Het regent, het zegent (fn 111 N l mm GEZONDEN BEZOEK EEN SLAAP-CAPUCHON DE JARIGE LEKO STOFZUIGERS I I I II 'I M Voordeelen van bruin en melkbrood OVERGANGSMODE NAGERECHTEN WARM OF KOUD Over dweil, spons en boender Üen te OP Maak zelf Uw hoestsiroop SANITAIR SS! 1 u in gezelschap zit te praten, let u h°cf2ll?en maar op de houding van uw See/ Ulu schouders en uw handen en ver- toe^ u> wat uw voeten doen? Dan zoudt u ^rn0eens ery kunnen schrikken, wanneer h]a,qP<1 u plotseling een spiegel voorzette, kis l7^.u uzelf ten voeten uit gezeten zag. 1e ^hien zouden uw schoenpunten u op bpuSt onelegante ivijze aankijken. 's houding van de voeten drukt iets van bit, V}s°hen stemming en van zijn karakter hioT niet minder van zijn beschaving. De nh ?ont een verlegene, een zich wat ®eïeè doelende of iemand, die nog niet heeft, dat welgemanierdheid beheer- ""0 is, ook van de voeten. SMYRNA HANDWERK ,Die broek". Ja, de broek, de nieuwe, de mooie, de buiten EEN NIEUW RECEPT MET DIT MERK - MINDER WERK VOOR ALLE 1 DE VROUW EN HAAR TIJD 9 O 9 .Eens zal het toch moeten gebeuren, dat het in den thermometer stijgt en dat lauwe ^gendruppels ijs en sneeuw doen wegsmelten. een klimaat als het onze, met z'n verander lijkheden, moet men op alles ingesteld zijn en «jent men z'n kleeding, voor zichzelf en de kinderen, voor alle uiteenloopende weersge steldheden paraat te hebben. Over het algemeen hebben kinderen geen be daar tegen een flinke regenbui. Integendeel, kji scheppen groot behagen in een gietregen. al is het dan ook verboden, zij doen eigen lik niets liever dan kletsnat thuis komen. Hoe Matter, hoe mooier. En aangezien de plassen nu Ssntnaal een onweerstaanbare attractie schij- zijn, moeten zij er met hun kleine bee- ken wel quasi bij ongeluk door heen wande- 'eh, zoodat de nattigheid van twee kanten k°mt, van onder en van boven. Op den koop leeren zij ook nog liedjes, die hen aanspo- teh tot dit vochtig vermaak, als daar zijn: '■Meiregen maakt dat ik grooter word", of „Hansje loopt op klompen". Nu vraag ik u, houdt na dit alles overwogen te hebben, de kinderen maar eens droog. Dus blijft ons maar één ding over en dat is te zorgen voor practische regenkleeding voor de kleuters. Ter bescherming van de beencn dienen ten eerste de overschoenen, die tegen woordig te kust en te keur voor de jeugd ge maakt worden en ten tweede de rubberkap laarzen. Deze laatste zijn een ideale dracht, mits men er maar aan denkt den knaap of het meiske een paar andere schoenen mee naar school te geven om daar aan te trekken. Den heelen dag met die rubberschoenen aan zon der eenige ventilatie is heel onhygiënisch voor de voetjes. De jongens-regenjassen zijn tamelijk een tonig van vorm en model, gabardine, rubber, zeildoek. Maar voor de meisjes heeft men te genwoordig ook daarin allerlei variatie. Het plaatje hierboven bewijst het. Rubbers'en wa terdichte stoffen voor deze jasjes en capes zijn per meter verkrijgbaar en met een beetje ple zier er in, heeft men zoo'n gevalletje vlug ge noeg in elkaar. Nummer één draagt een vlot, ruim jasje met schouderstuk van gabardine bijvoorbeeld. Het doorzichtige kapje in de kleur van 't man teltje. De cape met kap, nummer twee, is alleraar digst van wit gummi met roode noppen. Het derde model is geschikt voor een iets ouder meisje. Ook hier is gummi gebruikt, maar kraag en muts zijn van sterk fluweel. Het vierde meisje draagt het manteltje van Roodkapje. Het staat allerliefst, maar er zal wel een gewoon jasje onder moeten. En de laatste jongedame is de modernste van allemaal. Haar cape met capuchon is van het nieuwe doorzichtige weefsel, dat van een meng sel van rubber en zijde is gemaakt. CLARA .Ons „dagelijksch brood" is als voedingsmiddel belangrijk genoeg om er een oogenblik de aan dacht aan te geven. Het is door de eeuwen heen 1 onze gematigde luchtstreek hét graanproduct j^Weest, dat bij arm en rijk iederen dag eenige *eeren op tafel verschijnt, en het staat daarom tenminste wat de in het gezin gebruikte hoe- Jeelheid betreft vrijwel bovenaan in de lijst ah onze onontbeerlijke levensbehoeften. De molenaar Cresp. de meelfabriek!) maalt het an de tarwe of de rc en levert dit 'eer 0f minder „uitgemalen", d. w. z. met een footer of kleiner gehalte aan zemelen, aan den Jakker (resp. de broodfabriek) af. De bakker bbeedt het deeg, geeft er verschillende vormen ^h, bakt het en bezorgt het aan de klanten. Een uniform product is brood dus geens zins: vorm, smaak, kleur, textuur, en last but not least voedzaamheid zijn zeer t'arieerend. Voor een deel is het verschil toe schrijven aan de voor het brood gekozen grondstofhet sterker uitgemalen meel, het »Volkorenmeel" geeft aan het brood de volle Si'aanwaarde, het volledige bezit van alle in «et gewas voorkomende stoffen, met name Minerale bestanddeelen (kalk, phosphor, ijzer, •jedium en vitaminen A, BI en B2). Daarom js het zij in het voorbijgaan opgemerkt "et gebruik van bruinbrood uit een oogpunt gezonde voeding vaak te verkiezen boven hat van witbrood. vVoor een ander deel is de menging van het v6eS, de keur dus van de verdere grondstoffen I, r de broodbereiding, van invloed op de voe- «ill! Sswaarde. Stellen we in dit opzicht water- 4/ brood en melkbrood naast elkaar, dan brengt ons de vergelijking tot de volgende feiten. Een wit waterbrood van 800 g. (met 8 pCt. eiwit, 0.5 pCt. vet, 54 pCt. koolhydraten en 37 pCt. water) levert 64 g. eiwit, 4 g. vet en 432 g. koolhydraten. In een wit melkbrood moet volgens het des betreffende voorschrift vertegenwoordigd zijn de waarde van 250 g. melk, waardoor het eiwitgehalte van het brood vermeerderd wordt met 8.5 g. Ook het gehalte aan vet en aan koolhydraten stijgt natuurlijk eenigszins. De als melk in het deeg verwerkte 8.5 g. eiwit voegt aan het brood een achtste van zijn oor spronkelijk eiwitgehalte toe; dat feit is uit een oogpunt van voedingsleer belangrijk, niet alleen omdat het de totale hoeveelheid eiwit in den maaltijd omhoog brengt, maar meer nog, omdat het aan het brood eiwit-soorten toe voegt, die op gunstige wijze het reeds aanwezige graan-eiwit aanvullen met de daarin ontbre- „Wolta", Ieplaan 25, Haag. Deventer Smyrna- wol, gegar kleurecht, loopt niet plat. Ruime keuze patr Stramien in alle br. inl. en lev d. geh. Nederland. (Adv.) kende bouwsteenen (aminozuren), en die het brood zoodoende tot een volledig eiwitvoedsel maken. Naast het eiwit is ook de kalk van de in het witlebrooddceg verwerkte melk voor het lichaam van belang: het van gebuilde tarwe gebakken brood staat n.l. op dit punt achter bij het ongebuilde, en het kan dus eenige aan vulling van kalk best gebruiken. In deze beschouwing werd tot hiertoe de prijs niet in rekening gebracht; de volledigheid eischt echter, dat ook daaraan aandacht geschonken Wi rdt. Het blijkt dan dat door de enkele centen, die men voor melkbrood méér betaalt, de daar in verwerkte melk goedkoop wordt betaald. Het Februari-nummer van „Beyers Mode für Alle1', dat opent met een pagina-groote foto van een jonge vrouw, die een voorjaars-sport- complet draagt, dat wel elke lezeres zich zal wenschen, geeft een groote keuze modellen voor voorjaarskleedmg binnens- en buitenshuis. Allereerst dan dit sportcomplet bestaande uit rok van een vroolijke Schotsche ruit, donkere blouse en langen effen mantel, van zoom tot capuchon gevoerd met dezelfde ruit. Een kort ruiten jasje zullen we dit voorjaar op ef fen rok zien dragen en een donker manteltje op ruiten rok. Jurkjes vindt u zoowel in een voudige als in zeer bewerkelijke uitvoering; van een origineele taille-afwerking aan den lossen rok ziet u een paar aardige voorbeelden. Het modeblad onderging een uitbreiding in den vorm van een achtbladig bijvoegsel „Mo derne Handwerken", met Nederlandschen tekst. Ditmaal zijn er onder meer een doopjurkje, Smyrnawerk, gebreide kinderkleertjes en kin- der-lingerie. Ook de raderbladen ontbreken niet. Deze rare woord-combinatie heeft u nog nooit gelezen. Ik ook niet. Wel zieken-bezoek, daarop gaat een gezonde. En daar hebben we den sleutel: het is hier een zieke, die op ge- zondenbezoek gaat, die via vulpen en kranten bezorger vanaf haar griepsponde bij degenen, die dit lezen,een bezoek brengt. Een krant lezen in bed, gaat heel gemak kelijk, je kunt de bladen wijd uitvouwen, veel wijder dan wanneer je als forens met z'n tie nen in een coupé zit. Bovendien kun je vanaf je bed zoo heerlijk de uitgevouwen bladen, als pakken, die van je hart vallen, op den grond laten glijden, wat je als normaal mensch in de bewoonde kamer niet in je hoofd zou halen. Kranten s c h r ij v e n in bed is echter moei lijker. Daar is al dadelijk de nukkigheid van je vulpen. Die is gewend om met 'r kop naar be neden gehouden te worden en zóó haar inkt af te staan. Maar tegen een achteroverleunenden stand, als gevolg van den horizontalen van haar gebruiker, protesteert zij, door maar heel bleek jes te inkten. Soit, een goed geoutilleerde tafel naast een ziekbed bevat, behalve asperine, bloe men en vitaminen-rijke dranken, ook een pot lood. En potlooden zijn over het algemeen min der nukkig dan vulpennen. Ziek zijn aan een niet-emstige winterziek- te kan den eenen dag een straf zijn en den anderen dag een belooning. De inzet met het daarbij behoorende is een straf, de reconvales centie is de belooning. Het laatste is namelijk net zoo prettig als om op een onbewoond eiland te zitten, wanneer je heel zeker weet, dat je daar binnenkort weer af mag. Wat doet een mensch op een onbewoond eiland? Niets anders dan dat hij zich de dagen laat aanleu nen. Hij is een keizer, die de uren regeert in- plaats van er, zooals in de bewoonde wereld, als een slaaf achteraan te hollen. De herstel lende is keizer van het kleine rijk binnen vier muren, waarachter hij het daagsche leven het daagsche leven laat. Hij sluit de oogen, terwijl de geluiden in het huis en op de straat tot hem doordringen en hij denkt: wat maken die gezonden zich toch druk. Misschien lachen de psychologen hierover achter hun dikke boeken, maar ik geloof, dat een volwassene z'n kindertijd niet genoeg heeft uitgevierd. Want als hij- even door het normale leven aan den kant gezet wordt en zoo stilletjes de kans krijgt, valt hij maar al te graag terug tot kinderlijkheid. Ik heb niet één maar wel drie vriendinnen, die als ze ziek zijn, uitslui tend kinderboeken lezen. Dat vermoeit niet, zeggen ze. Het zijn de kleine, prettige dingen, waar een ziekzijnde zich in vermeit, prettige dingen, die je in het gewone alledagleven net zoo min doet als taartjes eten, hoewel de taartjeswin kels er toch ook altijd zijn. Daar is bijvoorbeeld het spelletje van het scheppen met hand en schaduw Het wonderlijk bezit van een roze hand met vijf vingers, waarmee je op den wand een zwart konijn toovert met lange, rechte ooren gespitst om elk gevaar op te vangen. Dan plots, naar eigen willekeur, laat je hem met driftige knaagbeweginkjes aan een paar denbloemsteel knabbelen. Daar is achter het raam de buitenwereld, die je nooit zoo nauw bekijkt. Een vogeltje zet zich neer in den eiken boom op 'n besneeuwden tak, wit stuifsel poe dert omlaag. Zou het koude teentjes krijgen? Hebben vogels eigenlijk bloote voetjes of vast gegroeide schoentjes aan? Wat leerde de dier- kundeles vroeger? Tegen de heldere lucht staan als donker kantwerk de ijle takken met berkekatjes. Maar die lijken al bijna klaar om open te springen. Hoe zijn die zoo gezwollen in het doode jaar getijde? Wat accepteert een mensch toch zon der te apprecieeren Wie zegt daar nu ineens het woord verve len? Nee. gezonde, dan is u geen rasechte dus geestelijk overvoerde twintigste eeuwer. Gelooft u, dat een viervoeter, die het onver teerde herkauwt, zich verveelt? Nee, een dergelijke inactiviteit heeft met dit vervelende werkwoord niets uit te staan. Maar ook niets. En vandaar dit kort bezoek. Om u bij voorbaat troost te geven, wanneer de wintervijand in dit barre seizoen ook u mocht overvallen. Legt u er zich dan maar rustig bij neer. Een griephebbende. We hebben gebeden. bi Vinger. „Bertje is er niet, juffrouw." Ja, dat zie ik, de nooit-mankeerende Bertje is afwezig, Jan Donkers zit alleen en vindt dat niets gezellig. Ik kijk even door het raam, buiten stroomt de regen, misschien heeft m'n kleine vriend kou gevat, bij het omslaan van het weer. Kom, we gaan rekenen. Vermenigvuldigen met getallen van drie cij fers, erg ingewikkeld. Tien over negen, daar schemert iets boven 't deurraam, een natte kuif, de deur wordt moei zaam opengedaan, 'n Verhit, vochtig en stra lend snuit achter 'n beschermend-getorste, vie- zig-natte papierzak: Bertje. Niet ziek dus, gelukkig. Ik zie het gezicht van zijn buurman opkla ren. Maar nu moet ik even met een heel ver wonderd voorhoofdfronsen van deh kleinen laatkomer naar de klok kijken en omgekeerd. Dat is nu eenmaal een vereischte. Vooral, waar het iemand geldt, die nooit of te nimmer te laat komt. Bertje zal wel eens gauw een verklaring ge ven. „Ik ben jarig", fluistert hij. „En ik mocht 'm niet aanhouden, want 't regent zoo". 9 9" „De nieuwe broek, juffrouw, zoo'n fijne, van fluweel". Ik zie de voorste bank rechts halzen rek ken, om toch vooral niets van het verslag te missen, 't Is een meisjesbank en vrouwen zijn nu eenmaal nieuwsgierig. „Gaan jullie vast probeeren of je het derde rijtje kunt uitrekenen „Kom het hier maar even verder vertellen, Bertje", fluister ik en wenk hem naar de lessenaar. En dan volgt een beschrijving van de prach tige broek, nieuw, zwart fluweel, die Bertje van vader en moeder gekregen heeft en die hij haast aan mocht naar school, „maar het mocht niet meer van moeder toen het hard ging re genen en hij ging zoo lastig weer uit, omdat ie nieuw is, dan zit het nog zoo stijf. En toen viel de zak nog op straat". Ik kijk naar de nog steeds behoédzaam- om klemde zak, ja, er zitten nare modderplekken op en ik begrijp ten volle, dat het aan Bertje niet gelegen heeft, het telaatkomen. „Hij is nog heel", glundert ie, ,,'t is voor 't tracteeren", en mij wordt een blik gegund op den inhoud: het glinstert rood, geel en groen daarbinnen. „Mag ie bij de kachel, om te drogen?" vraagt de feesteling. „Natuurlijk mag dat". En dan sluipt Bertje zoo geruischloos moge lijk naar zijn plaats. Hij vindt, dat er vandaag werkelijk buitengewone aandacht aan hem is geschonken en rekent nu stilletjes met de an deren mee. Het is stil in de klas, maar toch hangt er 'n sfeer van onrust in het lokaal. Een blijde on rust, iets van feestelijke spanning. Buiten is de regen. Binnen is de kachel, die gezellig staat te snorren en een behaaglijke warmte verspreidt door het hooge, gevulde lokaal. Mijn winter- geraniums in de breede vensterbanken sprei den een feestelijk rood ten toon. En er is een jarige! Dat beteekent: in de meeste gevallen tracta- tie (daar mag je even bij praten, zachtjes), maar vooral: vertellen! Daar wordt voor ge zwoegd en gezwegen. Want bij straf of stand jes gaat het niet door. Wee dengene, die dit op zijn geweten laadt! De wraak der klasgenootjes is in zulke ge vallen niet te onderschatten! Dus weet ik, dat me 'n gemakkelijke dag te wachten staat, rustiger dan anders en ge noeglijker. Ik kan me een paar kwinkslagen en grapjes méér veroorloven, ze zullen toch niet te uitbundig worden. De blijde oorzaak van deze aangename over wegingen achtervolgt me intusschen met zijn groote, bruine kijkers. Hij zit boordevol met vreugde, daar moet hij iets van kwijt. Ik moet daarbij hulp verleenen. Want daar Bertje een van mijn braafste, gehoorzaamste leerlingen is, doet hij aandoenlijke pogingen, niet in te gaan op het uitnoodigende teenentrappen van Jan, zijn vriend en buurman, die tevens met zijn oogen „wat heb je gehad?" zit te telegra- feeren. Ik heb respect voor zooveel zelfbeheer- sching. Gelukkig is het nu teekenen, dus kan ik zorgen, dat ik, al critiseerend en verbete rend, bij „de" bank kom. Ik oogst dankbare blikken voor het betoonde begrip en open net gesprek: „Je was zeker vroeg wakker vanmorgen?" „Om half zes, maar ik moest nog 'n uur wachten, ze hadden allemaal nog zoo'n slaap". Kan ik me indenken. En dan: ,,'k Heb zoo'n boel gehad". Vijf paar ooren in de naaste omgeving wor den gespitst: nou zullen we het krijgen. gewone, want fluweelen broek. Ik weet. dat Bertjes vader al acht maanden „zonder" is en dat zijn kleine, hardwerkende, zichzelf ver getende moedertje de dubbeltjes méér dan tweemaal omkeeren moet, voor ze ze uit durft geven. Die broek. Ik zie hem bijna in een aure ool. „Heerlijk, zeg", ik moet er even m'n oogen bij dichtknijpen. „Wat nog meer?" informeert Jan Donkers, vriend en buurman. „Zestien dingen heb ik gekregen", glorieert de kleine verteller. Even stilte. Verbijstering. Hoe-is-het-mo-ge-lijk?? lees ik op de ge zichten. „Ja", geniet Bertje, ,,'n tol van m'n kleine zusjes, 'n rooie. En 'n zak knikkers, zóó'n zak". De afmetingen worden aangegeven. En, aan vullend: „Van de juffrouw naast ons. Daar haal ik wel 'ns boodschappen voor". Dat is drie, zie ik de jongens denken. „En die zak", wijst hij naar de kachel, „van opoe". Opoe woont bij de familie in om de ergste zorg een beetje te helpen verlichten. „D'r zitten toffees in". „Fijn, jö", zegt Jan goedkeurend. „En oome Bert is gisteravond geweest, juf-' frouw", straalt m'n kleine feesteling. Oome Bert, eigenaar van „B. de Klopper, in groen ten en fruit" in ik-weet-niet-welk straatje, is de geadoreerde peetoom. Oome Bert kan zulke fijne kunstjes met kaarten, hij houdt van klei ne jongens en heeft een „zaak". Weshalve hij door zijn jeugdigen neef oprecht vereerd en bemind wordt. „En weet u, wat ie meebracht? Een heele tros bananen, twaalf zaten d'r aan, uit de zaak. Voor mij. En nou heb 'k zestien fijne dingen", besluit Bertje vergenoegd. Ik kijk even. Neen, het is geen scherts. Een broek een tol. een zak knikkers, de tractatie- zak en zegge twaalf bananen, samen zestien, 't Is waar. En als een van de omringende jon gens soms iets van twijfel in zich voelt opko men, dan moet hij maar naar Bertjes gezicht kijken. Daarin staan rotsvaste overtuiging en blijde geestdrift gegrift. Zóó, dat we het er langzamerhand allemaal over eens zijn, dat 't werkelijk „reuze" is met al die cadeaux. En Bertje, ontladen, kan nu tweemaal zoo mooi teekenen als daarstraks Om vier uur mag Bertje even nablijven, het is de gewoonte, dat de juffrouw bij verjaar dagen iets uit den lessenaar opdiept en dezen keer moet 'k werkelijk goed speuren of de „mooie" inktlap er nog ligt. Er is ook nog een boekenlegger, wacht, Bertje mag kiezen. Na een bescheiden aarzeling, ,,'t is zóó'n fijne", kiest hij den inktlap en dan. overgelukkig, holt hij weg, de lange gang door, een donker klein manneke, een schattig, tevreden knulletje, ons Bertje! S. K. Om niet te spreken var, een slaapmuts. Want niet waar, we glimlachen alle maal, zonder uitzondering, om onze grootmoeders en betovergrootvaders, die zich geen volledige nachtkleedij konden denken zonder de witwollerr of katoenen mét een-kwastje-versierde slaap muts. Zoo'n artikel als de argeloos snurkende „Onkel Fritz" uit het prentenboek draagt, terwijl de stoute knaapjes Max en Moritz meikevers over zijn dek la ten loopen. Wij lachen om slaapmut sen. Wij vinden die onflat teus en onhygiënisch en bo vendien hebben wij ver warmde slaapkamers. Edoch, alle verschijnselen op het gebied der mode laten we dit dan nacht-mo de noemen vormen een kringloop en in den barren en boozen winter 1940, die ons laat voelen, wat eigenlijk winter is, lijden velen onder ons, als ze zich met wollen pyama, bedsokken en krui ken onder de wol begeven aaneen koud hoofd Waarom niet, .denken ze en draaien een wollen shawl om haar kruin, of ze zetten een ijsmuts op. En dat zijn dan nog de gezonden. De hoes tenden, proestenden, verkoudenen en aangriep- lij denden, die overgevoelig zijn voor elk zucht je kou dat géén woning met enkele ramen in zoo'n winter vermag buiten te sluiten zouden het hoofd liefst met den kruikenzak omwikkelen. En warempel, daar zijn we weer aan de slaapmuts. Maar een slaapmuts is een leelijk ding en de moderne vrouw is er geluk kig van doordrongen, dat zij er onder alle om standigheden aardig uit moet zien. De hier geschetste liseuse of met z'n Hol- landschen naam aangesproken, dit bedjasje met capuchon, lijkt ons een geknipt kleedingstuk voor de zieke of herstellende, die gevoelig is voor een koude kruin en die naar believen des nachts de losse capuchon kan dragen. Wij denken ons dit bedjasje van flanel of van ge watteerde zijde. Wat er op dat gebied gefabri ceerd wordt, kunt u met uw fantasie niet be naderen zoolang u niet eens tusschen die ver rukkelijke zachte pastelkleurige weefsels ge neusd heeft. De capuchon, waarvan de uitste kende punt vervalt, opdat hij meer een kapje lijkt, wordt niet aan het jasje vastgenaaid. Hij is met strikjes of knoopjes, naar uw eigen vin dingrijkheid, te bevestigen. Als voering van 't kapje kiezen we een zijde, bijvoorbeeld in zachtrose kleur, omdat rose zoo vlak tegen het gelaat meer flatteert dan blauw. Dat dit bedjasje doelmatig is, moet u toe geven. Dat de hoofdbedekking coquetter is dan de slaapmuts ook! A. Voor de huisvrouw, die graag veel werk maakt van de toespijs, zijn de twee receptenboekjes, verschenen bij den uitgever Nijgh van Dit- mar te Rotterdam, respectievelijk getiteld „Warme Nagerechten" en „Koude Nagerech ten", samengesteld door een patissier. In „Warme Nagerechten" vindt men onder meer het volgend recept van: Besehuitkoek met appelen. Tien zure appelen, tien a twaalf beschuiten, een halve liter melk, 5 eierdooiers, vijf eiwit ten, een ons kristalsuiker, tachtig gram krenten tachtig gram sukade, een ons sultanarozijnen, een scheut rum. Na geschild en van klokhuis bevrijd te zijn, worden de appels tot snippers gesneden. Bak deze snippers in boter, zoodat ze een lichtbrui ne kleur verkrijgen. De beschuiten worden ge weekt in de melk en dan bij de licht gefruite stukjes appel gedaan. Voeg ook de eierdooiers bij het mengsel en klop alles goed door el kaar. De sukade wordt zeer fijn gesneden en vervolgens worden ook de krenten en rozijnen doorgeschept. Voeg daarna de rum toe en klop Een goede werkkast is geventi- cerd; 'de dweilen, sponsen, bor stels moeten, om niet muf te wor den, kunnen luchten. De zeemlap wordt, na dienst ge daan te hebben, in lauw water uit geslagen en dan vooral n ie t bij de kachel te drogen gehangen, want dan vindt V na verloop van tijd een stuk carton terug. Een door veelvuldig gebruik vuil- geworden zeemlap krijgt een „groote" beurt, door hem een tijdje te laten weeken in lauw water, icaarin een scheut ammoniak, daarna te wasschen in een even eens lauw zeepsopje. dan te spoe len, om hem tenslotte hangend te drogen. De werkspons. die op den duur geen al te frisschen indruk meer geeft, wordt op de zelfde wijze als haar zeemleeren collega behandeld maar nagespoeld in water met 'n scheut azijn. Is de spons kleverig dan moet ze geruimen tijd te week gezet in water met borax, azijn of citroensap. De dweil icordt na ge bruik niet in een prop geduwd, •naar over een rekje te drogen ge hangen; een zeer vuile dweil wordt eerst in lauw sodawater onderge dompeld. uitgedrukt en daarna door heet sodawater geslagen. Dat we ook een molton na ge bruik spoelen, spreekt vanzelf, maar denkt er aan, bij het wrin- oen de zelfkanten naar boven, an ders wordt er stuk gewrongen. Vit werkborstels verwijdert men stof en vuil met een groven kam- Kleeren- en haarborstels kunnen op grauw papier worden afgewre ven. Voor fijnere borstels is water met ammoniak het reinigingsmid del. maar zorgen, dat het hout niet nat wordt. Ook van grovere borstels die in sodawater worden gereinigd, moet het hout niet nat worden. De zeer consciëntieuze huisvrouw kan het hout der borstels met was op wrijven. Borstels worden gedroogd ofwel hangend of op den kant staand. Voor luiwagens, bezems en boenders geldt hetzelfde. Wordt 't houtgedeelte kaal, dan kan het op geknapt ivorden met blank vernis. Roode stelen krijgen een laagje rood spiritus-vernis. Commissie tot voorlichting op huishoudelijk gebied. de eiwitten flink stijf onder toevoeging van de suiker. Is ook het schuim doorgeschept, dan wordt het mengsel in een koekepan in ruim boter gebakken. Ook kunt u een flink afge- smeerde taartpan voor het bakken gebruiken, waarbij het gaar worden in een flink verhit ten oven moet plaats vinden. Na het bakken wordt de koek met wat gesmolten boter bego ten, met poedersuiker bestoven en warm opge diend. Uit „Koude Nagerechten" nemen wij voor u over het recept van Abrikozenpudding. Een halve liter melk, een halve liter purée van abrikozen, drie ons kristalsuiker, twee eie ren, negentig gram maizena, een half stokje vanille. Ter verkrijging van abrikozenpurée worden ongeveer drie ons gedroogde abrikozen een nacht in koud water gezet, waarna de vruch ten gaar gekookt worden. Laat ze op een ver giet uitlekken en wrijf ze daarna door een zeefje. Op deze manier wordt de purée verkre gen. Slap de purée met melk af tot een litef vloeistof verkregen is. Kook dit mengsel, waar aan het stukje vanille is toegevoegd en roer intusschen de suiker met de eieren en de mai zena aan Mocht dit iets te stijf zijn, dan kunt u een weinig achtergehouden koude melk toe voegen. Nadat het geheel even doorgekookt is, waarbij voortdurend geroerd moet worden, kan het verkregene in een vorm tot afkoeling ko men. Na het storten van de pudding kunt u deze met wat geconfjjte oranjesnippers en en kele meikersen omgeven. In een kwart liter heel water lost U een eetlepel suiker op. Na afkoeling voegt U hieraan toe 30 gram Vervus (dubbel ge concentreerd), die U by eiken apotheker of drogist kunt verkrijgen. Even goed doorroeren en Uw hoestsiroop is gereed. Dosis: volwassenen: een eetlepel; kinderen van 812 jaar: een dessert lepel, kinderen van 38 jaar: een theelepel. Na de voornaamste maaltijden en voor het naar bed gaan Om niet te vergeten 30 gram Vervus (dubbel geconcentreerd) In huis te halen bevelen wij U aan dit recept uit te knippen. Denk aan de Uwen „ergens in Nederland". Zorg voor een flesch aangem. Vervus, die ze bij hun volgende verlof kunnen medenemen Van de oudste en meest bekende fabriek in Nederland Prima fabrikaat voor elke beurs VRAAGT UWEN WINKELIER Imp Rotter^. Prod M«j WITTE HUIS -RoHfwfiom Hoest- bonbons ZUTPHEN - ROTTERDAM (Leuvehawen 127) AMSTERDAM Pnnc Hendrikkade 162

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 9