Neder I.—Britsch arrangement
B
EIGENWIJZE
Anne
De „Xema" terug
Opzet of ongeluk
DE A.N.I.C. TREEDT IN
WERKING
7
geslaagde proefvaart
Kerkelijk leven
ZATERDAG 6 APRIL 1940
Goederenaanvoer van overzee zal
worden vergemakkelijkt
STAD ALKMAAR"
De aanvoer van overzee
De uitvoer
Landsadministratie
in Indië
389 gevallen van onregelmatig
heden
Vlieger van de R.A.F.
begraven
Kanunnik dr. Teulings
deken van Nijmegen
Secretaris Van Loon deken van
Beek-U bbergen
Eerste retourvlucht naar Lissabon
regelmatig verloopen
KATHOLIEKE JONGERENDAG
TE DELFT
Bescherming van de
natuur
Cultuurtechnische werken slechts
na ministerieele goedkeuring
Ontheffing beperkingen afzet
van zeep
Verdere behandeling van
het stroopersdrama
te Waddinxveen
UIT DE STAATSCOURANT
Genie
Onderscheidingen
V erkeersinspectie
&OOR
CURTIS YORKE
„Er zijn zoo weinig menschen, die men voor
t
Binnen enkele dagen zal een tus
schen Nederland en Groot-Brittannië
tot stand gekomen arrangement be
treffende de contrabande-controle
in werking worden gesteld. Dit arran
gement is het resultaat van de lang
durige onderhandelingen welke van
af eind September te Londen werden
gevoerd door een Engelsche delega
tie onder leiding van Sir Frederick
Leith-Ross en Mr. Villiers en een
Nederlandsche delegatie onder la
ding van den heer Lamping.
De op 21 "Maart geparafeerde
regeling 'maakt grootendeels een
einde aan vele moeilijkheden welke
in verband met den goederenaan-
voer van overzee gerezen zijn, want
door een tweetal Koninklijke Be
sluiten zal de Algemeene Neder
landsche Invoer Centrale, welke tot
nu toe slechts een passief bestaan
leidde, de haar toegewezen taak ten
gunste van onzen zoo zeer belem
merden handel en industrie kunnen
beginnen.
Reeds spoedig na het uitbreken van den
Oorlog werd de noodzaak gevoeld met de ver
schillende landen, waarmede wij een belang-
jtik handelsverkeer in stand houden, overleg
e plegen om de handelsbetrekkingen aan te
Passen aan de zoo zeer gewijzigde omstandig
heden.
Wat nu onze verhouding tot Engeland be
seft, hier bleek het gewenscht tot een regeling
Je komen over de toepassing van het contra
bande-systeem. Twee problemen toch lagen in
het bijzonder der Nederlandsche regeering na
aan het hart; de aanvoer van overzee en de
Scheepvaart.
Een zooveel mogelijk onbelemmerde aanvoer
b noodig niet alleen voor onze voedselvoorzie
ning, maar ook om het onze industrie moge-
Uk te maken te blijven werken: voor binnen-
andsche behoeften maar ook voor den onont-
hcerlijken export.
Het ondervinden van moeilijkheden bij den
aanvoer heeft natuurlijk zijn onmiddellijke re-
Percussie op de scheepvaart. De moeilijkheden,
JJaarvoor wij ons geplaatst vonden, behoeven
hier niet in herinnering te worden gebracht.
Reeds kort na het uitbreken van 'den oorlog
berden onze schepen bij de controle-stations
aangehouden voor onderzoek op contrabande.
Het aantal aangehouden schepen steeg met den
°ag, de overligtijd leverde, naast groote kosten
ernstige bezwaren van velerlei aard op en niet
•hinder zwaar begon de onzekerheid op den
handel te drukken, die herhaaldelijk zijn goe
deren door de oorlogvoerenden in beslag zag
Penomen. Men ziet dat een regeling met de
Engelsche regeering alleszins gewenscht was.
Nu die regeling na vele moeilijkheden tot
stand is gekomen, heeft de leider van de
Nederlandsche delegatie, de heer A. Th.
Lamping, ons in een persconferentie het een
en ander over de gemaakte afspraken mede
gedeeld.
Het arrangement moet eigenlijk worden
beschouwd als de consolidatie van de si
tuatie, zooals deze gedurende de onderhan
delingen is geregeld en is er op gericht de
moeilijkheden en bezwaren voor beide par
tijen voortspruitende uit den oorlog zoo
veel mogelijk te verminderen.
L>it geldt voor wat Nederland betreft vooral
"e wijze, waarop de aanvoer is geregeld. De
'hans getroffen regeling is er op gericht dezen
J**) ongestoord mogelijk te doen verloopen en
het oponthoud van de schepen zooveel moge-
'ik te bekorten door een vergemakkelijking van
het onderzoek op contrabande.
Het behoeft geen betoog, dat een zoodanige
egeling niet kan werken zonder dat van Ne
derlandsche zijde maatregelen worden getrof
fen, die belichaamd zijn in een tweetal Konink-
Vrijdagmiddag heeft het op de werf der N.V.
Wilton Feijenoord voor rekening van den Hal-
cvonlijn N.V. te Rotterdam gebouwde s.s. „Stad
hikmaar" met goed gevolg proefgevaren, waar-
ha de reederij het schip heeft overgenomen.
Het ss. „Stad Alkmaar" is gebouwd volgens
dc hoogste klasse van Lloyds. Het meet 10.000
°n. De hoofdafmetingen bedragen 435 voet,
5(hfi voet en 29 voet.
N.v. Werkspoor te Amsterdam leverde de
"riPel expansiemotor, waarmede het schip is
hiteerust. Voor de stoomlevering dienen drie
Jjchotsche ketels. Het machinevermogen be
draagt 2700 i.p.k.
lijke Besluiten, welke in de Staatscourant van
gisteren zijn gepubliceerd.
Het eene Koninklijke Besluit noemt verschil
lende goederen, waarvan de Invoer verboden
is, tenzij vergunning is verleend door de Alge
meene Nederlandsche Invoer Centrale (A.N.I.C.)
voor de aan dit lichaam geadresseerde goede
ren. Deze regeling berust op de Invoernood-
wet, welke met het oog op den oorlogstoestand
werd tot stand gebracht ter verzekering van
den voor ons land onontbeerlijken aanvoer.
Door deze maatregelen ontvangen de impor
teurs en de scheepvaart waarborgen, dat goe
deren op deze wijze behandeld, zonder moei
lijkheden de Britsche controleposten kunnen
passeeren. Dit is een voordeel. Tot nu toe kon
een gemakkelijke aanvoer immers alleen wor
den bereikt door het afleggen van de bekende
verklaringen voor de Britsche consulaire amb
tenaren en het behoeft geen betoog, dat hier
aan heel wat bezwaren verbonden waren.
Het afleggen van deze verklaringen zal
nu voor de aan de A. N. I. C. geadresseer
de goederen, waarvoor toestemming tot
invoer is gegeven, niet meer noodig zijn.
Hetzelfde geldt voor den aanvoer van goe
deren, die zonder de tusschenkomst van de
A. N. I. C. zullen worden aangevoerd, dit
z\jn dus alle goederen, die niet in het Ko
ninklijk Besluit zijn genoemd. Zij zijn te
beschouwen als „vrije" goederen. Uiteraard
voorziet het arrangement met Engeland
voor deze goederen ook faciliteiten inzake
het contrabande-onderzoek.
Het is zeer zeker toe te juichen, dat men
ermede rekening heeft gehouden, dat deze
grootere zekerheid voor den aanvoer niet door
te vele of te tijdroovende formaliteiten aan ef
fect zal inboeten. Bij de Kamers van Koop
handel en Fabrieken zullen nl. aanvraagfor
mulieren beschikbaar zijn, welke een snelle af
doening van zaken door de A. N. I. C. zullen
bevorderen. Voor den invoer van goederen, die
van overzee worden aangevoerd, wordt op deze
aanvraagformulieren machtiging tot adressee
ring „aan de order van de A. N. I. C." en ver
volgens een invoervergunning verleend. Hc-t is
de taak van de belanghebbenden steeds tijdig
zorg te dragen, dat zij in het bezit zijn van
het A. N. I. C.-adres; de rest volgt dan van
zelf. Voor den invoer over de landgrenzen ls
afgezien van aanvraagformulieren en zullen
namens de A. N. I. C. de Kamers van Koop
handel en Fabrieken zonder nadere formali
teiten, de consentgelden betaald zijnde, over
gaan tot uitreiking van de vereischte vergun
ningen. Het consentgeld is gesteld op niet meer
dan 1 pro mille. Door de aangelegenheid op
deze wijze te regelen, mag worden verwacht,
dat handel en verkeer zoo min mogelijk be
lemmering zullen ondervinden van de terzake
ingevolge het arrangement getroffen maatre
gelen. In denzelfden gedachtengang zijn vrij
stellingen verleend voor goederen welke be
stemd zijn voor persoonlijk gebruik, terwijl
goederen welke vóór 8 April werden afgezon
den, eveneens uitgezonderd zijn.
Het andere Koninklijke Besluit regelt den
uitvoer, zooals deze van Nederlandsche zijde
is vastgesteld op grond van het met de Brit
sche Regeering gepleegde overleg. Het uit
gangspunt is tweeledig:
1) Voor een aantal producten,
waaronder voornamelijk die vallen,
welke overzee plegen te worden
aangevoerd, zal geen dispensatie
worden verleend voor den uitvoer
naar één der belligerenten, welke
het ook zij. Daarnaast zal voor een
groote reeks van goederen wel een
uitvoermogelijkheid naar de belli
gerenten mogelijk zijn, zij het dat
deze aan een voor alle belligeren
ten gelijkelijk geldende limite, een
percentage van een bepaald later
jaar is gebonden. Deze regeling is
relatief gunstig te achten voor onze
landbouw-, veeteelt- en tuinbouw
producten, die een niet onbelang
rijke uitvoermogelijkheid naar de
belligerenten behouden.
2) Als beginsel valt de handel
met neutrale landen buiten het ar
rangement, met uitzondering van
een aantal landen in Europa, waar
heen de uitvoer op dezelfde wijze
zal worden gecontroleerd als ten
aanzien van de belligerenten zal ge
schieden. Voor alle landen zal
evenwel dispensatie moeten worden
aangevraagd van de uitvoerverbo
den, die immers een algemeen ka
rakter dragen. De niet-Europeesche
landen vallen alle buiten het ar
rangement.
Ter uitvoering van het arrangement zal de
Uitvoerverbodenwet 1914 nader worden toege
past. Het desbetreffende Koninklijke Besluit,
dat een dezer dagen zal worden gepubliceerd,
bevat een herziening van de bestaande uit
voerverboden, aangevuld met een aantal nieu
we. De in de Wet op de Uitvoerverboden voor
ziene dispensatie-mogelijkheid blijft van kracht.
Ter verkrijging van uitvoervergunning dient
men zich te wenden tot het Crisis Uitvoer Bu
reau, resp., voor zoover het betreft monopolie
producten, tot de desbetreffende monopolie
houdsters (Centrales).
Tenslotte vestigde de heer Lamping er nog
de aandacht op, dat het arrangement niet re
gelt het, bilaterale handelsverkeer tusschen Ne
derland en Engeland in den zin van de Han
delsovereenkomsten in vredestijd, doch slechts
het raam uitmaakt van de aanvoer- en uit-
voermogelfjkheden, waarbinnen met de ver
schillende betrokken landen ingevolge de be
staande of te sluiten handelsovereenkomst
handel kan worden gedreven.
BATAVIA, 5 April. (Aneta). Verschenen is het
verslag van de Algemeene Rekenkamer over
1939. Hieruit blijkt, dat in dat jaar 389 geval
len van onregelmatigheden in de landsadmini
stratie ter kennis van de Rekenkamer zijn ge
bracht. Van dit aantal waren 327 gevallen, die
betrekking hadden op fraudes en 62 gevallen
van andere onregelmatigheden.
Voor zoover tot dusver bekend, bedraagt de
schade, veroorzaakt door fraudes, 73.667 07
en die ten gevolge van andere oorzaken
f 24.464.95. De hoogste fraude, voor zoover deze
kon worden vastgesteld, ligt tusschen de 5000
en 10.000.
In vergelijking met andere jaren toont de
schade, welke door fraude aan het land is toe
gebracht, een vermindering. Deze bedroeg n.l.
in 1936 153.070, in 1937 116..957 en in 1938
111.140. De schade door andere oorzaken
bedroeg in 1936 32.275, in 1937 29.836 en
in 1938 40.465.
Zooals reeds gemeld is Vrijdagmiddag te
Rotterdam onder groote belangstelling het
stoffelijk overschot van den bij het lucht-in-
cident te Pernis verongelukten Canadeeschen
onderofficier-vlieger J. E. Miller met militaire
eer ter aarde besteld, daarbij onder meer ver
gezeld door zijn geïnterneerde kameraden, die
gekleed waren in de uniform van de Royal Air
Force.
Op het kerkhof hadden zich vele belangstel
lenden verzameld. Wij merkten o.a. op den
Britschen Luchtvaartattaché, A. Adams, den
Britschen consul-generaal E. G. Gable, den
zaakgelastigde van de Canadeesche handels
delegatie K. P. Kirkwood, gedelegeerde van de
Canadeesche handelsvertegenwoordiging W. G.
Starb, den president van het Britsche Legioen,
J. A. E. Langley en de leden van dit legioen
mevrouw Sandorg, Gammon, Chapman en van
Someren. Namens de Canadian Traffic Rail
way was aanwezig captain C. Springett. Kolo
nel P. W. Scharroo was aanwezig namens de
Nederlandsche Militaire Autoriteiten. Tot de
aanwezigen bdtajorde nog majoor H. M. Luteyn
Bij het kerkhof aangekomen werd de baai-
naar de kapel gebracht, waar zich het muziek
corps van het depot genietroepen had opgesteld
Onder het spelen van treurmuziek werd de
gang naar de groeve aanvaard, waar de troe
pen in carré werden opgesteld. Hier bracht het
muziekcorps koraalmuziek ten gehoore, waarna
de Schotsche dominee Mac Kay voorging in
gebed. Onder de tonen van het Engelsche Volks
lied daalde de kist in de groeve, waarna het
vuurpeleton een salvo gaf.
Tot slot dankte maj. A. Adams voor de be
toonde belangstelling.
Z.H. Exc. de Bisschop van 's-Hertogenbosch
heeft benoemd tot Kanunnik van het Hoogw.
Kapittel der Kathedrale Basiliek van St. Jan
te 's-Hertogenbosch, tot deken van het deke
naat Nijmegen en pastoor der parochie „H.An-
tonius" te Nijmegen den hoogeerw. Mergel, heer
dr. J. P. Chr. M. Teulings onder verleening
van eervol ontslag als deken en pastoor te
Beek-Ubbergen.
Verder zijn benoemd:
tot deken van het dekenaat en pastoor der
parochie Beek-Ubbergen de zeereerw. heerJ.P.
J. van Loon;
tot secretaris van het bisdom 's-Hertogen
bosch de weleerw. heer P. W. Th. Coolen, die
kapelaan was te 's-Hertogenbosch (H. Petrus);
tot pastoor te Hatert de zeereerw. heer A. P.
W. van Thiel onder verleening van eervol ont
slag als pastoor te Leuth;
tot pastoor te Leuth de weleerw. heer G. A.
Vermeer, die kapelaan was te Boxtel (H. Hart).
Vrijdagmiddag is de Xema, de P.H.A.R.X.,
het eerste vliegtuig, dat de retourpostvlucht
naar Lissabon heeft volbracht op Schiphol
aangekomen. Het vliegtuig was Vrijdag
ochtend om half zeven, Nederlandsche tijd,
uit Lissabon vertrokken naar Oporto. Tegen
negen uur vertrok het wederom van deze
plaats en passeerde een uur later Kaap
Finisterre. In drie uur tijd volbracht het
den tocht over de Golf van Biseaye. Om
vijf minuten over vier werd het gesigna
leerd te Haamstede en om half vijf landde
het op Schiphol.
Voor deze gelegenheid hadden zich enkele
genoodigden op het vliegveld verzameld, o.m.
de Portugeesche gezant te Den Haag, Z.Exc.
M. Francisco dos Santos Taveres, de Portu
geesche consul te Amsterdam de heer J. de
Sousa Cordeiro, de Portugeesche consul te
Rotterdam, de heer J. de Lima Santos, de heer
M. de Jong, consul van Portugal te Den Haag
en de heer J. Voetelink, honorair consul te Am
sterdam. Ook de heer Plesman, directeur van
de K.L.M., was voor deze gelegenheid naar
Schiphol gekomen.
Behalve de bemanning, die bestond uit de
heeren Parmentier, Van Balkom, Th. Bellum,
marconist en R. Smit, werktuigkundige, bevond
zich ook de heer H. Brinkhuis aan boord van
de Xema. De heer Brinkhuis is gezagvoerder
,van de K.L.M. en is ongeveer drie en en halve
maand te Lissabon gestationneerd geweest ter
voorbereiding van den postdienst, die verbin
ding geeft met de Clipper uit Amerika.
Nadat het vliegtuig geland was, waarbij het
door de aanwezigen met 'n hoeraatje was be
groet, begaf men zich naar het restaurant, waar
de heer Plesman een enkel woord richtte tot
de bemanning om er zijn voldoening over uit
te spreken, dat deze tocht zoo vlot is verloo
pen. Deze nieuwe verbinding, die weliswaar al
leen voor post bestemd is, kan men toch zien
als een teeken van de goede verstandhouding
tusschen Nederland en Portugal. Voorts deelde
de heer Plesman mede, dat de verwachting be
staat binnen niet al te langen tijd den tocht
in vier a vijf uren te kunnen volbrengen. Ook
de Portugeesche gezant richtte een enkel woord
tot de aanwezigen en sprak er eveneens zijn
voldoening over uit, dat deze dienst een ge
tuigenis is van de goede verstandhouding, die
bestaat tusschen Portugal en Nederland.
Na afloop van deze zeer korte officieele
plechtigheid hadden wij nog even gelegenheid
den heer Parmentier naar zijn ervaringen te
vragen. Veel bijzonderheden zijn er over dezen
tocht niet te vertellen, aldus de gezagvoerder;
de vlucht is zeer regelmatig verloopen en heeft,
geheel volgens het opgezette schema, zeven
uur en drie kwartier geduurd. De vlucht is be
nut om proeven te nemen ten aanzien van de
astronomische navigatie, proeven, welke zeer
goed zijn geslaagd. Zoo kan deze dienst, die
bijna geheel over water gevlogen wordt, een
goede oefenschool zijn voor de piloten, als de
K.L.M. zou besluiten een regelmatigen dienst op
Paramaribo te openen.
De ontvangst bij de aankomst na de eerste
heenvlucht was allerhartelijkst. De Nederland
sche gezant te Portugal was op het vliegveld
van Lissabon aanwezig, evenals een aantal le
den van de Nederlandsche kolonie. Bij deze
gelegenheid heeft de Nederlandsche gezant na
mens zijn regeering eenige onderscheidingen
uitgereikt. Den volgenden dag werd aan de be
manning een lunch aangeboden, waarbij ook
de Portugeesche ministers van Koloniën en
Handel aanzaten.
De commissie van voorbereiding van den Jon
gerendag der Katholieke Staatspartij, te houden
in Delft, op Hemelvaartsdag 2 Mei, verzoekt ons
opname van het volgende:
Insiders op het terrein van de Jongerenbewe
ging van de Kath. Staatspartij weten reeds
wat met de aankondiging hierboven wordt be
doeld.
Daarmede wordt uitdrukking gegeven aan een
streven en een ideaal, die door de besturen van
de Jongerenafdeelingen aan hun leden in het
verloop van de laatste en nog volgende weken,
worden gegeven, en waaraan met alle kracht
en met verschillende middelen zal worden ge
arbeid.
Een middel daartoe is de publicatie van de
plannen en de oproep tot deelname, welke wij
richten aan alle Kath. Jongeren (zoowel dames
als heeren van 20 tot plm 35 jaar) via de ge
waardeerde medewerking van de katholieke pers.
Het initiatief van de Kath. JOngerenafdeeling
Delft, dat de instemming mocht verwerven van
het Partijbestuur, is in vele Jongerenafdeelingen
met enthousiasme ontvangen, en door het voor
bereidend Comité is bereids gewerkt, om de or
ganisatie van den eersten Kath. jongerendag op
Hemelvaartsdag, te houden in de groote zaal
en de foyers "an Stads Doelen, tot een gebeur
tenis te maken.
Niet evenwel het verkrijgen van een één-
daagsch enthousiasme is het doel.
De Jongerendag van 2 Mei moet het uit
gangspunt wórden van een vernieuwde activi
teit in alle K.J.A.'s, het begin van een werkpro
gramma in elke plaats, dat dienstbaar zal wor
den aan de doelstelling van de Jongeren-bewe
ging op politiek gebied.
Juist nu door de mobilisatie het gevaar dreigt,
dat de activiteit wordt lamgeslagen, moet een
dergelijk evenement worden aangegrepen, om
den band onder de Jongeren, zoo noodig, op
nieuw te bevestigen en te verstevigen.
Het woord „actie" moet weer een werkelijkheid
worden in de Jongerenbeweging van de Kath.
Staatspartij, vooral, nu in de allernaaste toe
komst aan alle werkzaamheid en organisatie van
dit Jongerencórps, door de inmiddels een feit
geworden benoeming van 'n specialen Jongeren-
commissaris, een duidelijke vorm zal worden
gegeven.
Dus: 2 Mei, een dag van saamhoorigheid.
Een dag, welke het juiste politieke inzicht ver
levendigt of bevestigt.
Een dag, welke een blijvend verband legt tus
schen jonge Katholieken, met gelijkgerichte
idealen bezield.
Een dag van gezond idealisme.
Een dag van bewustwording, dat de Kath.
Jongeren alleen door hun medewerking kunnen
bijdragen tot het behoud van de groote geeste
lijke en sociale goederen, door de thans oude
ren na veel moeite en strijd verkregen.
Een dag, welke een definitief „halt" moet be-
teekenen voor alle vormen van extremisme on
der de Jongeren.
Een vruchtbare samenkomst dus. geen leeg
gepraat en holle leuzen-parodieën, welke geen
contact in de werkelijkheid vinden.
Bovendien een programma, dat reëel is aan
gepast (in den goeden zin) aan den geest van
de Jongeren; een ongetwijfeld goede vereeni-
niging van het nuttig-noodzakelijke met het
aangename.
Katholieke Jongeren al of niet in een
K.J.A vereenigd! treedt aan!
Nadere berichten vólgen nog, neemt er nota
van!
Vraagt inlichtingen bij Uw besturen of recht
streeks aan het bureau van de Jongerendag,
Zuidwa! 7. Delft, Tel. 2303.
Vraagt het raam-affiche aan!
Hemelvaartsdag Jongerendag onze dag!
De ministers van Economische Zaken,
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
en van Sociale Zaken, hebben een natuur
beschermingsbeschikking getroffen. Wij ont-
leenen daaraan het volgende:
De onder de voornoemde ministers ressor-
teerende diensten voeren geen cultuurtech
nische werken uit en verleenen bij de tot
standkoming van zoodanige werken geen huif),
in welken vorm ook, dan nadat door of van-
wege de ministers van Economische Zaken en
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is
verklaard, dat daartegen uit het oogpunt van
natuurbescherming en landschapsschoon geen
bezwaar bestaat.
Voor zoover de ministers zich het nemen van
een beslissing met betrekking tot een bepaald
werk of bepaalde onroerende goederen niet uit
drukkelijk hebben voorbehouden, zijn de di
recteur van het staatsboschbeheer en de hout
vesters van dezen dienst ieder voor zijn
ambtsgebied bevoegd namens den minister
de hierboven bedoelde verklaring af te leggen.
Indien de houtvester ernstig twijfelt, stelt hij
de zaak in handen van den directeur van het
staatsboschbeheer; indien deze meent op grond
van ernstigen twijfel de verklaring niet te
kunnen afleggen, stelt hij de zaak in handen
van de ministers.
De bij dezelfde beschikking benoemde cen
trale commissie voor natuurbescherming heeft
tot taak de ministers bij te staan bij de uit
voering van deze beschikking en hen daar
omtrent desgevraagd of eigener beweging van
raad te dienen.
De dienst van het staatsboschbeheer staat de
centrale commissie bij de vervulling van haar
taak terzijde.
Indien de ministers van oordeel zijn, dat bij
een verklaring, als bovenbedoeld, de belangen
van de natuurbescherming en het landschaps
schoon in belangrijke -mate zijn betrokken, ver
zoeken zij de centrale commissie hen binnen
een bepaalden termijn van raad te dienen.
De ministers nemen geen beslissing alvorens
het advies der centrale commissie hen heeft
bereikt.
In de centrale commissie voor natuurbescher
ming zijn benoemd tot lid en voorzitter; mr.
dr. E. J. Beumer, voorzitter van de contact
commissie inzake natuurbescherming; leden:
J. C. van Beek, lid van Gedeputeerde Stater-
van Noordbrabant te Deurne; prof. dr. G. A.
van Poelje, secretaris-generaal van het depar-
tegent van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen; mr. P. G. van Tienhoven, voorzitter
van de vereeniging tot behoud van natuurmo
numenten in Nederland; Meyer de Vries, hoofd
der afdeeling werkverruiming van het depar
tement van Sociale Zaken; lid en secretaris:
mr. J. A. M. Pott, referendaris, hoofd van de
zesde afdeeling van de directie van den land
bouw.
Naar wij vernemen, ligt het in de bedoeling,
de ondernemingen, welke zijn ingeschreven bij
de sectie zeep van het rijksbureau voor chemi
sche producten, van 1 Mei af geheel vrij te
laten in de door hen te verkoopen, af te leve
ren of in eigen bedrijf te gebruiken hoeveel
heden zeep.
De thans bestaande quoteering van den af
zet komt dan dus te vervallen.
Mocht het in de toekomst noodzakelijk blij
ken, opnieuw tot quoteering over te gaan, dan
zal de periode van 1 September 1938 tot 1 Sep
tember 1939 wede*.als basisperiode gelden.
oven het recht op eigendom gaat
het recht op laven en beide rech
ten liggen verankerd in de natuurwet
Het verhoor van veldwachter Van den Hoef
werd voortgezet. De verdediger vervolgt zijn
reeks vragen.
Toen het schot viel had de veldwacnter zijn
zaklantaarn laten vallen. Hij had haar nog op
geraapt.
Verdediger: Belichtte U de vluchtende stroo-
pers niet?
Neen, dat had de veldwachter niet gedaan
Direct na het schot was ook het licht van de
lichtbak verdwenen.
Verdediger: Dus toen was het pikdonker. En
hebt U toen toch nog kunnen zien wat ver
dachte deed?
Getuige: Verd. bleef nog even staan, de
kleinste, die de lichtbak droeg, ging er van
door.
Verdediger: En u zag nog, dat verd. zijn pet
over de oogen trok?
Ja, dat had de veldwachter ook nog kunnen
waarnemen.
Verdediger: Waarom bleef verd. met gericht
geweer staan, nadat het schot gevallen was?
Veldwachter: Ik denk, dat hij bang was.
Verdediger: U had toch uw revolver niet in
de hand.
Veldwachter: Neen, ik riep om hulp.
Verdediger: Nu, dan is het onverklaarbaar,
dat, u denkt, dat verd. uit angst bleef staan.
Pres.: Iemand die om hulp roept kan ook
wel schieten.
Getuige vertelt dan nog, dat verd. met het
geweer in aanslag achteruitliep en hurkte in
een greppel, die een meter of zestien verder
was.
Verdediger: U kon dus zien wat hij deed,
maar u kon hem niet herkennen. U denkt, dat
de strooper u wilde dooden, maar is het dan
niet vreemd, dat verd. geen tweede schot los
te, toen hij op anderhalven meter afstand van
u stond? Bovendien raakte hij u in den arm
en niet op een gevaarlijker plaats. Terwijl hij
vlak bij u srtond. Dat wijst toch niet op opzet!
Getuige blijft er bij, dat verd. het geweer aan
den schouder bracht en op hem mikte.
Verdediger: Dat moet dan wel bliksemsnel
zijn gebeurd. U liep op een draf achter de
stroopers aan en op 5 M. afstand riep u, ter
wijl u hard liep: „Halt, politie."
Het verhoor van den veldwachter is ten ein
de en de president concludeert, dat de getui
ge volhoudt, dat verdachte zich omkeerde, het
geweer aan den schouder bracht, richtte en
vuurde, daarbij mikkende op de borst van den
veldwachter. Vervolgens trok verd. zich terug,
het geweer in aanslag....
Ja, zegt de veldwachter, zoo is het gebeurd.
Onmogelijk, dat hij dat gezien heeft, roept
verdachte. Ten eerste heb ik het niet gedaan,
is het niet zoo gebeurd en ten tweede was het
pik- en pikdonker; gelukkig is het heel anders
gebeurd. En zich richtende tot den vela-
wachter daar ben ik dankbaar voor, want
was hej; gebeurd zooals u zegt, zoudt u docd
zijn geweest. Dan had ik hier als moordenaar
gestaan
Pres. (tot verd.): Dus u blijft er bij, dat het
geweer bij ongeluk is afgegaan toen u zoo
schrok van den veldwachter. Demonstreert u
het eens.
Op een tafeltje liggen eenige looden poppe
tjes en de verdachte stelt de figuurtjes op. Een
miniatuur reconstructie, die geen verandering
in de verklaringen van verdachte of hoofdge
tuige brengt over de wijze, waarop de stroo
pers liepen ten opzichte van elkaar.
De tweede getuige, die door den verdediger
met vragen wordt bekogeld, is de baas van
verd., de man, die dien nacht de lichtbak
droeg. Hij blijft bij zijn reeds afgelegde verkla
ringen. De zitting wordt dan geschorst tot 26
April as.
1 April is benoemd in vasten dienst tot in
genieur der genie ir. J. A. Bouvy en ir. E. A. H.
van Trigt.
Toegekend de aan de orde van Oran.ie-Nas-
sau verbonden eere-medaille, in brons, aan T.
Boon, boekbinder bij de N.V. Esveha voorheen
Ph. Simons en Co., te 's-Gravenhage.
Aan de volgende personen is verlof verleend
tot het aannemen van de achter hun namen
vermelde vreemde ordeteekenen, te weten:
H. F. Eschauzier, gezantschapssecretaris aan
Hr. MS. gezantschap te Rio de Janeiro, het rid
derkruis der orde van het Zuiderkruis van
Brazilië; mej. E. W. G. Sunderman, secretares
se ter kanselarij van Hr. Ms. gezantschap te
Brussel, de gouden medaille der Kroonorde van
België; J. H. H. G. Reyners, bode aan Hr. Ms.
gezantschap te Brussel, de zilveren medaille
der Kroonorde van België; professor dr H. B.
J. Florin, hoogleeraar aan de universiteit te
Leuven, wonende te Kessel-Loo, het ridder
kruis der Leopoldsorde van België: jonkheer
J. van Vredenburch, te Kapellen (België), het
officierskruis der orde van Verdienste voor den
Landbouw („Mérite Agricole") van Frankrijk.
Aan S. E. van Praag, te Brussel, is verlof ver
leend tot het aannemen van de benoeming tot,
„Officier d'Académie" van Frankrijk.
Op verzoek is eervol ontslag verleend aan ir.
J. Canters te Arnhem als rijkshoofdinspecteur
van het verkeer, met dank.
Benoemd tot rijksinspecteur van het ver
keer mr. G. M. J. Henket, ter standplaats Am-
hem en ir. P. A. C. du Pui, ter standplaats
's-Hertogenbosch, beiden thans adjunct-rijks-
inspecteur van het verkeer.
13
(Nadruk verboden)
Zeker, Carroll was een succesvol schrijver.
^aa r Anne's instinct zei haar, dat zijn succes
n dat vak niet opwoog tegen zijn mislukkingen
h hetgeen haar tot nu toe onbekend was.
Toen hij den volgenden avond met een arm-
'°1 boeken binnenkwam, waren beiden zich be-
JJ'Ust van een lichte, maar toch merkbare terug
houdendheid, die er tusschen hen ontstaan was
En na een poosje zei Carroll:
Verbeeld ik het mij, of doen we alleen maar
?"on beetje aan converseeren, in plaats van,
°als gewoonlijk, van gedachten te wisselen?"
Zij lachte en bloosde licht.
„Als het verbeelding is, heeft diezelfde ver
gelding mij ook getroffen," antwoordde zij.
„Ah, ik dacht het al!" zei hij, terwijl hij voor
zichtig de asch van zijn sigaret tikte. „Welnu
ben benieuwd waarom."
Toen voegde hij er aan toe:
„Zal ik het eens zeggen?"
„Ja," antwoordde zij na een pauze, „als u het
*eet,"
Hij sprak niet onmiddellijk, maar leunde met
halfgesloten oogen in zijn stoel terug. Toen zei
hij:
„Ik vrees, dat u een afkeurend oordeel hebt
moeten aanhooren in verband met onze mag
ik zeggen vriendschap, of moet ik zeggen ken
nismaking?"
„Ik houd meer van het eerste woord," zei ze
met een flauwen glimlach.
Hü boog zwijgend, en ging direct weer verder.
„Heb ik gelijk, of niet?"
„In zekeren zin ja. En in zekeren zin
niet," gaf Anne toe.
„Aha! U bedoelt, dat de basis van onze
vriendschap verkeerd werd of wordt beoor
deeld?"
„Iets dergelijks." En zij lachte onzeker. „Maar
hoe wist u dat?"
„Dat is niet zoo'n moeilijk probleem. Het is
vreemd, dat zelfs tegenwoordig, nu er zoo veel
vrijheid wordt toegestaan voor gewene vriend
schap tusschen de sexen, zoo nu en dan me
vrouw Grundy 1) haar slonsige hoofd op moet
steken en rond bazuinen, dat zij al weer een
poel van verderf heeft gevonden. Die mevrouw
Grundy van u, is, juist op het oogenblik, dub
bel vertegenwoordigd, geloof ik en wel door
onze hooggeachte en vrome mevrouw Hargrave,
en de aardige, luchthartige moeder van onze
kleine vriendin Elfie."
„Mevrouw Hargrave kan mij niet schelen,"
zei Anne, en trok een grimas. „Maar Frances
Charteris mag ik werkelijk heel graag en
„U bent erg doorzichtig," antwoordde hij
langzaam. „Daar moet ik dus uit opmaken, dat
het mevrouw Charteris is, aan wie ik onze ver
anderde verhouding tot elkaar heb te danken?
U was gisteravond bij haar, niet?"
„Hoe weet u dat?"
„Omdat ik u uit haar flat zag komen."
„O, ik wist niet, dat ik bespionneerd werd,"
was het antwoord.
„Dat is een tamelijk ongerechtvaardigde op
merking, juffrouw Stafford. Ik had niet de be
doeling, u te bespionneeren. Ik kwam de trap
op, en kon niet voorkomen, dat ik u zag."
„Kijk niet zoo nijdig. Ik maakte toch maar
een grap," zei Anne. „Heusch, het kan me
heelemaal niet schelen, om bespionneerd te
worden."
„En evenmin doe ik aan spionneeren," ant
woordde Carroll. „En ik vind het geen woord,
dat tusschen vrienden gebruikt moet wor
den."
Anne keek hem aan met ernstigen mond,
maar met dansende oogen.
„Weet u," zei ze, „ik ben er bijna zeker van,
dat u een lastig humeur hebt, ofschoon u het
tot dusver prachtig hebt weten te verbergen.
Toen viel er een stilte.
„Gaan we soms twisten?" vroeg Anne plotse
ling.
„Het begint er al wat op te lijken," was het
korte antwoord.
„Wat zou mevrouw Hargrave dat prettig vin
den, als zij het wist!" mompelde Anne, terwijl
zij een draad door het oog van een naald trok.
Half toornig keek Carroll haar aan.
„U benteen koud, klein ding," zei hij, een
nieuwe sigaret aanstekend.
„Ik geloof, dat het u volkomen onverschillig
zou laten, of onze vriendschap vanavond een
einde neemt of niet:"
„Neen," antwoordde zij vastberaden. „U hebt
1) Mevrouw Grundy is in Engeland een le
gendarische figuur, de personificatie van laster
en achterklap, van kwaadsprekerij en kwaad
denkendheid.
het glad mis. Ik zou u erg missen, als u nu uit
mijn leven zou verdwijnen."
Hij boog even naar haar toe.
„Is dat zoo, Anne?" vroeg hij: „Is dat werke
lijk zoo?"
Zijn stem was misschien een tikje minder
vast dan gewoonlijk.
Haar kleur werd iets donkerder, toen zij haar
heldere, open oogen op hem richtte.
„Ja," antwoordde zij rustig. „Ik vertelde u,
dat ik niet makkelijk vrienden maak. Met u was
het heel anders, In veel opzichten herinnert u
mij aan mijn broer Jim."
Carrol zweeg een paar seconden. Toen zei hij
„Ik ben benieuwd, of u er eenig idee van hebt,
wat een verandering onze vriendschap in mijn
leven heeft gebracht, Anne? Vind u het onaan
genaam dat ik u bij uw naam noem Anne?"
„Neen dat vind ik niet onaangenaam."
Dat vond ze werkelijk niet. Integendeel, zij
vond, dat haar naam nog nooit zoo lief geklon
ken had. Maar het was natuurlijk niet haar be
doeling, dat hij dit zou weten.
„Mag ik u dan altijd Anne noemen?
„Als het u genoegen doet."
„Het is een lieve, leuke kleine naam," ging hij
droomerig verder. „En hij past zoo goed bij je,
Anne! Is onze vriendschap dus ongeschokt?"
voegde hij er aan toe.
„Mag ik, in weerwil van mevrouw Grundy,
het symbool der kwaadsprekerij en van haar
slaafsche volgelingen, je komen opzoeken, als ik
er zin in heb? Mag ik je boeken en kranten ko
men brengen? Gaan we zoo nu en dan eens
wandelen in Kensington Gardens, zooals giste-
rén?"
„Ik geloof, dat we onze plannen ongewijzigd
kunnen laten," antwoordde zij; en haar stem
had iets vroolijks, waarvan zij zich niet bewust
was.
„Het is wel vreemd," zei Carroll na een stilte,
„dat mevrouw Hargrave, die volgens mijn
werkster, de voorbeeldige juffrouw Watkins
een „erg vroom-pratende dame" is, de oude
babbelkous en onheilstichtster moet zijn, die zij
blijkbaar is. Ons vriendinnetje, Elfie Charteris
is erg vindingrijk in het bedenken van bena
mingen in verband met de eigenaardige karak
tereigenschappen van de „vroom-pratende
dame."
„Mevrouw Hargrave is gewoon een van de
verfoeilijkste vrouwen, die ik ooit in mijn leven
ontmoet heb," merkte Anne vastberaden en
boos op. „Mevrouw Hargrave is het soort vrouw,
die iedereen wil zien sterven of verdrinken, die
onzen lieven Heer niet dient op haar bijzondere
manier. Zij wil alles en allen „verbeteren", maar
ze vergeet met zichzelf te beginnen. Zij moet
een vreeselijk iemand zijn, om tot moeder te
hebben."
moeder zou kiezen," antwoordde hij met een
korten, vreemden glimlach.
„Of voor vader," lachte Anne. „Tusschen
haakjes, je had het over je werkster,'juffrouw
Watkins. Ik heb haar kort geleden ook geno
men. Mijn vorige werkster is getrouwd met een
garagehouder, en is in betrekkelijken welstand
naar Batersea verhuisd. Maar wat ik wilde zeg
gen is, dat juffrouw Watkins volgens mij een
behoorlijk aantal eigenschappen bezit voor het
moederschap. Zij heeft den moederblik in haar
oogen. En toch, arme ziel, heeft ze vijf kinde
ren gehad en ze zijn allemaal gestorven,
toen ze nog maar babies waren!"
„Ach! Zij heeft mij nooit zoo in vertrouwen
genomen." zei Carroll. „Zoo nu en dan moest
ik haar woordenstroom beteugelen, daar ik niet
veel belang stelde in haar gebabbel over wat zij
haar werkhuizen noemt."
„Zij vindt, dat je een heel intelligente heer
bent," merkte Anne ernstig op. „Ook, dat je
bij tijden zoo stuursch kijkt. Ik vind juffrouw
Watkins een type. Ik vind eindelooze kopy in
haar. Ik ben bang, dat ik haar gebabbel met
opzet aanmoedig. Zij houdt er beslist origineele
denkbeelden op na."
„Wanneer ga je weer aan het werk?" vroeg
Carroll, een paar minuten later.
„Ik weet het niet. Soms denk ik, nooit. Het
lijkt wel, of ik geen enkel behoorlijk idee heb.
Ik ben ontmoedigd over mijn werk. geloof ik."
En terwijl zij sprak, zuchtte zij ongeduldig.
(Wordt vervolgd)