ANNAS i Een nieuwe inkomstenbron voor 's Rijks financiën DE TORPEDEERING VAN DE „BURGERDIJK Onderhoud met voorzitter van de Rekenkamer CHIRURG in de Kerkelijk leven ZONDAG 18 FEBRUARI 1940 VAN WEEK TOT WEEK ^todel toa; i M De 1e Officier van de „Burgerdijk": „U kun! geen enkele reden vinden." De Commandant van den Onderzeeër: „Ik heb ook geen enkele reden noodig!' NEDERLAND 1940 II Beleening dei- stukken Spreekuur directeur-generaal der P.T.T. Hel levensverhaal van een R.K. redder der menschheid Vluchten naar de Wadden-eilanden De „Vlieland" bereikt Harlingen Andijk—Stavoren per auto Het ijs in de Waal P.T.T.-kantoor op de Jaarbeurs Leefi zoo, gelijk gij van ons (Paulus) geleerd hebi Uw leven inie richien en God welgevallig ie zijn, opdai gij sieeds volmaakter wordi. Epistel Aan den dood ontsnapt DIENEN KLEINE GEMEENTEN SAMENGEVOEGD Prae-adviezen in de Ned. Ver. voor Gemeentebelangen behandeld PATER ARN. WIJTENBURG BEDIEND De rol, die do oud-hoogepriester Annas ge speeld heeft in de Lijdensgeschiedenis van Je sus Christus, wordt door de Evangelisten niet duidelijk aangeduid; alleen Sint Jan verhaalt, dat de krijgsbende, die Jesus gevangen nam, Scm eerst voerde naar de woning van Annas en motiveert dit met de toevoeging: „want deze Was de schoonvader van Caïphas, den hooge priester van dat jaar." Wat er in het huis van Annas gebeurde, weten wij slechts van Sint dan. Voorts is ons uit de Handelingen van de Apostelen bekend, dat deze Annas, te zamen Piet Caïphas, Johannes, Alexander en allen,- die tot de hoogepriesterlijke familie behoorden, een gerechtelijk verhoor afnam aan de apostelen Petrus en Johannes. Hieruit mogen wij aflei den, dat Annas, na den dood van Jesus aan het kruis, de ziel bleef van de vijandige beweging der Joodsche kerkelijke autoriteiten tegen het ontluikendChristendom. Heeft Annas den Zaligmaker in verhoor ge- homen voor het rechtsgeding voor den Hoo- Ben Raad het Sanhedrin waarvan Caïphas de voorzitter was? Het evangelie van Johannes is in dit opzicht niet heel duidelijk. Weliswaar spreekt het uitdrukkelijk van een verhoor, en Vermeldt het daarna, dat Jesus door Annas geboeid naar Caïphas werd gezonden, maar het Verhaal van het verhoor bij Annas, zooals het hier gegeven wordt, heeft aanleiding gegeven tot allerhande vragen naar den aard der func tie, die Annas hier waarnam. Verscheidene Kerkvaders hebben zich met het vraagstuk om trent het verhoor door Annas bezig gehouden sn ook moderne Bijbelkundigen zoeken een op- tossing, die meestal hierop neerkomt, dat ten huize van Annas een „voor-verhoor" plaats had, hetwelk tot de conclusie leidde, dat Jesus Christus in de oogen van Annas een misdadiger Was en derhalve geboeid moest worden en be- Waakt om aldus voor den Hoogen Raad te ver schijnen. In moderne begrippen uitgedrukt kan men het proces zoo beschouwen, dat Annas vèrge- token moet worden met den rechter van in structie, Caïphas daarentegen met den presi dent van de rechtbank. Annas verhoorde Jesus tius alléén of in tegenwoordigheid van enkele gerechtsdienaren, Caïphas daarentegen voor de Volle rechtbank, waar ook getuigen optraden en Jesus zich wettelijk kon verdedigen, het geen Hij weigerde. Tot Annas echter sprak Hij: nik heb altijd in het openbaar gesproken. Waar in verhoort gij Mij? Ondervraag degenen, die Mij gehoord hebben." Robert Hugh Benson wil, dat bij deze ver dediging de volle nadruk valt op het woord: »>Ik". Jesus zou dan bedoeld hebben: „Terwijl gij, hoofd van de hoogepriesterlijke familie Steeds in het geheim hebt gewroet en samen gezworen, heb Ik altijd openlijk gepredikt wat ik voorstond." Hiermede is Annas gekenschetst, 'ant de geschiedenis leert ons dezen man ken en als een. konkèlaar bij uitstek. In het religieuze leven van het toenmalige Jerusalem was Annas een zeer vooraanstaande en verantwoordelijke persoonlijkheid. Negen faar achter elkaar had hij de hoogepriesterlijke Waardigheid bekleed. Dit was een zeldzaam tonge tijd, want al kon de hoogepriester her kozen worden, na een of twee ambtsjaren werd ®ij gewoonlijk vervangen. Annas had een groot gezin en na hem zijn vijf van zijn zonen hooge priester geweest. Hierbij is niet inbegrepen zijn Schoonzoon, de hoogepriester Caïphas, die dus het zesde lid van zijn familie was, dat Annas °Pvolgde. De oude man zorgde ervoor, dat de Priesterlijke waardigheid in de familie bleef. Hij Werd als het hoofd van de hoogepriesters-fami- ke beschouwd, en al was hij reeds achttien jaar geleden afgetreden, zijn opvolgers leden van fle familie deden niets buiten hem om. De Veronderstelling is meermalen uitgesproken, dat aUe latere hoogepriesters maar ledepoppen wa- Jen van den krachtigen en scherpzinnigen Annas, die de touwtjes in handen hield en toitelijk den gang van zaken beheerschte. Met hem moest rekening worden gehouden en het ^'as dan ook doodgewoon, dat hij een beschul digde, die voor den Hoogen Raad verschijnen Moest, eerst zelf even in verhoor nam. Recht hierop had hij geenszins, maar de oude man, Me de rest van de familie als domkoppen be schouwde, vond het veiliger, dat hij zich overal ddrst mee bemoeide, ook al in verband met de Politieke situatie en de verantwoordelijkheid opzichte van den Romeinschen landvoogd. Bat hij aldus in de rechten van den hooge- totoster trad, zei hem niet veel. Hij was zelf Oogepriester geweest en werd nog gaarne zoo kchoemd. Tegen de waardigheid, die hij zelf at' bekleed en die daarna door zijn jongens, ^hdelijk door zijn schoonzoon werd gedragen, a8 hij zoo hoog niet op. Maar naar hem moes- h zij wel opzien ^en ze hadden zijn zin te "0(m, anders zouden ze ondervinden', dat de "hde man machtig was in Jerusalem! Annas w&s machtig. Wel had de Romeinsche ^hdvoogd Valerius Gratus, de voorganger van °htius Pilatus hem als hoogepriester afgezet, t eh het lang genoeg geduurd had en hij uit Mcirzoif allerminst neiging vertoonde om te trekken, maar hü was hierdoor niet in on- Chade gevallen en de Romeinen ontzagen hem, Pïeer, omdat hij schatrijk was. Bij de Joden °Pd hij hoog in aanzien. Ze bewonderden zijn *Ch! Pat °Q6en ,randerheid, zijn weidsche statiepracht, kort- zijn succes in de wereld. Ze wisten wel, 6Pct hij schipperde en de Romeinen naar de keek, dat hij zijn macht handhaafde door eien kort te houden en dat hij hiertoe het van georganiseerden laster niet ver- Pat Pe aadde, dat hij daarenboven gierig was en hij met de zijnen provisies opstreek van Wisselaars en de kooplieden in den tempel, ar ze zagen telkens, dat hij alles gedaan wist krijgen en dan beving hen de eerbied voor ^hPas. Jesus betreft: Hij hield met Annas wei- rekening. Hij verdreef de wisselaars uit den ^PrpeL Hij predikte Zijn leer en deed mirake- j feitelijk kon dit Annas weinig schelen. Dat °P de priesters en schriftgeleerden schold, hor! 'lem onaangenaam, maar zoo iets was voor ^oid, niet nieuw. Annas was wel meer uitge- cn en toch ging alles goed. Hü zag in Jesus een dweper. Hij vond het niet voornaam, zichdaarmee te bemoeien. Eerst toen Jesus populair werd, toen het volk „Hosannah" zong en met palmtakken wuifde, begon er voor Annas iets te gebeuren. Een dwe per meer of minder in Jerusalem, dat was zijn zaak niet. Maar een dweper, naar wien men luisterde, kon wel eens gevaarlijk zijn. In heel het rechtsgeding over Jesus wordt men getroffen, door de oppervlakkigheid, waar mede de rechters, nochtans geloovige Joden, die den Messias verwachtten, zich afmaken van de vraag naar de mogelijkheid, of Jesus wel licht de Messias kon zijn. Voor hen stond van te voren vast, dat dit niet kon. De man, die dit had uitgemaakt, was Annas. Hij verhoorde Jesus. Hij wilde wel eens we ten, wat deze dweper leeraarde. Wij mogen aannemen, dat hij dit tot dusver niet nauw keurig onderzocht had. Hem was het genoeg, dat Jesus succes scheen te hebben; nu wilde hij ook weten, waarmee Jesus dit succes had. Het antwoord was vernietigend voor den ver antwoordelijken ouden man: „Vraag het maar aan de menschen! Ik heb niets geheim gehou den.. Iedereen weet er van (behalve gij klaar blijkelijk, en gij moest het nu juist weten, want gij hebt de samenzwering tegen Mij op touw gezet)." Zoo moet men die woorden verstaan, desnoods met den nadruk op de tegenstelling tusschen Jesus, die in het openbaar sprak en Annas, die in het verborgen wroette. Aldus ontmaskert Jesus den oud-hoogepries- ter. Door hem te verwijzen naar wat iedereen al weet, behalve hij, geeft de Zaligmaker te kennen, dat niet Zijn alom bekende prediking de oorzaak is van de vijandschap der priester lijke familie en dat het hier niet gaat om de zuiverheid van de Joodsche leer, maar dat er uitsluitend persoonlijke motieven in het spel zijn. „Vraag het aan hen, die Mij gehoord heb ben", dit beteekent: Gij weet goed genoeg, dat het volk naar Mij luistert, maar dit is in uw oogen juist Mijn misdaad. Mijn leer kan u niet schelen, doch voor Mijn aanhang maakt gij u beducht. Niet namens uwe reehtgeloovigheid zit gij tegenover Mij, maar namens uw eerzucht, die u negen jaar lang deed vastplakken aan uw zetel, die u de Romeinen naar de oogen deed zien en die u lasterpraat deed rond strooien over uwe tegenstanders. Ware het u te doen om de leer, Ik zou trachten u te over tuigen. Maar het is u daar niet om te doen. Gij moet ze nog vernemen van de menschen op straat. Annas had deze woorden kunnen begrijpen als een bestraffende genade. Was hij een recht vaardig man geweest, hij zou de leer van Jesus hebben onderzocht. Maar hij was een eerzuch tige konkelaar, die aan zich zelf dacht. Hij liet Jesus boeien en voor Caïphas leiden. Hij wist, dat dit het vonnis van den Hoogen Raad reeds inhield. Hij triomfeerde en bleef machtig Annas is het type van den onrechtvaardigen beoordeelaar zijner medemenschen, die zich door egoïsme laat verblinden. Dat dit type een zoo gewichtige plaats kreeg in de Lijdensge schiedenis, maant ons tot rechtvaardigheid ten opzichte van anderen en waarschuwt ons tegen de sluwheid van onze natuur, die alles in ons eigen voordeel wil uitleggen en schikken. A. v. D. 99 Naar aanleiding van de plannen van de re geering op verschillende wijzen in de sterk gestegen behoeften van de schatkist te voor zien, hebben wij ons dezer dagen gewend tot den president van de Algemeene Rekenkamer, den heer R. Zuyderhoff, met het verzoek ons zijne denkbeelden omtrent den tegenwoordigen financieelen toestand van het Rijk en de mid delen tot dekking van de overheidsuitgaven te willen uiteenzetten. De heer Zuyderhoff was hiertoe volgaarne bereid. Vergelijkt men zoo zcidc hij den tegenwoordigen financieelen toestand van het Rijk en zijn bewoners met dien in het begin van den wereldoorlog, dan valt die vergelijking zeer in het nadeel van den eerstgenccmden uit. Dit is duidelijk. Ter wijl in 1914 ook in ons land een betrekke lijke welvaart heerschte, beleefde de wereld in 1939 reeds bijkans gedurende 10 jaren een economische crisis van een zoodanigen omvang en zulk een diepte, dat reeds bij den aanvang daarvan velen zich afvroegen wat het einde ervan zou zijn. Een maat schappij hoeft evenals de personen waar uit zij bestaat, greote veerkracht door haar reserves. Die reserves nu waren in 1939 heel veel kleiner dan in 1914, zoodat kans bestaat, dat zij thans vrij spoedig zullen zijn uitgeput. Voor een ieder moet het duidelijk zijn, wat dit beteekent in een tijd, waarin de overheids uitgaven buitengewoon hoog zijn, terwijl de be drijven, waarvan een land het toch in de eer ste plaats moet hebben, voor een groot deel, hetzij weinig of geen winst afwerpen, dan wel van overheidswege gesteund moeten worden om in stand te blijven. „Hoe komen wij volgens u het beste uit die ongelegenheid", zoo vroegen wij. Een allereerste eisch antwoordde de heer Zuyderhoff is, dat ook het Rijk de uiterste zuinigheid betracht. In de tweede plaats zal aan een verder aandraaierf van de reeds zoo diep in het leven zittende belastingschroef, niet kun nen worden ontkomen. En tenslotte zal een deel van de dekking van het tekort, naar de toekomst moeten worden verschoven. Alles heeft intusschen zijn grenzen. Worden die overschreden, dan gebeuren er ongelukken. Te hopen is het daarom dat het inderdaad mo gelijk zal zijn door het toepassen van deze drie maatregelen het doel te bereiken zonder dat de grenzen overschreden worden. Gevaar voor die overschrijding bestaat in theorie voor alle drie, doch in de practijk eigenlijk alleen voor het te sterk aandraaien van de belastingschroef en het verschuiven van dekken der tekorten naar de toekomst. De kans wordt toch geloo- pen, dat het Rijk althans voorshands eer 'te weinig dan teveel bezuinigen zal. „Bezui nigen is o zoo gemakkelijkals het je buur man betreft", zijn de woorden waarmede ik een twintigtal jaren geleden een artikel over be zuiniging aanving. Ze zijn ook thans nog van kracht. Wij moeten hopen op betere tijden. Die zul len gewis ook weer komen. Alleen weten wij niet wanneer. „Wat is uw oordeel over de belastingplannen van de regeering", vroegen wij? Deze plannen zijn thans in hun geheel moei lijk te overzien meende de heer Zuyderhoff zoolang wij niet nauwkeurig weten, hoe de herziening van de inkomstenbelasting er uit zal zien. Ondertusschen wordt het hoog tijd, dat het Rijk en zijn overzee- sche gewesten in navolging van het buitenland van uitwonenden (d.w.z. buiten Nederland en de Indien wonende personen, onverschillig van welke nationaliteit) meer aan inkomstenbelasting gaan heffen dan thans het geval is. Reeds thans worden die pitwonenden als regel door de inkomstenbelasting getroffen voor hunne verschillende inkomsten uit Nederland- sche of Indische bronnen. Een belangrijke uit zondering hierop vormen de inkomsten uit roe rend kapitaal. Wel worden de uitdeelingen of de winsten der binnen het Rijk en de overzeesche gewesten gevestigde naamlooze vennootschappen onder verschillende benamingen reeds aan een belasting onderworpen, zoodat door deze belas ting zoowel de uitwonende als inwonende deel- gerechtigden indirect getroffen worden. Deze heffing levert mitsdien geen grond op om de uit wonenden, in tegenstelling met de binnen het Rijk en de Indien wonenden, voor de opbrengst van Nederlandsche en Indische dividenden van inkomstenbelasting vrij te stellen. De regeling van de Nederlandsche inkomsten belasting is door minister Pierson op Duitsche leest geschoeid. Van belang is het daarom te weten, dat terwijl tot 1926 buiten de Duitsche inkomstenbelasting vielen de inkomsten van roerend kapitaal, die uitwonenden genoten uit Duitsche bronnen, vanaf dat jaar op buitenlandsch voorbeeld, de opbrengst van Duitsche effecten, welke door uitwonenden genoten wordt, aan die belasting onderworpen is. Deze inkomstenbelasting, welke geheven wordt naast de belasting op de naam looze vennootschappen, en in 1.926 10 pet. be droeg van de uitgekeerde winst, wordt bij de bron geheven, en wordt ter voorkoming dat per sonen, die in Duitschland wonen, over die op brengst tweemaal inkomstenbelasting zouden betalen voor deze in mindering gebracht van hun persoonlijken aanslag in die belasting. De Nederlandsche regeering volgde dit voor beeld niet, doch diende een wetsontwerp in tot het rechtstreeks belasten van niet binnen hét Rijk wonende Nederlanders. Dit ontwerp, dat in strijd was zoowel met twee Volkenbondsrappor ten (waaraan Nederland had medegewerkt), als met de internationale en de Nederlandsche be- lastingpractijk, werd door de volksvertegenwoor diging verworpen. De zaak bleef sedert dien rusten, niettegenstaande ik reeds in 1928 open lijk in een geschrift de hierboven aangegeven oplossing aanbeval en omstandig belichtte. Ware hieraan wel gevolg gegeven, dan zouden reeds millioenen uit deze bron in de Nederland sche en koloniale schatkisten zijn gevloeid. „Maar zijn er tegen dien maatregel dan geen bezwaren," vroegen wij. „Een bezwaar, dat tegen den maatregel zou kunnen worden aangevoerd antwoordde de president van de Rekenkamer is, dat er in- wonenden zouden kunnen zijn, die door een val- sche aangifte een vermindering van hun aanslag in de inkomstenbelasting zouden kunnen ver krijgen, waarop zij geen recht hebben. Ik be hoef op dit bezwaar niet diep in te gaan. Ik wijs er slechts op, dat de belastingschuldige die, om vermindering van inkomstenbelasting te ver werven, inkomsten uit effecten aangeeft, welke hij niet bezit, om met zichzelf niet in tegen spraak te komen, voor de vermogensbelasting de waarde zou moeten opgeven van niet in zijn bezit zijnde effecten. Buitendien bestaat deze vermindering van den aanslag in Engeland reeds een eeuw en in Duitschland sedert 1926, zonder dat zij aanleiding gegeven heeft om van stelsel te veranderen. Dat de heffing wellicht tot verrekeningen tus schen de moederlandsche en de koloniale schat kisten aanleiding zou moeten geven, is ook geen reden om haar niet in te voeren. Zelfs indien tot de slotsom gekomen zou worden, dat gelijk tijdig de op voorstel van minister Oud inge voerde couponbelasting zou behoeven te ver dwijnen, dan zou zulks de voordeelige baten van den maatregel iets verminderen, doch overigens niet te betreuren vallen. Betreffende de beleening van de stukken Lec- ning Nederland 1940II constateerden wij een onjuistheid in een door ons gepubliceerde be schouwing. Wij schreven daarin: „Adspirant-inschrjjvcrs op Leening II, die van te voren weten, dat zij uit liquidi teitsoogpunt hun stukken moeten beleenen, kunnen practiseh alleen bij de Nederland sche Bank inschrijven. Immers, alleen de Nederlandsche Bank berekent voor herbe- leening 3j4 pCt. zonder verdere kosten.. De gewone commissionnairs zijn gebon den aan den prolongatie-koers van 2 pCt. plus de door de Vereeniging voor den Ef fectenhandel voorgeschreven 1.8 pCt. pro visie, hetgeen een totaal van 43 pCt. uit maakt." Dit is onjuist gebleken. Adspirant-inschrij- vers zullen n.l., ook als zij hun stukken willen beleenen, kunnen inschrijven bij commission nairs, die daarna de beleening doorgeven aan de Nederlandsche Bank. Hun vergoeding daarvoor ontvangen zij van het rijk, zoodat het voor de beleeners geen verdere kosten mee brengt. Er is dus geen enkele reden niet bij commissionnairs in te schrijven. De directeur-generaal der P.T.T. is verhinderd Dinsdag 20 Februari a.s. zijn gewone wekelijk- sche spreekuur te houden. 99 99 Het K.L.M.-vliegtuig „Rietvink", bestuurd door den heer van Veenendaal, heeft Zaterdag middag twee vluchten naar Ameland en Schier monnikoog gemaakt. Op de eerste vlucht werden vijf passagiers en tweeduizend kilogram levensmiddelen naar de eilanden gebracht. Drie passagiers maakten de terugreis mede. Op de tweede vlucht werden acht passagiers, onder wie zes militairen, naar de eilanden over gebracht. Vijftig vaten boter werden van Ame land naar het vliegveld Eelde vervoerd. Het vliegtuig „Kemphaan", bestuurd door den heer Parmentier, dat Zaterdagmorgen van Am sterdam uit brandstof naar Ameland bracht, is 's middags van Eelde uit ten tweeden male naar Ameland gevlogen met 2800 kilogram veevoeder. De postboot „Vlieland" is Zaterdagmiddag na een moeilijke reis, welke vijf uur duurde, in Harlingen aangekomen. De postboot „Noord-Nederland", welke Za terdagmorgen van Harlingen vertrok met be stemming Terschelling, is weer in de haven van Harlingen teruggekeerd. De tegenstand van het ys bleek niet to overwinnen. Beide schepen zouden hedenochtend om hall zeven opnieuw uitvaren. Zaterdagmiddag om kwart over drie is de eerste personenauto over het ijs uit Noord- Holland in Stavoren aangekomen. Het was de wagen van den heer H. Bultsma, die vergezeld was van drie passagiers. Men was om half drie uit Andijk vertrokken. De vier ijsbrekers, welke Zaterdag het open breken van de Waal hebben voortgezet, zijn in den loop van den dag „slechts" één kilo meter gevorderd. Toen zij 's middags omstreeks vijf uur met breken ophielden, waren zij ge vorderd tot het kerkje aan den dijk bij Boven- Leeuwen. Zooals gebruikelijk, zal ter gelegenheid van de a.s. Jaarbeurs in het vaste Jaarbeursgebouw te Utrecht weder een tijdelijk bij-P.T.T.-kantoor zyn gevestigd, dat gedurende het tijdvak van 4 t.m. 15 Maart a.s. op werkdagen van 9.00 tot 17.30 uur zal zijn opengesteld. Juist toen de trein uit Breda naderde slipte tengevolge van de gladheid van den weg een vrachtauto van de fa. Potters, uit Woutf vlak voor den spoorwegovergang op Kalsdonk te Roosendaal met het gevolg dat de auto onder den afsluitboom doorgleed en door den trem werd gegrepen. De auto werd door de ootsing met den trein van de spoorbaan gevingerd, waar hij zwaar beschadigd tot stilstand kwam. Wonderlijk senoeg kwamen de beide inzittenden van den auto, de heeren Potters en v. d. Heij den, er met den schrik af. In Pulchri Studio te Den Haag werd Zater dag de algemeene vergadering gehouden van de Nederlandsche Vereeniging voor Gemeente belangen. De voorzitter, mr. S. J. R. de Mon- chy, burgemeester der Residentie, hield de openingsrede, welke wij reeds publiceerden. Onder de aanwezigen bevond zich om. mr. H. W. J. Mulder, raadsadviseur der afdeeling Hinnenlandsch Bestuur van het departement van Binnenlandsche Zaken, namens den mi nister. Bij acclamatie werd de afgetreden secretaris, de heer Meys, die meer dan 35 jaren deze functie had waargenomen, tot eerelid der ver eeniging benoemd. Nadat nog enkele huishoudelijke zaken wa ren afgedaan, waarbij de periodiek aftredende bestuursleden, de heeren G. van Andel, mr. S. J. R. de Monchy en mr. L. B. J. van Oppen, bij acclamatie werden herkozen, vond de her haaldelijk uitgestelde beraadslaging plaats over de in 1938 uitgebrachte prae-adviezen van de heeren dr. J. W. Noteboom te 's-Gravenhage. P. Sikkes te Sneek en wijlen J. A. J. Robbers te 's-Hertogenbosch over de vraag: Is het in het belang van de behartiging der aan de ge meenten toevertrouwde belangen noodig of ge- wenscht om op groote schaal, hetzij kleine .gemeenten samen te voegen, hetzij meer dan tot dusver er naar te streven, dat gemeenten met andere tezamen één «burgemeester, één secretaris of één ontvanger verkrijgen? Dr. Noteboom was door ziekte verhinderd zijn prae-advies te verdedigen. De heer W. van Elk. burgemeester van Bcm- mel, betwijfelt, of de kleine gemeenten vol doende bestuurskracht bezitten om de drie ledige taak (administratief, geestelijk-zedelijk en sociaal-economisch) ten uitvoer te brengen. Den twijfel aan de waarschijnlijkheid van belastingverlaging acht spr. gerechtvaardigd, doch niet de opvatting, dat meestal een uitzet ting van uitgaven zal volgen bij samenvoeging van gemeenten. De heer J. I. van Ballegoyen de Jong, ge meente-secretaris van Goes, ziet wel degelijk een groote bezuiniging in de samenvoeging van kleine gemeenten. Dr. Breedveld, hoofdcommies ter gemeente secretarie van 's-Gravenhage, ziet bij de groote gemeente betere middelen om een efficiënt controle-apparaat in het leven te roepen. Mr. A. Koelms. gemeentesecretaris van Alk maar, is van oordeel, dat de autonomie intact blijft bij samenvoeging. De voorstanders van het behoud bepleiten nooit het toekennen van auto nomie aan de dorpen in het Noorden des lands, die tot groote gemeenten bahooren. Een auto nomie, die veel presteeren kan, is een belang voor de gelieele gemeenschap. Een rijksbelang is daarom de samenvoeging van kleine gemeen ten in qen grooter verband. Mr. Th. G. Donner, directeur van liet centraal adviesbureau in Den Haag. kan de gestelde vraag niet onvoorwaardelijk bevestigend beant woorden. Hij wenscht echter geen handhaving van alle gemeentegrenzen, doch wijst er op, dat de bestaande grenzen geijkt zijn geworden. Bij samenvoeging vernietigt men een historisch rechtscheppend lichaam. Spr. is niet overtuigd, dat samenvoeging van gemeenten persé tot be zuiniging leidt. Dr. J. G. Ramaker, econoom bij den gemeen telijken technischen dienst te Rotterdam, ziet het verschil in financieele positie niet als gevolg van de grootte der gemeenten, doch van de sociaal-economische structuur. Samenvoeging van gemeenten zal geen oogenblikkelijke be lastingverlaging tengevolge hebben, doch door een efficiënter beheer kunnen veel meer belan gen gediend worden. Een der prae-adviseurs, de heer P. Sikkes, be antwoordt de sprekers. Het element van de' be zuiniging speelt een groote rol, doch gelukkig is het niet het uitgangspunt. Spr. is het eens met den heer Koelma, aat de kwestie der samenvoe ging met autonomie niets te maken heeft. Spr. behandelt voorts het prae-advies van dr. Noteboom. Spr. betwijfelt, of de praemisse: de gemeente onderdeel van den staat en tevens zelfstandig lichaam, heden ten dage nog juist is. In onzen eenheidsstaat berust alle gezag in principe bij den staat. De gemeente is een onder deel van den staat met eensdeels zelfstandig heid en anderdeels de taak tot uitvoering van de hoogere regelingen (autonomie en zelfbe stuur). Wat doelmatigheidshalve beter kan wor den gedaan door een grooter orgaan, moet men niet doen uitvoeren door vele kleine. Spr. heeft er wel bezwaar tegen, dat het departement zich inlaat met die gemeentelijke zaken, waar het niets mee te maken heeft. Spr. raadt den ge meentebesturen aan, zich van circulaires van de zijde van het departement, die zien met de zui vere gemeentezaken inlaten, niets aan te trek ken. Die bemoeiingen zijn staatsrechtelijk fout, doch ook uit gezagsoogpunt. Men make daarom de gemeenten tot krachtiger lichamen in ons ,aa;sbestuur. Vrijdagmiddag is in het Carmelietenklooster te Boxmeer de oud-Prior en Novicenmeester Pa ter Arnoldus Wijtenburg, van de HE, Sacra menten der Stervenden voorzien.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 5