±1
Voorgesteld contract een bron
van moeilijkheden
m
Neêrlands tweede ski-Zondag
ropenliefde
Pleidooi voor sterke
diocesane bonden
Sportsnippers
Elfstedentocht als
sportieve prestatie
in gevaar
R.K.L. V.B.-secretaris oordeelt:
JAN BOON WINT OP DEN
D0NDERBERG
MAANDAG 5 FEBRUARI 1940
Geen plaats voor
experimenten
Diocesaan lidmaatschap
Noodeloos ingewikkeld
Reorganïsatierapport
in Limburg
Voorzitter sceptisch tegenover
het meerderheidsvoorstel
WIELRENNEN
SOMERS-v. d. BROEK LEIDEN
IN ANTWERPEN
De stand der Sixdays van
Zondagnacht
SKISPORT
In de Drunensche duinen
Wedstrijden bij Venray
Door Charles Bruce
IT DE S PORT VVÉ
OHT^
Men moet in de geschiedenis van
de katholieke voetbalbeweging in
ons land teruggaan tot de oprichting
van de diocesane bonden en de ont
wikkeling daarvan kennen, indien
men zich een juist oordeel wil vor
men over het vraagstuk der reorga
nisatie, dat thans weer de gemoe
deren bezig houdt. Een vraagstuk,
dat in het verleden reeds meer
malen aan de orde werd gesteld.
Toen namelijk door den groei der diocesane
bonden voor de sterkere vereenigingen compe
tities gevormd moesten worden, welke zich over
meer dan een diocees uitstrekten, is de strijd
over een sterke landelijke organisatie ont
brand. De vereenigingen, die in deze zooge
naamde federatieve competities speelden, vroe
gen en terecht om medezeggenschap. Zij
kregen die aanvankelijk door de vorming van
een technische sectie in de R.K.F. aan het
hoofd waarvan een door de vereenigingen ge.
kozen bestuur stond. Zij kregen die naderhand
in veel grootere mate door de oprichting van
den huidigen I.V.C.B. Dit rechtspersoonlijk
heid bezittend lichaam, met kerkelijk en ko
ninklijk goedgekeurde statuten en met grooter
bevoegdheden toegerust dan de technische sec
tie, verkreeg zelfstandigheid en zelfbeschik
kingsrecht op dat terrein van de katholieke
voetbalbeweging, waarop zich de werkzaam
heden der technische sectie bewogen. De ver
eenigingen kregen wat zij wenschten: een wet
gevende algemeene vergadering.
Daarmede was de beweging ook naar boven
afgebouwd en een logisch geheel verkregen. De
diocesane bonden met htm kringen of distric
ten verzorgen het lagere voetbal (bijna 1600
elftallen), alsmede het jeugdvoetbal (omvatten
de ruim 15000 jun.) zij waken bovendien voor
de godsdienstige, zedelijke en cultureele belan
gen van alle leden; de interdiocesane bond kon
zich ongestoord wijden aan de perfectionnee-
ring van het landelijke voetbal (bijna 300 elf
tallen) en de federatie was daar om de meer
algemeene belangen te behartigen.
Unaniem was men van oordeel, dat de
federatie door mede te werken aan de
stichting van den interdiocesanen voetbal
bond zoo ver gegaan was, als zij maar
eenigszins gaan kon. Algemeen was men het
er over eens, dat de stichting van een na-
tionalen bond, als centrale van de katho
lieke voetbalbeweging, niet te verdedigen
was. En terecht.
Geen bondsoverheersching
Elk onderdeel van onze katholieke voetbal
beweging moet op zijn terrein het te dienen
belang brengt zulks mede volledig zelfstan
dig zijn en blijven. Elke overheersching van een
bond over een anderen zal funest blijken. Daar
uit volgt evenwel de noodzakelijkheid van een
zuivere afbakening van ieders werkterrein. Zijn
de onderlinge verhoudingen eenmaal nauw.
keurig geregeld, dan kan in onderlinge samen
werking aan den uitbouw en de verdere ont
wikkeling van de beweging rustig worden
voortgewerkt.
De leiding van de landelijke organisatie moet
dan evenwel in de diocesane bondsbesturen
niet meer zien colleges die per sé een rem-
menden invloed willen uitoefenen op de ont
wikkeling van het landelijk voetbal, maar in
stanties, die, voor zoover het met de belangen
van de organisatie die zjj dienen in overeen
stemming is te brengen, gaarne bereid zijn tot
het verleenen van medewerking.
Niet steeds echter worden door de diocesane
besturen genomen besluiten aldus opgevat..
De leiding van het nationale apparaat moet
er zich weer bewust van worden, dat dit zijn
ontstaan uitsluitend dankt aan het feit dat «r
nu eenmaal een instantie moet zijn ter rege
ling van de interdiocesane competitie, welke
begrijpelijkerwijze hoofdzakelijk ingesteld is, en
In onze reeks artikelen over de.
reorganisatie, waarin verschillende
persoonlijkheden uit de katholie
ke voetbalbeweging hun meening
gaven over het reorganisatierap
port, brengen we thans een bijdra
ge van den heer L'. H. Beurskens,
secretaris-penningmeester van den
R.K.L.V.B., die als lid der reorga
nisatiecommissie zijn minderheids
rapport indiende. De heer Beurs
kens gaat in dit artikel nader in op
de richtlijnen welke hij in zijn rap
port heeft neergelegd.
ook alleen dient te zijn, op verhooging der spel.
kwaliteit, doelmatiger functionneering der
competitieregeling en andere vraagstukken van
technisch organisatorischen aard. Ik onder
schrijf volledig de noodzakelijkheid daarvan,
omdat een krachtige landelijke leiding voor de
organisatie van het zoogenaamde hoogere voet
bal van groot belang is te achten.
Ik -denk er daarom niet aan mee te gaan
met hen die voorstanders zijn van decentrali
satie in de landelijke leiding. Doch evenmin
kan ik meegaan met hen die een landelijke or
ganisatie willen uitrusten met bevoegdheden,
waardoor deze geleidelijk aan de regeling in
handen zou krijgen van practisch alles wat zich
om het gebied van de sport beweegt.
De voorstanders daarvan hebben uit het oog
verloren, dat de katholieke voetbalbonden er in
de eerste plaats voor te zorgen hel:ben, dat de
godsdienstig-zedelijke en cultureele belangen
van haar leden gewaarborgd zijn. De verzorging
daarvan kan uitsluitend berusten bij de dioce
sane bonden, omdat eigen landaard en eigen
opvattingen daarbij een groote, overwegende
rol spelen en daarbij rekening moet gehouden
worden met de voorschriften voor het man
nelijk jeugdwerk, welke in elk diocees anders
zijn.
Daarom dienen alle leden-voetballers in eer
ste instantie lid te zijn van den diocesanen bond
en kan er nimmer in berust worden, da„ het
dubbel lidmaatschap voor spelers, die in de lan
delijke competities spelen, komt te vervallen.
Krachtige diocesane bonden zijn een ver-
eischte voor een behoorlijke ontwikkeling
van de landelijke organisatie. Elke landelijke
leiding, die met de werkelijkheid rekening
houdt zal dat moeten erkennen en zou al
leen reeds uit eigen belang elke verzwakking
van die bonden niet fhoeten wenschen; in
tegendeel het moeten waardeeren, dat in die
bonden een groote activiteit wordt ontplooid
welke toch ook haar ten goede komt.
Massa-promotie en uitbreiding van het getal
klassen der landelijke competities zijn dan ook
zaken van zoodanig belang, dat het recht om
daarin een woord mee te spreken den diocesa
nen bonden niet kan worden ontzegd. De be
voegdheid om daarover te beslissen heb ik in
het minderheidsrapport in handen gelegd van
een bondsraad, doch het zou mij niet verwon
deren, indien er diocesane besturen zouden zijn,
die zelfs zoover niet zouden willen gaan en zich
op het standpunt zouden stellen, dat dit een
aangelegenheid moet worden, welke langs den
weg van overleg en overeenkomst met de lande
lijke organisatie dient te worden geregeld.
De bezwaren die ik heb tegen het voorstel van
de meerderheid der commissie zal ik, voor zoo
ver deze uit het voorgaande niet blijken, niet
herhalen. Deze zijn in het minderheids-rapport
voldoende aangetoond.
Alleen wil ik er nogmaals op wijzen, dat het
voorgestelde contract een bron van moeilijkhe
den zal worden; dat de gemengde bondsvergade
ring geen waarborgen biedt en de technische
vergadering de clubs niet zal bevredigen. Voor
diocesane inmenging wij herhalen dat in
zaken tot het terrein van de landelijke organisa
tie behoorend, bestaat bovendien geen grond.
Geen der bonden is daarmee gebaat; het kan
hoogstens tot nieuwe verwikkelingen leiden.
Men praat zoo graag van verandering van den
geest in de beweging. Men betoogt dat er meer
saamhoorigheid, meer eenheid, betere samen
werking en elkaar begrijpen moet komen. Aan
wie de schuld, dat deze waarden geleden hebben.
Ik schroom niet te zeggen, dat het de leiding
gevende figuren in de beweging zijn geweest die
door woord en geschrift bij herhaling hebben
betoogd, dat de landelijke organisatie in haar
ontwikkeling werd tegengewerkt en daardoor
oorzaak is geworden, dat er thans zoo ge
schermd wordt met gevormde tegenstellingen.
Ware het grijpen naar de macht achter
wege gebleven en had men (I.V.C.B.-R.K.F.)
aan de conferentietafel gaan zitten, dan zou
een beide partijen bevredigende regeling om
trent ieders arbeidsterrein zeker reeds ge
vonden kunnen zijn.
Dit had trouwens geheel in de normale ont
wikkeling gelegen, omdat bij de oprichting van
den I.V.C.B. in 1932 duidelijk is gezegd, dat na
opgedane ervaring de verhoudingen wellicht
iets gewijzigd zouden moeten worden.
Men heeft de kwestie waarom het gaat echter
noodeloos ingewikkeld gemaakt. Wanneer men
het drijven van enkelen terzijde stelt, dan gaat
het toch in hoofdzaak om een overdracht van
bevoegdheden van de R.K.F. naar de landelijke
organisatie. Wanneer de leiding van dezen bond
de bevoegdheid wenscht te hebben om wedstrij
den vast te stellen voor zijn vertegenwoordigende
elftallen tegen elftallen van andere bonden, na
tionale of internationale, dan is dat geen over
dreven eisch.
Wanneer die bond zelfstandig wenscht te be
slissen over de gerechtigdheid van spelers en over
het aannemen van scheidsrechters, dan is dat
volkomen terecht. Zoo zijn er nog enkele zaken,
waarvan de behartiging zonder bezwaar aan de
landelijke organisatie overgedragen kan worden.
Men geve den landelijken bond derhalve de
bevoegdheden welke hij noodig heeft om een be
hoorlijke organisatie van het landelijk voetbal
mogelijk te maken.
Daarnaast echter zorge men ervoor, dat de
zelfstandigheid der diocesane bonden ongerept
blijft en een behoorlijke verzorging van de alge
meene belangen gewaarborgd blijft.
In het minderheidsrapport is in de eerste
plaats om een behoorlijke verzorging dier belan
gen te verzekeren en in de tweede plaats ter ver
krijging van een grootere eenheid door samen
smelting van de beide landelijke organisaties,
een in de plaats van de R.K.F. tredende instan
tie die bondsraad genoemd werd, voorzien.
Of de landelijke organisatie in de toekomst
zich als R.K.N.V.B. moet aandienen en of de in
stantie die ik ter bescherming van de algemeene
belangen „bondsraad" gedoopt heb, wat samen
stelling en naam betreft het juiste instituut is
om de taak van de R.K.F. over te nemeft, is een
zaak die nader bezien kan worden.
De oplossing zal echter in deze richting ge
zocht moeten worden.
L. H. BEURSKENS
Secretaris-penningm. R.K.L.V.B.
Zaterdag vergaderden te Maastricht de be
stuursleden van de R.K.L.V.B.-kringen, teneinde
te beraadslagen over het reorganisatie-rapport.
In zijn rede over de totstandkoming van net
rapport, verklaarde de voorzitter de heer A. H.
Kockelmans:
Na heel wat werk kwam men tenslotte tot
het tegenwoordige meerderheidsvoorstel, dat te
beschouwen is als een eerlijke poging, om de
kans op conflicten aanzienlijk te verminderen
en den grooten vereenigingen het maximum van
medezeggenschap te geven, dat in de gegeven
omstandigheden mogelijk was, terwijl daarnaast
de diocesane bonden hun autonomie behielden,
Achteraf is gebleken, aldus spr., dat in krin
gen van den I.V.CB. over het reorganisatie
voorstel gesproken is, alsof er niets afgesproken
is.
Daarom, besloot sptr., ben ik sceptisch
gaan staan tegenover het meerderheids
voorstel, waarover hij zijn eindoordeel voor-
loopig zal opschorten.
Zondagnacht om 2 uur wos de stand in de
Antwerpsche Zesdaagsche als volgt:
1. Somersv. d. Broek met 19 p.; op 1 ronde
2. Nayev. Simaeys met 46 pnt.; 3 Deneef
Huijs met 44 pnt.; 4. S. en R. Maes met 13
pnt.; op 2 ronden 5. ScherensBruneel met 89
pnt.; 6. Sc hult eBoeien met 47 pnt.; 7 Sey-
naeve—Michaux met 19 pnt.; op 3 ronden: 8.
v. Vlietv. d. Voort met 39 pnt.; 9. Vissers
Hendrickx met 4 pnt.; op 4 ronden 10. Bras-
pennincxv. Amsterdam met 42 pnt.; op 8
ronden 11. DeelerqVandendriessche met 49
pnt.; op 9 ronden ClautierThyssen met 79
pnt.; op 16 ronden 13. CoolsMeerschaert met
47 pnt.; op 18 ronden 14. KintVlaemynck
met 13 pnt.
-4>-.
t
Nationale ski-wedstrijden zijn Zondag onder groote deelname en veel belangstelling
te Velp gehouden. Een overzicht
De Nederlandsche Ski Vereeniging organi
seerde Zondagmiddag op het landgoed „Dart-
heide" van den heer J. Smit op den Donderberg
bij Leersum wedstrijden, waaraan meer dan
tachtig loopers deelnamen. Er stond een slalom
en een 5 K.M.-wedstrijd op het programma.
Voor de slalom was een baan van 200 meter
uitgezet met een hoogteverschil van 40 meter
Bij den afstandswedstrijd over 500Q meter waren
de tijden minder goed dan vorige week, omdat
de sneeuw zeer slecht was geworden door den
dooi, waardoor het stijgen zeer langzaam kon
geschieden.
Jan Boon werd ditmaal bij de heeren eerste in
25 min. 15 sec. met meer dan 1 minuut voor
sprong op den Hilversummer Deyters.
Bij de dames won Reina Pais uit Hilversum
in een tijd, welke, de omstandigheden in aan
merking genomen, zeker niet slecht mag wor
den genoemd.
De uitslagen luiden:
Slalom heeren: 1. W. H. Mellema (Naarden)
24,6. 2. F. Hekking (Nijmegen) 25 sec. 3. F.
Deyters (Hilversum) 26,3 sec. 4. G. Duif (Tiel)
26,4 sec. 5. H. de Lange (Utrecht) 26,5 sec.
Slalom dames: 1. mevr. M. Stutterheim (Hil
versum) 30,8 sec. 2. mej. R. van Bleyswijk Som
beek (Amsterdam) 30,8 sec. na loting. 3. mej.
A. Twijnstra (Bilthoven) 31,6 sec. 4. mej. N.
Bunke (Zeist) 34,6 sec. 5. mej. J. Oosterman
(Baam) 37 sec.
Afstandswedstrijden 5 K.M. heeren: 1. Jan
Boon (Den Haag) 25 min 15 sec. 2. F. Deyters
(Hilversum) 26 min. 20 sec. 3. E. F. Hekking
(Nijmegen) 27 min. 10 sec. 4. S. Roentgen
(Bilthoven) 27 min. 29 sec.
Afstandswedstrijd 5 K.M. dames: 1. mej. R.
L. Pais (Hilversum) 30 min. 56 sec. 2. mevr. L.
A. van der Lee (Zeist) 32 min. 33 sec. 3. mej.
R. van Bleyswijk Sombeek (Amsterdam) 33 min
28 sec. 4. mej. A. Labouchêre (Doorn) 33 min.
51 sec. 5. mej. A. Bom (Bussum) 35 min. 55 sec.
Jongens tot 17 jaar 5 K.M.: 1. T. Donker (Am
sterdam) 34 min. 13 sec. 2. J. W. Steengracht
van Oostcapelle (De Bilt) 34 min. 29 sec. 3. G.
Duif (Tiel) 34 min. 45 sec.
Jongens slalom: 1. J. W. Steengracht van
Oostcapelle (De Bilt) 40,9 sec.
Meisjes 5 K.M.: 1. H. Taets van Amerongen
(Zeist) 44 min. 21 sec.
In de Drunensche duinen bij Udenhout wer
den eveneens voor de tweede maal skiwedstrij
den georganiseerd, welke, evenals die van een
week geleden, buitengewoon goed geslaagd zijn.
Helaas begon het in de middaguren te regenen,
doch van veel invloed op de gemaakte tijden
bleek dit niet te zijn. Er stond uitsluitend een
estafettewedstrijd op het programma n.l. over
3x4 K.M., waaraan verschillende plaatselijke
ploegen deelnamen. De beste tijd werd gemaakt
door Vught A. met 1 uur 8 min. 10 sec. De heer
L. van Wagenberg leverde de beste persoonlijke
verrichting met een tijd van 20 min. 4 sec. over
4 K.M. Mej. S. van Zinnicq Bergmann was de
snelste dame met een tijd van 24 min. 15 sec.
De uitslagen luiden:
1. Vught A. met C. van Leeuwen, O. van Zin
nicq Bergmann en E. van Zinnicq Bergmann,
tijd 1 uur 8 min. 10 sec. 2, Vlijmen met mej. M.
van Wagenberg, mej. S. van Zinnicq Bergmann
en den heer L. van Wagenberg T uur 9 min.
4 sec. 3. 's-Hertogenbosch A. tijd 1 uur 10 min.
29 sec. met H. Vos, F. Woltering en dr. E. van
Haeften. 4. Breda 1 uur 12 min. 35 sec. met mr.
M. Bouwers, J. Hofland en mej. E. Koebben.
5. Vught B. met Jansen, mevr. Jansen en H.
Mens 1 uur 13 min. 3 sec. 6. 's-Hertogenbosch
B. 1 uur 16 min. 23 sec. met J. ter Voort, J. van
Swaay en F. Rits.
Bij Kraantje Lek
Ook bij Kraantje Lek zijn nog skiwedstrijden
gehouden. De slalom was uitgezet over 275 me
ter met een zestal poortjes. Bij de heeren was
Rhodius de snelste, gevolgd door Verrijn Stuart.
Mej. van Amerongen werd eerste bij de da
mes, terwijl mej. Rosenbach zich als tweede
plaatste. De afstandswedstrijd was uitgezet op
een traject van Zandvoort naar Kraantje Lek
ter lengte van ongeveer 5 K.M. Ook hier zege
vierde Rhodius, gevolgd door jhr. Berg. Mej.
Hartman eindigde als eerste bij de dames.
De uitslagen luiden:
Slalom voor dames: 1. Mej. van Amerongen
(Amsterdam) 40,5 sec.; 2. mej. Rosenbach (Am
sterdam) 43.5 sec.; 3. Jkv. de Beaufort (Am
sterdam) 45 sec.
Slalom voor heeren: 1. Rhodius (Heemstede)
26.2 sec.; 2. Verrijn Stuart (Santpoort) 27.2 sec.;
3. Barnie (Overveen) 28 sec.
5000 meter voor dames: 1. Mej. Hartman (Den
Haag) 31 min. 35 sec.; 2. mej. van Amerongen
(Amsterdam) 39 min. 9 sec.; 3. mej. Rosenbach
(Amsterdam) 41 min 5 sec.
5000 meter voor heeren: 1. Rhodius (Heem
stede) 29 min. 15 sec.; 2. jhr. Berg (A'dam) 31
min. 10 sec.; 3. Fry (Amsterdam) 32 min. 16
sec.
De heer Kolff (Wassenaar) maakte een tijd
van 28 min. 57 sec., doch moest wegens een par-
coursfout gediskwalificeerd worden.
Een skiwedstrijd in de Boschhuizerbergen bij
Venray is maar gedeeltelijk geslaagd, omdat het
in de middaguren is gaan regenen en 'n 5 K.M.
wedstrijd geen doorgang kon vinden. Over 3.5
K.M. werd mevr. Straasheim uit Horst (L.) eer
ste in 26 minuten. Bij de heeren werd J. van
Hester (Venlo) winnaar in 16 min, 40 sec. over
denzelfden afstand.
Voor de eerste maal sinds het begin van den
oorlog is Zondagmiddag op de winterbaan in
de Fransche hoofdstad weer een programma
met een belangrijke internationale deelneming
afgewerkt.. Winnaar van den ploegwedstrijd
over 100 K.M. werd de Fransche combinatie
DiotWambst vóór de Belgen Aerts en Breus-
kin. Derde werd het Italiaansche koppel Loat-
tiDipaco.
De militaire estafetteploeg 4 x 100 M. borst
crawl, die op 11 Februari a.s. zal starten op de
O. en O.-wedstrijden te Amersfoort bestaat uit:
J. C. Scheffer, W. Geerling, S. T. Moolenaar
en C. Hoving.
De voorzitter van den Nederlandschen Boks-
bond, de heer G. E. van der Werff Jr., heeft
medegedeeld, dat het hem wenschelijk voor
komt als voorzitter af te treden. Zooals reeds
bekend is de heer van der Werff candidaat ge
steld als voorzitter van de K. N. A. U.
Te Gstaad in het Berner Oberland zijn de
Zwitsersche skikampioenschappen gehouden.
Heinz von Allmen bezette de eerste plaats en
behaalde hiermede den titel van Zwitsersch
kampioen 1940.
De Elfstedentocht, welke in de afgeloopcn
week verreden werd en qua wedstrijd aan
vankelijk zulk een daverend succes be
loofde te worden, is ook alweer niet vrij
gebleven van de vreemde smetten, die een
sportgebeurtenis van welken aard ook, nu
eenmaal steeds bedreigen. En met deze
smet bedoelen ive nu niet in de eerste
p.aats de afspraak welke door de vijf win
naars van dezen tocht werd gemaakt om
tezamen door de finish te gaan, een af
spraak overigens, waaraan men zich door
een ongelukkigen samenloop van omstan
digheden niet heeft gehouden. Tenslotte
treft de blaam van deze onsportieve over
eenkomst alleen de mannen die haar maak
ten; zij treft in geen enkel opzicht den Elf
stedentocht, zijn organisatoren of de sport
m het algemeen.
Meer critiek verdient de wijze waarop de
gemiddelde Nederlandsche schaatsenrijder
den Elfstedentocht heeft opgevat. Velen
immers die in den langen winter met min of
meer succes hun dagelijksche baantjes had
den getrokken en daarna misschien een 50-
K.M.-tocht hadden gemaakt, meenden nu
plotseling, dat zij ook rijp waren om een
Elfstedentocht te rijden. Zij hebben zich
onverwijld opgegeven en gingen de gelede
ren versterken van hen die zouden trachten
de 200 K.M. door het Friesche landschap te
maken.
Het resultaat van den Elfstedentocht zegt
al genoeg. Met den besten wil van de wereld
heeft men tot op heden nog steeds geen
500 namen kunnen noteeren van menschen,
die de finish te Leeuwarden bereikten; een
feitdat voor ons boekdeelen spreekt.
Nu willen we gaarne toegeven, dat de
weersomstandigheden miserabel waren. De
wind dien de rijders van Harlingen tot
Bartelehiem tegen hadden was gewoonweg
moordend en dat wreekt zich wanneer men
reeds 150 Kilometer in de beenen heeft
zitten, geducht.
Maar deze hindernis en de sneeuw waren
toch heusch niet de eenige redenen waarom
zoo weinigen den tocht met redelijk succes
hebben gereden. De allerbelangrijkste factor
ivas wel het feit. dat zoovelen aan den tocht
hebben willen deelnemen, die daar in geen
enkel opzicht voor geschikt waren. We
hebben menschen gesproken, die er zelf van
overtuigd waren, dat zij den tocht niet
zouden uitrijden en die dan ook afstapten,
wanneer de pret er voor hen afwas. Wij
kunnen dit waardeeren. Dat is tenminste
een gezonde en royale opvatting van de
sport en staat ver boven de onsportieve
dwaasheid van zoovelen, die hun lichaam
hebben afgebeuld tot zij niet meer konden.
Zoo kwam er des avonds om 7 uur in Har
lingen een jongeman aan, wiens vittte
schoenen rood waren van het bloed dat de
inspanning hem al had gekost, maar die
desondanks verder wilde rijden. Gelukkig
was er een dokter in de buurt die den on-
verstandigen „sportheld" zijn schaatsen af
nam en hem per trein naar Leeuwarden
liet vertrekken.
Maar hier heeft men dan toch te doen
met één van de velen die een vloek zijn voor
de sport. De mentaliteit van dit soort men
schen bevat een rijken voedingsbodem voor
zoo talrijke excessen, omdat voor dezulken
de sport geen genoegen is, maar een zelf
kwelling, omdat zij de inspanning boven de
ontspanning stellen, omdat zij een sportieve
prestatie willen misbruiken tot een volko
men onsportief doel: een weddenschap, een
opschepperijtje of wat ook.
Maar niet alleen voor zichzelf en voor de
sport hebben deze menschen veel ver
knoeid; zij hebben ook de organisatoren
van den Elfstedentocht voor groote moeilijk
heden gesteld. Nu er in plaats van de 5,
misschien 600 menschen die tot het vol
brengen van dezen prestatietocht in staat
waren, ruim 3000 aan den start verschenen,
bracht dat voor de Elfstedencommissie on
gekende moeilijkheden mee. Deze zijn wel
degelijk van invloed geweest op den gang
van zaken, ook al hebben de organisatoren
zich op loffelijke wijze door vele niet alle
moeilijkheden heengeslagen.
Resumeerend willen wij er in het alge
meen bij onze lezers op aandringen, zich
nooit te leenen tot een*sportprestatie welke
het lichaam meer schaadt dan baat, omdat
men daarmede de sport schromelijk mis
bruikt en haar in het oog van vele stijve
harken een onverdiend slechten naam geeft.
En tot de schaatsenrijders in het bijzonder
willen we zeggen: Rijdt, rijdt zooveel ge
kunt en zooveel ge wilt; rijdt tochten, al
was het eiken ijsdag dien we in ons land
beleven. Maar geeft u voor den Elfsteden
tocht alleen dan op, wanneer ge weet dat
uw lichaam en uw geest in staat zijn dezen
monstertocht te volbrengenGe bewijst daar
niet alleen uzelf een dienst mee, maar ook
allen die oprecht hun best doen, om de
sportieve waarde van den Elfstedentocht
een gebeurtenis van internationale allure
te behouden en op te voeren.
83
„Voorloopig althans. Laten we haar niet
beroerder maken dan ze al is. Indien het wer
kelijk ernstig is met Desmond, zal ze dat spoedig
genoeg te weten komen. Dan zal ze nog kwade
dagen genoeg krijgen. Kom Callaghan laten we
het hierop houden. O ja, ze is zooveel als los
loopend verpleegster. Ze zal hem dus behoorlijk
kunnen oppassen, indien hij dat noodig mocht
hebben. Zet haar maar flink aan het werk. Dat
leidt af en voorkomt het noodeloos piekeren."
„In orde, Temple. Het geschiede naar je
wenschen. Ik zal even die spullen voor je in
orde gaan maken en mijn handigsten verpleger
waarschuwen, dat hij zich gereed moet maken."
„Nog iets. Callanghan. Heb je er veel op
tegen om naar mijn bungalow over te steker?
Stella zal zich meer op haar gemak voelen, als
ze weet, dat er een manspersoon thuis is. Je
weet, hoe nerveus het kind nog is."
„Natuurlijk. Eerlijk gezegd, dacht ik precies
hetzelfde."
Temple wandelde terug naar het tennisveld.
Daar heerschte algemeene vroolijkheid onder
de jongere assistenten en hun vandaag bijzon
der op dreef zijnden jongen gast. Ze zaten allen
in het tentje en deden zich te goed aan frissche
dranken. Het was een tirailleeren met geestig
heden en rake zetten, dat het lust was. Voor
het eerst sinds haar aankomst was Stella in
zoo'n buitengewone stemming. De uitvlucht van
dezen morgen was voldoende geweest om de
zorgen van haar weg te nemen. De dokter had
gelijk gehad. Het narcoticum had zijn uitwer
king niet gemist. Temple moest nog een stap
verder gaan. Hij wist welk een groot risico er
aan verbonden was. Doch zou het niet onver
antwoordelijk zijn nu terug te krabbelen? Er
was niets aan te doen. Hij bleef overtuigd, dat hij
zijn uiterste best gedaan had, om haar er boven
op te krijgen. „Vooruit Temple," sprak hij tegen
zichzelf. „Nog een paar flinke happen en de
zure appel is binnen."
Hij mengde zich in het gesprek.
„Wat een herriemakers," riep hij lachend.
„O, Jim wat doe je me schrikken," zei Stella
uitgelaten. „Waar heb je al dien tijd gezeten?
Het zijn hier zulke schrokkebrokken, dat er wel
niets meer voor je over zal zijn. Arme jongen,
stel je hier dan maar mee tevreden," zei ze en
ze gaf hem een hartelijken zoen.
„Zoo zijn de vrouwen," zei Temple. „De
koekjes peuzelen ze op en dan geven ze een
ander zoetigheidje om je schadeloos te stellen.
Maar ik ben al tevree met een behoorlijke
whisky. Het wordt tijd, dat jullie allemaal
oprukken, als je tenminste niet door de duivel-
sche muskieten wilt worden opgegeten. Pang,
die is er weer geweest. Maar voordat jullie gaat,
heb ik je nog groot nieuws mede te deelen.,
Dames en heeren! Vul de glazen! Mr. Desmond
Carruthers, bestuurder van het Salong district,
is op weg naar de kust. Een ontelbare massa
gevangenen sleept hij achter zich mee. Laat
ons klinken op den moedigen en kundigen land
genoot. Daar gaat hijAve Caesar!"
De jonge planters stemden allen in koor met
hem in. Maar hoe scherp hij ook luisterde, geen
woord uit Stella's mond drong tot hem door,
Temple ging verder.
„Ik trek hem natuurlijk ter begroeting
tegemoet. Ik wil de eerste zijn om den lauwer
krans op zijn slapen te drukken. We zullen van
de gelegenheid gebruik maken om daar alvast
een goede flesch op zijn gezondheid den hals af
te slaan. Nu, Stella, zouden we er niet eens
aan denken naar huis te gaan? Goeden avond,
samen. Ik ben hoogstens een dag of drie weg-
Reken er op met je luilakken. Ik ken jullie,
knapen."
Jim en Stella stapten, onder een algemeen en
opgewekt „Goeden avond, sir, Goeden avond,
miss Temple," op. De avondwind streek koel
langs hen heen. Voor hen uit zagen ze de lich
ten van de bungalow, als bakens op zee. Temple
voelde, dat Stella zenuwachtig haar vingers op
zijn arm liet rusten. Hij wachtte het geschikte
oogenblik af om een gesprek te beginnen en
wat commentaar te geven op zijn luidruchtige
mededeeling. Hij was blij, dat het ondertus-
schen donker was geworden. De vlugge val van
de nachtdonkerte, die in de tropen voorafgegaan
wordt door een schemering, die opkomt en ver
dwijnt voor men er erg in heeft, speelde schit
terend. in zijn kaart.
Toch voelde hij wel, dat hij ten slotte de
stilte zou moeten verbreken.
„Je bent er niet zoo enthousiast over, als ik
vermoedde, kleintje," zei hij, terwijl hij strak
voor zich uitkeek.
Een snik, een zucht en toen een bevende
stem.
„Jim, het lijkt wel een wonder. Bij al die
jongens kon ik geen woord uitbrengen. Ik
vreesde ieder oogenblik, dat ik het uit zou
schreeuwen van vreugde."
Ze omklemde nu zijn arm, als een schroef en
zocht naar zijn gezicht.
„Het is toch allemaal waar, Jim? Hij is toch
werkelijk gezond en in veiligheid en niet ge
wond en niet gevangen?"
„Natuurlijk, lieve kind. Waarom vraag je dat
allermal."
„Ik weet het zelf niet. Ik begon ineens te
twijfelen, te vreezen. Ik had vanmiddag weer
dat verschrikkelijke voorgevoel, dat er toch iets
vreeselijks met Desmond was geschied. Voor
gevoel, ja dat is het echte woord. Je weet wel,
zoo'n gewaarwording, die je niet onder woorden
brengen kunt, die geen enkele reden van be
staan heeft eigenlijk, maar die in je opkomt,
als een herinnering aan feiten uit het verste
verleden. Die zich aandient als een kennis, die
je sinds lang niet hebt ontmoet en eigenlijk
erg ongelegen komt. Ik voelde me, alsof iemand
me was komen zeggen, dat er iets niet in den
haak was met Desmond en toen jij dat geheel
kwam loochenen, toen was het aanvankelijk,
alsof die bode het slechte nieuws nog eens
kwam herhalen. Maar als je het zegt, zal het
wel waar zijn. Zeker waar, hé Jim?"
„Zoo zeker als een huis, missy."
„Hoe lang zal het duren denk je, voordat....
voordat jullie terug zijn?"
„Dan kan ik je niet zeggen. Waarschijnlijk
niet meer dan twee of drie dagen. Je begrijpt,
dat hij niet hard opschiet met heel dien nasleep
van gevangenen. Maar ik neem in ieder geval
wat jagers mee, zoodat ik mijn tijd goed be
steden zal. We zullen voor bijzonder fijn wild
braad zorgen aan den feestdisch. D'r loopt me
al maanden een buffel te vervelen. Ik heb hem
al twee keer achterna gezeten. Ik zou dat
kereltje toch wel eens klein willen krijgen. Je
vindt het toch niet erg, dat we je een paar
dagen in den steek laten, zusje? Ik heb weer
dat onrustig gevoel, dat ik niet anders ver
drijven kan, dan door er een paar dagen op uit
te trekken. Dat komt op gezette tijden by me
terug. En toevallig treft het nu heeriyk samen,
dat ik onderweg Carruthers zal ontmoeten om
hem alvast een hand te drukken met zpn over
winning."
„Natuuriyk vind ik het niet erg. Het zal je
goed doen om hier eens uit al die soesa weg
te zijn. We hebben ineens gelegenheid om je
jagerslatijn te toetsen aan je bekwaamheden.
Het zal me benieuwen wat voor vleesch jü ons
zult voorzetten aan het overwinningsdiner. Je
hebt het zwaar te verantwoorden gehad door al
mijn onhandigheid, nietwaar Jim? Ben je niet
boos meer op me? Ik verwyt me telkens, dat
ik eigenlijk een heel stout kind geweest ben,
dat jou, en Desmond, en het land zelfs den
grootsten last heeft bezorgd."
„Och," zei Temple, ,,'t Is nu eenmaal 'n niet
te loochenen feit, dat we hier de laatste twintig
jaren, toen we vrij bleven van belangstellende
zusters, zoo goed als geen narigheden hebben
gekend. Toch moet ik tot jouw teleurstelling
wellicht meedeelen, dat het minder aan jou,
dan aan je komst heeft gelegen. Ik geloof, dat
elke blanke vrouw kans geloopen zou hebben,
door dien Ansokol te worden opgelicht. Al
boek jij natuurlijk de voldoening.dat jou de eer
is te beurt gevallen die achteraf wel avon
tuurlijk maar wonderlijk goed verloopen sensa
tie te hebben meegemaakt. Je zult van het
najaar furore maken in de society. Natuurlijk
word je aan het hof voorgesteld."
„Zou je denken, Jim?" vroeg Stella, zeer
vergeefiyk even gloeiend van vreugde.
„Natuurlijk," zei Jim, die het maar wat heer
lijk vond, dat zijn zuster na al die narigheid
der laatste week zoo heerlijk was opgeknapt.
„Maar op een voorwaarde?"
„Die is?"
„Dat je me een handje helpt met inpakken.
O ja, ik heb Dr. Callaghan gevraagd, of hy zoo
lang bij ons wil komen slapen."
„O, Jim, wat ben je toch altijd bezorgd om
me," zei Stella. Ze bleef even staan en gaf
haar broer een zoen. Jim voelde zich als een
broertje dat een koekje krijgt voor een opstel,
dat zfjn zusje van hem heeft overgeschreven.
AWo-rdt vervolgd)