Hoe de „Ida" ten onder ging HALF TWEE Omgang voor den vrede STEMT HEDENMIDDAG DE K. R. 0. EN „ZES KOEIEN, TWAALF SCHAPEN" EN WOESTIJN RAAKT ZOEK ZONDAG 3 MAART 1940 Drie van de opvarenden behouden thuis Sport en spel Meer dan twintigduizend mannen gingen den weg der Mirakel processie „VOOR WAT HOORT WAT" Groentehandelaar betaalde wachtmeester HET IJS IN KANALEN EN RIVIEREN Na de ramp van de „Den Haag" Slachtoffers in het vaderland terug De lïchtkogeï-affaire Nachtelijke controle op auto's MILITAIR MET ZIJN MOTOR GESLIPT 36-JARIGE TROUWE DIENST De artsen en de volks gezondheid NIEUWE GEZANT TE BOEDAPEST AANVOER OP AMELAND NOG NIET NORMAAL TELEFOONVERKEER MET HET BUITENLAND CARP'S GARENFABRIEKEN Pater Pius Steenhagen O.F.M. f ROEIEN De varsity toch in de hoofdstad? Cambridge wint de bootrace Oxford met meer dan vier lengten geklopt VOETBAL BE QUICK—VELOCITAS AFGELAST ENGELAND—FRANKRIJK REEDS IN APRIL? ATHLET1EK Scandinavië en de internationale athletiek Jaarvergadering K.N.A.U. WIELRENNEN Schulte-Boeyen in Brusselsche zesdaagsche UW RADIOTOESTEL AF OP LUISTERT NAAR HET LUISTERSPEL: FEUILLETON DOOR WILLY WATERMAN (Wordt vervolgd.) Met het s.s. „Batavier II" dat Zaterdag middag te Rotterdam arriveerde, is de be manning van het motorschip „Ida", dat op 26 Februari j.l. nabij Engeland verging, in het vaderland teruggekeerd. Het waren de stuurman J. Tilgenkamp uit Dordrecht en de matrozen T. Langerhui- zen uit Wedde (Gr.) en J. Rondel uit Vlis- smgen. De kapitein, de heer G. Kuur, is in Engeland gebleven voor het treffen van eenige maatregelen. Nog voordat zij aan land gingen hebben wij de drie mannen enkeie oogenblikken kunnen spreken over den plotselingen ondergang van hun schip. De „Ida" was een Groningsch motorschip, dat slechts zeiden naar Nederland kwam. Het voer regelmatig tussehen de verschillende En- geische havens. Op de laatste reis was het bij na 200 ton metende schip 24 Februari met een lading van 130 ton oud ijzer uit Plymouth ver trokken naar Adrosson op de" Westkust van Schotland De reis had een gunstig verloop tot 26 Februari des nachts twee uur. Men be vond zich toen op 30 graden ZZW van Swail's lichtschip. Plotseling ging er een hevige schok door het schip, met het gevolg, dat het eens klaps zwaar begon te trillen. Er werd een schui vend geluid gehoord en de kapitein, die alleen cp de brug stond, begreep, dat de „Ida" een onder water liggend voorwerp moest hebben geraakt. De stuurman en een matroos lagen in de kooien, maar werden door den schok ge wekt. Zij snelden terstond naar het dek. Ter wijl er werd gelood begaven de kapitein en een der mannen zich naar de machinekamer, van waar de mededeeling was gekomen, dat het schip was lek gestooten. Het bleek, dat de „Ida" zich juist in een zeer diep zeegedeelte bevond, want er werd geen grond gepeild. Het was dan ook een raadsel, wat het voorwerp, waarop het schip was lek gestooten, geweest was. Een myn had de kapitein niet gezien en er was geen Weer zijn vannacht duizenden mannen den alouden weg der Mirakelprocessie gegaan. Zij kwamen uit alle streken van het land, uit het Brabantsche, uit het Gooi en van de Zaan, maar door de Amsterdamsche straten trokken zij als één groote stille •toet en hun gebeden hadden één groote, innige intentie. Zij baden voor den vrede. Dit was geen manifestatie met veel uiter lijk vertoon, maar zij was er niet minder grootsch om. Over het grijze asfalt van de nauwe binnenstraten liepen de mannen en het geschuifel van die tallooze voeten was het eenige geluid, dat opklonk in de uitgestorven binnenstad. Zij baden ieder op hun eigen wijze, met de hand in den jaszak den rozenkrans omkneld of vragend met hun eigen woorden. Er is zooveel te vragen, zooveel te bidden in den nacht van den Stillen Omgang. Men is er met duizenden anderen en men is er toch al leen. Er is gebeden voor uitkomst in al die menschelijke nooden, er is gesmeekt om levens geluk en innerlijk evenwicht, er is gebeden uit dank. Maar vcor alles en boven alles hebben meer dan twintigduizend mannen een gebed gestort voor den vrede. De nacht was koel en helder. En aan den hemel glansden de sterren. De anders op dit uur zoo stille straten waren thans gevuld door de dichte rijen der bedevaartgangers, in scherp contrast met het leven op den dag. Daar liepen menschen te bidden, waar anders slechts de drukte en het jacht zijn in den strijd om het bestaan. Nog grooter dan andere jaren was de deelname aan den Stillen Omgang. Tal van extra-treinen reden het Centraal Station binnen, trams en autobussen brachten van heinde en ver de bedevaartgangers aan. Reeds om twaalf uur ongeveer verzamel den de eerste groepen zich op het Spui, om vandaar uit den bedegang te maken. Voor reden om aan te nemen, dat er een scheeps wrak of een duikboot in de buurt was. Intusschen bleek, dat het lek vrij groot was en een kwartier na den schok was de geheele machinekamer vol geloopen. Het water stroom de toen ook het schip binnen en de kapitein gaf toen opdracht de sloepen uit te zetten. Ook werden noodseinen gegeven, maar er waren geen schepen in de nabijheid, die deze seinen hebben opgemerkt. Men was op dat oogenbük ongeveer 36 mijlen van land verwijderd. Het te water laten van de sloepen bleek niet gemakkelijk te gaan, en toen men de booten eindelijk langszij had gekregen, was de «iel ervan vrij ernstig beschadigd. De mannen be gaven zich in de sloepen, maar bleven in de nabijheid van de „Ida", die langzaam weg zonk Nog tweemaal ging kapitein Kuur aan boord, maar het schip bleek niet meer te red den. Om drie uur dook het voorschip onder en daarna verdween het schip onder den wa terspiegel. De schipbreukelingen zetten toen de zeilen op om te trachten met den vrij sterken Zuid- Westenwind de kust van Wales te bereiken. De zee was onstuimig en het overkomende wa ter maakte het den mannen zeer mseilijk Daarenboven moest worden gehoosd, omdat een der booten lek was. Intusschen werden vuurpijlen afgestoken, doch deze werden niet opgemerkt Toen de zon opkwam, zagen de zeelieden, dat zij in de goede richting zeilden, maar het duurde tot elf uur voor men land zag. Toen werden de schipbreukelingen spoedig opge merkt door de kustwacht, die een motorsloep uitzond, waarmede de uitgeputte mannen de laatste zeemijlen werden gesleept. Zij kwamen aan land in Saint David om kwart over twaalf ir den middag. Door de bemoeiingen van den Nederland- schen consul, den heer Th. de Meester, werden de mannen in een hotel ondergebracht. Den volgenden dag reisden zy naar Londen door. Hier moesten zij enkele dagen wachten op bet gemeenschappelijk paspoort, dat hun Vrijdag werd uitgereikt. Zaterdagavond om zes uur gingen de drie zeelieden te Rotterdam aan wal. Zij gingen onmiddellijk per trein naar hun woonplaatsen. velen was deze nachtelijke tocht een jaar- lijksche traditie, welke zij tien, soms vele tientallen jaren gemaakt hadden. Voor anderen was hij nieuw. Maar voor allen had hij dezelfde devotie. Blauwe en roode lichtreclames, late taxi's, verlichte etalages en al het wereldsche van de groote stad kwamen zij op hun weg tegen Maar dat alles sprak niet tot hen, die biddend door de straten gingen. Iedere Stille-Omgan- ger kent die stemming van grooten vrede als hfj in zichzelf gekeerd door het verstorven ru moer der grootstad loopt. In de kerken brandden de kaarsen bij de al taren. Daar werden nachtelijke missen opge dragen, daar gingen duizenden beêvaartgangers ter H. Tafel. Dezen nacht is een machtige smeekbede naar den hemel opgestegen. De militaire politie heeft een bij het alge meen paardendepot op Houtrust te 's Graven- hage gedetacheerden wachtmeester-administra teur gearresteerd. Van begin December tot ongeveer medio Ja nuari heeft deze wachtmeester van een groente handelaar uit Wateringen, die in Den Haag een aantal filialen heeft, steekpenningen aan genomen voor totaal bedrag van ongeveer 400. De leverantie van groenten, die weke lijks betaald werden en die voor een bepaalde periode bij inschrijving werden toegewezen, wa ren van dien omvang, dat de groentehandelaar den wachtmeester elke week op den betaaldag 25 overhandigde. Hij was bang voor concur rentie en zooals hij de politie bij zijn verhoor meedeelde, ging hij van het standpunt uit: „Voor wat, hoort wat". Tegen den groente handelaar is proces-verbaal opgemaakt, terwijl de wachtmeester voorloopig In bewaring is ge steld. In den bevaarbaarheidstoestand van de Ne- öerlandsche vaarwateren hebben zich weer eenige veranderingen ten goede voorgedaan. Was Vrijdag op verschillende wateren de scheepvaart nog gesloten, op zes wateren is deze toestand thans opgeheven. Zoo is het Win- schoterdiep bij Winschoten bevaarbaar gewor den voor speciaal voor de vaart door het ijs gebouwde schepen, terwijl op de vaart Schou wenEdam en het IJselmeer bij Urk scheep vaart weer mogelijk is, doch alleen voor krach tige schepen. Het IJselmeer bij het Keteldiep is nog slechts voor de zeilvaart gesloten, doch op 't Zwartewater en 't Meppelerdiep bij Zwart sluis is de scheepvaart thans geheel onbelem merd. Overigens is de vaart geheel onbelemmerd geworden op het Eemskanaal bij Groningen, de Vecht bij Nigtevecht, het Spaarne van Ring vaart tot Spaarndam, de Keulsche Vaart, de Zijl, het RijnSchiekanaal, het traject Leiden Katwijk van den Ouden Rijn en de Oude Maas bij Spijkenisse. De zeilvaart ondervindt nog hinder op de vaart naar Leeuwarden bij Harlingen, op de Gouwe en in de Julianasluis by Gouda, terwijl zij gesloten is op het van Starkenborgh-kanaal bij Groningen, de Lau werzee by Nieuwe Zijlen en het Aarkanaal. Op de laatste drie wateren ondervinden schepen met gering vermogen hinder. Op de Wyde Ee bij Bergumerdam en op het Amstel-Drccht- kanaal, waarop reeds scheepvaart mogelijk was door een opengebroken vaargeul, kan thans gevaren worden met krachtige schepen. Zaterdagavond om zes uur kwam het s.s. „Batavier 2" met de vlag halfstok te Rot terdam aan. Het schip had twee lyken aan boord van slachtoffers van de ramp met het Nederlandsche motorschip „Den Haag" Het stoffelijk overschot van de opvarenden C. van der Horst, bediende en Uilenbroek, kwam in het vaderland terug. Heden zal met de volgende „Batavier"- fcoot het stoffelijk overschot van den mar conist Fons te Rotterdam aankomen. De begrafenis van Uilenburg zal Dinsdag om kwart over tien op de R.K Begraafplaats te Rotterdam geschieden. De teraardebestelling van Fons heeft plaats op de begraafplaats te Vlaardingen-Ambacht Dinsdagmiddag om half drie en Van der Horst wordt Dinsdagmiddag om kwart over twee op de begraafplaats te Sneek begraven. De lichtkogelaffaire, die. zooals wij reeds mededeelden, energiek bestreden wordt door vrijwilligers onder de militairen in mede werking met andere opsporingsambtenaren die daarvoor eveneens vrijwillig vele uren buiten hun gewonen dienst waakzaam zijn. heeft langzamerhand zulk een uitgebreid net over het land verspreid, dat thans vrij wel overal controle wordt uitgeoefend. De burgerij heeft met deze maatregelen vrij wel zonder uitzondering instemming betoond Het gebeurt herhaalde malen en in verschil lende plaatsen, dat de politie wordt gewaar schuwd, zoodra men lichtkogels meent waar genomen te hebben. Dat is teekenend voor den vasten wil, die bij iederen rechtgeaarden Nederlander voorzit om aan de minderwaardige praktijken van de lie den, die zich met deze lichtsignalen ophouden, een einde te maken. In dienzelfden geest vat ten ook de automobilisten den last op, oien zij overal in den lande van dit onderzoek onder vinden. Herhaalde malen immers worden zij door militairen en politie opgehouden en gecontroleerd. Niemand, die er aan denkt, zien daarover te beklagen. In dit verband waarschuwt de K.N.A.C. de automobilisten voor de gevaren, welke zijn verbonden aan 't niet direct gevolg ge ven aan 't stopteeken van militaire w'iehten. Aangezien verwacht mag worden, dat onder de tegenwoordige omstandigheden bijzonder gelet zal worden op automobilisten, vooral des avonds en in den nacht, houde men ernstig rekening met de mogelijkheid, dat by niet direct stoppen de militairen gebruik zullen kunnen maken van hun recht op schieten. Men lette dus terdege op. Zaterdagmiddag omstreeks 4 uur is in de Parkstraat te 's Gravenhage de 22-jarige mili taire motorrijder H. P. bij het remmen met zijn motor geslipt en gevallen. Met een hersenschudding en een ernstige hoofdwonde is hij naar het militaire hospitaal overgebracht. Zaterdagochtend Is te Delft de gouden me daille voor 36-jarigen trouwen dienst uitgereikt aan den adjudant-onderofficier A. van der Plaat. Het lijdt geen twijfel, dat.de werkkring dei- artsen in de laatste tijden zeer veranderd is Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat er artsen waren, die de geneeskunde in vollen omvang uitoefenden. Mijn eigen huisdokter, in den tijd dat ik een kind was. deed dit nog. Maar het spreekt wel van zelf dat hij, hoewel hij ook chirurg was. geen technisch ingewikkelde oor operatie en nog veel minder een oogoperatie kon verrichten. Ik ben er niet zeker van, dat hij goed kon oogspiegelen. Ik neem aan dat hij de ge heele verloskunde beheerschte, maar er kan weer geen sprake van zijn dat hij de ontwikkeling der chirurgie goed kon meemaken. Tegenwoor dig zijn dergelijke medici zeldzaam, hoewel er in afgelegen oorden nog zijn, die op velerlei ge bied enorm veel presteeren_ Nog kort geleden las ik van zulk een arts, die een moeilijk chi rurgisch geval tegen het advies van een chirurg in, op zyn eigen wijze behandeld had en daar mee den patiënt voor verminking behoed. Maar men dient wel te bedenken, dat zulk een me dicus op zulk een afgelegen plaats heer en meester is. Daarom kan hij gemakkelijk het nuttelooze werk ter zijde schuiven en zijn aan dacht wenden aan ernstige gevallen, maar in een stad als Amsterdam gaat dit eigenlijk niec en met name niet in de fondspraktijk. Hij wordt gedwongen, veel tyd te besteden aan allerli kleinigheden, zoodat hij minder tyd en soms te weinig tijd over heeft voor zijn ernstige pa tiënten. Maar staan daarvoor de specialisten dan niet klaar? Inderdaad, maar dan wordt de specialist belast met het werk van den huis arts, zoodat hij dan weer den tijd en de rust mist om zijn hoog ontwikkelde en tijdroovende technieken toe te passen. Daarmee is dan de moeilijkheid opgeschoven. Het is dus een probleem van de volksgezond- Bevestigd wordt, dat onze gezant te Peiping, mr. G. baron de Vos van Steenwijk, die thans met verlof hier te lande vertoeft, binnenkort zal worden benoemd tot gezant te Boedapest Daar de „Waddenzee" en de „Ameland" nog steeds vast zitten op de Mosselbank halver wege Ameland en den vasten wal, heeft Zater dag een barkas den postdienst Nes-Holwerd v.v. onderhouden. Er is nu in acht weken niets op andere wijze aangevoerd dan per vliegtuig. Alle booten op weg naar Ameland zijn vastgeloopen door den lagen waterstand. Telefoongesprekken met de door Duitschland bezette Poolsche gebieden 3uwalki, Zichenau, Opper-Silezië, Danzig en Posen zijn voorloopig in de voor Duitschland geldende 4e tariefklasse gerangschikt. De kosten bedragen voor de eer ste 3 minuten 2.55, nachttarief 1.55. In het telefoonverkeer tussehen Nederland en Portugal zijn voortaan ook yigesprekken toege laten. De kosten bedragen het vijfvoudige van een niet dringend gesprek. In de Zaterdag te Amsterdam gehouden jaarlijksche algemeene vergadering van J. A. Carp's garenfabrieken N.V. werden de balans en de winst- en verliesrekening over 1939 goed gekeurd. Het dividend over 1939 werd vast gesteld op 24 procent, zoodat, aangezien reeds 10 procent als interim-dividend was uitgekeerd, als slotdividend 14 procent zal worden uitge keerd. De aftredende commissarissen de heeren G. Warning, M. ter Kuile en Ch. W. Bell, werden herkozen. In het Franciscanerklooster te Venlo is over leden pater Plus Steenhagen. De thans overledene werd te Amsterdam ge boren 14 Juli 1861. In 1880 trad hij in de Orde der Franciscanen en in 1836 werd hy priester gewyd. Verscheidene jaren Is hij werkzaam ge weest als rector van het St. Franciscusgasthuls te Rotterdam. heid, hoe men den werkkring der artsen zoo kan inrichten, dat zij in staat gesteld worden nuttigen arbeid te verrichten, die aangepast is aan hun kunnen. Men moet een arts niet het werk van een ziekenbroeder laten doen. Dat pro bleem nu is niet opgelost: het zit vast aan het hier geldende systeem der ziekenfondsen. Het aantal artsen, die onder deze misstanden lijden, is zeer groot. Dat de financieels gevolgen voor den arts van dit systeem in 't algemeen niet zeer schadelijk zijn. neemt niet weg dat hij er onder lijdt. Want hij kan zich niet in zijn kracht ontplooien; hij kan te weinig zijn best doen. hy wordt opgescheept met een groote hoeveel heid kinderachtig werk. Ik zeg kinderachtig, ik zeg niet eenvoudig. Natuurlijk zijn er voor den arts, die een behoorlijke ervaring bezit, veie belangiijke dingen, die voor hem zeer eenvoudig zijn. Zeer belangrijke diagnoses, zeer belangrijke' en levensreddende behandelingen worden vaak teweeg gebracht met weinig moeite en weinig inspanning. Ik wil nog verder gaan: zelfs een verwijsbriefje naar den specialist voor ernstige klachten is, hoewel eenvoudig, toch geen on waardige arbeid. Cok wanneer de huisarts geroepen wordt om advies te geven in beroeps keuze en dergelijke aangelegenheden, is dal voortreffelijke arbeid. Maar dan blijft er toch nog veel arbeid over die nutteloos is of althans zoo goed als nutteloos. Zeker, wanneer de artsen daarover klagen, moet men er wat afdoen. Want veel wat in hun oogen zoo eenvoudig is, dat naar hun meening iedereen dat wel doen kan, is inderdaad alleer. zoo eenvoudig voor hen, die een lange ervaring hebben. Zelfs het eenvoudigste moet nog geleerd worden. Maar nogmaals, het feit is er dat vele artsen zich bitter beklagen en daarvoor is werkelijk reden aanwezig. Nu zijn er menschen, die in die richting nog verder zouden willen gaan. Zij zouden de zieken fondsen nog meer willen uitbreiden, zy zouden vrijwel iedereen in 'n ziekenfonds willen hebben en zy zouden tegelijk de geneesheeren tot dienaren van deze ziekenfondsen willen maken. Ik meen ook dat zulke menschen nog al eens beweren dat zulks de volksgezondheid ten goede zou komen. Kort gezegd komt de zaak hierop neer, dat zy beweren dat de volksgezondheid er mee gebaat is, wanneer iedereen die een kleine con tributie betaalt, te allen tijde en voor elk gevai een medicus klaar heeft staan; dus ook voor alle verkoudheden, alle puistjes, alle katterig heden enz. Daar is natuurlijk op het eerste ge zicht iets voor te zeggen. Immers indien het volk geen medische hulp kan krijgen wanneer het noodig is of noodig schijnt, moet de volksge zondheid daaronder lijden. Maar beschouwt men de zaak wat nader, dan blijkt zij niet zoo eenvoudig te zijn. Vooreerst is daar het doorslaande feit, dat men aldus de artsen niet goed gebruikt. Men maakt dus alzoo de artsen tot ongeschikte dienaars der volks gezondheid: men belet hun, hun kennis en ca paciteiten geheel tot haar recht te laten komen. Dit punt is zoo kapitaal, dat daarmede de ge heele kwestie van de volksgezondheid staat of valt. Indien de directeur van een groote onder neming zijn bedrijf zoo goed georganiseerd heeft dat hij slechts vijf uren.per dag hoeft te wer ken, maar dan ook met echt directeurswerk, en al krijgt hij daarvoor een groot salaris, dan kan daartegen uit een oogpunt van bedrijfsbe lang geen ernstig verzet gemaakt worden. Gaat men hem nu overladen met werk van een af- deelingschef, dan moet het eigenlijke directeurs- werk daaronder lijden. Of stel u voor dat ieder een, die een knoop of een lintje koopt in een zaak als V. D., dadelijk naar den afdeelings- chef gaat, dan is het duidelyk dat die afdeeling binnen korten tijd in het ongereede komt. Het eerste en voornaamste in elke organisatie is al tijd dat iedereen dat werk te doen heeft, waar toe hy meer geschikt is dan een ander. Doet men dat niet, dan kan er eenvoudig geen be- behoorlijke arbeid gepresteerd worden. En dit euvel bestaat reeds in belangrijken omvang. Nu is dit een algemeen euvel van onzen tijd, en daarom zijn wy daarvoor afgestompt. De ra tionalisatie en de loopende band halen niet uit den mensch wat er in zit. Er wordt wel een ge weldig volume geproduceerd, maar men moet niet vragen van welk gehalte. Zoo is het ook bij den arts. Een spreekuur met vijftig tot zestig patiënten af te werken, is een schoone prestatie, maar al is de medicus nog zoo zeker en nog zoo geroutineerd, het kan geen kwaliteitsarbeid zijn. Men moet vooral niet denken dat de arts zulk werk aangenaam vindt; hij wijdt liever zijn aan dacht aan dingen die de aandacht waard zijn. Het zou ook een poovere oplossing zijn, dan maar tweemaal zooveel artsen te hebben, want daardoor wordt de arbeid niet verheffender en daar komen allicht ernstige economische be zwaren tegen op. Wil men de volksgezondheid bevorderen, dan moet men er op de eerste plaats voor zorgen dat de dienaren der volksgezondheid een behoorlijken en dankbaren werkkring heb ben. De ervaring bewijst dat ook, want de zeer succesvolle werkers in sommige deelen van den Archipel, in diverse branches van de openlijke volksgezondheid hier te lande zyn enthousiast over hun werk. Evenzeer zij, die in het gewone medische beroep hun aandacht aan ernstige za ken kunnen wijden. Er is nog een andere zijde aan deze kwestie Is het werkeiyk in elk opzicht gewenscht dat iedereen zich voor elk ding tot een arts wendt? Ik bedoel, is dat gewenscht voor de volksge zondheid? En nu moet men het begrip volks gezondheid eens goed bezien. Dan blijkt dat in den echten zin van het woord een volk niet gezond of ongezond kan zijn, evenmin als een volk een baard of schoenen kan hebben. Slechts een mensch is in den waren zin van het woord gezond of ziek. En nu; is het voor de gezond heid van een mensch wel zoo gewenscht, dat hij zich voor elk ding tot een dokter wendt? Ik denk dat weinig menschen dit zullen beves tigen. Alleen zy die in voortdurende vrees leven, zullen bevestigend antwoorden. Een zekere mate van geduld en een zekere mate van doorzettings vermogen zijn voor het leven en de gezondheid zelf noodzakeiyk. Iemand die voor elk wisse wasje den dokter consulteert leeft niet krachtig, en het zou een ernstige fout zijn deze levens- zwakte tot een werkeiyke voorwaarde van de volksgezondheid te willen proclameeren. Dr. TH. H. SCHLICHTING Een beslissing, waar dit seizoen de var sity zal worden gehouden, is nog niet ge nomen, doch het meest waarschynlyke is, dat de studentenroeiwedstrijd dit jaar we derom op de Boschbaan bij Amsterdam zal plaats vinden. Naar men weet, werd er m het bestuur van den Nederlandschen Studentenroeibond ernstig overwogen terug te keeren tot de drieduizend meter baan voor het hoofdnummer, weshalve men de Boschbaan. die een lengte heeft van twee kilometer, zou moeten verlaten, waarbij het oog' was gevallen op een gedeelte van het Amsterdam-Rijnkanaal bij Utrecht. Men was over het beginsel van overbrenging der varsitv naar Utrecht het wel eens doch er zat ook een financieele kant aan vast welke ten slotte den doorslag zal moeten geven. Zooals wij reeds mededeelden, is het besluit nog niet definitief gevallen, ooch er Is reden om aan te nemen, dat de financieele zijde niet op oevredigende wijze kan worden opgelost, zoodat men op de Boschbaan zal blijven. Begin volgende week zal een besluit vallen. Omtrent het verloop van de race kan nog worden gemeld, dat de tijd van de winnende ploeg 9 min. 28 sec. bedroeg over anderhalve mijl. De belangstelling voor deze officieuze ontmoeting tussehen de beide universiteits- ploegen was zeer groot, byna zoo groot als in vredestijd. Cambridge nam onmiddellijk de lei ding; de ploeg roeide zeer rhythmisch en sloeg een tempo van 32 slagen in de minuut. De overwinning kwam vrij gemakkelijk tot stand en het verschil met Oxford bedroeg vier tot vyf lengten De Oxford-ploeg sloeg wel een hooger tempo, doch het roeien was te ongelijk om er zooveel mogelijk nut van te hebben De voetbalwedstrijd voor de eerste klasse der afdeeling vijf tussehen Be Quick en Velocitas is in verband met den toestand van het terrein afgelast. Volgens de Daily Herald zal de voetbalwed strijd tussehen het Engelsche en Fransche le- gerteam (practisch de officieele ploegen van beide landen) waarschijnlijk reeds in April as. in het Wembly-Stadion plaats vinden, aangezien de Engelsche sportofficials een nauwer contact met Frankrijk wenschcn dan tot dusverre het geval was. Voorts verluidt, dat pogingen in het werk worden gesteld tussehen beide teams ook eenige wedstrijden te organiseeren in de pro vincie. r Vertegenwoordigers van Noorwegen, Dene marken en Zweden kwamen te Oslo bijeen om verschillende kwesties, betrekking hebbend op de internationale verhoudingen, te bespreken. In de eerste plaats werd besloten tot een meer nauwe samenwerking tussehen de Noordelijke landen. In ieder geval zal een verzoek van Fin land om In plaats van de 14e Olympische spe len te Londen de 13e Olympiade te Helsinki te houden, worden ondersteund. De betrekkingen tot de oorlogvoerende landen werden aan een discussie onderworpen, maar tot een beslissing kwam het niet. Volgens het officieele orgaan van de K.N.A.U. wordt de jaarlijksche algemeene vergadering gehouden op Zondag 10 Maart a.s. in Hotel Krasnapolsky te Amsterdam, des morgens oi» half twaalf. Naar uit Brussel wordt gemeld, zijn Schulte Boeyen en ScherensBruneel reeds geënga geerd voor de Brusselsche zesdaagsche, die van 22 tot 28 Maart verreden wordt. 45 Hij schoof langs de openstaande deur naar binnen en bereikte het einde van de deur. Het vertrek lag verlaten voor hem. Langs den wit- gekalkten muur stonden enkele banken; het verdere meubilair bestond uit een tafel, een paar stoelen en aan het verste einde van het vertrek nog een groote kast, waarvan enkele laden openhingen. Papieren lagen voor de kast op den grond verspreid. In het vertrek heersch- te diepe stilte, twee petroleumlampen, zooals die in scheepskajuiten gewoonlijk worden ge bruikt, hingen aan balken van de zoldering en verspreidden een onzeker licht. „Er is hier iemand den boel aan het nasnuf felen geweest" zei Peter. „Kijk eens!" Hij liet zijn revolver zakken en liep naar de overhoop gehaalde kast. Hemingway volgde hem. Op het oogenblik, dat Peter zich over een der geopende laden bukte, klonk achter hem 't geluld van snelle voetstappen. Hij keerde zich om en zag nog juist een dikke gestalte door de deuropening schieten. Achter de gestalte viel de deur met een krakenden slag in het slot. Peter sprong vooruit: „Morescu!" riep hij, „dat was Morescü!" Hij greep den knop van de deur, maar de sleutel aan de buitenzijde was reeds omge draaidTerwijl Peter een aanloop nam, ver vloekte hij zijn eigen stommiteit. Jassen die ach ter de deur hingen! De jas, die hem belet had, door de spleet van de deur te kyken, was de jas geweest, die Morescu, zich achter de deur schuilhoudend, had aangehad! Peter had zijn aanloop genomen en belandde met het volle gewicht van zijn lichaam tegen het bovenpaneel van de deur. Het was een dun houten paneel en het brak in stukken alsof het een glasruit was geweest. Peter stak zijn hand door de opening en tastte in het rond. „Zit de sleutel er nog op?" vroeg Hemingway in spanning. Peter zocht nog even. „Ja!" zei hij dan. „Au, wat is dat hout scherpja!" Met een knarsend geluid draal de de sleutel rond. Peter trok zijn arm terug uit het gat in de deur, rukte haar open en ren de de gang door naar buiten. De witgekalkte, adobe hulzen rond het plein lagen In den blauwen schijn van het maanlicht als massieve vierkante blokken met diepzwarte schaduwvakken ernaast. De nacht, buiten, was prettig koel vergeleken met de klamme warmte, die in het gebouw was blijven na-hangen. Peter stond stil in het midden van het stoffige plein Door de stilte van den nacht klonk duideiyk het gebrom van een automotor. Het geluid ver wijderde zich in de richting waaruit Peter en Hemingway dien middag waren gekomen. „Ook dat nog" zei Peter,nu kunnen we wel naar huis gaan en naar ons papier fluiten, Hemingway, hij is er per auto vandoor" „Maar er is hier toch óók een wagen," zei Hemingway opgewonden, „de wagen waarmee we gebracht zijn." „Was 't maar waar," zei Peter mismoedig, „die heb ik midden in den nacht met luid ge raas hooren wegrijden, ik werd wakker van het lawaai." „Wie gaat er nu met zoo'n vehikel ryden" snoof Hemingway, „je bent aan het droomen geweest, laten we eens gaan kijken of het ding niet ergens staat. Misschien vinden we een ezel wagen of een motorfiets," voegde hij er aan toe, „alle beetjes helpen." Hij deed enkele passen in de richting van de gevangenis en Peter volgde hem zonder eenig enthousiasme, toen zijn oog plotseling werd ge troffen door een schittering van maanlicht op glazen ruiten en metaal, ergens in de schadu wen aan een zijde van het plein. Mexicaansche woningen hebben hoogst zelden glasruiten; glas is een groote luxe in het gezegende land der stalen guitaren. Peter keerde op zijn schreden terug; vóór hij tien passen had gedaan, ver snelde hij zyn pas tot een ren, roepend: „Hemingway!" Zijn aanvankeiyk vermoeden bleek juist. In de schaduwen aan de overzijde van het plein stond een auto. Het was een niéuw exemplaar van het meest gewone en gangbare merk dat er in de Vereenigde Staten werd gefabriceerd, maar toen Peter het portier opènrukte, legde hij bij zichzelf een gelofte af, dat hy uit dank baarheid nooit meer een ander merk wagen zou koopen als de contactsleutel in het slot zou bly- ken te zitten. De sleutel zat in het slot, de mo tor was nog warm en sloeg aan by den eersten trap op den starter. Hemingway kwam hygend aanrennen, rukte het andere portier open, stootte zijn hoofd in zijn haast met een klap tegen den rand van de kap en viel neer in de kussens. „Au" zei hij, „zeg, wat is dit voor een wagen? Van wie is ie, waar komt-ie vandaan?" Peter schakelde al over in de tweede versnel ling en stuurde den wagen in een wyde bocht over het plein, groote wolken zilverig stof op jagend. „Waarschijnlijk van den dorps-O.W.er," ant woordde hij, „het interesseert me overigens geen zier, we gaan nu Morescu achterna, dat is het belangrijkste. De eigenaar zal morgen wel mer ken dat zijn wagen weg is." Daarin vergiste Peter zich. De eigenaar wist 't reeds, maar daarvan kon Peter ook niet op de hoogte zijn, daar de eigenaar in kwestie het plein eerst kwam ophollen toen Peter de derde versnelling inschakelde. „Wel alle donders" kreet de gestalte, toen zij, midden op het door de maan verlichte plein tot stilstand kwam en naar het snel verdwijnende achterlicht staarde, „daar gappen ze me mijn wagen voor mijn neus weg!" Hij schudde zyn vuist in woede, met als eenig resultaat, dat het langgerekte schaduwbeeld op den grond een groteske vuist terug schudde. De man staarde neer op de lange, smalle figuur op het witte stof, knikte dan tegen het meeknik- kende schaduwhoofd en grinnikte: Maar dat papier hebben ze geen van drieën, dat hebben wij! Als het tenminste een beetje wil!" Hij keerde zich om en liep met haastige pas sen terug naar de gevangenis. In het halfduis tere vertrek met de rustig brandende petro leumlampen lag Pedro nog steeds op den grond. Zijn oogen knipperden en hij probeerde zich op te richten. De man, die van buiten was geko men, sloeg hem enkele oogenblikken gade en keek toen om zich heen. Op de tafel aan de eene zyde van het vertrek stond een karaf wa ter en een glas. Hij smeet wat water in het gelaat van den douanier en gaf hem een glas vol te drinken. Pedro keerde snel tot bewust- zyn terug en staarde den over hem heen ge bogen vreemdeling aan. „Flinke mep geweest, hè?" zei deze, „naar den bult op je hoofd te oordeelen dacht ik dat je minstens tot morgenvroeg buiten westen zou liggen!" Pedro zei niets, maar zijn glazige oogen ver rieden maar al te duidelijk, in welken toestand zyn brein nog verkeerde. De vreemde pakte hem bij den arm en hielp hem overeind. „Biyf even stil zoo staan," adviseerde hij, „dan houdt de vloer wel op met shimmyen." „Si, si," mompelde Pedro, op zijn beenen wag gelend. Nu hij eenmaal stond, kwam hij snel bij. De glazige blik in zijn oogen verdween en maakte plaats voor een uitdrukking van ver bazing en verwarring. „Neen, het dak is niet op je hoofd terecht gekomen," verduidelijkte de vreemdeling, „klap pen van vriend Morescu komen hard aan, voor al als hij ze stiekum van achteren geven kan met de kolf van een pistool! Zeg, president, wie zitten er nu in deze gevangenis opgesloten? Hei, geef eens antwoord! Cuantes hombres en ce calabozo?" „Vier Americano's, senor," mompelde Pedro in het Spaansch. Hij keek om zich heen, zag een stoel en liet er zich dankbaar op neerzak ken. De vreemde knipperde verbaasd met de oogen. „Vier? Hoe ze heeten weet je natuurlyk niet, hè? Los nombres?" Pedro schudde het hoofd: „Twee zijn er gisterenmiddag gebracht en twee tegen den avond." Turpey ontdekte, dat de douanier en hy in eenzelfde positie verkeerden; hy zelf verstond langzaam gesproken Spaansch en Pedro simpel Amerikaansch. Voor elk ging het spreken in da taai van den ander met groote moeilijkheden gepaard. Dus besloot Turpey zijn vragen in het Amerikaansch te stellen, doorspekt met zooveel Spaansch als hem te binnen wilde schieten. Pedro volgde alreeds een dergeiyk re cept in het Spaansch. „Zijn er twee bij, die in een motorboot op zee zyn ingepikt? Dos arrestados? Llegados en lan- cha automotora?"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 6