±1 Voorgesteld contract een bron van moeilijkheden m Neêrlands tweede ski-Zondag ropenliefde Pleidooi voor sterke diocesane bonden Sportsnippers Elfstedentocht als sportieve prestatie in gevaar R.K.L. V.B.-secretaris oordeelt: JAN BOON WINT OP DEN D0NDERBERG MAANDAG 5 FEBRUARI 1940 Geen plaats voor experimenten Diocesaan lidmaatschap Noodeloos ingewikkeld Reorganïsatierapport in Limburg Voorzitter sceptisch tegenover het meerderheidsvoorstel WIELRENNEN SOMERS-v. d. BROEK LEIDEN IN ANTWERPEN De stand der Sixdays van Zondagnacht SKISPORT In de Drunensche duinen Wedstrijden bij Venray Door Charles Bruce IT DE S PORT VVÉ OHT^ Men moet in de geschiedenis van de katholieke voetbalbeweging in ons land teruggaan tot de oprichting van de diocesane bonden en de ont wikkeling daarvan kennen, indien men zich een juist oordeel wil vor men over het vraagstuk der reorga nisatie, dat thans weer de gemoe deren bezig houdt. Een vraagstuk, dat in het verleden reeds meer malen aan de orde werd gesteld. Toen namelijk door den groei der diocesane bonden voor de sterkere vereenigingen compe tities gevormd moesten worden, welke zich over meer dan een diocees uitstrekten, is de strijd over een sterke landelijke organisatie ont brand. De vereenigingen, die in deze zooge naamde federatieve competities speelden, vroe gen en terecht om medezeggenschap. Zij kregen die aanvankelijk door de vorming van een technische sectie in de R.K.F. aan het hoofd waarvan een door de vereenigingen ge. kozen bestuur stond. Zij kregen die naderhand in veel grootere mate door de oprichting van den huidigen I.V.C.B. Dit rechtspersoonlijk heid bezittend lichaam, met kerkelijk en ko ninklijk goedgekeurde statuten en met grooter bevoegdheden toegerust dan de technische sec tie, verkreeg zelfstandigheid en zelfbeschik kingsrecht op dat terrein van de katholieke voetbalbeweging, waarop zich de werkzaam heden der technische sectie bewogen. De ver eenigingen kregen wat zij wenschten: een wet gevende algemeene vergadering. Daarmede was de beweging ook naar boven afgebouwd en een logisch geheel verkregen. De diocesane bonden met htm kringen of distric ten verzorgen het lagere voetbal (bijna 1600 elftallen), alsmede het jeugdvoetbal (omvatten de ruim 15000 jun.) zij waken bovendien voor de godsdienstige, zedelijke en cultureele belan gen van alle leden; de interdiocesane bond kon zich ongestoord wijden aan de perfectionnee- ring van het landelijke voetbal (bijna 300 elf tallen) en de federatie was daar om de meer algemeene belangen te behartigen. Unaniem was men van oordeel, dat de federatie door mede te werken aan de stichting van den interdiocesanen voetbal bond zoo ver gegaan was, als zij maar eenigszins gaan kon. Algemeen was men het er over eens, dat de stichting van een na- tionalen bond, als centrale van de katho lieke voetbalbeweging, niet te verdedigen was. En terecht. Geen bondsoverheersching Elk onderdeel van onze katholieke voetbal beweging moet op zijn terrein het te dienen belang brengt zulks mede volledig zelfstan dig zijn en blijven. Elke overheersching van een bond over een anderen zal funest blijken. Daar uit volgt evenwel de noodzakelijkheid van een zuivere afbakening van ieders werkterrein. Zijn de onderlinge verhoudingen eenmaal nauw. keurig geregeld, dan kan in onderlinge samen werking aan den uitbouw en de verdere ont wikkeling van de beweging rustig worden voortgewerkt. De leiding van de landelijke organisatie moet dan evenwel in de diocesane bondsbesturen niet meer zien colleges die per sé een rem- menden invloed willen uitoefenen op de ont wikkeling van het landelijk voetbal, maar in stanties, die, voor zoover het met de belangen van de organisatie die zjj dienen in overeen stemming is te brengen, gaarne bereid zijn tot het verleenen van medewerking. Niet steeds echter worden door de diocesane besturen genomen besluiten aldus opgevat.. De leiding van het nationale apparaat moet er zich weer bewust van worden, dat dit zijn ontstaan uitsluitend dankt aan het feit dat «r nu eenmaal een instantie moet zijn ter rege ling van de interdiocesane competitie, welke begrijpelijkerwijze hoofdzakelijk ingesteld is, en In onze reeks artikelen over de. reorganisatie, waarin verschillende persoonlijkheden uit de katholie ke voetbalbeweging hun meening gaven over het reorganisatierap port, brengen we thans een bijdra ge van den heer L'. H. Beurskens, secretaris-penningmeester van den R.K.L.V.B., die als lid der reorga nisatiecommissie zijn minderheids rapport indiende. De heer Beurs kens gaat in dit artikel nader in op de richtlijnen welke hij in zijn rap port heeft neergelegd. ook alleen dient te zijn, op verhooging der spel. kwaliteit, doelmatiger functionneering der competitieregeling en andere vraagstukken van technisch organisatorischen aard. Ik onder schrijf volledig de noodzakelijkheid daarvan, omdat een krachtige landelijke leiding voor de organisatie van het zoogenaamde hoogere voet bal van groot belang is te achten. Ik -denk er daarom niet aan mee te gaan met hen die voorstanders zijn van decentrali satie in de landelijke leiding. Doch evenmin kan ik meegaan met hen die een landelijke or ganisatie willen uitrusten met bevoegdheden, waardoor deze geleidelijk aan de regeling in handen zou krijgen van practisch alles wat zich om het gebied van de sport beweegt. De voorstanders daarvan hebben uit het oog verloren, dat de katholieke voetbalbonden er in de eerste plaats voor te zorgen hel:ben, dat de godsdienstig-zedelijke en cultureele belangen van haar leden gewaarborgd zijn. De verzorging daarvan kan uitsluitend berusten bij de dioce sane bonden, omdat eigen landaard en eigen opvattingen daarbij een groote, overwegende rol spelen en daarbij rekening moet gehouden worden met de voorschriften voor het man nelijk jeugdwerk, welke in elk diocees anders zijn. Daarom dienen alle leden-voetballers in eer ste instantie lid te zijn van den diocesanen bond en kan er nimmer in berust worden, da„ het dubbel lidmaatschap voor spelers, die in de lan delijke competities spelen, komt te vervallen. Krachtige diocesane bonden zijn een ver- eischte voor een behoorlijke ontwikkeling van de landelijke organisatie. Elke landelijke leiding, die met de werkelijkheid rekening houdt zal dat moeten erkennen en zou al leen reeds uit eigen belang elke verzwakking van die bonden niet fhoeten wenschen; in tegendeel het moeten waardeeren, dat in die bonden een groote activiteit wordt ontplooid welke toch ook haar ten goede komt. Massa-promotie en uitbreiding van het getal klassen der landelijke competities zijn dan ook zaken van zoodanig belang, dat het recht om daarin een woord mee te spreken den diocesa nen bonden niet kan worden ontzegd. De be voegdheid om daarover te beslissen heb ik in het minderheidsrapport in handen gelegd van een bondsraad, doch het zou mij niet verwon deren, indien er diocesane besturen zouden zijn, die zelfs zoover niet zouden willen gaan en zich op het standpunt zouden stellen, dat dit een aangelegenheid moet worden, welke langs den weg van overleg en overeenkomst met de lande lijke organisatie dient te worden geregeld. De bezwaren die ik heb tegen het voorstel van de meerderheid der commissie zal ik, voor zoo ver deze uit het voorgaande niet blijken, niet herhalen. Deze zijn in het minderheids-rapport voldoende aangetoond. Alleen wil ik er nogmaals op wijzen, dat het voorgestelde contract een bron van moeilijkhe den zal worden; dat de gemengde bondsvergade ring geen waarborgen biedt en de technische vergadering de clubs niet zal bevredigen. Voor diocesane inmenging wij herhalen dat in zaken tot het terrein van de landelijke organisa tie behoorend, bestaat bovendien geen grond. Geen der bonden is daarmee gebaat; het kan hoogstens tot nieuwe verwikkelingen leiden. Men praat zoo graag van verandering van den geest in de beweging. Men betoogt dat er meer saamhoorigheid, meer eenheid, betere samen werking en elkaar begrijpen moet komen. Aan wie de schuld, dat deze waarden geleden hebben. Ik schroom niet te zeggen, dat het de leiding gevende figuren in de beweging zijn geweest die door woord en geschrift bij herhaling hebben betoogd, dat de landelijke organisatie in haar ontwikkeling werd tegengewerkt en daardoor oorzaak is geworden, dat er thans zoo ge schermd wordt met gevormde tegenstellingen. Ware het grijpen naar de macht achter wege gebleven en had men (I.V.C.B.-R.K.F.) aan de conferentietafel gaan zitten, dan zou een beide partijen bevredigende regeling om trent ieders arbeidsterrein zeker reeds ge vonden kunnen zijn. Dit had trouwens geheel in de normale ont wikkeling gelegen, omdat bij de oprichting van den I.V.C.B. in 1932 duidelijk is gezegd, dat na opgedane ervaring de verhoudingen wellicht iets gewijzigd zouden moeten worden. Men heeft de kwestie waarom het gaat echter noodeloos ingewikkeld gemaakt. Wanneer men het drijven van enkelen terzijde stelt, dan gaat het toch in hoofdzaak om een overdracht van bevoegdheden van de R.K.F. naar de landelijke organisatie. Wanneer de leiding van dezen bond de bevoegdheid wenscht te hebben om wedstrij den vast te stellen voor zijn vertegenwoordigende elftallen tegen elftallen van andere bonden, na tionale of internationale, dan is dat geen over dreven eisch. Wanneer die bond zelfstandig wenscht te be slissen over de gerechtigdheid van spelers en over het aannemen van scheidsrechters, dan is dat volkomen terecht. Zoo zijn er nog enkele zaken, waarvan de behartiging zonder bezwaar aan de landelijke organisatie overgedragen kan worden. Men geve den landelijken bond derhalve de bevoegdheden welke hij noodig heeft om een be hoorlijke organisatie van het landelijk voetbal mogelijk te maken. Daarnaast echter zorge men ervoor, dat de zelfstandigheid der diocesane bonden ongerept blijft en een behoorlijke verzorging van de alge meene belangen gewaarborgd blijft. In het minderheidsrapport is in de eerste plaats om een behoorlijke verzorging dier belan gen te verzekeren en in de tweede plaats ter ver krijging van een grootere eenheid door samen smelting van de beide landelijke organisaties, een in de plaats van de R.K.F. tredende instan tie die bondsraad genoemd werd, voorzien. Of de landelijke organisatie in de toekomst zich als R.K.N.V.B. moet aandienen en of de in stantie die ik ter bescherming van de algemeene belangen „bondsraad" gedoopt heb, wat samen stelling en naam betreft het juiste instituut is om de taak van de R.K.F. over te nemeft, is een zaak die nader bezien kan worden. De oplossing zal echter in deze richting ge zocht moeten worden. L. H. BEURSKENS Secretaris-penningm. R.K.L.V.B. Zaterdag vergaderden te Maastricht de be stuursleden van de R.K.L.V.B.-kringen, teneinde te beraadslagen over het reorganisatie-rapport. In zijn rede over de totstandkoming van net rapport, verklaarde de voorzitter de heer A. H. Kockelmans: Na heel wat werk kwam men tenslotte tot het tegenwoordige meerderheidsvoorstel, dat te beschouwen is als een eerlijke poging, om de kans op conflicten aanzienlijk te verminderen en den grooten vereenigingen het maximum van medezeggenschap te geven, dat in de gegeven omstandigheden mogelijk was, terwijl daarnaast de diocesane bonden hun autonomie behielden, Achteraf is gebleken, aldus spr., dat in krin gen van den I.V.CB. over het reorganisatie voorstel gesproken is, alsof er niets afgesproken is. Daarom, besloot sptr., ben ik sceptisch gaan staan tegenover het meerderheids voorstel, waarover hij zijn eindoordeel voor- loopig zal opschorten. Zondagnacht om 2 uur wos de stand in de Antwerpsche Zesdaagsche als volgt: 1. Somersv. d. Broek met 19 p.; op 1 ronde 2. Nayev. Simaeys met 46 pnt.; 3 Deneef Huijs met 44 pnt.; 4. S. en R. Maes met 13 pnt.; op 2 ronden 5. ScherensBruneel met 89 pnt.; 6. Sc hult eBoeien met 47 pnt.; 7 Sey- naeve—Michaux met 19 pnt.; op 3 ronden: 8. v. Vlietv. d. Voort met 39 pnt.; 9. Vissers Hendrickx met 4 pnt.; op 4 ronden 10. Bras- pennincxv. Amsterdam met 42 pnt.; op 8 ronden 11. DeelerqVandendriessche met 49 pnt.; op 9 ronden ClautierThyssen met 79 pnt.; op 16 ronden 13. CoolsMeerschaert met 47 pnt.; op 18 ronden 14. KintVlaemynck met 13 pnt. -4>-. t Nationale ski-wedstrijden zijn Zondag onder groote deelname en veel belangstelling te Velp gehouden. Een overzicht De Nederlandsche Ski Vereeniging organi seerde Zondagmiddag op het landgoed „Dart- heide" van den heer J. Smit op den Donderberg bij Leersum wedstrijden, waaraan meer dan tachtig loopers deelnamen. Er stond een slalom en een 5 K.M.-wedstrijd op het programma. Voor de slalom was een baan van 200 meter uitgezet met een hoogteverschil van 40 meter Bij den afstandswedstrijd over 500Q meter waren de tijden minder goed dan vorige week, omdat de sneeuw zeer slecht was geworden door den dooi, waardoor het stijgen zeer langzaam kon geschieden. Jan Boon werd ditmaal bij de heeren eerste in 25 min. 15 sec. met meer dan 1 minuut voor sprong op den Hilversummer Deyters. Bij de dames won Reina Pais uit Hilversum in een tijd, welke, de omstandigheden in aan merking genomen, zeker niet slecht mag wor den genoemd. De uitslagen luiden: Slalom heeren: 1. W. H. Mellema (Naarden) 24,6. 2. F. Hekking (Nijmegen) 25 sec. 3. F. Deyters (Hilversum) 26,3 sec. 4. G. Duif (Tiel) 26,4 sec. 5. H. de Lange (Utrecht) 26,5 sec. Slalom dames: 1. mevr. M. Stutterheim (Hil versum) 30,8 sec. 2. mej. R. van Bleyswijk Som beek (Amsterdam) 30,8 sec. na loting. 3. mej. A. Twijnstra (Bilthoven) 31,6 sec. 4. mej. N. Bunke (Zeist) 34,6 sec. 5. mej. J. Oosterman (Baam) 37 sec. Afstandswedstrijden 5 K.M. heeren: 1. Jan Boon (Den Haag) 25 min 15 sec. 2. F. Deyters (Hilversum) 26 min. 20 sec. 3. E. F. Hekking (Nijmegen) 27 min. 10 sec. 4. S. Roentgen (Bilthoven) 27 min. 29 sec. Afstandswedstrijd 5 K.M. dames: 1. mej. R. L. Pais (Hilversum) 30 min. 56 sec. 2. mevr. L. A. van der Lee (Zeist) 32 min. 33 sec. 3. mej. R. van Bleyswijk Sombeek (Amsterdam) 33 min 28 sec. 4. mej. A. Labouchêre (Doorn) 33 min. 51 sec. 5. mej. A. Bom (Bussum) 35 min. 55 sec. Jongens tot 17 jaar 5 K.M.: 1. T. Donker (Am sterdam) 34 min. 13 sec. 2. J. W. Steengracht van Oostcapelle (De Bilt) 34 min. 29 sec. 3. G. Duif (Tiel) 34 min. 45 sec. Jongens slalom: 1. J. W. Steengracht van Oostcapelle (De Bilt) 40,9 sec. Meisjes 5 K.M.: 1. H. Taets van Amerongen (Zeist) 44 min. 21 sec. In de Drunensche duinen bij Udenhout wer den eveneens voor de tweede maal skiwedstrij den georganiseerd, welke, evenals die van een week geleden, buitengewoon goed geslaagd zijn. Helaas begon het in de middaguren te regenen, doch van veel invloed op de gemaakte tijden bleek dit niet te zijn. Er stond uitsluitend een estafettewedstrijd op het programma n.l. over 3x4 K.M., waaraan verschillende plaatselijke ploegen deelnamen. De beste tijd werd gemaakt door Vught A. met 1 uur 8 min. 10 sec. De heer L. van Wagenberg leverde de beste persoonlijke verrichting met een tijd van 20 min. 4 sec. over 4 K.M. Mej. S. van Zinnicq Bergmann was de snelste dame met een tijd van 24 min. 15 sec. De uitslagen luiden: 1. Vught A. met C. van Leeuwen, O. van Zin nicq Bergmann en E. van Zinnicq Bergmann, tijd 1 uur 8 min. 10 sec. 2, Vlijmen met mej. M. van Wagenberg, mej. S. van Zinnicq Bergmann en den heer L. van Wagenberg T uur 9 min. 4 sec. 3. 's-Hertogenbosch A. tijd 1 uur 10 min. 29 sec. met H. Vos, F. Woltering en dr. E. van Haeften. 4. Breda 1 uur 12 min. 35 sec. met mr. M. Bouwers, J. Hofland en mej. E. Koebben. 5. Vught B. met Jansen, mevr. Jansen en H. Mens 1 uur 13 min. 3 sec. 6. 's-Hertogenbosch B. 1 uur 16 min. 23 sec. met J. ter Voort, J. van Swaay en F. Rits. Bij Kraantje Lek Ook bij Kraantje Lek zijn nog skiwedstrijden gehouden. De slalom was uitgezet over 275 me ter met een zestal poortjes. Bij de heeren was Rhodius de snelste, gevolgd door Verrijn Stuart. Mej. van Amerongen werd eerste bij de da mes, terwijl mej. Rosenbach zich als tweede plaatste. De afstandswedstrijd was uitgezet op een traject van Zandvoort naar Kraantje Lek ter lengte van ongeveer 5 K.M. Ook hier zege vierde Rhodius, gevolgd door jhr. Berg. Mej. Hartman eindigde als eerste bij de dames. De uitslagen luiden: Slalom voor dames: 1. Mej. van Amerongen (Amsterdam) 40,5 sec.; 2. mej. Rosenbach (Am sterdam) 43.5 sec.; 3. Jkv. de Beaufort (Am sterdam) 45 sec. Slalom voor heeren: 1. Rhodius (Heemstede) 26.2 sec.; 2. Verrijn Stuart (Santpoort) 27.2 sec.; 3. Barnie (Overveen) 28 sec. 5000 meter voor dames: 1. Mej. Hartman (Den Haag) 31 min. 35 sec.; 2. mej. van Amerongen (Amsterdam) 39 min. 9 sec.; 3. mej. Rosenbach (Amsterdam) 41 min 5 sec. 5000 meter voor heeren: 1. Rhodius (Heem stede) 29 min. 15 sec.; 2. jhr. Berg (A'dam) 31 min. 10 sec.; 3. Fry (Amsterdam) 32 min. 16 sec. De heer Kolff (Wassenaar) maakte een tijd van 28 min. 57 sec., doch moest wegens een par- coursfout gediskwalificeerd worden. Een skiwedstrijd in de Boschhuizerbergen bij Venray is maar gedeeltelijk geslaagd, omdat het in de middaguren is gaan regenen en 'n 5 K.M. wedstrijd geen doorgang kon vinden. Over 3.5 K.M. werd mevr. Straasheim uit Horst (L.) eer ste in 26 minuten. Bij de heeren werd J. van Hester (Venlo) winnaar in 16 min, 40 sec. over denzelfden afstand. Voor de eerste maal sinds het begin van den oorlog is Zondagmiddag op de winterbaan in de Fransche hoofdstad weer een programma met een belangrijke internationale deelneming afgewerkt.. Winnaar van den ploegwedstrijd over 100 K.M. werd de Fransche combinatie DiotWambst vóór de Belgen Aerts en Breus- kin. Derde werd het Italiaansche koppel Loat- tiDipaco. De militaire estafetteploeg 4 x 100 M. borst crawl, die op 11 Februari a.s. zal starten op de O. en O.-wedstrijden te Amersfoort bestaat uit: J. C. Scheffer, W. Geerling, S. T. Moolenaar en C. Hoving. De voorzitter van den Nederlandschen Boks- bond, de heer G. E. van der Werff Jr., heeft medegedeeld, dat het hem wenschelijk voor komt als voorzitter af te treden. Zooals reeds bekend is de heer van der Werff candidaat ge steld als voorzitter van de K. N. A. U. Te Gstaad in het Berner Oberland zijn de Zwitsersche skikampioenschappen gehouden. Heinz von Allmen bezette de eerste plaats en behaalde hiermede den titel van Zwitsersch kampioen 1940. De Elfstedentocht, welke in de afgeloopcn week verreden werd en qua wedstrijd aan vankelijk zulk een daverend succes be loofde te worden, is ook alweer niet vrij gebleven van de vreemde smetten, die een sportgebeurtenis van welken aard ook, nu eenmaal steeds bedreigen. En met deze smet bedoelen ive nu niet in de eerste p.aats de afspraak welke door de vijf win naars van dezen tocht werd gemaakt om tezamen door de finish te gaan, een af spraak overigens, waaraan men zich door een ongelukkigen samenloop van omstan digheden niet heeft gehouden. Tenslotte treft de blaam van deze onsportieve over eenkomst alleen de mannen die haar maak ten; zij treft in geen enkel opzicht den Elf stedentocht, zijn organisatoren of de sport m het algemeen. Meer critiek verdient de wijze waarop de gemiddelde Nederlandsche schaatsenrijder den Elfstedentocht heeft opgevat. Velen immers die in den langen winter met min of meer succes hun dagelijksche baantjes had den getrokken en daarna misschien een 50- K.M.-tocht hadden gemaakt, meenden nu plotseling, dat zij ook rijp waren om een Elfstedentocht te rijden. Zij hebben zich onverwijld opgegeven en gingen de gelede ren versterken van hen die zouden trachten de 200 K.M. door het Friesche landschap te maken. Het resultaat van den Elfstedentocht zegt al genoeg. Met den besten wil van de wereld heeft men tot op heden nog steeds geen 500 namen kunnen noteeren van menschen, die de finish te Leeuwarden bereikten; een feitdat voor ons boekdeelen spreekt. Nu willen we gaarne toegeven, dat de weersomstandigheden miserabel waren. De wind dien de rijders van Harlingen tot Bartelehiem tegen hadden was gewoonweg moordend en dat wreekt zich wanneer men reeds 150 Kilometer in de beenen heeft zitten, geducht. Maar deze hindernis en de sneeuw waren toch heusch niet de eenige redenen waarom zoo weinigen den tocht met redelijk succes hebben gereden. De allerbelangrijkste factor ivas wel het feit. dat zoovelen aan den tocht hebben willen deelnemen, die daar in geen enkel opzicht voor geschikt waren. We hebben menschen gesproken, die er zelf van overtuigd waren, dat zij den tocht niet zouden uitrijden en die dan ook afstapten, wanneer de pret er voor hen afwas. Wij kunnen dit waardeeren. Dat is tenminste een gezonde en royale opvatting van de sport en staat ver boven de onsportieve dwaasheid van zoovelen, die hun lichaam hebben afgebeuld tot zij niet meer konden. Zoo kwam er des avonds om 7 uur in Har lingen een jongeman aan, wiens vittte schoenen rood waren van het bloed dat de inspanning hem al had gekost, maar die desondanks verder wilde rijden. Gelukkig was er een dokter in de buurt die den on- verstandigen „sportheld" zijn schaatsen af nam en hem per trein naar Leeuwarden liet vertrekken. Maar hier heeft men dan toch te doen met één van de velen die een vloek zijn voor de sport. De mentaliteit van dit soort men schen bevat een rijken voedingsbodem voor zoo talrijke excessen, omdat voor dezulken de sport geen genoegen is, maar een zelf kwelling, omdat zij de inspanning boven de ontspanning stellen, omdat zij een sportieve prestatie willen misbruiken tot een volko men onsportief doel: een weddenschap, een opschepperijtje of wat ook. Maar niet alleen voor zichzelf en voor de sport hebben deze menschen veel ver knoeid; zij hebben ook de organisatoren van den Elfstedentocht voor groote moeilijk heden gesteld. Nu er in plaats van de 5, misschien 600 menschen die tot het vol brengen van dezen prestatietocht in staat waren, ruim 3000 aan den start verschenen, bracht dat voor de Elfstedencommissie on gekende moeilijkheden mee. Deze zijn wel degelijk van invloed geweest op den gang van zaken, ook al hebben de organisatoren zich op loffelijke wijze door vele niet alle moeilijkheden heengeslagen. Resumeerend willen wij er in het alge meen bij onze lezers op aandringen, zich nooit te leenen tot een*sportprestatie welke het lichaam meer schaadt dan baat, omdat men daarmede de sport schromelijk mis bruikt en haar in het oog van vele stijve harken een onverdiend slechten naam geeft. En tot de schaatsenrijders in het bijzonder willen we zeggen: Rijdt, rijdt zooveel ge kunt en zooveel ge wilt; rijdt tochten, al was het eiken ijsdag dien we in ons land beleven. Maar geeft u voor den Elfsteden tocht alleen dan op, wanneer ge weet dat uw lichaam en uw geest in staat zijn dezen monstertocht te volbrengenGe bewijst daar niet alleen uzelf een dienst mee, maar ook allen die oprecht hun best doen, om de sportieve waarde van den Elfstedentocht een gebeurtenis van internationale allure te behouden en op te voeren. 83 „Voorloopig althans. Laten we haar niet beroerder maken dan ze al is. Indien het wer kelijk ernstig is met Desmond, zal ze dat spoedig genoeg te weten komen. Dan zal ze nog kwade dagen genoeg krijgen. Kom Callaghan laten we het hierop houden. O ja, ze is zooveel als los loopend verpleegster. Ze zal hem dus behoorlijk kunnen oppassen, indien hij dat noodig mocht hebben. Zet haar maar flink aan het werk. Dat leidt af en voorkomt het noodeloos piekeren." „In orde, Temple. Het geschiede naar je wenschen. Ik zal even die spullen voor je in orde gaan maken en mijn handigsten verpleger waarschuwen, dat hij zich gereed moet maken." „Nog iets. Callanghan. Heb je er veel op tegen om naar mijn bungalow over te steker? Stella zal zich meer op haar gemak voelen, als ze weet, dat er een manspersoon thuis is. Je weet, hoe nerveus het kind nog is." „Natuurlijk. Eerlijk gezegd, dacht ik precies hetzelfde." Temple wandelde terug naar het tennisveld. Daar heerschte algemeene vroolijkheid onder de jongere assistenten en hun vandaag bijzon der op dreef zijnden jongen gast. Ze zaten allen in het tentje en deden zich te goed aan frissche dranken. Het was een tirailleeren met geestig heden en rake zetten, dat het lust was. Voor het eerst sinds haar aankomst was Stella in zoo'n buitengewone stemming. De uitvlucht van dezen morgen was voldoende geweest om de zorgen van haar weg te nemen. De dokter had gelijk gehad. Het narcoticum had zijn uitwer king niet gemist. Temple moest nog een stap verder gaan. Hij wist welk een groot risico er aan verbonden was. Doch zou het niet onver antwoordelijk zijn nu terug te krabbelen? Er was niets aan te doen. Hij bleef overtuigd, dat hij zijn uiterste best gedaan had, om haar er boven op te krijgen. „Vooruit Temple," sprak hij tegen zichzelf. „Nog een paar flinke happen en de zure appel is binnen." Hij mengde zich in het gesprek. „Wat een herriemakers," riep hij lachend. „O, Jim wat doe je me schrikken," zei Stella uitgelaten. „Waar heb je al dien tijd gezeten? Het zijn hier zulke schrokkebrokken, dat er wel niets meer voor je over zal zijn. Arme jongen, stel je hier dan maar mee tevreden," zei ze en ze gaf hem een hartelijken zoen. „Zoo zijn de vrouwen," zei Temple. „De koekjes peuzelen ze op en dan geven ze een ander zoetigheidje om je schadeloos te stellen. Maar ik ben al tevree met een behoorlijke whisky. Het wordt tijd, dat jullie allemaal oprukken, als je tenminste niet door de duivel- sche muskieten wilt worden opgegeten. Pang, die is er weer geweest. Maar voordat jullie gaat, heb ik je nog groot nieuws mede te deelen., Dames en heeren! Vul de glazen! Mr. Desmond Carruthers, bestuurder van het Salong district, is op weg naar de kust. Een ontelbare massa gevangenen sleept hij achter zich mee. Laat ons klinken op den moedigen en kundigen land genoot. Daar gaat hijAve Caesar!" De jonge planters stemden allen in koor met hem in. Maar hoe scherp hij ook luisterde, geen woord uit Stella's mond drong tot hem door, Temple ging verder. „Ik trek hem natuurlijk ter begroeting tegemoet. Ik wil de eerste zijn om den lauwer krans op zijn slapen te drukken. We zullen van de gelegenheid gebruik maken om daar alvast een goede flesch op zijn gezondheid den hals af te slaan. Nu, Stella, zouden we er niet eens aan denken naar huis te gaan? Goeden avond, samen. Ik ben hoogstens een dag of drie weg- Reken er op met je luilakken. Ik ken jullie, knapen." Jim en Stella stapten, onder een algemeen en opgewekt „Goeden avond, sir, Goeden avond, miss Temple," op. De avondwind streek koel langs hen heen. Voor hen uit zagen ze de lich ten van de bungalow, als bakens op zee. Temple voelde, dat Stella zenuwachtig haar vingers op zijn arm liet rusten. Hij wachtte het geschikte oogenblik af om een gesprek te beginnen en wat commentaar te geven op zijn luidruchtige mededeeling. Hij was blij, dat het ondertus- schen donker was geworden. De vlugge val van de nachtdonkerte, die in de tropen voorafgegaan wordt door een schemering, die opkomt en ver dwijnt voor men er erg in heeft, speelde schit terend. in zijn kaart. Toch voelde hij wel, dat hij ten slotte de stilte zou moeten verbreken. „Je bent er niet zoo enthousiast over, als ik vermoedde, kleintje," zei hij, terwijl hij strak voor zich uitkeek. Een snik, een zucht en toen een bevende stem. „Jim, het lijkt wel een wonder. Bij al die jongens kon ik geen woord uitbrengen. Ik vreesde ieder oogenblik, dat ik het uit zou schreeuwen van vreugde." Ze omklemde nu zijn arm, als een schroef en zocht naar zijn gezicht. „Het is toch allemaal waar, Jim? Hij is toch werkelijk gezond en in veiligheid en niet ge wond en niet gevangen?" „Natuurlijk, lieve kind. Waarom vraag je dat allermal." „Ik weet het zelf niet. Ik begon ineens te twijfelen, te vreezen. Ik had vanmiddag weer dat verschrikkelijke voorgevoel, dat er toch iets vreeselijks met Desmond was geschied. Voor gevoel, ja dat is het echte woord. Je weet wel, zoo'n gewaarwording, die je niet onder woorden brengen kunt, die geen enkele reden van be staan heeft eigenlijk, maar die in je opkomt, als een herinnering aan feiten uit het verste verleden. Die zich aandient als een kennis, die je sinds lang niet hebt ontmoet en eigenlijk erg ongelegen komt. Ik voelde me, alsof iemand me was komen zeggen, dat er iets niet in den haak was met Desmond en toen jij dat geheel kwam loochenen, toen was het aanvankelijk, alsof die bode het slechte nieuws nog eens kwam herhalen. Maar als je het zegt, zal het wel waar zijn. Zeker waar, hé Jim?" „Zoo zeker als een huis, missy." „Hoe lang zal het duren denk je, voordat.... voordat jullie terug zijn?" „Dan kan ik je niet zeggen. Waarschijnlijk niet meer dan twee of drie dagen. Je begrijpt, dat hij niet hard opschiet met heel dien nasleep van gevangenen. Maar ik neem in ieder geval wat jagers mee, zoodat ik mijn tijd goed be steden zal. We zullen voor bijzonder fijn wild braad zorgen aan den feestdisch. D'r loopt me al maanden een buffel te vervelen. Ik heb hem al twee keer achterna gezeten. Ik zou dat kereltje toch wel eens klein willen krijgen. Je vindt het toch niet erg, dat we je een paar dagen in den steek laten, zusje? Ik heb weer dat onrustig gevoel, dat ik niet anders ver drijven kan, dan door er een paar dagen op uit te trekken. Dat komt op gezette tijden by me terug. En toevallig treft het nu heeriyk samen, dat ik onderweg Carruthers zal ontmoeten om hem alvast een hand te drukken met zpn over winning." „Natuuriyk vind ik het niet erg. Het zal je goed doen om hier eens uit al die soesa weg te zijn. We hebben ineens gelegenheid om je jagerslatijn te toetsen aan je bekwaamheden. Het zal me benieuwen wat voor vleesch jü ons zult voorzetten aan het overwinningsdiner. Je hebt het zwaar te verantwoorden gehad door al mijn onhandigheid, nietwaar Jim? Ben je niet boos meer op me? Ik verwyt me telkens, dat ik eigenlijk een heel stout kind geweest ben, dat jou, en Desmond, en het land zelfs den grootsten last heeft bezorgd." „Och," zei Temple, ,,'t Is nu eenmaal 'n niet te loochenen feit, dat we hier de laatste twintig jaren, toen we vrij bleven van belangstellende zusters, zoo goed als geen narigheden hebben gekend. Toch moet ik tot jouw teleurstelling wellicht meedeelen, dat het minder aan jou, dan aan je komst heeft gelegen. Ik geloof, dat elke blanke vrouw kans geloopen zou hebben, door dien Ansokol te worden opgelicht. Al boek jij natuurlijk de voldoening.dat jou de eer is te beurt gevallen die achteraf wel avon tuurlijk maar wonderlijk goed verloopen sensa tie te hebben meegemaakt. Je zult van het najaar furore maken in de society. Natuurlijk word je aan het hof voorgesteld." „Zou je denken, Jim?" vroeg Stella, zeer vergeefiyk even gloeiend van vreugde. „Natuurlijk," zei Jim, die het maar wat heer lijk vond, dat zijn zuster na al die narigheid der laatste week zoo heerlijk was opgeknapt. „Maar op een voorwaarde?" „Die is?" „Dat je me een handje helpt met inpakken. O ja, ik heb Dr. Callaghan gevraagd, of hy zoo lang bij ons wil komen slapen." „O, Jim, wat ben je toch altijd bezorgd om me," zei Stella. Ze bleef even staan en gaf haar broer een zoen. Jim voelde zich als een broertje dat een koekje krijgt voor een opstel, dat zfjn zusje van hem heeft overgeschreven. AWo-rdt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 10