Neder I.—Britsch arrangement B EIGENWIJZE Anne De „Xema" terug Opzet of ongeluk DE A.N.I.C. TREEDT IN WERKING 7 geslaagde proefvaart Kerkelijk leven ZATERDAG 6 APRIL 1940 Goederenaanvoer van overzee zal worden vergemakkelijkt STAD ALKMAAR" De aanvoer van overzee De uitvoer Landsadministratie in Indië 389 gevallen van onregelmatig heden Vlieger van de R.A.F. begraven Kanunnik dr. Teulings deken van Nijmegen Secretaris Van Loon deken van Beek-U bbergen Eerste retourvlucht naar Lissabon regelmatig verloopen KATHOLIEKE JONGERENDAG TE DELFT Bescherming van de natuur Cultuurtechnische werken slechts na ministerieele goedkeuring Ontheffing beperkingen afzet van zeep Verdere behandeling van het stroopersdrama te Waddinxveen UIT DE STAATSCOURANT Genie Onderscheidingen V erkeersinspectie &OOR CURTIS YORKE „Er zijn zoo weinig menschen, die men voor t Binnen enkele dagen zal een tus schen Nederland en Groot-Brittannië tot stand gekomen arrangement be treffende de contrabande-controle in werking worden gesteld. Dit arran gement is het resultaat van de lang durige onderhandelingen welke van af eind September te Londen werden gevoerd door een Engelsche delega tie onder leiding van Sir Frederick Leith-Ross en Mr. Villiers en een Nederlandsche delegatie onder la ding van den heer Lamping. De op 21 "Maart geparafeerde regeling 'maakt grootendeels een einde aan vele moeilijkheden welke in verband met den goederenaan- voer van overzee gerezen zijn, want door een tweetal Koninklijke Be sluiten zal de Algemeene Neder landsche Invoer Centrale, welke tot nu toe slechts een passief bestaan leidde, de haar toegewezen taak ten gunste van onzen zoo zeer belem merden handel en industrie kunnen beginnen. Reeds spoedig na het uitbreken van den Oorlog werd de noodzaak gevoeld met de ver schillende landen, waarmede wij een belang- jtik handelsverkeer in stand houden, overleg e plegen om de handelsbetrekkingen aan te Passen aan de zoo zeer gewijzigde omstandig heden. Wat nu onze verhouding tot Engeland be seft, hier bleek het gewenscht tot een regeling Je komen over de toepassing van het contra bande-systeem. Twee problemen toch lagen in het bijzonder der Nederlandsche regeering na aan het hart; de aanvoer van overzee en de Scheepvaart. Een zooveel mogelijk onbelemmerde aanvoer b noodig niet alleen voor onze voedselvoorzie ning, maar ook om het onze industrie moge- Uk te maken te blijven werken: voor binnen- andsche behoeften maar ook voor den onont- hcerlijken export. Het ondervinden van moeilijkheden bij den aanvoer heeft natuurlijk zijn onmiddellijke re- Percussie op de scheepvaart. De moeilijkheden, JJaarvoor wij ons geplaatst vonden, behoeven hier niet in herinnering te worden gebracht. Reeds kort na het uitbreken van 'den oorlog berden onze schepen bij de controle-stations aangehouden voor onderzoek op contrabande. Het aantal aangehouden schepen steeg met den °ag, de overligtijd leverde, naast groote kosten ernstige bezwaren van velerlei aard op en niet •hinder zwaar begon de onzekerheid op den handel te drukken, die herhaaldelijk zijn goe deren door de oorlogvoerenden in beslag zag Penomen. Men ziet dat een regeling met de Engelsche regeering alleszins gewenscht was. Nu die regeling na vele moeilijkheden tot stand is gekomen, heeft de leider van de Nederlandsche delegatie, de heer A. Th. Lamping, ons in een persconferentie het een en ander over de gemaakte afspraken mede gedeeld. Het arrangement moet eigenlijk worden beschouwd als de consolidatie van de si tuatie, zooals deze gedurende de onderhan delingen is geregeld en is er op gericht de moeilijkheden en bezwaren voor beide par tijen voortspruitende uit den oorlog zoo veel mogelijk te verminderen. L>it geldt voor wat Nederland betreft vooral "e wijze, waarop de aanvoer is geregeld. De 'hans getroffen regeling is er op gericht dezen J**) ongestoord mogelijk te doen verloopen en het oponthoud van de schepen zooveel moge- 'ik te bekorten door een vergemakkelijking van het onderzoek op contrabande. Het behoeft geen betoog, dat een zoodanige egeling niet kan werken zonder dat van Ne derlandsche zijde maatregelen worden getrof fen, die belichaamd zijn in een tweetal Konink- Vrijdagmiddag heeft het op de werf der N.V. Wilton Feijenoord voor rekening van den Hal- cvonlijn N.V. te Rotterdam gebouwde s.s. „Stad hikmaar" met goed gevolg proefgevaren, waar- ha de reederij het schip heeft overgenomen. Het ss. „Stad Alkmaar" is gebouwd volgens dc hoogste klasse van Lloyds. Het meet 10.000 °n. De hoofdafmetingen bedragen 435 voet, 5(hfi voet en 29 voet. N.v. Werkspoor te Amsterdam leverde de "riPel expansiemotor, waarmede het schip is hiteerust. Voor de stoomlevering dienen drie Jjchotsche ketels. Het machinevermogen be draagt 2700 i.p.k. lijke Besluiten, welke in de Staatscourant van gisteren zijn gepubliceerd. Het eene Koninklijke Besluit noemt verschil lende goederen, waarvan de Invoer verboden is, tenzij vergunning is verleend door de Alge meene Nederlandsche Invoer Centrale (A.N.I.C.) voor de aan dit lichaam geadresseerde goede ren. Deze regeling berust op de Invoernood- wet, welke met het oog op den oorlogstoestand werd tot stand gebracht ter verzekering van den voor ons land onontbeerlijken aanvoer. Door deze maatregelen ontvangen de impor teurs en de scheepvaart waarborgen, dat goe deren op deze wijze behandeld, zonder moei lijkheden de Britsche controleposten kunnen passeeren. Dit is een voordeel. Tot nu toe kon een gemakkelijke aanvoer immers alleen wor den bereikt door het afleggen van de bekende verklaringen voor de Britsche consulaire amb tenaren en het behoeft geen betoog, dat hier aan heel wat bezwaren verbonden waren. Het afleggen van deze verklaringen zal nu voor de aan de A. N. I. C. geadresseer de goederen, waarvoor toestemming tot invoer is gegeven, niet meer noodig zijn. Hetzelfde geldt voor den aanvoer van goe deren, die zonder de tusschenkomst van de A. N. I. C. zullen worden aangevoerd, dit z\jn dus alle goederen, die niet in het Ko ninklijk Besluit zijn genoemd. Zij zijn te beschouwen als „vrije" goederen. Uiteraard voorziet het arrangement met Engeland voor deze goederen ook faciliteiten inzake het contrabande-onderzoek. Het is zeer zeker toe te juichen, dat men ermede rekening heeft gehouden, dat deze grootere zekerheid voor den aanvoer niet door te vele of te tijdroovende formaliteiten aan ef fect zal inboeten. Bij de Kamers van Koop handel en Fabrieken zullen nl. aanvraagfor mulieren beschikbaar zijn, welke een snelle af doening van zaken door de A. N. I. C. zullen bevorderen. Voor den invoer van goederen, die van overzee worden aangevoerd, wordt op deze aanvraagformulieren machtiging tot adressee ring „aan de order van de A. N. I. C." en ver volgens een invoervergunning verleend. Hc-t is de taak van de belanghebbenden steeds tijdig zorg te dragen, dat zij in het bezit zijn van het A. N. I. C.-adres; de rest volgt dan van zelf. Voor den invoer over de landgrenzen ls afgezien van aanvraagformulieren en zullen namens de A. N. I. C. de Kamers van Koop handel en Fabrieken zonder nadere formali teiten, de consentgelden betaald zijnde, over gaan tot uitreiking van de vereischte vergun ningen. Het consentgeld is gesteld op niet meer dan 1 pro mille. Door de aangelegenheid op deze wijze te regelen, mag worden verwacht, dat handel en verkeer zoo min mogelijk be lemmering zullen ondervinden van de terzake ingevolge het arrangement getroffen maatre gelen. In denzelfden gedachtengang zijn vrij stellingen verleend voor goederen welke be stemd zijn voor persoonlijk gebruik, terwijl goederen welke vóór 8 April werden afgezon den, eveneens uitgezonderd zijn. Het andere Koninklijke Besluit regelt den uitvoer, zooals deze van Nederlandsche zijde is vastgesteld op grond van het met de Brit sche Regeering gepleegde overleg. Het uit gangspunt is tweeledig: 1) Voor een aantal producten, waaronder voornamelijk die vallen, welke overzee plegen te worden aangevoerd, zal geen dispensatie worden verleend voor den uitvoer naar één der belligerenten, welke het ook zij. Daarnaast zal voor een groote reeks van goederen wel een uitvoermogelijkheid naar de belli gerenten mogelijk zijn, zij het dat deze aan een voor alle belligeren ten gelijkelijk geldende limite, een percentage van een bepaald later jaar is gebonden. Deze regeling is relatief gunstig te achten voor onze landbouw-, veeteelt- en tuinbouw producten, die een niet onbelang rijke uitvoermogelijkheid naar de belligerenten behouden. 2) Als beginsel valt de handel met neutrale landen buiten het ar rangement, met uitzondering van een aantal landen in Europa, waar heen de uitvoer op dezelfde wijze zal worden gecontroleerd als ten aanzien van de belligerenten zal ge schieden. Voor alle landen zal evenwel dispensatie moeten worden aangevraagd van de uitvoerverbo den, die immers een algemeen ka rakter dragen. De niet-Europeesche landen vallen alle buiten het ar rangement. Ter uitvoering van het arrangement zal de Uitvoerverbodenwet 1914 nader worden toege past. Het desbetreffende Koninklijke Besluit, dat een dezer dagen zal worden gepubliceerd, bevat een herziening van de bestaande uit voerverboden, aangevuld met een aantal nieu we. De in de Wet op de Uitvoerverboden voor ziene dispensatie-mogelijkheid blijft van kracht. Ter verkrijging van uitvoervergunning dient men zich te wenden tot het Crisis Uitvoer Bu reau, resp., voor zoover het betreft monopolie producten, tot de desbetreffende monopolie houdsters (Centrales). Tenslotte vestigde de heer Lamping er nog de aandacht op, dat het arrangement niet re gelt het, bilaterale handelsverkeer tusschen Ne derland en Engeland in den zin van de Han delsovereenkomsten in vredestijd, doch slechts het raam uitmaakt van de aanvoer- en uit- voermogelfjkheden, waarbinnen met de ver schillende betrokken landen ingevolge de be staande of te sluiten handelsovereenkomst handel kan worden gedreven. BATAVIA, 5 April. (Aneta). Verschenen is het verslag van de Algemeene Rekenkamer over 1939. Hieruit blijkt, dat in dat jaar 389 geval len van onregelmatigheden in de landsadmini stratie ter kennis van de Rekenkamer zijn ge bracht. Van dit aantal waren 327 gevallen, die betrekking hadden op fraudes en 62 gevallen van andere onregelmatigheden. Voor zoover tot dusver bekend, bedraagt de schade, veroorzaakt door fraudes, 73.667 07 en die ten gevolge van andere oorzaken f 24.464.95. De hoogste fraude, voor zoover deze kon worden vastgesteld, ligt tusschen de 5000 en 10.000. In vergelijking met andere jaren toont de schade, welke door fraude aan het land is toe gebracht, een vermindering. Deze bedroeg n.l. in 1936 153.070, in 1937 116..957 en in 1938 111.140. De schade door andere oorzaken bedroeg in 1936 32.275, in 1937 29.836 en in 1938 40.465. Zooals reeds gemeld is Vrijdagmiddag te Rotterdam onder groote belangstelling het stoffelijk overschot van den bij het lucht-in- cident te Pernis verongelukten Canadeeschen onderofficier-vlieger J. E. Miller met militaire eer ter aarde besteld, daarbij onder meer ver gezeld door zijn geïnterneerde kameraden, die gekleed waren in de uniform van de Royal Air Force. Op het kerkhof hadden zich vele belangstel lenden verzameld. Wij merkten o.a. op den Britschen Luchtvaartattaché, A. Adams, den Britschen consul-generaal E. G. Gable, den zaakgelastigde van de Canadeesche handels delegatie K. P. Kirkwood, gedelegeerde van de Canadeesche handelsvertegenwoordiging W. G. Starb, den president van het Britsche Legioen, J. A. E. Langley en de leden van dit legioen mevrouw Sandorg, Gammon, Chapman en van Someren. Namens de Canadian Traffic Rail way was aanwezig captain C. Springett. Kolo nel P. W. Scharroo was aanwezig namens de Nederlandsche Militaire Autoriteiten. Tot de aanwezigen bdtajorde nog majoor H. M. Luteyn Bij het kerkhof aangekomen werd de baai- naar de kapel gebracht, waar zich het muziek corps van het depot genietroepen had opgesteld Onder het spelen van treurmuziek werd de gang naar de groeve aanvaard, waar de troe pen in carré werden opgesteld. Hier bracht het muziekcorps koraalmuziek ten gehoore, waarna de Schotsche dominee Mac Kay voorging in gebed. Onder de tonen van het Engelsche Volks lied daalde de kist in de groeve, waarna het vuurpeleton een salvo gaf. Tot slot dankte maj. A. Adams voor de be toonde belangstelling. Z.H. Exc. de Bisschop van 's-Hertogenbosch heeft benoemd tot Kanunnik van het Hoogw. Kapittel der Kathedrale Basiliek van St. Jan te 's-Hertogenbosch, tot deken van het deke naat Nijmegen en pastoor der parochie „H.An- tonius" te Nijmegen den hoogeerw. Mergel, heer dr. J. P. Chr. M. Teulings onder verleening van eervol ontslag als deken en pastoor te Beek-Ubbergen. Verder zijn benoemd: tot deken van het dekenaat en pastoor der parochie Beek-Ubbergen de zeereerw. heerJ.P. J. van Loon; tot secretaris van het bisdom 's-Hertogen bosch de weleerw. heer P. W. Th. Coolen, die kapelaan was te 's-Hertogenbosch (H. Petrus); tot pastoor te Hatert de zeereerw. heer A. P. W. van Thiel onder verleening van eervol ont slag als pastoor te Leuth; tot pastoor te Leuth de weleerw. heer G. A. Vermeer, die kapelaan was te Boxtel (H. Hart). Vrijdagmiddag is de Xema, de P.H.A.R.X., het eerste vliegtuig, dat de retourpostvlucht naar Lissabon heeft volbracht op Schiphol aangekomen. Het vliegtuig was Vrijdag ochtend om half zeven, Nederlandsche tijd, uit Lissabon vertrokken naar Oporto. Tegen negen uur vertrok het wederom van deze plaats en passeerde een uur later Kaap Finisterre. In drie uur tijd volbracht het den tocht over de Golf van Biseaye. Om vijf minuten over vier werd het gesigna leerd te Haamstede en om half vijf landde het op Schiphol. Voor deze gelegenheid hadden zich enkele genoodigden op het vliegveld verzameld, o.m. de Portugeesche gezant te Den Haag, Z.Exc. M. Francisco dos Santos Taveres, de Portu geesche consul te Amsterdam de heer J. de Sousa Cordeiro, de Portugeesche consul te Rotterdam, de heer J. de Lima Santos, de heer M. de Jong, consul van Portugal te Den Haag en de heer J. Voetelink, honorair consul te Am sterdam. Ook de heer Plesman, directeur van de K.L.M., was voor deze gelegenheid naar Schiphol gekomen. Behalve de bemanning, die bestond uit de heeren Parmentier, Van Balkom, Th. Bellum, marconist en R. Smit, werktuigkundige, bevond zich ook de heer H. Brinkhuis aan boord van de Xema. De heer Brinkhuis is gezagvoerder ,van de K.L.M. en is ongeveer drie en en halve maand te Lissabon gestationneerd geweest ter voorbereiding van den postdienst, die verbin ding geeft met de Clipper uit Amerika. Nadat het vliegtuig geland was, waarbij het door de aanwezigen met 'n hoeraatje was be groet, begaf men zich naar het restaurant, waar de heer Plesman een enkel woord richtte tot de bemanning om er zijn voldoening over uit te spreken, dat deze tocht zoo vlot is verloo pen. Deze nieuwe verbinding, die weliswaar al leen voor post bestemd is, kan men toch zien als een teeken van de goede verstandhouding tusschen Nederland en Portugal. Voorts deelde de heer Plesman mede, dat de verwachting be staat binnen niet al te langen tijd den tocht in vier a vijf uren te kunnen volbrengen. Ook de Portugeesche gezant richtte een enkel woord tot de aanwezigen en sprak er eveneens zijn voldoening over uit, dat deze dienst een ge tuigenis is van de goede verstandhouding, die bestaat tusschen Portugal en Nederland. Na afloop van deze zeer korte officieele plechtigheid hadden wij nog even gelegenheid den heer Parmentier naar zijn ervaringen te vragen. Veel bijzonderheden zijn er over dezen tocht niet te vertellen, aldus de gezagvoerder; de vlucht is zeer regelmatig verloopen en heeft, geheel volgens het opgezette schema, zeven uur en drie kwartier geduurd. De vlucht is be nut om proeven te nemen ten aanzien van de astronomische navigatie, proeven, welke zeer goed zijn geslaagd. Zoo kan deze dienst, die bijna geheel over water gevlogen wordt, een goede oefenschool zijn voor de piloten, als de K.L.M. zou besluiten een regelmatigen dienst op Paramaribo te openen. De ontvangst bij de aankomst na de eerste heenvlucht was allerhartelijkst. De Nederland sche gezant te Portugal was op het vliegveld van Lissabon aanwezig, evenals een aantal le den van de Nederlandsche kolonie. Bij deze gelegenheid heeft de Nederlandsche gezant na mens zijn regeering eenige onderscheidingen uitgereikt. Den volgenden dag werd aan de be manning een lunch aangeboden, waarbij ook de Portugeesche ministers van Koloniën en Handel aanzaten. De commissie van voorbereiding van den Jon gerendag der Katholieke Staatspartij, te houden in Delft, op Hemelvaartsdag 2 Mei, verzoekt ons opname van het volgende: Insiders op het terrein van de Jongerenbewe ging van de Kath. Staatspartij weten reeds wat met de aankondiging hierboven wordt be doeld. Daarmede wordt uitdrukking gegeven aan een streven en een ideaal, die door de besturen van de Jongerenafdeelingen aan hun leden in het verloop van de laatste en nog volgende weken, worden gegeven, en waaraan met alle kracht en met verschillende middelen zal worden ge arbeid. Een middel daartoe is de publicatie van de plannen en de oproep tot deelname, welke wij richten aan alle Kath. Jongeren (zoowel dames als heeren van 20 tot plm 35 jaar) via de ge waardeerde medewerking van de katholieke pers. Het initiatief van de Kath. JOngerenafdeeling Delft, dat de instemming mocht verwerven van het Partijbestuur, is in vele Jongerenafdeelingen met enthousiasme ontvangen, en door het voor bereidend Comité is bereids gewerkt, om de or ganisatie van den eersten Kath. jongerendag op Hemelvaartsdag, te houden in de groote zaal en de foyers "an Stads Doelen, tot een gebeur tenis te maken. Niet evenwel het verkrijgen van een één- daagsch enthousiasme is het doel. De Jongerendag van 2 Mei moet het uit gangspunt wórden van een vernieuwde activi teit in alle K.J.A.'s, het begin van een werkpro gramma in elke plaats, dat dienstbaar zal wor den aan de doelstelling van de Jongeren-bewe ging op politiek gebied. Juist nu door de mobilisatie het gevaar dreigt, dat de activiteit wordt lamgeslagen, moet een dergelijk evenement worden aangegrepen, om den band onder de Jongeren, zoo noodig, op nieuw te bevestigen en te verstevigen. Het woord „actie" moet weer een werkelijkheid worden in de Jongerenbeweging van de Kath. Staatspartij, vooral, nu in de allernaaste toe komst aan alle werkzaamheid en organisatie van dit Jongerencórps, door de inmiddels een feit geworden benoeming van 'n specialen Jongeren- commissaris, een duidelijke vorm zal worden gegeven. Dus: 2 Mei, een dag van saamhoorigheid. Een dag, welke het juiste politieke inzicht ver levendigt of bevestigt. Een dag, welke een blijvend verband legt tus schen jonge Katholieken, met gelijkgerichte idealen bezield. Een dag van gezond idealisme. Een dag van bewustwording, dat de Kath. Jongeren alleen door hun medewerking kunnen bijdragen tot het behoud van de groote geeste lijke en sociale goederen, door de thans oude ren na veel moeite en strijd verkregen. Een dag, welke een definitief „halt" moet be- teekenen voor alle vormen van extremisme on der de Jongeren. Een vruchtbare samenkomst dus. geen leeg gepraat en holle leuzen-parodieën, welke geen contact in de werkelijkheid vinden. Bovendien een programma, dat reëel is aan gepast (in den goeden zin) aan den geest van de Jongeren; een ongetwijfeld goede vereeni- niging van het nuttig-noodzakelijke met het aangename. Katholieke Jongeren al of niet in een K.J.A vereenigd! treedt aan! Nadere berichten vólgen nog, neemt er nota van! Vraagt inlichtingen bij Uw besturen of recht streeks aan het bureau van de Jongerendag, Zuidwa! 7. Delft, Tel. 2303. Vraagt het raam-affiche aan! Hemelvaartsdag Jongerendag onze dag! De ministers van Economische Zaken, van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en van Sociale Zaken, hebben een natuur beschermingsbeschikking getroffen. Wij ont- leenen daaraan het volgende: De onder de voornoemde ministers ressor- teerende diensten voeren geen cultuurtech nische werken uit en verleenen bij de tot standkoming van zoodanige werken geen huif), in welken vorm ook, dan nadat door of van- wege de ministers van Economische Zaken en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is verklaard, dat daartegen uit het oogpunt van natuurbescherming en landschapsschoon geen bezwaar bestaat. Voor zoover de ministers zich het nemen van een beslissing met betrekking tot een bepaald werk of bepaalde onroerende goederen niet uit drukkelijk hebben voorbehouden, zijn de di recteur van het staatsboschbeheer en de hout vesters van dezen dienst ieder voor zijn ambtsgebied bevoegd namens den minister de hierboven bedoelde verklaring af te leggen. Indien de houtvester ernstig twijfelt, stelt hij de zaak in handen van den directeur van het staatsboschbeheer; indien deze meent op grond van ernstigen twijfel de verklaring niet te kunnen afleggen, stelt hij de zaak in handen van de ministers. De bij dezelfde beschikking benoemde cen trale commissie voor natuurbescherming heeft tot taak de ministers bij te staan bij de uit voering van deze beschikking en hen daar omtrent desgevraagd of eigener beweging van raad te dienen. De dienst van het staatsboschbeheer staat de centrale commissie bij de vervulling van haar taak terzijde. Indien de ministers van oordeel zijn, dat bij een verklaring, als bovenbedoeld, de belangen van de natuurbescherming en het landschaps schoon in belangrijke -mate zijn betrokken, ver zoeken zij de centrale commissie hen binnen een bepaalden termijn van raad te dienen. De ministers nemen geen beslissing alvorens het advies der centrale commissie hen heeft bereikt. In de centrale commissie voor natuurbescher ming zijn benoemd tot lid en voorzitter; mr. dr. E. J. Beumer, voorzitter van de contact commissie inzake natuurbescherming; leden: J. C. van Beek, lid van Gedeputeerde Stater- van Noordbrabant te Deurne; prof. dr. G. A. van Poelje, secretaris-generaal van het depar- tegent van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen; mr. P. G. van Tienhoven, voorzitter van de vereeniging tot behoud van natuurmo numenten in Nederland; Meyer de Vries, hoofd der afdeeling werkverruiming van het depar tement van Sociale Zaken; lid en secretaris: mr. J. A. M. Pott, referendaris, hoofd van de zesde afdeeling van de directie van den land bouw. Naar wij vernemen, ligt het in de bedoeling, de ondernemingen, welke zijn ingeschreven bij de sectie zeep van het rijksbureau voor chemi sche producten, van 1 Mei af geheel vrij te laten in de door hen te verkoopen, af te leve ren of in eigen bedrijf te gebruiken hoeveel heden zeep. De thans bestaande quoteering van den af zet komt dan dus te vervallen. Mocht het in de toekomst noodzakelijk blij ken, opnieuw tot quoteering over te gaan, dan zal de periode van 1 September 1938 tot 1 Sep tember 1939 wede*.als basisperiode gelden. oven het recht op eigendom gaat het recht op laven en beide rech ten liggen verankerd in de natuurwet Het verhoor van veldwachter Van den Hoef werd voortgezet. De verdediger vervolgt zijn reeks vragen. Toen het schot viel had de veldwacnter zijn zaklantaarn laten vallen. Hij had haar nog op geraapt. Verdediger: Belichtte U de vluchtende stroo- pers niet? Neen, dat had de veldwachter niet gedaan Direct na het schot was ook het licht van de lichtbak verdwenen. Verdediger: Dus toen was het pikdonker. En hebt U toen toch nog kunnen zien wat ver dachte deed? Getuige: Verd. bleef nog even staan, de kleinste, die de lichtbak droeg, ging er van door. Verdediger: En u zag nog, dat verd. zijn pet over de oogen trok? Ja, dat had de veldwachter ook nog kunnen waarnemen. Verdediger: Waarom bleef verd. met gericht geweer staan, nadat het schot gevallen was? Veldwachter: Ik denk, dat hij bang was. Verdediger: U had toch uw revolver niet in de hand. Veldwachter: Neen, ik riep om hulp. Verdediger: Nu, dan is het onverklaarbaar, dat, u denkt, dat verd. uit angst bleef staan. Pres.: Iemand die om hulp roept kan ook wel schieten. Getuige vertelt dan nog, dat verd. met het geweer in aanslag achteruitliep en hurkte in een greppel, die een meter of zestien verder was. Verdediger: U kon dus zien wat hij deed, maar u kon hem niet herkennen. U denkt, dat de strooper u wilde dooden, maar is het dan niet vreemd, dat verd. geen tweede schot los te, toen hij op anderhalven meter afstand van u stond? Bovendien raakte hij u in den arm en niet op een gevaarlijker plaats. Terwijl hij vlak bij u srtond. Dat wijst toch niet op opzet! Getuige blijft er bij, dat verd. het geweer aan den schouder bracht en op hem mikte. Verdediger: Dat moet dan wel bliksemsnel zijn gebeurd. U liep op een draf achter de stroopers aan en op 5 M. afstand riep u, ter wijl u hard liep: „Halt, politie." Het verhoor van den veldwachter is ten ein de en de president concludeert, dat de getui ge volhoudt, dat verdachte zich omkeerde, het geweer aan den schouder bracht, richtte en vuurde, daarbij mikkende op de borst van den veldwachter. Vervolgens trok verd. zich terug, het geweer in aanslag.... Ja, zegt de veldwachter, zoo is het gebeurd. Onmogelijk, dat hij dat gezien heeft, roept verdachte. Ten eerste heb ik het niet gedaan, is het niet zoo gebeurd en ten tweede was het pik- en pikdonker; gelukkig is het heel anders gebeurd. En zich richtende tot den vela- wachter daar ben ik dankbaar voor, want was hej; gebeurd zooals u zegt, zoudt u docd zijn geweest. Dan had ik hier als moordenaar gestaan Pres. (tot verd.): Dus u blijft er bij, dat het geweer bij ongeluk is afgegaan toen u zoo schrok van den veldwachter. Demonstreert u het eens. Op een tafeltje liggen eenige looden poppe tjes en de verdachte stelt de figuurtjes op. Een miniatuur reconstructie, die geen verandering in de verklaringen van verdachte of hoofdge tuige brengt over de wijze, waarop de stroo pers liepen ten opzichte van elkaar. De tweede getuige, die door den verdediger met vragen wordt bekogeld, is de baas van verd., de man, die dien nacht de lichtbak droeg. Hij blijft bij zijn reeds afgelegde verkla ringen. De zitting wordt dan geschorst tot 26 April as. 1 April is benoemd in vasten dienst tot in genieur der genie ir. J. A. Bouvy en ir. E. A. H. van Trigt. Toegekend de aan de orde van Oran.ie-Nas- sau verbonden eere-medaille, in brons, aan T. Boon, boekbinder bij de N.V. Esveha voorheen Ph. Simons en Co., te 's-Gravenhage. Aan de volgende personen is verlof verleend tot het aannemen van de achter hun namen vermelde vreemde ordeteekenen, te weten: H. F. Eschauzier, gezantschapssecretaris aan Hr. MS. gezantschap te Rio de Janeiro, het rid derkruis der orde van het Zuiderkruis van Brazilië; mej. E. W. G. Sunderman, secretares se ter kanselarij van Hr. Ms. gezantschap te Brussel, de gouden medaille der Kroonorde van België; J. H. H. G. Reyners, bode aan Hr. Ms. gezantschap te Brussel, de zilveren medaille der Kroonorde van België; professor dr H. B. J. Florin, hoogleeraar aan de universiteit te Leuven, wonende te Kessel-Loo, het ridder kruis der Leopoldsorde van België: jonkheer J. van Vredenburch, te Kapellen (België), het officierskruis der orde van Verdienste voor den Landbouw („Mérite Agricole") van Frankrijk. Aan S. E. van Praag, te Brussel, is verlof ver leend tot het aannemen van de benoeming tot, „Officier d'Académie" van Frankrijk. Op verzoek is eervol ontslag verleend aan ir. J. Canters te Arnhem als rijkshoofdinspecteur van het verkeer, met dank. Benoemd tot rijksinspecteur van het ver keer mr. G. M. J. Henket, ter standplaats Am- hem en ir. P. A. C. du Pui, ter standplaats 's-Hertogenbosch, beiden thans adjunct-rijks- inspecteur van het verkeer. 13 (Nadruk verboden) Zeker, Carroll was een succesvol schrijver. ^aa r Anne's instinct zei haar, dat zijn succes n dat vak niet opwoog tegen zijn mislukkingen h hetgeen haar tot nu toe onbekend was. Toen hij den volgenden avond met een arm- '°1 boeken binnenkwam, waren beiden zich be- JJ'Ust van een lichte, maar toch merkbare terug houdendheid, die er tusschen hen ontstaan was En na een poosje zei Carroll: Verbeeld ik het mij, of doen we alleen maar ?"on beetje aan converseeren, in plaats van, °als gewoonlijk, van gedachten te wisselen?" Zij lachte en bloosde licht. „Als het verbeelding is, heeft diezelfde ver gelding mij ook getroffen," antwoordde zij. „Ah, ik dacht het al!" zei hij, terwijl hij voor zichtig de asch van zijn sigaret tikte. „Welnu ben benieuwd waarom." Toen voegde hij er aan toe: „Zal ik het eens zeggen?" „Ja," antwoordde zij na een pauze, „als u het *eet," Hij sprak niet onmiddellijk, maar leunde met halfgesloten oogen in zijn stoel terug. Toen zei hij: „Ik vrees, dat u een afkeurend oordeel hebt moeten aanhooren in verband met onze mag ik zeggen vriendschap, of moet ik zeggen ken nismaking?" „Ik houd meer van het eerste woord," zei ze met een flauwen glimlach. Hü boog zwijgend, en ging direct weer verder. „Heb ik gelijk, of niet?" „In zekeren zin ja. En in zekeren zin niet," gaf Anne toe. „Aha! U bedoelt, dat de basis van onze vriendschap verkeerd werd of wordt beoor deeld?" „Iets dergelijks." En zij lachte onzeker. „Maar hoe wist u dat?" „Dat is niet zoo'n moeilijk probleem. Het is vreemd, dat zelfs tegenwoordig, nu er zoo veel vrijheid wordt toegestaan voor gewene vriend schap tusschen de sexen, zoo nu en dan me vrouw Grundy 1) haar slonsige hoofd op moet steken en rond bazuinen, dat zij al weer een poel van verderf heeft gevonden. Die mevrouw Grundy van u, is, juist op het oogenblik, dub bel vertegenwoordigd, geloof ik en wel door onze hooggeachte en vrome mevrouw Hargrave, en de aardige, luchthartige moeder van onze kleine vriendin Elfie." „Mevrouw Hargrave kan mij niet schelen," zei Anne, en trok een grimas. „Maar Frances Charteris mag ik werkelijk heel graag en „U bent erg doorzichtig," antwoordde hij langzaam. „Daar moet ik dus uit opmaken, dat het mevrouw Charteris is, aan wie ik onze ver anderde verhouding tot elkaar heb te danken? U was gisteravond bij haar, niet?" „Hoe weet u dat?" „Omdat ik u uit haar flat zag komen." „O, ik wist niet, dat ik bespionneerd werd," was het antwoord. „Dat is een tamelijk ongerechtvaardigde op merking, juffrouw Stafford. Ik had niet de be doeling, u te bespionneeren. Ik kwam de trap op, en kon niet voorkomen, dat ik u zag." „Kijk niet zoo nijdig. Ik maakte toch maar een grap," zei Anne. „Heusch, het kan me heelemaal niet schelen, om bespionneerd te worden." „En evenmin doe ik aan spionneeren," ant woordde Carroll. „En ik vind het geen woord, dat tusschen vrienden gebruikt moet wor den." Anne keek hem aan met ernstigen mond, maar met dansende oogen. „Weet u," zei ze, „ik ben er bijna zeker van, dat u een lastig humeur hebt, ofschoon u het tot dusver prachtig hebt weten te verbergen. Toen viel er een stilte. „Gaan we soms twisten?" vroeg Anne plotse ling. „Het begint er al wat op te lijken," was het korte antwoord. „Wat zou mevrouw Hargrave dat prettig vin den, als zij het wist!" mompelde Anne, terwijl zij een draad door het oog van een naald trok. Half toornig keek Carroll haar aan. „U benteen koud, klein ding," zei hij, een nieuwe sigaret aanstekend. „Ik geloof, dat het u volkomen onverschillig zou laten, of onze vriendschap vanavond een einde neemt of niet:" „Neen," antwoordde zij vastberaden. „U hebt 1) Mevrouw Grundy is in Engeland een le gendarische figuur, de personificatie van laster en achterklap, van kwaadsprekerij en kwaad denkendheid. het glad mis. Ik zou u erg missen, als u nu uit mijn leven zou verdwijnen." Hij boog even naar haar toe. „Is dat zoo, Anne?" vroeg hij: „Is dat werke lijk zoo?" Zijn stem was misschien een tikje minder vast dan gewoonlijk. Haar kleur werd iets donkerder, toen zij haar heldere, open oogen op hem richtte. „Ja," antwoordde zij rustig. „Ik vertelde u, dat ik niet makkelijk vrienden maak. Met u was het heel anders, In veel opzichten herinnert u mij aan mijn broer Jim." Carrol zweeg een paar seconden. Toen zei hij „Ik ben benieuwd, of u er eenig idee van hebt, wat een verandering onze vriendschap in mijn leven heeft gebracht, Anne? Vind u het onaan genaam dat ik u bij uw naam noem Anne?" „Neen dat vind ik niet onaangenaam." Dat vond ze werkelijk niet. Integendeel, zij vond, dat haar naam nog nooit zoo lief geklon ken had. Maar het was natuurlijk niet haar be doeling, dat hij dit zou weten. „Mag ik u dan altijd Anne noemen? „Als het u genoegen doet." „Het is een lieve, leuke kleine naam," ging hij droomerig verder. „En hij past zoo goed bij je, Anne! Is onze vriendschap dus ongeschokt?" voegde hij er aan toe. „Mag ik, in weerwil van mevrouw Grundy, het symbool der kwaadsprekerij en van haar slaafsche volgelingen, je komen opzoeken, als ik er zin in heb? Mag ik je boeken en kranten ko men brengen? Gaan we zoo nu en dan eens wandelen in Kensington Gardens, zooals giste- rén?" „Ik geloof, dat we onze plannen ongewijzigd kunnen laten," antwoordde zij; en haar stem had iets vroolijks, waarvan zij zich niet bewust was. „Het is wel vreemd," zei Carroll na een stilte, „dat mevrouw Hargrave, die volgens mijn werkster, de voorbeeldige juffrouw Watkins een „erg vroom-pratende dame" is, de oude babbelkous en onheilstichtster moet zijn, die zij blijkbaar is. Ons vriendinnetje, Elfie Charteris is erg vindingrijk in het bedenken van bena mingen in verband met de eigenaardige karak tereigenschappen van de „vroom-pratende dame." „Mevrouw Hargrave is gewoon een van de verfoeilijkste vrouwen, die ik ooit in mijn leven ontmoet heb," merkte Anne vastberaden en boos op. „Mevrouw Hargrave is het soort vrouw, die iedereen wil zien sterven of verdrinken, die onzen lieven Heer niet dient op haar bijzondere manier. Zij wil alles en allen „verbeteren", maar ze vergeet met zichzelf te beginnen. Zij moet een vreeselijk iemand zijn, om tot moeder te hebben." moeder zou kiezen," antwoordde hij met een korten, vreemden glimlach. „Of voor vader," lachte Anne. „Tusschen haakjes, je had het over je werkster,'juffrouw Watkins. Ik heb haar kort geleden ook geno men. Mijn vorige werkster is getrouwd met een garagehouder, en is in betrekkelijken welstand naar Batersea verhuisd. Maar wat ik wilde zeg gen is, dat juffrouw Watkins volgens mij een behoorlijk aantal eigenschappen bezit voor het moederschap. Zij heeft den moederblik in haar oogen. En toch, arme ziel, heeft ze vijf kinde ren gehad en ze zijn allemaal gestorven, toen ze nog maar babies waren!" „Ach! Zij heeft mij nooit zoo in vertrouwen genomen." zei Carroll. „Zoo nu en dan moest ik haar woordenstroom beteugelen, daar ik niet veel belang stelde in haar gebabbel over wat zij haar werkhuizen noemt." „Zij vindt, dat je een heel intelligente heer bent," merkte Anne ernstig op. „Ook, dat je bij tijden zoo stuursch kijkt. Ik vind juffrouw Watkins een type. Ik vind eindelooze kopy in haar. Ik ben bang, dat ik haar gebabbel met opzet aanmoedig. Zij houdt er beslist origineele denkbeelden op na." „Wanneer ga je weer aan het werk?" vroeg Carroll, een paar minuten later. „Ik weet het niet. Soms denk ik, nooit. Het lijkt wel, of ik geen enkel behoorlijk idee heb. Ik ben ontmoedigd over mijn werk. geloof ik." En terwijl zij sprak, zuchtte zij ongeduldig. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 3