Minister De Geer antwoordt de Eerste Kamer "Pen woestijn pRAAKT ZOEK BELASTINGPOLITIEK ZATERDAG 3 FEBRUARI 1940 De gestie van het Beleggingsfront Steun aan groote gezinnen Beleggingsfront De laatste Staatsleening De gulden Bouw Centraal Belasting kantoor Bankgeheim GROOTE STERFTE ONDER DE ZOETWATERVISSCHEN Behoud scheepsruimte Adviescommissie ingesteld inzake uitvoering der wet NEDERLANDSCHE GEZINNEN IN DUITSCHLAND De barre winter Directie der Spoorwegen is clement Nog geen verbinding met den vasten wal AUTOBUSDIENSTEN IN DEN ACHTERHOEK BUSDIENST MEDEMBLIK— DEN HELDER GESTAAKT -Eek en Verbinding Amerongen- Wiel hersteld VERORDENING VOOR HET WATERGEBIED Stelling Den Helder IJmuiden Spoorwegvraagstukken te Rotterdam Gemeente en Spoorwegen stellen commissie in SCHULDBEVRIJDING VAN AMBTENAREN Debat in den Volksraad NED. VER. VAN SPOOR- EN TRAMWEGPERSONEEL Voorzitter P. Moltmaker neemt ontslag PRINSES JULIANA BIJ HET STEUNCOMITÉ WERKLOOZEN RUIMEN BELANGELOOS SNEEUW Na den ondergang van de Arendskerk Duikbootkapitein zond Italiaansch schip ter assistentie Scherper toezicht op beheerders Jhr. ir. M. Rappard overleden DE NOORDAM WEER THUIS UIT DE STAATSCOURANT Rechterlijke macht Onderscheiding Ingenieur bij Octrooiraad Plaatsvervanger Rijks advocaat Defensie FEUILLETON 8 DOOR WILLY WATERMAN Aan de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer over hoofdstuk b (dep. van Financiën) der Rijksbegrooting voor 1940 Ontleenen wij het volgende; Met de leden, wier zienswijze in den aanvang van het voorloopig verslag is weer gegeven, Is de minister van meening, dat onder de tegenwoordige omstandigheden de financieele politiek allereerst moet gericht zijn op vermindering van de niet strikt noodzakelijke uitgaven. Eveneens deelt hij in de opvatting van bedoelde leden, dat zooveel mogelijk de hand moet worden gehouden aan dekking met belastinggelden van de jaarlijks terug- keerende uitgaven, alsmede van die uit gaven, voor welke een equivalente economi sche waarde niet wordt verkregen. De minister deelt in de meening van ette lijke leden, dat, met het oog op de aanstaande herziening van de wettelijke regeling van de Inkomstenbelasting, het huidige moment min- er geschikt is voor een uitvoerige bespreking Van de belastingpolitiek der regeering. De leden, door wie gepleit werd voor „eene •heer-inkomsten, belasting met terugwerkende kracht", zullen waarschijnlijk eenige voldoening vtaden in het eerlang in te dienen ontwerp- °°rlogswinstbelasting. Eenige toezegging met betrekking tot de door etlkele leden geuite wenschen inzake verlichting ?an de personeele belasting, kan de minister Jot zijn leedwezen niet doen. De financieele rostand van de gemeenten, voor welke de op- jh'engst van die belasting bestemd is, maant deze tot groote voorzichtigheid. Vaststelling van de waarde van automobielen Volgens een schaal van jaarlijksche afschrij- v'hgen zou, in verband met het feit, dat de Waardedaling door het gebruik niet enkel af hangt van den duur van het gebruik, tot onbe vredigende uitkomsten leiden. In de belastingwetgeving behoort met de ge- ainssamenstelling rekening gehouden te worden hetzy in zoover zij een draagkrachtfactor °rmt, hetzij in zoover de speciale opzet van ®en heffing noopt met haar rekening te hou- en> wil men niet het omgekeerde bereiken van wat bedoeld is. Voorbeelden van dit laatste zijn te vinden in e personeele belasting en in de successiebe lasting. Naast de corrigeerende functie van het reke ls houden met de samenstelling van het ge- 'h staat nu het in aanmerking brengen van le samenstelling als draagkrachtfactor. Hiervan kan uiteraard slechts sprake zijn bij e draagkrachtbelastingen. Ter compensatie van het gemis van kinder aftrek bij de accijnzen, een uitkeering te doen Ban groote gezinnen zou eigenlijk alleen te eclitvaardigen zijn, indien men hetzelfde zou °°en tegenover gezinnen met een gering inko- afgezien van hun, samenstelling. Het wil den minister voorkomen, dat, indien 'Weelingen aan groote gezinnen wenschelijk Jhpchten zijn wat hij in dit verband in het ""dden laat zulks buiten de belastingwet- 6eving behoort om te gaan. fn het algemeen kan niet gezegd worden, dat 5/e indirecte belastingen in sterkere mate ver hoogd zijn dan de directe belastingen. De cri- 'sheffingen, ten behoeve van het Landbouw- fHsisfonds, worden hierbij door den minister huiten de rekening gelaten. Deze hadden voor- amelijk de strekking, phenomenale dalingen an de prijzen der producten op te vangen. In °?insel zijn zij veeleer te zien als maatregelen an normaliseering van de verteringsuitgaven n als verteringsbelastingen. Het overleg in beleggingszaken is enkele ja- f®n geleden in het leven geroepen met het doel r-u onnatuurlijke rentedaling te voorkomen. ~°°r zulk een daling zouden aanwijsbare matschappelijke belangen zijn geschaad aangezien de belangen der Rijksfondsen darmede parallel gaan, behoefde tegen de sa menwerking door de besturen dezer fondsen uet het z.g. Beleggingsfront geen bezwaar te worden gemaakt. Nu de omstandigheden ter *aPltaalmarkt wijziging hebben ondergaan, kan hiet gezegd worden, dat het „Beleggingsfront" Ph°gt de rente zooveel mogelijk te verhoogen. is den minister bekend, dat het thans het ®treven van de leiders van dit „front" is ai 'a't daarbij inderdaad wel eens tegenstand te Verwinnen een onnatuurlijke stijging der hte zooveel mogelijk te voorkomen. Van een stelling nemen door de beheer ders van de Rijksforidsen tegen de belangen Van de schatkist kan niet worden gesproken. Van de laatstgenoemden is integendeel ruime medewerking op dit gebied onder bonden. Uiteraard hebben zij daarbij te behartigen de belangen der aan hun zorg toevertrouwde fondsen. Ook dit is een rijks belang. De stelling, dat het rentetype van gering belang is, omdat de tekorten van de fondsen 'miners toch reeds honderden millioenen beloopen, wordt door den minister princi pieel afgewezen. Dit is een defaitisme, dat hem noodlottig toeschijnt en dat, ook op ander terrein toegepast, tot de ruïne voert. De vraag omtrent de wenschelijkheid van ai dan niet handhaving van het fondsenstelsel wordt, naar het den minister voorkomt, beter besproken, nadat het rapport der staatscom missie-Verrijn Stuart zal zijn verschenen en de regeering naar aanleiding daarvan haar oor deel zal hebben gevormd. Het rapport is dezer dagen aan de regeering aangeboden. Bij het tot stand komen van de wet op de couponbelasting is overwogen de rente van geldleeningen op onderhandsche schuldbeken tenis op gelijke wijze te belasten als die van effecten. Dit bleek echter zoodanige practische bezwaren op te leveren, dat daarvan toenmaals is afgezien. De minister wil overwegen of die bezwaren kunnen worden ondervangen. Ook de minister betreurt, dat de laatstelijk uitgegeven Staatsleening gêen betere ontvangst is te beurt gevallen. Een opgave van de groote institutioneele be leggers, die niet op deze leening hebben in geschreven, kan niet worden verstrekt, reeds omdat zulke inschrijvingen door tusschenkomst van bankiers of commissionnairs in effecten plegen tot stand te komen, welke tusschenper- sonen daarbij van den opdrachtgever geen mel ding maken. Zooals de minister reeds heeft te kennen ge geven, ligt het in zijn voornemen te bevorderen, dat de obligaties der laatste leening voor 100 pCt. in ontvangst zullen worden genomen bij de storting op de eerstvolgende leening, zoodat deze het karakter zal dragen van een gedwon gen of semi-gedwongen leening. In antwoord aan ettelijke leden kan wor den opgemerkt, dat de koersen van de Ne derlandsche Staatsleeningcn geen kunst- matigen steun behoeven. Sinds het uitkomen van het voorloopig 'ver slag zal gebleken zijn, dat en waarom de regee ring van meening is, dat het oogenblik is aangebroken tot een herwaardeering van het goud over te gaan. Bij de behandeling van het betreffende wetsontwerp zal over deze zaak nader van gedachten kunnen woiden gewisseld. De ontwikkeling onzer betalings balans wordt ook door de regeering met eenige zorg aangezien. De uit voer is aanmerkelijk gedaald en de invoer nog toegenomen, terwijl ook de diensten, aan het buitenland be wezen, een grooten teruggang ver- toonen. De regeering is er voort durend op bedacht, inzonderheid door waar mogelijk den export te bevorderen, in dezen toestand ver betering te brengen. Het is den minister niet geheel dujdelijk, hoe de politiek van de Nederlandsche Bank ten deze ongerustheid kan wekken. In de huisvesting van den Belastingdienst te Amsterdam moet op vrij korten termijn wij ziging worden gebracht, wijl ruimten, waarin eenige belangrijke onderdeden zijn onderge bracht, binnenkort niet langer ter beschikking van dien dienst kunnen worden gesteld. Dit geldt in de eerste plaats ten aanzien van het gebouw voor Geld- en Telefoonbedrijf aan den O.Z. Voorburgwal, hetwelk op aandrang van het Staatsbedrijf der P.T.T. reeds ten deele werd ontruimd en binnen afzienbaren tijd zelfs ge heel zal moeten worden verlaten. De inspectie der directe belastingen is reeds thans over drie verschillende gebouwen verspreid. De ervaring heeft geleerd, dat in dergelijke gevallen het huren van de noodige, zeer groote ruimten onevenredig kostbaar is en ook geen blijvende uitkomst biedt. Bovendien berokkent zulk een gedwongen en onlogische decentrali satie van den dienst aan den fiscus veel over last. Vandaar, dat stichting van een Centraal Belastingkantoor de aangewezen oplossing is. Het rapport van den Economischen Raad over het bankgeheim is nog niet uitgebracht. Of er na de verschijning inzage van gegeven kan worden aan de Staten-generaal, zal te zijner tijd worden beslist. In kringen van de zoetwatervisscherij heer- schen op dit oogenblik zeer sombere vooruitzich ten ten aanzien van den vischstand. Duizenden en nog eens duizenden ponden visch zijn in de reeds wekenlang toegevroren kanalen en slooten verloren gegaan en hoe langfer de vorst nog zal aanhouden, hoe grooter dit verlies zal worden. De enorme sneeuwval einde December en in Ja nuari heeft de grootste sterfte veroorzaakt. Hoe groot de vischsterfte is, valt bij benade ring niet te zeggen. Dat kan eerst worden vast gesteld, wanneer het weer zal gaan dooien, het ijs uit de kanalen en slooten zal zijn verdwenen en de boezemgemalen weer zullen werken, waar door de gestorven visch. die op den bodem ligt. door dê beweging van het water naar boven zal komen. Ten aanzien van den tijd, dat de vischstand zich zal herstellen, zijn geen voorspellingen mo gelijk. In ieder geval duurt het wel eenige ja ren. Komen er achter elkaar enkele zachte win ters, dan zal die tijd uiteraard korter zijn. Bij K. B. is ingesteld een commissie, welke tot taak zal hebben den ministers van Wa terstaat en van Defensie van advies te die nen bij de uitvoering van artikel 4, vierde lid der Wet behoud scheepsruimte. (Het verleenen of onthouden van vergunningen ten aanzien van binnenschepen). In deze commissie zijn benoemd: tot voorzit ter, de heer P. J. H. Geraets, referendaris bij het departement van Waterstaat; tot leden, de heeren: L. Binnendijk, directeur van de nieuwe Rijnvaartmaatschappij te Amsterdam; S. Ham- merstein, voorzitter van de Stichting Neder landsche Particuliere Rijnvaart Centrale te Rot terdam; G. C. Ney, directeur der N.V. Ned. Stoomsleepdienst v.h. P. Smit Jr. te Rotterdam; C. M. Roelofs, reserve-kapitein voor speciale diensten, werkzaam bij de sectie vaartuigen- dienst van de etappen-directie te 's Graven- hage; A. G. K. Schouten, voorzitter der Ne derlandsche Particuliere Sleepvaart Centrale te Rotterdam; Ir. E. Smit Fzn., scheepbouwkundig ingenieur, werkzaam bij de scheepvaartinspectie te 's Gravenhage; mr. K. Vonk, hoofd van al- deeling VI der rijksverkeersinspectie te 's Gra venhage; tot lid en secretaris, de heer H. H. van Asch Jr., tijdelijk ambtenaar bij het depar tement van Waterstaat. Voorts heeft de minister van Waterstaat he* volgende bepaald: Het is verboden op eenigerlei wijze te bewer ken of er toe mede te werken, dat een sleep boot, indien deze is een in Nederland chuisbe- hoorend binnenschip, zonder door of namens den minister van Waterstaat verleende ver gunning: a. haar hoedanigheid van in Nederland thuisbehoorend binnenschip verliest; b. in eigendom, in gebruik of ter beschik king wordt overgedragen, met dien verstande, dat geen vergunning is vereischt voor de over dracht in gebruik of ter beschikking voor een tijdvak, korter dan 8 etmalen: c. een vaart, een reis of een reeks van reizer. aanvangt, welke niet geheel binnen het Rijk in Europa valt; d. een vaart, een reis of een reeks van reizen vervolgt, welke niet geheel binnen het Rijk in Europa valt, indien deze vaart, reis of reeks van reizen was aangevangen vóór het in wer- king treden van het verbod. Het verbod onder b. geldt niet voor sleepboo ten, die door de overdracht in eigendom in ge bruik of ter beschikking komen van Neder landers, van wie niet blijkt, cat zij him gewoon verblijf buiten Nederland hebben, of aan hier te lande gevestigde, vennootschappen, vereeni- gingen, stichtingen of andere rechtspersonen, tenzij blijkt, dat de zetel van haar scheepsbe drijf buiten Nederland is gelegen. Het N. S. B.-Tweede Kamerlid De Marchant et d'Ansembourgh heeft aan de ministers van Defensie en van Buitenlandsche Zaken de vol gende vragen gesteld: Weten de ministers, dat er onder de gemo- biliseerden velen zijn, die tengevolge van de werkloosheid vrijwillig of zelfs gedwongen werk in Duitschland hadden aangenomen en dat hun gezinnen hen vaak daarheen zijn gevolgd? Weten de ministers, dat het voor de meeste dier gezinnen bij de mobilisatie niet mogelijk is geweest naar Nederland terug te keeren en dat zij thans door de Duitsche overheid op dezelfde basis worden gesteund als de familieleden van Duitsche gemobiliseerden? Is het den ministers bekend, dat de Duitsche overheid principieel het verstrekken van visa weigert, zoowel aan de gemobiliseerden als ook aan hun families, behalve' in uitzonderingsge vallen en dan tegen de normale, vrij hooge kosten? Zijn de ministers bereid, in overleg te treden met de Duitsche overheid en met de betrokke nen om te onderzoeken of het mogelijk is een regeling te treffen, opdat het familieverband voor deze gemobiliseerden niet blijvend ver broken wordt? Zijn de ministers bereid, indien de vorenbe doelde regeling niet kan worden bereikt, dan te bevorderen, dat de families van de gemobi liseerden, voor zoover zij dit wenschen, op kos ten van het Rijk weer naar Nederland kunnen verhuizen, en dat zij terstond na terugkeer de kostwinnersvergoeding ontvangen, berekend op basis van het door den kostwinner in Duitsch land verdiende loon? Dezer dagen heeft de directie der N.S. een bespreking gehouden met den Personeelraad, verband houdende met den toestand, voort vloeiende uit de bezwaren, die de barre winter met zich brengt. De resultaten van deze confe rentie waren, wat de hoofdpunten aangaat, de navolgende Het is de wensch van de directie dat niet lichtvaardig of noodeloos van de voorgeschre ven dienstroosters wordt afgeweken. Wat de in deze periode gemaakte fouten betreft, die onvermijdelijk zijn, zal een maatstaf van milde beoordeeling worden aangelegd, waarbij de di rectie opmerkt, dat bij haar het streven voor zit, ook in normale tijden zoo min mogelijk straffen op te leggen. De opvattingen van de directie ten aanzien van de verstrekking van warmed ranken, stem men met die van den Personeelraad overeen. In dien geest wordt instructie gegeven. Omtrent toekenning van gratificatie wordt overweging toegezegd: Men moet echter reke ning houden met het moeilijk functionneeren der spoorwegen, waardoor ook de ontvangsten geleden hebben en met het feit dat er nog steeds tekorten zijn. Bij het vaststellen van boeten voor het tijd- verspelen door machinisten, zal met de moei lijke omstandigheden rekening worden gehou den. Ook zal dit geschieden bij het vaststellen van de premiebedragen. Hedenochtend om tien uur zal de postboot „Noord-Nederland" van de haven van West- Terschelling uit vertrekken om een poging te doen Harlingen te bereiken. Ook de „Vlieland", welke thans in de haven van West-Terschelling ligt, zal heden pogen zich een weg door het ijs te banen naar Harlingen. De pogingen, welke daartoe Vrijdagmorgen ondernomen werden, hebben geen succes op geleverd. Betreffende de onderlinge verbindingen in den Gelderschen Achterhoek vernemen wij nader dat weliswaar de autobusdienst van de Gelder- sche Tramweg Mij. tusschen Doetinchem en Hengelo is stopgezet, doch dat de diensten van de Havi-autobusonderneming van Hengelo naar Haaksbergen en van Hengelo naar Boe- kelo, welke op deze verbinding aansluiten, nog steeds onderhouden worden, al doet zich op deze lijnen wel eenige vertraging voor. De toestand van den weg MedemblikDen Helder heeft in verband met de sneeuw het ver der onderhouden van den busdienst tusschen beide gemeenten onmogelijk gemaakt. Getracht zal worden den weg heden berijdbaar te maken Ten behoeve van het veer te Eek en Wiel is een sleuf gehakt in het ijs, aldus de A.N.W.B, De verbinding AmerongenEek en Wiel is dus thans weer hersteld. In de Staatscourant van Vrijdagavond is op genomen een algemeene bekendmaking van den commandant van de stelling van Den Hel der. Deze bekendmaking omvat een verorde ning voor het watergebied van deze stelling, waarin wordt vastgesteld, dat het verboden is met een vaartuig, vlet of jol enz. zich te be geven in, te varen iri, of zich te bevinden in nader aangeduide watergebieden. Het gestelde verbod is niet van toepassing voorzooverre men is voorzien van een schrifte lijke vergunning tot het zich begeven, varen, of zich bevinden in het verboden watergebied, afgegeven door den commandant der stelling van Den Helder, of namens dezen commandant door den chef van het bureau zeeverkeer Noor. derkwartier, of den commandant maritieme middelen Terschelling. Voorts bevat de Staatscourant een algemee ne bekendmaking van den opperbevelhebbel van land- en zeemacht, waarin wordt vastge steld een verordening voor het watergebied van IJmuiden. Zij bevat een verbod zich met een vaartuig te begeven in, te varen op, of zich te bevinden in dit watergebied. De verordening geeft eenige veilige vaar geulen aan. Op aanvrage van belanghebbende kan door dpn positie-commandant te IJmuiden al of niet schriftelijk:, ontheffing worden verleend van de in deze verordening gestelde verbodsbe paling. Ten slotte vermeldt de Staatscourant «en algemeene bekendmaking van den opperbevel, hebber van land- en zeemacht, waarbij wordt vastgesteld een verordening voor het waterge bied van Hellevoetsluis. Het college van B. en W. van Rotterdam en de directie der Nederlandsche Spoorwegen heb ben in onderling overleg een commissie inge steld om de beide colleges te adviseeren over alle te Rotterdam aanhangige spoorwegvraag stukken. Van de zijde der gemeente Rotterdam zijn als leden van de commissie aangewezen, de heeren ir. W. G. Witteveen, directeur van den Gemeentelijken Technischen Dienst; ir. N. Th. Koomans, directeur van het Havenbedrijf en J. Hasper, administrateur van de afdeeling fi nanciën, van de zijde der Spoorwegen de hee ren ir. L. A. M. Ankersmit, hoofdingenieur, chef van de Wtrken-Zuid, J. Ente, hoofdin specteur, adjunct-chef van den dienst van het vervoer en ir. J- F. Cahen, hoofdingenieur, plaatsvervangend chef van de administratieve leiding. BATAVIA, 2 Febr. (Aneta). Bij de behande ling van de aanvullingsbegrooting voor 1940 in verband met de schuld bevrijding van inland- sche B.B.-ambtenaren diende de heer Soetardjo (P.P.B.B.) een amendement in, dat beoogt de voorgestelde maatregelen via de vakvereeru- gingen te laten loopen. Dit amendement hebben mede onderteekend de heeren Thamrin (Nat Fractie), Blaauw (I.E.V.), Kerstens (I.K.P.), mr. C. C. van Helsdingen (C.SP.) De heer Mussert (B.B.) bepleitte een verrui ming van de doelstelling, door een onderzoek in vollen omvang in te stellen naar de oorza ken van de schuldplichtigheid van inlandsche B.B.-ambtenaren. Hij wees er op, dat de mee ning van insiders s, dat deze voornamelijk te zoeken is in extra-uitgaven, verbonden aan ambtelijke plichten, familie-lasten en adat-ver plichtingen. Voorts bepleitte spr. beperking van het uit te trekken bedrag op zoodanige wijze, dat met meer zin van een proefneming kan worden gesproken. Alle verdere sprekers drongen eveneens aan op een onderzoek naar de diepere oorzaken van de schuldplichtigheid, o.a. de heer Mansvet (Vad. Club), die echter tevens er op wees, dat het noodzakelijk is, op den duur alle „Baboe economie" te laten varen. De verdere behandeling werd uitgesteld tot lateren datum. De heer Soeroso (Nat. Fractie) verzocht, zijn oude motie inzake de vaststelling van minimum prijzen in korte grondhuurcontracten na de mededeeling, welke de regeering gisteren deed, aan te houden. Hij diende echter een nieuwe motie in. waarin de door de regeering gevolg de weg wordt betreurd en er op wordt gewezen dat deze kwestie op zichzelf staat. Deze nieu we motie zal later worden behandeld. Naar wij vernemen heeft de heer P. Moltma ker, sedert vele jaren voorzitter van de Ned. Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel, ingaande 15 Maart as. om gezondheidsredenen, ontslag als zoodanig genomen. Door dit ontslag komt tevens te vervallen 's heeren Moltmaker's voorzitterschap van den Personeelraad der N.S., benevens tal van an dere bestuursfuncties op sociaal gebied, die hij bekleedde. H. K. H. Prinses Juliana heeft Vrijdag de vergadering bijgewoond van het dagelijksch be stuur van het Algemeen Steuncomité 1939 in het gebouw van het Fonds voor Bijzondere Nooden. H. K. H. Prinses Juliana woonde Vrijdag de wekelijksche vergadering bij van het dage lijksch bestuur van het Nederlandsche Roode Kruis. Daartoe aangezocht door den burgemeester, mr. J. M. Ravesloot, hebben alle werkloozen der gemeente Avereest, ruim tweehonderd in getal, zich spontaan bereid verklaard, om be langeloos ten bate van het plaatselijk door gaand verkeer, behulpzaam te zijn bij het sneeuwruimen. Dit geldt vooral voor het ver keer ZwolleKoevorden, BalkbrugHoogeveen en BalkbrugMeppel. De directeur van de Vereenigde Neder landsche Scheepvaart maatschappij ont- ving, naar aanleiding van het torpedeeren vanhet motorschip Arendskerk door een Duitsche duikboot, een brief van de ree- derij van het Italiaansche stoomschip, dat de opvarenden van de Arendskerk heeft opgepikt. Daarin wordt medegedeeld, dat de kapitein van de Duitsche duikboot, kort nadat hij het Nederlandsche schip tot zinken had gebracht, een ander schip van dezelfde Italiaansche reederij heeft aangehouden en den kapitein verzocht, 10 mijl op te stoomen naar de plaats waar hij de vier reddingbooten met de opia. renden zou vinden. Deze kapitein heeft dat ge daan, maar toen hij ter plaatse kwam, had het andere Italiaansche schip de opvarenden van de Arendskerk reeds aan boord genomen. Uit een en ander blijkt dus. dat de comman dant van de Duitsche duikboot zijn woord heeft gehouden, toen hij den kapiteir van de Arends kerk beloofde, hulp te zenden, nadat het schip tot zinken zou zijn gebracht. In een aanvulling van het voorloopig ver slag van de Commissie van Rapporteurs over hoofdstuk IV (departement van Justi tie) der Rijksbegrooting voor 1940 wordt medegedeeld, dat eenige leden der Eerste Kamer een scherper toezicht op beheerders van gelden en goederen van derden wen schelijk achtten. De gevallen van ontrouw en nalatigheid in het beheer nemen, aldus deze leden, op wel haast ontstellende wijze toe. Het antwoord door den minister op een desbetreffend betoog In de Tweede Kamer gegeven, had hen weinig be vredigd. Aansprakelijkheid achteraf blijkt huns inziens niet voldoende te zijn. De taak van den wetgever is ook te trachten het kwaad te voor komen. Op 1 Februari is te Haarlem op 70-jarigen leeftijd overleden Jhr. ir. M. Rappard. oud-di recteur van den scheepsbouw der Kon. Ned. Marine, officier in de orde van Oranje-Nas- sau. Jhr. ir. M. Rappard was woonachtig te Heem stede. Vrijdag is het m.s. „Noordam" van de Hol land—Amerika-lijn van New York te Rotterdam aangekomen. Het schip had elf passagiers aan boord. De lading bestond voor een deel uit graan bestemd voor de Nederlandsche regeering en uit stukgoederen. Aan mr. H. Pleyte is op zijn verzoek met ingang van 1 Februari eervol ontslag verleend als griffier van de arrondissements-recht bank te Middelburg onder dankbetuiging voor de in rechterlijke betrekkingen bewezen diensten. Benoemd is tot ridder in de orde van Oranje- Nassau H. Remme, wonende te Rijswijk (Z.H t, voorzitter van de Coöperatieve Warmoeziersver- eeniging „De Delftsche Groentenveiling" te Delft. Te rekenen van 1 Januari 1940 zijn benoemd tot ingenieur in vasten dienst bij den Octrooi- raad de heeren ir. H. H. Adelaar en dr. W. J. van Weerden, beiden voordien tijdelijk als zoo danig werkzaam. Met ingang van 1 Februari is benoemd tot plaatsvervanger van den rijksadvocaat te Am sterdam, prof. mr. dr. M. H. Bregstein, hoog leeraar aan de Universiteit van Amsterdam. Met ingang van 1 Februari zijn oevorderd: Tot kapitein-luitenant ter zee. de luitenants ter zee der le klasse J. A. Gauw en E. E. B. Lacomble; tot luitenant ter zee der le klasse; de luitenants ter zee der 2e klasse F. R. U Gonggrijp, H. L. Nagtglas J. M. van Olm, H. C. Besancon, A. P. L. de Gelder, B. A. W. Eijer, R. Hofstra J. W. Bach' Kolling, G. P. dt Lange, W. A. Montanus, M. C. van Grondelle, W. J. Hootsen en H W. A. Madsen; Tot officier-vlieger der le klasse, de officier vlieger der 2e klasse L. F. Hesselingk; Tot officier van gezondheid der le klasse, de officieren van gezondheid der 2e klasse dr. A. E. Schuringa en J. W. Smeets; Tot officier van administratie der le klasse, de officier van administratie der 2e klasse J. C. W. Jobse. 20 wees op Clim. Clim krabde zijn schedel J3 de plaats waar een der matrozen ietwat 'dhandig aan een bos haar had getrokken, j »Aha!" zei de kapitein, zijn revolver stree- „in welk opzicht? Was hij dronken?" v Hij staarde Clim onderzoekend aan. Clim "Pte een oogje tegen hem en trok zijn das ^cht. ..Hij zei, dat hij Perroney heet." ••Klopt," zei de kapitein, „en verder?" Hr volgde een gtilte; die na enkele seconden erd verbroken door zonderlinge geluiden van etlor Alvarez. '.Klopt?! vroeg senor Alvarez. ..Klopt!" bevestigde de kapitein, „hij héét ®rroney Senor Alvarez trok een zijden zakdoek uit Jd mouw en veegde zijn voorhoofd af. -Maar wiewie is er dan om één uur met e sloep van boord gegaan?" hijgde hij. ®h juist op dat oogenblik besliste de eigenaar de „Lucky Lassie" dat, al was de „New Orleans" met ongeneeslijke krankzinnigen be mand, er voor hem geen aanleiding bestond om als een vergeten schoolkind naast de „New Or leans" te blijven varen. Dus trok hij aan het touw van den claxon, met het vaste voornemen, er aan te blijven trekken tot er iemand ver scheen. „Wat is dat in vredesnaam?" vroeg de kapi tein, met wilde oogen. „De Lucky Lassie van Miami," antwoordde zijn eerste officier. Kapitein Fernando de Gonsales boog zich voorover en snoof de lucht in de omgeving van senor Alvarez aandachtig op. Hij bespeurde geen alcoholdampen. Het geloei van den claxon klonk in den stillen nacht over het geheele schip. Perroney vischte een verfrommelde siga ret uit een gekreukt pakje. Een der matrozen schuifelde met zijn voeten en kuchte onrustig. „Senor Alvarez," zei de kapitein, „ga terug naar uw post op de commandobrug!" Senor Alvarez ging, zonder tijd te verliezen. De kapitein liep naar de railing en staarde omlaag naar den man, die aan het koord van den claxon trok. „Schei uit!" brulde hij. Zijn stemgeluid ging verloren in het gehuil van den claxon. De kapitein stak zijn revolver in een zijzak van zijn zijden pyama, hetgeen dat kieedingstuk een hoogst zonderling voorko men gaf en wendde zich tot Perroney, die hem was gevolgd. „Wat is dat hier allemaal?" zei hij, zijn han den in hét rónd wuivend, „ik snap er Wérkelijk geen snars meer van.... U zou om één uur van boord zijn gegaan. Het is nu drie uur, en u bent, hier nóg!" „Ja," zei Clim, „Regan en ik zijn niet van boord gegaan! Twee andere slimmerikken zijn terwijl wij in onze hutten waren, naar dek ge gaan, hebben zich voor ons uitgegeven en zijn met de motorboot vertrokken. Dat is alles!" „O," zei de kapitein. „O zoo! Maar wat is dat dan voor een boot daar?" Op dat oogenblik kreeg de man aan boord van de „Lucky Lassie," doordat zijn jacht bui ten den verblindenden lichtkring van het zoek licht kwam, de gelegenheid, een blik te werpen op de commandobrug, waarop nu weer senor Alvarez prijkte. „Ahoy. New Orleans!" brulde hij door zijn megafoon. „Is Clim Perroney daar aan boord?" De claxon zweeg nu. „ja," zei senor Alvarez. „Ja, ja! Clim Perroney is hier aan boord!" Voor de zooveelste maal dien nacht boog Clim zich over de railing: „Ik ben Clim Perroney!" riep hij, „wat is er?" „Je doet je reputatie wél eer aan!" riep de man van beneden, „heb jij de heele beman ning tot een staat van volkomen krankzinnig heid gebracht of is allés aan boord dronken?" „Mijnheer!" brieschte de kapitein. Clim hief een hand op. „Dit is een drooggelegd schip," verklaarde hij. „Wij hebben alle alcohol opgedronken!" „Mijnheer!" tierde de kapitein, wat Een ontzaglijk lawaai achter hem bracht hem tot zwijgen. Clim keerde zich om en aanschouw de een grootsch tafereel. Vastgehouden door drie matrozen, die hun handen aan dat karweitje meer dan vol had den, naderde een roodharige jongeman, gekleed in de overblijfselen van wat eens een wit lin nen dekcostuum was geweest. Hij trapte en schreeuwde aan één stuk door, maar daar twee matrozen elk een van zijn armen vast hielden en de derde zeeman achter hem liep, met één van zijn beenen onder eiken arm, kon hij weinig anders uitrichten dan rukken en schreeuwen. De taal. die hij uitsloeg, was niet bepaald ge- kuischt en dat er nog zooveel vrouwen waren onder de in zonderlinge gewaden gehulde pas sagiers, die hem volgden, was dan ook alleen te verklaren uit het feit dat hun nieuwsgierig heid grooter was dan hun preutschheid. „Zijn jullie stapelgek! Ik ben de heelen avond niet aan dek geweest, zeg ik je! Laat me los! Ik zal me bij den kapitein beklagen.." „Als je zoo hard blijft schreeuwen, zal de ouwe gauw genoeg aan dek zijn!" zei een der matrozen. „De ouwe is aan dek," zei de kapitein met onnatuurlijke kalmte, en trad naar voren. „Wat is dat nou weer?" Er viel een stilte. De matrozen namen de ver schillende ledematen, die zij omknelden, stevi ger vast en wachtten af, met zonderlinge po gingen om het aannemen van de houding te combineeren met het veilig vasthouden van hun gevangene. Clim, naast den kapitein staande, zag van het slachtoffer niet anders dan zijn hoofd, een weinig fraai hoofd, dat werd bekroond door een reusachtige massa rood haar. De kapitein bekeek het hoofd met weerzin en wees op den achtersten van de drie matro zen, een langen mageren kerel, met een gezicht of hij zich permanent over het doen en laten van zijn medemenschen vroolijk maakte. „Jij daar!" zei de gezagvoerder, „wat is dat met dezen man?" De man in kwestie begon onverwacht weer te spartelen. „Laat me los!" gromde hij, „of ik zal het je dadelijk inpeperen!" De achterste matroos nam de spartelende beenen wat steviger onder zijn armen en fron ste de wenkbrauwen naar het slachtoffer: „Order van senor Alvarez, kapitein!" De kapitein deed zijn mond open, alsof hij iets wilde zeggen, bedacht zich, en bleef zwij gen. Dan richtte hij zich tot den gevangene: „Waarom bent u gearresteerd?" ,,'k Wou dat ik het wist!" zei de gevangene. „misschien weet senor Alvarez hetik hoop het," voegde hij er kwaadaardig aan toe. De kapitein bevond zich in een lastig parket. Hij begon ernstig te twijfelen aan de geestver mogens van zijn eersten stuurman, maar het zou zeer ontactisch zijn, daarvan in het open baar blijk te geven. „Breng hem in mijn hut!" zei hij tegen den matroos. „Twee van jullie houden daar een oogje op hem. terwijl de derde den tweeden stuurman wakker maakt om de plaats van se nor Alvarez op de brug in te nemen. Zeg dan aan senor Alvarez, bij mij te komen!" Hij wendde zich tot de schare passagiers: „Wilt u naar uw hutten teruggaan, de kwestie is binnen vijf minuten opgelost!" Hij glimlachte tegen de schare, doch de schare glimlachte niet terug. „Ik had, wij allen hadden, wel graag onzen bridgepartner terug," zei toen een dikke neer met vervaarlijke snorren. Hij was nog geheel gekleed. „Uw bridge-partner?" zei de kapitein, naar lucht snakkend. Hij begon zich af te vragen of hij misschien nog steeds in zijn bed lag, ten prooi aan een boozen droom. „Wij zaten met ons achten beneden te brid gen, in mijn hut," zei de dikke heer kalm. toen wij buiten een ontzaglijk rumoer hoorden. Deze heer hier deed de deur open en ging de gang op om te zien wat er aan het handje was. „En het eerste wat er gebeurt ls, dat drie matrozen me in mijn nek pakken en me naar boven sleepen!" besloot de roodharige jonge man. Kapitein Fernando de Gonsales had een groo ten hekel aan het vegen met zakdoeken, maar nu zag hij zich genoodzaakt, zijn zijden zakdoek onder het pistool in zijn jasje uit te delven en er zijn voorhoofd mede af te wisschen. „Ik begrijp het alik begrijp het al!" zei hij, een klein misverstandlaat dezen heer los en breng hem naar mijn hutlaat dan senor Alvarez bij mij komen! Het zal in twee minuten zijn opgelost," voegde hij er aan toe, „ik zal...." (Wordt vervolgdJ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 3