Warschau 30 graden Celsius onder nul. De ko
lenmijnen in Polen functionneeren nog niet en
de meeste bedrijven hebben er sinds September
korter of langer stil gelegen. Er zijn geen voor
raden gevormd. De treinen zijn verder tjokvol.
Twaalf uur aan een stuk reis ik staande in de
zijgang, met juist zooveel plaats dat ik mij zoo
nu en dan kan omdraaien. Aan de tusschen-
stations klimmen de reizigers door de ramen
naar binnen, omdat de portieren versperd zijn.
Zoo nu en dan hoort men uitbundig gelach.
Een goede soldatenmop slaat altijd in.
Ik vang gesprekken op of knoop ze zelf
aan. Het is alles bezadigd en kalm wat ik
hoor. Ik wil trachten een vergelijking te ma
ken. Duitschland is thans één stuk staal.
Het is koud, hard. Het is ook moeilijk be
werkbaar. Het is in rustige afwachting van
de dingen, die komen zullen. Dat er spoedig
in het voorjaar, zoodra het weer beter
wordt, ernstige dingen staan te gebeuren,
daar is thans iedereen van overtuigd. Hoe is
het mogelijk; twee a drie maanden geleden
was de publieke opinie, tenminste zoover ik
die toen peilen kon, er ernstig tegen gekant
om aan het Westfront groote actie te ont
plooien. Men achtte dit een onmogelijkheid,
een ageeren tegen België en Holland was
uitgesloten. Men wilde ook in geen geval een
herhaling van de situatie in 1916 bij Verdun.
Nu echter is het anders. Hoe komt dit? Men
is er langzamerhand van doordrongen, dat
Engeland niet toe wil geven. Men is er even
eens van overtuigd, dat een langjarige oorlog
voor Duitschland onmogelijk is. Het, rekken
van den huidigen toestand beteekent slechts
verlies. De verwachtingen inzake Rusland
hebben hun groote aantrekkelijkheid verlo
ren. Men ziet dat nu somberder in. Men
twijfelt ook aan Italië. De Balkan schijnt
geheel uit de Duitsche belangensfeer te zijn.
De grenskwesties Hongarije—Roemenië zul
len, zoo meent men. door tusschenkomst van
Mussolini worden opgelost.
Een jonge flinke soldaat, die met mij spreekt.
Een recente foto van het zwaar getrof
fen Warschau, welke de Nederlandsche
zakenman, van wien wij 't relaas zijner
ervaringen hierbij afdrukken, uit Polen
meebracht
zegt het volgende: Ik ben als jongen van 20
jaar gaan doorstudeeren. Dat was in 1931. Ik
werd toen lid van de partij en als een der
eersten ontving ik een specialen pas, geteekend
door Hitier persoonlijk. Hij toont mij dezen.
Toen heb ik anderhalf jaar in de partij ge
werkt en ik ben ook in dienst geweest. Nu
ben ik 29 jaar. Ik heb niet kunnen afstu-
deeren en leef nog gedeeltelijk op kosten van
mijn ouders. Ik wil werken, ik wil trouwen,
ik wil een eigen gezin stichten. Ja, ik wil een
rustig bestaan. Tot heden heb ik in een hek
senketel geleefd. Het was altijd onrust, het
was altijd strijd en spanning. Ik weet, dit alles
was noodig. Wij werkten voor onzen Führer
en den weg, dien hij ons wijst, moeten wij vol
gen, het is de eenig juiste. U moet daarom
niet denken, dat ik iemand ben, die maar blind
achter de anderen aanloopt. Ik was in Frank
fort de leider, toen in November 1938 de hui
zen der Joden het te verduren kregen. Ik heb
mijn orders uitgevoerd, doch in Frankfort is
geen enkel stuk van waarde, geen meubel, geen
verbruiksvoorwerp vernield. Mijn menschen
hebben zich slechts bepaald tot winkelruiten
en keukens. Maar dit moest gebeuren. De Jo
den moesten voelen, dat hun leven tusschen
ons Duitschers niet meer mogelijk was. Zij
bleven zich vastklitten aan ons en dit kon
slechts met harde doch radicale middelen wor
den tegengegaan. Duitschland heeft nu zijn
uitbreiding naar het Oosten. Het heeft alle
kwesties van Versailles zelf opgelost, uitgezon
derd de koloniale. Duitschland m(est alles zelf
opbouwen en dat was soms moeilijk en hard.
want niet één keer hebben Frankrijk en En
geland willen meewerken. Duitschland kan zich
nu in het Oosten verder ontwikkelen. Het wendt
zich niet naar het Zuiden, dat is het gebied,
waar Italië zijn interesse mee verbonden heeft.
Thans is het oogenblik aangebroken om vrede
te maken en dat weet Engeland ook. Toch
gaat Engeland voort ons te belegeren. Maar
het vecht niet tegen ons. In Frankrijk staan
Franschen. Zoo nu en dan komt een Engel-
sche vliegmachine, die wij dan prompt neer
halen. Kwam het maar tot vechten. Kon men
de Engelschen maar uit hun stellingen laten
komen om elkaar in het open veld te ont
moeten. Maar Engeland doet het niet. Enge
land tracht onrust te zaaien in onze gelede
ren. Het sluit ons af van de zee en tracht ons
te worgen. Het vecht niet tegen mij en mijn
kameraden maar het tracht achter onzen rug
vrouwen en kinderen te trreffen. Het hoopt op
een opstand in het achterland. Maar 1918
komt nooit en nooit meer. terug. Als er in
Duitschland een stemming zou groeien tegen
onzen Führer, dan verzeker ik u, dat heel het
groote machtige Duitsche leger, bestaande uit
millioenen flinke, sterke soldaten, zich des
noods ook om zou keeren en 't binnenland zou
weten te dwingen steeds en voor altijd Hitler
te volgen. Het leger en hij zijn één.
Zoo spreekt in anuari 1940 een jonge
Duitsche soldaat, die reeds een ernstige
verwonding heeft opgeloopen aan zijn lin
keroor en kaak en aan een kant doof is.
Met 't weergeven van dit gesprek heb ik
wel in hoofdzaak de Duitsche meening van
het oogenblik weergegeven. Men vormt
één blok, met als kern Adolf Hitler. Wel
echter dringt het besef door, dat, wanneer
de oorlog economisch möet worden ge
voerd, Duitschland de veiiiezer is. Reeds
nu is de zaak op vele plaatsen vastgeloo-
pen. Olie uit Roemenië kan men niet blij
ven koopen voor mondharmonica's, porse
lein enz. Nieuwe machines kunnen niet
blijvend in een Balkanland worden inge
voerd, vooral als dit ook zelf door de mo
bilisatie en haar gevolgen zwaar getroffen
wordt. En wat komt er terecht van de le
veringen door Rusland?
Den Russlschem consul in Warschau zoek ik
aan het eene adres na het andere. Eindelijk
fluistert een hooggeplaatst Duitscher mij in:
„Hij is vertrokken want hij werd bestormd
door menschen, die inlichtingen wilden heb
ben over Rusland en hij wist niets. Het is een
bende daar". Zijn duim gebaart in Oostelijke
richting.
Geef ik de meening weer, die thans heerscht
n.l. dat economisch de oorlog niet te winnen
is en dus ook het vierjarenplan niet tot volle
ontplooiing kan komen, zoo volgt daar ook
uit, dat men slechts heil ziet in een groote
militaire overwinning op Engeland en deze
kan, volgens velen, die ik sprak, alleen maar
behaald worden buiten de Maginot-linie en
dat isNood, breekt wet, zegt men. De
strijd zal kort maar bitter en hevig zijn en
hij zal in het vroege voorjaar uitbreken. Ten
zij.... Wanneer slechts het vroeger Duitsche
gebied, dat voor 20 jaar aan Polen werd ge
geven en thans weer heroverd is, erkend zou
worden Duitsch te zijn en te blijven zou er
spoedig vrede met Frankrijk en Engeland mo
gelijk zijn. Men durft het niet uitspreken,
doch velen hebben in dit opzicht nog een
sprankje hoop op Mussolini.
Gaan echter de laatste vredeskansen onbenut
voorbij, dan staat een saamhoorig Duitschland,
dat zich reeds een lange reeks van jaren heeft
ingesteld op het zware offer, dat ooit een nieu
we oorlog zou vragen, met een sterk leger, één
van wil, tegenover Engeland, dat, zoo meent
onze zegsman, al te zacht en kalm in den oor
log gleed, als in een week avontuur, en waar
men nog te veel leeft in de overwinningssfeer
van 1918, verwachtende Duitschland weer spoe
dig op de knieën te krijgen.
Intusschen draagt Polen zijn bitter lot. Arme,
beste Polen. Hoe groot waren de verwachtingen
over hun prachtig leger. Hoe deed de gedachte
daaraan de borsten zwellen van trots. Het arme
Polen, dat honderden jaren was onderdrukt,
meende thans zelf een wereldstaat te zijn. Wij
veroveren Oost-Pruisen, dat is dc beste oplos
sing van het corridor-vraagstuk! Wij gaan naar
Berlijn als de Duitschers ons wat doen willen!
Zoo sprak men nog zes maanden geleden. Ge
bied afstaan?? Dat nooit!! Integendeel, ook
Polen heeft ruimte noodig!! Koloniën! Wat heb
ik dikwijls, wanneer ik mijn heerlijk Foolsch
dineetje verorberde, zitten kijken en luisteren
naar die druk doende Poolsche officieren, de
krullen zoo mooi in hun haren gedraaid, de na
gels gepoetst en gestoken in fraaie uniformen
met medailles voor moed en trouw!
Blind voor de werkelijkheid waren zij. Nu is
de slag gekomen. Die sterke, harde Duitsche
soldaat heeft geslagen en hoe! Geen tijd voor
moed en trouw, want een vliegmachine, een
tank zijn daar te snel voor. Weg alle illusies,
weg het Poolsche wereldrijk. Daar zucht het in
elkander geschoten en platgebrande Warschau
onder oc sterke Duitsche bezetting.
Na acht uur geen Pool meer op straat. Tegen
zeven uur begint iedereen te hollen om toch
vooral geen minuut te laat te zijn. want de Duit
sche kogel treft onverbiddelijk. Daar hollen de
mooie Poolsche vrouwtjes, met roode lipjes,
roode nagels, mooie zwart gekrulde haren, in
hun noutmantels gewikkeld. Zij kijken met ang
stige ocgen naar de klok. Vlug, vlug, nog snel
ler, want de Duitschers hebben bevolen, dat
men om acht uur thuis moet zijn. Daar holt
ook de arme vrouw in lompen. Zakken met tou
wen om de voeten gebonden zijn haar kousen
en schoenen. Daar sjokt ook een arme stumper,
die mij onder het voorbijgaan nog smeekt om
een paar Groszen. „Ik heb na September nog
geen warm eten meer gehad, mijnheer, toe,
geef mij wat, dat ik wat eten koopen kan. Ik
heb vrouw en zes kinderen. Mijn huis is ver
brand. Ik heb geen kleeren, toe, mijnheer, geef
mij watDan stop ik hem mijn zooveelste
zloty toe en zijn mager, bleek gezicht lacht.
Hoe lang is het geleden, dat hij gelachen heeft?
Of heeft hij ook gisteren wat geld gekregen en
daarvoor zich eens heerlijk bedronken aan
zoo'n giftig spiritusdrankje?
Bijna geen kleeren aan en het vriest 30 gra
den Celsius Wat voel ik mij warm in mijn
dikken zwaren pels. Misschien voelt de in pels
gehulde Jood, die daar gaat en om zijn rechter
arm den voor Joden verplichten witten band met
blauw embleem moet dragen, zich even warm
Maar ook als hij, deze rijke Jood, thuis komt
zal het daar koud zijn. Er zijn geen kolen in
Warschau bij 30 graden vorst. Toch zal deze
Jood misschien nog zijn meubels kunnen stuk
slaan om ze te verstoken, met nog de voldoe
ning bovendien, dat hij nog geniet, al is het
kort, van zijn meubels. Morgen immers kan de
gevreesde Duitsche auto voor de deur staan en
komen eenige officieren en soldaten naar boven
die kamer na kamer openen en rond zien. wat
van hun gading is. Die twee schilderijen daar.
juist, en dat porcelein, ook maar ingepakt, ver
der kleeren, dekens, goud en sieraden, zoover
dat alles nog niet onder den grond of op ver
borgen plaatsen is weggestopt.
Ja, zoo redeneert men, die Joden hebben
toch maar alles bij elkaar gestolen en zonder
werken al hun kostbare bezittingen verzameld.
Het is nu oorlog, dus wordt het hun afgeno
men. Veel slechte dingen hoor ik over de
Duitschers, welke ik niet kan controleeren. Of
alles waar is? Twee Duitsche soldaten worden
de kazerne binnengedragen, juist terwijl ik
daar ben voor mijn verblijfsvergunning. Neer
geschoten en gedood in een van de buitenwij
ken, toen zij op patrouille waren, wordt mij
gezegd. Honderd Polen, die in die straat wonen,
treft den zelfden dag het zelfde lot.
Ik bezoek verschillende bureaux, logeer met
officieren en beambten in het zelfde hotel.
Overal vind ik rustige hartelijkheid. Het zijn
veelal jonge menschen, allemaal vastbesloten
van het oude Polen, dat in 20 jaar zelfstandig
heid nog zoo bitter weinig heeft gedaan voor
zijn millioenen armen, een sterk gezond land
te maken. Ik ken Polen van mijn vele reizen.
Was mijn auto niet de eerste, welke het
moerasgebied van Pinsk van Noord naar Zuid
doortrok? Ik ken het arme, ongezonde, drank
zuchtige Poolsche volk van onze bosschen, van
onze zagerij. Kwamen niet de ouders van het
ganzenhoedstertje, dat ik 1 zloty (30 cent) gaf,
mij 's avonds bedanken voor deze weldaad.
Ik heb dagen en dagen tusschen hen geleefd en
geslapen in hun Poolschen huizen, waar mijn
eigen veldbed, mijn eigen dekens en vele doo-
zen insectenpoeder mij moesten beschermen
tegen hun ongedierte. Ik sjokte op boerenwa-
Mijn naam en mijn afbeelding
op de kruik garandeeren reeds
vele geslachten achtereen een
kostelijk, zuiver product. Daarom:
als ge den Ober Uw borrel
bestelt, eisch dan uitdrukkelijk
Hulstkamp en niets andersl
die men thuis schenkt
De Z.O. aenever,
PER' UfËRKRUIK- 3.35 INCLUSIEF O B
gens vele uren over de slechte Poolsche wegen
en ontmoette dan den boer of de boerin die
met 1 of 2 Kg. boter of kaas vijf tot zes uur
ver van huis naar de markt liep om dezen scha t
te verkoopen. Drie of vier zloty was de op
brengst en voor dat geld werd in de eerste
plaats als het kon wodka gekocht en anders
maar spiritus. Verder was er weinig noodig.
De akker gaf zijn rogge, zijn aardappels, een
of twee varkens kon men mesten. Brandhout
werd uit de bosschen gestolen en als het even
mogelijk was, bereidde men zelf zijn sterken
drank.
Dat, is het Pcolsche leven. Hiervan willen
de Duitschers nu een stuk Duitsch leven
maken. Fabrieken zullen er komen in zoo
ver deze werkelijk eigen producten zullen
kunnen verwerken. Al het andere, zooals
machines, kunnen uit het oude Duitsch
land komen. Graan, boter, kaas daarente
gen zal Polen aan het oude Duitschland
kunnen leveren. De productie zal worden
opgevoerd. Daarvoor dient een goede scho
ling te komen, maar niet een stad vol ad
vocaten, doctoren en ambtenaren. Zoo zal
er veel geregeld en georganiseerd moeten
worden en als hierover de Duitschers met
mij spreken dan glinsteren hun oogen en
geraken zij in vuur.
Groote autowegen zijn al geprojecteerd. Ber
lijn wordt met Warschau verbonden, ook Katto-
witz via Frankfort aan de Oder. Maar wan
neer? Nog is Duitschland zelf in den greep van
den oorlog, en hoor ik uit vele Poolsche mon
den, dat men niet denken moet, dat de Polen
zich als slaven zullen laten behandelen.
Er gaan geruchten door het Poolsche land.
Niet meer in de couranten, die vroeger schre
ven, dat de Duitsche tanks van bordpapier wa
ren gemaakt en alleen ter demonstratie
dienden. Nu schrijven de couranten slechts over
Duitsche toestanden en over Duitsche aange
legenheden. Neen de geruchten gaan van
mond tot mond. als er geen Duitscher in de
buurt is of een Pool, in het oude Duitsche ge
bied geboren, die dus een echte Duitscher
kan zijn. „De Engelsche vliegmachines, zoo
fluistert men, zijn boven Polen geweest, men
heeft gezien, dat ze beschoten werden, maar
geen enkele werd geraakt." „Ik heb gehoord
van een vriend die het zeker weten kan, zegt
een ander, dat honderd Duitsche toestellen zijn
vernield bij een bombardement door de Engel
schen van het vliegveld te Warschau." En:
„Vanavond wordt Warschau verduisterd." Om
vier uur echter stralen alle lampen in War
schau en verlichten de duizend meter lange
straten met hun ruïnes links en rechts. Den
geheelen nacht blijft dit zoo en ik zie met
spanning uit naar de lichtbundels der zoek
lichten, doch er gebeurt niets. „Koningsbergen
is bijna geheel vernield door een Engelschen
luchtaanval" is een nieuw gerucht. Terugge
voerde krijgsgevangenen zouden het gezien
hebben. Ik reis kort daarna door Koningsbergen
doch de stad is ook 's nachts geheel verlicht en
alles is er rustig.
Maar de geruchten zijn teekenend voor wat
er in de Polen omgaat.
De door het Centraal Bureau voor de
Statistiek jaarlijks gepubliceerde justitieele
statistiek, waarvan zoo juist jaargang 1938
is verschenen, geeft overzichten van den
omvang en aard der werkzaamheden van
de rechterlijke macht en verschaft boven
dien tal van gegevens betreffende de toe
passing van procesrechtelijke bepalingen.
In kort bestek zij het volgende aan deze
statistiek ontleend:
Het aantal bij den Hoogen Raad aanhangig
gemaakte strafzaken daalde in 1938 van 1353 tot
1089. Voortdurend eindigen verreweg de meeste
voorzieningen in cassatie door verwerping: in
1S38 987 of 90.6 pet. van het totaal aantal bij
arrest afgedane zaken.
Voor 1938 is een sterke vermindering van het
aantal bij de gerechtshoven ingestelde hooger
beroepen in strafzaken op te merken: 1937
3795, 1938 2958, d.i. 837 of 22 pet. lager. Het aan
tal gewezen arresten bedroeg 3184 tegen 3308
in het voorafgegane jaar.
In totaal was het aantal strafzaken, in eer
sten aanleg bij de arrondissements-rechtbanken
aangebracht en door deze gerechten afgedaan,
lager dan in 1937; aantal gewezen eindvonnis
sen 1937 37.680, 1938 36.211.
Wederom slonk het aantal zaken bij den po
litierechter aanhangig gemaakt. De daling werd
grootendeels veroorzaakt door vermindering van
het aantal aangebrachte belastingzaken. Ten
aanzien van de bij den kinderrechter aange
brachte zaken was er vermeerdering, die echter
van vrijwel geen beteekenis was (1937 2630,
1938 2687.
De kantongerechten deden in 1938 227.982
strafzaken af tegen 228.421 in 1937.
Uit de velerlei bijzonderheden betreffende de
strafrechtspraak, die deze statistiek bevat, blijkt
o.a., dat de toepassing van voorwaardelijke ver
oordeeling in 1938 ongeveer gelijk bleef. In ge
noemd jaar werden 4912 personen in voorloopige
hechtenis genomen; 1937 5537.
Bij den Hoogen Raad werden 124 burgerlijke
zaken aanhangig gemaakt; 131 zaken werden
bij arrest afgedaan. Door de gerechtshoven,
rechtbanken en kantongerechten werden resp.
1043, 19.732 en 43.664 burgerlijke zaken afge
daan.
Voor de gegevens der rechtspraak in zake de
ongevallenwet, land- en tuinbouwongevallenwet,
invaliditeits- en ouderdomswet, ziektewet, in
zake de directe belastingen en ambtenarenza
ken zij verwezen naar de publicatie.
Indexcijfers groothandelsprijzen
(Berekend door het Centiaal Bueau
voor de Statistiek)
1936—1938
100.
Aug.
19339
Dec. 9
Jan 16
Jan. 23 Jan.
Plant, voed.midd. 92,9
106,5
108.0
109,2
111.7
Dierl. voed.midd.
101,3
120.7
124.1
123,5
124.1
Tot. voedmidd.
97,3
114,0
116,4
116.6
118,2
Grondstoffen
96.8
137.0
140,4
140,0
140.7
Afgew. prod.
101,8
117.7
118.8
119,3
119,9
Alg. indexcijfer
99,8
119,9
121.6
121,9
122,8
Wat het verloop van de kleinhandelsprijzen be
treft, geven de volgende gewogen indexcijfers
van winkelprijzen in de tien grootste ge
meenten van ons land eenig inzicht. In de be
rekening zijp prijzen opgenomen van aardappe
len, brood, grutterswaren, vleesch, melk, kaas,
eieren, vetten en kruid.eierswaren.
Hierbij zij opgemerkt dat een stijging van
8.8 pet. der prijzen van voedingsmiddelen een
stijging veroorzaakt van de uitgaven voor het
geheele gezinsbudget van 3.5 pet., waarbij aan
genomen is dat 40 pet. 'van de gezinsuitgaven
besteed wordt aan voeding.
Augustus 1939 100
Aug. 1939 Dec. 9 Jan. 1940 16 Jan. 23 Jan.
100.0
108,4
108,1
108,3
108,8
In het plantsoen te Enkhuizan werd Zaterdag
middag de Groote Prijs van den Vrede verreden.
Er bestond groote belangstelling voor dezen
wedstrijd, zoowel vanuit Enkhuizen als daar
buiten. Toen de inschrijving gesloten was ble
ken er 50 rijders te zullen meerijden. De alge-
meene indruk was, dat de Westfriezen tegen hun
stambroeders uit het Noorden niet waren opge
wassen. Een zeer gunstige uitzondering maakte
de veelbelovende jonge Enkhuizer rijder J. Mus-
ke, waarmede S. Zeldenthuis, kampioen van
Nederland, groote moeite had en waarbij deze
laatste slechts met een minimaal verschil in de
meerderheid bleef. Niet minder dan 109 ritten
waren noodig om tot een viertal te komen en
inmiddels was het zoo duister geworden, dat
met het oog op de daaraan verbonden gevaren,
de wedstrijd door de politie moest woren stop
gezet. Dc prijzen 150.80.50.25.
plus 10.— voor den snelsten rit werden daarop
gedeeld en kwamen aan S. Zeldenthuis, kam
pioen van Nederland, A. Hoogen, Eelde, kam
pioen van Groningen; D. Hoff, kampioen van
Friesland en T. Huisman, Westbroek, gemeente
Hooeczand. De wedstrijd werd door ongeveer
2500 toeschouwers bijgewoond.
Zeven Engelsche dames en een kind, die ge
durende de oorlogsmaanden in Duitschland
waren geïnterneerd, zijn door de goede zorgen
van den Amerikaanschen consulairen dienst
vrijgelaten en Vrijdagavond te Oldenzaal ge
arriveerd. Zij brachten daar in een hotel den
nacht door. De Britsche vice-consul te Hen-
geloo, de heer F. G. Dikkers, en zijn echtge-
noote, mevr. DikkersKamp, occupeerden zich
met het gezelschap en zorgden, dat zij te half
twaalf naar Rotterdam doorreisden, vanwaar
zij Engeland weer hopen te bereiken.
BATAVIA, 26 Jan. (Aneta) Bij den Volksraad
zijn ingediend drie ontwerp-ordonnanties tot
instelling van adviseerende raden voor Sumatra,
Borneo en de Groote Oost.
BATAVIA, 27 Jan. Naar aanleiding van de
berichten, welke melding maakten van een ver
hooging van den Nederlandschen import van
koffie uit Nederlandsch-Indië, deelt Aneta het
volgends mede
De oorlogstoestand deed de belangrijkheid
van Amsterdam als koffiemarkt sterk naar vo
ren komen. Te Amsterdam vindt nog altijd de
grootste handel van Indische koffie plaats.
verband hiermede is een zeer scherpe regeling
van den uitvoer en een nauwkeurige bepaling
van de bestemming wenschelijk.
Ten aanzien van de maatregelen, welke
zullen worden getroffen, kan worden me
degedeeld, dat normaal voor consumptie in
Nederland 600.000 picol wordt geleverd.
Dank zij nieuwen maatregelen zal de invoer
van Nederlandsch-Indische koffie worden
verhoogd met de helft van de Nederland
sche consumptie, hetgeen 'n totalen invoer
beteekent van 900.000 picol per jaar. De
export van koffie uit Ned.-Indië naar Ne
derland zal dus met 50 pet. worden ver
hoogd.
Deze vermeerdering beteekent een belangrij
ke steun voor de Nederlandsch-Indische kof-
fie-producenten.
Het ligt in de bedoeling, dat deze grootere
import uit Nederlandsch-Indië in mindering
komt van den import uit Zuid-Amerika. Dit
wordt zeer wel mogelijk geacht, aangezien Ro-
busta-koffie, indien bovendien gemengd met
andere koffie, een zeer goede samenstelling op
levert.
De verscheping van dit verhoogde kwantum
zal worden uitgevoerd bij hoeveelheden van
25.000 pikol maandelijks. De regeering zal hier
voor scheepsruimte beschikbaar stellen. De ver
zending geschiedt aan Nederlandsche koopers,
die omtrent de bestemming der koffie verkla
ringen hebben afgelegd.
Bij aankoop in Indië zal dit verhoogde kwan
tum verdeeld worden over inheemsche en Euro-
peesche producenten. Deze verdeeling moet
vastgesteld zijn vóór de nieuwe oogst (Juni
a.s.) afkomt.
Bovendien zal er voor de maanden Januari
en Februari nog een hoeveelheid connosse-
mentskoffie van ton worden verscheept.
Deze koffie was reeds vóór het begin van den
oorlog verkocht, doch werd daarna aange
houden.
De geheele regeling, alsmede de afscheep,
geschiedt onder supervisie van het departe
ment van Economische Zaken in Ned.-Indië,
terwijl de uitvoering zal geschieden door de on
langs opgerichte Centrale Exportcommissie,
voor zoover dit de bevolkingskoffie betreft en
door het Algemeen Landbouwsyndicaat wat de
ondememingskoffie aangaat.
Kortgeleden is te Soerabaja een vergadering
gehouden, waarbij deze regeling is getroffen en
waarbij is vastgesteld, dat de geheele transactie
zal worden behandeld in nauwe samenwerking
tusschen ondernemers, exporteurs, het departe
ment van Economische Zaken en de scheep
vaartmaatschappijen.
De samenstelling van den staf van het Brit
sche Gezantschap te 's-Gravenhage is eenigen
tijd geleden eenigszins gewijzigd.
De heer Coverley-Price, die als eerste secre
taris van het Gezantschap werkzaam was, heeft
ons land verlaten en is thans verbonden aan
het Foreign Office en tewerkgesteld op de af-
deeling, waaronder de vraagstukken van het
Verre Oosten ressorteeren. De heer A. Holman
heeft de plaats ingenomen van den heer Co
verley-Price.
De heer Holman, die onder den Britschen
ambassadeur te Berlijn heeft gewerkt, is met
Sir Neville Henderson uit Duitschland naar
Den Haag gekomen, toen de Britsche ambas
sadeur naar Londen terugkeerde en zooals
men zich zal herinneren eenige dagen op de
Britsche legatie heeft gelogeerd, alvorens met
de Batavier naar Londen terug te keeren.
Als derde secretaris is de heer P. Hancock
sinds kort op de legatie te Den Haag werk
zaam. De heer Hancock was voordien verbon
den aan het Foreign Office en heeft nu den
zelfden rang gekregen als Lord Chichester, de
pers-attaché van het gezantschap.
Voorts zijn majoor Blijzzerd, adjunct mili
tair attaché, en de heer N. Elliott, attaché ho
norair, aan den staf in Den Haag toegevoegd.
Het dagelijkseh bestuur van het Algemeen
Steuncomité 1939 schrijft ons:
Eten dag loon ten bate van het Steuncomité.
Deze oproep, enkele weken geleden in de dag
bladen tot uiting gebracht, omdat een conduc
teur der Nederlandsche Spoorwegen een bedrag
van één dag extra-loon aan het Steuncomité
ten geschenke deed, heeft, wij vermelden net
met erkentelijkheid, navolging gevonden, ook
van de zijde der H. T. M.
De Nederlandsche Spoorwegen zijn ons co
mité wel bijzonder gunstig gezind, hetgeen moge
blijken uit de omstandigheid, dat de commis
sie uit het spoorwegpersoneel, die zich had ge
vormd ten einde ter gelegenheid van het eeuw
feest der Nederlandsche Spoorwegen, het sta
tical Haarlem te versieren, van haar batig sal
do een bedrag ter beschikking van het Alge
meen Steuncomité stelt.
15
„Ons beider vriend Stefan Morescu!" merkte
hij op met zijn hoofd in de richting van de
deur wijzend. „met een neus, die van seconde
toi seconde in omvang toeneemt. Toen ik zoo
juist met u praatte, zag ik een schaduw langs
den grond glijden, langs de streep licht, die
naar binnen viel van de lamp op het dek, om
dat de deur nog open stond. Toen die schaduw
niet verdween, heb ik maatregelen genomen....
Maar wat wilde die Morescu van u?"
De kapitein haalde .wederom de schouders op
„Hij vertelde me. dat hij zich plotseling had
herinnerd, dat hij morgenochtend vroeg in
Tampico een belangrijke bespreking had, die
hij niet graag zou willen missen. Hij bood me
een groot bedrag, als ik hem vannacht met de
motorboot van het schip zou laten vertrekken
Ik moest hem tot mijn spijt mededeelen. dat de
boot reeds besproken was. Toen schrok hij en
heeft een kwartier lang pogingen gedaan om
uit te visschen, aan wie ik die sloep had afge
staan. Maar volgens onze afspraak heb ik dat
niet verteld. Alles te zamen een zeer genoeglijk
onderhoudmaar wat was eigenlijk het doel
van uw komst?"
„Eten!" zei Peter, „water en brood voor de
schipbreukelingen. Het is best mogelijk, dat we
een heel eind zullen moeten varen vóór we een
plek vinden waar we zonder bezwaren kunnen
landen en omdat we in elk geval twaalf uur in
die boot zullen moeten doorbrengen, bij nacht
en ontij, en ik van ouds berucht ben om mijn
eetlust, is het wel zoo prettig als we het een en
ander mee kunnen nemen. Zoudt u daarvoor
kunnen zorgen?"
De kapitein boog.
„Het zal gebeuren!" beloofde hij, „ik zal den
steward opdracht geven, vóór één uur 't noo-
dige in de boot te zetten, dan behoeft u er zich
niet om te bekommeren. Goede reis!"
Hij rees half uit zijn stoel op en Peter wilde
eveneens opstaan, toen de kapitein, de handen
op de armleuningen van zijn stoel, aarzelde,
een blik op het gelaat van den Amerikaan wierp
en zich weer liet zakken. Hij boog zich over de
tafel heen en zei:
„Wat ik eigenlijk nog wilde zeggen.... is....
eher wordt veel gesmokkeld in de Mexl-
caansche wateren, wapens en zoo meer...."
Hij keek Peter vragend aan.
„Ik weet het," zei Peter, hoofdschuddend,
„schandelijk!"
De kapitein glimlachte heel even, en zocht
met veel zorg een sigaret uit de doos op tafel.
„Voor iemand met contrabande aan boord zijn
er maar drie dingen, die hy doen kan, als hij
een patrouilleboot tegenkomt. De eerste moge
lijkheid is: de contrabande overboord smijten.
De tweede manier is: probeeren er vandoor te
gaan en met een machinegeweer naar den kel
der geschoten te worden.... de derde manier
is
Hij had nu een sigaret uit de doos gezocht
en keek Peter aan. Peter had te lang in Florida
en de zuidelijke staten rondgezworven om hem
niet te begrijpen.
De derde mogelijkheid is, aan boord van de
patrouilleboot gaan met enkele banknoten en
zonder die banknoten de schuit weer verlaten."
De kapitein stak zijn sigaret aan, stond op
en reikte zijn bezoeker een slanke, bruine hand.
„Nogmaals: goede reis!" wenschte hij, en
opende de deur voor zijn gast. Peter verdween
snel in de schaduwen van het dek, in de rich
ting van het trappenhuis. Van Morescu was
geen spoor te ontdekken.
De kapitein, een slanke figuur in zijn wit met
gouden uniform, keek hem langen tijd na, zijn
klein zwart snorretje streelend. Daar ging een
kerel naar zijn hart, een vent, die geen over
bodige drukte maakte, geen lastige vragen stel
de, die met een half woord begreep. Heel wat
anders dan die Morescu.
De kapitein peinsde voortzonderlinge ke
rels anders, die Amerikanen. Die Regan kon
hem zooveel vertellen als hij wilde, en zoo vaak
millionnair zijn als hem zelf beliefde voor
den kapitein stond het vast, dat die jongeman
wilde smokkelen.
„Rare lui," peinsde kapitein Fernando de
Gonsales. Op deze manier kostte smokkelen
driemaal meer dan er ooit aan kon worden ver
diend, maar ja, als men millionnair is....
Hij glimlachte toegeeflijk en een tikje wee
moedig bij de herinnering aan zijn eigen, niet
bepaald onberispelijke jeugdkapitein Fer
nando de Gonsales was niet altijd kapitein ge
weest van een der fraaiste stoomers van de
Mexicaansche passagierslijnen.
Zijn glimlach werd nog toegeeflijker bij de
gedachte aan de tweeduizend dollars winst, die
de transactie met de motorboot hem had opge
bracht. En de reederij voer er eveneens wel bij,
want na aftrek van die tweeduizend dollar voor
den kapitein bleef er ruimschoots genoeg over
om het schip een nieuwe motorboot te ver
schaffen.
Voor kapitein Fernando de Gonsales was het
leven slechts rozengeur en maneschijn. Hij
wierp een laatsten blik op het verlaten dek, over
de gladde zee, waarop de maan glansde, keer
de zich dan om en belde in zijn liut den ste
ward op.
Binnen tien minuten sliep hij vredig, zonder
te vermoeden dat hij spoedig door een groot
tumult uit dien vredigen slaap zou worden ge
wekt.
ZESDE HOOFDSTUK
Nachtelijke manipulaties rond een motorboot
Toen Peter den nu bijna gevulden en rumoe-
rigen rooksalon weer betrad en Clim bespeurde,
die, ouder gewoonte, achterover lag in een fau
teuil en het plafond bestudeerde, sprong de wij
zer van de wandklok op drie over half een. De
band in de danszaal speelde nu voor een micro
foon en uit den luidspreker boven Clim's hoofd
klonk „Swanee."
Clim begroette Peter met een misprijzenden
blik en wees naar de klok.
„Wat versta jij eigenlijk onder, in een wip
terug zijn" wilde hij weten. „Je had in dien
tijd, dat je weggebleven bent, wel een confe
rentie met alle gezagvoerders van de vloot kun
nen hebben!"
Peter zonk in een stoel tegenover hem en
wenkte een kellner.
„Koffie." zei hij.
Dan knikte hij Clim beminnelijk toe.
„Ik heb inderdaad, terwijl jij hier lui in je
stoel lag, verschillende besprekingen gevoerd,
waaronder één met een zekeren heer Morescu,
die er het zonderlinge tijdverdrijf op na houdt,
zijn weinig fraai oor bij kieren van deuren te
luisteren te leggen. Ik heb zoo'n idee, dat die
merkwaardige man een groot vriend van jou
is."
Clim verloor plotseling zijn slaperig uiterlijk
en ging met een schok overeind zitten.
„Heeft iemand jouw gesprek met den kapi
tein afgeluisterd? Wie?"
Peter haalde zijn schouders op.
„Wie het precies is, schijnt niemand te we
ten, misschien is de federale politie beter met
zijn tronie bekend, maar hij zag er vrij onsym
pathiek uit: een dikke kerel met heel weinig
haar op een glimmenden schedel, en allemaal
medeklinkers achter in zijn keel. Ik zou er een
lief ding onder durven verwedden, dat zijn
wieg ergens ten oosten van de Wcichsel heeft
gestaan. Hij wandelt rond onder den naam
Stefan Morescu, en dat is heel verstandig van
hem; als hij den een of anderen onvervalschteO
Amerikaanschen naam had aangenomen, zou
dat wel een beetje al te erg in de gaten loopem
Maar in elk geval: ik was bij den kapitein en
die vertelde me, dat dat heerschap, dat juist
zijn hut uitging toen ik arriveerde, met al'e
geweld de motorboot had willen huren of koo
pen, onder een voorwendsel, dat nog zonderim'
ger klonk dan het smoesje dat wij moesten ver
zinnen om die boot te krijgen. Hij wilde, ik wee®
niet hoeveel betalen als hij die boot kon krU'
gen."
De kellner bracht de koffie, en Peter schudde
er de suiker in. Het kannetje room offreerde hu
aan Clim.
„Goed voor je!" drong hij aan.
Clim snoof verachtelijk, veegde met de hatt^
over zijn kin, hetgeen een raspend geluid ver
oorzaakte, en keek dan, ingespannen turend e
bedroefd het hoofd schuddend, naar Peter's kim
„Jij hebt het harder noodig dan ik, Peter,
merkte hij op, „eiken dag een liter, dan kom®
de eerste sprietjes gauw.hoe heeft de kap
tein hem afgepoeierd?"
Peter grinnikte.
„Ik twijfel er geen seconde aan, of de kap
tein had er machtig spijt van, dat hij de b
al aan mij had verkocht voor een bedrag.
geringer was dan hem nu werd geboden, ma
hij liet niets merken en vertelde Morescu, d
het niet ging omdat de boot al besproken w
(Wordt vervolgd)