Bisschopsfeest in
de Vasten
DE GEBROEDERS „GOOCHEM"
TREDEN
Bij het jubileum dan Z. H. Exc.
Mgr. A. F. Diepen
EEN GROOT HERDER
THERESE NEUMANN
ZWEEDSCHE ARBEIDERS
NAAR FINLAND
"Ik ben in deze tijd bijzonder voorzichtig—
ik neem nu inplaats van de scherpe
zepen, die het goed bederven
Zil/D; het houdt mijn
goed prachtig fris en helder."
JjE&fwLi ZMp
DONDERDAG 7 MAART 1940
'n
Zij zullen de Finsche werklieden
die aan het front staan,
vervangen
Vaders
thuiskomst
Korte berichten
Wmm
FEUILLETON
Door john buchan
In Den Bosch, waar de kathedraal staat, oni-
luit de liturgie van de Vasten een feest, dat
'oor het geheele volk zou moeten zijn. Bij het
ïeheim van het Altaar gedenkt de Bisschop
J'Jn. zilveren herderschap en zijn levensgang van
^chtig jaren. Hij gedenkt zijn verleden als
°irneon, hij viert het niet, het licht uit den
hooge valt over hem. Zijn gouden priester
feest ligt in de jaren al lang achter, het ker-
*6lijk volk heeft plechtig reeds veel merkwaar
de data uit zijn leven afgeteld.
Het wilde zich dit jaar opnieuw verzamelen,
d den gemijterden Herder, en ook het Ka
tholieke Nederland maakte zich gereed den oud
sten Bisschop van zijn hiërarchie te vieren. Maar
'O stee van te jubelen, neemt de patriarch
h®t bevel over den boetetijd. In zijn Vasten
brief gedenkt hij de weldaden in gebed, hij
beveelt zijn kudde den voortgang in de goede
horken aan hij bezaaide er zijn bisdom mee
r- de geloovigen moeten alleen uit hun hart
het Te Deum aan God laten hooren, want Die
hH den wasdom en bewaart den oogst. „En nu
beminde geloovigen, aan den vooravond
staan van den vijf-en-twintigsten verjaardag
°bzer Bisschopsconsecratie en van den tachtig-
aten verjaardag onzer wedergeboorte in Chris
t's floor de genade van het H. Doopsel, vragen
meer nog dan anders, gelijk ons Hoogw.
Hapittel tot onze vreugde reeds gedaan heeft,
®e hulp en den steun uwer vurige gebeden tot
H°d en Zijn Lieve Moeder. Wij moeten, om de
tijdsomstandigheden, verlangen dat alle uiterlijk
feestbetoon achterwege blijve bij die gelegen
heid, zoodat de feestviering zich beperke tot de
reeds aangekondigde kerkelijke plechtigheden,
dar Wij vragen des te dringender het vurig
Gebed onzer priesters, geloovigen en religieuzen,
"Pdat God de Heer Ons vergeve en niet meer
aatirekene wat wij in ons leven jegens Zijne
Majesteit misdeden of waaraan wij in onze
angdurige H.H. Bedieningen te kort schoten,
°bdat Hij Ons, vooral in deze zware tijden,
Goedgunstig bijsta met Zijne kracht, om tot hef
Jjhde van ons aardsche leven, als weleer de
Paulus, met u allen den goeden strijd te
s'rijden. het geloof te bewaren en de kroon der
Gerechtigheid te verdienen."
De klokken der kathedraal luiden, maar ze
JO'den gedempt. De Bisschop bedwingt den ju-
'1 in ootmoed, het is Vasten, de tijden zijn
hip voor de boete, de volken bloeden om hun
Misdaden, de knokentocht trekt langs de slag
eden, over het paars valt de grauwe dag. De
p°ntifex leidt de feestelijkheid naar het smeek
gebed. In zijn zilveren uur verzamelde hij in
Bosch zijn onderzaten om het Kruis en
Zoete Lieve Vrouw. Het feest verging in een
b°eteda£.
Maar hoe diep de ootmoed knielt, het bisdom
het land vieren hun dankbaarheid op het
/'"gevierde feest. De Bisschop, die in het pau
linisch volbrengen van zijn loopbaan de bekro
ning van zijn leven op aarde ontwijkt, is door
hen Paus'een sacerdos magnus geprezen: „Een
Eerwaardigst vertegenwoordiger van het Ne-
berlandsch Episcopaat, een onvermoeid leider
Vah het christelijk leven, een groot Her
der»
Een groot Herder. De maat zelf van zijn hooge
Gestalte imponeert in dezen Hoogepriester, één
"jet de machtige kathedraal, waarin hij offi
cieert en die de geordendheid van Amiens en
be bewogen fust van Chartres om hem vereenigt.
De kathedraal is het middelpunt van zijn leven.
Dagr werd hij ten. doop gedragen, hij is er
1 briester en bisschop gewijd en daar hebt Gij
Eireef hem de Paus „de U toevertrouwde
Edde naar heilzame weiden geherderd." Al op
"et seminarie Beekvliet zagen zijn mede-stu
denten en later zijn mede-leeraren de Sint Jan
het perspectief van zijn wegen. Eens per
Daand was "er moraal-theologische conferentie,
dar gefundeerde vragen werden behandeld en
boor den jongen priester Diepen zorgvuldig uit
e Kerkvaders voorbereid.' Bij het dispuut vlo-
®eh de meeningen over en weer: de Salmanti-
tenses voor, Liguori voor, Billaart dicit non,
Earez dito enz., tot een der disputanten riep:
"^at Salamanticenses dit, wat Liguori dat, zeg
,ah ronduit ja of neen. ik moet naar de
esMaar de leeraar Panken ging met zijn
)ohgeren collega Diepen in de laan brevieren
C" in het psalmgebed beantwoordden ze elkaar.
Df' laan, waar zij voor het vrome woord en we
erwoord op en neer gingen, gaf uitzicht op het
■jEtischap daar ginds lag het silhouet van de
?°5sche kathedraal. En die achter waren ge
lden, herhaalden de voorspelling jaren voor
zin door een klasgenoot van den plichtgetrou
wen en plechtstatigen Diepen geuit: „Hij is een
Pepert, daar zit een Bisschop aan."
Ja, er zat een Bisschop aan.
Geboren in de schaduw van de kathedraal,
Egevoed om en in de kathedraal als student
ah de Fraterschool ging hij eiken dag zijn
v'otie doen bij de Zoete Lieve Vrouw werd
?e2e Bisschop door Bisschoppen op zijn ambt
.Qorbereid. Mgr. Zwijsen kwam veel over huis
I.- he Ververstraat bij vader Diepen, het Kamer-
en toen de jongen hem had toevertrouwd
jbastoor" te willen worden, zorgde Monseigneur
LHt de leviet van Rolduc naar Beekvliet werd
«Vorderd. En de latere bisschop Mgr. van de
v eh moet al vroeg een plan voor de bestemming
zijn priester hebben gehad. Een pastoor?
L*':i leidde hem op een hoogeren weg. En toen
J' "net de woorden: „We hebben niet lang ge-
5?Et naar den man onzer keuze, maar aan-
t ?hds op u onze oogen laten vallen," den leeraar
|®t rector van de Kweekschool aanstelde, invi-
®rde hij hem meteen eiken dag in het Bis-
"Ppelijk paleis te komen eten zoo had de
'JZe voorganger het fijner contact en later de
GCegenheid om zijn beschermeling in alle zaken
E het diocees vertrouwelijk in te wijden. De
ujEjutor met het recht van opvolging was in
huis van den Bisschop gevormd. Toen hü
Ji t ring en staf de macht ontvangen had, zag
e volle kathedraal iets ontroerends: hoe de
pas gewijde als een dankbaar kind zijn eersten
zegen ging teekenen over zijn hoogbejaarde
ouders en even daarna uit het liturgisch ver
band trad, om te gaan knielen voor zijn eerste
bisschopsgebedje bij de Zoete Lieve Vrouw.
Want deze formidabele middeleeuwer, zoo ge
streng van constructie, behield het teedere van
de gothiek. Zijn priesters vertellen hoe zijn
sterke figuur buigzaam van goedheid is over
hun zwakheid of ziekbed, en de Bosschenaren
zien gaarne het zachte gebaar, waarmee hij in
de vroom ingewoonde straten een kind zegent
en liefkoost. De burgers van de te goeder trouwe
stad zijn ook de vertrouwden om den Vader van
het kathedrale leven, waar hij aan den krom
staf de als Pauselijke Kamerheeren geteeken-
den, de kanunniken in hun hermelijnen man
tels voorgaat in de tot basiliek verheven hoofd
kerk van de kerkelijke stad, wier eereburger hij
is en wier geschiedenis hij in een museum aan
schouwelijk weer aansloot op hun mediaevale
eeuwen.
In hun feestnummers verdeelen de dagbladen
zijn ontzaglijke geschiedenis in onderdeelen met
afwisselende titels. Ze karakteriseeren hem in
verschillende levens en het is dezelfde mensch,
de bedwongen dynamiek van zijn jaren spatten
van actie. Ze beschrijven den leeraar van het
seminarie, stichter en leider van een Kweek
school, inspecteur van het bijzonder onderwijs,
voorzitter van den Schoolraad. Iedere functie
werd een oorsprong van nieuwe werken en in
ieder werk was hij geheel.
Weet men dat hij als leeraar al boeken had
geschreven, voldoende voor een kleine studen
ten-bibliotheek geschiedenissen van de va
der landsche en Fransche letteren, een Mytho
logie, een Petit Traité de Versification frangaise
enz. eer hij in het nu nog populaire „Wel
levendheid" de gewestelijke omgangsvormen ging
scholen in priesterlijk-humanistische bescha
ving? Want Brabant was lang als een winge
west boersch behandeld, hij zag hoe het gees
telijk en sociaal achtergebleven was; hij wekte
de sociale organisaties; men vindt hem bij de
werklieden en de plattelanders, bij de verbete
ring van de maatschappij en de zuivering van
eer en deugd; hij adviseert de nieuwe wegen
aan man, vrouw en jeugd, hij heeft het heele
bisdom al bereisd en de apostolische werken van
den modernen tijd in bedrijf gezet, eer hij ze
als Bisschop tot wasdom brengt. Maar dan ver
menigvuldigt zich deze volle-man-van-de-Kerk,
en zijn levensbeschrijvers vechten met de veel
heid van de titels: Bisschop van het Onderwijs.
Bisschop van de Armen, Bisschop van de Missie
reizen, Bisschop van de Belgische en Oosten-
rijksche kinderenHij is dit alles, maar bo
ven alle karakteristieke opschriften de Bisschop
van het Diocees Den Bosch, de emancipator van
het uit ons intellectueele en nationale leven lang
weggerukte land, dat hij herwekte en deed op
rijzen in het eeuwen lang ingeploegde geloof.
Het liberale leedvermaak over het hardnek
kige Oss heeft een vreemd oog' voor de Bra-
bantsche civitas Dei met haar torenspitsen, het
geestelijk leven der parochies en meer dan hon
derd Ordes en Congregaties van ascese, studie
en deugd. Weinig landstreken in de wereld zijn
kerkelijk zoo bevolkt bijna zonder ophouden
moest de Bisschop geloovigen zalven en priesters
wijden voor het onderhoud en de uitbreiding van
dit Godsrijk. In de eerste twintig jaar van zijn
pontificaat bleven in meer dan honderd-dertig
nieuwe kerken en kapellen de teekenen achter,
dat de Bisschop daar op zijn doortocht was
voorbijgegaan.
Een kerk of kapel is nog niet de woning van
een heilig volk, zelfs kennen de geestelijk tra
gische landen ,,la grande pitié" van het kerke
lijk verwelken. Maar kerken zaaien is zielen
oogsten, zegt het geloovig volk, dat zijn paro
chieel leven ordent om het tabernakel, verzoe
ning en licht zoekt in den donkeren biechtstoel
en tusschen de kerken en kloosters van de bid
ders en boeters aldoor den klop van het waar
heen naar zijn Oorsprong voelt. De révolte van
de nieuwe materialisten kreeg in Brabant geen
voet, met het katholiek onderwijs en het kana-
liseeren van de overleveringen uit den yomen
tijd versterkte Mgr. Diepen het diocees tegen de
laatste verleidingen van het langzaam ontsmette
liberalisme, de gevaren van de versnelde aan
sluitingen aan de wereld en de bekoringen van
den eigen gewestelijken opbloei. Als het leed
vermaak en de eigendunk lang begraven zijn
onder de katastrofe van de rationalistische
leeringen, die op het oogenblik de wereld doen
kraken Jeroen Bosch schilderde niet ver van
de kathedraal de duivelarijen, waarover het be
dorven Westen zou instorten dan zullen nog
op wijden afstand de geslachten den grooten
Bisschop zalig spreken, die in kerken en onder
wijsinstellingen, in Leergangen en twee Hooge-
scholen midden-Nederland heeft bereid voor het
behoud van Nederland en de vernieuwing van
zijn volk.
En als de nieuwe Staten van Europa ooit een
geestelijke constructie krijgen in de rust der
orde, die haar priesters niet meer kerkert of
vermoordt, dan zal de verre geschiedschrijver de
dankbaarheid van vele volken verzamelen om
den internationalen weldoener, die in de anna
len van België, Duitschland, Hongarije, Oosten
rijk en de Scandinavische landen vernoemd
staat als „de Bisschop van Nederland". Want
deze Kerkvoogd, die tot regel had dat een Bis
schop in zijn diocees moet blijven en werken
als een monnik in zijn cel, reisde op den roep
van den Paus, als eeuwen geleden de eerste
Bossche Bisschop Sonnius, voor vruchtbare zen
dingen door vele landen. Hij onderzocht op het
Pauselijk verlangen de kansen van het Katho
licisme in Kopenhagen, de verspreide Deensche
staties, Zweden en de Finsche hoofdstad, waar
regeering en volk hem geestdriftig begroetten.
Hij was nog maar zestig jaar, de Zweedsche
Jezuïeten hadden nog nooit een zoo vitalen Bis
schop gezien. Hij zegende de missie van het door
Nederlanders der zeventiende eeuw gestichte
Gothenburg; hij visiteerde in de Noorsche sta
ties kerken en kapellen, scholen en gasthuizen;
het volk liep toe als hij preekte op de eene
plaats in het Fransch en op de andere in het
Duitsch. In Kopenhagen bracht de nationale
Katholiekendag den buitenlandschen Bisschop
en redenaar een ovatie. Maar zijn zoetste uur
was toen hij in Malmö een kolonie kinderen uit
Weenen terugvond, beschermelingetjes van net
R.K. Huisvestingscomité. Want gehuisvest heeft
hij alle nooden uit het Europa van den grooten
oorlog. Hij internationaliseerde de werken van
barmhartigheid en nooit stroomde na den we
reldoorlog zooveel dankbaarheid naar Den
Bosch, waar Kardinaal Piffl, Kardinaal Ber
tram, Hongaarsche, Oostenrijksche en Duitsche
Bisschoppen met de gezanten dier landen en
Aartshertog Albrecht van Habsburg den „Vader
der Europeesche armen" kwamen danken, zoo
als een der Kardinalen tot Mgr. Diepen boog,
voor wiens voeten drieduizend kinderen in Wee
nen bloemen strooiden.
Het is geschiedenis, dat de Paus hem prees
om zijn groote apostolische en christelijke wer-
kep en schreef: „Wij maken U deelachtig, Eer
waardige Broeder, aan de voorrechten en eer
bewijzen, die toekomen aan de Assistent-Bis
schoppen bij den Pauselijken Troon." Het is
geschiedenis, dat de Malthezer Orde hem onder
scheidde met het Grootkruis der naastenliefde;
de Oostenrijksche Bondskanselier met den gul
den Penning der dankbaarheid; de regeeringen
van België, Nederland 'en andere landen met de
vereering van Koningin en Souvereinen. Het is
geschiedenis. Zij eert Nederland in het groot
leven van een Brabantschen Bisschop, door zijn
weldaden Europeeër geworden. Hij is ver ge
klommen boven de jaren, door de Schrift voor
behouden aan den mensch en zelfs aan de wel
doeners der menschen. Alles van den mensch
is vergankelijk. Alleen de liefde sterft nimmer.
Zij bewaart van dezen Bisschop in de weldaden
onder zijn volk de onsterfelijkheid op aarde,
zooals God hem de onsterfelijkheid bewaart in
den hemel.
ALPH. LAUDY
In het „Wiener Kirchenblatt" publiceert pas
toor Arthofer uit Kronstorf (Oberdonau) het
volgende over zijn ervaringen te Konnersreuth,
waar hij op den eersten Vrijdag van de Vasten
(9 Februari) een bezoek bracht aan Therese
Neumann.
1. Therese Neumann leeft, ofschoon men al
driemaal heeft beweerd dat zij gestorven zou
zijn.
2. Dat zij stigmata (wonden, gelijk aan die
welke Christus bij Zijn kruisiging had) heeft,
dat zij geen voedsel noodig heeft, dat zij dik
wijls in lijdensextase is, dat hiermee verschil
lende, op natuurlijke wijze niet te verklaren
'ersehijnsclen samenhangen (zooals kennis van
het Arameesch, herkenning van relikwieën
etc.), is nog steeds waar. Ik heb het persoonlijk
kunnen constateeren.
3. Profetieën over zuiver wereldlijke dingen
spreekt Therese niet uit. Wat daarover wordt
gezegd is afkomstig deels uit kwaadwilligheid,
deels uit dwaasheid; uit Konnersreuth komt dit
alles in ieder geval niet.
4. Ik had den indruk dat de familie Neumann
op bezoeken niet gesteld is, en vooral niet wan
neer deze slechts uit zucht naar sensatie wor
den gebracht.
5. Alle ongegronde en onware berichtgeving
over Konnersreuth komt uitsluitend van men
schen die nooit in Konnersreuth geweest zijn.
6. De gestorven Paus was van de waarheid
der voorvallen in Konnersreuth zoozeer over
tuigd dat Hij eenigen tijd voor zijn dood aan
Theresia een waardevolle relikwie schonk.
7. Het religieuze leven in Konnersreuth bloeit
verbazingwekkend. Bij een zielenaantal van on
geveer 1000 werden in het afgeloopen jaar 45.000
communies uitgereikt. Dat is wel de schoonste
hulde van de bevolking aan „haar Theresia".
8. Konnersreuth heeft zich altijd geschikt naar
de bepalingen van de Kerk en heeft de wereld
nooit zijn wonderen willen opdringen. Therese
vindt het niet prettig dat over haar zooveel ge
schreven wordt.
9. Niemand is verplicht aan de wonderen van
Konnersreuth te gelooven.
10. Niemand heeft het recht, over deze dingen
te oordeelen, zoolang hij ze niet heeft gezien.
Woensdagavond zijn 300 Zweedsche werklie
den naar Finland- vertrokken om de Finsche
arbeiders, die onder de wapenen staan, te ver
vangen. Bij het vertrek waren aanwezig de ge
zant van Finland Erkkn en de voorzitter der
Zweeasche vakorganisatie Lmaberg. Erkko
bracht hulde aan de mannen, die zich vrijwil
lig hadden aangemeld om in Finland te wer
ken. Een groote menigte juichte de vrijwilligers
toe.
Lindberg, de voorzitter der Zweedsche vak
organisatie, heeft de Zweedsche werklieden toe
gesproken. Hij herinnerde aan de verontwaar
diging en teleurstelling, welke de Russische
aanval op Finland had teweeggebracht vooral
onder de arbeiders, die in de Sovjetunie een
vredesfactor hadden meenen te zien en een vij
and van het imperialisme, zooals de Sovjets
verklaard hadden. Ondanks het Russisch-Duit-
sche bondgenootschap en den aanval op Polen,
hadden de arbeiders niet gedacht, dat de Sov
jetunie aldus de openbare meening der be
schaafde wereld ging uitdagen. De Sovjétunie
geloofde, dat de oorlog tegen Finland een
kwestie van enkele weken zou zijn en dat de
Russen door de Finsche arbeiders met open
armen zouden worden ontvangen Zij ontmoet
ten evenwel een hecht aaneengesloten volk. De
Russen wisten niets af van het sociale stelsel,
dat de Finnen de laatste twintig jaren nebben
opgebouwd. Zij wisten niet. dat de Finsche ar
beiders, beter dan ieder ander buiten de gren
zen der Sovjetunie, de verschrikkelijke omstan
digheden kennen, waarin de Russische arbeiders
leven. Het valt niet te verwonderen, dat de Fin
sche arbeiders zich met bewonderenswaardige
heldhaftigheid weren tegen net stelsel der Rus
sische onderdrukking.
Zich daarna tot de vertrekkende arbeiders
richtende, wees Lindberg er op, dat zij niet al
leen de zaak van Finland en Zweden dienen,
maar ook die van alle kleine democratische lan
den, waarvan verscheidenen reeds zijn wegge
vaagd en die bedreigd worden opor de leerstel
ling van levensruimte der groote mogendheden.
Door uw voorbeeld zult gij aar.toonen, dat de
kleine landen willen leven. Het hart van het
geheele land is met u.
De Zweedsche vereeniging van werkgevers
herinnert er aan, dat de patroons reeds in
Januari besloten hebben dat voor arbeiders, die
naar Finland vertrekken, dezelfde regels in acht
genomen zullen worden als voor degenen, die
onder de wapenen geroepen zijn, n.l. de ver
plichting hen weer in dienst te nemen na hun
terugkeer.
De paarden liepen juist door een cnormen plas. een v«ver geluld
toen zich eensklaps een vervaarlijk gekraak deed hooren. Door
een oneffenheid in den weg was een van de assen gebroken en
de koets lag heelemaal schuin.
De jonkvrouw stak haar hoofd naar buiten en toen zij het
water zag, dat tot de treeplank reikte, gilde zaj: „Help! help! ik
verdrink!!" Pit en Pat keken elkaar verbijsterd aan en wiste»
niet wat ze moesten doen.
„Zoodra je klaar bent, Henk," zei de moeder
langzaam, „moet ik je even spreken."
De zoon keerde zich naar haar toe.
„Wat is er?" vroeg hij, „Is er iets met Corrie?"
„Neen, maar je vader komt thuis."
Ze deed een stap achteruit, verschrikt door
de uitdrukking in de oogen van Henk. Toen ze
den slag hoorde van z'n stoel die viel, stak ze
afwerend de handen uit.
„Niet doen, Henk," vroeg ze. „Mok nu niet."
Henk Verdonk was, zooals z'n vader altijd ge
weest was, zwijgzaam. Ook nu viel hij niet uit,
terwijl hij langs
z'n moeder heen
ging en z'n hoed
achter de keu
kendeur vandaan
nam. Hij was een
lenige, lange jon
ge man, met
zwart haar en blauwe oogen.
Bij de deur fileef hij staan en keerde zich om.
„Hij komt er niet in," sprak hij met klem.
„Waar moet hij dan heen, Henk?" vroeg ze,
„Ik weet, dat 't jouw huis is, maar kan hij
soms ergens anders heen? Je wilt toch je vader
niet op straat zetten? Dertien jaar lang is hij
een goede vader voor je geweest."
Henk rukte de deur open, deed haar toen weer
dicht en kwam langzaam weer naar binnen.
„Zoo, is hij zoo'n goede vader geweest?" spot
te "hij. „Een prachtnummer was hij, een eer voor
de familie. Jaren lang heb ik de menschen op
straat zien stilstaan, om me na te kijken, om
dat m'n vader iemand heeft doodgeslagen en ei
voor zit En als u nu denkt, dat ik zoo n gevan-
genisklant in m ij n huis laat, dan hebt u 't mis.
Hij komt er niet in!"
Er kwamen tranen in de oogen van z'n moe
der en zij tastte in d'r zak van haar japon naar
een zakdoek.
„U weet net zoo goed als ik, moeder," hernam
hij meer bedaard, „dat ze mij bü Corrie thuis
niet meer aan zouden kijken, als ze wisten, dat
hij hier was. U weet hoe ze zijn."
„Corrie zal je er niet voor in den steek laten.
Henk. Als 't haar vader was, zou ze zich als een
dochter gedragen. Iedereen weet, dat 't geen
moord was, maar een ongeluk in ruzie. Je weet,
dat Dirksen een revolver getrokken hadEn
hij is nu een oude man, Henk, een oude man.
De zoon stond een oogenblik roerloos, kwam
toen bij haar en legde z'n hand op haar
schouder.
„Vergeet hem maar liever, moeder," zei nij
zacht. „Hij heeft uw en mijn leven bedorven; hij
is niet waard, dat we ons druk om hem maken.
We kunnen hem hier niet hebben, dat is afge
daan. Denk er nu maar niet meer over."
Hij deed zacht de deur achter zich dient.
Maar toen hij eenmaal buiten was. kwam al de
ellende van jaren, al de schande, al de kwaad
willigheid van z'n kennissen, al die vernederin
gen, hem in de gedachte. Hij bleef knorrig en
koppig.
't Was Zaterdagavond. Op de hoeken der stia-
ten stonden groepjes mannen, luid sprekend en
lachend. De kooplui achter de stalletjes prezen
hun waren aan met heesch geschreeuw. Henk
Verdonk zwierf daartusschen alleen rond, vol
schaamte en trots, stil mokkend. Toen hij Corrie
eindelijk ontmoette, was ze niet alleen. Er lie
pen een paar meisjes met haar en daar achter
in plagerig gedoe, liepen drie jongemannen
Corrie keek Henk aan, toen hij naderde.
„Goeden avond," zei ze zonder verlegenheid.
Henk nam z'n hoed af en liep door, met toorn
en jaloezie in z'n hart. Hij kende die jongelui.
Een van hen, Leerman, evenals hij electricien,
dong met hem naar Corrie's hand en had er
zich op beroemd, dat hij 't wel winnen zou.
De jonge Verdonk liep maar door, met ge
bogen hoofd; steeds bezig met de beelden van
z'n fantasie; z'n moeder, die zat te snikken aan
de keukentafel; z'n vader, opstaande om 't
vreeselijke vonnis aan te hooren van zooveel ja
ren gevangenisstraf en aan Corrie en opeens 't
gezicht van Leerman, z'n mededinger, zich drin
gend tusschen hem en 't geliefde meisje.
Bijna twee uren duurde het, eer Henk den
weg naar huis ging. 't Was nu niet meer zoo
druk op straat. Toen zag Henk Leerman. De
opgekropte woede van den heelen avond drong
in hem op. Hij liep op den ander toe. Een oogen
blik zagen die twee elkaar uitdagend in de
oogen. Ze hadden geen van beiden gedronken.
„Zeg, Verdonk," begon Leerman, „als je weer
op bezoek in de gevangenis komt vraag dan aan
je vader of hij een paar mandjes voor me maakt.
Ze hebben daar zoo keurig slag van. Zeg
maarEn hij lachte sarcastisch.
Een zware vuistslag van Henk was diens ant
woord. Met een slag viel Leerman neer en bleef
roerloos liggen. Een paar mannen bogen zich
over hem heen. De oploop groeide snel aan.
Henk Verdonk stond tegen een lantaarnpaal
met de armen over elkaar. Hij dacht er niet aan
weg te loopen, ofschoon een politie-agent om
den hoek kwam.
Een van de mannen, die naar Leerman had
den gekeken, kwam overeind en trad snel op
Henk toe
„Maak dat je weg komt! Gauw!" zei hü. „Hü
is dood."
Henk ging niet loopen. Hu verwijderde zich
rustig, tot hij de straat uit was en nam een om
weg. door allerlei steegjes, naar-huis. Hij maak
te z'n moeder niet wakker, maar klom over het
dak van het kolenschuurtje naar een bovenraam
en daardoor naar binnen. Hij hoorde beweging
in de slaapkamer van z'n moeder. Hij streek
zich het haar van het voorhoofd en trachtte z'n
stem normaal te doen klinken.
„Ga nu slapen, moeder!" riep hij, „ik ben
thuis!"
Hij ging naar z'n eigen kamer en deed het
licht aan. Toen draaide hü 't dadelük weer uit.
Ze zouden hem gauw genoeg zoeken, misschien
wilde hij weg, maar hij had nog geen plan voor
de toekomst gevormd.
Hij wilde weten of hij vervolgd werd en ging
voor 't raam zitten. Hier had hij vroeger in 't
donker gezeten en dacht aan de bijzonderheden
van z'n vaders arrestatie, nu negen jaar ge
leden; aan de menigte menschen voor de deur,
aan 't snikken van z'n moeder, het gebogen
hoofd en 't wanhopig gezicht van z'n vader;
toen volgde de lange tüd van afwachten; de
rechtszaal, het vonnis
Er kwam iemand de straat door, die naar de
huisnummers keek. Toen hü voor 't huis was,
stak hü over en belde aan.
Direct was Henk overeind en bij de kamer
deur van z'n moeder.
„Zeg, dat ik er niet ben," fluisterde hü schor.
„Niet naar beneden gaan; roep 't hem maar
naar buiten."
„Hij is er niet," zei ze uit 't raam, in antwoord
op een vraag.
De man beneden aarzelde even en sprak: „Ik
kom nog wel eens terug." Toen ging hij heen.
Zij keerde zich naar haar zoon, maar deze was
weg. In z'n kamer nam hü een revolver uit een
der laden van z'n kleerkast. Daarna sloop hü
voorzichtig de deur van z'n moeders' kamer
voorbij, klom de trap op naar den zolder en sloot
en grendelde boven de deur. De regen viel nu
zwaar neer, dicht bij zijn hoofd. Henk ging op
z'n knieën voor 't raam zitten, met de revolver
op den vloer naast zich. Eén ding stond bij hem
vast: hij zou zich verdedigen, zich te weer stel
len, als men hem wilde arresteeren.
Hij keek voorzichtig naar beneden. Er stond
iemand aan den overkant van de straat. Het
huis werd in 't oog gehouden. Opeens kwam er
schaamte over hem om de nieuwe schande, die
hij nu zelf over z'n moeder gebracht had. Hij,
die zoo eigengerechtigd geweest was, die gewei
gerd had zijn veroordeelden vader onderdak te
verleenen, hij was een moordenaar!
Toen Henk weer naar buiten keek, was de
man aan den overkant weg. 't Begon dag te
worden, een koude, natgrijze morgen. Hij hoor-
ie z'n moeder naar beneden gaan, de luiken
open doen; toen hoorde hij stemmen. Hij nam
de revolver op, maar niemand besteeg de zolder
trap en z'n spanning verminderde. Hij stond od
en ging op een kist zitten. Daarna keerde hij
zich om en keek de straat weer op. Er liepen
mannen en vrouwen over de straat. Eén mar.
bleef aan den overkant staan en keek op langs
het huis.
Henk deed het raam open en floot zacht. De
man stapte naar 't trottoir en hield de handen
aan z'n mond.
„Ik heb den halven nacht op je gewacht!
riep hij. „Leerman is heelemaal in orde. Hü is
een kwartier later bijgekomen en naar huis ge
gaan."
De revolver viel kletterend op den vloer en
bleef daar liggen. Henk knikte zwijgend, deed
het raam dicht en ging naar beneden. Toen hij
in de keuken kwam, was de tafel gedekt voor 't
ontbijt. De hond sprong met blij gekef tegen
hem op, maar Henk's oogen gingen naar een
gebogen gestalte in een stoel bij 't fornuis.
Z'n moeder stak smeekend een hand op, maar
dat zag Henk niet. Hü-ging de keuken door naar
den man bü 't vuur, boog zich over hem heen
en legde z'n hand op de gekromde schouders.
„Welkom thuis, vader," zei hij heesch, „wel
kom thuis!"
Door de rechtbank te Parüs werden Obrechi
en Ferdonnet wegens verraad bü verstek ter
dood veroordeeld. Zü hebben actief medege
werkt aan Duitsche propaganda door middel
van radio en film.
Joego-Slavië heeft het economisch verdrag,
dat tusschen dit land en Griekenland was ge
sloten, opgezegd. Het verdrag was gesloten ou
22 Augustus 1936 en loopt 20 April a.s. af
Einde Maart zal worden gesproken over een
nieuw verdrag.
Op Sardinië is een Italiaansch militair vlieg
tuig verongelukt. De vijf inzittenden zijn om
het leven gekomen.
Tijdens politiediensten in Ethiopië zün gedu
rende Februari een officier, drie soldaten en
vier zwarthemden gesneuveld.
De Kroonprinses van Griekenland hoopt eer
lang het leven aan een tweedei kind te schen
ken.
Twee Duitsche vrachtschepen, de „Mimi
Horn" (4007 ton) en de „Seattle" (7.369 ton),
die bij het uitbreken van den oorlog in Wil
lemstad een toevlucht hadden gezocht, hebben
Dinsdagavond zee gekozen.
6N NOOIT ZEEP VAN ONBEKENDE HERKOMST
s»2i- e**®
39
lllllllllllIHHIIIIIIIIIIIIMIItllllittlllHIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIilll
Vertaald door J. M. Kempees
Toen. verschafte ik me een lijk men
in Londen altijd een lijk krijgen, als
^en daar den weg maar weet. Hoe ik het
°P mün kamer kreeg, doet hier niet ter
?®ke. Nu moest ik wat bewijzen opscharre-
eh voor de lijkschouwing. Ik ging naar bed
611 liet mijn bediende een slaapdrankje klaar
maken, en zei hem toen op te hoepelen. Hij
™Ude een dokter halen, maar ik foeterde en ik
dat ik die kerels niet kon uitstaan. Toen
r5 alleen gelaten was, begon ik het lijk te be
handelen. De doode was van mijn grootte, en
hij Was omgekomen door overmatig gebruik van
?|pohol; dus zette ik wat drank in de buurt klaar.
9® kaak was het zwakke punt in de gelijkenis,
haarom schoot ik die kapot met een revolver,
ellendig karwei! Enfin, er zal morgen vast
iemand zün, die wil zweren, een schot ge
hard te hebben, maar op mün verdieping zün
geen buren, en ik vermoedde, dat ik.het wel
w&sen. Ik. liet dus het liik in bed liggen.
gekleed in mijn t&ama, met een revolver op de
deken en een ontzettenden rommel erom heen.
Toen kleedde jk me in een pak, dat ik voor
geval van nood klaar had liggen. Ik durfde me
niet te scheren, uit vrees, sporen achter te laten,
en bovendien probeeren op straat te komen zou
me toch niets helpen. Ik had u den heelen dag
in mijn gedachten gehad en er scheen niets
anders op te zitten dan een beroep op u te
doen.
Ik hield de wacht bij mijn raam tot ik u
naar huis zag komen en glipte toen de trap
af Om u tegen te komenDaar, meneer, ik
vermoed, dat u nu ongeveer evenveel van de
zaak afweet als ik."
Hij zat te knipperen als een uil, trillend van
zenuwen en toch wanhopig vastbesloten. Ik was
nu wel ongeveer overtuigd, dat hij eerlijk was
tegenover mü'. Het was een onmogelijk verhaal,
maar ik had in mün tud heel wat onwaarschijn
lijke geschiedenissen gehoord, die waar waren
gebleken, en ik had er een gewoonte van ge
maakt, eerder den man dan het verhaal te be-
oordeelen. Als hij mijn flat had willen binnen
dringen en mij daarna den hals afsnüden. zou
hij een geloofwaardiger verhaal verteld heb
ben.
„Geef mü uw sleutel," zei ik, „dan zal ik
gaan kijken naar het hjk. Excuseer mijn voor
zichtigheid, maar ik moet een gedeelte veri-
fiëeren als ik kan."
Hü schudde treurig het hoofd. „Ik dacht wel,
dat u er can zoudt vragen, maar ik heb hem
niet. Die zit aan mün ketting op de waschtafel.
Ik moest hem wel laten liggen, want ik mocht
geen aanwijzingen achterlaten, die achterdocht
konden wekken. De heeren, die achter me aan
zitten, zü'n behoorlijk scherp van gezicht. U
zult me voor vannacht moeten vertrouwen en
morgen zult u het bewijs van die geschiedenis
met het lu'k heusch wel krijgen."
Ik dacht eenige oogenblikken na. „Goed. Ik
zal u voor vannacht vertrouwen. Ik zal u in
deze kamer sluiten en den sleutel houden.
Eén woordje nog, mijnheer Scudder. Ik geloof,
dat u eerlijk bent, maar mocht het wezen, dat u
het niet bent, dan waarschuw ik u, dat ik
goed met een revolver kan omgaan."
„Zeker," zei hij, met eenige levendigheid op
springend. „Ik heb niet het voorrecht, uw naam
te kennen, mijnheer, maar laat mij u zeggen,
dat u een fatsoenlijk man bent. Ik had wel
graag, dat u me een scheermes leende."
Ik nam hem mee naar mijn slaapkamer en
liet hem daar zijn gang gaan. Na een half
uur kwam daar een gestalte uit, die ik nauwe
lijks herkende. Alleen zijn stekende hongerige
oogen waren hetzelfde. Hü was gladgeschoren,
zijn haar was in het midden gescheiden, zijn
wenkbrauwen had hü geknipt. Verder gedroeg
hij zich, alsof hij gedrild was en hij was precies
het type (zelfs de bruine gelaatskleur was niet
vergeten) van een Engelsch officier, die langen
tijd in Britsch-Indië doorgebracht heeft. Hij
had ook nog een monocle, die hü in zün oog
klemde en elk spoor van den Amerikaan was
uit zijn spraak verdwenen.
„BewareMünheer Scudderstamelde ik.
„Niet münheer Scudder," verbeterde hü;
.Kapitein Theophilus Digby, van het 40ste
Ghurka's, nu met verlof in het vaderland.
Ik had wel graag, dat u dat onthield, mün
heer."
Ik maakte een bed voor hem op in mijn
rookkamer en zocht mijn eigen legerstede op,
vroolijker dan ik de laatste maand geweest was.
Er gebeurde toch wel eens iets, zelfs in deze
dooie wereldstad.
Ik werd den volgenden nwngen wakker door
dat mijn bediende, Paddock, een helsch lawaai
maakte aan de deur van de rookkamer. Pad
dock was een kerel dien ik eens een dienst be
wezen had, daarginds bij de Selakwi, en ik had
hem als mijn bediende aangesteld, zoodra' ik
in Engeland kwam. Hij was ongeveer even
spraakzaam als een nijlpaard en als huisknecht
was hij niet veel bijzonders, maar ik wist, dat ik
op zijn trouw kon rekenen.
„Houd op met dat lawaai, Paddock," zei ik.
„Een vriend van me, kapitein..,, kapitein" (ik
kon niet op den naam komen) „maft daar.
Zet een ontbijt voor twee personen klaar en kom
dan hier praten."
Ik vertelde Paddock een pracht verhaal, hoe
mijn vriend een heele grootheid was, wiens
zenuwen erg geleden hadden door overwerkt-zün
en die absolute rust en kalmte noodig had.
Niemand mocht weten, dat hij hier was, of hü
zou bestookt worden door telefoontjes van het
ministerie va.n koloniën en den eersten minister,
en zün rustkuur zou bedorven zün. Ik moet
zeggen, dat Scudder zün rol prachtig speelde,
toen hü aan het ontbüt kwam. Hij fixeerde
Paddock öoor zün monocle, precies als een
Engelsch officier, vroeg hem over den Boeren
oorlog en sloeg tegen mij een hoop- onzin uit
over gefantaseerde kameraden. Paddock kon
maar niet leeren, met „twee woorden" te
spreken, hij antwoordde mij altijd vlakaf met
„ja" of „neen", maar hij „mijnheerde" Scudder,
alsof zijn leven er van afhing.
Ik liet Scudder achter met de krant en een
kist sigaren en ging de stad in tot de lunch.
Toen ik terugkwam, stond het gezicht van den
liftbediende gewichtig.
„Leelijk zaakje hier vanmorgen, mijnheer.
De meneer van nummer 15 heeft zich doodge
schoten. Ze hebben 'm juist naar het lijken-
liuisje gebracht. De politie is nou boven."
Ik klom naar nummer 15 en vond een stel
agenten en een inspecteur bezig met het onder
zoek. Ik stelde een paar oerstomme vragen en
ze trapten me er al gauw uit. Toen ontdekte ik
den man, die bü Scudder knecht was geweest
en ik hoorde hem uit; maar ik kon zien, dat hü
niets vermoedde. Het was een temerige kerel met
een doodgraversgezicht en een halve kroon
troostte hem een heel eind.
Ik woonde den volgenden dag de lijkschou
wing bij. Een lid van de een of andere uitgevers
firma getuigde, dat de overledene hem een
grootscheepsche aanbieding inzake papier had
gemaakt en dat de man, naar hü meende, een
vertegenwoordiger van een Amerikaansch be-
drü'f moest zijn geweest.
De jury stelde vast, dat het een geval van
zelfmoord gedurende tüdehjke zinsverbijstering I
was en de luttele voorwerpen, die het eigendom I
waren geweest van den overledene, werden aanl
de goede zorgen van den Amerikaanschen consul
toevertrouwd. Ik gaf Scudder een uitvoerig ver
slag van de zaak; hij stelde er groot belang in.
Hij zei, dat hij de lijkschouwing wel had willen
bijwonen, want hij dacht, dat het even pikant
moest zijn als het lezen van je eigen over
lijdensadvertentie.
De eerste twee dagen, die hij met mij in die
achterkamer doorbracht, was hü heel kalm Hij
las en rookte wat, maakte een hoop aantee-
keningen in een klein boekje, en iederen avond
speelden wij een partütje schaak, waarin hij mü
verre de baas was. Ik denk, dat hij zijn zenuwen
gelegenheid gaf, bij te komen, want hij had een
vrij moeilijken tijd gehad. Maar op den derden
dag kon ik zien, dat hij ongedurig begon te
worden. Hij stelde een lijst van dagen op tot
aan 15 Juni en streepte die ieder aan met rood
potlood, terwül hij er opmerkingen in steno bü
zette. Ik trof hem vaak aan in sombere ge
dachten verzonken, zün scherpe oogen starend
in de verte en na zulke perioden van overpein
zing was hü gewoonlijk erg moedeloos.
Toen begon hij weer nerveus te worden. Hü
lette op kleine geluidjes en vroeg me telkens,
of Paddock te vertrouwen was. Eén of twee keer
werd hij heel korzelig en maakte er zijn excuses
over. Ik nam het hem niet kwalijk. Ik begreep
het best, want hü had een tamelük moeilijk
karwei op zich genomen.
(Wordt vervolgd.)