M.s. „Den Haag" en s.s. „Tara
vergingen
kranten
EIGENWIJZE
ze snakken
- er naar -
Kapiteins wijten de rampen
aan torpedeering
Kerkelijk leven
VRIJDAG 29 MAART 1940
99
Behandeling voor den Raad
voor de Scheepvaart
Het vergaan van de „Tara"
Tentoonstelling in het .Neder
landsche Postmuseum
De Koningin bezocht
,Rotterdam-Batavia'
Ned. ambulance heden
op haar standplaats
GELUIDSALARMEERING
Congres te Delft
Jeugdige dreigbriefschrijver
R.K. Hotelpersoneel in
jaarvergadering
Mgr. F. B. Frencken over den
Vrouwenarbeid in het bedrijf
werpe men niet weg;
stuur ze op naar Uw
vrienden en kennissen
onder de gemobiliseerden;
Wijziging Haringwet
Weer strafbaarheid van rechts
personen
Onbewaakte over
wegen
Flikkerlicht te Ruinerwold
UIT DE STAATSCOURANT
Burgemeesters
Rijkspostspaarbank
MILITAIRE WILLEMSORDE
DEKEN DANKELMAN t
AGENT DOODELIJK GEWOND
Aanrijding tusschen personenauto
en politie-mator
DE ROOFOVERVAL TE
MONSTER
Verdachten in het huis van
bewaring te 's Gravenhage
NIEUWE BURGEMEESTER
VAN OUDE TONGE
Onderscheiding
Rijksverzekeringsbank
Belastingen
Rechterlijke macht
P. VAN ZEELAND BIJ DEN
BELGISCHEN GEZANT
Notariaat
Defensie
DOOR
CURTIS YORKE
Bij het onderzoek voor den Raad voor de
Scheepvaart naar het vergaan van de „Den
Haag" werd als eerste getuige gehoord de ge
zagvoerder van het m.ta. „Den Haag", kapitein
C. Wijker.
De voorzitter, prof. Taverne, wenschte hem en
de overige twaalf geredden geluk met hun be
houd en sprak zijn deelneming uit met de
slachtoffers van de ramp en hun nabe
staanden.
Kapitein Wijker gaf een relaas van de fei
ten, zooals reeds vermeld. Hij had in New York,
zocals gewoonlijk, sedert het uitbreken van den
oorlog, instructie gekregen om voor controle de
Downs aan te doen.
De kapitein was des middags om half
één van de brug naar beneden gegaan. Er
was toen niets te zien. Hij zat met eenige
andere officieren in de messroom, toen hij
een wel scherpe, maar niet zeer zwaren
knal hoorde, die hem deed denken aan
een torpedeering. HU had toen nog gepro
beerd naar de brug te komen, maar hij
kon niet meer door de kuil heenkomen,
omdat het schip toen al begon - door te
breken.
De sloepen waren uitgedraaid, vandaar, dat
het vieren van de booten geen moeilijkheden
opleverde. Weliswaar kwam niet iedereen in
zijn eigen sloep terecht, maar toen men een
maal vrij van het schip was, werden de 39 man
gelijkelijk over de drie sloepen verdeeld.
In elke sloep had men water en scheepsbe
schuit en elke sloep was voorzien van zeiltuig.
De president: „Heeft uw marconist nog iet?
kunnen seinen?"
Kapt. Wijker: „Neen, want de groote mast
was dadelijk na de ontploffing over boord ge
gaan en daardoor was de installatie onklaar
geraakt."
De inventariskist van den kapitein is door
onverklaarbare oorzaak uitgebrand, waardoor
hij geen vuurpijlen heeft kunnen gebruiken
Afspraak tusschen de drie sloepen wos, Noord-
Oost te zeilen, in de richting van de Fransche
kust, die het dichtst bij was.
Door een stortzee ging het zeiltuig over
boord, zoodat men niet meer kon zeilen.
Toen heeft men de beide andere sloepen uit
het oog verloren en later met behulp van een
riem een noodtuig gemaakt. Zondag in den
namiddag is men door een Engelsch schip op
gepikt.
De pres.; „Hoe was toen de toestand van de
bemanning?"
Kapt. Wijker: „Dat ging nog best. Ze waren
ten minste in een oogwenk de stormladder op,
alleen ik zelf liep een kwetsuur op aan mijn
arm, die nog niet heelemaal genezen is
Hierna werd voorlezing gedaan van een ver
klaring van den bootsman Damen, die op ver-
Zo:k van den Nederlandschen consul en de
reederij in Engeland was achtergebleven om de
aangespoelde sloepen van de „Den Haag" te
idenUiiceeren.
De boot, die onder commando stond van den
eersten stuurman en waarin de bootsman zelf
aanvankelijk had gezeten, was opgepikt door
een Joego-Slavisch schip. Zij moet kort na de
ramp vergaan zijn, want de voedselvoorraad
Was nog niet aangeraakt. Er zaten drie lijken
in, waarvan twee bij het binnenhalen van de
sloep in zee vielen.
Het andere zat klem en is door den boots
man geïdentificeerd. De andere sloep is later
aangespoeld. Er zaten nog twee lijken in, die
geïdentificeerd zijn.
De bootsman noemde het wenschelijk, dat in
de sloepen dekens en warme lcleeren aanwezig
Zjjn.
Kapitein Wijker verklaarde desgevraagd ver
der, dat hij nergens eenig spoor van een duik
boot heeft waargenomen.
De heer Julsing: Hebt u eenig vermoeden,
wat er met de andere twee sloepen gebeurd
kan zijn?"
Kapt. Wijker: „Neen, alleen begrijp ik
niet, dat tot negen uur des avonds, toen
wij ze voor het laatst gezien hebben, nie
mand heeft gegeten en de scheepskaak
niet is aangeraakt".
De heer Juling: Is het weer zoodanig
geworden, dat de kans op kapseizen voor de
sloepen bestond?"
Kapt. Wijker: „Dat wel. De eene sloep,
die gevonden werd met zeiltuig, had twee
reven in het zeil".
De bootsman had in geen van beide sloepen
kogelgaten gevonden. Ook bij de ontploffing aan
boord van „Den Haag" had de kapitein geen
kruitdamp waargenomen.
Op een vraag van den heer Egmond ant
woordde de kapitein, dat dit zijn eerste schip
breuk was geweest. Aanvankelijk had hij ge
dacht, dat zijn schip door een kanon bescho
ten werd. Hoe het mogelijk is, dat de menschen
Uit de andere sloepen verdwenen zijn, is hem
biet duidelijk.
De raad zal later uitspraak doen
Vervolgens werd kapitein M. Breedijk, gezag
voerder van de „Tara" gehoord.
Hij vertelde, dat hij op de uitreis in de Downs
instructies had gekregen, met het verzoek deze
bij aankomst te Bahia Blanca aan het Brit-
sche consulaat af te geven. Kort voor het ver
trek uit Bahia Blanca, met een lading voor
de Nederlandsche regeering geconsigneerde
gerst, kreeg de kapitein van het Britsche consu
laat een instructie in gesloten enveloppe, die
op zee geopend moest worden.
Deze instructie bevatte de aanwijzing, de
Downs aan te loopen, iets, wat hij ook zonder
deze aanwijzing toch van plan was.
In den nacht van de ontploffing is kapi
tein Breedijk daardoor gewekt. Hij dacht
terstond aan een torpedeering, omdat hij
ver buiten elk mijnengebied was. Toen hij
met schoenen en kleeren in de hand aan
dek ging, kwam hij al verscheidene leden
van de bemanning tegen in onderkleeren
zij vertelde hem, dat het achteruit een
ruïne was en dat er water binnenkwam.
Inderdaad begon het schip van achteren
weg te zakken. De sloepen waren uitgedraaid
en men had voldoenden tijd om erin te gaan,
zoodat men eerst den horizon afzocht om te
kijken, of men nog iets kon zien.
In de bakboordboot gingen acht man, in de
stuurboordboot, waarin de kapitein zelf plaats
nam, zeventien man. De kapitein is, toen alles
gereed was, met den marconist naar de radio
kamer gegaan om S. O. S. te seinen, en nog
eenige andere menschen waren aan dek blij
ven wachten. Inmiddels raakte de stuurboord
sloep, die langszij van het schip lag te wach
ten, los met twaalf man erin. De overige vijf,
met den kapitein en den marconist, zijn toen
in de nog langszij liggende bakboordsloep ge
gaan, zoodat daarin 23 man zaten.
De kapitein had niet direct den indruk
dat het schip zou zinken. Het water spoel-
de wel over het achterdek, maar hij had
den indruk, dat het waterdichte schot tus
schen luik 4 en 5 het wel houden zou en
daarom bleef hij op eenigen afstand liggen
wachten. Twintig minuten later volgde een
tweede ontploffing, en toen zonk het schip
snel weg.
De president: „Wat denkt u nu van die
tweede ontploffing?"
Kapt. Breedijk: „Ik denk, dat er een
duikboot dwars voor het schip lag, die zijn
werk wou afmaken."
Gedurende den nacht hebben de beide sloe
pen met lichtseinen contact met elkaar ge
houden. Er stond een zware deining. Daarom
heeft men pas toen het licht werd, het zeiltuig
opgezet nadat de afspraak was gemaakt met
de andere sloep, dat men naar de Spaansche
kust zou zeilen. Tegen den avond is de sloep
waarin de kapitein zat door een Spaansche
visschersboot opgepikt. Kapt. Breedijk heeft
toen den schipper verzocht, naar de andere
sloep te zoeken, maar dat ging niet, omdat de
trawler met visch naar La Coruna moest. Bo
vendien zeide de Spanjaard, dat er in de om
geving wel vijfhonderd vissschersbooten aan
het visschen waren, zoodat de andere sloep ze
ker eveneens opgepikt zou worden.
De secretaris las een verklaring voor van
den bootsman A. Bogaert, die in de andere
sloep had gezeten. Daarin wordt uiteengezet
hoe de sloep van het schip los raakte toen men
met twaalf man langszij op de vijf anderen
lag te wachten. Deze sloep had zeilende den
volgenden nacht omstreeks vier uur een kleine
baai bereikt, waar men in de boot is blijven
slapen. Alle opvarenden hadden uitstekend
meegewerkt.
De voorzitter las nog een passage voor
uit een verklaring van den negentienjari
gen matroos O. G. Elzinga, die eveneens in
deze sloep heeft gezeten en schrijft: „aan
het zeilen van den bootsman hebben wij
ons leven te danken."
Drijvende mijnen heeft men niet gezien. De
laadboom lag aan bakboordzijde buiten boord
en het dek was zwaar beschadigd. En hoewel
dat niet met zekerheid te zeggen valt, k v ;g de
kapitein den indruk, dat de ontploffing aan
stuurboordzijde was geschied en dat daardoor
de laadboom naar bakboord was geslagen.
De heer Julsing stelde een vraag naar aan
leiding van het feit, dat bij het vieren van de
bakboordsloep de voortalie was uitgepikt. Men
had toen terstond ook de achtertalie losge
gooid, anders was de sloep wellicht gekapseisd.
De heer Boesen: Had u onder het dekperso
neel eigenlijk wel bekwame matrozen?
Kapt. Breedijk: Zeker, ik beschikte over een
aantal zeer kalme menschen, die rustig konden
werken, al heel wat jaren gevaren hebben en
ook het een en ander hebben meegemaakt.
Ook in deze zaak zal de raad later uitspraak
doen.
In het Postmuseum aan de Kortenaerkade
te 's-Gravenhage is tot 1 Juni a.s. een ten
toonstelling te bezichtigen van brieven, boek
werkjes en prenten van 1600 tot het einde der
19e eeuw. Deze geven een beeld van het ver
zenden van brieven per bode en per schuit,
de invoering van poststempels, de statenpost
en het postvervoer tijdens de Bataafsche Re
publiek, de Fransche overheersching en het
Koninkrijk der Nederlanden.
Uit de wereldverzameling van postzegels
worden getoond Italië, Italiaansche koloniën
en protectoraten. Steeds is te raadplegen de
collectie zegels van Nederland en overzeesche
gewesten.
Na bezichtiging van verschillende luchtbe-
schermingsobjecten arriveerde H.M. de Konin
gin en haar gevolg Donderdagmiddag tegen vier
uur bij het Gebouw voor Kunsten en Weten
schappen aan den Schiedamschen Singel, waar
de tentoonstelling RotterdamBatavia wordt
gehouden. Gedurende den tocht door de stad
was de kap van den auto van H.M. de Konin
gin neergelaten.
De wagens reden in kalm tempo en op vele
plaatsen hadedn zich ook thans groote groepen
menschen verzameld, die de vorstin hartelijk
toejuichten.
Bij haar bezoek aan de tentoonstelling werd
de Koningin ook vergezeld door den burgemees
ter, mr. P. J. Oud en den gemeentesecretaris,
mr. M. Smeding. Bij den ingang van de zaai
werden de voorzitter van het tentoonstellings
comité, de heer W. A. Engelbrecht en de leden
van het dagelijksch bestuur van dit comité aan
de vorstin voorgesteld.
Twee meisjes boden de Koningin vervolgens
'n exemplaar van den tentoonstellingscatalogus
en bloemen aan. H.M. heeft daarop een rond
gang door de expositiezalen gemaakt.
De heer Engelbrecht lichtte de Vorstin tijdens
de rondwandeling voor, waarbij hij tevens ge
legenheid vond den hoogen gasten uiteen te zet
ten, welke motieven tot het inrichten van deze
door werkloozen ingerichte tentoonstelling heb
ben geleid.
Met groote belangstelling heeft de Vorstin
het geëxposeerde materiaal in oogenschouw ge
nomen en haar waardeering tegenover de leden
van het comité uitgesproken.
Na dit bezoek heeft de Koningin Rotterdam
verlaten. De burgemeester heeft het hooge ge
zelschap tot de grens der gemeente uitgeleide
gedaan.
Het hoofdbestuur van het Nederlandsche
Roode Kruis te Den Haag heeft Donderdag
middag een telegram ontvangen van den
tijdelijken Nederlandschen zaakgelastigde te
Helsinki, mr. C. W. A. baron van Haersolte,
waarin wordt medegedeeld, dat de Neder
landsche ambulance heden naar haar stand
plaats te Vierumaeki vertrekt.
Het plaatsje Vierumaeki ligt zoo vernemen
wij nader in een mooie boschrijke streek op
de spoorlijn van Lahti naar Heinola, op een
afstand van 24 kilometer van Lahti en 14 kilo
meter vén Heinola. Lahti ligt 130 kilometer ter
Noordoosten van Helsinki. In Lahti is het zend
station van den Finschen radio-omroep geves
tigd.
Uitgaande van de Geluidstichting te Delft
en de inspectie voor de bescherming van de
burgerlijke bevolking tegen luchtaanvallen, werd
Donderdag te Delft een congres gehouden,
waarin de technische problemen der geluids-
alarmeering werden besproken.
Het congres werd gepresideert door prof.
dr. C. Zwikker.
Nadat ir. H. Th. Teeuwisse, technisch advi
seur van de inspectie luchtbescherming, een
aigemeene inleiding had gehouden, sprak prof,
dr. C. Zwikker over „geluidvoortplanting en
gehoorproblemen in verband met de geluids-
alarmeering".
Ir. H. J. M. Libourel, ingenieur bij de in
spectie voor de luchtbescherming, besprak
daarop de verschillende voor de alarmeering
ten dienste staande energiebronnen, o. a. het
verwekken van detonaties door gebruik te ma
ken van kruit, electrische energie van acousti-
sche frequenties ten behoeve van luidspreker-
ihstalaaties, kerkklokken, stoomsirenes, tyfonen,
welke door middel van samengeperste lucht
werken, en tens'otte de electrische motorsirene.
Ir. E. W. van Heuven hield vervolgens een
inleiding over „Constructie en werkwijze van
sirenes".
Ir. Van Heuven gaf een overzicht van de
velschillende sireneconstructies, zooals deze
thans in de practiik bestaan.
Ir. C. Broekmeyer van het Staatsbedrijf der
P. T. T. besprak tenslotte de afstandsbesturing
bij sirene-alarminstallaties.
Een inwoonster van Goes ontving een brief,
waarin haar werd gelast binnen twee minuten
een som van 250 in een enveloppe in het
tuintje voor haar huis te deponeeren. Als ze
daaraan niet voldeed stond haar leven op het
spel. De ontvangster van den dreigbrief had
echter minder haast dan de schrijver; zij vol
deed niet aan het bevel, maar stelde den vol
genden dag den brief in handen der politie.
De verdenking viel op den 16-jarigen J. v. d.
V., die de dame al eerder een geldsbedrag op
listige wijze afhandig had gemaakt. Na een
uitvoerig verhoor bekende de jongen den brief
geschreven te hebben.
Woensdag werd het congres van den Ned.
R. K. Bond van hotel-, café- en restaurant
geëmployeerden „St. Antonius" in Unitas te
Nijmegen voortgezet. Na den Bondsvoorzitter,
den heer J. van Vlaardingen voerde de wethou
der van Sociale Zaken, de heer E. G. Kalwey,
het woord.
De jaarverslagen werden goedgekeurd en uit
deze verslagen bleek ook wat den vakcursus be
treft €en bloeiend en vruchtbaar bestaan. Het
ledental ging langzaam vooruit en men hoopt,
binnenkort de 2000 te bereiken.
Vervolgens werd de begrooting goedgekeurd
alsmede alle voorstellen van het hoofdbestuur
inzake regiementen van het overlijdensfonds en
pensioenfonds. Op 65-jarigen leeftijd zal bij een
20-, 25- en 30-jarig lidmaatschap worden uit
gekeerd resp. f 100, f 125 en f 150 per jaar.
Bij de hoofdbestuursverkiezing werd als se
cretaris herkozen de heer J. F. van BijsterVeld,
als 2e voorzitter de heer D. Schlüter, als 2e
penningmeester de heer J. H. Uylings en als
commissaris de heer A. Th. Dooven. In de
controle-commissie werd gekozen de afd.
Utrecht,
Vervolgens hield mgr. F. B. Frencken een
interessante verhandeling over Vrouwenarbeid
in het hotel- en restaurantbedrijf. Spr. schetste
de roeping van de vrouw en de opvoeding van
het meisje tot dien arbeid, waartoe zij het
meest geschikt is. En dan rijst de vraag in
hoeverre de arbeid in hotel- en restaurantbe
drijf aan economische en moreele eischen be
antwoordt en hoe verbetering kan gebracht
worden in misstanden. Ontegenzeglijk brengt
het mileu van het hotel- en restaurant
bedrijf gevaren mede voor haar godsdienstig
leven. Hotelarbeid heeft voor haar meer licht
zijden dan fabrieksarbeid. Het hotel en restau
rant geven haar in ieder geval huishoudelijke
scholing, tenzij de meisjes speciaal gebruikt
worden als diensters in het café en restaurant
bedrijf. Intensiteit van den arbeid kan voor
haar funest zijn en kan haar moreel en mate
rieel groote schade toebrengen. Wat moet ter
verbetering gedaan worden? vroeg spr. Aller
eerst acht hij een staats-enquête zeer nood
zakelijk. Er dient gezorgd te worden voor soci
ale hulp en verbetering van milieu, waarin zij
werkt. De gérant kan daar veel aan doen. het
toezichthoudend personeel kan voorlichten en
terzijde staan en daarnaast kunnen nog kernen
gevormd worden van goed-opgeleide en goed
willende meisjes. Door het oprichten van veilige
tehuizen kan veel aangevuld worden aan het te
kort aan huiselijkheid, dat ze nu missen. Wan
neer de arbeid, niet voldoende huishoudelijke
vorming waarborgt, moet dit tekort worden
aangevuld. De arbeidsduur moet wettelijk ge
regeld worden met strenge controle door de
autoriteiten. In de vakorganisatie moet een
vrouwelijke afdeeling komen, welke de belangen
van het meisje vooropstelt en rekening houdt
met haar toekomst.
Tenslotte hield spr. een warm pleidooi voor
de organisatie van de arbeiders, die moeten be
grijpen, dat het geheele sociale vraagstuk van
den mensch zich concentreert in het gezin en
in de vrouw, die voor het gezin moet zorg
dragen.
Aan H. M. de Koningin werd het volgende
telegram gezonden:
„De Ned. R. K. Bond van hotel-, café- en
restaurant-geëmployeerden St. Antonius, in
jaarvergadering in gebouw Unitas te Nijmegen,
gedenkt dankbaar Uwe werkzaamheid voor vre
de en gerechtigheid, voor geestelijke en moreele
herbewapening.
Aan mgr. Diepen, bisschop van 's Hertogen
bosch, werd eveneens een telegram gezonden.
mede, dat het bedrag der toelage verband moet
houden met den rang of stand van den be
trokkene.
Het ligt in het voornemen der regeering
bij de herdenking van het 125-jarig bestaan
der orde zich niet afzijdig te houden en in
financieel opzicht steun te verleenen. Met
het oog op de bijzondere omstandigheden
zal die steun uiteraard van beperkten om
vang moeten zijn.
Ingediend is een ontwerp van wet tot nadere
wijziging van de Haringwet-1927. Aan de me
morie van toelichting is het volgende ontleend:
Bij gelegenheid van de wijziging van de Ha-
ringwet-1927 in 1937 is in die wet artikel 15,
betrekking hebbende op de strafbaarheid van
rechtspersonen, komen te vervallen. De prac-
tijk heeft intusschen aangetoond, dat, in het
licht van de jurisprudentie zooals deze zich
sedert heeft ontwikkeld, een regeling op dat
punt in de wet bezwaarlijk kan worden gemist.
De minister meent dan ook, dat er aanleiding
is de te vervallen bepaling, zij het in een ge
wijzigde redactie, zooals deze na overleg met
het departement van justitie in den laatsten
tijd in sommige andere wetten, o.a. in de Ves
tigingswet Kleinbedrijf 1937 bij hare wijziging
door de wet van 14 December 1939 werd op
genomen, wederom in de Haringwet-1927 aan
te brengen. Het onderhavige ontwerp van wet
strekt daartoe.
Ter beveiliging van der^ onafgesloten overweg,
gelegen in den weg van Meppel naar Ruinen,
gemeente Ruinerwold, zullen op 2 April a.s. om
elf uur v.m. automatische lichtseinen in dienst
worden gesteld.
De flikkerlicht-installatie is gelijk aan die te'
Steenwijk en aan de andere reeds in dienst
zijnde.
De minister van Waterstaat heeft ingetrok
ken de door hem verleende vergunning aan de
Nederlandsche Spoorwegen tot opheffing van
de afsluiting en bewaking van den overweg in
de spoorlijn RoermondMaastricht bij wacht
post 24 in de gemeente Sittard.
Voorts heeft de min. van Waterstaat goedge
vonden, dat door de Nederlandsche Spoorwegen
wordt overgegaan tot opheffing van afsluiting
en bewaking van de hieronder genoemde over
wegen, onder voorwaarde, dat daarbij een auto
matisch sein wordt geplaatst:
In de spoorlijn EistGeldermalsen bij wacht
post 5 in den Tielscheweg, gemeente Valburg.
In de spoorlijn SchaesbergSimpelveld, bij
post Kerkrade, in de gemeente Kerkrade.
In de spoorlijn LeeuwardenStavoren, in den
weg MarssumJellum in de gemeente Baarder-
adeel.
Met ingang van 15 April is benoemd tot bur
gemeester der gemeente Oude Tonge: D. Rijn-
ders.
Zijn opnieuw benoemd: met ingang van
1 April 1940, tot burgemeester der gemeente
Maashees c.a., A. Jans;
met ingang van 1 April 1940, tot burgemees
ter der gemeente Leiderdorp, K. Brug;
met ingang van 11 April 1940 tot burgemees
ter der gemeente Egmond aan Zee, C. J. Eijma;
met ingang van 16 April 1940, tot burgemees
ter der gemeente Heerhugowaard, B. J. F. Sut-
man Meijer;
met ingang van -1 April 1940, tot burgemees
ter der gemeente Midwoud, J. H. Avis;
met ingang van 1 April 1940, tot burgemees
ter der gemeente Oud-Vossemeer, mr. J. J. Ver-
sluys;
met ingang van 15 April 1940, tot burge
meester der gemeente Veere, D. Huinink;
met ingang van 14 April 1940, tot burgemees
ter der gemeente Dokkum, A. Jonker.
Aan een nota naar aanleiding van het ver
slag der Tweede Kamer over het wetsontwerp
tot herziening van de wet van 30 April 1815,
houdende instelling van de Militaire Willems
orde is het volgende ontleend:
Met betrekking tot het door verscheiden le
den gemaakt bezwaar, dat de hoogte der toe
lage afhankelijk wordt gesteld van den rang
of stand, welken de ridder op het oogenblik
dat hij zich de onderscheiding heeft waardig
gemaakt bekleedt, merkt de regeering op, dat
bij de totstandkoming van de vigeerende wet
de gedachte heeft voorgezeten, de materieele
positie van den geridderde eenigermate te
verbeteren, welk beginsel zij ook thans nog
juist achten. Zulks brengt noodzakelijkerwijs
Donderdagmiddag om vier uur is het stoffe
lijk overschot van deken J. L. F. Dankelman in
liet St. Hippolytsugesticht te Delft overgebracht
naar de aldaar ingerichte chapelle ardente.
Des avonds om zeven uur werden de plechtige
metten gezopgen. Als agens fungeerde de waar
nemend deken van Delft, mgr. j. m. v. d. Tuyn,
deken van 's-Gravenhage, met assistentie van
dr. Van Iersel als diaken, pater Clemens v. d.
Berg O.F.M. als sub-diaken, kapelaan J. Rosen-
hart als ceremoniarius en de kapelaans J. H.
A. Everts en J. van Bemmelen als cantores.
Na de metten werd het stoffelijk overschot
vervoerd naar de St. Hippolytuskerk aan de
Voorstraat om aldaar opgebaard te worden.
Aan den ingang der kerk werd het stoffelijk
overschot plechtig- ingehaald door pastoor J. P.
J. Kok, met assistentie van de kapelaans S.
Stroek en H. Figelet.
Op den hoek van de Gouverneurlaan en de
van Zeggelenlaan te Den Haag zijn Donderdag
om half vijf een personenauto en een politie
motor tegen elkaar gebotst met het droevig ge
volg, dat de motorrijder kort daarop is over
leden.
Het slachtoffer is de 50-jarige agent van po
litie J. K., die een schedelbasisfractuur kreeg.
De geneeskundige dienst vervoerde hem naar
het gemeenteziekenhuis aan den Zuidwal, waar
hij korten tijd na zijn opneming is overleden.
De 32-jarig mejuffrouw J. S. M. van H. be
stuurde den auto. Zij kreeg geen letsel. De oor
zaak van het ongeval is nog niet vastgesteld.
De drie verdachten, die gearresteerd z-ijn in
verband met den roofoverval, welke Zaterdag
avond op een 75-jarige alleenwonende vrouw te
Monster is gepleegd, zijn Donderdag voor den
officier van Justitie te 's-Gravenhage, mr. G.
M. Cohen Tervaert, geleid en daarna in het
huis van bewaring aldaar ingesloten.
Het zijn de 25-jarige H., de hoofddader, als
mede zekere B. en mej. W., die als medeplich
tigen gefungeerd hebben.
De nieuwbenoemde burgemeester van Oude
Tonge, de heer D. Rijnders, is geboren te Har
derwijk op 8 Maart 1909 en thans adjunct
commies ter secretarie van Hillegersberg.
Mr. W. M. J. van Lutterveld, die krachtens
art. 3 der Postspaarbankwet met ingang van
1 April 1940 aftreedt als lid van den raad van
toezicht op de Rijkspostspaarbank, is dank be
tuigd voor de door hem als zoodanig aan den
lande bewezen diensten en is met ingang van
1 April 1940 benoemd tot lid van voornoemden
raad van toezicht jhr. mr. J. C. Beaufort,
lid van de firma Van Eeghen en Co., bankier,
te Amsterdam.
Toegekend is de eere-medaille verbonden
aan de orde van Oranje-Nassau, in goud, aan:
mej. Ch. Vontz (zuster M. Ludolphe), hoofd
dier school voor Voorbereidend Onderwijs te
Tilburg.
Met ingang van 1 April 1940 is aan F. W.
Tam, wegens verandering in de inrichting van
den dienst, waardoor zijn werkzaamheden
overbodig worden, eervol ontslag verleend als
commies bij de Rijksverzekeringsbank.
Denoemd is tot (derden) secretaris van den
Raad van Beroep voor de directe belastingen
te 's-Gravenhage, jhr. mr. R. W. J. den Tex,
advocaat en procureur te 's-Gravenhage.
De Belgische oud-premier, de' heer Paul van
Zeeland, heeft Donderdagmiddag een kort be
zoek gebracht aan den Belgischen gezant in
Den Haag, den heer Léon C. Nemry.
Aan mr. A. W. baron Sloet. is, op grond van
het bereiken van den pensioengerechtigden leef
tijd, mét ingang van 1 April 1940, eervol ontslag
verleend als griffier van de rechtbank te Haar-,
lem, onder dankbetuiging voor de in rechter
lijke betrekkingen bewezen diensten.
Benoemd is tot griffier van de rechtbank te
Utrecht mr. F. W. Fabius, thans griffier van de
rechtbank te Almeloo.
Benoemd is tot notaris binnen het arrondis
sement Amsterdam, ter standplaats Amster
dam, mr. K. L. PiccfU'dt, candidaat-notaris te
Amsterdam (vacature-H. B. Siebelts).
Aan den reserve-majoor E. N. Rahusen, van
het corps motordienst, is eervol ontslag ver
leend uit den militairen dienst.
hristua heeft aan Zijn Kerk voor
speld, dat xi) om Zijnentwille vervol
gingen zou moeten verduren. Zalig si),
die vervolging lijden om de Gerechtig
heid, want hunner is het Koninkrijk
der Hemelen.
6
Nadruk verboden
„Ik ben Wiggins, heusch waar," zei hij. Toen
Voegde hij er op heel andere toon aan toe:
•■Maar daar is de baas zelf."
Indien Anne al eenige illusies bewaard had
*en opzichte van haar toekomstige uitgevers,
Vervlogen ook deze bij het verschijnen van
Mijnheer Cramp.
Hij zal ongeveer zeventien jaar zijn geweest,
ttider de maat en heel dik, met stroogeel haar
eh wenkbrauwen en roodachtige oogen. Anne
Sevoelde onmiddellijk hevige antipathie tegen
hem.
„Juffrouw Stafford, mijnheer," zei Wiggins
^hclerdanig, „komt om te praten over de pu-
"'icatie van haar werk."
„Ah, juffrouw Stafford ja," zei mijnheer
ptamp met heesche, onvaste stem. „Neem alstu-
'ieft plaats, juffrouw Stafford."
„Neen dank u," zei Anne heel rechtop staan-
Ikik heb besloten, niet voor u te schrij
ve op de voorwaarden, die u voorstelt."
„O!" riep mijnheer Cramp. „En waarom
Hat?»
„Om verschillende redenen," zei Anne vast
beraden. „In de eerste plaats, omdat ik geen
twee en veertig pond kan missen. In de tweede
plaats vind ik, dat een penny premie voor een
boek van honderdduizend woorden hoort te be
ginnen bij het eerste exemplaar, dat verkocht
wordt. En tenslotte geloof ik niet, dat een firma
van twee kleine jongens mij op weg kan helpen
in de letterkundige wereld, zooals ik dat ver
lang."
„Nu, nu, mijn beste jonge dame," opperde
mijnheer Cramp, terwijl hij naast het cylinder-
bureau had plaats genomen en een officieelen
toon aannam, „u moet zich niet laten bevoor-
oordeelen door ons ongelukkigerwijze jeugdig
uiterlijk, en ons onaanzienlijk kantoorpand. Ik
kan u de verzekering geven, dat wij de laatste
paar weken meer dan één veelbelovend talent te
pakken hebben geik bedoel, ermee in relatie
zijn getreden. Onder meer tellen wij onder onze
auteurs den jongen Lord G. Gander. Wanneer
verschijnt zijn boek, Wiggins?"
„De datum is nog niet vastgesteld, - mijnheer,"
antwoordde Wiggins zonder aarzelen. „Zijn
chèque is er nog niet."
„Ah is dat het? Welnu, dan hebben we
mijnheer Tiverton Stamp. Zijn boek zal beslist
opgang maken. Wij verwachten een afzet van
duizend exemplaren per dag, zoo niet meer."
Hier deed een onderdrukt gegichel van mijn
heer Wiggins zjjn chef een scherpen blik op
hem werpen.
„Liiat dat, Wiggins," zei hij woedend, maar
zachtjes. „Je ziet er niet goed uit. Je kon beter
even naar buiten gaan, terwijl ik met juffrouw
Stafford praat".
Maar Anne had de deur al geopend.
„Goeden middag," zei ze. „Het spijt me, maar
niets zal me ertoe bewegen, op uw voorwaarden
in te gaan."
„Een oogenblik, juffrouw Stafford," zei mijn
heer Cramp, en hij stond haastig op. „Veronder
stel, dat we zeggen negen en dertig pond en
een premie van drie en een halve pence na de
eerste drieduizend? Voelt u hier iets voor? Zoo
iets stel ik niet aan iedereen voor."
Maar Anne zei enkel: „Goeden middag."
En vijf minuten later stond zij weer in Fleet
Street, haar gezicht trillend van vernedering en
woede. Zij wist, dat zij zich ontzettend dankbaar
moest voelen voor haar redding, maar toch
deed zij het niet. Zij had alleen een diep. grie
vend gevoel van teleurstelling; en vreemd
psychologisch probleem zij was zich bewust
van een duidelijke neiging tot wrok jegens Car
roll.
Zij kwam in een heel slecht humeur thuis en
lunchte met een hard gekookt ei en een glas
melk, wat om de een of andere onverklaarbare
reden, haar vastgesteld maal was, als de „boel
mis liep."
Toen deze karige maaltijd voorbij was, zat zij
gemelijk bij het vuur, te opstandig zelfs om te
schrijven. Zij besloot niets aan mijnheer Carroll
te vertellen over haar onderhoud met de hee-
ren Wiggins en Cramp. Het was allemaal te
verschrikkelijk en vernederend. Maar wat haar
het meest van alles griefde, was het zien van
haar brief haar diplomatiekcn, zorgvuldig
overwogen brief in de handen van dien
dwergachtigen knaap, die voor den „Wiggins"
van de firma poseerde.
Toen ging luid de bel over; en Anne opende
de deur, om een lange, zuur kijkende oude dame
met zwart haar veel te zwart voor haar
leeftijd binnen te laten.
„Zoo, mijn beste juffrouw Stafford, en hoe
rqaakt u het? Ik wist, dat u alleen zou zijn en
ik dacht, „Wel, ik zit gezellig bij het vuur, en
ik voel er heelemaal niets voor om visites af te
leggen, maar daar is dat arme, jonge ding heele
maal alleen, en ik voel het als een christen
plicht haar te gaan opzoeken," en dus, hier ben
ik, En ik heb een blikje ingemaakte champig
nons voor u meegebracht. Ik kreeg ze toege
stuurd van een vriendin. Ik eet zelf nooit cham
pignons. Ik houd er niet van. Ik geloof heusch,
dat ze gevaarlijk zijn, maar ik dacht, dat u ze
misschien zou lusten."
„O, dank u zeer," zei Anne tamelijk koel.
„Heel vriendelijk van u om aan mij te denken."
„Heelemaal niet," antwoordde mevrouw Har-
grave, terwijl zij haar mantel uittrok en op den
divan ging zitten. „Ik zeg altijd, als je nooit
aan anderen denkt, kan je ook niet verwachten,
dat onze lieve Heer aan ons denkt. Iedere vrien
delijke daad, die we verrichten, is 'n deposito
bij de hemelsche bank, mijn beste. Ik ben een
eenzame weduwe, en heb juist genoeg om mij
zelf in het leven te houden, maar het is altijd
een voldoening voor me te weten, dat ik steeds
wat mij mijn plicht toescheen, heb gedaan en
als ik vanavond weggeroepen zou worden, ben
ik gereed om te gaan, en voor den troon der,
rechtvaardigheid te verschijnen. „Wees even
eens bereid" is de tekst, die ik op mijn graf
steen laat zetten. Het moge een aanwijzing voor
anderen zijn," voegde zij er met een zucht aan
toe.
„En bent u geheel en al bereid om te ster'
ven?" vroeg Anne nieuwsgierig.
„Natuurlijk, mijn beste. Jaren geleden was ik
al bereid. Ik hoop, u ook?"
„Neen, beslist niet," antwoordde Anne tact
loos.
Mevrouw Hargrave schudde het hoofd.
„Het spijt me dat te hooren," zei ze ernstig.
„Het spijt me heel erg."
Toen voegde zij er plotseling aan toe: „Wat
scheelt er vandaag aan? U ziet er uit, alsof er
iets onaangenaams gebeurd is."
„Werkelijk?" was het korte antwoord.
„Ja. En u zit er over te mokken. Neem een
raad van mij aan mok nooit. Neem een le-
verpil, en zeg een gebed. Dat heb ik al jaren
lang gedaan, als deze wereld te veel voor mij
scheen te zijn. Tusschenbeiden is ze voor ons
allen te veel. En mokken heeft al menig zelf
moordenaarsgraf gevuld. Niet dat ik geloof, dat
u dwaas genoeg zult zijn. iets onbezonnens te
doen. Maar toch, je kunt nooit weten."
„Ik voel niet de minste neiging tot zelfmoord,"
zei Anne, en er vloog een flauwe glimlach over
haar gelaat.
„Nu, ik ben blij dat te hooren, kind. Het is
een misdaad, een leven te nemen, zelfs je eigen
leven. Tot de vliegen toe zijn heilig voor mij,
omdat ze leven. Ik heb vliegenpapier gebruikt,
dat spreekt vanzelf, maar dat is een heel ver-,
schil; ik beroof ze niet opzettelijk van het le
ven, ik hang het papier alleen daar op, waar ze
het kunnen zien, en als ze hun ondergang tege
moet vliegen, kan ik daar niet aansprakelijk
voor zijn."
Anne's glimlach ging over in een lach.
„Ik zie tot mijn genoegen, dat u nog kunt
lachen. Uw verdriet kan dus niet heel diep
gaan. Gebroken harten kunnen, glimlachen,
maar lachen doen ze niet."
„Ik geloof niet, dat mijn hart is gebroken,"
zei Anne. „Zie ik daar naar uit?"
„Beter een teleurstelling nu dan later een on
gelukkig huwelijk," dreunde mevrouw Hargrave,
alsof Anne niets had gezegd. „Jonge mannen
zijn erg wispelturig vandaag hier en morgen
ergens anders."
Anne keek beleedigd. Toen lachte zij opnieuw.
„Jonge mannen verschijnen niet binnen mijn
gezichtskring," zei ze kort. „Ik heb geen tijd."
Toen bemerkte zij tot haar ongenoegen, dat
zij hevig bloosde.
Mevrouw Hargrave keek haar aan met een
vreemde, onaangename uitdrukking in haar
oogen, die van een bleek, waterig groen waren.
„Ah, mijn beste," zei ze met een stem, die
Anne deed verlangen, haar eens door elkaar te
schudden, „die blos spreekt boekdeelen. Ik had
nooit reden tot blozen, wanneer er sprake was
van een man. Ik veroorloofde mijn fantasie
nooit, zich uit te strekken tot eenig lid van de
andere sexe, totdat ik officieel verloofd was met
mijn armen man die nu op me neerziet van-
Uit den hemel.
(Wordt vervolgd.)