Het regent, het zegent
(fn
111 N
l mm
GEZONDEN
BEZOEK
EEN SLAAP-CAPUCHON
DE JARIGE
LEKO STOFZUIGERS
I I I II 'I M
Voordeelen van bruin
en melkbrood
OVERGANGSMODE
NAGERECHTEN
WARM OF KOUD
Over dweil, spons
en boender
Üen te
OP
Maak zelf Uw hoestsiroop
SANITAIR
SS! 1
u in gezelschap zit te praten, let u
h°cf2ll?en maar op de houding van uw
See/ Ulu schouders en uw handen en ver-
toe^ u> wat uw voeten doen? Dan zoudt u
^rn0eens ery kunnen schrikken, wanneer
h]a,qP<1 u plotseling een spiegel voorzette,
kis l7^.u uzelf ten voeten uit gezeten zag.
1e ^hien zouden uw schoenpunten u op
bpuSt onelegante ivijze aankijken.
's houding van de voeten drukt iets van
bit, V}s°hen stemming en van zijn karakter
hioT niet minder van zijn beschaving. De
nh ?ont een verlegene, een zich wat
®eïeè doelende of iemand, die nog niet
heeft, dat welgemanierdheid beheer-
""0 is, ook van de voeten.
SMYRNA HANDWERK
,Die broek".
Ja, de broek, de nieuwe, de mooie, de buiten
EEN NIEUW RECEPT
MET DIT MERK - MINDER WERK
VOOR ALLE
1
DE VROUW EN HAAR TIJD
9 O 9
.Eens zal het toch moeten gebeuren, dat het
in den thermometer stijgt en dat lauwe
^gendruppels ijs en sneeuw doen wegsmelten.
een klimaat als het onze, met z'n verander
lijkheden, moet men op alles ingesteld zijn en
«jent men z'n kleeding, voor zichzelf en de
kinderen, voor alle uiteenloopende weersge
steldheden paraat te hebben.
Over het algemeen hebben kinderen geen be
daar tegen een flinke regenbui. Integendeel,
kji scheppen groot behagen in een gietregen.
al is het dan ook verboden, zij doen eigen
lik niets liever dan kletsnat thuis komen. Hoe
Matter, hoe mooier. En aangezien de plassen nu
Ssntnaal een onweerstaanbare attractie schij-
zijn, moeten zij er met hun kleine bee-
ken wel quasi bij ongeluk door heen wande-
'eh, zoodat de nattigheid van twee kanten
k°mt, van onder en van boven. Op den koop
leeren zij ook nog liedjes, die hen aanspo-
teh tot dit vochtig vermaak, als daar zijn:
'■Meiregen maakt dat ik grooter word", of
„Hansje loopt op klompen". Nu vraag ik u,
houdt na dit alles overwogen te hebben, de
kinderen maar eens droog.
Dus blijft ons maar één ding over en dat
is te zorgen voor practische regenkleeding voor
de kleuters. Ter bescherming van de beencn
dienen ten eerste de overschoenen, die tegen
woordig te kust en te keur voor de jeugd ge
maakt worden en ten tweede de rubberkap
laarzen. Deze laatste zijn een ideale dracht,
mits men er maar aan denkt den knaap of
het meiske een paar andere schoenen mee naar
school te geven om daar aan te trekken. Den
heelen dag met die rubberschoenen aan zon
der eenige ventilatie is heel onhygiënisch voor
de voetjes.
De jongens-regenjassen zijn tamelijk een
tonig van vorm en model, gabardine, rubber,
zeildoek. Maar voor de meisjes heeft men te
genwoordig ook daarin allerlei variatie. Het
plaatje hierboven bewijst het. Rubbers'en wa
terdichte stoffen voor deze jasjes en capes zijn
per meter verkrijgbaar en met een beetje ple
zier er in, heeft men zoo'n gevalletje vlug ge
noeg in elkaar.
Nummer één draagt een vlot, ruim jasje
met schouderstuk van gabardine bijvoorbeeld.
Het doorzichtige kapje in de kleur van 't man
teltje.
De cape met kap, nummer twee, is alleraar
digst van wit gummi met roode noppen.
Het derde model is geschikt voor een iets
ouder meisje. Ook hier is gummi gebruikt,
maar kraag en muts zijn van sterk fluweel.
Het vierde meisje draagt het manteltje van
Roodkapje. Het staat allerliefst, maar er zal
wel een gewoon jasje onder moeten.
En de laatste jongedame is de modernste van
allemaal. Haar cape met capuchon is van het
nieuwe doorzichtige weefsel, dat van een meng
sel van rubber en zijde is gemaakt.
CLARA
.Ons „dagelijksch brood" is als voedingsmiddel
belangrijk genoeg om er een oogenblik de aan
dacht aan te geven. Het is door de eeuwen heen
1 onze gematigde luchtstreek hét graanproduct
j^Weest, dat bij arm en rijk iederen dag eenige
*eeren op tafel verschijnt, en het staat daarom
tenminste wat de in het gezin gebruikte hoe-
Jeelheid betreft vrijwel bovenaan in de lijst
ah onze onontbeerlijke levensbehoeften.
De molenaar Cresp. de meelfabriek!) maalt het
an de tarwe of de rc
en levert dit
'eer 0f minder „uitgemalen", d. w. z. met een
footer of kleiner gehalte aan zemelen, aan den
Jakker (resp. de broodfabriek) af. De bakker
bbeedt het deeg, geeft er verschillende vormen
^h, bakt het en bezorgt het aan de klanten.
Een uniform product is brood dus geens
zins: vorm, smaak, kleur, textuur, en last
but not least voedzaamheid zijn zeer
t'arieerend. Voor een deel is het verschil toe
schrijven aan de voor het brood gekozen
grondstofhet sterker uitgemalen meel, het
»Volkorenmeel" geeft aan het brood de volle
Si'aanwaarde, het volledige bezit van alle in
«et gewas voorkomende stoffen, met name
Minerale bestanddeelen (kalk, phosphor, ijzer,
•jedium en vitaminen A, BI en B2). Daarom
js het zij in het voorbijgaan opgemerkt
"et gebruik van bruinbrood uit een oogpunt
gezonde voeding vaak te verkiezen boven
hat van witbrood.
vVoor een ander deel is de menging van het
v6eS, de keur dus van de verdere grondstoffen
I, r de broodbereiding, van invloed op de voe-
«ill!
Sswaarde. Stellen we in dit opzicht water-
4/
brood en melkbrood naast elkaar, dan brengt ons
de vergelijking tot de volgende feiten.
Een wit waterbrood van 800 g. (met 8 pCt.
eiwit, 0.5 pCt. vet, 54 pCt. koolhydraten en
37 pCt. water) levert 64 g. eiwit, 4 g. vet en
432 g. koolhydraten.
In een wit melkbrood moet volgens het des
betreffende voorschrift vertegenwoordigd zijn
de waarde van 250 g. melk, waardoor het
eiwitgehalte van het brood vermeerderd wordt
met 8.5 g. Ook het gehalte aan vet en aan
koolhydraten stijgt natuurlijk eenigszins.
De als melk in het deeg verwerkte 8.5 g. eiwit
voegt aan het brood een achtste van zijn oor
spronkelijk eiwitgehalte toe; dat feit is uit
een oogpunt van voedingsleer belangrijk, niet
alleen omdat het de totale hoeveelheid eiwit in
den maaltijd omhoog brengt, maar meer nog,
omdat het aan het brood eiwit-soorten toe
voegt, die op gunstige wijze het reeds aanwezige
graan-eiwit aanvullen met de daarin ontbre-
„Wolta", Ieplaan 25, Haag. Deventer Smyrna-
wol, gegar kleurecht, loopt niet plat. Ruime
keuze patr Stramien in alle br. inl. en lev d.
geh. Nederland. (Adv.)
kende bouwsteenen (aminozuren), en die het
brood zoodoende tot een volledig eiwitvoedsel
maken.
Naast het eiwit is ook de kalk van de in
het witlebrooddceg verwerkte melk voor het
lichaam van belang: het van gebuilde tarwe
gebakken brood staat n.l. op dit punt achter
bij het ongebuilde, en het kan dus eenige aan
vulling van kalk best gebruiken.
In deze beschouwing werd tot hiertoe de prijs
niet in rekening gebracht; de volledigheid eischt
echter, dat ook daaraan aandacht geschonken
Wi rdt. Het blijkt dan dat door de enkele centen,
die men voor melkbrood méér betaalt, de daar
in verwerkte melk goedkoop wordt betaald.
Het Februari-nummer van „Beyers Mode für
Alle1', dat opent met een pagina-groote foto
van een jonge vrouw, die een voorjaars-sport-
complet draagt, dat wel elke lezeres zich zal
wenschen, geeft een groote keuze modellen
voor voorjaarskleedmg binnens- en buitenshuis.
Allereerst dan dit sportcomplet bestaande uit
rok van een vroolijke Schotsche ruit, donkere
blouse en langen effen mantel, van zoom tot
capuchon gevoerd met dezelfde ruit. Een
kort ruiten jasje zullen we dit voorjaar op ef
fen rok zien dragen en een donker manteltje
op ruiten rok. Jurkjes vindt u zoowel in een
voudige als in zeer bewerkelijke uitvoering; van
een origineele taille-afwerking aan den lossen
rok ziet u een paar aardige voorbeelden.
Het modeblad onderging een uitbreiding in
den vorm van een achtbladig bijvoegsel „Mo
derne Handwerken", met Nederlandschen tekst.
Ditmaal zijn er onder meer een doopjurkje,
Smyrnawerk, gebreide kinderkleertjes en kin-
der-lingerie. Ook de raderbladen ontbreken
niet.
Deze rare woord-combinatie heeft u nog
nooit gelezen. Ik ook niet. Wel zieken-bezoek,
daarop gaat een gezonde. En daar hebben we
den sleutel: het is hier een zieke, die op ge-
zondenbezoek gaat, die via vulpen en kranten
bezorger vanaf haar griepsponde bij degenen,
die dit lezen,een bezoek brengt.
Een krant lezen in bed, gaat heel gemak
kelijk, je kunt de bladen wijd uitvouwen, veel
wijder dan wanneer je als forens met z'n tie
nen in een coupé zit. Bovendien kun je vanaf
je bed zoo heerlijk de uitgevouwen bladen, als
pakken, die van je hart vallen, op den grond
laten glijden, wat je als normaal mensch in
de bewoonde kamer niet in je hoofd zou halen.
Kranten s c h r ij v e n in bed is echter moei
lijker. Daar is al dadelijk de nukkigheid van je
vulpen. Die is gewend om met 'r kop naar be
neden gehouden te worden en zóó haar inkt af
te staan. Maar tegen een achteroverleunenden
stand, als gevolg van den horizontalen van haar
gebruiker, protesteert zij, door maar heel bleek
jes te inkten. Soit, een goed geoutilleerde tafel
naast een ziekbed bevat, behalve asperine, bloe
men en vitaminen-rijke dranken, ook een pot
lood. En potlooden zijn over het algemeen min
der nukkig dan vulpennen.
Ziek zijn aan een niet-emstige winterziek-
te kan den eenen dag een straf zijn en den
anderen dag een belooning. De inzet met het
daarbij behoorende is een straf, de reconvales
centie is de belooning. Het laatste is namelijk
net zoo prettig als om op een onbewoond
eiland te zitten, wanneer je heel zeker weet,
dat je daar binnenkort weer af mag. Wat doet
een mensch op een onbewoond eiland? Niets
anders dan dat hij zich de dagen laat aanleu
nen. Hij is een keizer, die de uren regeert in-
plaats van er, zooals in de bewoonde wereld,
als een slaaf achteraan te hollen. De herstel
lende is keizer van het kleine rijk binnen vier
muren, waarachter hij het daagsche leven het
daagsche leven laat. Hij sluit de oogen, terwijl
de geluiden in het huis en op de straat tot
hem doordringen en hij denkt: wat maken die
gezonden zich toch druk.
Misschien lachen de psychologen hierover
achter hun dikke boeken, maar ik geloof, dat
een volwassene z'n kindertijd niet genoeg heeft
uitgevierd. Want als hij- even door het normale
leven aan den kant gezet wordt en zoo stilletjes
de kans krijgt, valt hij maar al te graag terug
tot kinderlijkheid. Ik heb niet één maar wel
drie vriendinnen, die als ze ziek zijn, uitslui
tend kinderboeken lezen. Dat vermoeit niet,
zeggen ze.
Het zijn de kleine, prettige dingen, waar een
ziekzijnde zich in vermeit, prettige dingen,
die je in het gewone alledagleven net zoo min
doet als taartjes eten, hoewel de taartjeswin
kels er toch ook altijd zijn. Daar is bijvoorbeeld
het spelletje van het scheppen met hand en
schaduw Het wonderlijk bezit van een roze
hand met vijf vingers, waarmee je op den wand
een zwart konijn toovert met lange, rechte
ooren gespitst om elk gevaar op te vangen.
Dan plots, naar eigen willekeur, laat je hem
met driftige knaagbeweginkjes aan een paar
denbloemsteel knabbelen. Daar is achter het
raam de buitenwereld, die je nooit zoo nauw
bekijkt. Een vogeltje zet zich neer in den eiken
boom op 'n besneeuwden tak, wit stuifsel poe
dert omlaag. Zou het koude teentjes krijgen?
Hebben vogels eigenlijk bloote voetjes of vast
gegroeide schoentjes aan? Wat leerde de dier-
kundeles vroeger?
Tegen de heldere lucht staan als donker
kantwerk de ijle takken met berkekatjes. Maar
die lijken al bijna klaar om open te springen.
Hoe zijn die zoo gezwollen in het doode jaar
getijde? Wat accepteert een mensch toch zon
der te apprecieeren
Wie zegt daar nu ineens het woord verve
len? Nee. gezonde, dan is u geen rasechte
dus geestelijk overvoerde twintigste eeuwer.
Gelooft u, dat een viervoeter, die het onver
teerde herkauwt, zich verveelt?
Nee, een dergelijke inactiviteit heeft met dit
vervelende werkwoord niets uit te staan. Maar
ook niets. En vandaar dit kort bezoek. Om u
bij voorbaat troost te geven, wanneer de
wintervijand in dit barre seizoen ook u mocht
overvallen.
Legt u er zich dan maar rustig bij neer.
Een griephebbende.
We hebben gebeden. bi Vinger.
„Bertje is er niet, juffrouw."
Ja, dat zie ik, de nooit-mankeerende Bertje
is afwezig, Jan Donkers zit alleen en vindt dat
niets gezellig.
Ik kijk even door het raam, buiten stroomt
de regen, misschien heeft m'n kleine vriend
kou gevat, bij het omslaan van het weer.
Kom, we gaan rekenen.
Vermenigvuldigen met getallen van drie cij
fers, erg ingewikkeld.
Tien over negen, daar schemert iets boven 't
deurraam, een natte kuif, de deur wordt moei
zaam opengedaan, 'n Verhit, vochtig en stra
lend snuit achter 'n beschermend-getorste, vie-
zig-natte papierzak: Bertje.
Niet ziek dus, gelukkig.
Ik zie het gezicht van zijn buurman opkla
ren. Maar nu moet ik even met een heel ver
wonderd voorhoofdfronsen van deh kleinen
laatkomer naar de klok kijken en omgekeerd.
Dat is nu eenmaal een vereischte. Vooral, waar
het iemand geldt, die nooit of te nimmer te
laat komt.
Bertje zal wel eens gauw een verklaring ge
ven.
„Ik ben jarig", fluistert hij. „En ik mocht
'm niet aanhouden, want 't regent zoo".
9 9"
„De nieuwe broek, juffrouw, zoo'n fijne, van
fluweel".
Ik zie de voorste bank rechts halzen rek
ken, om toch vooral niets van het verslag te
missen, 't Is een meisjesbank en vrouwen zijn
nu eenmaal nieuwsgierig.
„Gaan jullie vast probeeren of je het derde
rijtje kunt uitrekenen „Kom het hier maar
even verder vertellen, Bertje", fluister ik en
wenk hem naar de lessenaar.
En dan volgt een beschrijving van de prach
tige broek, nieuw, zwart fluweel, die Bertje
van vader en moeder gekregen heeft en die hij
haast aan mocht naar school, „maar het mocht
niet meer van moeder toen het hard ging re
genen en hij ging zoo lastig weer uit, omdat
ie nieuw is, dan zit het nog zoo stijf. En toen
viel de zak nog op straat".
Ik kijk naar de nog steeds behoédzaam- om
klemde zak, ja, er zitten nare modderplekken
op en ik begrijp ten volle, dat het aan Bertje
niet gelegen heeft, het telaatkomen.
„Hij is nog heel", glundert ie, ,,'t is voor 't
tracteeren", en mij wordt een blik gegund op
den inhoud: het glinstert rood, geel en groen
daarbinnen.
„Mag ie bij de kachel, om te drogen?" vraagt
de feesteling.
„Natuurlijk mag dat".
En dan sluipt Bertje zoo geruischloos moge
lijk naar zijn plaats. Hij vindt, dat er vandaag
werkelijk buitengewone aandacht aan hem is
geschonken en rekent nu stilletjes met de an
deren mee.
Het is stil in de klas, maar toch hangt er 'n
sfeer van onrust in het lokaal. Een blijde on
rust, iets van feestelijke spanning.
Buiten is de regen.
Binnen is de kachel, die gezellig staat te
snorren en een behaaglijke warmte verspreidt
door het hooge, gevulde lokaal. Mijn winter-
geraniums in de breede vensterbanken sprei
den een feestelijk rood ten toon.
En er is een jarige!
Dat beteekent: in de meeste gevallen tracta-
tie (daar mag je even bij praten, zachtjes),
maar vooral: vertellen! Daar wordt voor ge
zwoegd en gezwegen. Want bij straf of stand
jes gaat het niet door. Wee dengene, die dit
op zijn geweten laadt!
De wraak der klasgenootjes is in zulke ge
vallen niet te onderschatten!
Dus weet ik, dat me 'n gemakkelijke dag
te wachten staat, rustiger dan anders en ge
noeglijker. Ik kan me een paar kwinkslagen en
grapjes méér veroorloven, ze zullen toch niet
te uitbundig worden.
De blijde oorzaak van deze aangename over
wegingen achtervolgt me intusschen met zijn
groote, bruine kijkers. Hij zit boordevol met
vreugde, daar moet hij iets van kwijt. Ik moet
daarbij hulp verleenen. Want daar Bertje een
van mijn braafste, gehoorzaamste leerlingen
is, doet hij aandoenlijke pogingen, niet in te
gaan op het uitnoodigende teenentrappen van
Jan, zijn vriend en buurman, die tevens met
zijn oogen „wat heb je gehad?" zit te telegra-
feeren. Ik heb respect voor zooveel zelfbeheer-
sching. Gelukkig is het nu teekenen, dus kan
ik zorgen, dat ik, al critiseerend en verbete
rend, bij „de" bank kom. Ik oogst dankbare
blikken voor het betoonde begrip en open net
gesprek:
„Je was zeker vroeg wakker vanmorgen?"
„Om half zes, maar ik moest nog 'n uur
wachten, ze hadden allemaal nog zoo'n slaap".
Kan ik me indenken.
En dan: ,,'k Heb zoo'n boel gehad".
Vijf paar ooren in de naaste omgeving wor
den gespitst: nou zullen we het krijgen.
gewone, want fluweelen broek. Ik weet. dat
Bertjes vader al acht maanden „zonder" is
en dat zijn kleine, hardwerkende, zichzelf ver
getende moedertje de dubbeltjes méér dan
tweemaal omkeeren moet, voor ze ze uit durft
geven. Die broek. Ik zie hem bijna in een aure
ool.
„Heerlijk, zeg", ik moet er even m'n oogen
bij dichtknijpen.
„Wat nog meer?" informeert Jan Donkers,
vriend en buurman.
„Zestien dingen heb ik gekregen", glorieert
de kleine verteller.
Even stilte. Verbijstering.
Hoe-is-het-mo-ge-lijk?? lees ik op de ge
zichten.
„Ja", geniet Bertje, ,,'n tol van m'n kleine
zusjes, 'n rooie. En 'n zak knikkers, zóó'n zak".
De afmetingen worden aangegeven. En, aan
vullend: „Van de juffrouw naast ons. Daar
haal ik wel 'ns boodschappen voor".
Dat is drie, zie ik de jongens denken.
„En die zak", wijst hij naar de kachel, „van
opoe".
Opoe woont bij de familie in om de ergste
zorg een beetje te helpen verlichten.
„D'r zitten toffees in".
„Fijn, jö", zegt Jan goedkeurend.
„En oome Bert is gisteravond geweest, juf-'
frouw", straalt m'n kleine feesteling. Oome
Bert, eigenaar van „B. de Klopper, in groen
ten en fruit" in ik-weet-niet-welk straatje, is
de geadoreerde peetoom. Oome Bert kan zulke
fijne kunstjes met kaarten, hij houdt van klei
ne jongens en heeft een „zaak". Weshalve hij
door zijn jeugdigen neef oprecht vereerd en
bemind wordt.
„En weet u, wat ie meebracht? Een heele
tros bananen, twaalf zaten d'r aan, uit de zaak.
Voor mij. En nou heb 'k zestien fijne dingen",
besluit Bertje vergenoegd.
Ik kijk even. Neen, het is geen scherts. Een
broek een tol. een zak knikkers, de tractatie-
zak en zegge twaalf bananen, samen zestien,
't Is waar. En als een van de omringende jon
gens soms iets van twijfel in zich voelt opko
men, dan moet hij maar naar Bertjes gezicht
kijken. Daarin staan rotsvaste overtuiging en
blijde geestdrift gegrift. Zóó, dat we het er
langzamerhand allemaal over eens zijn, dat 't
werkelijk „reuze" is met al die cadeaux. En
Bertje, ontladen, kan nu tweemaal zoo mooi
teekenen als daarstraks
Om vier uur mag Bertje even nablijven, het
is de gewoonte, dat de juffrouw bij verjaar
dagen iets uit den lessenaar opdiept en dezen
keer moet 'k werkelijk goed speuren of de
„mooie" inktlap er nog ligt. Er is ook nog een
boekenlegger, wacht, Bertje mag kiezen. Na
een bescheiden aarzeling, ,,'t is zóó'n fijne",
kiest hij den inktlap en dan. overgelukkig, holt
hij weg, de lange gang door, een donker klein
manneke, een schattig, tevreden knulletje, ons
Bertje!
S. K.
Om niet te spreken var,
een slaapmuts. Want niet
waar, we glimlachen alle
maal, zonder uitzondering,
om onze grootmoeders en
betovergrootvaders, die zich
geen volledige nachtkleedij
konden denken zonder de
witwollerr of katoenen mét
een-kwastje-versierde slaap
muts. Zoo'n artikel als de
argeloos snurkende „Onkel
Fritz" uit het prentenboek
draagt, terwijl de stoute
knaapjes Max en Moritz
meikevers over zijn dek la
ten loopen.
Wij lachen om slaapmut
sen. Wij vinden die onflat
teus en onhygiënisch en bo
vendien hebben wij ver
warmde slaapkamers.
Edoch, alle verschijnselen
op het gebied der mode
laten we dit dan nacht-mo
de noemen vormen een
kringloop en in den barren
en boozen winter 1940, die
ons laat voelen, wat eigenlijk
winter is, lijden velen onder
ons, als ze zich met wollen
pyama, bedsokken en krui
ken onder de wol begeven
aaneen koud hoofd
Waarom niet, .denken ze en
draaien een wollen shawl
om haar kruin, of ze zetten een ijsmuts op.
En dat zijn dan nog de gezonden. De hoes
tenden, proestenden, verkoudenen en aangriep-
lij denden, die overgevoelig zijn voor elk zucht
je kou dat géén woning met enkele ramen
in zoo'n winter vermag buiten te sluiten
zouden het hoofd liefst met den kruikenzak
omwikkelen. En warempel, daar zijn we weer
aan de slaapmuts. Maar een slaapmuts is een
leelijk ding en de moderne vrouw is er geluk
kig van doordrongen, dat zij er onder alle om
standigheden aardig uit moet zien.
De hier geschetste liseuse of met z'n Hol-
landschen naam aangesproken, dit bedjasje met
capuchon, lijkt ons een geknipt kleedingstuk
voor de zieke of herstellende, die gevoelig is
voor een koude kruin en die naar believen des
nachts de losse capuchon kan dragen. Wij
denken ons dit bedjasje van flanel of van ge
watteerde zijde. Wat er op dat gebied gefabri
ceerd wordt, kunt u met uw fantasie niet be
naderen zoolang u niet eens tusschen die ver
rukkelijke zachte pastelkleurige weefsels ge
neusd heeft. De capuchon, waarvan de uitste
kende punt vervalt, opdat hij meer een kapje
lijkt, wordt niet aan het jasje vastgenaaid. Hij
is met strikjes of knoopjes, naar uw eigen vin
dingrijkheid, te bevestigen. Als voering van 't
kapje kiezen we een zijde, bijvoorbeeld in
zachtrose kleur, omdat rose zoo vlak tegen het
gelaat meer flatteert dan blauw.
Dat dit bedjasje doelmatig is, moet u toe
geven. Dat de hoofdbedekking coquetter is dan
de slaapmuts ook!
A.
Voor de huisvrouw, die graag veel werk maakt
van de toespijs, zijn de twee receptenboekjes,
verschenen bij den uitgever Nijgh van Dit-
mar te Rotterdam, respectievelijk getiteld
„Warme Nagerechten" en „Koude Nagerech
ten", samengesteld door een patissier.
In „Warme Nagerechten" vindt men onder
meer het volgend recept van: Besehuitkoek met
appelen.
Tien zure appelen, tien a twaalf beschuiten,
een halve liter melk, 5 eierdooiers, vijf eiwit
ten, een ons kristalsuiker, tachtig gram krenten
tachtig gram sukade, een ons sultanarozijnen,
een scheut rum.
Na geschild en van klokhuis bevrijd te zijn,
worden de appels tot snippers gesneden. Bak
deze snippers in boter, zoodat ze een lichtbrui
ne kleur verkrijgen. De beschuiten worden ge
weekt in de melk en dan bij de licht gefruite
stukjes appel gedaan. Voeg ook de eierdooiers
bij het mengsel en klop alles goed door el
kaar. De sukade wordt zeer fijn gesneden en
vervolgens worden ook de krenten en rozijnen
doorgeschept. Voeg daarna de rum toe en klop
Een goede werkkast is geventi-
cerd; 'de dweilen, sponsen, bor
stels moeten, om niet muf te wor
den, kunnen luchten.
De zeemlap wordt, na dienst ge
daan te hebben, in lauw water uit
geslagen en dan vooral n ie t bij de
kachel te drogen gehangen, want
dan vindt V na verloop van tijd
een stuk carton terug.
Een door veelvuldig gebruik vuil-
geworden zeemlap krijgt een
„groote" beurt, door hem een tijdje
te laten weeken in lauw water,
icaarin een scheut ammoniak,
daarna te wasschen in een even
eens lauw zeepsopje. dan te spoe
len, om hem tenslotte hangend te
drogen.
De werkspons. die op den duur
geen al te frisschen indruk meer
geeft, wordt op de zelfde wijze als
haar zeemleeren collega behandeld
maar nagespoeld in water met 'n
scheut azijn. Is de spons kleverig
dan moet ze geruimen tijd te week
gezet in water met borax, azijn of
citroensap. De dweil icordt na ge
bruik niet in een prop geduwd,
•naar over een rekje te drogen ge
hangen; een zeer vuile dweil wordt
eerst in lauw sodawater onderge
dompeld. uitgedrukt en daarna
door heet sodawater geslagen.
Dat we ook een molton na ge
bruik spoelen, spreekt vanzelf,
maar denkt er aan, bij het wrin-
oen de zelfkanten naar boven, an
ders wordt er stuk gewrongen.
Vit werkborstels verwijdert men
stof en vuil met een groven kam-
Kleeren- en haarborstels kunnen
op grauw papier worden afgewre
ven. Voor fijnere borstels is water
met ammoniak het reinigingsmid
del. maar zorgen, dat het hout niet
nat wordt. Ook van grovere borstels
die in sodawater worden gereinigd,
moet het hout niet nat worden. De
zeer consciëntieuze huisvrouw kan
het hout der borstels met was op
wrijven. Borstels worden gedroogd
ofwel hangend of op den kant
staand. Voor luiwagens, bezems en
boenders geldt hetzelfde. Wordt 't
houtgedeelte kaal, dan kan het op
geknapt ivorden met blank vernis.
Roode stelen krijgen een laagje
rood spiritus-vernis.
Commissie tot voorlichting
op huishoudelijk gebied.
de eiwitten flink stijf onder toevoeging van de
suiker. Is ook het schuim doorgeschept, dan
wordt het mengsel in een koekepan in ruim
boter gebakken. Ook kunt u een flink afge-
smeerde taartpan voor het bakken gebruiken,
waarbij het gaar worden in een flink verhit
ten oven moet plaats vinden. Na het bakken
wordt de koek met wat gesmolten boter bego
ten, met poedersuiker bestoven en warm opge
diend.
Uit „Koude Nagerechten" nemen wij voor u
over het recept van Abrikozenpudding.
Een halve liter melk, een halve liter purée
van abrikozen, drie ons kristalsuiker, twee eie
ren, negentig gram maizena, een half stokje
vanille.
Ter verkrijging van abrikozenpurée worden
ongeveer drie ons gedroogde abrikozen een
nacht in koud water gezet, waarna de vruch
ten gaar gekookt worden. Laat ze op een ver
giet uitlekken en wrijf ze daarna door een
zeefje. Op deze manier wordt de purée verkre
gen. Slap de purée met melk af tot een litef
vloeistof verkregen is. Kook dit mengsel, waar
aan het stukje vanille is toegevoegd en roer
intusschen de suiker met de eieren en de mai
zena aan Mocht dit iets te stijf zijn, dan kunt
u een weinig achtergehouden koude melk toe
voegen. Nadat het geheel even doorgekookt is,
waarbij voortdurend geroerd moet worden, kan
het verkregene in een vorm tot afkoeling ko
men. Na het storten van de pudding kunt u
deze met wat geconfjjte oranjesnippers en en
kele meikersen omgeven.
In een kwart liter heel
water lost U een eetlepel
suiker op. Na afkoeling
voegt U hieraan toe 30
gram Vervus (dubbel ge
concentreerd), die U by
eiken apotheker of drogist
kunt verkrijgen. Even
goed doorroeren en Uw
hoestsiroop is gereed. Dosis: volwassenen: een
eetlepel; kinderen van 812 jaar: een dessert
lepel, kinderen van 38 jaar: een theelepel.
Na de voornaamste maaltijden en voor het
naar bed gaan Om niet te vergeten 30 gram
Vervus (dubbel geconcentreerd) In huis te
halen bevelen wij U aan dit recept uit te
knippen.
Denk aan de Uwen „ergens in Nederland".
Zorg voor een flesch aangem. Vervus, die ze
bij hun volgende verlof kunnen medenemen
Van de oudste en meest bekende
fabriek in Nederland
Prima fabrikaat voor elke beurs
VRAAGT UWEN WINKELIER
Imp Rotter^. Prod M«j
WITTE HUIS -RoHfwfiom
Hoest-
bonbons
ZUTPHEN - ROTTERDAM (Leuvehawen 127)
AMSTERDAM
Pnnc Hendrikkade 162