Bisschopsfeest in de Vasten DE GEBROEDERS „GOOCHEM" TREDEN Bij het jubileum dan Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen EEN GROOT HERDER THERESE NEUMANN ZWEEDSCHE ARBEIDERS NAAR FINLAND "Ik ben in deze tijd bijzonder voorzichtig— ik neem nu inplaats van de scherpe zepen, die het goed bederven Zil/D; het houdt mijn goed prachtig fris en helder." JjE&fwLi ZMp DONDERDAG 7 MAART 1940 'n Zij zullen de Finsche werklieden die aan het front staan, vervangen Vaders thuiskomst Korte berichten Wmm FEUILLETON Door john buchan In Den Bosch, waar de kathedraal staat, oni- luit de liturgie van de Vasten een feest, dat 'oor het geheele volk zou moeten zijn. Bij het ïeheim van het Altaar gedenkt de Bisschop J'Jn. zilveren herderschap en zijn levensgang van ^chtig jaren. Hij gedenkt zijn verleden als °irneon, hij viert het niet, het licht uit den hooge valt over hem. Zijn gouden priester feest ligt in de jaren al lang achter, het ker- *6lijk volk heeft plechtig reeds veel merkwaar de data uit zijn leven afgeteld. Het wilde zich dit jaar opnieuw verzamelen, d den gemijterden Herder, en ook het Ka tholieke Nederland maakte zich gereed den oud sten Bisschop van zijn hiërarchie te vieren. Maar 'O stee van te jubelen, neemt de patriarch h®t bevel over den boetetijd. In zijn Vasten brief gedenkt hij de weldaden in gebed, hij beveelt zijn kudde den voortgang in de goede horken aan hij bezaaide er zijn bisdom mee r- de geloovigen moeten alleen uit hun hart het Te Deum aan God laten hooren, want Die hH den wasdom en bewaart den oogst. „En nu beminde geloovigen, aan den vooravond staan van den vijf-en-twintigsten verjaardag °bzer Bisschopsconsecratie en van den tachtig- aten verjaardag onzer wedergeboorte in Chris t's floor de genade van het H. Doopsel, vragen meer nog dan anders, gelijk ons Hoogw. Hapittel tot onze vreugde reeds gedaan heeft, ®e hulp en den steun uwer vurige gebeden tot H°d en Zijn Lieve Moeder. Wij moeten, om de tijdsomstandigheden, verlangen dat alle uiterlijk feestbetoon achterwege blijve bij die gelegen heid, zoodat de feestviering zich beperke tot de reeds aangekondigde kerkelijke plechtigheden, dar Wij vragen des te dringender het vurig Gebed onzer priesters, geloovigen en religieuzen, "Pdat God de Heer Ons vergeve en niet meer aatirekene wat wij in ons leven jegens Zijne Majesteit misdeden of waaraan wij in onze angdurige H.H. Bedieningen te kort schoten, °bdat Hij Ons, vooral in deze zware tijden, Goedgunstig bijsta met Zijne kracht, om tot hef Jjhde van ons aardsche leven, als weleer de Paulus, met u allen den goeden strijd te s'rijden. het geloof te bewaren en de kroon der Gerechtigheid te verdienen." De klokken der kathedraal luiden, maar ze JO'den gedempt. De Bisschop bedwingt den ju- '1 in ootmoed, het is Vasten, de tijden zijn hip voor de boete, de volken bloeden om hun Misdaden, de knokentocht trekt langs de slag eden, over het paars valt de grauwe dag. De p°ntifex leidt de feestelijkheid naar het smeek gebed. In zijn zilveren uur verzamelde hij in Bosch zijn onderzaten om het Kruis en Zoete Lieve Vrouw. Het feest verging in een b°eteda£. Maar hoe diep de ootmoed knielt, het bisdom het land vieren hun dankbaarheid op het /'"gevierde feest. De Bisschop, die in het pau linisch volbrengen van zijn loopbaan de bekro ning van zijn leven op aarde ontwijkt, is door hen Paus'een sacerdos magnus geprezen: „Een Eerwaardigst vertegenwoordiger van het Ne- berlandsch Episcopaat, een onvermoeid leider Vah het christelijk leven, een groot Her der» Een groot Herder. De maat zelf van zijn hooge Gestalte imponeert in dezen Hoogepriester, één "jet de machtige kathedraal, waarin hij offi cieert en die de geordendheid van Amiens en be bewogen fust van Chartres om hem vereenigt. De kathedraal is het middelpunt van zijn leven. Dagr werd hij ten. doop gedragen, hij is er 1 briester en bisschop gewijd en daar hebt Gij Eireef hem de Paus „de U toevertrouwde Edde naar heilzame weiden geherderd." Al op "et seminarie Beekvliet zagen zijn mede-stu denten en later zijn mede-leeraren de Sint Jan het perspectief van zijn wegen. Eens per Daand was "er moraal-theologische conferentie, dar gefundeerde vragen werden behandeld en boor den jongen priester Diepen zorgvuldig uit e Kerkvaders voorbereid.' Bij het dispuut vlo- ®eh de meeningen over en weer: de Salmanti- tenses voor, Liguori voor, Billaart dicit non, Earez dito enz., tot een der disputanten riep: "^at Salamanticenses dit, wat Liguori dat, zeg ,ah ronduit ja of neen. ik moet naar de esMaar de leeraar Panken ging met zijn )ohgeren collega Diepen in de laan brevieren C" in het psalmgebed beantwoordden ze elkaar. Df' laan, waar zij voor het vrome woord en we erwoord op en neer gingen, gaf uitzicht op het ■jEtischap daar ginds lag het silhouet van de ?°5sche kathedraal. En die achter waren ge lden, herhaalden de voorspelling jaren voor zin door een klasgenoot van den plichtgetrou wen en plechtstatigen Diepen geuit: „Hij is een Pepert, daar zit een Bisschop aan." Ja, er zat een Bisschop aan. Geboren in de schaduw van de kathedraal, Egevoed om en in de kathedraal als student ah de Fraterschool ging hij eiken dag zijn v'otie doen bij de Zoete Lieve Vrouw werd ?e2e Bisschop door Bisschoppen op zijn ambt .Qorbereid. Mgr. Zwijsen kwam veel over huis I.- he Ververstraat bij vader Diepen, het Kamer- en toen de jongen hem had toevertrouwd jbastoor" te willen worden, zorgde Monseigneur LHt de leviet van Rolduc naar Beekvliet werd «Vorderd. En de latere bisschop Mgr. van de v eh moet al vroeg een plan voor de bestemming zijn priester hebben gehad. Een pastoor? L*':i leidde hem op een hoogeren weg. En toen J' "net de woorden: „We hebben niet lang ge- 5?Et naar den man onzer keuze, maar aan- t ?hds op u onze oogen laten vallen," den leeraar |®t rector van de Kweekschool aanstelde, invi- ®rde hij hem meteen eiken dag in het Bis- "Ppelijk paleis te komen eten zoo had de 'JZe voorganger het fijner contact en later de GCegenheid om zijn beschermeling in alle zaken E het diocees vertrouwelijk in te wijden. De ujEjutor met het recht van opvolging was in huis van den Bisschop gevormd. Toen hü Ji t ring en staf de macht ontvangen had, zag e volle kathedraal iets ontroerends: hoe de pas gewijde als een dankbaar kind zijn eersten zegen ging teekenen over zijn hoogbejaarde ouders en even daarna uit het liturgisch ver band trad, om te gaan knielen voor zijn eerste bisschopsgebedje bij de Zoete Lieve Vrouw. Want deze formidabele middeleeuwer, zoo ge streng van constructie, behield het teedere van de gothiek. Zijn priesters vertellen hoe zijn sterke figuur buigzaam van goedheid is over hun zwakheid of ziekbed, en de Bosschenaren zien gaarne het zachte gebaar, waarmee hij in de vroom ingewoonde straten een kind zegent en liefkoost. De burgers van de te goeder trouwe stad zijn ook de vertrouwden om den Vader van het kathedrale leven, waar hij aan den krom staf de als Pauselijke Kamerheeren geteeken- den, de kanunniken in hun hermelijnen man tels voorgaat in de tot basiliek verheven hoofd kerk van de kerkelijke stad, wier eereburger hij is en wier geschiedenis hij in een museum aan schouwelijk weer aansloot op hun mediaevale eeuwen. In hun feestnummers verdeelen de dagbladen zijn ontzaglijke geschiedenis in onderdeelen met afwisselende titels. Ze karakteriseeren hem in verschillende levens en het is dezelfde mensch, de bedwongen dynamiek van zijn jaren spatten van actie. Ze beschrijven den leeraar van het seminarie, stichter en leider van een Kweek school, inspecteur van het bijzonder onderwijs, voorzitter van den Schoolraad. Iedere functie werd een oorsprong van nieuwe werken en in ieder werk was hij geheel. Weet men dat hij als leeraar al boeken had geschreven, voldoende voor een kleine studen ten-bibliotheek geschiedenissen van de va der landsche en Fransche letteren, een Mytho logie, een Petit Traité de Versification frangaise enz. eer hij in het nu nog populaire „Wel levendheid" de gewestelijke omgangsvormen ging scholen in priesterlijk-humanistische bescha ving? Want Brabant was lang als een winge west boersch behandeld, hij zag hoe het gees telijk en sociaal achtergebleven was; hij wekte de sociale organisaties; men vindt hem bij de werklieden en de plattelanders, bij de verbete ring van de maatschappij en de zuivering van eer en deugd; hij adviseert de nieuwe wegen aan man, vrouw en jeugd, hij heeft het heele bisdom al bereisd en de apostolische werken van den modernen tijd in bedrijf gezet, eer hij ze als Bisschop tot wasdom brengt. Maar dan ver menigvuldigt zich deze volle-man-van-de-Kerk, en zijn levensbeschrijvers vechten met de veel heid van de titels: Bisschop van het Onderwijs. Bisschop van de Armen, Bisschop van de Missie reizen, Bisschop van de Belgische en Oosten- rijksche kinderenHij is dit alles, maar bo ven alle karakteristieke opschriften de Bisschop van het Diocees Den Bosch, de emancipator van het uit ons intellectueele en nationale leven lang weggerukte land, dat hij herwekte en deed op rijzen in het eeuwen lang ingeploegde geloof. Het liberale leedvermaak over het hardnek kige Oss heeft een vreemd oog' voor de Bra- bantsche civitas Dei met haar torenspitsen, het geestelijk leven der parochies en meer dan hon derd Ordes en Congregaties van ascese, studie en deugd. Weinig landstreken in de wereld zijn kerkelijk zoo bevolkt bijna zonder ophouden moest de Bisschop geloovigen zalven en priesters wijden voor het onderhoud en de uitbreiding van dit Godsrijk. In de eerste twintig jaar van zijn pontificaat bleven in meer dan honderd-dertig nieuwe kerken en kapellen de teekenen achter, dat de Bisschop daar op zijn doortocht was voorbijgegaan. Een kerk of kapel is nog niet de woning van een heilig volk, zelfs kennen de geestelijk tra gische landen ,,la grande pitié" van het kerke lijk verwelken. Maar kerken zaaien is zielen oogsten, zegt het geloovig volk, dat zijn paro chieel leven ordent om het tabernakel, verzoe ning en licht zoekt in den donkeren biechtstoel en tusschen de kerken en kloosters van de bid ders en boeters aldoor den klop van het waar heen naar zijn Oorsprong voelt. De révolte van de nieuwe materialisten kreeg in Brabant geen voet, met het katholiek onderwijs en het kana- liseeren van de overleveringen uit den yomen tijd versterkte Mgr. Diepen het diocees tegen de laatste verleidingen van het langzaam ontsmette liberalisme, de gevaren van de versnelde aan sluitingen aan de wereld en de bekoringen van den eigen gewestelijken opbloei. Als het leed vermaak en de eigendunk lang begraven zijn onder de katastrofe van de rationalistische leeringen, die op het oogenblik de wereld doen kraken Jeroen Bosch schilderde niet ver van de kathedraal de duivelarijen, waarover het be dorven Westen zou instorten dan zullen nog op wijden afstand de geslachten den grooten Bisschop zalig spreken, die in kerken en onder wijsinstellingen, in Leergangen en twee Hooge- scholen midden-Nederland heeft bereid voor het behoud van Nederland en de vernieuwing van zijn volk. En als de nieuwe Staten van Europa ooit een geestelijke constructie krijgen in de rust der orde, die haar priesters niet meer kerkert of vermoordt, dan zal de verre geschiedschrijver de dankbaarheid van vele volken verzamelen om den internationalen weldoener, die in de anna len van België, Duitschland, Hongarije, Oosten rijk en de Scandinavische landen vernoemd staat als „de Bisschop van Nederland". Want deze Kerkvoogd, die tot regel had dat een Bis schop in zijn diocees moet blijven en werken als een monnik in zijn cel, reisde op den roep van den Paus, als eeuwen geleden de eerste Bossche Bisschop Sonnius, voor vruchtbare zen dingen door vele landen. Hij onderzocht op het Pauselijk verlangen de kansen van het Katho licisme in Kopenhagen, de verspreide Deensche staties, Zweden en de Finsche hoofdstad, waar regeering en volk hem geestdriftig begroetten. Hij was nog maar zestig jaar, de Zweedsche Jezuïeten hadden nog nooit een zoo vitalen Bis schop gezien. Hij zegende de missie van het door Nederlanders der zeventiende eeuw gestichte Gothenburg; hij visiteerde in de Noorsche sta ties kerken en kapellen, scholen en gasthuizen; het volk liep toe als hij preekte op de eene plaats in het Fransch en op de andere in het Duitsch. In Kopenhagen bracht de nationale Katholiekendag den buitenlandschen Bisschop en redenaar een ovatie. Maar zijn zoetste uur was toen hij in Malmö een kolonie kinderen uit Weenen terugvond, beschermelingetjes van net R.K. Huisvestingscomité. Want gehuisvest heeft hij alle nooden uit het Europa van den grooten oorlog. Hij internationaliseerde de werken van barmhartigheid en nooit stroomde na den we reldoorlog zooveel dankbaarheid naar Den Bosch, waar Kardinaal Piffl, Kardinaal Ber tram, Hongaarsche, Oostenrijksche en Duitsche Bisschoppen met de gezanten dier landen en Aartshertog Albrecht van Habsburg den „Vader der Europeesche armen" kwamen danken, zoo als een der Kardinalen tot Mgr. Diepen boog, voor wiens voeten drieduizend kinderen in Wee nen bloemen strooiden. Het is geschiedenis, dat de Paus hem prees om zijn groote apostolische en christelijke wer- kep en schreef: „Wij maken U deelachtig, Eer waardige Broeder, aan de voorrechten en eer bewijzen, die toekomen aan de Assistent-Bis schoppen bij den Pauselijken Troon." Het is geschiedenis, dat de Malthezer Orde hem onder scheidde met het Grootkruis der naastenliefde; de Oostenrijksche Bondskanselier met den gul den Penning der dankbaarheid; de regeeringen van België, Nederland 'en andere landen met de vereering van Koningin en Souvereinen. Het is geschiedenis. Zij eert Nederland in het groot leven van een Brabantschen Bisschop, door zijn weldaden Europeeër geworden. Hij is ver ge klommen boven de jaren, door de Schrift voor behouden aan den mensch en zelfs aan de wel doeners der menschen. Alles van den mensch is vergankelijk. Alleen de liefde sterft nimmer. Zij bewaart van dezen Bisschop in de weldaden onder zijn volk de onsterfelijkheid op aarde, zooals God hem de onsterfelijkheid bewaart in den hemel. ALPH. LAUDY In het „Wiener Kirchenblatt" publiceert pas toor Arthofer uit Kronstorf (Oberdonau) het volgende over zijn ervaringen te Konnersreuth, waar hij op den eersten Vrijdag van de Vasten (9 Februari) een bezoek bracht aan Therese Neumann. 1. Therese Neumann leeft, ofschoon men al driemaal heeft beweerd dat zij gestorven zou zijn. 2. Dat zij stigmata (wonden, gelijk aan die welke Christus bij Zijn kruisiging had) heeft, dat zij geen voedsel noodig heeft, dat zij dik wijls in lijdensextase is, dat hiermee verschil lende, op natuurlijke wijze niet te verklaren 'ersehijnsclen samenhangen (zooals kennis van het Arameesch, herkenning van relikwieën etc.), is nog steeds waar. Ik heb het persoonlijk kunnen constateeren. 3. Profetieën over zuiver wereldlijke dingen spreekt Therese niet uit. Wat daarover wordt gezegd is afkomstig deels uit kwaadwilligheid, deels uit dwaasheid; uit Konnersreuth komt dit alles in ieder geval niet. 4. Ik had den indruk dat de familie Neumann op bezoeken niet gesteld is, en vooral niet wan neer deze slechts uit zucht naar sensatie wor den gebracht. 5. Alle ongegronde en onware berichtgeving over Konnersreuth komt uitsluitend van men schen die nooit in Konnersreuth geweest zijn. 6. De gestorven Paus was van de waarheid der voorvallen in Konnersreuth zoozeer over tuigd dat Hij eenigen tijd voor zijn dood aan Theresia een waardevolle relikwie schonk. 7. Het religieuze leven in Konnersreuth bloeit verbazingwekkend. Bij een zielenaantal van on geveer 1000 werden in het afgeloopen jaar 45.000 communies uitgereikt. Dat is wel de schoonste hulde van de bevolking aan „haar Theresia". 8. Konnersreuth heeft zich altijd geschikt naar de bepalingen van de Kerk en heeft de wereld nooit zijn wonderen willen opdringen. Therese vindt het niet prettig dat over haar zooveel ge schreven wordt. 9. Niemand is verplicht aan de wonderen van Konnersreuth te gelooven. 10. Niemand heeft het recht, over deze dingen te oordeelen, zoolang hij ze niet heeft gezien. Woensdagavond zijn 300 Zweedsche werklie den naar Finland- vertrokken om de Finsche arbeiders, die onder de wapenen staan, te ver vangen. Bij het vertrek waren aanwezig de ge zant van Finland Erkkn en de voorzitter der Zweeasche vakorganisatie Lmaberg. Erkko bracht hulde aan de mannen, die zich vrijwil lig hadden aangemeld om in Finland te wer ken. Een groote menigte juichte de vrijwilligers toe. Lindberg, de voorzitter der Zweedsche vak organisatie, heeft de Zweedsche werklieden toe gesproken. Hij herinnerde aan de verontwaar diging en teleurstelling, welke de Russische aanval op Finland had teweeggebracht vooral onder de arbeiders, die in de Sovjetunie een vredesfactor hadden meenen te zien en een vij and van het imperialisme, zooals de Sovjets verklaard hadden. Ondanks het Russisch-Duit- sche bondgenootschap en den aanval op Polen, hadden de arbeiders niet gedacht, dat de Sov jetunie aldus de openbare meening der be schaafde wereld ging uitdagen. De Sovjétunie geloofde, dat de oorlog tegen Finland een kwestie van enkele weken zou zijn en dat de Russen door de Finsche arbeiders met open armen zouden worden ontvangen Zij ontmoet ten evenwel een hecht aaneengesloten volk. De Russen wisten niets af van het sociale stelsel, dat de Finnen de laatste twintig jaren nebben opgebouwd. Zij wisten niet. dat de Finsche ar beiders, beter dan ieder ander buiten de gren zen der Sovjetunie, de verschrikkelijke omstan digheden kennen, waarin de Russische arbeiders leven. Het valt niet te verwonderen, dat de Fin sche arbeiders zich met bewonderenswaardige heldhaftigheid weren tegen net stelsel der Rus sische onderdrukking. Zich daarna tot de vertrekkende arbeiders richtende, wees Lindberg er op, dat zij niet al leen de zaak van Finland en Zweden dienen, maar ook die van alle kleine democratische lan den, waarvan verscheidenen reeds zijn wegge vaagd en die bedreigd worden opor de leerstel ling van levensruimte der groote mogendheden. Door uw voorbeeld zult gij aar.toonen, dat de kleine landen willen leven. Het hart van het geheele land is met u. De Zweedsche vereeniging van werkgevers herinnert er aan, dat de patroons reeds in Januari besloten hebben dat voor arbeiders, die naar Finland vertrekken, dezelfde regels in acht genomen zullen worden als voor degenen, die onder de wapenen geroepen zijn, n.l. de ver plichting hen weer in dienst te nemen na hun terugkeer. De paarden liepen juist door een cnormen plas. een v«ver geluld toen zich eensklaps een vervaarlijk gekraak deed hooren. Door een oneffenheid in den weg was een van de assen gebroken en de koets lag heelemaal schuin. De jonkvrouw stak haar hoofd naar buiten en toen zij het water zag, dat tot de treeplank reikte, gilde zaj: „Help! help! ik verdrink!!" Pit en Pat keken elkaar verbijsterd aan en wiste» niet wat ze moesten doen. „Zoodra je klaar bent, Henk," zei de moeder langzaam, „moet ik je even spreken." De zoon keerde zich naar haar toe. „Wat is er?" vroeg hij, „Is er iets met Corrie?" „Neen, maar je vader komt thuis." Ze deed een stap achteruit, verschrikt door de uitdrukking in de oogen van Henk. Toen ze den slag hoorde van z'n stoel die viel, stak ze afwerend de handen uit. „Niet doen, Henk," vroeg ze. „Mok nu niet." Henk Verdonk was, zooals z'n vader altijd ge weest was, zwijgzaam. Ook nu viel hij niet uit, terwijl hij langs z'n moeder heen ging en z'n hoed achter de keu kendeur vandaan nam. Hij was een lenige, lange jon ge man, met zwart haar en blauwe oogen. Bij de deur fileef hij staan en keerde zich om. „Hij komt er niet in," sprak hij met klem. „Waar moet hij dan heen, Henk?" vroeg ze, „Ik weet, dat 't jouw huis is, maar kan hij soms ergens anders heen? Je wilt toch je vader niet op straat zetten? Dertien jaar lang is hij een goede vader voor je geweest." Henk rukte de deur open, deed haar toen weer dicht en kwam langzaam weer naar binnen. „Zoo, is hij zoo'n goede vader geweest?" spot te "hij. „Een prachtnummer was hij, een eer voor de familie. Jaren lang heb ik de menschen op straat zien stilstaan, om me na te kijken, om dat m'n vader iemand heeft doodgeslagen en ei voor zit En als u nu denkt, dat ik zoo n gevan- genisklant in m ij n huis laat, dan hebt u 't mis. Hij komt er niet in!" Er kwamen tranen in de oogen van z'n moe der en zij tastte in d'r zak van haar japon naar een zakdoek. „U weet net zoo goed als ik, moeder," hernam hij meer bedaard, „dat ze mij bü Corrie thuis niet meer aan zouden kijken, als ze wisten, dat hij hier was. U weet hoe ze zijn." „Corrie zal je er niet voor in den steek laten. Henk. Als 't haar vader was, zou ze zich als een dochter gedragen. Iedereen weet, dat 't geen moord was, maar een ongeluk in ruzie. Je weet, dat Dirksen een revolver getrokken hadEn hij is nu een oude man, Henk, een oude man. De zoon stond een oogenblik roerloos, kwam toen bij haar en legde z'n hand op haar schouder. „Vergeet hem maar liever, moeder," zei nij zacht. „Hij heeft uw en mijn leven bedorven; hij is niet waard, dat we ons druk om hem maken. We kunnen hem hier niet hebben, dat is afge daan. Denk er nu maar niet meer over." Hij deed zacht de deur achter zich dient. Maar toen hij eenmaal buiten was. kwam al de ellende van jaren, al de schande, al de kwaad willigheid van z'n kennissen, al die vernederin gen, hem in de gedachte. Hij bleef knorrig en koppig. 't Was Zaterdagavond. Op de hoeken der stia- ten stonden groepjes mannen, luid sprekend en lachend. De kooplui achter de stalletjes prezen hun waren aan met heesch geschreeuw. Henk Verdonk zwierf daartusschen alleen rond, vol schaamte en trots, stil mokkend. Toen hij Corrie eindelijk ontmoette, was ze niet alleen. Er lie pen een paar meisjes met haar en daar achter in plagerig gedoe, liepen drie jongemannen Corrie keek Henk aan, toen hij naderde. „Goeden avond," zei ze zonder verlegenheid. Henk nam z'n hoed af en liep door, met toorn en jaloezie in z'n hart. Hij kende die jongelui. Een van hen, Leerman, evenals hij electricien, dong met hem naar Corrie's hand en had er zich op beroemd, dat hij 't wel winnen zou. De jonge Verdonk liep maar door, met ge bogen hoofd; steeds bezig met de beelden van z'n fantasie; z'n moeder, die zat te snikken aan de keukentafel; z'n vader, opstaande om 't vreeselijke vonnis aan te hooren van zooveel ja ren gevangenisstraf en aan Corrie en opeens 't gezicht van Leerman, z'n mededinger, zich drin gend tusschen hem en 't geliefde meisje. Bijna twee uren duurde het, eer Henk den weg naar huis ging. 't Was nu niet meer zoo druk op straat. Toen zag Henk Leerman. De opgekropte woede van den heelen avond drong in hem op. Hij liep op den ander toe. Een oogen blik zagen die twee elkaar uitdagend in de oogen. Ze hadden geen van beiden gedronken. „Zeg, Verdonk," begon Leerman, „als je weer op bezoek in de gevangenis komt vraag dan aan je vader of hij een paar mandjes voor me maakt. Ze hebben daar zoo keurig slag van. Zeg maarEn hij lachte sarcastisch. Een zware vuistslag van Henk was diens ant woord. Met een slag viel Leerman neer en bleef roerloos liggen. Een paar mannen bogen zich over hem heen. De oploop groeide snel aan. Henk Verdonk stond tegen een lantaarnpaal met de armen over elkaar. Hij dacht er niet aan weg te loopen, ofschoon een politie-agent om den hoek kwam. Een van de mannen, die naar Leerman had den gekeken, kwam overeind en trad snel op Henk toe „Maak dat je weg komt! Gauw!" zei hü. „Hü is dood." Henk ging niet loopen. Hu verwijderde zich rustig, tot hij de straat uit was en nam een om weg. door allerlei steegjes, naar-huis. Hij maak te z'n moeder niet wakker, maar klom over het dak van het kolenschuurtje naar een bovenraam en daardoor naar binnen. Hij hoorde beweging in de slaapkamer van z'n moeder. Hij streek zich het haar van het voorhoofd en trachtte z'n stem normaal te doen klinken. „Ga nu slapen, moeder!" riep hij, „ik ben thuis!" Hij ging naar z'n eigen kamer en deed het licht aan. Toen draaide hü 't dadelük weer uit. Ze zouden hem gauw genoeg zoeken, misschien wilde hij weg, maar hij had nog geen plan voor de toekomst gevormd. Hij wilde weten of hij vervolgd werd en ging voor 't raam zitten. Hier had hij vroeger in 't donker gezeten en dacht aan de bijzonderheden van z'n vaders arrestatie, nu negen jaar ge leden; aan de menigte menschen voor de deur, aan 't snikken van z'n moeder, het gebogen hoofd en 't wanhopig gezicht van z'n vader; toen volgde de lange tüd van afwachten; de rechtszaal, het vonnis Er kwam iemand de straat door, die naar de huisnummers keek. Toen hü voor 't huis was, stak hü over en belde aan. Direct was Henk overeind en bij de kamer deur van z'n moeder. „Zeg, dat ik er niet ben," fluisterde hü schor. „Niet naar beneden gaan; roep 't hem maar naar buiten." „Hij is er niet," zei ze uit 't raam, in antwoord op een vraag. De man beneden aarzelde even en sprak: „Ik kom nog wel eens terug." Toen ging hij heen. Zij keerde zich naar haar zoon, maar deze was weg. In z'n kamer nam hü een revolver uit een der laden van z'n kleerkast. Daarna sloop hü voorzichtig de deur van z'n moeders' kamer voorbij, klom de trap op naar den zolder en sloot en grendelde boven de deur. De regen viel nu zwaar neer, dicht bij zijn hoofd. Henk ging op z'n knieën voor 't raam zitten, met de revolver op den vloer naast zich. Eén ding stond bij hem vast: hij zou zich verdedigen, zich te weer stel len, als men hem wilde arresteeren. Hij keek voorzichtig naar beneden. Er stond iemand aan den overkant van de straat. Het huis werd in 't oog gehouden. Opeens kwam er schaamte over hem om de nieuwe schande, die hij nu zelf over z'n moeder gebracht had. Hij, die zoo eigengerechtigd geweest was, die gewei gerd had zijn veroordeelden vader onderdak te verleenen, hij was een moordenaar! Toen Henk weer naar buiten keek, was de man aan den overkant weg. 't Begon dag te worden, een koude, natgrijze morgen. Hij hoor- ie z'n moeder naar beneden gaan, de luiken open doen; toen hoorde hij stemmen. Hij nam de revolver op, maar niemand besteeg de zolder trap en z'n spanning verminderde. Hij stond od en ging op een kist zitten. Daarna keerde hij zich om en keek de straat weer op. Er liepen mannen en vrouwen over de straat. Eén mar. bleef aan den overkant staan en keek op langs het huis. Henk deed het raam open en floot zacht. De man stapte naar 't trottoir en hield de handen aan z'n mond. „Ik heb den halven nacht op je gewacht! riep hij. „Leerman is heelemaal in orde. Hü is een kwartier later bijgekomen en naar huis ge gaan." De revolver viel kletterend op den vloer en bleef daar liggen. Henk knikte zwijgend, deed het raam dicht en ging naar beneden. Toen hij in de keuken kwam, was de tafel gedekt voor 't ontbijt. De hond sprong met blij gekef tegen hem op, maar Henk's oogen gingen naar een gebogen gestalte in een stoel bij 't fornuis. Z'n moeder stak smeekend een hand op, maar dat zag Henk niet. Hü-ging de keuken door naar den man bü 't vuur, boog zich over hem heen en legde z'n hand op de gekromde schouders. „Welkom thuis, vader," zei hij heesch, „wel kom thuis!" Door de rechtbank te Parüs werden Obrechi en Ferdonnet wegens verraad bü verstek ter dood veroordeeld. Zü hebben actief medege werkt aan Duitsche propaganda door middel van radio en film. Joego-Slavië heeft het economisch verdrag, dat tusschen dit land en Griekenland was ge sloten, opgezegd. Het verdrag was gesloten ou 22 Augustus 1936 en loopt 20 April a.s. af Einde Maart zal worden gesproken over een nieuw verdrag. Op Sardinië is een Italiaansch militair vlieg tuig verongelukt. De vijf inzittenden zijn om het leven gekomen. Tijdens politiediensten in Ethiopië zün gedu rende Februari een officier, drie soldaten en vier zwarthemden gesneuveld. De Kroonprinses van Griekenland hoopt eer lang het leven aan een tweedei kind te schen ken. Twee Duitsche vrachtschepen, de „Mimi Horn" (4007 ton) en de „Seattle" (7.369 ton), die bij het uitbreken van den oorlog in Wil lemstad een toevlucht hadden gezocht, hebben Dinsdagavond zee gekozen. 6N NOOIT ZEEP VAN ONBEKENDE HERKOMST s»2i- e**® 39 lllllllllllIHHIIIIIIIIIIIIMIItllllittlllHIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIilll Vertaald door J. M. Kempees Toen. verschafte ik me een lijk men in Londen altijd een lijk krijgen, als ^en daar den weg maar weet. Hoe ik het °P mün kamer kreeg, doet hier niet ter ?®ke. Nu moest ik wat bewijzen opscharre- eh voor de lijkschouwing. Ik ging naar bed 611 liet mijn bediende een slaapdrankje klaar maken, en zei hem toen op te hoepelen. Hij ™Ude een dokter halen, maar ik foeterde en ik dat ik die kerels niet kon uitstaan. Toen r5 alleen gelaten was, begon ik het lijk te be handelen. De doode was van mijn grootte, en hij Was omgekomen door overmatig gebruik van ?|pohol; dus zette ik wat drank in de buurt klaar. 9® kaak was het zwakke punt in de gelijkenis, haarom schoot ik die kapot met een revolver, ellendig karwei! Enfin, er zal morgen vast iemand zün, die wil zweren, een schot ge hard te hebben, maar op mün verdieping zün geen buren, en ik vermoedde, dat ik.het wel w&sen. Ik. liet dus het liik in bed liggen. gekleed in mijn t&ama, met een revolver op de deken en een ontzettenden rommel erom heen. Toen kleedde jk me in een pak, dat ik voor geval van nood klaar had liggen. Ik durfde me niet te scheren, uit vrees, sporen achter te laten, en bovendien probeeren op straat te komen zou me toch niets helpen. Ik had u den heelen dag in mijn gedachten gehad en er scheen niets anders op te zitten dan een beroep op u te doen. Ik hield de wacht bij mijn raam tot ik u naar huis zag komen en glipte toen de trap af Om u tegen te komenDaar, meneer, ik vermoed, dat u nu ongeveer evenveel van de zaak afweet als ik." Hij zat te knipperen als een uil, trillend van zenuwen en toch wanhopig vastbesloten. Ik was nu wel ongeveer overtuigd, dat hij eerlijk was tegenover mü'. Het was een onmogelijk verhaal, maar ik had in mün tud heel wat onwaarschijn lijke geschiedenissen gehoord, die waar waren gebleken, en ik had er een gewoonte van ge maakt, eerder den man dan het verhaal te be- oordeelen. Als hij mijn flat had willen binnen dringen en mij daarna den hals afsnüden. zou hij een geloofwaardiger verhaal verteld heb ben. „Geef mü uw sleutel," zei ik, „dan zal ik gaan kijken naar het hjk. Excuseer mijn voor zichtigheid, maar ik moet een gedeelte veri- fiëeren als ik kan." Hü schudde treurig het hoofd. „Ik dacht wel, dat u er can zoudt vragen, maar ik heb hem niet. Die zit aan mün ketting op de waschtafel. Ik moest hem wel laten liggen, want ik mocht geen aanwijzingen achterlaten, die achterdocht konden wekken. De heeren, die achter me aan zitten, zü'n behoorlijk scherp van gezicht. U zult me voor vannacht moeten vertrouwen en morgen zult u het bewijs van die geschiedenis met het lu'k heusch wel krijgen." Ik dacht eenige oogenblikken na. „Goed. Ik zal u voor vannacht vertrouwen. Ik zal u in deze kamer sluiten en den sleutel houden. Eén woordje nog, mijnheer Scudder. Ik geloof, dat u eerlijk bent, maar mocht het wezen, dat u het niet bent, dan waarschuw ik u, dat ik goed met een revolver kan omgaan." „Zeker," zei hij, met eenige levendigheid op springend. „Ik heb niet het voorrecht, uw naam te kennen, mijnheer, maar laat mij u zeggen, dat u een fatsoenlijk man bent. Ik had wel graag, dat u me een scheermes leende." Ik nam hem mee naar mijn slaapkamer en liet hem daar zijn gang gaan. Na een half uur kwam daar een gestalte uit, die ik nauwe lijks herkende. Alleen zijn stekende hongerige oogen waren hetzelfde. Hü was gladgeschoren, zijn haar was in het midden gescheiden, zijn wenkbrauwen had hü geknipt. Verder gedroeg hij zich, alsof hij gedrild was en hij was precies het type (zelfs de bruine gelaatskleur was niet vergeten) van een Engelsch officier, die langen tijd in Britsch-Indië doorgebracht heeft. Hij had ook nog een monocle, die hü in zün oog klemde en elk spoor van den Amerikaan was uit zijn spraak verdwenen. „BewareMünheer Scudderstamelde ik. „Niet münheer Scudder," verbeterde hü; .Kapitein Theophilus Digby, van het 40ste Ghurka's, nu met verlof in het vaderland. Ik had wel graag, dat u dat onthield, mün heer." Ik maakte een bed voor hem op in mijn rookkamer en zocht mijn eigen legerstede op, vroolijker dan ik de laatste maand geweest was. Er gebeurde toch wel eens iets, zelfs in deze dooie wereldstad. Ik werd den volgenden nwngen wakker door dat mijn bediende, Paddock, een helsch lawaai maakte aan de deur van de rookkamer. Pad dock was een kerel dien ik eens een dienst be wezen had, daarginds bij de Selakwi, en ik had hem als mijn bediende aangesteld, zoodra' ik in Engeland kwam. Hij was ongeveer even spraakzaam als een nijlpaard en als huisknecht was hij niet veel bijzonders, maar ik wist, dat ik op zijn trouw kon rekenen. „Houd op met dat lawaai, Paddock," zei ik. „Een vriend van me, kapitein..,, kapitein" (ik kon niet op den naam komen) „maft daar. Zet een ontbijt voor twee personen klaar en kom dan hier praten." Ik vertelde Paddock een pracht verhaal, hoe mijn vriend een heele grootheid was, wiens zenuwen erg geleden hadden door overwerkt-zün en die absolute rust en kalmte noodig had. Niemand mocht weten, dat hij hier was, of hü zou bestookt worden door telefoontjes van het ministerie va.n koloniën en den eersten minister, en zün rustkuur zou bedorven zün. Ik moet zeggen, dat Scudder zün rol prachtig speelde, toen hü aan het ontbüt kwam. Hij fixeerde Paddock öoor zün monocle, precies als een Engelsch officier, vroeg hem over den Boeren oorlog en sloeg tegen mij een hoop- onzin uit over gefantaseerde kameraden. Paddock kon maar niet leeren, met „twee woorden" te spreken, hij antwoordde mij altijd vlakaf met „ja" of „neen", maar hij „mijnheerde" Scudder, alsof zijn leven er van afhing. Ik liet Scudder achter met de krant en een kist sigaren en ging de stad in tot de lunch. Toen ik terugkwam, stond het gezicht van den liftbediende gewichtig. „Leelijk zaakje hier vanmorgen, mijnheer. De meneer van nummer 15 heeft zich doodge schoten. Ze hebben 'm juist naar het lijken- liuisje gebracht. De politie is nou boven." Ik klom naar nummer 15 en vond een stel agenten en een inspecteur bezig met het onder zoek. Ik stelde een paar oerstomme vragen en ze trapten me er al gauw uit. Toen ontdekte ik den man, die bü Scudder knecht was geweest en ik hoorde hem uit; maar ik kon zien, dat hü niets vermoedde. Het was een temerige kerel met een doodgraversgezicht en een halve kroon troostte hem een heel eind. Ik woonde den volgenden dag de lijkschou wing bij. Een lid van de een of andere uitgevers firma getuigde, dat de overledene hem een grootscheepsche aanbieding inzake papier had gemaakt en dat de man, naar hü meende, een vertegenwoordiger van een Amerikaansch be- drü'f moest zijn geweest. De jury stelde vast, dat het een geval van zelfmoord gedurende tüdehjke zinsverbijstering I was en de luttele voorwerpen, die het eigendom I waren geweest van den overledene, werden aanl de goede zorgen van den Amerikaanschen consul toevertrouwd. Ik gaf Scudder een uitvoerig ver slag van de zaak; hij stelde er groot belang in. Hij zei, dat hij de lijkschouwing wel had willen bijwonen, want hij dacht, dat het even pikant moest zijn als het lezen van je eigen over lijdensadvertentie. De eerste twee dagen, die hij met mij in die achterkamer doorbracht, was hü heel kalm Hij las en rookte wat, maakte een hoop aantee- keningen in een klein boekje, en iederen avond speelden wij een partütje schaak, waarin hij mü verre de baas was. Ik denk, dat hij zijn zenuwen gelegenheid gaf, bij te komen, want hij had een vrij moeilijken tijd gehad. Maar op den derden dag kon ik zien, dat hij ongedurig begon te worden. Hij stelde een lijst van dagen op tot aan 15 Juni en streepte die ieder aan met rood potlood, terwül hij er opmerkingen in steno bü zette. Ik trof hem vaak aan in sombere ge dachten verzonken, zün scherpe oogen starend in de verte en na zulke perioden van overpein zing was hü gewoonlijk erg moedeloos. Toen begon hij weer nerveus te worden. Hü lette op kleine geluidjes en vroeg me telkens, of Paddock te vertrouwen was. Eén of twee keer werd hij heel korzelig en maakte er zijn excuses over. Ik nam het hem niet kwalijk. Ik begreep het best, want hü had een tamelük moeilijk karwei op zich genomen. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 9