.beha11» ■K Het uit dat •ookje-' LENTEZICHT EIGENWIJZE Normaliteit en psychiatrie dU is Unéeren ïlÜ goiine Kerkelijk leven ZONDAG 24 MAART 1940 Ja, het is werkelijk nèt een sprookje, hoe R&D-behang van een gewone kamer opeens een wonder van gezelligheid maakt! U bent als het ware verhuisd, zonder dat het veel kost aan tijd of geld. Bereidt U voor op de Lente die komt en vraagt Uw behanger toch spoedig eens de pas-uitgekomen R&D-Series in de nieuwe kleuren „Horizonnade", „Symphonie", „Zonidylle", „Sahara" en „Zeekristal", waarvan alle dessins in „fixa-color" werden gedrukt. Aan de Duivendrechtsche Kade te Amsterdam kan iedér de moderne machines komen zien, die zorgen dat deze mooie behangsels zoo goedkoop kunnen worden geleverd. LET OP DIT MERK BEHANGSELPAPIERFABRIEK VAN RATH DOODEHEEFVER. LEVERING VIA UW BEHANGER. Toonkamers te Haarlem, Parklaan 69, te Amsterdam, Prinsengracht 730-736. GELUIDS ALARMEERING Roulettespel in Indië Het is praematuur reeds over maatregelen te spreken Verlichting Rijkswegen „De Auto" bespeurt weinig vorderingen s iü i Het verlof van Indische officiere- EM.-PASTOOR SCHRIJNE- MAKERS BEDIEND NAAR DE MISSIE DOOR CURTIS YORKE Wanneer een psychiater iemands gedrag be oordeelt, vergelijkt hij dit gedrag bij de norm. Is de betreffende persoon overeenkomstig de norm, of wijkt hij van de norm af! De eerste vraag is dan: wat is de norm? Zooals iedereen weet, heeft dit woord twee beteekenissende eerste is: het gewone; de tweede is: het gemid delde. Laten wij veronderstellen dat 168 c.M. de gemiddelde lengte van den Nederlander is, dan wil dat immers in 't geheel niet zeggen, dat alle Nederlanders 168 c.M. zijn. en ook niet, dat de meeste Nederlanders juist die lengte hebben; integendeel, zijn er veel meer die korter of lan ger dan die precies de gemiddelde maat hebben. Toch zal iemand van die lengte de minst op vallende persoon zijn en het gemakkelijkst con fectie kunnen dragen. De psychiater beoordeelt, of iemand geestelijk normaal is. Meestal is dit een zaak van schat ting: Iemand die twee weken lang verslagen is van droefenis om het verlies van zijn moeder, is normaal; maar duurt deze toestand een half jaa-r, dan is hij abnormaal. Waar begint nu precies het abnormale en houdt het normale op? Iemand, die zich twee- of driemaal per dag boos maakt, kan als normaal gelden; iemand, die liet tienmaal per dag doet, is in dat punt al abnormaal. Nu is het zeker, dat normale menschen het gemakkelijkst leven en wanneer dus iemand met abnormaal gedrag, abnormale gedachten en neigingen bij den psychiater komt, zal deze er naar trachten om van den patiënt weer een normaal mensch te maken. De leek handelt even- zoo met degenen, met wie hij te maken heeft, met man en vrouw, met kinderen, met onderge schikten, met vrienden en kennissen. Men houdt den patiënten de genoegens en de vreugden van het normale leven voor en stelt hun de vraag: waarom zooveel zorg, waarom zooveel angst valligheid, vrees, drift en kwaadheid, indien gij toch in het normale leven een grooter tevreden heid kunt vinden? Wanneer de patiënt maar een voorbijgaande en niet diepgaande aandoening heeft, zal hij naar dergelijke wijze raadgevingen luisteren. Dat bewijst alreeds, dat hij geen ernstige pa tiënt is. Want een ernstige patiënt is voor zulk een argument weinig vatbaar: in den regel min acht hfj de genoegens van het normale leven Niet dat hij niet naar blijheid of vreugde ver langt maar meer naar vreugde dan naar blijdschap doch dit zou dan een verhevener vreugde en een hooger blijdschap moeten zijn dan die van het gewone, normale leven. Zoo leert de preutsche vrouw aan haar dochter, om de normale vreugden van het huwelijk te ver achten, en daarentegen meer behagen te schep pen in 't besef, dat zij daarboven verheven zijn. Deze invloed wordt uitgeoefend onder den schijn van kuischheid en zelfbeheersching, en dat maakt de zaak nog erger en meer ongeneeslijk. Groote verwoestingen in het huwelijk en het nageslacht zijn daarvan het gevolg. Heel iets anders is het natuurlijk, indien men deze nor male vreugden opoffert voor een hooger doel. Eveneens gebeurt het, dat ouders hun kinde ren leeren de normale vreugden van de gezel ligheid te verachten, de vreugde, die gelegen is in eenvoudigen en vertrouwelijken omgang met den medemensch, waaruit dan later weer voort komen verlegenheid en een gevoel van onzeker heid, en wat men noemt het inferioriteits complex. (Chesterton zeide: Er zijn drie soorten groote mannen, de grootste is die, welke zich gelijk acht met den medemensch, zooals Shakespeare 1 de tweede, die welke zich minder acht dan de menschheid, zooals Walt Whitman, de derde is die welke zich hooger acht dan de mensch heid, zooals Whistier). Iedereen weet, dat het zeer moeilijk is. menschen met de genoemds kwalen, te cureeren. Het is nu eenmaal voor den mensch een aanlokkelijke gedachte, zien hooger te achten dan een ander mensch. Boven dien is het zoo gemakkelijk, en lijkt ook zoo juist. Wanneer ik met iemand over koetjes en kalfjes praat, is het gemakkelijk voor mij te denken, dat mijn eigen gedachten veel hooger gaan dan zijn praatjes. En inderdaad, zijn praatjes zijn maar praatjes, en het is inderdaad mogelijk verhevener gedachten te hebben; dus de conclusie, dat mijn geest hooger gaat dan de zijne, schijnt heel degelijk te zijn. Maar misschien denkt hij hetzelfde van mijn praatjes en dan staat de match 11. Doch de gewone gezonde mensch prefereert genoeglijke klets praatjes boven een heele massa zoogenaamde verheven gedachten, en daarin heeft hij gelijk Zoo denkt echter de mensch met een inferion- teits-complex er niet over. De verleiding, om zich zelf op deze schijnbaar juiste wijze boven het menschdom te verheffen is zoo sterk, dat wij bij de slachtoffers van deze ziekte niets uitrichten met den goeden raad wees normaal, wees normaal gelukkig, wees normaal blijde. Want dat is juist datgene, wat hfj veracht. Ja, in zekeren zin is het zoo. dat hij zijn zoogenaamde verheven ellende verkiest boven het normale, het alledaagsche geluk. De werkzaamheid van zulken goeden raad wordt bovendien gehinderd door het feit, dat het nor male niet altijd en overal hetzelfde is. Zegt men zoo iemand, dat hij ook eens een gewo<n vermaak moet genieten, en b.v. naar de bios coop moet gaan, of bridge spelen en hij ant woordt dan, niet van bioscoop en bridge te hou den, dan kan men hem dit toch niet kwalijk nemen; hoewel bioscoopbezoek en bridge thans normaal zijn. En als men iemand zou aanrader een normaal aantai kinderen te hebben, dan is het klaar, dat het normale kindertal thans ab normaal laag is. Dat zijn twee groote moeilijkheden, waarvoor de psychiaters zich geplaatst zien. Het meeste succes komt dan ook niet van zulken goeden raad, maar komt daarvan, dat de patiënten in een omgeving geplaatst worden, waar zij gemak kelijk tot een massaal leven kunnen terugkee- ren; dus b.v. tot een leven van werkzaamheid of tot een leven onder liefderijke menschen. Dan brengt de praktijk des levens hen terug tot de gezondheid, evenals het natuurlijke lichame- lijke leven de bron der lichamelijke gezond heid is. Maar deze methode is niet altijd mogelijk en ook. vooral in ernstige gevallen, niet altijd doel treffend. Een beter inzicht in de zaak krijgt men, wanneer men 't begrip „normaal" analy seert. Normaal beteekent dan wat de menschheid bereikt in haar streven naar de volmaaktheid, gehinderd door de slechte neigingen. Als men vraagt hoe het komt dat zoo en zooveel moorden en diefstallen per jaar geschieden, dan moet het antwoord hierop luiden dat het moreele streven zorgt dat er zoo weinig misdaden gebeuren en dat ditzelfde streven niet in staat is geweest het getal nog lager te maken. Onmogelijk is het te zeggen: wij moeten zorgen dat er elk jaar een normaal aantal moorden en diefstallen ge schiedt. Integendeel moet men er naar streven geen enkelen moord of diefstal te plegen, en dan nog zal er wel een zeker aantal van die misdaden gepleegd worden. Hetzelfde is nu het geval met het individu, niemand zegt tegen een dronkaard: probeer nu eens om slechts zesmaal per jaar dronken te zijn, want dat is nog een normale hoeveelheid. Men moet den neuroticus evenzeer opdragen een ideaal na te streven, als ieder normaal mensch tracht ideaal te zijn en dan toch nog maar normaal blijft. Dat wil dus zeggen dat men hem, den neuroticus, in zekeren zin met moet aanraden normaal te zijn. Ik zou zelfs zoo ver durven gaan om te beweren, dat men hem moet aanraden b.v. om bijzonder nederig, bij zonder menschlievend te zijn, opdat door de grootsche inspanning althans een normaal effect bereikt worde. Ik bedoel dit slechts als een beschouwing, niet als een algemeen toepasselijken raad: im mers in elk geval heeft men rekening te houden met de mogelijkheden, den aanleg van den geest en de conditie van de lichamelijke gezondheid, die vaak geen ernstige geestelijke inspanning toelaat. Maar dat doet aan de principieele juist heid van deze beschouwing niets af: volkomen zeker is, dat met een raad tot normaliteit zon der meer, nooit eenig succes behaald wordt. Daar komt nog een andere vraag bij: is het feit, dat iemand zenuwlijder wordt, misschien ook een teeken dat hij, in een bepaald opzicht, toch een bijzonderen positieven aanleg heeft? Dat is een vraag, waartoe men bij de beschou wing van dergelijke patiënten onherroepelijk ge dreven wordt. Dr. TH. H. SCHLICHTÏNG Uitgaande van de Geluidsstichting en de in spectie luchtbescherming Den Haag zal Don derdag 28 Maart in het laboratorium voor tech nische physica te Delft een congres worden ge houden, waar de technische prob emen der ge- luidsalarmeering zullen worden behandeld. Op dit congres zal ir. H. Th. Teeuwisse, uit Den Haag, een algemeene inleiding houden, terwiii prof. dr. C. Zwikker, uit Delft, zal spreken over „acoustische ptrobemen", ir. J. Libourei uit Delft over „Energiebronnen der geluidsalarmeering", ir. E. W. van Heuven, Voorburg, over „Constructie van sirenes" en ir. C. Broekmeyer, Den Haag. over „Afstandsbedie ning en controle-organen der alarmeerings- instrumenten" Eenige maanden geleden hebben wij ge meld, dat het hoofdparket aandacht schonk aan het feit, dat het roulettekwaad te Ba tavia hoe langer hoe grooter afmetingen gaat aannemen en maatregelen overweegt, schrijft het Bataviasch Nieuwsblad. Hoewel het onderwerp nog in studie is, kan iets meer worden medegedeeld over de richting, waarin eventueel de oplossing zal worden gezocht. Voor zoover thans reeds van een standpunt kan worden gesproken, gaan de gedachten m de richting van een stelsel van licenties de „Locomotief" maakte hiervan in enkele woor den reeds melding voor bepaalde vereeni gingen of andere instellingen, die een zeker algemeen belang vertegenwoordigen en die door een stopzetting van de gelegenheid tot roulette spel in haar voortbestaan zouden kunnen wor den bedreigd. Hierbij zal vermoedelijk ook een rol spelen de overweging, dat een absoluut verbod maat schappelijk wellicht geen verbetering brengt omdat het euvel zich dan zal verschuiven naar clandestiene gelegenheden, terwijl het spel thans in hoofdzaak gespeeld wordt in bonafide vereenigingen. De strafwet geeft zelve het middel aan om tot invoering van een licentiestelsel over te gaan. Het artikel der S. W., waarin het verbod voor komt om in het openbaar dan wel bedrijfmatig gelegenheid tot hazardspel te geven, treft al leen hem, die zulks doet „zonder daartoe be voegd" te zijn. Bij een testcase omtrent het roulettespel, zooals dat in zijn huidige gedaante voorkomt, zou zeker vast te stellen zijn dat de gelegen heid bedrijfmatig wordt gegeven. Men herinnert zich de jongste uitspraak van het hooggerechtshof omtrent dit begrip, welke voortkomt in het bekende arrest tegen de Ni- vira te Soerabaja. Daarin is vastgelegd, dat hij, die min of meer regelmatig aan het econo misch verkeer deelneemt, geacht dient te wor den bedrijfmatig op te treden, ook al beoogt hij niet het behalen van winst. In analogie met deze uitspraak zou bijv. het regelmatig optreden als bankhouder bij het roulettespel ook als bedrijfmatig kunnen wor den aangemerkt. Een tweede kwestie is, of het roulettespel in zijn huidigen vorm niet onder het bereik der strafwet zou vallen, omdat de strafwet de toe laatbaarheid beperkt tot besloten kring, waar bij het twijfelachtig is of vereenigingen met een zeer groot aantal leden in den zin van het be trokken artikel nog als besloten gezelschap val len te beschouwen. Wanneer nu elders in de wet vastgelegd wordt, dat voor het geven van gelegenheid tol roulette-(hazard-)spel een licentie vereischt is, zou daarmede tegelijkertijd zijn aangegeven, dat het zonder die vergunning verboden is. Uit het bovenstaande blijkt dat een en ander bij ordonnantie zou moeten worden ge regeld. Daar het hoofdparket de materie, zooals ge zegd, nog in studie en geen definitief stand punt bepaald heeft, voorts o. a. Justitie nog ad vies zal moeten uitbrengen en ten slotte de regeering over eventueele voorstellen aan den Volksraad zal hebben te beslissen, zou het prae matuur zijn, thans reeds een tijdstip van in diening der voorstellen te noemen. In „De Auto", het officieel orgaan der K.N.A.C., lezen wij het volgende over bovenge noemd onderwerp: „Toen het natriumlicht op het proefvak Am sterdam-Haarlem lang genoeg had gebrand om een conclusie over zijn beteekenis voor het vei liger verkeer te rechtvaardigen, publiceerde de K.N.A.C., aan de hand van de officieele sta tistische gegevens, een beschouwing, waarin een enthousiast loflied werd gezongen op de wel daad, welke het automobiel-rijdende mensch dom van dit product van Philips had ondervon den. Trouwens, alle geleerden waren het er spoedig over eens, dat het oneindig veel veiliger was, met een on- of weinig verlichten auto op een zoodanig verlichten weg te rijden dan met een sterk verlichten wagen op een on- of wei nig verlichten weg. En men mocht een gegronde hoop koesteren, dat ook van officieele zijde de juistheid daarvan zoi^ worden erkend en dat ernstig zou worden nagegaan of het verlies aan menschenlevens niet zwaarder zou wegen dan de uit aanleg en onderhoud voortvloeiende kos ten voor een verlichting van verschillende daar voor het meest in aanmerking komende Rijks wegen. Inderdaad werd die hoop in niet geringe mate verlevendigd, toen het hoofd van den Centra- len Dienst van de Wegen en de Bruggen, ir. L. R. Wentholt, op den Wegverkeersdag der K.N A.C., welke in het najaar van 1938 werd gehou den, met de verrassende mededeeling kwam. dat er met ernst aan de verlichting door mid del van natriumlampen van verschillende Rijkswegen werd gewerkt. Eenige maanden later, n.l. begin Maart 1939, verscheen over deze verlichtingszaak een mi- nisterieele beschikking. In „De Auto" van 16 Maart van dat jaar kon men een staatje vinden van de Rijkswegen, welke de minister van Wa terstaat had aangewezen, om van een natrium- verlichting te worden voorzien. Dat staatje zag er zelfs vrij imposant uit en het kan, dunkt ons, geen kwaad die wegen hier nog eens aan de vergetelheid te ontrukken: Diemen-Eemnes 25.850 k.m. Amsterdam-Haarlem 13.329 km. Den Haag-Haarlem 37.877 k.m. Haarlem-Velsen 8.195 k.m. Rijswijk-Overschie 16.145 k.m. Utrecht-De Bilt-Zeist 7.230 km. Hengelo-Enschede 6.823 k.m. Arnhem-Velp 3.600 k.m. Breda-Tilburg 18.500 k.m Breda-Teteringen 1-400 k.m. Den Bosch-Vught-Tilburg 18.495 k.m. Totaal 157.443 km. Tevens werd ook nog de verlichting van eenige opritten van bruggen en verkeersplei nen in uitzicht gesteld, welke uiteraard niet in kilometers kon worden uitgedrukt. Het stelde ons dus in uitzicht, dat niet min der dan bijna 160 k.m. Rijkswegen zouden wor den verlicht. Weliswaar was daarbij dan ook de weg Amsterdam-Haarlem gerekend, maar wanneer men dit bestaande stuk er niet bij- rekende, kwam men toch nog op bijna 145 k.m. En daarmee zouden zeer vele automobilisten voorloopig reeds meer dan tevreden zijn ge weest. Want het plan bevatte waarlijk die we gen, welke door hun verkeersdichtheid en de daaruit in het donker voortvloeiende kansen op ongelukken in de eerste plaats aangewezen le ken om te Worden verlicht. Men kan zich voorstellen, dat wij aan dit vooi ons automobilisme zoo heugelijke nieuws alle recht deden wedervaren en het op zeer duide lijke, ja zelfs opvallende wijze aan den lezer voorzetten. En diezelfde publicatie kwam ons weer vooi den geest, toen wij op de Jaarbeurs bij onzen si si •1K 3K Si a. a; Si Si Si Si Si Si S si Si s Si Si Si Si Si Si Si Wanneer de regen telkens maar Weer uit den hemel stort, Dan vragen alle menschen .boos Of het nooit lente wordt. Ze mopperen, en kijken dan Heel nijdig naar de lucht, Als joegen zij door veel misbaar Den winter op de vlucht! Maar zij bederven hun humeur En doen dus nogal dom, Want dat 't al lang reeds voorjaar fa Dat zie je toch rondom! Loop maar de winkelstraten door, Dan zie je 't overal: In eiken hoedenwinkel, en Die zijn er zonder tal! De bloemen schieten weeld'rig op Uit eiken dameshoed, Dat is de groote mode weer, En heusch, het staat hun goed! Zijn nu de dameshoedjes zwart Of wit, rood, blauw of bruin, Ze prijken bijna alle met Een waren bloementuin! Dus, menschen, wilt ge 't voorjaar zien? Neemt dan uw parapluie En loopt de hoedenwinkels af, 't Wordt lentea première vue! HERMAN KRAMER overbuur een kijkje gingen nemen. Op dezelfde gang van de vierde verdieping van het Jaar beursgebouw, recht tegenover de inzending der K.N.A.C., bevond zich n.l. de met zorg en smaak ingerichte stand van den Rijkswater staat. En het toeval wilde, dat wij van onzen stand uit telkens het oog lieten vallen op een kaart van Nederland, welke met blinkende ko peren kopspijkertjes was versierd. Het opschrift van deze kaart luidde: Plan voor de verlichting van Rijkswegen enz. enz. Het was hetzelfde plan, ditmaal in beeld, dat wij juist een vol jaar geleden in „De Auto" hadden gepubli ceerd. Wij moeten erkennen, dat de kaart zeer duidelijk was en dat de koperen spijkertjes ei degelijk opgepoetst uitzagen. Maar wij hadden toch liever een kaart gezien met minder blin kende spijkers, waarvan het opschrift niet meer van een plan sprak. Want toen wij eens nagingen wat er van dit plan nu ruim een jaar later was ver wezenlijkt, kwamen wij tot een wel uiterst sober resultaat: ongeveer 5 km. van den weg Utrecht-Zeist! Dat is waarlijk, na de opgewekte en veelbelovende mededeeling van den minister van Waterstaat en ir Wentholt, geen belangrijke vooruitgang Wanneer men zich de moeite getroost eens te informeeren naar den stand van zaken, dan wordt men niet zoo heel veel wijzer. Volgens Waterstaat wordt er hard aan „het plan" ge* werkt, maar als 't resultaat van dat harde wer ken neerkomt op 5 k.m. per jaar, dan zal menig automobilist van thans als stokoud heertje het feest van de voleindiging der verlichtingsplan nen moeten bijwonen. Anderzijds heet het, dat er nog al moeilijkheden zijn met de a.s. stroom- leveranciers, en weer anderen meenen te we ten, dat er nog zoo goed als niets aan gedaan is. Zou dat beteekenen, dat wij anderhalf jaa1 geleden blij zijn gemaakt met een dood0 musch? De automobilisten vragen in letterlijken figuurlijken zin licht in de duisternis. En liefs' in versneld tempo." BANDOENG. (Aneta.) Naar Aneta verneemt zullen de met verlof naar Nederland gaande officieren van het Kon. Ned.-Ind. leger, na aan' komst in Nederland, niet meer bij het Neder' landsche leger worden ingedeeK, in verband met de mobilisatie. Zij zullen dus voortaan normale wijze hun verlof kunnen doorbrengen. aimiiiiiimmmiiniiimniimiimmiiiinniiiiiiiniiiiiiiiifiiiiiiiii VJ od beproeft het twuaiet dien Bij het meest bemint «•uiiiiiiiiiiiiiminiuiiuitmmiimiiiiimiiiiiiiinnHiiuHumMfl»1" De Zeereerw. heer H. J. P. SchrijncmakerS' emeritus-pastoor van Amstenrade, die sinds he vorige jaar verblijft in Mariawaan te Meerssen- is voorzien van de H.H. Sacramenten der Sta'" venden. Uit Meerssen zijn naar de Missie vertrokk®^ de eerw. paters Montfortanen J. A. Oberndor». (naar Porto Amelia, Af. O. Port.) en M. Pieters (naar Columbia, Z.-Amerika). 3 (Nadruk verboden) De uren kropen voorbij en nog wilde de slaap niet komen. Anne nam zich voor, niet aan dien nieuwen buurman van haar te denken. „Hij heeft iets overheerschends over zich,' zei ze resoluut tegen zichzelf, „dat is alles. Ik moet me ertegen verzetten." En zij dwong haar gedachten in een andere richting. Niettegenstaande dit schenen Brian Carroll's sterke trekken en vaste blik voor haar geestes oog te zweven met 'n hardnekkigheid, die haar woedend maakte. Want gewoonlijk was zij een flinke, verstandige jonge vrouw, die haar ge voelens heel goed beheerschte. „Goed beschouwdredeneerde zij, „denk ik alleen maar aan hem. omdat hij mijn verhaal gaat lezen. Het is heel gewoon." voegde zij er aan toe en schudde haar kussen nog eens op voordat zij op haar andere zij ging liggen om te gaan slapen. Den volgenden dag dacht zij echter nauwe lijks aan haar literairen buurman. Want de ochtendpost bracht haar een brief van een uit geversfirma, die een kort verhaal van haar ge lezen had in een van de goedkoope tijdschrif ten. De heeren deelden haar mede, dat zij „be reid waren werk van haar hand" te beoordee- len. Maar zij vervolgden met te zeggen dat, daar zij in de boekenwereld nog een onbekende was, zij haar slechts de volgende voorwaarden konden aanbieden: Het te ontwerpen verhaal mocht niet minder dan honderdduizend woorden bevatten. Indien gunstig beoordeeld door him redacteur, zouden zij het binnen niet al te langen tijd publiceeren en zouden de schrijfster een premie betalen van een penny per exemplaar, voor alle exemplaren, die boven de drieduizend werden verkocht. Een naschrift luidde aldus: Wij nemen aan, dat u er geen bezwaar tegen hebt. ons de geringe som van twee en veertig pond te betalen ter dekking van voor- loopige onkosten. Dit aanbod hoe ongerijmd ook vervulde Anne's hart met triomfantelijke, ongeloovige vreugde. „Eindelijk eindelijk!" fluisterde zij, met glinsterende oogen en gloeiende wangen. Een Londensche uitgever had haar geschreven, om haar „werk van haar hand" te vragen. Zij her haalde den zin keer op keer. Het was beslist te mooi om waar te zijn. Welke van haar schetsen hadden deze schran dere uitgevers gelezen? vroeg zij zich af. Zij had er slechts twee kunnen verkoopen, zooals zij mijnheer Carroll had verteld. Dus moest het of „Cicely's kans" of „De laatste bocht" zijn ge weest. Zij hoopte, dat het „De laatste bocht" was geweest. Het andere leek haar nu flauw en sentimenteel. Toch had de uitgever er haar twee guinea's voor betaald. Zij las den brief opnieuw. De naam van de firma Wiggins en Cramp was haar niet bekend. De straat, waar hun kantoor was ge vestigd, was al evenmin een straat, waarvan zij wel eens gehoord had. Maar deze kleinigheden kwamen haar onbelangrijk voor. De voorgestel de betaling van twee en veertig pond was ech ter een groote hinderpaal. Niettemin zou een en ander geschikt kunnen worden. Zij bezat wat antieke juweelen waarvan zij wist, dat ze tame lijk kostbaar waren. Ook leek een premie van een penny per exem plaar haar niet bijster veel. Maar als het boek een succes werd en Anne besloot, dat het dit zou zijn zou het bij honderden, neen, bij duizenden verkocht worden. Zij zat met haar kin in de handen geleund, haar ellebogen op de tafel. Haar gezicht ver toonde een gelukkigen glimlach. Zij zag er bijna uit als een kind. „Ik moet niet te happig zijn met acceptee ren," vervolgde zij wijs haar alleenspraak. „Dat zou de zaak maar bederven." Plotseling stond zij op en ging naar haar schrijfbureau, waar zij een brief aan de heeren Wiggins en Cramp schreef. Hij luidde: Mijne Heeren, Ik zal uw aanbod van gisteren in overwe ging nemen en u binnen een dag of twee mijn besluit doen toekomen. Hoogachtend, Anne Stafford. Dit leek Anne heel zakelijk, en erg voorzich tig. Zij zou hem niet eerder dan laat in den middag posten, besloot zij, of misschien pas 's avonds. Dat zou hun tijd laten, zich af te vragen, of zij op hun voorwaarden al dan niet zou ingaan, dacht zij, en knikte voldaan met haar hoofd, toen zij de envelop adresseerde. Toen dit gebeurd was, haastte zij zich, haar morgenplichten te vervullen en ze begon haai kleine domein voor den dag in orde te maken. Want haar beperkte middelen veroorloofden haar niet. er een dienstmeisje op na te houden. Feitelijk stonden haar middelen haar niet eens de huur van haar flat toe. Maar, zoo redeneerde zij misschien terecht zij gaf er de voor keur aan, het zonder vele kleine luxe dingen te stellen om in een betrekkelijk goede buurt te kunnen wonen. Zij had een klein inkomen van zichzelf, en hoopte, o, nieuweling in het lite raire moeras! dit te kunnen verdubbelen ol zelfs te verdrievoudigen, met haar pen. Het eerste deel van den middag besteedde zij aan het uitwerken van een intrige voor naar aanstaanden roman. Niet één onderwerp, maar wel een half dozijn, scheen in haar hersens te dansen. De eenige moeilijkheid was, te kiezen. Zij voelde zich gelukkiger en hoopvoller dan zij den laatsten tijd was geweest. Tenslotte was de wereld toch een goed plekje en talent werd uit eindelijk toch ontdekt, als je maar geduld had. De zon scheen door het venster en viel op haar papier. Zij beschouwde dit als een goed teeken en staarde er droomerig naar, met haar kin in de hand gesteund. Na een poosje vervaagden de onderwerpen in haar gedachten, en Anne begon luchtkasteelen te bouwen. Haar boek was klaar uitgegeven had in de literaire wereld geweldig opzien gebaard. De verkoop was enorm. De eene oplaag volgde op de andere. Gretige uitgevers boden haar fabel achtige sommen voor haar volgende boek. Zij was beroemd. Anne Stafford's naam was ge meengoed geworden. En zij was niet alleen be roemd, maar ook vermogend. Zij had haar flat verlaten, en bewoonde nu een klein, maar prachtig huis in Mayfair. Zij had een auto en een staf van buitengewoon geschoold personeel. Zij had ook een secretariswant haar corres pondentie was overweldigend. De koning zelf had haar werk heel vriendelijk als bijzonder be titeld bijna niet te overtreffen. Natuurlijk had zij ontelbare huwelijksaan zoeken ontvangen, maar standvastig had zij ze alle afgewezen. Zelfs van een. wiens gezicht kracht en waardigheid uitdrukte en welnu ja. dje heel veel leek op haar overbuurman. Toen zij zich hiervan bewust werd, stortte haar luchtkasteel ineen, gelijk het spreekwoor delijke kaartenhuis, en zij sprong met een af keurend schouderophalen van haar stoel op. „Wat dwaas van me!" zei ze fluisterend c met een gloeiend gezicht. „Wat vreeselijk dwa® van me! De gunstige wending van mijn J heeft mijn hoofd op hol gebracht." HOOFDSTUK II Den volgenden morgen, toen Anne zich wendde van een venster van een antiquiteit0 winkel in Earlscourt Road, botste zij bijna te gen Carroll aan, die uit tegenovergestelde r'cl1 ting kwam. „Goeden morgen," zei hij vroolijk. u „Goeden morgen," antwoordde zij, en - haar hand uit. „Dit raam heeft een geweld aantrekkingskracht voor mij." ai „Voor mij ook," gaf hij toe. „Ik heb h'erge- verschillende aardige dingen op den kop tikt. £0^ „Ik moet mijn aankoopen altijd beperken beneden den prijs van 'n halven crown," lachend. „Als. ik straks fortuin maak met ](j pen, zal ik heerlijk kunnen toetasten. l.et van die vreemde oude dingen. Ik fan 8 ep- allerlei verhalen rondom ze en over de 111 schen, aan wie ze hebben toebehoord." se' „Tusschen haakjes, ik heb uw verhaal ct zen," zei hij. „Ik vind het heel goed. tf zijn een paar dingen, die ik u zou aanrad0 veranderen, als u het goed vindt." (Wordt vervol ,jgd>

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 6